Kamerstuk 34952-107

Verslag van een algemeen overleg

Investeren in Perspectief - Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland


Nr. 107 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 maart 2020

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben op 29 januari 2020 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 30 oktober 2019 inzake Handelsagenda: één jaar onderweg (Kamerstuk 34 952, nr. 86);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 juli 2019 inzake rapportage economische missies en inkomende bezoeken, tweede helft 2018 (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 73);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 29 november 2019 inzake rapportage economische missies en bezoeken, eerste helft 2019 (Kamerstuk 34 952, nr. 99);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 30 oktober 2019 inzake beleidsreactie op evaluatie projecten diasporaondernemerschap (Kamerstuk 33 625, nr. 287);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 6 december 2019 inzake reactie op de motie van het lid Koopmans c.s. over een brede internationale coalitie voor een gelijk speelveld met China (Kamerstuk 35 207, nr. 5) en op de motie van de leden Sjoerdsma en Van Helvert over een effectief internationaal aanbestedingsinstrument (Kamerstuk 35 207, nr. 15) (Kamerstuk 35 207, nr. 33);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 20 december 2019 inzake stand van zaken oprichting Invest International (Kamerstuk 28 165, nr. 317);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 januari 2020 inzake beantwoording vragen commissie over de stand van zaken oprichting Invest International (Kamerstuk 28 165, nr. 317) (Kamerstuk 28 165, nr. 319);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 17 december 2019 inzake voortgang Orange Corners programma (Kamerstuk 33 625, nr. 292);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 januari 2020 inzake reactie op verzoek commissie over twee artikelen in Politico inzake handelsverdrag VS (Kamerstuk 31 985, nr. 66).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Diks

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: Diks

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Alkaya, Amhaouch, Bouali, Diks, Van Haga, Ouwehand, Stoffer en Weverling,

en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 9.34 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Allemaal heel hartelijk welkom bij dit algemeen overleg Handelsbevordering van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Hartelijk welkom uiteraard aan de Minister en haar ondersteuning, en aan de Kamerleden die hier misschien niet in groten getale, maar wel enthousiast aanwezig zijn. Naast mij zit de griffier. Ook een hartelijk welkom aan de mensen op de publieke tribune, die veel plezier hebben. Dat vind ik op zichzelf fijn, maar ik stel voor dat we met deze vergadering gaan beginnen. We houden een spreektijd van vijf minuten aan en beginnen bij de heer Van Haga. Ik stel de Kamerleden aan u voor op het moment dat ze beginnen. De heer Van Haga van groep Van Haga.

De heer Van Haga (Van Haga):

Voorzitter, dank u wel. Er zijn veel positieve zaken te melden over het afgelopen jaar. Met verschillende landen werden handelsakkoorden opgestart of afgesloten door de EU. Ik noem Japan, Mercosur, CETA en de onderhandelingen met Australië, Nieuw-Zeeland en Indonesië. Het zou mooi zijn als de EU ook met onze vrienden uit de Verenigde Staten tot een handelsakkoord zou kunnen komen, maar wat belangrijker is, is dat de EU moet proberen een allesomvattend akkoord te sluiten met China. Dit is nodig omdat China op grote schaal de regels aan zijn laars lapt. Maar de EU blijkt in dezen een tandeloze tijger: er gebeurt namelijk helemaal niets, en dat terwijl onze winkeliers uit onze winkelstraten worden weggeblazen door Alibaba. Ik heb alle Chinese overtredingen al vaker opgesomd en ga dat hier niet nogmaals doen, maar het varieert van staatssteun tot diefstal en van vervalsingen tot oneerlijke concurrentie.

Het kabinet heeft vorig jaar een Chinastrategie gepresenteerd. Kan de Minister aangeven wat er tot nu toe is gebeurd om ons bedrijfsleven te beschermen tegen de oneerlijke concurrentie vanuit China? Op 30 september 2019 heeft mijn voormalige VVD-collega Koopmans een motie ingediend waarin hij opriep een brede internationale coalitie te bouwen en concrete stappen tegen China te ondernemen. Mijn vraag is wat er inmiddels met betrekking tot deze motie is gebeurd. Is de Minister het met mij eens dat het van strategisch belang is dat de EU zo snel mogelijk een handelsverdrag sluit met Taiwan? Wat zijn de vorderingen op dit gebied en wat zijn voor Nederland in dat traject de belangrijke thema's? Nederland is tenslotte de grootste investeerder in Taiwan en de een-na-grootste handelspartner van Taiwan.

Voorzitter. Met betrekking tot de importheffingen op staal door de VS zou ik willen beginnen met een groot compliment. Deze Minister heeft de importheffingen op gelamineerd staal wegonderhandeld en dat is zeer goed voor Tata Steel en daarmee zeer goed voor Nederland. Een prachtig resultaat! Blijkbaar is Onze Minister twee handen op een buik met Donald Trump en dat is voorwaar een diplomatiek hoogstandje. Het is uitstekend dat deze Minister een goed resultaat boekt bij de VS, maar het is bizar dat er eenzelfde dossier, namelijk dat op walsdraadstaal, speelt in de Europese Unie. Het is ook bizar dat we daarin na meer dan een jaar nog geen enkele beweging hebben gezien, en dat terwijl we nota bene lid zijn van diezelfde EU.

De EU heeft in reactie op de staalheffingen van de VS tegenmaatregelen genomen, die desastreus zijn voor Nederlandse bedrijven. Kan de Minister aangeven wat de status van deze onderhandelingen is en of er op korte termijn iets aan deze kafkaëske Europese situatie gaat veranderen? Is de Minister op de hoogte van het feit dat er inmiddels sprake is van circumventing, het omzeilen van de vrijwaringsmaatregelen, door gebruik te maken van gelegeerd walsdraad, waardoor het ene product, namelijk verzinkt draad, buiten de vrijwaringsmaatregelen valt? De vorige keer heb ik gevraagd of de Minister deze casus aan de orde wilde stellen bij de Commissaris voor Mededinging. Mijn vraag is natuurlijk of dat inmiddels is gebeurd en wat we op korte termijn hiervan kunnen verwachten.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, ruim binnen de tijd. Dan gaan we naar de heer Weverling van de VVD. Gaat uw gang, vijf minuten.

De heer Weverling (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Deze Minister heeft een hele mooie baan. Ze mag «Nederland handelsland» uitdragen. Vrije handel is cruciaal voor onze economie. Een derde van ons geld wordt verdiend buiten Nederland, en dat is belangrijk voor onze welvaart. Helaas is er steeds minder handelsgeest in Nederland. Er is eerder sprake van handelsschaamte dan van handelstrots. Er zijn steeds meer partijen, ook in dit huis, die de export willen verminderen, die tegen handelsverdragen zijn en die mkb'ers pas financiering willen geven als de ondernemers eerst in twintigvoud hebben uitgelegd dat ze aan de SDG's willen voldoen. Wat dat betreft maak ik mij zorgen. Hoe helpen we onze ondernemers vooruit in het buitenland? Daar zou het over moeten gaan.

Over het versterken van ons verdienvermogen wil ik vandaag praten, waarbij ik vier concrete punten aanstip, allereerst de proactieve handelsagenda. Die is vorig jaar door de VVD gepresenteerd. Daarin staan achttien concrete voorstellen om de positie van Nederland als handelsland te versterken. Een belangrijke conclusie, die ook door de Kamer gedeeld werd, is dat we handelsbevordering veel overzichtelijker en makkelijker moeten maken voor met name het mkb. De Minister heeft eerder toegezegd deze observatie te delen en dit scherp in de gaten te houden. Helaas merken mkb'ers daar nog niet heel veel van. Trade & Innovate, NLinBusiness, de RVO, het DGGF, het DTIF, Starters International Business, de DHI-regeling, het SME-instrument, de NL Exporteert-app, het SDG-partnerschap, Brexitvouchers... Snapt u het nog? Veel van onze ondernemers niet meer. Ik zou de rest van mijn spreektijd kunnen vullen met het opnoemen van verschillende regelingen en loketten. Daarom moeten we wat de VVD betreft terug naar de kern: waar hebben ondernemers behoefte aan en hoe richten we dat zo makkelijk mogelijk in? Wat is de toegevoegde waarde van een initiatief als NLinBusiness? Dat is niet voor iedereen in de markt duidelijk. Misschien kan de Minister dat nog eens onderbouwen.

Is zij het met mij eens dat wij na lang praten over de wildgroei, nu eindelijk eens stappen moeten zetten? Kan de Minister toezeggen dat zij de Kamer binnenkort een overzicht toestuurt van alle handelsondersteunende activiteiten en loketten die samengevoegd kunnen worden, zoals door de Kamer bedongen in de motie-Wörsdörfer naar aanleiding van de handelsagenda?

De oprichting van Invest International biedt een kans om in ieder geval de regelingen voor financiering te vereenvoudigen. Wel moeten we zien te voorkomen dat Invest International aangegrepen wordt om allerlei extra verplichtingen op te leggen die voor ondernemers in de landen om ons heen niet gelden. Ook met Invest International kiest de VVD ervoor om terug te gaan naar de kern: hoe zorgen we ervoor dat ondernemers met goede plannen financiering kunnen krijgen? Kan de Minister toezeggen dat de IMVO-eisen die gesteld worden aan bedrijven die bij Invest International aankloppen, niet strenger zullen worden dan in de landen om ons heen? Durft de Minister de ambitie te tonen om flexibel om te gaan met de maximale projectomvang van aanvragen bij Invest International?

Voorzitter. Als we nadenken over effectieve handelsbevordering...

De voorzitter:

Pardon. Meneer Weverling, er is een interruptie van de heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

De VVD spreekt over de landen om ons heen als het gaat om eisen die we stellen aan multinationals die een beroep doen op hulp van de overheid. Bedoelt de VVD hier bijvoorbeeld ook Frankrijk mee?

De heer Weverling (VVD):

Ik weet niet waar meneer Alkaya precies op doelt. Niet specifiek.

De voorzitter:

Dit vraagt om verduidelijking.

De heer Alkaya (SP):

De toon van de VVD lijkt te zijn dat Nederland te veel doet, dat Nederland meer doet dan de landen om ons heen als het gaat om duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Maar Nederland loopt op dit gebied helemaal niet voorop, Nederland is op z'n best een middenmoter. Landen als Frankrijk stellen veel strengere eisen aan hun multinationals. Als de heer Weverling het heeft over de landen om ons heen, ben ik dus benieuwd of hij ook Frankrijk bedoelt, want als we daaraan voldoen, zou ik dat van harte toejuichen. Dan zijn de VVD en ik het eindelijk ergens over eens.

