Kamerstuk 34952-121

Verslag van een algemeen overleg

Investeren in Perspectief - Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland


Nr. 121 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 januari 2021

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 19 november 2020 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 3 juli 2020 inzake uitvoering van de motie van het lid Amhaouch c.s. over een Taskforce voor handelsbevordering en economische ontwikkeling tussen Nederland en Afrika (Kamerstuk 34 952, nr. 69) en van de motie van het lid Kuik c.s. over een publiek-private Afrikacoalitie (Kamerstuk 33 625, nr. 309) (Kamerstuk 34 952, nr. 113);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 29 september 2020 inzake toetsingskader ophoging garantie Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB) (Kamerstuk 29 237, nr. 175);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 oktober 2020 inzake geschillenbeslechting inzake importrestricties op Nederlands pluimveevlees (Kamerstuk 34 952, nr. 119).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Bouali, Van den Hul, Van den Nieuwenhuijzen, De Roon en Weverling,

en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 10.32 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Ik open het algemeen overleg over Handelsbetrekkingen Afrika dat de commissie voert met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die ik bij dezen van harte welkom heet. Ik zie op dit moment vijf sprekers van de kant van de Kamer. Ik stel een spreektijd van vijf minuten voor, en twee interrupties per fractie. Als eerste geef ik het woord aan de heer Amhaouch, die de aanstichter was van dit algemeen overleg. Meneer Amhaouch, gaat uw gang.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Fijn dat dit kan, zeg ik tegen de collega's.

Voorzitter. Op dit moment is er een prachtige serie op NPO2: Ondersteboven van Afrika. Anderhalve week terug was Waldemar in Zambia. Die aflevering ging over de vraag waar de rijkdom is. Deze serie laat alles zien wat ik wil adresseren: de grote reserves en de vele grondstoffen, waar Afrikanen zelf nauwelijks van profiteren, de grote gevolgen van de klimaatverandering, de enorme Afrikaanse diversiteit aan culturen en geschiedenis, de Chinese snelwegen en Chinese bruggen die worden aangelegd. Zambia is een land met een groot potentieel, maar het is straatarm. Het is door de geschiedenis met beide handen op de rug gebonden.

Voorzitter. Afrika is geen land of focusregio. Het is een continent met 54 verschillende landen. We moeten deze landen behandelen als gelijken. De lokale bevolking moet profiteren van de lokale economie. We moeten daarom de invulling van de internationale samenwerking herzien. Terwijl Nederland en het ministerie nog een traditionele OS-focus hebben, moeten we meer naar een economisch partnerschap streven. Ik vraag de Minister hoe ontwikkeling door economische samenwerking meer onderdeel van het Nederlandse optreden in Afrika kan worden.

Anderhalf jaar geleden vroeg ik de Minister een taskforce Afrika op te richten. Daarmee deed ik een verzoek om Afrika hoger op de Nederlandse economische en diplomatieke agenda te zetten. Maar het gaat allemaal een beetje traag. Ons bedrijfsleven is daar actief en vindt zijn weg naar nieuwe markten, groot risico nemend en met lef, en met een lang uithoudingsvermogen. Maar het loopt tegen barrières aan. Ondertussen houdt de overheid veel te veel focus op wat er is, in plaats van op het openen van nieuwe werelden en het wegnemen van barrières. We moeten nu focussen op Afrika om mede-eigenaar te worden van een gedeelde toekomst, en om te voorkomen dat we als figurant in een slechte film acteren. Ja, er is urgentie. Ik vraag de Minister hoe zij deze urgentie definieert. Voelt en ziet zij deze urgentie?

Ik zie vijf uitdagingen die omgezet kunnen worden in kansen. Ten eerste de economische ontwikkeling van Afrika. Er is behoefte aan kennis en bedrijven uit het buitenland. Dat is een kans. We moeten de ontwikkelingen van de verwerkende industrie stimuleren, zodat een groot deel van de waardeketen in Afrika wordt gerealiseerd. De grote natuurlijke rijkdommen vragen om het benutten van mogelijkheden voor verwerking in eigen land. Topsectoren hebben een afdeling internationalisering en Invest International zit eraan te komen. We moeten Nederlandse bedrijven veel meer stimuleren om Afrikaanse kansen te pakken. Hoe gaat de Minister bedrijven aansporen om meer kansen te pakken in Afrika?

Dan punt twee: het klimaat. De Afrikanen zijn de grootste slachtoffers van klimaatverandering. Ook hier kan nieuwe economische activiteit bijdragen aan het voorkomen van verwoesting van natuur. Dat vraagt om investeringen in technologie, kennis en infrastructuur. Ik zie vooral de Chinezen in dit gat springen. Ik wil van de Minister weten wat Nederland doet, en in het verlengde daarvan ook de Europese Unie.

Punt drie: voedsel. Voedsel is een belangrijk thema. Landbouw en zelfvoorzienendheid zullen door klimaatverandering een grote uitdaging worden. Daar zit voor een deel OS-beleid achter. Maar wanneer we Nederlandse kennis en technologie inzetten, ontstaat een win-winsituatie. Een van de beste voorbeelden vind ik de zaadveredelingsbedrijven die het voor elkaar krijgen om in steeds drogere gebieden toch te oogsten. Graag een reactie van de Minister.

Dan kom ik op punt vier: het stuk migratie. Dat zal in de komende decennia hoog op de agenda blijven staan. Onze samenwerking met Afrika moet gebaseerd zijn op een «more for more, less for less»-principe. Maar het belangrijkste is dat mensen in eigen land toekomst zien. Daarom moeten Afrikaanse overheden gestimuleerd worden tot economische planning. Kan de Minister aangeven in hoeverre dat gebeurt en welke rol Nederland daarin kan spelen?

Voorzitter, ten slotte het laatste punt: de geopolitieke situatie in Afrika. We staan op de drempel van een nieuwe wereldorde. Doen we mee of blijven we aan de zijlijn staan? Nu wordt het spel tussen China en andere landen om Afrika gespeeld. Ik heb nog niet het idee dat we in Nederland de wissels echt aan het omzetten zijn en dat we Afrika tot topprioriteit maken. Dit vergt een transitie in denken en doen van overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen, en natuurlijk ook van de ngo's. Ik zie bij onder andere VNO-NCW, NABC, maar ook ngo's als IDH een verandering in beleid en mentaliteit. Die willen we graag ook op andere ngo's overbrengen. Dat moeten we volop stimuleren, faciliteren en in de praktijk brengen. We moeten van concrete casussen leren hoe we ondernemen en handel makkelijker en vertrouwder kunnen maken. Welk instrumentarium hoort daarbij, in welke fase? Hoe dragen we bij aan de basisinfrastructuur op het gebied van inspraak, wet- en regelgeving en het terugdringen van papieren bureaucratie in landen die mee vooruit willen?

Tot slot, voorzitter. Denk ook aan de Nederlandse bedrijven die dat wel doen. Denk bijvoorbeeld aan DSM, Rijk Zwaan of FrieslandCampina. Ze creëren ter plekke fatsoenlijke banen, die we volgens SDG 8 graag willen. Ze betrekken lokale en regionale ondernemers en boeren bij hun werk. Lerende van deze grote bedrijven moeten we ook de weg vrijmaken voor ons eigen mkb, om hun een veilige springplank naar Afrika te bieden.

Afsluitend: onze plannen moeten een visie presenteren op een sluitende infrastructuur tussen Europa en Afrika, van Amsterdam tot Kaapstad, waardoor een continue connectiviteit tussen Nederland en het Afrikaanse continent ontstaat. Noord-Afrikaanse landen zijn daarbij de springplank naar de andere landen op het continent. Hierom wil ik jaarlijks dit AO Afrika. Mijn belangrijkste vraag aan de Minister is wat de Nederlandse strategie voor Afrika is.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Amhaouch. Er zijn twee interrupties voor u, in de eerste plaats van de heer Van den Nieuwenhuijzen en daarna nog van mevrouw Van den Hul. Meneer Van den Nieuwenhuijzen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Ik had een vraag aan de heer Amhaouch over zijn vijf punten die nodig zijn voor Afrika. Ik heb daar met veel interesse naar zitten luisteren. Ik mis er eigenlijk één. Ik wou vragen hoe u dat ziet. Hoe staat u tegenover een goed functionerend maatschappelijk middenveld, een functionerende rechtsstaat en het versterken van democratie, waardoor we een stabieler en daarmee veel beter investeringsklimaat hebben in deze mooie, diverse Afrikaanse landen? Want daar heb je een stevig OS-beleid voor nodig. Dat zou eigenlijk hand in hand moeten gaan met een gezonde handelsbetrekking. Dat mis ik een beetje in uw vijfpuntenplan. Of heb ik u verkeerd verstaan?

De heer Amhaouch (CDA):

Ik denk dat u een stuk niet goed verstaan heeft. Het punt dat u aangeeft, is in elk geval belangrijk. Ik heb dat willen benoemen bij de basisinfrastructuur. Als we het over de basisinfrastructuur hebben, dan hebben we het over het verlagen van de bureaucratie en over het verminderen van de corruptie. In de huidige fase van Afrika moeten we geen ideale plaatjes of wishful thinking hebben, en moeten we niet denken dat we morgen alle corruptie gaan elimineren. Op dat punt heeft u dus gelijk. Dat bedoelde ik met de goedwillende landen. Zij zeggen: we willen van het OS-infuus af. Dat wil niet zeggen dat we niet aan OS moeten doen of geen noodhulp moeten geven, maar wel dat we een transitie moeten maken. Daar moet het zwaartepunt komen. Landen die daarvoor openstaan, moeten we meehelpen om de rechtsstaat te versterken, de inspraak te versterken, de vakbondorganisaties te versterken en de administratieve taken bij de douanes te versterken. Ik denk dus dat we daarin op dezelfde lijn zitten.

U zegt dat er meer OS moet komen. Ik wil er een lans voor breken om juist anders te denken: minder OS naar bepaalde landen, en meer economische ontwikkeling. Ik denk namelijk dat landen in een bepaalde fase veel OS nodig hebben. Maar het kan niet zo zijn dat een land na tig jaren nog steeds in dezelfde fase zit. We moeten dus proberen om landen mee te trekken in de economische ontwikkeling en de handelsontwikkeling, zodat ze naar een hoger plan gaan. Dat is het idee van het CDA in dezen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Volgens mij vinden we mekaar daar prima in. OS en handel zouden wat mij betreft hand in hand moeten gaan en mekaar moeten versterken. Dat pleit niet voor meer van het een of het ander, maar vooral voor meer uitlijning van die twee. Ik hoor u ook zeggen, en daar ben ik heel blij mee, dat onze ambassades en posten in Afrika daar een duidelijke rol in hebben, en dat ze een duidelijke rol hebben in het ondersteunen van het opbouwen van dit soort landen. Ze hebben niet alleen een rol in handeldrijven en handelsinvesteringen, maar vooral ook in opbouwen en helpen bij het versterken van een land, zodat het een stabiel land is om handel mee te kunnen drijven. Dat vind ik heel fijn om te horen, want dat is een heel ander geluid dan we horen in het verkiezingsprogramma van de VVD. Dus dat is fijn.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De vraag die zich bij mij opdringt na het beluisteren van het vijfpuntenplan van collega Amhaouch is: voor wie zijn die kansen precies? Zijn dat kansen voor duurzame, inclusieve ontwikkeling in Afrika, of praat de heer Amhaouch toch met name over kansen voor de bv Nederland? Ik heb daar nog een vraag b bij, namelijk: ten koste van wat?

De heer Amhaouch (CDA):

Voor allebei. Ik ben niet van de partij die Nederland omdoopt tot bv Nederland. We zijn nog altijd een gemeenschap, een samenleving waarin mkb en grootbedrijf samenwerken. Zij hebben veel kennis. We hebben negen topsectoren waar enorm veel kennis zit op het gebied van water, op het gebied van agrofood, op het gebied van hightechsystemen. Die kennis moeten we inzetten. Wij moeten de win-winsituatie niet schromen. Die landen willen dat. Ik zie dat een bedrijf als DSM in Rwanda kindervoeding maakt, ter plekke. Het produceert die voeding daar en creëert daar banen. Dat vind ik mooie voorbeelden. Hetzelfde geldt voor FrieslandCampina of Heineken. Zij helpen lokale boeren. Daar profiteert de lokale gemeenschap van. Er is niks mis mee dat wij daar als Nederland geld mee verdienen. We moeten daar juist geld mee verdienen. Ik heb het er dan minder over dat wij met bulk over de wereld gaan sjouwen. We kunnen kennis en apparatuur inbrengen om die landen verder te brengen. Ik hoop dat dit een beetje een antwoord is op de vraag van mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dat is zeker een antwoord op de vraag die ik stelde, maar wat mij betreft geen bevredigend antwoord. Daarmee hoor ik nog niks over de negatieve impact die Nederlandse bedrijven hebben, ook in Afrika en ook in de waardeketens. Bij de voorbeelden die de heer Amhaouch hier noemt, ziet de waardeketen er grosso modo nog steeds hetzelfde uit. De productielanden trekken aan het kortste eind. Ook in de voorbeelden die de heer Amhaouch noemt, wordt daar nog steeds geen leefbaar loon betaald. Vakbonden staan daar nog steeds buitenspel en de mensenrechtensituatie staat daar onder druk. Maar dat maakt dan allemaal niet uit, want zolang Nederlandse bedrijven daar geld kunnen verdienen, is dat prima. En waar wordt er waarde toegevoegd? Hier. Mijn vraag aan de heer Amhaouch is hoe we die keten nou echt tot een win-winketen maken, zodat die niet maar voor een paar mensen winst oplevert, maar voor iedereen.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik ontken de beeldvorming die mevrouw Van den Hul neerzet. We zijn als commissie in Uganda en in Ethiopië geweest. We zijn dit jaar ook in Marokko geweest. Nederlandse bedrijven hebben bijvoorbeeld in Tanger mooie textielfabrieken. Daar werken dames en ook heren in de textiel en die verdienen daar een fatsoenlijke boterham mee. In Ethiopië heeft Heineken een nieuwe brouwerij neergezet. Ethiopische jongens zijn daar procesoperators. Boeren vertellen daar zelf het verhaal.

Ik ga niet ontkennen dat we misschien elke week wel iets kunnen lezen dat niet goed gaat. Dat is juist wat ik zichtbaar wil maken. Wij moeten in deze fase in een continent als Afrika investeren. Wij kunnen niet aan de zijkant blijven staan wachten, zoals ik zei, en in een slechte film blijven acteren. Er zijn risico's. Er is corruptie. Maar we moeten nu instappen.

Ik heb het al eerder gezegd: we gaan een Chinastrategie maken als de kaarten allang geschud zijn. Ik hoop dus op het vertrouwen van mevrouw Van den Hul in het stimuleren van bedrijven om daar zaken te doen en in het stimuleren van de overheid om barrières weg te nemen. Ik ben er voor tweehonderd procent zeker van dat wij als Kamer, maar ook zeker mevrouw Van den Hul, dingen moeten benoemen die fout gaan. Die dingen moeten we oppakken en samen oplossen. Dan komen we samen vooruit.

De voorzitter:

Dan is er nog een vraag voor u van de heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Ik moet zeggen dat ik met veel plezier heb geluisterd naar het goede betoog van de heer Amhaouch. Ook mooi dat hij al aan het begin van deze kabinetsperiode dit onderwerp zo goed op de agenda heeft gezet en dat die taskforce daaruit is voortgevloeid. Complimenten dus. Ik probeer het voor mezelf wat concreter te maken. U zegt niet: handel en oogkleppen op. Volgens mij is dat heel duidelijk. U zegt: laten we kijken hoe we Nederlandse bedrijven in positie kunnen brengen en hoe we de landen daarmee kunnen helpen en een betere positie kunnen geven. Waar pleit u nou voor? Dat er vanuit het ministerie meer aandacht komt voor bepaalde landen, en dat er consortia gevormd worden? Of wilt u meer geld? Kunt u het nog iets concreter invullen?

De heer Amhaouch (CDA):

Ik ga eerst even op het eerste deel van de vraag in. We moeten ook onze successen tellen. Dat geldt voor ons als Kamer, voor ons als Nederlanders en Europanen, maar zeker ook voor het continent zelf. Je ziet dat het onderwijsniveau in die landen omhooggaat. In Kenia, in Marokko en in andere landen hebben mensen een goede opleiding. Zij moeten een perspectief op fatsoenlijke banen hebben. Ik pleit ervoor dat we nu gaan leren van concrete casussen. Dat zei ik hier al. Laten we instappen. Zijn er concrete voorbeelden of pilots die we samen met het ministerie, met kennisinstellingen, met VNO-NCW of NABC door kunnen trekken? Laten we kijken hoe we het instrumentarium kunnen verbeteren. Het zijn de ondernemers die hun nek moeten uitsteken. Ze lopen risico's. Kijk of het instrumentarium past.

Tegelijkertijd heeft Nederland veel ervaring met de rechtsstaat, zoals mijn buurman net ook zei. Laten we ervoor zorgen dat er in landen die van goede wil zijn een basisinfrastructuur is. Ik denk dat we dan vooruitkomen. Ik ben het ermee eens dat we niet te lang moeten blijven praten. We moeten er op een gegeven moment een paar landen of een paar mooie projecten uit pikken waar we mee vooruitgaan, of dat nou via consortia, pilots of iets anders gaat. Dat zou heel mooi zijn.

De heer Weverling (VVD):

Dank. Dan liggen de concrete voorstellen van VNO en NABC met die consortia en die vijftien focuslanden toch eigenlijk op een presenteerblaadje? De bal ligt voor het doel. Ga met die vijftien focuslanden en consortia aan de gang.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik ken de vijftien keer vijftien concrete voorbeelden. We moeten daarnaar kijken. Ik laat het even aan de Minister over hoe we samen tot een gedragen voorstel kunnen komen. Ik weet dat NABC hier actief mee bezig is. Vorig jaar, toen we de begroting van Buitenlandse Zaken behandelden, presenteerde VNO-NCW aan de Minister-President het actieplan voor Afrika en Nigeria. Er komt dus beweging in. Laten we samen optrekken daar waar we er vertrouwen in hebben. Het zijn toch de ondernemers en de organisaties in het veld die het dadelijk moeten doen. We vragen aan de overheid en het kabinet om mee te kijken en mee te leren, zodat we barrières kunnen weghalen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Amhaouch, CDA. Dan is het woord nu aan de heer Weverling van de VVD.

De heer Weverling (VVD):

Dank u, voorzitter. Het gaat in deze commissie vaak over Afrika. We spreken dan vaak over de problemen die dit continent kent, over de uitdagingen op het gebied van ontwikkeling en mensenrechten en over het migratievraagstuk. Het is dan ook een welkome afwisseling om vandaag te spreken over Afrika als een continent met heel veel potentie. De vraag van vandaag is hoe we die potentie kunnen benutten.

Afrika is een enorme groeimarkt. Naar verwachting zal de bevolking van dit continent in 2050 verdubbeld zijn. Die bevolking trekt in hoog tempo naar de grote steden, is steeds beter opgeleid en krijgt steeds meer te besteden. Een land dat in dat gat is gesprongen, is China. Er is bijna geen groot bouwproject in Afrika meer te vinden dat niet door een Chinees bedrijf wordt uitgevoerd. Door de ruim 10.000 Chinese bedrijven die in Afrika actief zijn, worden miljarden gepompt in de aanleg van nieuwe infrastructuur.

Europa is de grootste ontwikkelingspartner van Afrika, maar het mist de boot door zich voornamelijk te richten op heel veel kleine projectjes op allerlei terreinen, behalve op economische ontwikkeling. Daarom is het tijd voor een mentaliteitsverandering. In plaats van Afrika te zien als een continent met problemen moeten we Afrika benaderen als een continent met kansen. Dat heeft ons bedrijfsleven ook gesignaleerd. Met de vorig jaar gelanceerde Afrikastrategie heeft men de ambitie uitgesproken om de Nederlandse handel en investeringen in Afrika voor 2030 te verdubbelen. Dat doel kunnen we bereiken als we door middel van een sterke publiek-private samenwerking beter gaan inspelen op de kansen die Afrika biedt.

Een eerste invulling van zo'n samenwerking zijn de vijftien consortia die de NABC, de Netherlands-African Business Council, heeft uitgewerkt: vijftien consortia van bedrijven in sectoren als landbouw, water en energie. Er is niet veel nodig om dat tot een succes te maken, maar het is nog niet van de grond gekomen. Is de Minister het met de VVD eens dat deze vijftien consortia een ideale testcase zijn om te kijken hoe wij met betere publiek-private samenwerking de ambitie van de Afrikastrategie kunnen bereiken? En zo ja, is zij bereid om samen met de NABC aan de slag te gaan en zich in te zetten om van deze vijftien consortia een succes te maken?

Deze vijftien consortia zijn een goede eerste stap, maar het is onvoldoende om onze investering in Afrika te kunnen verdubbelen. Een van de grootste knelpunten hierbij is het feit dat de financieringsvormen die wij aan Nederlandse bedrijven bieden, bijvoorbeeld in de vorm van DRIVE, vaak niet aantrekkelijk genoeg zijn voor Afrikaanse partners.

Naast het beschikbaar stellen van concurrerende financiering is ook een gelijk speelveld van belang als het aankomt op handelsbevordering. Wij stellen vaak veel strengere eisen dan vergelijkbare landen om ons heen. Veel beschikbare ondersteuning is voorbehouden aan bedrijvigheid die in het teken staat van het bereiken van ontwikkelingsdoelen. Zo is het belangrijkste uitgangspunt van de handelsagenda het realiseren van de SDG's, en richten financieringsprogramma's als DRIVE en D2B zich steeds meer exclusief op duurzame ontwikkeling. Als dat kan, is dat alleen maar wenselijk. Maar we moeten het onszelf niet onnodig moeilijk maken. Kan de Minister aangeven of er ruimte komt om de projectomvang te vergroten, nu besloten is dat het aantal landen waarvoor DRIVE-financiering beschikbaar is wordt verkleind? Zo nee, waarom niet? En is de Minister het met de VVD eens dat handelsbevordering voor sectoren die niet direct een ontwikkelings- of duurzaamheidsdoel dienen, maar wel economische welvaart met zich meebrengen, ook van groot belang is voor zowel Afrika als Nederland? En zo ja, is zij dan ook bereid om niet onnodig bedrijven uit te sluiten? Wil zij bij het stellen van duurzaamheids- of imvo-eisen aan exportfinanciering of handelsbevordering aansluiting blijven zoeken bij internationale of Europese normen, in plaats van eigen strengere normen te hanteren?

De voorzitter:

Er is een vraag voor u van mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dit roept bij mij een vraag op. Hoor ik de VVD nu zeggen dat we onder het mom van handelsbevordering onze standaard maar moeten verlagen? Dat we de lat maar lager moeten leggen, vanuit de wens tot een gelijk speelveld?

De heer Weverling (VVD):

Het gaat er natuurlijk om dat we de OESO-richtlijnen en de SDG's naleven en dat we daar zo veel mogelijk aan voldoen. Het gaat erom dat we niet naïef zijn of ons de kaas van het brood laten eten. Dat is slecht voor de Afrikaanse landen en uiteindelijk ook slecht voor onze eigen Nederlandse economie.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Daarmee is mijn vraag nog niet beantwoord. Ik hoorde de heer Weverling net toch echt zeggen dat hij vindt dat de Minister te strikt is in het hanteren van de richtlijnen, door de SDG's en de OESO-richtlijnen te hanteren als maatstaf voor handelsbevordering. Ik hoorde de heer Weverling toch echt zeggen dat we daarin – laat ik hem parafraseren – niet het braafste jongetje van de klas moeten zijn. Ik heb behoefte aan wat nadere duiding van de heer Weverling. Bedoelt hij dat het oké is om, onder het mom van een internationaal gelijk speelveld, onze normen maar te laten zakken? Hoe ziet hij dat in de praktijk?

De heer Weverling (VVD):

In de praktijk zie ik het als volgt. Als Nederlands land, als staat, moeten we op Europees niveau samenwerken. We moeten dus Europese normen hanteren en onszelf als Nederland niet buitenspel zetten omdat wij het beste jongetje van de klas willen zijn. Samenwerking op Europees vlak is dan goed, de OESO-richtlijnen zijn goed en de SDG's zijn goed. Dat is dus het uitgangspunt.

De voorzitter:

Meneer Weverling, u kunt uw betoog voortzetten.

De heer Weverling (VVD):

Dank u. Ik kom tot een conclusie, voorzitter. Afrika is meer dan een continent vol problemen. Afrika is ook een continent dat volop in ontwikkeling is. Daar moeten we veel ambitieuzer en slimmer op inspelen. Als we dat niet doen, missen we niet alleen de boot in Afrika, maar mist Afrika ook onze expertise. Dat is zonde. Dat moet voor een Minister die in haar portefeuille hulp en handel combineert een schot voor open doel zijn.

De voorzitter:

Dank u zeer, meneer Weverling. Dan gaan we nu luisteren naar de inbreng van de heer Van den Nieuwenhuijzen namens GroenLinks. Nee, ik zie dat er toch nog een vraag is, namelijk van de heer Amhaouch. Gaat uw gang, meneer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Dat was een mooi betoog van de heer Weverling om de kansen te zien. We bekijken Afrika vaak door één bril. Dat is natuurlijk de OS-bril. We moeten continu aandacht houden voor de minst bedeelden en de armen, zeker in de grote uitdaging die we nu hebben, maar ook gezien de sprong of de transitie die we moeten maken op het gebied van handel. Waar zou de heer Weverling willen staan op de korte termijn? Welke resultaten zou u graag willen zien als u een paar piketpaaltjes in de grond zou slaan? Wat zou u bijvoorbeeld in de komende twee, drie jaar bereikt willen zien?

De heer Weverling (VVD):

Ik noem het in mijn tekst een mentaliteitsverandering. U noemde het volgens mij iets soortgelijks, of een transitie. Als we het heel concreet maken, zou ik eigenlijk willen dat we de visie van de NABC uitvoeren, met de vijftien focuslanden die allemaal genoemd zijn, en dan vijftien consortia samenstellen. Die bal ligt eigenlijk voor het inkoppen. Ik meen dat daar 1 tot 1,5 miljoen euro voor nodig is. Als ik zie wat wij allemaal op de begroting hebben staan en uitgeven, denk ik dat dit geld ergens te vinden moet zijn. Dan bouwen we dus consortia en helpen we Afrika. Daarmee stimuleren we ook onze economie. Dat zou ik heel concreet willen.

De voorzitter:

Meneer Amhaouch nog? Nee? De heer Weverling was klaar. We gaan dan nu inderdaad luisteren naar de heer Van den Nieuwenhuijzen van GroenLinks. Gaat uw gang.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het zou verkeerd voelen om vandaag alleen over de handel met Afrika te praten, terwijl één Afrikaans land te kampen heeft met oplaaiend etnisch geweld. Na een korte periode van relatieve stabiliteit in Ethiopië lijkt een burgeroorlog nu bijna onvermijdelijk. Ik zou de Minister dan ook willen vragen wat zij samen met de rest van de internationale gemeenschap met diplomatieke middelen kan doen om het tij nog te keren. Welke stappen kunnen we zetten om te voorkomen dat het oplaaiende geweld uitmondt in een genocide?