De heer Weverling (VVD):

De IMVO-eisen zijn an sich goed en duurzaam ondernemen is van belang, maar we moeten geen strengere eisen stellen dan andere landen. Bedrijven moeten kunnen ondernemen en moeten niet in twintigvoud allerlei zaken hoeven aan te dragen. Ze moeten geen belemmeringen ervaren om zaken te doen. Daar zit onze grootste frustratie eigenlijk. Ondernemers willen ondernemen en dat staat de VVD voor.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dat was voor de heer Alkaya voldoende, denk ik. Maar er is ook nog een interruptie van de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Van Haga):

In reactie op de interruptie van de heer Alkaya. Het feit dat er in een bepaald land wetgeving is om allerlei dingen af te dwingen, wil nog niet zeggen dat bedrijven zich onmiddellijk maatschappelijk verantwoorder gedragen. Het is juist zo dat heel veel Nederlandse bedrijven ver vooroplopen op dit gebied ten opzichte van de Franse bedrijven. Ik wil dus de indruk wegnemen dat het door wetgeving geregeld zou kunnen worden.

De voorzitter:

Ik dacht even: die vraag is toch wel aan de heer Weverling gericht?

De heer Weverling (VVD):

Ja, natuurlijk was dat een interruptie aan mijn adres. Ik denk dat u dat goed ervaren heeft, mevrouw de voorzitter. Ik onderstreep wat de heer Van Haga zegt.

De voorzitter:

De heer Weverling vervolgt zijn betoog. Pardon, er is nog een interruptie van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb nog een vraag aan de VVD, die ik ken als een partij die altijd heel goed oplet of de Europese Commissie haar mandaat niet te buiten gaat. En heel terecht, vind ik. Er vinden nu onderhandelingen met de Verenigde Staten plaats over een nieuwe variant van TTIP, terwijl het mandaat heel duidelijk was dat we dat niet zouden doen met landen die uit het Akkoord van Parijs zijn gestapt. Daar is een goede reden voor, want Europese ondernemers moeten allemaal aan klimaatmaatregelen gaan voldoen, terwijl dat in Amerika dus niet het geval is. En nu hebben we in de media gezien dat de Europese Commissie heeft gezegd: binnen een paar weken hebben we een deal, binnen een paar weken is dat rond. Wat vindt de VVD daarvan?

De heer Weverling (VVD):

Dat is een interessante opmerking van mevrouw Ouwehand. Waar het natuurlijk om gaat, is dat de Verenigde Staten al sinds lange tijd een bondgenoot zijn. Het is een belangrijk handelsland, het is een democratisch land. Dus ik denk dat het goed is om met dit belangrijke land ook goede handelsbetrekkingen te onderhouden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De Europese Commissie moet zich van de VVD dus wel netjes aan haar mandaat houden, behalve als de VVD denkt: hé, hier ligt een kansje; we kunnen wat appels en peren verkopen aan Amerika. En dus kan het mandaat waar nationale parlementen via de regeringen hun goedkeuring aan hebben gegeven, wel even aan de kant.

De heer Weverling (VVD):

De VVD is voor vrijhandel. De VVD voelt in al haar vezels dat handel eraan bijdraagt dat de welvaart op peil kan blijven. Daarom zijn wij voor het doen van zaken, ook met de Verenigde Staten. Handel en welvaart zorgen er uiteindelijk voor dat wij ons onderwijs betaalbaar kunnen houden, en allerlei andere zaken in dit mooie land. Dus dat moet toch iedereen aanspreken, ook de partijen ter linkerzijde van de VVD.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Weverling (VVD):

Voorzitter. Als we nadenken over effectieve handelsbevordering, is het ook goed om te kijken naar hoe het in ieder geval niet moet. Een goed voorbeeld vinden we dan in het Verenigd Koninkrijk. De aanstaande brexit levert grote risico's op voor ons bedrijfsleven. Daarom wil de VVD een zo hecht mogelijke handelsrelatie. Als de handelsonderhandelingen die nu gaan lopen niet voor het einde van dit jaar zijn afgerond, lopen we alsnog het risico dat we zonder enige afspraak met de Britten een nieuwe fase ingaan. In de stukken schrijft de Minister echter dat de voorbereidingen op een no-dealscenario worden teruggeschaald. Betekent dit dat de Minister zeker weet dat de handelsonderhandelingen voor het einde van dit jaar succesvol zullen worden afgerond? Is wat haar betreft het risico op een no-dealhandelsrelatie met het VK niet meer reëel? Zo nee, hoe voorkomt ze dan dat onze bedrijven door dit soort communicatie juist minder goed voorbereid zijn op een dergelijk scenario?

Een van de sectoren die bij een hechte handelsrelatie met het VK gebaat zijn, is onze tuinbouwsector. Met een exportwaarde van ruim 28 miljard euro, een exportbereik van 150 landen en een World Horti Center dat bezoek ontvangt van Kazachstan tot Japan, is de tuinbouwsector een van de meest concurrerende exportsectoren van Nederland. De tuinbouwsector heeft behoefte aan betere coördinatie, afstemming en prioritering bij inkomende handelsmissies, zoals ook aangegeven in de IOB-evaluatie over economische diplomatie. Kan de Minister toezeggen dat haar ministerie in gesprek gaat met het World Horti Center, de Dutch Greenhouse Delta en bijvoorbeeld ook Greenports Nederland om te kijken hoe de coördinatie van inkomende handelsmissies, dus naar Nederland toe, voor de tuinbouwsector verbeterd kan worden? Wanneer voegt de Minister zich bij de duizenden mensen die jaarlijks langskomen bij het door Koningin Máxima geopende World Horti Center? Dat is namelijk dé tuinbouwetalage van Nederland. Zij kan dit mooie centrum zelf ook met een bezoek vereren. Dan kan zij zien hoe de enorme exportmarkt van dichtbij werkt, met die 28 miljard euro die de tuinbouw exporteert.

De voorzitter:

Ik dacht dat dit uw laatste zin zou zijn, want u bent al behoorlijk over uw spreektijd heen.

De heer Weverling (VVD):

Dan kom ik tot een conclusie.

De voorzitter:

Graag.

De heer Weverling (VVD):

Wij hopen dat we ondernemers goed kunnen helpen bij het exporteren. Dat is belangrijk voor onze handel en voor onze welvaart, en dus voor de financiering van onze verzorgingsstaat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Bouali van de D66-fractie.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik noem het hier regelmatig: handel is een van de belangrijkste inkomstenbronnen van ons land. We verdienen een derde van ons nationaal inkomen aan export. 2,2 miljoen Nederlandse banen zijn hiervan afhankelijk. Dat is niet alleen voor het bedrijfsleven belangrijk, maar dit vergroot ook ons welzijn en het betaalbaar houden van bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg, maar ook van onze inzet rondom klimaat en verduurzaming. Dat over het belang van handel voor Nederland. Ik heb veel vragen aan de Minister, dus ik steek meteen van wal.

Ten eerste de problemen bij de WTO. Dat is een verzwakking van het op regels gebaseerde handelssysteem. Dit baart ons grote zorgen, want een klein land als Nederland heeft er baat bij als alle landen volgens de regels spelen. Het is daarom ook goed om te zien dat de Europese Commissie bezig is een eigen beroepsinstantie op te zetten. Ik lees ook dat veel landen hieraan mee willen doen, waaronder China en veel Latijns-Amerikaanse landen. Dat stemt mij hoopvol. Hoe ziet de Minister deze ontwikkeling? Welke landen worden er nog meer benaderd om aan te sluiten bij dit nieuwe initiatief? Van welke landen zou de Minister graag zien dat ze nog aansluiten? Welke rol kan Nederland hierbij spelen?

Voorzitter. Ik lees dat de staalheffing van de VS tegen Tata Steel deels is geschrapt. Dat is een stap in de goede richting en een pluim in de hoed van deze Minister. Echter, we zijn er nog lang niet. Klopt het dat Trump een handelsverdrag met de Europese Unie wil? Zo ja, hoe kijkt de Minister daartegen aan? Wat is haar inschatting en wat is haar inzet? Is zij het met mij eens dat gesprekken over een handelsverdrag niet mogelijk zijn of niet mogelijk moeten zijn zolang Trump weigert het Parijsakkoord te tekenen? Hoe kijkt de voorzitter van de Europese Commissie, Von der Leyen, hiertegen aan?

Voorzitter. Dan China; ook een aantal van mijn collega's brachten het op.

De heer Van Haga (Van Haga):

Dit is de tweede keer dat het Parijsakkoord wordt genoemd in relatie tot de Verenigde Staten. Nu wil ik toch opmerken dat de Verenigde Staten een enorme CO2-reductie hebben bereikt door over te stappen op schaliegas. Wat dat betreft zegt een handtekening onder zo'n contract natuurlijk wel iets, maar niet zo veel. Uiteindelijk moet je de feiten laten spreken. Op het klimaatdossier verslaan de VS ons enorm, dus enige bescheidenheid is geboden. Is de heer Bouali het met mij eens dat de terugtrekking van de Verenigde Staten uit het Parijsakkoord niet zo veel gewicht in de schaal moet leggen dat je die onderhandelingen gaat stoppen?

De heer Bouali (D66):

Daar kan ik heel kort over zijn: daar ben ik het niet mee eens. Wat mij betreft is Parijs gewoon een uitgangspunt. Zolang de Verenigde Staten zich niet houden aan Parijs gaan wij wat mij betreft geen handelsakkoord met de VS aan.

De voorzitter:

Een vervolgvraag voor Van Haga.

De heer Van Haga (Van Haga):

Laat ik het dan anders formuleren. Als de Verenigde Staten zich feitelijk beter gedragen dan ze in Parijs hebben afgesproken omdat ze zijn overgeschakeld op schaliegas en wij dat per saldo niet doen, moeten wij dan niet een toontje lager zingen?

De heer Bouali (D66):

Daar hebben we het inderdaad al vaker over gehad. Ik ken de laatste cijfers over de CO2-uitstoot van de Verenigde Staten niet, maar die zijn volgens mij niet lager dan het Europees gemiddelde. Ik denk dat de Verenigde Staten hier echt wel een hele kwalijke internationale rol spelen. Er zijn inderdaad landen die het aanzienlijk beter doen; ik heb dat al vaker gezegd. Ik noem een land als Brazilië, dat 90% van zijn energie uit schone energie haalt. Daar wil ik wel met u over discussiëren. Wat mij betreft blijft het zo dat als de Verenigde Staten niet teruggaan naar het Parijsakkoord, een handelsverdrag heel gecompliceerd wordt.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Bouali (D66):

Ja, ik ga verder. Ik wilde naar China gaan. Dat onderwerp was al opgebracht door een aantal collega's. De onderhandelingen over een EU-China-investeringsakkoord beginnen momentum te krijgen. Hoe ziet de handelsbalans tussen China en de Europese Unie er op dit moment uit? Klopt het dat de Europese Unie veel meer importeert dan exporteert? Hoe beïnvloedt dit de onderhandelingen met China? Past deze onbalans in de Chinastrategie van dit kabinet? Ten slotte: voldoen de producten die we uit China importeren wel aan al onze Europese Uniestandaarden? Ik ga daar wel van uit, maar ik hoor dat ook graag van de Minister.

Dan de geagendeerde brieven. D66 is positief over hoe de Minister samenwerking tussen de publieke en de private sector bevordert. Zou de Minister de concrete resultaten, onder andere het Internationaal Strategisch Overleg, waar belangrijke initiatieven zoals NL Works en NLiB onder vallen, verder kunnen toelichten? Welke strategieën van het strategisch overleg verwacht zij voor 2020? Hoe gaat zij opvolging geven aan het IOB-rapport dat oproept om heldere doelstellingen te formuleren?

Dan Orange Corners. D66 onderschrijft de doelstellingen van het programma van harte. Ook doet het mij deugd te lezen dat Marokko is opgenomen in dit programma. Ik lees dat er tot nu toe 389 ondernemers hebben meegedaan. Ik kan echter in de brief niet goed terugvinden hoeveel de Minister in dit programma geïnvesteerd heeft. Ik kan daarom niet beoordelen of ik de 389 deelnemers iets positiefs vind, ja of nee. Hoeveel is er tot nu toe geïnvesteerd in het Orange Cornersprogramma? Hoe beoordeelt de Minister de voortgang van het programma in het licht van die investering?

Dan handelsmissies, voorzitter. Het is goed dat de Minister zo veel handelsmissies doet. Dat biedt bedrijven kansen om contacten te leggen. Het valt mij op dat met name de handelsmissies naar Ierland, Colombia en Vietnam enorm succesvol zijn geweest. In Colombia is 34% van de gesloten overeenkomsten meer dan 1 miljoen waard, in Ierland zelfs 60%. Hoe geeft de Minister follow-up aan deze missies? En hoe rijmt de Minister deze resultaten met het ietwat kritische IOB-rapport?

Tot slot, voorzitter, een paar laatste vragen over dat IOB-rapport. In het rapport komt naar voren dat het niet duidelijk is waar Nederland zijn geld verdient en waar nog kansen liggen voor de export. Kan de Minister hier een reactie op geven? Hoe gaat zij gevolg geven aan deze kritiek van de IOB?

Daarmee sluit ik af, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Amhaouch van de CDA-fractie.

De heer Amhaouch (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Internationale handel staat hoger op de agenda dan ooit. Grootmachten wenden hun economische macht aan om geopolitieke belangen kracht bij te zetten. Economische macht wordt steeds meer verbonden aan politieke keuzes. Daarnaast vindt er een mondiale slag om grondstoffen plaats. Afrika speelt daarin een belangrijke centrale rol. Ik blijf herhalen dat ik van mening ben dat de Minister een meer proactieve Nederlandse handelsagenda moet voeren. Nederland en Europa, in het verlengde van onze economische belangen, worden steeds meer gedwongen om posities in te nemen. Maar ik vind dat we nog te weinig de kansen pakken die ons worden geboden. Nederland doet dat niet, en de EU ook niet. We moeten hier snel beleid op gaan maken dat leidt tot een slimme autonome economische positie van Nederland, met name in de EU, maar natuurlijk moet ook de EU zelf dat doen. Dat zou wat mij betreft een Nederlandse industrie- en handelspolitiek moeten zijn die aansluit bij de Europese plannen, waarbij de Nederlandse belangen dus goed geborgd zijn. Kan de Minister aangeven hoe ze de Nederlandse slagkracht versterkt, zodat we als klein land de kansen kunnen pakken die deze nieuwe wereld ons biedt en niet kopje-onder gaan in de uitdagingen van deze tijd? Ik wil het daarom voornamelijk hebben over Afrika enerzijds en aan de andere kant de Europese industriepolitiek. Daarnaast heb ik nog een aantal andere korte vragen.

Vorige week was ik bij een bijeenkomst van VNO-NCW en MKB-Nederland over de Afrikastrategie, samen met de collega's van GroenLinks en de VVD. We spraken daar over kansen en uitdagingen voor Nederland in Afrika, in een volgepakte zaal, met meer dan 200 bedrijven, ngo's en andere stakeholders. Complimenten aan VNO-NCW en MKB-Nederland voor de organisatie, maar ook complimenten voor het rapport dat ze hebben uitgebracht en hebben overhandigd aan de Minister-President in Nigeria in december. Door deze ondernemers en stakeholders werd er bijna gesmeekt om het wegnemen van barrières door de overheid. Naast het primair bouwen aan een economische en gelijkwaardige handelsrelatie, moeten we snel administratieve problemen oplossen en voorzien in toegang tot financiering in de verschillende fasen van projecten en handel met Afrikaanse landen. Op deze bijeenkomst sprak ik met de voorzitter van de nieuwe taskforce. Ik ben niet zo ijdel dat de Minister deze voorzitter zich eerst hier had moeten laten melden, maar ik was toch wel enigszins verbaasd. Begrijp me goed, ik ben zeer verheugd over de benoeming van deze zeer bekwame voorzitter, maar ik heb wel nog een aantal aanvullende vragen. Wat is zijn opdracht? Wie wordt geconsulteerd? Met wie gaat de taskforce dus praten? Wat volgens mij dus erg belangrijk is, is de toegang tot financiering en het weghalen van barrières. Daarbij moet het mkb een centrale rol spelen. Is dit wat de taskforce gaat doen? Welke rol heeft Invest International in de Afrikastrategie? En wanneer moet er geleverd worden? Wanneer heeft Nederland een Afrikastrategie?

Dan nog een korte vraag. Het VK gaat grote bedragen investeren in Afrika, namelijk 395 miljoen pond. Hoe verhoudt zich dat tot het EU-beleid? Wanneer is er bijvoorbeeld weer een EU-AU-top? En hoe kunnen we dan onze belangen agenderen?

Voorzitter. Dan maak ik de stap naar de ASML-casus, de hightechcasus. We mogen trots zijn dat Nederland marktleider is in de hoogwaardige technologische economie. Dat biedt enorme kansen. Dat is enorm waardevol, want het maakt ons concurrerend en relevant, waardoor we eisen en standaarden kunnen stellen. Maar we worden nu geconfronteerd met de keerzijde. Ik wil het daarom hebben over de kaders. De EU is voornemens in maart een Europese industriepolitiek te presenteren. Wat is de Nederlandse positie ten opzichte van de Europese industriepolitiek? Hoe is Nederland betrokken bij de totstandkoming van de Europese industriepolitiek? Graag ontvang ik een appreciatie van de Minister, zodra deze industriepolitiek is gepresenteerd. Waar liggen onze kansen? En waar liggen onze uitdagingen?

De positie waarin we nu zitten, heeft er niet in de laatste plaats mee te maken dat we als Nederland een klein land zijn. Dat we als Nederland onderdeel van de EU zijn, maakt ons veel sterker. Kan de Minister aangeven of er gezamenlijke richtlijnen zijn? Heeft ze de ASML-casus geagendeerd in de EU en ontvangt ze steun? Speelt een dergelijke situatie ook in andere landen? Dat bedoel ik dus met een proactieve handelsagenda. Die mis ik een beetje. We willen meedoen met grote economische machten, met de VS, met China en dadelijk ook met India. Daar richten we onze open economie en onze handelsagenda op in. In de kansen die we pakken, moeten we als uitgangspunt natuurlijk de nationale veiligheid vooropstellen. Maar hoe gaan we voorkomen dat we in de toekomst in deze positie terechtkomen en dat we de speelbal worden tussen de EU en bijvoorbeeld China?

Voorzitter, dan nog een korte vraag.

De voorzitter:

Ja, heel kort.

De heer Amhaouch (CDA):

Over staal. Er was vorige week goed nieuws: Nederlands staal heeft weer toegang de VS. Complimenten aan de Minister voor haar inzet in Europa om op te komen voor onze staalindustrie. Deze eerste stap in de goede richting wordt zeer gewaardeerd. Kan de Minister aangeven wat er precies is veranderd en hoe het staat met de andere staalproducten?

De voorzitter:

Dat was inderdaad een heel korte vraag, maar er is toch een interruptie van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Ik vind het wel opmerkelijk. Het CDA stond vroeger altijd bekend als de partij voor de boeren. Hier klinkt onverkort een pleidooi voor een provrijhandelsagenda, of voor meer vrijhandel, maar geen woord over de boeren. Maar ik zal daarover toch een vraag stellen aan het CDA. We hebben namelijk recent een pleidooi gehad in een brief van acht boerenorganisaties, waaronder melkveehouders en pluimveehouders. Zij zeggen: hou nou eens op met al die vrijhandelsakkoorden, met CETA en met Mercosur. Waarom heeft dat geen plek gekregen in het verhaal van het CDA? Er wordt geen woord over gezegd, en de hele boodschap voor meer vrijhandel lijkt zelfs recht tegen de boodschap van de boeren in te gaan. Heeft het CDA definitief afscheid genomen van die achterban?

De voorzitter:

De heer Amhaouch voor een reactie.

De heer Amhaouch (CDA):

Het CDA kijkt bij handelsverdragen naar het totale pakket. Daarin zijn niet alleen de boeren heel belangrijk, maar ook de agrofood, de industrie rondom de boeren, en zeker ook andere industrie, de logistiek, waar we in Nederland sterk in zijn, en de hightech. Als we het toch specifiek hebben over de boerenbelangen: we hebben hier in de Kamer een hele dag, volgens mij in december, gesproken over CETA. Ik zie CETA inderdaad als een van de beste handelsverdragen die we tot nu toe hebben gehad. Als je dat als referentie plaatst ten opzichte van alle andere handelsverdragen die we hebben, is CETA een nieuw startpunt. Daarover hebben we het uitvoerig gehad met de boerenorganisaties, de LTO, maar ook met anderen. We hebben alles afgepeld. Er waren allerlei hypotheses, bijvoorbeeld over bestrijdingsmiddelen die in Europa geaccepteerd zouden zijn en het lager zetten van de standaarden. Die zijn allemaal ontkracht.

We houden de belangen van de boeren zeer scherp in de gaten. We zullen altijd kijken naar voedselveiligheid en naar een eerlijk speelveld, maar ook naar de belangen. Ik heb het al vaker gezegd en ik heb tijdens de begroting het voorbeeld genoemd. De melkveehouders zijn de grote winnaars met CETA. Eén kilo kaas is tien liter melk. De export neemt alleen maar toe. Met CETA sluiten we een afgewogen, gebalanceerd handelsverdrag. Dat zullen we altijd blijven doen. Ik ben zeer denkbaar dat de SP meedenkt met de boeren, want die hebben we hard nodig in dit land.

De voorzitter:

Daar komt een reactie op. De heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Geen dank, zou ik bijna willen zeggen. Het is niet dat we daar pas mee zijn begonnen of iets dergelijks. Ik constateer alleen dat dit antwoord van het CDA lijnrecht tegenover de positie van de boeren staat. Zij zeggen dat vrijhandel in de weg staat aan bijvoorbeeld kringlooplandbouw, maar daar moeten we met z'n allen naartoe. Dat willen ze ook, maar als de regering allemaal vrijhandelsakkoorden sluit waardoor de standaarden omlaaggaan, dan kunnen zij die stappen niet zetten. Ik constateer dus dat het CDA ook in dit antwoord weer lijnrecht tegenover een heel groot deel van de boeren staat.