Voorzitter. Dan terug naar de agenda van de dag. We bespreken de handelsrelatie met het Afrikaanse continent op een moment in de geschiedenis dat cruciaal zal zijn voor de economische ontwikkeling van Afrika. Hoewel de landen op het Afrikaanse continent ondanks wat recente stijgingen relatief weinig last hebben van COVID-19 in medische zin, is de economische impact dramatisch. Een groot deel van de werkgelegenheid is weggevaagd en tientallen miljoenen mensen zijn weggezet in diepe, diepe armoede.

Juist nu moeten we Afrika helpen doorpakken naar economische groei. Daar hoort ook een harde boodschap aan onze eigen bedrijven bij. De tijd van het wegkapen van productverbeteringen die ook in en door Afrikaanse landen zelf kunnen worden uitgevoerd, moet voorbij zijn. We moeten afschalen in onze eigen economische activiteiten die duurzame groei voor Afrika in de weg staan, ook als dat euro's winst minder betekent. Deelt de Minister die invalshoek?

Zij noemt in haar brief ook dat het bevorderen van waardeketens in Afrika een speerpunt wordt voor de Afrikataskforce. Maar hoe belangrijk zijn die echt? Blijft het alleen bij mooie woorden, of gaat de taskforce ook echt kiezen voor duurzame Afrikaanse waardeketens boven Nederlandse exportkansen? Zal de tijd straks echt voorbij zijn waarin we grondstoffen uit Afrikaanse landen voor een prikkie importeren, daarvan hier iets maken en dat vervolgens voor hoge prijzen weer in Afrika gaan verkopen? Gaan we Afrika stimuleren om zelf mooie producten te maken met slimme en sociale investeringen?

Voorzitter. Als de ontwikkeling van Afrika ons echt menens is, dan moet het anders. De vraag is of we dat aandurven. Het vergt nogal wat om te zeggen: wij hebben genoeg rijkdom en het is tijd om iets te delen. Bedrijven zullen daar niet op zitten te wachten. Handelen in strijd met het eigen perspectief op winst is voor veel bedrijven immers ondenkbaar. Is de Minister bereid om in haar brede handelsbeleid voor Afrika in te zetten op duurzame economische ontwikkeling, ook waar dat ten koste zou gaan van exportkansen voor het eigen Nederlandse bedrijfsleven? Is zij bereid duurzame investeringen in Afrikaanse waardeketens te bevorderen, in plaats van de afzet van Nederlandse producten? Is zij dus bereid om te investeren in bijvoorbeeld duurzame chocoladefabrieken in cacaolanden als Ivoorkust en Ghana, in plaats van het dumpen van zwaar gesubsidieerd Nederlands pluimvee op de Zuid-Afrikaanse markt?

Voorzitter. Het bevorderen van de dumping van Nederlands pluimvee is helaas niet het enige voorbeeld van de manier waarop Nederland duurzame groei in Afrika juist tegenwerkt. Zo zijn vanuit Nederland diverse aasgierfondsen actief. Dit zijn fondsen van doorgaans al veel te rijke mensen die speculeren met schulden van ontwikkelingslanden die in financiële problemen zitten, om een zo hoog mogelijke extra rente binnen te harken. Ik stelde hier al eerder schriftelijke vragen over. De Minister geeft in de antwoorden aan niet te kunnen zeggen hoeveel van dat soort fondsen vanuit Nederland actief zijn, omdat er geen eenduidige definitie is en er daarom geen onderscheid gemaakt kan worden met bonafide obligatiebeleggers. Wat in deze context een bonafide belegger is, weet ik zo net nog niet. Misschien kan de Minister in ieder geval aangeven hoeveel fondsen er over de gehele linie vanuit Nederland actief zijn in het opkopen van afgeprijsde staatsobligaties van Afrikaanse landen. Hoeveel van deze fondsen handelen op basis van contracten zonder de collective action class? Hebben we in ieder geval een beeld van de omvang van het probleem?

De Minister noemt de optie voor anti-aasgierfondswetgeving, analoog aan die van België, interessant. Is zij dan ook bereid om met een wetsvoorstel naar de Kamer te komen? En zo ja, wanneer mogen we dat verwachten?

Ten slotte wijs ik nog graag op het belang van een coherente aanpak via onze diplomatieke posten. Als we via onze diplomatieke posten alleen maar inzetten op het vergroten van de Nederlandse export, en niet op het vergroten van de export van Afrikaanse landen naar Nederland, op imvo en op ontwikkelingssamenwerking, schieten we ons eigen beleid in de voet. Kan de Minister in dat licht reageren op het nieuwe programma van de VVD, waar we het net al over hadden, om posten alleen maar te vergroten als ze de Nederlandse export willen stimuleren, en ze anders af te schaffen? Is het niet gewoon zo dat een goed functionerend maatschappelijk middenveld, een functionerende rechtsstaat en het versterken van de democratie leiden tot een stabieler en daarmee beter investeringsklimaat? Daar heb je toch ook echt een goed en stevig OS-beleid voor nodig.

Voorzitter. Gezonde handelsbetrekkingen en OS-beleid gaan hand in hand en dienen elkaar te versterken. Daarmee werken we toe naar het behalen van de SDG's en het versterken van onze eigen handelsbetrekkingen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Dan is het woord aan mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. «Handel is een middel en geen doel op zich.» Dat zijn niet mijn woorden, maar wijze woorden van oud-Minister Jan Pronk onlangs bij de presentatie van het boekje Handel Anders, een oproep voor eerlijke en duurzame handel. Ik was daar samen met collega Alkaya bij aanwezig. Het is precies mijn zorg als ik een deel van de inbrengen van vandaag hoor, en ook als ik de brief lees die vandaag op de agenda staat. Wat is hier precies het doel? Is dat duurzame, inclusieve ontwikkeling in Afrika? Of is dat het handelsbelang van bv Nederland? Mijn zorg is dat de balans door lijkt te slaan naar dat laatste.

Handelsbevordering kent niet alleen maar winnaars. Daar moeten we eerlijk over zijn. Het is niet altijd win-win. Helaas zien we daarvan te veel voorbeelden. Kansen voor Afrika betekenen in de praktijk vaak kansen voor Nederlandse bedrijven. De ene kant van de keten draagt de lasten en de andere kant van de keten krijgt de lasten. We hebben de productie daar en de waardetoevoeging hier. Om ervoor te zorgen dat handel daadwerkelijk bijdraagt aan duurzame, inclusieve ontwikkeling, moet eerst aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan.

Allereerst moet er een stevige rechtsstaat en een krachtig maatschappelijk middenveld zijn. Op beide fronten zijn er grote zorgen. Er zijn vakbonden die hun werk niet kunnen doen, er is corruptie. Mensenrechtenorganisaties wordt de mond gesnoerd, zoals deze week nog volop aan de hand was in Egypte. Activisten wordt het werk onmogelijk gemaakt; ze worden soms zelfs vastgezet, of erger. ILO-conventies worden niet geratificeerd, laat staan nageleefd, zoals bijvoorbeeld ILO-conventie 190 over geweld en intimidatie op de werkvloer.

Voorzitter. Ik hoor graag hoe de stem van ngo's – en dan bedoel ik uitdrukkelijk ook lokale organisaties – betrokken wordt bij de taskforce, bij handelsmissies en bij onze diplomatieke inzet op handelsbevordering in Afrika. Juist lokale organisaties vertegenwoordigen de stem van de meest gemarginaliseerde groepen.

Aandacht voor arbeidsvoorwaarden, OESO-richtlijnen en een leefbaar loon is mijn tweede voorwaarde. Helaas zien we te vaak dat handel een negatieve impact heeft op mens en milieu, juist in productielanden. Er zijn ernstige misstanden in de oliesector, in de mijnbouw, in de chocoladeketen. Werkneemsters in Nederlandse bloemenbedrijven verdienen geen leefbaar loon voor rozen waar Europese consumenten het veelvoudige voor betalen. Onlangs zagen we nog de misstanden in de palmoliesector naar aanleiding van onderzoek van ActionAid. Te vaak trekken vrouwen daarbij aan het kortste eind. Daarom is mijn vraag aan de Minister hoe zij ook vrouwenrechten borgt binnen de doelstellingen van de taskforce handelsbevordering, en in de gehele strategie van de handelsbevordering tussen Nederland en Afrika. Hoe worden de effecten op SDG 5 gemonitord, zowel positief als negatief? En hoe geeft de Minister juist ook hierin beleidscoherentie een plek?

Dat brengt mij bij mijn laatste punt, voorzitter. Dat is de informele sector. Die mis ik als we het vandaag hebben over Afrika. Juist in die informele sector zijn heel veel vrouwen werkzaam. Vaak zijn ze extra kwetsbaar voor crises zoals covid. Hoe zorgt de Minister ervoor dat ook zij beter worden van handelsbevordering met Nederland? Hoe borgt de Minister dat er niet alleen kansen worden benut voor het Nederlandse mkb, maar dat ook in Afrika duurzaam wordt bijgedragen aan een economie waar iedereen beter van wordt?

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bouali voor een interruptie. Gaat uw gang.

De heer Bouali (D66):

Mijn collega van de Partij van de Arbeid houdt een betoog over eerlijke handel. Ze noemt daarin de win-winsituaties. Ik zou graag aan haar willen vragen welke kant de Partij van de Arbeid uiteindelijk gaat kiezen als het op handelsverdragen aankomt. Je kunt natuurlijk zeggen: we willen vanuit Nederland bevorderen dat in Afrika of in Latijns-Amerika de werkgelegenheid en het mkb groeien, dat de vakbonden versterkt worden en dat corruptie wordt tegengegaan. Maar hoe doe je dat nou? Doe je dat door te zeggen: we willen eigenlijk alleen maar handelsakkoorden die precies in het malletje passen van hoe wij dat in Nederland en binnen de Europese Unie doen? Of zeg je: we willen met die landen engageren, kijken hoe we de ILO-standaarden voor elkaar krijgen en hoe we de vakbonden versterken?

De Europese Unie heeft recent een handelsverdrag met Mexico ondertekend waarin bijvoorbeeld mensenrechten en anticorruptieclausules zijn opgenomen. Of zegt u: nee, dan willen we geen handelsverdragen. Wilt u dat we het lijstje vanuit Nederland zo scherp maken dat het die landen niet eens lukt om daaraan te voldoen? Dan sluiten we dus geen handelsverdragen. Dan sluiten we eigenlijk onze grenzen. De blik van Nederland gaat dan terug naar binnen. Zegt u: we willen dat handel precies en voor honderd procent gedreven wordt volgens de optiek van de Partij van de Arbeid? Of zegt u: nee, we willen dat ene kleine stapje toch gaan maken en we willen engageren met Afrikaanse landen en bepaalde clausules opnemen. Dat is dan misschien niet ideaal, maar daarmee doen we wel een stapje naar voren.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik kan daar heel kort over zijn. Handel is geen doel op zich. Handel moet bijdragen aan duurzame en inclusieve groei. Dat is de meetlat waarlangs wij verdragen beoordelen. Wij zijn voor een verdrag dat bijdraagt aan duurzame inclusieve groei en aan inclusieve ontwikkeling, waarvan iedereen beter wordt, waarin het maatschappelijk middenveld geborgd is en zijn stem kan laten horen, waarin vrouwenrechten geborgd zijn en waarin er voldoende aandacht is voor arbeidsvoorwaarden voor mens en milieu. Maar wij zijn niet voor het verlagen van die lat omwille van handel. Want nogmaals, handel is geen doel, maar een middel.

De heer Bouali (D66):

Ik ben blij te horen dat de Partij van de Arbeid deze beweging maakt. U zegt nu: de Partij van de Arbeid zal in de toekomst handelsverdragen steunen waarin we de hoge Europese standaarden handhaven. Daarin maken we met landen afspraken, waardoor er verbetering optreedt op het gebied van ILO, corruptie en mensenrechten. Daarover worden in ieder geval paragrafen opgenomen. Zegt u nu dat de Partij van de Arbeid die handelsverdragen wel weer gaat steunen?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De heer Bouali maakt er nu een beetje een karikaturale schets van. Hij doet net alsof de Partij van de Arbeid tegen handelsverdragen is. Dat zijn we niet. Dat zijn we ook nooit geweest. We zijn voor handelsverdragen die bijdragen aan inclusieve en duurzame groei. Dat is en blijft de meetlat waarlangs wij handelsverdragen beoordelen. Als de verdragen waar de heer Bouali op doelt aan die criteria voldoen, vinden wij elkaar daarin als bondgenoot. Als dat niet zo is, blijven wij kritisch. Die aandacht voor mens, milieu, activisten en arbeidsrechten komt niet vanzelf. Daar zien we helaas dagelijks de verdrietige voorbeelden van. Ik had het in mijn spreektekst net bijvoorbeeld over de palmoliesector in Latijns-Amerika, een continent waarvan ik weet dat het de heer Bouali aan het hart gaat.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul, kunt u het kort houden?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Het is niet alleen maar win-win. Dat wil ik ermee zeggen. Dat onderstreept het belang van arbeidsvoorwaarden en van aandacht voor mens en milieu. Dat moet stevig geborgd zijn, minstens zo stevig als de belangen van multinationals.

De voorzitter:

Dank u wel. Inmiddels zijn er ook nog vragen van de heer Amhaouch en de heer Weverling. Meneer Amhaouch, u eerst alstublieft.