De heer Amhaouch (CDA):

Nogmaals, we proberen een hele afgewogen balans op te maken. Ik spreek met veel boeren. Ook mijn twee landbouwwoordvoerders, Jaco Geurts en Maurits von Martels, spreken met heel veel boeren. Als je kijkt naar waar de boerenstand nu staat, dan zie je dat de export van varkens naar China nog nooit zo hoog is geweest en dat prijs nog nooit zo hoog is geweest. Als je naar de export kijkt, dan zie je dat Nederland zijn tweede positie vasthoudt; dat nieuws kwam volgens mij vorige week of twee weken terug. Dat komt mede door de topprestaties van onze Nederlandse boeren, die goede producten van goede kwaliteit exporteren. Wij moeten niet bang zijn. Het biedt kansen en die kansen moeten we pakken. We moeten dus niet Mickey Mouse spelen. We zullen altijd waakzaam zijn als er verkeerde dingen gebeuren. Dat hebben we bijvoorbeeld gedaan in het geval van Brazilië: er is ingegrepen en zij mogen dat vlees niet meer importeren of exporteren. We zijn dus niet blind. Wij praten met de boeren en we komen op voor de boeren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het CDA heeft het over de varkensboeren, terwijl juist de varkensboeren vooropliepen toen ze zeiden: CETA moeten wij dus niet hebben. Alle anderen hebben zich daar inmiddels bij aangesloten. De heer Amhaouch zegt dat hij veel praat met boeren, maar als er boerendemonstraties op het Malieveld zijn, dan worden toch de figuren op het podium gehesen die een voor de boeren aantrekkelijk verhaal hebben. Dan zie ik daar niet de heer Amhaouch, die zegt: maar wat we ook gaan doen, is de Europese grens openzetten voor varkensvlees en kippenvlees dat vér, vér, vér onder de Europese normen geproduceerd is. Dat jullie dat ook even weten, beste boeren! Waarom doet de heer Amhaouch dat eigenlijk niet?

De heer Amhaouch (CDA):

Volgens mij hebben wij hier ook LTO aan tafel gehad, die toch duizenden boeren vertegenwoordigt. En ga mij nou niet vertellen dat de boerenstand tegen handelsverdragen is! Ik heb het ook in het debat gezegd: als de Minister vandaag zou besluiten dat wij geen varkensvlees meer exporteren naar China, dan zou het Malieveld morgen vol staan.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een vervolgvraag van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het Malieveld staat volgende week weer vol. Dat weet ik eigenlijk niet. Misschien gaan ze met de trekkers rondrijden. Maar 5 februari is er weer een heel belangrijke staking. We krijgen heel veel mails, dus misschien heeft de heer Amhaouch het bericht nog even gemist, maar alle boeren hebben de Kamer opgeroepen om te kappen met die handelsdeals. Ze hebben het over CETA, ze hebben het over Mercosur, ze hebben het over Thailand, ze hebben het over Australië. En het enige wat het CDA daarop kan zeggen, is: je hebt nou eenmaal winnaars en verliezers; er zijn een paar grote jongens die er lekker veel geld aan gaan verdienen, dus zijn we voor; en alle andere boeren, die gooien we gewoon voor de bus.

De heer Amhaouch (CDA):

Dat is niet wat alleen het CDA zegt. Wij luisteren juist naar de boeren. Het zijn juist ook de boerenorganisaties, die hier ook aan tafel hebben gezeten in die rondetafelgesprekken, die zeggen: dit is een zeer afgewogen handelsverdrag. Mevrouw Ouwehand zegt dat alleen het CDA dit zegt. Wij luisteren in elk geval naar onze stakeholders. Nederland is groot geworden dankzij de boeren, dankzij het feit dat wij de tweede exporteur zijn. Daar zijn we trots op. Daar moeten die boeren ook trots op zijn. En dat er altijd, in elke sector, mensen zijn die niet tevreden zijn, dat klopt. Moeten we de zorgen serieus nemen? Dat klopt ook. Wij zijn niet blind voor bepaalde zorgen. Daar luisteren en kijken we naar. Laten we trots zijn op wat we hebben!

De voorzitter:

Nou, ik denk dat dit een piepklein voorproefje was van wat we op 11 februari met het CETA-debat gaan meemaken.

Dan is nu het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. We gaan aan onze handelsdrift ten onder. Alle waarden die de overheid en alle verschillende politieke partijen zeggen te verdedigen – de belangen van boeren, de positie van meisjes en vrouwen, mensenrechten, voedselzekerheid, klimaat, de bescherming van natuur – het gaat allemaal over lippendiensten, want uiteindelijk is het de handel boven alles. De Minister en deze partijen weten dat meisjes en vrouwen worden vermorzeld in die internationale handelsketens. Ze weten dat die vrijhandelsdeals rechtstreeks indruisen tegen alles wat je zou willen doen voor klimaat. De Minister en die partijen weten dat kleine zelfstandige boeren die willen produceren op een manier die bij de menselijke maat past, voor hun eigen regio, worden weggedrukt door die handelsdeals. Dus alles wat je daarover zegt – we zijn voor de boeren, we zijn voor kringlooplandbouw, we zijn voor mensenrechten, we zijn voor klimaat, we zijn voor natuur – gaat allemaal aan de kant vanwege die keiharde, agressieve, neoliberale handelspolitiek. En de vraag is: wanneer nemen we daar afscheid van? Deze Minister is verantwoordelijk voor het beleid van ontwikkelingssamenwerking en voor het namens Nederland verdedigen van mensenrechten in de wereld. Wanneer gaat zij kwetsbare waarden belangrijker maken dan die kille calculatie, die we ook weer bij het CDA hebben gehoord, dat er altijd winnaars en verliezers zijn en dat de verliezers gewoon niet zo moeilijk moeten doen? Daar komt het in die handelsdeals op neer.

We zien dat de Europese Commissie keurig een mandaat heeft opgesteld om weer te starten met overleg met de Verenigde Staten, TTIP 2.0. Het mandaat dat ze kregen van de lidstaten van Europa was: handelsdeal oké, maar niet met landen die uit het Akkoord van Parijs zijn gestapt. Waarom? Omdat je je eigen ondernemers zwaar benadeelt als zij wél moeten investeren in klimaatmaatregelen, als zij wél moeten veranderen, en je handelspartner niet. Is de Minister het met me eens dat als je met een land als Amerika de non-tarifaire belemmeringen verlaagt op 90% van de industriële goederen, je je eigen ondernemers wel een beetje te kakken zet? Ik vraag mij af waarom de VVD daar niks over zegt. Hoewel we dit al wel een beetje zagen aankomen omdat we de Europese Commissie kennen, was de Partij voor de Dieren er dus zeer onaangenaam door verrast dat ondanks dat het mandaat is om geen deals te sluiten met landen die niet aan Parijs meedoen, er in de media wordt gezegd: binnen een paar weken willen we een handelsakkoord met de Verenigde Staten met ook landbouw daarin. Maar dat zat niet in het afgesproken mandaat, en dat mag dus niet. De Minister heeft gelukkig gezegd dat zij vindt dat je dat niet in de media moet doen, maar ik vind dat zij de Europese Commissie meteen op het matje moet roepen. Ten eerste. Waarom overschrijdt de Commissie haar mandaat? Ten tweede. Nederland steunt die actie niet. Ten derde. Als dit de manier is waarop de Europese Commissie met haar mandaten omgaat, dan kan zij het voorlopig helemaal wel vergeten met steun voor handelsverdragen. Het is namelijk geen basis voor vertrouwen dat een Europese Commissie gewoon op eigen houtje zegt: ja, dit was ons mandaat wel, maar wij hebben een beter plan en willen wat appels en peren aan Amerika verkopen, dus we gaan daarover onderhandelen.

De heer Bouali (D66):

Mevrouw Ouwehand is weer lekker op stoom. U bent het toch met mij eens dat er internationaal flinke uitdagingen liggen op het gebied van klimaat en dierenleed. Die gaan we niet oplossen of uitroeien op deze vierkante meter hier in Nederland. Ziet mevrouw Ouwehand er niet ook het nut van in als wij als groot Europees blok, met 550 miljoen consumenten,...

De voorzitter:

Meneer Bouali, ik stel voor dat we even schorsen voor de lange bel die de start van de vergadering in de plenaire zaal aankondigt. In het algemeen praat ik dan een minuut door over niks, maar nu hebben we allemaal even 30 seconden pauze.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Hè, wat een heerlijke rust! Meneer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Ik had nog gehoopt dat u de minuut zou volpraten, voorzitter!

Ik was gebleven bij mijn vraag aan collega Ouwehand over de internationale handelsverdragen. U wilt die internationale standaarden hoog hebben. Dat willen wij ook. Maar hoe wilt u dat doen? Je zult dan toch echt moeten gaan onderhandelen met andere landen. U kunt wel hier gaan zitten en allerlei hele mooie, ronkende teksten de zaal in slingeren, maar je zult toch met landen moeten gaan onderhandelen over handelsverdragen en zeggen: we maken een aantal afspraken met elkaar. Wat ik zie in heel veel van die handelsverdragen en wat ik ook hoor – ik ben in veel van die landen, mevrouw Ouwehand, en praat daar met die mensen – is dat men zegt: doordat we met de Europese Unie handelsverdragen afsluiten, worden we ook gedwongen om hogere standaarden na te leven. We hadden laatst hier de Minister van Buitenlandse Zaken van India, die dit ook gewoon zei in het gesprek dat we hier met hem hadden. Hij zei: wij willen natuurlijk heel graag een handelsverdrag met de Europese Unie; het enige lastige is dat wij dan aan allerlei eisen en allerlei standaarden moeten voldoen. Volgens mij zit daar de kracht van de Europese Unie. U moet dat juist ondersteunen in plaats van ertegenaan te trappen. Ik zei het ook in mijn inleiding: een groot deel van onze welvaart in Nederland en de zaken die wij hier allemaal belangrijk vinden, zoals onderwijs, gezondheidszorg en de klimaatagenda, moeten ook gefinancierd worden. Daar moet ook draagvlak voor gevonden worden. Dat doen we samen met die bedrijven en dat doen we samen door handelsverdragen af te sluiten. Juist daardoor kunnen we internationale standaarden afspreken. Bent u het daarmee eens of blijft u gewoon hier in de Kamer allerlei harde teksten roepen, waardoor we uiteindelijk internationaal nergens komen omdat we dan niets meer tekenen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik hoorde de fractievoorzitter van D66 bij de Politieke Beschouwingen zeggen dat er grenzen zijn aan de groei. Dat is mooi. Dat zei de Club van Rome in 1972 al. Die club heeft geprobeerd invloed uit te oefenen op de politiek om ervoor te zorgen dat we daadwerkelijk naar een duurzame samenleving gaan. De Club van Rome heeft nu geconcludeerd dat het huidige economische systeem alles wat er bereikt is voor klimaat en natuur onderuit heeft gehaald, omdat je meer kapot handelt dan je met een klimaatmaatregeltje hier en een natuurmaatregeltje daar goed kan maken. De heer Bouali moet niet doen alsof de standaarden gelijk zijn. Dat is de grote, valse leugen van die handelsdeals. Die gaan alleen maar over voedselveiligheidsnormen aan de grens en niet over productiestandaarden, waardoor boeren in Canada gifstoffen mogen gebruiken die boeren in Europa niet mogen gebruiken, waardoor in Brazilië kippen op een manier mogen worden gehouden die hier allang is afgeschaft. Daarvan zegt D66: daar mogen onze boeren gewoon tegenop concurreren; de boeren daar hoeven niet onder de Europese normen produceren, maar de boeren hier moeten zich aan de regels houden. Dat is gewoon niet eerlijk. Het brengt niks voor klimaat en natuur en het ondermijnt dus al die kwetsbare waarden waar D66 wel voor zegt te staan.