De heer Amhaouch (CDA):

Dat mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid allerlei voorwaarden stelt, is begrijpelijk. Volgens mij is dat standaard. Natuurlijk willen wij goede voorwaarden hebben voor de vrouwen en voor het milieu en alles. Maar vandaag is de vraag of de PvdA volmondig en zonder twijfel kan uitspreken dat we méér moeten doen richting Afrika, niet alleen op het gebied van handel, maar ook op het gebied van economische ontwikkeling. Elke partij kan daarbij zelf accenten leggen. Ik hoor mevrouw Van den Hul zeggen dat handel een middel is. Natuurlijk is handel een middel. Dat is net als in Nederland. Voor welvaart en welzijn en voor de verzorgingsstaat is economische ontwikkeling een middel. Maar durft de Partij van de Arbeid hier vandaag volmondig en zonder twijfel te zeggen dat we inderdaad meer richting Afrika moeten gaan doen op het gebied van economische ontwikkeling, voor de mensen daar, maar ook zodat wij hier naar de toekomst toe nog steeds een boterham kunnen verdienen? Daar is toch niks mis mee? Daar is de Partij van de Arbeid, met een hoofdletter A, toch ook voor?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik heb volgens mij in mijn betoog heel duidelijk aangegeven dat wij niet tegen economische ontwikkeling in Afrika zijn. Die moet dan wel tot een ontwikkeling leiden die duurzaam en inclusief is. Op dit moment heb ik daarover ernstige zorgen. Dus ja, als die handel en economische ontwikkeling bijdragen aan een samenleving waarin een eerlijk loon wordt betaald, waarin vrouwen hun eigen boterham kunnen verdienen, waarin ook de informele sector wordt betrokken, waarin niet de winst van Nederlandse multinationals bovenaan de verlanglijst staat, maar waarin in Afrika zelf waarde wordt toegevoegd op een verantwoorde, duurzame en inclusieve manier, dan zeg ik: ja, dat moeten we vooral doen. Maar dan moet er dus wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Juist op het punt van die voorwaarden maak ik mij ernstige zorgen.

De heer Amhaouch (CDA):

Dat is geen volmondig ja op mijn eerste vraag. Ik ga de vraag anders stellen. Wil mevrouw Van den Hul dat mensen en jongeren in Afrika op termijn perspectief krijgen? Die jongeren hebben geïnvesteerd. Voor hen hebben ouders geld in een studie gestopt. Ze hebben een middelbare of universitaire opleiding gevolgd. Wil ze dat zij perspectief hebben op een fatsoenlijke baan? Ziet zij dat die banen alleen maar te creëren zijn als wij als Europa samen met Afrika investeren in meer economische ontwikkeling? Ik heb het niet over uitknijpen, maar over samen met Afrika. Ik hoor dat niet. Ik proef bij de Partij van de Arbeid een beetje dat ze daar heel veel vraagtekens bij zet en misschien wel een stap terug wil zetten. Is dat een juiste conclusie?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nee, dat is zeker geen juiste conclusie. Ik wil stappen voorwaarts zetten. Op dit moment worden er stappen terug gezet. Op dit moment is er nog steeds sprake van een situatie waarin grondstoffen aan Afrika worden onttrokken en waarbij de winst op ons continent wordt gemaakt. Die situatie wil ik echt andersom hebben. Ik wil dat waarde wordt toegevoegd op het Afrikaanse continent. En dan niet alleen voor de happy few, maar ook echt voor iedereen: voor gemarginaliseerde groepen en ook voor de jongeren die de heer Amhaouch nu noemt. Ik wil dan dat er leefbaar loon wordt betaald en dat de keten eerlijk en duurzaam is. Als dat de inzet is, dan vindt de heer Amhaouch ons aan zijn zijde.

Helaas moeten we er eerlijk over zijn dat op dit moment heel veel handel juist een negatieve impact of voetafdruk achterlaat. Dat geldt op het gebied van milieu, op het gebied van mensenrechten en op het gebied van vakbondsvrijheid. Ik kan een hele lijst noemen. Bij die voorbeelden zijn helaas ook Nederlandse bedrijven betrokken. Dat mag nooit het effect of de collateral damage zijn van handelspolitiek.

De heer Weverling (VVD):

Ik heb eigenlijk geen vraag meer. Het is heel goed verwoord door de heer Amhaouch. Nederland voegt waarde toe. Volgens mij doen we het goed als we ons aan de standaarden houden. We doen Afrika tekort. Dat is eigenlijk wat ik mevrouw Van den Hul wil meegeven. Ik heb dus geen interruptie, voorzitter.

De voorzitter:

Ik hoor geen vraag, dus geef ik het woord aan de heer Bouali van de fractie van D66. Meneer Bouali, het woord is aan u.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. In deze commissie spreken we heel vaak over Afrika. Meestal gaat het dan inderdaad over ontwikkelingssamenwerking. Het is goed dat we vandaag wat langer blijven stilstaan bij de economische samenwerking.

Afrika is een enorm groot continent dat we niet over één kam kunnen en moeten scheren. Het gaat van Egypte, Gambia en Mali naar Ethiopië. Die landen zijn niet allemaal met elkaar te vergelijken. D66 ziet een groot potentieel voor Afrikaanse landen om, naast de ontwikkelingssamenwerking – want dat blijft voor ons een belangrijke inzet voor Nederland – een volwaardige handelspartner te worden van de Europese Unie. Dat is goed voor ons en goed voor hen. We zien nu al veel Nederlandse ondernemers in Afrika. We bezochten vorig jaar als commissie bijvoorbeeld de bloemenindustrie in Ethiopië. Daarvoor biedt Afrika belangrijke markten.

Voordat we de transitie naar volwaardige handelspartners hebben gemaakt, zijn er nog een aantal beren op de weg. Tegen mijn collega van de Partij van de Arbeid wil ik zeggen dat het belang van de Europese Unie niet onderschat moet worden. We lazen gisteren bij de NOS dat China inmiddels de handelsverdragen in Azië heeft ondertekend en daar nu de grootste handelspartner is. We kunnen ervoor kiezen om het aan de Chinezen of aan andere landen over te laten om normen en standaarden te stellen – waar we minder bij gebaat zijn – of om als Europa in te stappen en er dan voor te zorgen dat continenten of landen zich aan onze normen houden.

Binnen Afrika is handel een belangrijke economische aanjager. Als handel binnen Afrika soepel verloopt, maakt dat handel ook voor Nederlandse bedrijven makkelijker. De EU zelf is er het schoolvoorbeeld van dat economische integratie zorgt voor veiligheid en welvaart. De Europese Unie steunt dan ook de ontwikkeling van de Afrikaanse continentale handelszone, waar inmiddels al bijna 30 Afrikaanse landen aan deelnemen.

Tegelijkertijd zet de Europese Unie in op strenge grenzen binnen Afrika. Dit bemoeilijkt juist het vrije verkeer van personen en goederen en beknot economische activiteit in Afrika. Hoe kijkt de Minister tegen deze tegenstelling aan?

Binnen de Europese Unie hebben we afgerekend met protectionisme, maar voor landen buiten de Europese Unie is toegang tot de grootste markt ter wereld niet vanzelfsprekend. Het is voor Afrikaanse bedrijven soms heel lastig om te exporteren naar de Europese Unie, zelfs als aan alle Europese standaarden wordt voldaan. Als we minder tarieven en drempels opwerpen, stimuleren we economische activiteit in Afrika en creëren we ook een toekomstige vruchtbare afzetmarkt voor Nederland. Hoe kunnen we de toegang voor Afrikaanse exporteurs tot de Europese Uniemarkt verbeteren? Welke obstakels ziet deze Minister? Kan Nederland hiervoor pleiten binnen de Europese Unie?

Voorzitter. Als we over Afrika spreken, noemt men heel vaak de invloed van China. Maar laten we niet vergeten dat de Europese Unie nog steeds de grootste investeerder in Afrika is. Tegen mijn collega's zeg ik dat ik hoop dat dat zo blijft. Het is namelijk belangrijk dat we deze nauwe banden behouden, want het Afrikaanse continent heeft enorm veel potentieel door de jonge bevolking die steeds hoger opgeleid en digitaal vaardig is.

Tijdens de begrotingsbehandeling noemde ik al de warme banden die uitwisselingsstudenten tussen landen kunnen scheppen. Ziet de Minister ruimte voor meer universitaire samenwerking tussen Nederland en Afrikaanse landen? Wat D66 betreft brengen zulke uitwisselingen waardevolle kennis voor Afrikaanse en Nederlandse studenten, kennis die vervolgens ook weer voor Nederlandse bedrijven in Afrika heel nuttig is om mee te kunnen doen op de Afrikaanse markt. Ik hoor graag een reactie van de Minister hierop.

Voorzitter. Tot slot het onderwerp belastingen. Bij een gelijkwaardige handelsrelatie horen ook eerlijke belastingafspraken. Dat betekent opbouw van belastingstelsels daar en afbouw van doorsluisconstructies hier, en eerlijke belastingverdragen. Welke concrete maatregelen kan Nederland nemen om de opbouw van belastingstelsels in lage-inkomenslanden in Afrika te ondersteunen? Er zou dit jaar een evaluatie worden afgerond van de samenwerking met ontwikkelingslanden op belastinggebied. Kan de Minister toelichten hoe het met dat onderzoek staat?

Dit kabinet nam al verschillende maatregelen om doorsluisconstructies tegen te gaan. Deze aanpak werkt alleen maar als er internationale coördinatie is en we als één groot blok optreden. Is de Minister daarom bereid om hier samen met haar collega, Staatssecretaris Vijlbrief, binnen de Europese Unie en de OESO een voortrekkersrol in te spelen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, meneer Bouali. Dan pauzeren we nu tot 11.30 uur. Daarna gaan we luisteren naar de Minister.

De vergadering wordt van 11.17 uur tot 11.31 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan weer verder met ons overleg. We hebben nog een uur de tijd. Dat betekent dat de eerste termijn van de Minister daarbinnen moet plaatsvinden. Als u een tweede termijn wilt, moet die ook in dat uur. Mijn voorstel is om u per fractie maximaal twee interrupties toe te staan. Als er dan nog een veegrondje nodig is, kunnen we dat altijd nog aan het einde doen. Ik geef het woord aan de Minister.

Minister Kaag:

Dank, meneer de voorzitter. Veel dank ook aan de leden van deze commissie voor de interesse en de gestelde vragen. Natuurlijk ook veel dank en waardering voor de koepelorganisaties van het bedrijfsleven voor de kansen, uitdagingen en de samenwerking wat betreft de mogelijkheid om de economische betrekkingen in, met en voor Afrika te versterken, met natuurlijk ook baten voor Nederlandse kennis, kunde en het bedrijfsleven.

Ik ga gebruikmaken van mijn redeneerlijn in eerste instantie. Ik vind dat de discussie over het continent Afrika breed moet zijn. Het heeft een rijke schakering aan landen in crisis: een Ethiopië dat de Hoorn van Afrika in een veel breder conflict dreigt te gooien, een Somalië dat maar nooit opkrabbelt, een Mali dat een paar maanden geleden weer een coup d'état heeft meegemaakt, en-en-en. Zoals het fameuze boek zegt: «Africa is not a country.»

Als we spreken over Afrika is het belangrijk dat we kijken naar wat het continent heeft doorgemaakt, en naar wat al tijden de internationale en met name EU-inzet is geweest. Ook moeten we rechtdoen aan de brede handelsagenda van dit kabinet. De internationale samenwerking is er door middel van ontwikkelingssamenwerkingsgelden. Die zijn altijd heel precieus, maar uiteindelijk heel beperkt en heel bescheiden.

Ik wil graag ook wijzen op de schijntegenstellingen die ik in deze discussie heb ervaren, namelijk dat het of-of is, en dat duurzaamheid iets is wat je erbij doet, in plaats van die centraal te stellen. Of dat de SDG's geen centrale basis zijn, die wordt onderschreven door zowel alle landen, waaronder Nederland, als alle zichzelf respecterende bedrijven, zoals FrieslandCampina en Rijk Zwaan. Alle bedrijven die het goede doen, werken vanuit de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Ze kijken ook naar de klimaatagenda van Parijs. Ik denk dat we met z'n allen wel hebben geleerd, ook door deze covidcrisis: als we willen herstellen, zal dat inclusief en groen moeten zijn. Er liggen rondom duurzaamheid enorme kansen, maar ook verwachtingen. Dat is dus geen add-on, maar een centraal, belangrijk en meetbaar thema. De Europese Investeringsbank, de nationale bank en iedereen koersen daarop. Dat is eigenlijk de routekaart.

Dit gezegd hebbende wil ik ook bekijken wat er met het continent is gebeurd door de lens van COVID-19. De economieën maken een terugval mee, met een krimp van sowieso 1,7%. Er was in januari nog een groeiscenario van bijna 4%. De terugval voor het inkomen per hoofd van de bevolking volgens het Internationaal Monetair Fonds in sub-Sahara Afrika alleen zal teruggaan naar het niveau van 2010. Dat is natuurlijk enorm. Dat betekent ook dat de armen weer veel armer zullen worden en dat de kleine 1% die voldoende middelen heeft misschien rijker zal zijn geworden, ondanks de groeiende middenklasse. De armsten zijn het merendeel van de bevolking. Zij zijn natuurlijk het hardst getroffen.

Ik heb al geschetst dat dit een aantal risico's en kansen biedt. De diversiteit van het continent moeten we niet uit het oog verliezen. Daarom is er geen plek voor een alleingang. Ik wil graag schetsen waar we internationaal mee bezig zijn om de economie te stimuleren op het grote niveau, vanuit de EU en de internationale financiële instellingen. Dan kom ik op de handelsagenda, de ontwikkelingssamenwerkingsagenda voor aid and trade, zoals dat wordt genoemd, en natuurlijk onze actieve bijdrage, deelname en samenwerking aan de taskforce handelsbevordering Nederland-Afrika. Daarna ga ik verder door op de vragen.

We zijn vanuit de EU natuurlijk al een hele tijd bezig met het bevorderen van handel en investeringen. We willen met z'n allen duurzame banen in Afrika bieden, gekoppeld aan kansen voor Nederlandse en Europese ondernemers. Ik denk dat dit tot eenheid leidt in deze Kamer. Het gaat om de win-win en om gelijkwaardigheid in de relatie.

De Europese Commissie onder leiding van president Von der Leyen maakt enorm veel werk van de relatie met het continent. Haar eerste bezoek was, heel bewust gekozen, aan de hoofdstad Addis Abeba. Daar zetelt natuurlijk de Afrikaanse Unie. Dit jaar heeft de Commissie met heel grote Nederlandse bijdragen dan ook ingezet «towards a comprehensive strategy with Africa», naar een veelomvattende strategie mét Afrika, waarbij duurzame groei en banen een van de vijf grote thema's zijn voor versterkte samenwerking. Daar gaat dus heel veel geld en politieke aandacht naartoe.

Verder wordt er gekeken naar de versterking van handel en duurzame investeringen, en verbeteringen van het investeringsklimaat. Je moet dan ook denken aan bestrijding van corruptie, belastingafdrachten en betere bewaking van de grenzen op een humane manier. De EU koerst op een brede ease of doing business, met Nederlandse steun, en op het bevorderen van regionale en continentale integratie. Dat is ontzettend belangrijk, omdat er binnen het continent zelf heel veel kansen zijn tussen de landen, ook gelet op de kwaliteitsstappen die bij veel van de producten die geleverd worden nog moeten worden bereikt.

Om elkaars impact te verhogen, werken we vanuit een Team Europe-benadering zoals die is aangenomen door de Commissie en door alle Ministers van Handel bij de recente Raden. We kijken daarbij heel scherp naar het belang van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen conform de OESO, conform de VN en conform de inzet van dit kabinet. Ik verwijs naar de recente brief en de opties die we met u hebben gedeeld voor wat betreft het scenario aan maatregelen, ook op Europees niveau.

Wat de EU doet, gebeurt met name door het Europees fonds voor duurzame ontwikkeling, het EFSD. Verder zijn er veel programma's vanuit de ontwikkelingsbanken ter financiering van juist het midden- en kleinbedrijf, ter bevordering van het investeringsklimaat. U moet ook denken aan onze eigen FMO en het NASIRA-programma, dat mkb'ers vanuit Nederland financieel weerbaar maakt, en nieuwe kansen biedt om te gaan exporteren en nieuwe contracten binnen te halen. Verder komt er vanuit de EU nog veel politieke, technische en financiële steun aan de Afrikaanse continentale vrijhandelszone, de AfCFTA. Over verwachtingen en de inzet van Nederland hoort u straks meer.

Verder zijn wij een actieve aandeelhouder bij veel van de internationale financieringsinstellingen. Zij hebben slagkracht, ze hebben grootkapitaal en ze kunnen door hun investeringen de economische basis bevorderen en laten groeien. Daarom zijn wij ook bij de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling een actief aandeelhouder, los van de Wereldbank en het IMF.

Bij de Afrikaanse Ontwikkelingsbank is belangrijk dat wij de kapitaalverhoging hebben gesteund. We steunen heel veel programma's via deze bank, voor wat betreft werk, de jeugdagenda en economische groei. Dat doen we op een manier die duurzaam is, zoals ik al eerder zei, en die uitgaat van sterk Afrikaans eigenaarschap. Het beeld dat een beetje werd geschetst was dat Nederland nog heel ouderwets achter de feiten aanloopt. Dat is absoluut niet het geval. Dat is al jaren geleden. Al die ouderwetse stellingen, namelijk dat OS de grote sleutel is tot alle veranderingen, zijn al jaren geleden verlaten. Hiervoor moet ik ook mijn voorgangster mevrouw Ploumen complimenteren.

Bij de eerste opzet van de combinatie tussen hulp en handel is altijd gekeken naar investering, een sterke economische groeiagenda en de kansen voor het bedrijfsleven. Wij hebben dat versneld en verhoogd met onze proactieve handelsagenda. Dit is al een tijdlang gaande. Helaas wordt in het publieke debat vaak nog gedaan alsof de beperkte en, zoals ik zei, kostbare OS-middelen de sleutel zijn voor het Afrikaanse continent. Daar verwacht niemand wat van. Geen enkele regering in die landen zit daarop te wachten. Wij doen het voor mensen. We doen het voor de meest kwetsbaren. We doen het via het maatschappelijk middenveld. Ik heb het hier over andere vormen van investeren, in andere fondsen.

In onze eigen handelsagenda voor het continent zijn veel van de kansen op het continent verankerd in de prioriteitstelling. Ik kijk even heel sec naar de handelsagenda zoals u die kent. 4 van de 25 wereldwijde prioriteitsmarkten in de handelsagenda liggen in Afrika. Ze zijn u wel bekend: Marokko, Egypte, Nigeria en Zuid-Afrika. We bouwen daar aan publieke en private partners via meerjarige landenstrategieën. We doen investeringen in zogenaamde government-to-government, business-to-business, van kamer tot koophandel en van koophandel tot kamer. Op alle manieren zoeken we dus kansen, vanuit de ambassades, met RVO, met de Netherlands Foreign Investment Agency en met alle takken die wij hebben om dat te versterken. Dat is een praktische manier van werken vanuit de landen en met de landen. Dat is niet abstract, maar bouwt voort op een aantal strategieën. Gelet op de additionaliteit van de financiën sluiten we waar mogelijk aan bij een EU-inzet in het land en de regio.

Er zijn veel marktstudies en economische missies verricht. Ik heb er veel zelf van mogen leiden, of ze werden geleid door collega's. We zoeken daarbij naar de schakels. In 2019 zijn er vijftien missies geweest, waarvan er vier geleid werden door leden van het kabinet. In 2020 zetten we dit door corona voort met virtuele missies. Begin 2021 gaat er bijvoorbeeld een virtuele watermissie naar Marokko. In vijf andere beloftevolle markten, namelijk Kenia, Ethiopië, Ghana, Ivoorkust en Senegal, werken we voort aan de inzet op handel en investeringen. Ze doen nauwelijks onder voor de vier grotere markten die ik eerder heb genoemd. Het blijft altijd een slimme combinatie van het benutten van de ODA-instrumenten die we hebben, zoals het Dutch Good Growth Fund of DRIVE, en impactclusters. Dat komt altijd ook ten goede aan het Nederlandse bedrijfsleven in Afrika. Velen zijn daar vaak al lang. Ik ben er heel erg in geïnteresseerd om start-ups en scale-ups die met nieuwe technologie werken en die vaak op duurzaamheid gericht zijn, en het midden- en kleinbedrijf dat wil internationaliseren, mee te nemen en te ondersteunen in hun zoektocht naar nieuwe markten.

We proberen ook te diversificeren in handels- en investeringsstromen, zoals ik zei. Veel van onze mkb'ers komen echt met innovatieve oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen. Ik denk aan klimaatslimme landbouw en off-grid zonne-energiesystemen, zoals dat heet. Er zijn tal van voorbeelden. U kunt dat ook terugzien in de rapportage over de vele handelsmissies.

Net zoals in de private Afrikastrategie, lees dus VNO-NCW, richten we onze ambitie met realisme op de mogelijke kansen op het Afrikaanse continent. Dat vergt vaak een beetje een langere adem en meer flexibiliteit, omdat veel landen een politieke of economische terugval hebben. Net zoals wij in Nederland was niemand daar voorbereid op de impact van een pandemie. Het lid van GroenLinks heeft terecht verwezen naar de relatief bekende, of vastgestelde gezondheidsimpact van het coronavirus. Maar er is ook enorme economische ravage door de schuldensituatie waar veel landen zich al in bevonden. Ik verwijs daarbij ook naar de heer Weverling. Dat maakt deze landen natuurlijk nog veel kwetsbaarder.

Die kwetsbaarheid is er niet alleen door opkoop of een agressieve strategie van China, die natuurlijk al jarenlang aan de gang is, of door heel makkelijke leningen, met resultaten en gevolgen achteraf. Europa en de Europese Unie hebben daar tien jaar geleden, toen dit in opkomst was, te traag in gehandeld. Ten dele kwam dat door onze eigen conditionaliteiten, ook opgelegd door dit parlement, ten dele door de afspraken over financiering. Voor maar weinig Afrikaanse autocraten komen wij met een concurrerend bod. Dat is geen kritiek, maar dat is de realiteit. Zo zijn slechte wegen en slechte infrastructuur aangelegd, terwijl veel Europese landen – ook wij, en onze bedrijven – komen met hoge kwaliteit, een hogere prijs en ook met verwachtingen over een goed bestuur, de juiste investering en geen corruptie. Want zo willen wij dat natuurlijk zien: het gaat om onze belastinggelden.

In deze zoektocht zijn in de strategie van de Europese Unie en die van ons veel aanpassingen doorgevoerd. Wij zijn natuurlijk ook effectiever. Het goede is dat veel Afrikaanse landen zelf ook zeggen: Europa, kom alsjeblieft over de brug, want we willen jullie zien. Ze willen een juiste mate van investering en willen sneller door op het Europese vlak. Dat willen ze vanwege de kwaliteit en natuurlijk ook vanwege het hoge democratische gehalte van de samenwerking met de Europese Unie en Europese landen, waaronder Nederland. Wij kunnen bedrijven geen gouden bergen beloven, gelet op het investeringsklimaat en het handelsklimaat in twee landen.

We zetten ook in op het versterken van regionale handels- en waardeketens om economische kwetsbaarheden te verminderen. Dat is ook de prioriteit binnen de «building back better»-agenda van het kabinet. Dat is geloof ik nooit vertaald, zelfs niet hier. Die inzet sluit aan bij de private Afrikacoalitie. Als de Afrikaanse continentale vrijhandelszone, de AfCFTA, begin 2021 start, biedt dat kansen om aan te sluiten bij de regionale handels- en waardeketens. Veel van onze middelgrote bedrijven doen dit al. Zij zijn goed gepositioneerd. Wij kijken actief met hen hoe we de aansluiting nog verder kunnen ondersteunen. We geven daardoor veel technische assistentie aan het secretariaat van deze Afrikaanse vrijhandelszone. Dat is ook een manier om politiek voor te sorteren voor introducties van Nederlandse bedrijven. Dat is het diplomatieke handwerk dat vaak door onze handelsattachés verricht wordt. Zoals u weet, zijn we nog in onderhandeling over het post-Cotonou-verdrag. Daarbij gaan we kijken wat de mogelijkheden zijn.

Over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen hoef ik denk ik in deze fase niet veel uit te wijden. Dit blijft een onderdeel van onze strategie, bij alles wat we doen. Dat geldt ook voor de versterking en de banden die we zoeken ter bevordering van handel in het Nederlandse bedrijfsleven met Afrikaanse landen en bedrijven.

Wat is de ontwikkelingssamenwerkingsagenda voor wat betreft de economische ontwikkeling? We kijken naar markt, innovatie en investeringskracht die we kunnen bieden vanuit onze bedrijven. We kijken ook naar kennis en kunde om te helpen bij het creëren van banen, daar en in Nederland. De heer Amhaouch verwees daar ook naar. We zetten in op de partnerschappen met het bedrijfsleven om hen samen oplossingen te laten bieden voor de maatschappelijke uitdagingen die veel Afrikaanse landen echt hebben. U heeft daarnaar verwezen.

Ik heb in dit forum niemand horen spreken over de dramatische bevolkingsgroei. Ik hoor alleen spreken over kansen, maar de aanpak van de bevolkingsgroei – seksuele rechten, gezondheidsrechten en het recht op gezondheidszorg – is een enorm belangrijk onderdeel van de volgende stap naar economische groei. Geen enkel land kan op tegen de enorme bevolkingsexplosie die in veel landen nog steeds plaatsvindt. Onze programma's zijn leuk, maar er moet veel meer gebeuren qua onderwijs en gezondheidszorg en de toegang daartoe. De ontwikkelingsgelden dienen er ook voor om een gezonde, goedopgeleide bevolking te krijgen die economisch kan floreren en mondig is.

Nu kijken we naar de financiering. Voor Nederlandse bedrijven die zaken willen doen op het Afrikaanse continent, is het verkrijgen van voldoende financiering inderdaad regelmatig een knelpunt. Ik verwacht – dat is ook de bedoeling – dat Invest International een grote bijdrage zal kunnen leveren aan het oplossen daarvan door middel van export- en investeringsleningen aan Nederlandse bedrijven die willen exporteren of investeren in combinatie met projectontwikkeling. Dan moet je denken aan waterinstallaties en infrastructuur waar we goed in zijn, maar ook aan het bredere terrein van logistiek, watermanagement et cetera.

De financiering van plannen voor het Nederlandse bedrijfsleven op het Afrikaanse continent zal zich richten via de entiteit Invest International op bedrijven en markten, van het mkb tot het grootbedrijf en van ontwikkelde markten tot ontwikkelingsmarkten. Het is altijd vraaggericht, en het zal additioneel aan de markt opereren. Vanuit Invest International is er in principe geen geografische focus, maar het ligt in de lijn der rede dat veel projecten zich juist op het Afrikaanse continent zullen aanbieden. Die zullen dan ook een groot onderdeel vormen van de portefeuille van Invest International.

Bij de regelingen die overgaan van het RVO naar Invest International, zoals DGGF spoor 1, DTIF, DRIVE, ORIO en D2B – als u het nog kunt volgen – geldt zo waar een geografische focus en/of sectorfocus. Deze bestaande regelingen zullen veelal bedrijven die zaken willen doen in en met het Afrikaanse continent ondersteunen.