De heer Bouali (D66):

We zijn het gewend: u geeft gewoon geen antwoord op de vraag. U wil gewoon liever niet onderhandelen met andere landen en zegt: we willen geen handelsverdragen en we willen geen standaarden afspreken. We blijven op de vierkante millimeter die we hier in de Kamer hebben, dat antigeluid laten horen: overal tegen zijn. U wil niet werken naar internationale standaarden die gewoon goed zijn. Ja, er zijn grenzen aan de groei. Wij zien dat ook als partij, maar we nemen wel de verantwoordelijkheid dat we met andere landen om tafel gaan zitten om afspraken te maken. U wil gewoon internationaal geen afspraken maken met andere landen om die ene stap vooruit te zetten. Dat wil u iedere keer niet. Bij alle debatten hier wilt u niet één stap vooruit zetten. U wil 40.000 stappen naar weet ik waar zetten, maar u wil niet die ene stap vooruit zetten om de wereld een stukje beter en klimaatvriendelijker te maken.

De voorzitter:

Ik wil de leden wel iets vragen. Toen we met dit overleg begonnen, waren we met een paar leden, maar allengs is de groep uitgedijd. We hebben maar twee uur. Ik vraag de leden daarom de interrupties en de beantwoording daarvan kort te houden, want we hebben nog ampel tijd om het hier met elkaar plenair over te hebben. Een reactie van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zal het kort houden. De handelsdeals werken als volgt. Je zet je grenzen open voor producten die niet aan Europese productiestandaarden voldoen. In het handelsverdrag staat dan: daar gaan we over praten. Als de heer Bouali had opgelet, dan had hij boeren gehoord die zeggen: praten, praten, praten. Als de heer Bouali – we kijken een beetje vooruit naar het CETA-debat – lef heeft, dan vertelt hij ook gewoon wat de dierenwelzijnsstandaarden in Canada zijn. Hoe dat opgelost gaat worden met praten, weten we niet. Ons punt is dat je geen afzetmarktcadeau geeft aan landen die het nog slechter doen op het gebied van klimaat, dierenwelzijn en natuur dan Europa. Dat doe je gewoon niet. En dan heb ik het nog niet eens over de mensenrechten gehad.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik ga verder over het brutale optreden van de Europese Commissie, die ondanks het mandaat gewoon zegt «maar we willen wel een handelsdeal binnen twee weken met de Verenigde Staten». Ik hoop dat de Minister duidelijk maakt dat Nederland daar niet aan meedoet en dat het vertrouwen in de Europese Commissie nu al geschonden is. De inkt van de Green Deal is immers nog niet eens droog.

Voorzitter. Dan Thailand; het volgende handelsverdrag dat met name voor de toch al kwetsbare landbouwsector een volgende klap zal zijn. Heeft de Minister toevallig het tv-programma van de EO gezien, Gefileerd, waarin we konden zien hoe het daar gaat in de kippensector? Wat vindt de Minister daarvan? De Minister heeft in antwoord op vragen van de Partij voor de Dieren eerder tegen de Kamer gezegd dat zij de Europese Commissie wel even zou vragen naar het mandaat, omdat dit uit 2007 stamt. Dat was nog voor Parijs en voor het biodiversiteit- en stikstofbeleid en zo. Hoe staat het daarmee? Heeft de Minister de brief van de boeren gelezen? Zij vragen de Tweede Kamer en nadrukkelijk haar als Minister – zij gaat erover – om gewoon op te houden met die handelsdeals. Zij voelen zich terecht bedreigd. Als zij zich aan normen moeten houden – dat is terecht, hoewel die normen al te laag zijn – en zij moeten overschakelen naar kringlooplandbouw, worden zij niet beschermd door hun eigen overheid, die ervoor zou moeten vechten dat aan de grens diezelfde normen worden gehandhaafd. In een eerder interview dat de Minister gaf over Mercosur – ik meen dat dit in Brussel was – antwoordde zij op de vraag van een journalist of ze weleens heeft gedacht aan de protesterende boeren op de stoep van dat ministerie: «o, nee, eigenlijk niet». Ik denk dat zij dat niet meer kan volhouden. 5 februari is de volgende protestactie. Het zou de Minister sieren als zij deze taak niet alleen maar overlaat aan de Minister van Landbouw, die dit moet oplossen, maar zij ook zelf daar gaat uitleggen waarom zij de boeren nog steeds blootstelt aan de keiharde internationale concurrentie vanwege de handelsdeals.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb vandaag een relatief constructief verhaal. Dat belooft veel volgens mij. Dat heb ik niet vaak als het om dit onderwerp gaat.

Het kabinet moet voor elk voorstel dat het doet aangeven wat het doel ervan is, wat de doelmatigheid is en was de doeltreffendheid ervan is. Dat staat in de Comptabiliteitswet, om precies te zijn in artikel 3.1. Ik zit ook in commissie Financiën. We hebben het er daar uitgebreid over gehad. D66-Kamerlid Joost Sneller en GroenLinks-Kamerlid Bart Snels hebben onderzocht of departementen aan deze eis voldoen. Zij hebben het resultaat afgelopen september gepresenteerd. En wat bleek? Er is veel ruimte voor verbetering. Zij hebben een kaartje uitgedeeld, dat alle Kamerleden hebben gekregen, waarop dat artikel specifiek nog eens is herhaald. Ik zal het even voorlezen: «Voorstellen, voornemens en toezeggingen bevatten een toelichting waarin wordt ingegaan op de doelstellingen, de doeltreffendheid en de doelmatigheid die wordt nagestreefd.» Om heel eerlijk te zijn, was dit het allereerste waar ik aan dacht toen ik de stukken doornam die vandaag op de agenda staan, en dan vooral de antwoorden op de feitelijke vragen over Invest International.

Als het gaat om economische diplomatie, hebben we de afgelopen jaren reorganisatie na reorganisatie gezien, naamsverandering na naamsverandering. Nieuwe instrumenten vervangen oude en keer op keer worden er nieuwe strategieën voor bepaalde landen opgesteld en weer vervangen. Het lijkt er niet op dat er iets verandert of verbetert, voor zover verbetering überhaupt te meten of waar te nemen zou zijn als het gaat om economische diplomatie. Uit evaluatie komt ook naar voren dat momenteel niet helder is wat het doel is van het gevoerde beleid en dat de effectiviteit ook onzeker is. Een deel hiervan zou komen doordat wat bedrijven willen, te belangrijk is. Wat Nederlandse bedrijven willen, is te belangrijk. Met andere woorden, wat ze te bieden hebben, wat het aanbod, wat de producten en diensten van Nederlandse bedrijven zijn, is veel te belangrijk in het beleid, terwijl het juist andersom zou moeten zijn. De maatschappelijke behoefte --waar is behoefte aan in de wereld? – zou leidend moeten zijn. Is de Minister bezig met deze omslag? Als het aan ons ligt, als het aan mij ligt, kijken we niet naar wat bedrijven te bieden hebben om daar vervolgens allerlei uitdagingen in de wereld bij te zoeken, exportmarkten en dergelijke, maar andersom: economische diplomatie zou dan moeten gaan over kijken naar wat de wereld nodig heeft, wat de ontwikkelingsdoelen zijn waar ook onze naam onder staat en daar dan bedrijven bij zoeken. Andersom dus. Is de Minister bezig met deze omslag en, zo ja, hoe staat het daarmee?

In plaats van deze strategische heroverweging – een heel andere manier van denken over handel – is het kabinet alweer bezig met de volgende reorganisatie, de oprichting van een nieuw instituut waar bestaande subsidies onder moeten vallen en bestaande organisaties onder gaan werken, zij het voor een deel ook weer niet. Eén loket wordt Invest International dus ook weer ook niet. Het zou moeten samenwerken met al bestaande organisaties: met RVO, met FMO, met Atradius enzovoort. Daar moeten dan weer samenwerkingsovereenkomsten mee gesloten worden. Met andere woorden, wat gaat dit opleveren? Is dit wel de moeite waard? Welk probleem wil het kabinet precies oplossen? Waar is het kabinet precies mee bezig? Hoe doeltreffend en doelmatig is die hele oprichting van Invest International eigenlijk? Bovendien plaatsen wij op die manier geld van de belastingbetaler op een grotere afstand van het parlement, wat ik onwenselijk vind.

Kortom, voorzitter, mijn partij heeft hele grote bedenkingen bij, alweer, een grote exercitie, namelijk de oprichting van Invest International. Ik hoop dat het kabinet conform de Comptabiliteitswet met een overtuigende toelichting kan komen: wat gaan we hiermee bereiken en is dat wel doelmatig? De oprichting van NLinBusiness gebeurde met soortgelijke woorden en de sector noemt het nu oude wijn in nieuwe zakken. Dit soort verspilling van belastinggeld, al is het maar de schijn daarvan, moeten wij gewoon zien te voorkomen. Ik zie dus graag een betere toelichting tegemoet. Ik ben nog niet overtuigd door de antwoorden op de feitelijke vragen.

Vervolgens zie ik op de lijst van aanstaande missies ook Angola staan. Wij hebben dankzij de Luanda Leaks kunnen lezen welke misstanden Nederlandse bedrijven in dat land hebben veroorzaakt. Over deze specifieke kwestie heb ik schriftelijke vragen gesteld. Het lijkt mij uitgesloten dat het business as usual is met een land als Angola. Welke extra maatregelen neemt de Minister in aanloop naar deze handelsmissie, gegeven de berichtgeving?

Tot slot een vraag over de vrijhandelsakkoorden. Acht boerenorganisaties, waaronder de melkveehouders en de pluimveehouders, hebben ons opgeroepen om tegen CETA te stemmen en om überhaupt tegen dat soort vrijhandelsakkoorden te zijn, omdat ze in de weg staan aan kringlooplandbouw, waar we volgens mij met zijn allen naartoe willen, gelet op de vergroenings- en verduurzamingsdoelstellingen die wij in het achterhoofd hebben. Wat is de reactie van de Minister daarop, aangezien zij van een partij is die ook richting kringlooplandbouw wil?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng. Dan is het laatste woord aan de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Dank, voorzitter. Ik wil het vanochtend over drie onderwerpen hebben: vissers en boeren, de watersector, en ambitieus en eerlijk zakendoen.