Met betrekking tot het bevorderen van de wederzijdse voordelen kijken we met onze handelspartners ook echt naar het belang van handel en economische groei. We hebben dus een aid for trade-agenda. Dat is ook de vraag van heel veel landen. Zoals u weet, kijken we naar handelsfacilitering. We kijken naar het bevorderen van de regionale handel en ketens, zoals ik al zei. Maar we kijken nooit weg van het belang van armoedebestrijding en het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen, omdat dat integraal verbonden is aan de mogelijkheid om economische groei te bevorderen. Daarom kijken we heel erg naar de samenwerking met IDH en Solidaridad. We onderstrepen het belang van de vakbonden en veel maatschappelijke organisaties, zoals Agriterra en het CBI, die allemaal op hun manier ontzettend belangrijk werk doen, complementair aan het creëren van economische groei.

Ik heb nog een laatste punt, en dan ga ik snel door naar de vragen. Dat is de taskforce. U heeft er allemaal naar verwezen. Wij kijken heel positief naar de taskforce handelsbevordering Nederland-Afrika. Wij kijken natuurlijk naar de Nederlandse en de lokale interesses. Er zijn vijf recente economische missies naar Afrikaanse landen geweest. De impact van de covidcrisis hoef ik hier niet te herhalen. We doen nu veel digitaal, ook met het Nederlands-Afrikaanse zakenforum, de Netherlands-African Business Council. We organiseren digitale Afrika-zakendagen, ook in december weer, in nauwe samenwerking met het BZ-netwerk en RVO. We zien de taskforce als een waardevol netwerk, ook voor de aanpak van handels- en investeringsbelemmeringen, waarin we continu spreken en aan oplossingen werken met de bedrijven, de overheidsorganisaties en de kennisinstellingen.

Er zijn vijf nieuwekanstrajecten opgestart voor ons mkb in de gezondheidszorg, agrofood, afval en circulaire oplossingen, duurzame energie en wateren, in negen voor de voor hen meest beloftevolle markten. Ik heb hier niet de landenvoorbeelden bij, maar dat zijn er alweer negen. Er is altijd een keten van activiteiten, marktstudies en clustervormingsmissies. Zo wordt het aangepakt vanuit de taskforce zelf. De bedrijven geven aan wat ze willen doen en hoe ze het willen doen. Daar hebben we natuurlijk als overheid ook een rol bij. We kijken naar heel veel pilotstudies om te zien waar de instrumenten de meeste toegevoegde waarde kunnen hebben, maar uiteindelijk gaat het erom wat we kunnen bieden en waar er vraag is.

Ik zal nu verdergaan met de speciale vragen die gesteld zijn, meneer de voorzitter. Ik zal even kijken wat ik nog niet heb gemeld.

De eerste vraag van de heer Amhaouch was of we ook economische planning stimuleren. Ik weet niet of u bedoelde dat Nederland in veel landen tot een soort nationaal planbureau moet overgaan, maar ik geloof niet dat dat de stelling was. Wij gebruiken de internationale financiële instellingen en we bevorderen de samenwerking tussen landen onderling. Maar uiteindelijk moeten de landen zelf hun verantwoordelijkheid nemen richting hun eigen burgers met betrekking tot het aanpakken van corruptie en belastingheffing. Ze moeten belastingontduiking en de transfer van gelden het land uit niet faciliteren, zoals dat op de Kaaimaneilanden of zo gebeurt – ik weet niet meer waar dat tegenwoordig gebeurt – zodat het geld in ieder geval in het eigen land blijft en wordt geherinvesteerd ten behoeve van economische groei en ten behoeve van de eigen bevolking.

De heer Amhaouch vroeg naar de EU-Afrikastrategie. Ik denk dat ik die net eigenlijk al heb benoemd. Als kabinet willen wij u nog steeds blijven informeren op welke doelstellingen er voortgang is geboekt. Dat kan jaarlijks. Er is heel veel gaande, zoals u net aan mijn uitgebreide inleiding heeft gemerkt. Het gebeurt op Europees niveau, op internationaal niveau en natuurlijk ook op nationaal niveau. Wij willen heel graag verder met de aanpak via de Afrikataskforce, waarin we een actief deelnemer zijn. Verder moet u ook bedenken dat in veel Afrikaanse landen waar een economisch attaché is, de handelsagenda al actief uitgerold wordt vanuit een duurzaamheidbril bekeken. Er gebeurt al heel veel werk in stilte en dat bereikt niet altijd Den Haag. Er is dus heel veel gaande en ik deel dat graag.

Meneer Amhaouch vroeg naar het instrumentarium. Een aantal instrumenten heb ik, denk ik, al genoemd. Er zijn genoeg instrumenten. En zoals ik net al zei, denk ik dat de opstart van Invest International een groot verschil kan maken. Verder is er nog de samenwerking met het FMO, om juist de mkb'ers met de innovatieve technologieën kansen te bieden, juist in dat soort landen. Nu is het zo dat veel bedrijven veelal naar bijvoorbeeld Azië kijken en andere grote markten. Het is aan de bedrijven zelf waar zij hun groeipotentieel zien. Dat kunnen we ze natuurlijk niet opleggen.

De heer Amhaouch vroeg hoe de ontwikkeling door economische samenwerking meer onderdeel kan zijn van de Nederlandse inzet in Afrika. Ik hoop dat ik heb benoemd hoe dit sowieso al het geval is. Ik zie dit als ondersteunend beleid. Wij bevorderen ook de beleidsdialoog, want als Nederland willen we overal aan tafel zitten om onze kennis en kunde te delen en aan de politieke markt te brengen. Zo bevorderen we ook de publiek-private samenwerking in bijvoorbeeld de tuinbouw in Oost-Afrika. Dat doen we via IDH, en die brengen dan weer bedrijven met zich mee.

De heer Amhaouch vroeg wat we doen ten behoeve van investeringen in technologie, kennis en infrastructuur. Ik heb net al de instrumenten genoemd die daar bilateraal op worden ingezet. Dat zijn DRIVE, Develop2Build, FMO natuurlijk, onze grote nationale ontwikkelingsbank en DGGF wat overgaat naar Invest International. Publiek-privaat zijn dat PharmAccess, waarmee u bekend bent – vervolgens staat er iets wat ik niet kan lezen – en het SDG-partnerschap wat we deze kabinetsperiode hebben opgericht. Multilateraal heb ik net al genoemd, en dan is er natuurlijk nog het EU-Team Europe.

De heer Amhaouch vroeg hoe we bedrijven kunnen aansporen om kansen te pakken op het Afrikaanse continent. Ik denk dat ik net uiteen heb gezet hoe bedrijven worden ondersteund met financiering, marktinformatie en het netwerk. De taskforce zal ons, denk ik, helpen om dit allemaal nog op een hoger niveau te brengen door nieuwekanstrajecten uit te werken, die actief te ondersteunen en met consortia van Nederlandse bedrijven van a tot z in de uitrol te helpen. Het enige is – wat ik net al zei – dat bedrijven wel moeten willen. We hebben noch de intentie ze daartoe te dwingen noch de intentie een kunstmatig aanbod aan de markt te brengen, als ze zelf geen kansen zien. We proberen ze zo veel mogelijk te informeren, maar het is aan de bedrijven zelf. We willen ze faciliteren en ondersteunen, maar het gaat om de SDG's en ook om het Akkoord van Parijs. Dat staat echt in de hele agenda van dit kabinet.

Zijn er pilots, was nog een vraag van de heer Amhaouch. Die zijn er zeker. Daar zijn we mee bezig. Die worden samengevat in de Public-Private Partnerschap. Wij zijn nu hard bezig – de ambtenaren dan – in het team met VNO-NCW en andere deelnemers om dit allemaal uit te werken.

De voorzitter:

Voor u verdergaat, er is een vraag van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

De Minister heeft een hoog tempo, maar ook een bepaalde gedrevenheid. Dat zie ik graag. Belangrijk is het instrumentarium. Ik weet natuurlijk dat er heel veel aan instrumentarium is. De vraag is of we aan de hand van pilots en aan de hand van concrete casussen het instrumentarium tussentijds kunnen evalueren, zodat je kunt bijsturen. Ik bedoel dat je bijvoorbeeld het brede mkb een toegang geeft en dat je kijkt of er instrumenten zijn die nu veel te duur zijn of instrumentarium dat eigenlijk niet geschikt is voor mkb-bedrijven maar wel voor de grote bedrijven. Die vraag willen we meegeven aan de taskforce, of aan alle anderen die daarmee bezig zijn. Als overheid stimuleren en faciliteren we. We gaan er niemand met de haren bijtrekken, maar we laten wel kansen zien, en we laten zien dat het instrumentarium meer aansluit bij de ontwikkelingen die we willen maken. In de eerste ronde hadden we het er al over dat we graag in twee tot drie jaar de eerste resultaten zouden zien. Het is natuurlijk een kwestie van een lange adem, maar het bijsturen van het instrumentarium aan de hand van casussen is, denk ik, een heel belangrijke.

Minister Kaag:

Op zich kan ik me daarin vinden. Ik moet wel even kijken, want we gaan niet midden in de route bijsturen. We hebben een correct evaluatieproces. We hebben de IOB. We kijken vaak aan de hand van een aantal ervaringen wat werkt en wat niet werkt. Daar hebben we ook de correcte processen voor. Vaak hebben deelnemers een mening, maar die is dan soms anekdotisch of het betreft één ervaring. Maar je moet wel heel erg zorgvuldig kijken hoe je instrumenten weegt in het grotere kader. Vaak gaat het ook om een bedrijf dat uiteindelijk zijn investering niet heeft kunnen doorzetten of obstakels heeft ondervonden. Dat zegt niet alles. Ik begrijp de heer Amhaouch goed. We moeten pragmatisch blijven kijken of we nog de geschikte instrumenten hebben voor de bestaande agenda. Die agenda is heel toekomstgericht en die is proactief, maar horen die instrumenten er nog helemaal bij? Dat zijn een aantal lessen die we gaandeweg kunnen leren. Ik kom er graag op terug hoe we een en ander op een zorgvuldige wijze kunnen doen, want dat is wel heel belangrijk. Anders schieten we mis op basis van een of twee slechte ervaringen, terwijl die misschien niet zaligmakend zijn.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Amhaouch nog wil reageren.

De heer Amhaouch (CDA):

Ja, ik heb toch een reactie, voorzitter. Dank aan de Minister. Natuurlijk moeten we dit niet doen op basis van een of twee casussen. Dat begrijp ik. Wat we vragen is het volgende. Ik ben ook woordvoerder economische zaken. Bij economische zaken heb ik gezien dat wij in een coronacrisis ook wendbaar kunnen zijn. We vragen ook een wendbare overheid om adequaat te kunnen reageren, maar wel vanuit een bepaald kader.

Minister Kaag:

Ja. Dank.

De heer Weverling vroeg terecht naar het belang van een gelijk speelveld. Daar hechten wij allen aan. Wij zetten daar ook altijd op in, op Europees niveau, in de OESO, en op alle terreinen. Dat weet u ook. Wij doen dat binnen de EU en de OESO. Hoe doen we dat het meest? We proberen de regels te flexibiliseren en te moderniseren. U vraagt naar de exportkredietverzekering, de ekv. Mijn collega Vijlbrief is nu net in het midden van een AO. U heeft op dit moment misschien meer informatie dan ik over de vragen en conclusies, maar ik kan nog altijd terugkomen op dit punt bij de eerste termijn van het kabinet bij de begrotingsbehandeling, als er nog specifieke nieuwe aandachtspunten zijn.

Ik deel zijn mening wat betreft de appreciatie van China en het belang om het herstel van de coronacrisis op een andere manier te kunnen bevorderen. Ik deel ook de mening dat het gelijke speelveld niet alleen kwantitatief is, maar ook kwalitatief. Dan kom ik weer terug op normen en waarden, de Klimaatagenda en natuurlijk andere dingen, zoals staatssubsidies et cetera, et cetera. We hebben het daar vaker over.

De heer Weverling vroeg of we het aantal landen dat financiering krijgt via DRIVE gaan verminderen en de projectomvang gaan vergroten, oftewel «meer naar minder landen». Zo begrijp ik het. We gaan een grotere landenfocus toepassen. Het aantal landen wordt nog bepaald, maar de projectomvang wordt niet per se groter. We springen hiermee namelijk in de niche van middelgrote projecten die vaak veel kansen bieden voor een type bedrijf dat daarna in de volgende ronde kan meedoen. Ik heb op dit moment niet meer detailinformatie hierover. Ik kan er in tweede termijn nog op terugkomen, als dat nuttig is.

De heer Weverling vroeg of we van de 15/15-strategie van de NABC, de Netherlands-African Business Council, een testcase kunnen maken om de ambitie van de Afrikastrategie te realiseren. Ik denk dat ik al bij mijn openingswoorden heb gezegd dat we het beschikbare financieringsinstrumentarium gebruiken voor clustervorming en partnerschappen op het Afrikaanse continent, zoals het SDG-partnerschap of Partners in Business, zoals het heet. De NABC kan gebruikt worden voor de uitvoering, want zij doen aanvragen bij die loketten. Verder vindt er nauw overleg plaats met de NABC. We weten elkaar echt goed te vinden binnen de taskforce. De NABC is ook penvoerder van een aantal door RVO ondersteunde partnerschappen, de zogeheten impactclusters. Er is dus een heel kader in voorbereiding of in uitvoering, maar niet alles zal worden toegekend via de NABC, zoals u zult begrijpen.

Dan kom ik bij de vragen van de heer Van den Nieuwenhuijzen van GroenLinks. Durft u ten koste van de Nederlandse export in te zetten op duurzamewaardenketens? Ik zie dat niet als «ten koste van». Zoals u weet wil een groeiend aantal bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen en wij hebben natuurlijk de inzet van het kabinet hierop. Ik zie hierbij een optie van win-win. Bedrijven die zich niet aan de regels houden zoals wij verwachten, gaan niet mee op een handelsmissie. Ze worden aangesproken; ik bel ze zelf op of we schrijven ze een brief. Op alle terreinen geven wij gevolg aan situaties die niet onze goedkeuring hebben. Verder hebben we recent de DISCO-overeenkomst van bedrijven en de overheid. DISCO staat voor Nederlands Initiatief voor Duurzame Cacao. De afkorting is wel een ding, zeg. Maar dat is een mooi voorbeeld. Er zijn dus veel meer bedrijven die kijken naar wat verduurzaamd moet worden en waar de kansen daarvoor liggen. Soms betekent dat een omslag. Dat moedigen wij alleen maar aan, want dit is de nieuwe manier van werken en investeren. De investeerders en de aandeelhouders verwachten dat gelukkig ook in toenemende mate.

Wat doet de Nederlandse regering om het tij te keren in Ethiopië? Dat is een hele grote vraag. Ik kan u zeggen dat een aantal leden van het kabinet, waaronder ikzelf, op alle fronten contact zoeken met de Ethiopische regering en op Europees niveau onze zorgen uitspreken. Wij doen dit ook via de VN-kanalen en via gesprekken met de Afrikaanse Unie. Onze ambassade volgt het natuurlijk actief. Ethiopië is voor ons een heel belangrijk partnerland. Wij hebben daar al decennialang in geïnvesteerd, in goede en slechte tijden. Veel Nederlandse bedrijven die daar zitten, willen ook goed werk verrichten. We kijken er dus nauwkeurig naar, maar het is natuurlijk niet alleen aan Nederland. We moeten dit op Europees niveau doen om zo effectief mogelijk te zijn, politiek met aandacht voor de mensenrechtensituatie. En ja, wat er nu allemaal gebeurt, dreigt de Hoorn van Afrika enorm te destabiliseren. Het is dus zeer zorgwekkend vanuit menselijk perspectief en ook vanuit een geopolitiek perspectief. Ik zal er graag op terugkomen als er meer informatie beschikbaar is. Ik kan dat doen bij de eerste termijn van het kabinet bij de begrotingsbehandeling.

Dan had u de vraag, meneer Van den Nieuwenhuijzen, of het continent actief zal zijn om zelf mooie producten te maken. Ja, en daar ben ik het helemaal mee eens, want daar gaat het uiteindelijk om. Afrika is niet alleen een afzetmarkt. Om banen te creëren zullen we juist bedrijven daar aan de slag moeten helpen. We doen dat vaak in partnerschappen met Nederlandse bedrijven die daarbij kunnen helpen qua innovatie, kennis, kunde en natuurlijk verhoging van de kwaliteit. Het probleem met veel van de producten uit die landen is dat ze niet voldoen aan de Europese kwaliteitseisen en -normen. Wat mij betreft is het dus een en-ensituatie. Je merkt steeds meer dat veel Nederlandse bedrijven het ook echt willen, want daar zit ook voor hen het goede potentieel.

De heer Van den Nieuwenhuijzen vroeg nog naar de aasgierfondsen. We hebben al uw schriftelijke vragen beantwoord. Zoals u weet is de obligatiehandel wereldwijd en ik heb me laten vertellen dat het bijna altijd onder common law valt, dat wil zeggen onder het VK-recht of de Amerikaanse jurisdictie. We hebben nog steeds geen zicht op het aantal Nederlandse handelaren dat actief zou zijn in Afrikaobligaties. Het is wel zo dat kennelijk de procesvoering met aasgierfondsen sterk is afgenomen, ten dele omdat er veel betere juridische capaciteit lijkt te zijn binnen het Afrikaanse continent zelf. Er zijn minder rechtszaken, maar verder heb ik niet veel meer informatie hierover. Ik kom er graag op een ander moment op terug, maar ik vrees dat ik nu niet meer te bieden heb dan dit.

U vroeg ook naar Nederlandse wetgeving. De eerste inschatting van het kabinet is dat het op Europees niveau zou moeten gebeuren via verschillende kanalen. De mogelijke optie van wetgeving moet ik echt verder bespreken met mijn collega van Justitie. Dat valt helemaal buiten het ressort van Buitenlandse Zaken. Ik moet hierop terugkomen, want in deze fase heb ik niet genoeg informatie, meneer Van den Nieuwenhuijzen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Ik zou het erg waarderen als u erop wilt terugkomen. Ik denk dat België ook een goed voorbeeld is. En goede voorbeelden binnen Europa kunnen leiden tot goede Europese samenwerking en goede zaken. Dus, als u daarop kunt terugkomen en mij daarop ook een schriftelijke reactie kunt toezeggen, dan ben ik daar erg blij mee.

Minister Kaag:

Dan ga ik door naar de vraag van mevrouw Van den Hul: hoe lokale ngo's te betrekken bij de taskforce? Ik weet niet of u de Nederlandse maatschappelijke middenveldorganisaties bedoelt. Ik dacht dat u de organisaties aldaar bedoelde. De taskforce is Den Haag gecentreerd naar mijn begrip, dus dat wordt misschien lastig. Ik begrijp het belang van de vertegenwoordiging van de stem van het maatschappelijk middenveld of vakbonden om er breed naar te kijken.

Om een taskforce efficiënt te laten werken, denk ik niet dat we per se een Verenigde Naties van de taskforce moeten willen maken. De taskforce bestaat uit leden die hier in Nederland zijn. Maar bijvoorbeeld het Initiatief Duurzame Handel zit ook in de taskforce en zij gebruiken heel uitdrukkelijk hun netwerken van lokale partners. Ik zal nog een keer in gesprek met de taskforce gaan via de ambtenaren, om te kijken of inderdaad een vertegenwoordiging van de lokale stem van het globale Zuiden niet directer betrokken kan worden en of ze daar een manier voor kunnen vinden. Dat lijkt me effectief, want dan kunnen we de hele duurzaamheidsagenda, mensenrechten, arbeidsvoorwaarden et cetera, een eerlijk leefbaar loon en dat soort kwesties meenemen en de verantwoordelijkheid daarvoor ook bij de bedrijven blijven uitdragen. Ik zie het dus als een positief punt. Ik weet nog niet precies hoe we een en ander kunnen vormgeven, maar we gaan ermee aan de slag om te kijken of het mogelijk is.

Is er ook aandacht voor gender in de taskforce? Ja, die is er absoluut. U weet ook van de agenda van dit kabinet, en zeker van mijn agenda, dat alles door de genderlens bekeken moet worden. We hebben een actieve agenda met betrekking tot kansen voor vrouwen om bedrijven op te starten en te investeren, vrouwelijk ondernemerschap aldaar en natuurlijk hier. We kunnen dit niet doen zonder een genderlens te gebruiken, en SDG 5. Zo willen we bijvoorbeeld ook inzetten op de PPP's, met name op gelijke deelname van mannen en vrouwen. We kijken naar de arbeidsomstandigheden. Zoals u weet, is dit helaas ook een proces van de lange adem, maar niet aflatend. Dat is zeker de inzet.

Dan was er nog een vraag van mevrouw Van den Hul. Hoe hebben we aandacht voor de informele sector en het lokale mkb? Dat is een hele lastige, zoals u weet. Aan de ene kant zijn die sectoren heel ongrijpbaar. Het zijn de dagloners, het zijn de mensen die het meest uitgebuit worden en letterlijk en figuurlijk op straat staan, ook nu in deze coronacrisis. Ik kijk heel erg naar hoe we de coronarespons nog kunnen voortbouwen door in te zetten op cash transfers. U weet dat ook uit eerdere gesprekken.

Er was ook een vraag van GroenLinks hoe we op dit punt nog meer kunnen doen. We doen daar een studie naar via The Grand Bargain met betrekking tot noodhulp. Voor humanitaire hulp zetten we al in op cash transfers. Het is efficiënt, het is duidelijk en het zet de klant – om hen zo maar te noemen – in zijn eigen waarde en geeft de klant autonomie in de keuze van de besteding. Verder werken we aan het versterken van lokale waardenketens met Nederlandse maatschappelijke organisaties en bedrijven, om te kijken hoe de informele sector verbeterd kan worden, ook door middel van het lokale mkb. Ik kom in de tweede termijn terug met één of misschien twee voorbeelden, want die heb ik hier niet voor me liggen.

Dan kom ik bij de laatste vragen. De heer Bouali van D66 vroeg hoe we kennisuitwisseling stimuleren. Dat doen we al decennia via de verschillende beurzenprogramma's en speciale afdelingen. We hebben natuurlijk alumninetwerken van universiteiten als Wageningen en Delft, zoals de heer Bouali weet. Er zijn veel beurzen op korte en langere termijn. Ik zie ook dat veel universiteiten veel meer programma's aldaar willen opzetten. Dat is natuurlijk belangrijk, want dan kunnen veel meer studenten een cursus doen. Je blijft continu het vak bijhouden. We hebben de universiteiten van Wageningen en Delft ook als deelnemers aan de Afrikataskforce. Dat is ontzettend belangrijk.

Verder kijken we ook naar de business-to-businesskennisuitwisseling. Bijvoorbeeld de zaadveredelaars doen dat met hun partners. De heer Weverling vermeldde dat al. Zo blijft de samenwerking groeien en letterlijk en figuurlijk bloeien.

Ik weet niet of u de kans heeft gehad om mee te kijken naar de jongerenconferentie die twee weken geleden is gehouden, met deelname vanuit met name het Afrikaanse continent. Er liggen heel veel kansen op het terrein van werk en jongeren, zeker vanuit Afrikaanse landen. Wij kijken naar het type werk dat jongeren daar zouden kunnen verrichten en wat voor scholing daarbij hoort, of het nu een technische training is of anderszins, zodat zo veel mogelijk mensen aan de slag kunnen. Daarmee bevorder je niet alleen de zelfredzaamheid, maar ook de kans om het besteedbaar inkomen omhoog te krijgen waardoor ook de economie weer verbetert.

De heer Bouali had nog een vraag over het Addis Abeba-belastinginitiatief. Hoe zit het met de evaluatie daarvan? Wij zijn een van de initiatiefnemers, zoals u weet. Het doel was een verdubbeling van de uitgaven. Dat doel is ruimschoots behaald door extra belastingopbrengsten. Dat doen we ook via de belastinginspecteurs zonder grenzen oftewel Tax Inspectors Without Borders. We doen heel veel aan ondersteuning van de technische capaciteit en de versterking van de capaciteit van de belastingautoriteiten in die landen. Dat gaat natuurlijk allemaal samen met een effectieve aanpak van corruptie. Je kunt het beste belastingsysteem hebben, maar als corruptie wordt getolereerd, dan zijn er altijd uitwegen. We gaan hier dus mee door. De evaluatie laat nog op zich wachten. Die komt begin volgend jaar.

De heer Bouali vroeg hoe we de toegang voor Afrikaanse exporteurs tot de EU-markt kunnen verbeteren. Hij vroeg welke obstakels ik hierbij zie en of ik voor een betere toegang kan pleiten binnen de EU. De Europese Unie zet in op economische partnerschapsakkoorden met Afrikaanse landen. Dat zijn asymmetrische akkoorden, zoals u weet. De EU geeft volledige markttoegang. Zo houden we rekening met het ontwikkelingsniveau van de landen zelf, maar we doen niet af aan de voedselveiligheidseisen en andere kwaliteitseisen die we stellen met het oog op bescherming van de eigen consument. Daarom geven we veel technische assistentie aan de landen om hun niveau op te hogen, zoals ik al eerder meldde.

De laatste vraag – en dat is ook de laatste vraag van mijn inbreng, meneer de voorzitter – was hoe ik de tegenstelling rijm tussen steun aan het AfCFTA en de EU-inzet op strengere grenzen binnen het Afrikaanse continent. De vrijhandelszone beschouwen wij als veelbelovend. Die biedt enorm veel kansen voor de landen zelf en voor een wederzijdse ophoging van de handelsuitwisseling. Tussen de handelsliberalisering en de verbetering in grensbewaking of -management zijn op zich geen tegenstellingen. Ik heb het hier natuurlijk over smokkel en al dat soort zaken. Het kan dus goed uitpakken, maar het hangt er maar net van af. Aan het eind vroeg u ook of er geen tegenstelling met grensmanagement was. Grensmanagement hoort natuurlijk ook bij de aanpak van irreguliere migratie, mensensmokkel en uitbuiting van mensen of illegale handel. Dat kan zijn in producten of anderszins, of in exotische dieren et cetera.

Dat was het, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor deze beantwoording in eerste termijn. Ik kijk even naar de leden of zij nog behoefte hebben aan een tweede termijn. Dat is het geval. Daar hebben we een kwartier voor. Dat betekent dat ik u per spreker anderhalve minuut toesta en niet meer. Helaas, meer kan echt niet, want we moeten ook de Minister nog kunnen laten reageren. Meneer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Er zijn een paar zaken voorbijgekomen waarvan gezegd werd dat het iets voor de lange adem was. Maar juist daarom moeten we er op tijd bij zijn. Ik stel nogmaals de vraag aan de Minister of zij erkent dat dit een bepaalde prioriteit heeft. Het zijn inderdaad geen kortetermijnzaken, maar de strategie heeft wel degelijk prioriteit.

Een ander punt is het volgende. U noemde de bevolkingsgroei. Ik denk dat de economische ontwikkelingssamenwerking juist vanwege de bevolkingsgroei heel belangrijk is. We weten dat door economische ontwikkeling het welzijn en de welvaart stijgen, wat vaak ook de bevolkingsgroei beïnvloedt.

We vinden het belangrijk dat we jaarlijks op dit onderwerp terugkomen. De Minister noemde zelf dat ze de voortgang op bepaalde doelstellingen wil aanreiken aan de Kamer, als ik het goed begrepen heb. Ik vraag haar nogmaals om te kijken of we de toezegging kunnen krijgen dat we dit beleid jaarlijks samen met de Kamer kunnen toetsen en dit gesprek kunnen hebben. Ik vraag haar of ze kan toezeggen dat we een jaarrapportage krijgen op de concrete doelstellingen, zodat we dit gesprek jaarlijks kunnen laten terugkomen.