Ik begin met die vissers en boeren. In het kader van de brexit heb ik namelijk één verzoek aan de Minister: maak onze vissers de grote brexitwinnaars. Heel concreet betekent dat: geen toegang van Britse vissers tot de Europese interne markt, zonder toegang van onze vissers tot de Britse visgronden. Mijn vraag aan de Minister is of dit ook de onverminderde inzet van dit kabinet blijft.

De SGP beaamt volmondig dat een positieve handelsagenda met de Verenigde Staten belangrijk is, maar tegelijkertijd ontstonden er de afgelopen week zorgen over uitspraken van de Europese Commissie over handelsafspraken met Amerika over landbouwproducten. We moeten natuurlijk wel voorkomen dat zo'n deal heel nadelig uitpakt voor onze boeren. Mijn vraag aan de Minister is dan ook of zij bewaakt dat die handelsafspraken met Amerika niet ten koste gaan van een gelijk speelveld – tja, wat is dat exact? – of ongeveer een gelijk speelveld voor onze boeren. Ik zou daarop graag een toezegging van de Minister willen hebben.

Voorzitter. Dan ga ik over naar de watersector. Experts hebben berekend dat er maar liefst 6.800 miljard – ik noem het nog maar een keer: 6.800 miljard; je kunt het je bijna niet voorstellen – nodig is om de wereldbevolking te beschermen tegen te veel, te weinig of vervuild water. Hier liggen belangrijke kansen voor de Nederlandse watersector. Gelukkig worden die heel vaak ook gepakt. Maar er zijn ook forse uitdagingen. Ik wil er maar even drie bij de kop pakken. De eerste is dat er fors meer publiek en privaat geld nodig is, ook van lokale investeerders. De tweede is dat we sterke consortia van technologiebedrijven, aannemers, waterautoriteiten en drinkwaterbedrijven nodig hebben. En ten derde moet de kwaliteit van de investeringsmogelijkheid vooropstaan en niet de formele match met een financieringsinstrument. Het systeem van financieringsinstrumenten moet ook coherent zijn, de zogenaamde onestopshop. Mijn vraag aan de Minister is of deze drie zaken in het kader van onze watersector ook de prioriteit van de Minister hebben. Vraagt dit wellicht niet om een versterkt economisch netwerk op de ambassades?

Voorzitter. Tot slot kom ik op het ambitieus en eerlijk zakendoen. Ik vind het heel mooi en het is ook heel goed dat Nederland de steden Berlijn, Londen, Parijs, San Francisco, New York en Singapore heeft aangewezen als start-uphubs, die zijn versterkt met zogenaamde start-up liaison officers. Vorig jaar was ik met een aantal mensen uit onze fractie in Israël, en heel specifiek in Tel Aviv. Dat is een van de steden die heel hoog staat in het lijstje met start-upsteden. Mijn vraag is of de Minister ook kansen ziet om in deze stad, deze start-uphoofdstad, ook zo'n speciale ambtenaar aan te stellen? Ik ben heel benieuwd naar het antwoord.

Als allerlaatste steunt de SGP de doelstelling dat in 2023 minstens 90% van de grote bedrijven de OESO-richtlijnen expliciet onderschrijft. Mijn vraag is of de Minister ook concrete stappen zet om dit percentage te halen. Overweegt zij bijvoorbeeld, in aanvulling op de imvo-convenanten, speciale wetgeving om die SDG's ook te behalen?

Daar wil ik het bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Heel kort.

Ik weet dat de SGP ook altijd kritisch is geweest op de handelsdeals. Bij de vraag over TTIP is het mij niet helemaal duidelijk waar de SGP nu staat. Er wordt namelijk ook alweer gelobbyd voor het toelaten van met chemicaliën bewerkte kippen in Europa. Ik vroeg me af: is de SGP daar niet wat stelliger in? En hoe kijken zij naar die oproep van de boeren om te stoppen met al die handelsdeals, inclusief CETA?

De heer Stoffer (SGP):

Ik zeg het volgende over die oproep om te stoppen met alle handelsdeals. Volgens mij is er zojuist door bijvoorbeeld de heer Bouali ook het een en ander over gezegd, maar ik denk dat je jezelf dan isoleert. We gaan dan, denk ik, onze welvaart vermorsen. Dat moeten we volgens mij niet doen. Ik heb ook aangegeven dat wij zo'n positieve handelsagenda met de VS belangrijk vinden. Het gaat ook om enorme bedragen. We hadden het zojuist over appels en peren. Nou, volgens mij hebben we het over hightech, over auto's en over veel meer dan appels en peren. Ik zie die niet eens in het lijstje voorkomen. Die zie ik bijvoorbeeld wel in het lijstje met Colombia voorkomen. We hebben het ook over forse bedragen. Wat ons betreft moeten we dus wel inzetten op die handelsverdragen, maar we moeten wel heel nadrukkelijk kijken naar de posities: worden bepaalde groepen of bepaalde sectoren, zoals in dit geval onze boeren, niet enorm benadeeld? Daar gaat ook mijn vraag aan de Minister over. Dus ik sta daar, denk ik, een stuk positiever in dan u.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan zou ik de SGP willen oproepen om bij de boerenprotesten ook wel te vertellen dat zij bereid zijn om bijvoorbeeld de varkenshouders – misschien niet nu, maar in de toekomst – bloot te stellen aan overspoeling door varkensvlees uit Canada. Dat is namelijk geregeld in CETA en de SGP staat wel, net als wij allemaal, voor de keuze: wil je dat wel of niet? Je kan de boeren niet alleen maar de verhalen vertellen die ze graag willen horen. Als je kiest voor zo'n handelspolitiek, dan moet je ook dát vertellen als je boeren te woord staat, en dat heb ik de SGP eigenlijk nog niet zien doen. Het kan heel makkelijk, door die handelsdeals gewoon af te wijzen. Maar doe je dat niet, dan moet je ook het lef hebben om daar eerlijk over te zijn tegenover de boeren. Die vragen u eigenlijk gewoon om aan de kant te blijven staan van de bescherming van de boeren híér, en niet die van de boeren in Canada en Brazilië.

De heer Stoffer (SGP):

Misschien heel kort. Over CETA gaan we binnenkort een apart debat voeren. Daar heeft u mij weleens eerder over geïnterrumpeerd in een ander debat. Wij zijn daarin onze afweging nog aan het maken. We hebben het hier heel specifiek, althans ík heb dat in elk geval gedaan, over de handelsagenda met de VS. Die is er al. Daar worden binnenkort, als het goed is, nieuwe stappen in gezet. Ik heb heel specifiek aandacht gevraagd voor de boeren. Op CETA kom ik terug op het moment dat wij daar het debat over hebben. Ik begrijp zojuist dat dat 11 februari is.

De voorzitter:

13 februari.

De heer Stoffer (SGP):

Dan gaat mijn collega meedoen, maar dan zullen wij onze afweging maken over CETA zelf.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zei net in mijn enthousiasme dat de heer Stoffer de laatste spreker was, maar dat is niet zo, want ik wil graag namens GroenLinks ook nog het een en ander inbrengen en ik vraag aan de heer Bouali om het voorzitterschap even over te nemen.

Voorzitter: Bouali

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de collega van GroenLinks voor haar bijdrage.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Handel kan positieve effecten hebben, zeker als deze handel duurzaam en eerlijk is. Hij vermeerdert immers de welvaart die over de hele mensheid verdeeld kan worden. Maar dat handel niet alleen maar voordelen kent, daar kunnen de 3.000 Angolese families die met geweld uit hun huizen verdreven zijn door een bouwproject waarbij de Nederlandse firma's Van Oord, ING en Atradius betrokken zijn, over meepraten. En dit is nog maar één voorbeeld. Nog steeds wordt handel boven de belangen van alle burgers, mannen en vrouwen, dieren, natuur en milieu gesteld. Bij CETA bijvoorbeeld, waar de aardolie-industrie voorlopig de grootste winnaar is, of bij het Mercosur-akkoord, waar de Braziliaanse Amazone kappende rundvlees- en soja-industrieën nu de winnaars zijn. Akkoorden waar bijvoorbeeld de boerenorganisaties zich terecht grote zorgen over maken.

Nu zijn er weer berichten over onderhandelingen over een mogelijke nieuwe handelsdeal tussen de EU en de Verenigde Staten. Afgezien van de perikelen omtrent de terugtrekking van de Verenigde Staten uit het Akkoord van Parijs heeft onze fractie nog andere zorgen. Gisteren kregen we hierover nadere informatie van het kabinet, die bij ons weer nieuwe vragen opriep. Daarom vragen wij de Minister nu of het juist is dat Eurocommissaris Hogan inmiddels heeft laten weten, open te staan voor compromissen richting de Verenigde Staten ten aanzien van de eisen die de EU stelt aan landbouwproducten. Gezien de inzet van deze Minister op duurzame handel kan ik mij niet voorstellen dat zij dit pad wil inslaan.

Eerder ging Europa al door de pomp door een groter deel van het EU-quotum voor hormoonvrij vlees open te stellen voor de Verenigde Staten, na dreigementen van importheffingen op EU-producten. Is dat hoe we het vanaf nu gaan doen? De Amerikanen zeggen «boe!» en Europa gaat op haar rug liggen? Kan de Minister duiden wat Commissaris Hogan precies heeft bedoeld met zijn opmerking dat hij bereid is te praten over toegang voor landbouwproducten?

In de brief stelt de Minister dat het mandaat vooralsnog beperkt is, maar ziet president Von der Leyen dat ook zo? En hoe zorgt deze Minister ervoor dat de Europese Commissie ook goed doordrongen is van dit beperkte mandaat, en niet daarbuiten plots tot nieuwe handelsdeals komt? Verlaging van moeilijk of moeizaam tot stand gekomen productstandaarden of vergroting van de markttoegang voor op mindere wijze geproduceerde landbouwproducten zijn voor GroenLinks geen optie. Kan de Minister garanderen dat de staalheffing nu niet van de baan is als gevolg van concrete toezeggingen ten aanzien van een toekomstige verlaging van productstandaarden vanuit de EU? Want dan zou het middel erger zijn dan de kwaal. Graag een reactie.

Voorzitter. We bespreken vandaag ook de uitgebreide evaluatie van het IOB over economische diplomatie. Een opvallende en in het oog springende conclusie van het IOB is dat de smalle beleidsmarges nopen tot meer bescheidenheid over de veronderstelde effectiviteit en dat overheidsbemoeienis op dit terrein beter moet worden onderbouwd. Dat is nogal wat! Je zou eigenlijk kunnen zeggen dat het IOB het kabinetsbeleid fundamenteel ter discussie stelt. Ik was dan ook verrast toen ik vervolgens de reactie van de Minister las, en ik citeer: «Ik zie het rapport dan ook als een aanmoediging om door te gaan op de ingeslagen weg». Dat is weliswaar een creatieve conclusie, maar mijns inziens ook zorgwekkend. Het IOB stelt namelijk dat een fundamentele onderbouwing van het huidige beleid eigenlijk ontbreekt. We storten miljoenen euro's in het bedrijfsleven zonder dat die inzet aan feitelijke resultaten gekoppeld kan worden. Hoe ziet de Minister dat? Leest hij de conclusies van de IOB dan met een heel andere bril? En is de Minister van plan om haar beleid beter te onderbouw, zodat we het ondersteuningsgeld voor de handelsbevordering met meer rendement, duurzamer en eerlijker kunnen inzetten?