Dat was het even voor deze termijn. We overwegen een VAO, maar dat laat ik nog even afhangen van het antwoord.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Amhaouch. De heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Dank, voorzitter. Dank voor de duidelijke beantwoording. Handel met Afrika lijkt me heel goed. Daar hebben we het vandaag over. Afrika is een continent met kansen. Het gaat om het zien van marktkansen, en het gaat erom die ook te pakken, uitgaande van win-win, van gelijkwaardigheid en met de OESO-richtlijnen en de SDG's als basis.

Ik heb nog één vraag aan de Minister. De taskforce is mooi, maar niet alleen maar zaligmakend. Is zij bereid om heel concreet zelf met die clubs afspraken te maken over die vijftien landen en die vijftien consortia?

De voorzitter:

Dank, meneer Weverling. Meneer Van den Nieuwenhuijzen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor haar uitgebreide beantwoording en de grote inleiding die zij gaf. Dank ook voor de toezegging naar aanleiding van mijn vragen over de aasgierfondsen. We zien die informatie graag tegemoet.

Voorzitter. De Minister had het over een soort en-enversterking waar het ging over export, investeringen en het zelf maken van producten op het continent zelf. Ik heb de Minister niet gehoord over de vraag die ik in mijn eerste termijn heb gesteld over hoe we ervoor kunnen zorgen dat Afrikaanse landen hun producten ook kunnen afzetten op de Europese markt. Ik heb ook gevraagd hoe dat, en in het bijzonder dumping – ik heb een voorbeeld gegeven van pluimvee in Zuid-Afrika – onze export en de duurzame groei van Afrika kan frustreren. Daar krijg ik graag nog een reactie op van de Minister.

Ik heb bijzondere steun voor het voorstel van mijn collega Amhaouch om jaarlijks te praten over Afrika en onze handelsbetrekkingen met Afrika. We moeten niet alleen praten over Afrika als een hulpcontinent, maar vooral als een volwassen continent waarmee we samen willen optrekken.

Ik wil alvast mijn termijn gebruiken om een VAO aan te vragen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Dan is het woord aan mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Ook ik dank de Minister voor haar uitgebreide beantwoording in de eerste termijn. Fijn dat de Minister heeft toegezegd om te kijken hoe de stem van lokale organisaties geborgd kan worden. Ik gaf net in mijn eerste termijn het voorbeeld van Egypte, waar bijvoorbeeld mensenrechtenorganisaties nu heel erg zwaar onder druk staan. Het is ontzettend belangrijk, juist als dat in de lokale context lastig is, om die stem ook aan tafel te hebben, op wat voor manier dan ook. Dus dank voor de toezegging.

Ook dank voor de toezegging om gender hierbij centraal te stellen en te kijken hoe de informele sector bijvoorbeeld middels cash transfers mee kan profiteren van de groei.

Ik zou de Minister hierbij heel specifiek willen vragen om ook de monitoring goed mee te nemen. We weten, ook uit Nederland, dat vrouwen om verschillende redenen soms minder makkelijk toegang tot financieringsmechanismes hebben. Die drempels zijn soms hoger. Mijn uitdrukkelijke vraag aan de Minister is dus om echt te monitoren of die genderbalance goed komt en, zo nee, later te beschouwen of daarop extra inzet nodig blijft, al dan niet in samenwerking met lokale organisaties.

Tot slot houd ik nogmaals een pleidooi voor beleidscoherentie in den brede, maar daarover komen we nog uitgebreid te spreken bij onze voortzetting van de begrotingsbehandeling.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Van den Hul. Meneer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook mijn dank aan de Minister voor de beantwoording van alle vragen die we hebben gesteld. Het is inderdaad belangrijk dat wij als Europese Unie onze globale rol pakken. Het is belangrijk dat we overal in de wereld, of dat nu in Azië, Afrika of Latijns-Amerika is, onze positie pakken en oppassen dat we niet weggedrukt worden door andere grote blokken, die er vervolgens voor zorgen dat de standaarden echt aanzienlijk minder worden. Dan staan we aan de zijlijn en praten we niet meer mee. Dan zijn we veel erger af.

Het is daarom goed te horen dat de Minister haar volle steun geeft aan de studenten, de studentenuitwisselingen en de beursprogramma's. Ik denk dat dat goed is voor Afrika, maar ook goed voor ons hier in Nederland.

Ik ben blij te horen dat er gewerkt wordt aan de evaluatie van de samenwerking van de belasting met de ontwikkelingssamenwerkingslanden, want uiteindelijk is dat ook een belangrijk level playing field. Als we ervoor zorgen dat de belastingen daar goed werken, is dat goed voor Nederlandse bedrijven, maar ook voor de bedrijven in Afrika.

Ik steun ook het voorstel van mijn collega van het CDA om het onderwerp van dit overleg regulier te behandelen. Misschien kunnen we de collega's nog verleiden om ook eens in de zoveel tijd naar andere continenten te kijken, die ook voor ons van belang zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Bouali. De Minister heeft drie minuten de tijd nodig om nog even de puntjes op de i te kunnen zetten, zoals u dat ook graag ziet. We pauzeren dus even drie minuten.

De vergadering wordt van 12.20 uur tot 12.23 uur geschorst.

De voorzitter:

Dan gaan we verder met het overleg. Het woord is aan de Minister voor haar tweede termijn.

Minister Kaag:

Dank voor de constructieve uitwisseling. Inderdaad nog even een paar dingen. De heer Van den Nieuwenhuijzen vroeg naar dumping en pluimvee.

De voorzitter:

Minister, misschien is het goed als u daarmee nog even wacht en eerst verdergaat met de andere vragen.

Minister Kaag:

Inderdaad. Er was nog additionele info over DRIVE voor de heer Weverling. DRIVE omvat 150 miljoen euro per jaar. In de nieuwe DRIVE gaan we het makkelijker maken dat bedrijven zich door middel van DRIVE-financiering kunnen aansluiten bij andere grotere vervolgprojecten. Het is dus vaak ook een opstap.

Dan mevrouw Van den Hul. We gaan echt kijken naar het cashtransferprogramma, zoals ik zei. U vroeg ook naar betere monitoring. Dat kan ik ook toezeggen. Monitoring is altijd belangrijk. We kunnen een doelstelling hebben, maar zonder monitoring weten we niet of we die echt bereiken. Dat hoort er dus bij. Zoals u weet, is ontwikkelingssamenwerking een van de best gemonitorde programma's, maar ook vaak de meest moeilijke om uit te voeren. We doen het immers niet in Nederland; we doen onder heel moeilijke omstandigheden. Er zijn nu goede voorbeelden van het werken hiermee, bijvoorbeeld in Sudan. Ik heb dat ook al eerder gemeld, meen ik.

De heer Amhaouch vroeg naar een soort jaarlijkse discussie over dit onderwerp. Dat doen we graag. Op basis van het debat zullen we alles wat we voor u in kaart hebben gebracht van wat er allemaal al gebeurt nog eens in een soort coherent geheel samenbrengen. Op basis daarvan kunnen we nog toetsen met de Afrikataskforce, als een van de stakeholders hierin, welke doelstellingen hierbij belangrijk zijn. Dit gebeurt niet voor de Afrikataskforce. We hebben een strategie die gaat over mensenrechten, investeringen, bestrijding van mensensmokkel, opbouw, duurzame groei, de rechtsstaat et cetera et cetera, in een heel groot aantal landen. Daarbinnen is economische groei natuurlijk een belangrijk element, ook voor de bevordering van welzijn en welvaart. Dus wij komen daar graag regulier jaarlijks op terug. Ik moet nog even kijken welke vorm dit aanneemt. Ik zie een discussie.

De voorzitter:

Kan het in één vraag, meneer Amhaouch?

De heer Amhaouch (CDA):

We hebben het hier vandaag over handelsbevordering Afrika. Daar zouden we een voortgangsrapportage over willen hebben. Natuurlijk kunnen andere punten worden meegenomen, maar het moet niet iets heel groots worden waar handelsbevordering een onderdeeltje van is. Ik wil het dus omdraaien.

Minister Kaag:

Dat kan. Ze geven wel aan dat er heel veel aanpalend of centraal beleid is dat handelsbevordering mogelijk maakt, en dat daaraan dus niet ondergeschikt is. Daar wil ik wel helder over zijn. Dat is een heel simpele toezegging. Die doen we graag.

De heer Weverling vroeg naar de NABC en of we kunnen toezeggen dat we een project kunnen doen. Die vijftien projecten worden uiteindelijk beoordeeld. We werken heel nauw samen. Elk van de vijftien projecten wordt afzonderlijk op kwaliteit beoordeeld. Misschien zal niet alles geheel worden uitgevoerd, omdat het soms niet voldoet aan de kwaliteitsnormen die we als overheid hebben. We doen dit in nauwe samenspraak en in overleg.

Ik had nog een vraag van de heer Van den Nieuwenhuijzen, maar ik heb mijn papieren door elkaar gegooid. De vraag ging over pluimveedumping in Zuid-Afrika. Zoals u weet, heeft Zuid-Afrika al een tijd geleden vrijwaringsmaatregelen genomen onder de EPA, ook om de eigen industrie te beschermen. Vanuit Nederland exporteren we in ieder geval geen pluimvee meer naar Zuid-Afrika, omdat de markt is afgeschermd. Zuid-Afrika heeft antidumpingmaatregelen tegen Nederlands pluimvee genomen.

Overigens is inzetten op dubbele maatregelen niet in lijn met de WTO-afspraken. Wij blijven in gesprek met de Zuid-Afrikaanse regering. Op dit moment vindt er gelukkig geen dumping meer plaats.

De voorzitter:

Meneer Van den Nieuwenhuijzen, kort alstublieft.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Mijn voorbeeld was natuurlijk bedoeld om te illustreren hoe dumping vanuit Europa de duurzame economische ontwikkeling van Afrika kan frustreren. Wat doen wij dadelijk, ook in onze Afrikastrategie, om te stimuleren dat die duurzame ontwikkeling ten goede komt aan Afrika en ervoor zorgt dat Afrika goed kan exporteren naar de Europese markt? Het is ook illustratief voor de manier waarop de economische verhoudingen frustrerend kunnen zijn voor een goede, duurzame economische ontwikkeling van het Afrikaanse continent. Wellicht kunt u daar nog iets over zeggen. Ik ben nog een beetje zoekende hoe we ervoor zorgen dat de balans goed blijft in de manier waarop we samen met Afrika gaan werken aan een goede economische ontwikkeling.

Minister Kaag:

Ik begrijp het punt. Dat is eigenlijk de centrale vraag: hoe kunnen we de economische groei op het Afrikaanse continent bevorderen? Hoe kunnen we dat doen in samenwerking? Hoe kunnen we de kwaliteit van de producten verhogen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat Afrikaanse bedrijven met kwalitatief acceptabele producten toegang hebben tot de Europese markt? Dat zijn allemaal stappen in dit proces. Dan moet je hopen dat gaandeweg de ruimte voor dumping niet meer bestaat. Het mag het groeiproces niet frustreren. Ik neem in de jaarlijkse rapportage mee of we dat specifieker kunnen maken.

De voorzitter:

Dan de heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Een korte opmerking. Ik ben eigenlijk niet zo tevreden over het antwoord. Ik krijg toch het signaal dat NABC en VNO-NCW geen goed overleg hebben over die vijftien landen en die vijftien consortia. Ik doe toch nog eens een oproep aan de Minister om dat vlot te trekken.

Minister Kaag:

Dat is niet onze ervaring. Overleg is misschien niet altijd goed als je niet krijgt wat je wilt. Maar het overleg hierover is goed. We hebben als kabinet een eigenstandige kwaliteitsweging van de kwaliteit van de projecten. Dat wil niet zeggen dat alles goed is, maar er is heel goed overleg. Ik check dat nog even bij de directeur private sectorontwikkeling. Dit vindt echt gaandeweg plaats, maar niet alles kan misschien geaccordeerd worden. Tja, dat hoort erbij. Dat weet u ook. U bent ook voor concurrerende marktwerking.

De voorzitter:

Goed. Dan ga ik nu de toezeggingen voorlezen die genoteerd zijn.

  • De Minister komt terug op hoe het instrumentarium voor handelsbevordering zorgvuldig geëvalueerd en eventueel aangepast wordt. Akkoord van alle kanten.

  • De Minister komt in de eerste termijn van het kabinet bij de begrotingsbehandeling terug op eventueel relevante ontwikkelingen op het gebied van exportkredietverzekeringen, als die er zijn.

  • De Minister komt in de eerste termijn van de begrotingsbehandeling terug op de laatste ontwikkelingen in Ethiopië, voor zover dat mogelijk is.

  • De Minister komt terug op verdere informatie over de zogenaamde aasgierfondsen zodra die informatie bekend is.

  • De Minister stuurt jaarlijks een voortgangsrapportage handelsbevordering Afrika.

Akkoord van alle kanten? Dan zijn dat de vijf genoteerde toezeggingen. Het verslag van dit algemeen overleg wordt aangemeld voor behandeling op de plenaire agenda, met als eerste spreker de heer Van den Nieuwenhuijzen.

Tot slot wil ik de leden vragen om, als zij straks bij de procedurevergadering aanwezig willen zijn, op dezelfde plaatsen te gaan zitten. Dat scheelt weer voor het schoonmaken van de werkplekken. Als u niet komt straks, kunt u uw bordje even omkeren. Dan weten we dat die plaats vrij is.

Ik dank iedereen voor de inbreng en de Minister voor de beantwoording.

Sluiting 12.31 uur.