Voorzitter. Vanwege de tijd sluit ik me voor wat betreft de opmerkingen over Invest International aan bij de opmerkingen van de SP. Ik kan me daar zeer in herkennen.

Voorzitter. Dan specifiek de handelsmissies. Momenteel krijgen we achteraf rapportages over handelsmissies. In onze ogen zou het beter zijn als we voorafgaand aan handelsmissies plannen toegestuurd krijgen, zodat we die bijvoorbeeld jaarlijks kunnen bespreken. Wat vindt de Minister van dit idee? Want ik begrijp dat er in maart een handelsmissie naar Angola plaatsvindt, en gelet op het schandaal en de verschrikkingen rond de betrokkenheid van Atradius, ING en Van Oord vroeg ik mij af wat dit voor hun deelname betekent. Waren zij van plan om mee te gaan? Worden zij geweigerd? Hun handelen lijkt immers niet in overeenstemming met de imvo-standaarden die we hebben afgesproken. Graag een reactie.

Voorzitter. Tot slot enkele woorden over de diaspora. De Minister stelt op basis van de evaluatie dat de toegevoegde waarde van ondernemers uit de diaspora zeer wisselend is maar over het algemeen tegenvalt. Maar uit het veld krijg ik veel informatie die deze conclusies weerspreekt. De Minister verwijst ondernemers uit de diaspora daarom naar het reguliere handelsinstrumentarium. Maar dat vind ik een hele benauwde en weinig constructieve inzet. Ik was ook te gast bij het Afrika-event van VNO-NCW en daar heb ik dit onderwerp opgebracht. Het bedrijfsleven toonde zich geïnteresseerd om ook deze ondernemers, die al voet aan de grond in Afrika hebben, veel meer te betrekken. Waarom blijft de Minister hiervan wegkijken en wil ze geen extra aandacht besteden aan de gevallen waar wél sprake was van grote toegevoegde waarde, juist om daarvan te leren? De toegevoegde waarde van ondernemers in de diaspora is volgens mij te groot om op basis van deze evaluatie te laten liggen. Waarom belemmert de Minister dit in plaats van dit te stimuleren? Graag een reactie.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het voorzitterschap terug aan mevrouw Diks.

Voorzitter: Diks

De voorzitter:

Dank u wel. Een minuut of tien is voldoende? Dan schorsen we tot kwart voor elf.

De vergadering wordt van 10.36 uur tot 10.49 uur geschorst.

De voorzitter:

Iets later dan afgesproken gaan we naar de beantwoording van de Minister in haar eerste termijn. Ter adstructie nog het volgende: ik heb met de leden afgesproken dat we even wachten met interrumperen. Althans, ik vroeg hen om dat zo op te vatten. Wat is de definitie van «even», vraagt de heer Stoffer. Dat is aan mij om te beoordelen.

Het woord is aan de Minister.

Minister Kaag:

In Bijbelse taal: als één dag is als duizend jaar, is «even» misschien zo lang als deze setting duurt.

De heer Stoffer (SGP):

Ik weet niet of ik dit duizend jaar volhoud.

Minister Kaag:

In ieder geval ben ik altijd blij als ik de heer Stoffer met mijn heel geringe Bijbelse kennis kan verrassen. Ik zal daaraan blijven werken.

Mevrouw de voorzitter. Eerst de vragen op het handelspolitieke vlak, het bredere internationale vlak. Wordt er gesproken over een breder handelsverdrag tussen de Verenigde Staten en de EU? Nee. Wat er ook geschreven wordt, en ik hoop dat mijn beantwoording duidelijk was: dat is er niet. De EU, de Commissie, kan alleen maar werken met het mandaat dat gegeven is. Het gaat om conformiteitserkenning, regelgeving en de industriële aspecten daarvan. Er is niets anders. Commissaris Hogan heeft gesteld dat in de toekomst misschien et cetera, et cetera; dat zijn woorden van Commissaris Hogan. EC-voorzitter Von der Leyen heeft gesuggereerd alsof ze binnen een paar weken met een handelsakkoord terug zou kunnen komen. Ik begrijp de intentie, want het zijn signalen van goodwill richting de Amerikaanse overheid dat de EU niet halsstarrig is. Het is een manier om de kou uit de lucht te nemen, maar het mandaat is het mandaat. Twee. Wij hechten zeer aan Parijs. Drie. Zoals uit mijn eerste punt volgt, is er geen veranderd mandaat, geen breder mandaat, dus ook landbouw is niet aan de orde. Verder ga ik niet in op speculaties in de media. Dit is gewoon het mandaat en we volgen de gebruikelijke procedure, waarbij de Kamer uiteraard ook wordt meegenomen. Daarom hoef ik ook niet over chloorkippen en andere zaken te spreken, want landbouw is überhaupt niet aan de orde. Wat ook niet aan de orde is voor Nederland, in ieder geval niet qua inzet, is dat wij zouden willen meebewegen in de richting van een verlaging van normen en standaarden, inclusief veiligheid of in dit geval dierenwelzijn. Vier. Aangezien ik ook in Davos was, waar sommige van deze dingen kennelijk gesuggereerd en opgepikt zijn, heb ik zelf tegen Commissaris Hogan gezegd dat wij zeer aan standaarden hechten. Dat heb ik ook tegen Minister Mnuchin en Minister Ross gezegd. U kunt zich de reactie van Amerikaanse zijde enigszins voorstellen, maar ik heb benadrukt dat voor ons normen, standaarden en criteria heel belangrijk zijn, niet alleen vanuit een technisch oogpunt maar juist ook op grond van een breder draagvlak, ongeacht de sector. Dit keer zullen het misschien de boeren zijn, een volgende keer is het de staalverwerkende industrie. De Nederlandse economie is breed en veelzijdig, en wij proberen alle belangen af te wegen. Maar het kernpunt is: geen ander mandaat, geen verlaging van normen en, ja, het Parijsakkoord blijft heel belangrijk. Overigens is het interessant dat in Amerika, met de steden en de groep We Are Still In, heel veel resultaten juist op statelijk niveau worden geboekt en dat de federale overheid qua uitvoering van het Parijsakkoord minder relevant is dan men zou denken. Dat is de facto natuurlijk goed nieuws, maar op regeringsniveau niet.

Over de brexit zijn een aantal vragen gesteld door de VVD. Wij hebben inderdaad afgeschaald met betrekking tot de continue voorbereiding op contingency. Niet omdat we ervan uitgaan dat we heel makkelijk en soepeltjes af kunnen koersen op een deal, want de onderhandelingen zelf zullen nog heel complex blijken. Maar 80% van de ondernemers heeft nu een relatief goede mate van voorbereiding getroffen. We hebben dus ook niet dezelfde mate van intensieve begeleiding nodig, zoals we die vanaf het begin van de contingencymaatregelen hebben gekend. Zoals u weet, geldt de waarschuwing: als je maar blijft roepen zoals Peter – in Peter en de Wolf – dat de wolf komt, dan luistert er op een gegeven moment niemand meer en staat de wolf voor de deur. Dus wij moeten zelf onze communicatie aanpassen in samenwerking met de brancheorganisaties, VNO-NCW, MKB-Nederland, om te kijken wie zich nog steeds niet heeft voorbereid, waarom niet en hoe we daar nog bij kunnen helpen. Dus het loket blijft, maar het heeft niet meer dezelfde mate van intensiteit nodig.

Dan is er gevraagd naar mijn inschatting en op wat voor scenario's wij ons voorbereiden. U weet uit de beantwoording van in eerste instantie coördinerend Minister Blok dat wij ons inzetten voor een zo breed en gebalanceerd mogelijk akkoord. De komende weken zullen we meer duidelijkheid krijgen, want de Britten hebben op zich nog niet veel van hun kaarten laten zien. Ik denk dat we de komende weken meer duidelijkheid krijgen.

Dat is misschien ook meteen een antwoord op de vraag van de heer Stoffer over de visserij. Qua voorbereiding, begeleiding en inhoudelijke verantwoordelijkheid van de vakministers wordt er ook steeds meegekeken. Ik kan niet vooruitlopen op hoe de Commissie de onderhandelingen in de sectoren gaat behandelen. Het kan heel goed zijn dat de ministers van Landbouw op een gegeven moment een apart traject visserij gaan begeleiden. Ik kan daar niet op vooruitlopen, maar iedereen blijft natuurlijk goed meekijken om ervoor te zorgen dat de belangen zo veel mogelijk worden verdedigd en uitgedragen vanuit de beleidslijnen die het kabinet heeft gegeven, of het nu gaat om visserij of bij wijze van spreken de uitwisseling van studenten. Ik bedoel er zijn ook nog heel veel andere aspecten van samenwerking.

De maatregelen voor de overgangsfase hangen allemaal af van de onderhandelingen en het traject. Wat is mijn inschatting van het risico op een no-dealbrexit? Dan vraagt u mij op dit moment eerlijk gezegd om koffiedik te kijken. Ik denk dat we over een paar weken een betere appreciatie kunnen geven. Ondanks het feit dat er natuurlijk wel hoog politiek spel wordt gespeeld, ben ik er wel van overtuigd dat het heel belangrijk is om te blijven kijken hoe het Verenigd Koninkrijk en de VS een mogelijk handelsakkoord gaan uitonderhandelen, en hoe dat eventueel van invloed kan zijn op het traject VK-EU en de wisselwerking daarin, in negatieve of in positieve zin. Dat is een risicofactor, ook gelet op het feit dat we dit jaar in een verkiezingsjaar zitten in de VS en dat er wellicht een andere benadering gekozen wordt.

Dan heeft D66 gevraagd naar de handelsbalans met China en welke maatregelen er eventueel genomen moeten worden – de heer Van Haga vroeg dat ook – in relatie tot de Chinastrategie. Ik begin met de handelsbalans, die inderdaad ten faveure van China is, zoals de heer Bouali weet. Wij zetten in, middels de EU, op vergaande markttoegang voor EU-bedrijven, waaronder ook uit Nederland, in China. Uiteindelijk gaat het ons om een reëel en daadwerkelijk level playing field. We weten allemaal dat zo'n level playing field moeilijk te bereiken is met een staatsgeleide economie, gezien de oneerlijke concurrentie van staatsgesubsidieerde bedrijven en het risico van diefstal van intellectueel eigendom. Toch is dat level playing field de geopolitieke en geo-economische inzet, al gaat de inhoud hierbij voor snelheid.

Nu is China natuurlijk ook een land dat uitgaat van strategisch geduld, dus wij moeten daarin zelf ook flexibel maar slim opereren. Ik denk dat de Commissie onder Ursula von der Leyen, die zich geopolitiek wil inzetten, dat ook meeneemt, want het gaat, zoals u ook in een andere vraag over ASML aanmeldde, om meer dan alleen het product of om dual uses. Het gaat om het bredere pakket van hoe Europa zich positioneert en zich kan beschermen. Maar het zal nog wel tijd kosten. We hebben van EU-zijde gevraagd aan de Chinezen om met een beter aanbod te komen, dus we zijn er nog niet als het gaat om de betere balans.

Hoe pakken we die onbalans aan vanuit de Chinastrategie van het kabinet? Het handelstekort zelf, als subonderdeel, hoort niet in de Chinastrategie sec, maar het is natuurlijk wel een vertaling van hoe succesvol je bent op het gebied van geopolitiek en geo-economie. Zoals ik al zei hebben we vanuit de EU onderwerpen als markttoegang en gelijk speelveld steevast aan de orde. Natuurlijk reist ook nog elk land zelf af naar China met handelsdelegaties, dus ik denk dat een iets betere coördinatie vanuit de EU, waar dat mogelijk is, misschien ook kan helpen, maar iedereen heeft ook eigen belangen.

Qua standaarden voldoen de geïmporteerde producten doorgaans aan de criteria die gesteld zijn. Maar de producten moeten ook voldoen aan ónze wet- en regelgeving voordat ze op de markt kunnen worden gebracht. Nederlandse bedrijven kijken daar ook naar en hebben daar zelf ook veel mensen bij betrokken. Ze sturen veelal quality controllers of hebben eigen mensen in dienst in China, die de producten controleren en juist ook weer het gesprek blijven voeren over standaarden en vereisten. Maar dat wil niet zeggen dat er geen dingen door de mazen kunnen gaan.

De heer Van Haga vroeg naar oneerlijke concurrentie, namelijk of we kunnen aangeven wat er tot nu toe is gebeurd om het bedrijfsleven te beschermen. Wij spreken over het internationaal aanbestedingsinstrument. U weet dat wij daar een assertieve houding tegenover in hebben genomen. Dat is een van de middelen om oneerlijke concurrentie veel beter van de Europese markt te weren. Dat is niet alleen gericht op China, maar China is natuurlijk een grote potentiële deelnemer daarin. Het tweede belangrijke element dat wij in WTO-verband bespreekbaar willen maken, is dat China geen ontwikkelingsland is. Het derde wat wij ook in WTO-verband doen, is bespreekbaar maken hoe je subsidies aan bedrijven tegen kunt gaan om uiteindelijk niet op een ongelijk speelveld uit te komen. Al die aspecten worden meegenomen in de juiste fora, bilateraal, via de EU en internationaal. Het laatste, wat ook heel belangrijk is, is de nationale investeringstoets. Dan kijk je ook weer naar bescherming van strategische sectoren en bedrijven, en naar oneigenlijke overdracht van technologie. Dus er zijn heel veel lagen. Niet alles is deel van de Chinastrategie. Veel was al werk in uitvoering voor de Chinastrategie.

De heer Van Haga vroeg wat er is gebeurd met de motie-Koopmans. De beantwoording heeft al plaatsgevonden in de Kamerbrief van 6 december 2019. Wij kijken naar de keuze van de juiste en effectieve instrumenten. Ook hebben wij in WTO-verband druk gezet op de overeenkomst inzake overheidsopdrachten. Dat is weer gelieerd aan de inzet op het International Procurement Instrument van de EU.

De heer Van Haga vroeg ook naar het investeringsakkoord met Taiwan. Er vinden geen onderhandelingen plaats. Er zijn verklaringen geweest van de zijde van Taiwan, maar er zijn geen onderhandelingen.

Over het Appelate Body van de WTO ging een vraag van de heer Amhaouch en de heer Bouali. Ik zie de ontwikkeling van een idealiter tijdelijk alternatief instrument voor het verlamde geschillenbeslechtingsmechanisme als positief. Dat heeft Nederland ook altijd ondersteund. Wij spelen daarin een actieve rol in EU-verband. We zijn natuurlijk niet eigenstandig daarin, ook niet in Genève. Wij proberen zo veel mogelijk landen erbij te betrekken, maar wij willen niet dat een tijdelijk, noodgedwongen instrument de facto de nieuwe regelgeving wordt. Dat kan niet, want dan werken wij onbedoeld mee aan het ondermijnen van de Wereldhandelsorganisatie. Wij willen een betere, hervormde, effectievere Wereldhandelsorganisatie die zich richt op de thema's van nu en niet alleen op de Doha-agenda en een geschillenbeslechtingsmechanisme dat zomaar verlamd kan worden. Wij blijven dit uitdragen. Wij zijn ook heel actief in Genève via onze missie in alle plurilaterale gesprekken die plaatsvinden. Ik denk dat Nederland ook krediet kan nemen in het meedenken over de oplossing, maar het is geen eindoplossing. Dat wil ik heel stellig onderstrepen.

Dan kom ik op de vraag van de heer Amhaouch hoe we hier nu mee verdergaan. Wij blijven via de EU inzetten op dialoog met de VS. Ik denk dat u een aantal van de uitspraken van de heer Hogan ook zo kunt verklaren dat positieve signalen worden afgegeven maar met randvoorwaarden. Maar we beschouwen dit als een noodoplossing. We kijken naar uitbreiding, maar wij willen weer samenkomen als het gaat om hervormen, verbeteren en idealiter weer samen optrekken met de VS op belangrijke vraagstukken zoals China, oneerlijke concurrentie, gebrek aan een gelijk speelveld van sommige grote economieën, en, en, en... Er komt te zijner tijd een brief over de inzet van het kabinet in Nur-Sultan. Ik zal daarin uitgebreid en hopelijk wat inhoudelijker ingaan op een aantal thema's en de dingen die wij samen met andere hopen te bereiken, want ik hoop niet nog een WTO-top mee te maken zoals een paar jaar geleden waar daadwerkelijk niets is bereikt, behalve wat losse verklarinkjes. Dat is uiteindelijk een collectief falen.

Dan de vraag van de heer Amhaouch over de omzeiling van China, staatssubsidies en andere belangrijke thema's die we net al hebben genoemd. Wij trekken via de Commissie samen op met Japan en de VS om strengere regels aanvaard te krijgen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Op 14 januari van dit jaar is er op politiek niveau besloten tot zes principes als basis voor die aanscherping. Ik heb de details daar even niet van. Het is online te vinden. Ik bericht u graag waar, met misschien een verwijzing. Dat kunt u beschouwen als een toezegging. Wij blijven daarop drukken.

Dan nog een laatste vraag van de heer Amhaouch in dit kader: naderen we het einde van de Wereldhandelsorganisatie? Dat is natuurlijk apocalyptisch. Ik denk dat we het einde moeten naderen van een organisatie die niet meer een agenda weet te stellen en dus niet meer reëel kan opereren, maar niet het einde van de Wereldhandelsorganisatie. De organisatie moet hervormd worden. Wij verwachten veel van toekomstig leiderschap. Ik meen dat wij in de laatste fase van de heer Azevedo zitten, dus er moet kritisch worden gekeken naar de nieuwe constellatie in de Wereldhandelsorganisatie, naar wat wij kunnen verwachten van de toekomst en naar de agenda. De agenda zelf moet wat mij betreft heel erg gaan over digitale diensten, e-commerce. Daar horen natuurlijk ook belasting bij en alle nieuwe thema's van een moderne economie. Daar horen ook bij hoe wij de SDG's en Parijs kunnen bereiken, en hoe eerlijke, incuslieve handel daar een bijdrage aan kan leveren. Dat is een modernere manier van denken waarmee de negatieve gevolgen van globalisering eventueel via handel weer kunnen worden gebalanceerd, maar dat zijn toekomstagenda's. Ik denk dat de WTO-ronde in Nur-Sultan daar ook belangrijk in kan zijn. Dat zal in ieder geval de kabinetsinzet zijn.

Er was een vraag over ASML en de rol van de EU. Het kabinet is al bezig met de casus-ASML zelf, dus ik wil niet zeggen wat we nu wel en niet gaan doen. De casuïstiek van ASML is, ongeacht de uitkomst, belangrijk om mee te nemen naar de Europese Unie om inderdaad weer te kijken naar vragen als: wat is geo-economie; wat is geopolitiek; waar hoort technologie, bescherming, afscherming; hoe gaan we om met dual use? We hebben het Wassenaar Arrangement, maar het is inderdaad onderdeel van een breder gesprek en een concurrentiestrijd. Daar zijn we niet naïef in, maar de weging van de casus zelf vindt plaats langs de gebruikelijke route. Daar wil ik verder nog geen uitspraak over doen. Dat zal te zijner tijd komen. Maar balans, economie, veiligheid, technologie; dat hoort daar allemaal bij.

Dan een vraag van mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Ik hoop dat hij ongeveer letterlijk zo is gesteld: wanneer nemen wij afstand van handelspolitiek wanneer kwetsbare waarden worden vermorzeld? Dat is dan vertaald: wanneer worden die belangrijk? Het was wat eufemistischer vertaald. Dat is een beetje vragen naar een meer existentieel debat. Ik denk dat handelspolitiek altijd belangrijk is. Dat zien we aan de Wereldhandelsorganisatie, waarin wij opkomen voor normen en waarden, en multilateraal willen opereren. Dat zien we wanneer we Parijs nastreven, wanneer we kijken naar inclusieve handel. Kunnen we de wereld naar onze hand zetten? Nee, dat kan niet één partij. Dat kan ook niet één land, zeker niet een land als Nederland. Maar wat wij uitdragen, is wat heel belangrijk is. Nemen wij afstand van handelspolitiek? Nee, wij engageren ons juist rondom handelspolitiek en we streven inclusieve handel na met standaarden en criteria.

Dan is er nog een vraag: zag ik het programma van de EO over de kippensector in Thailand? Nee, ik heb dat niet gezien. Maar wat denk ik belangrijker is en wat uw vraag echt is, is of ik nog gesproken heb over het mandaat van Thailand. Ik heb al eerder gesteld dat ik het ook belangrijk vind dat mandaten op een gegeven moment worden bijgesteld. Dat heb ik ook al aangekaart bij de Europese Commissie. Ik zie morgen Eurocommissaris Hogan, waar ik dat weer zal doen. Ik heb het ook in de RBZ gesteld. Overigens teken ik daarbij aan dat verder niemand begreep waar ik het over had, maar goed.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wat was de reactie dan?

Minister Kaag:

Niemand wist waar ik het over had. Dat was ook mijn antwoord als reactie. Ik zal het morgen dus weer aantekenen.

Dan hebben we de vraag van de heer Alkaya over de vergroening en de kringlooplandbouw. Wat ga ik doen? Het mandaat voor kringlooplandbouw ligt echt bij de Minister van Landbouw. Zij heeft mede namens mij een notitie geschreven hoe we dat internationaal kunnen uitdragen. Wij doen dat middels de Buitenlandse Handel en OS-agenda. We doen dat door de steun van Wageningen Universiteit aan te bieden. Belangrijk is natuurlijk ook dat de SDG's centraal staan in het internationale handelen. Veel bedrijven doen dat al vrijwillig. We hoeven ze daar totaal niet op aan te spreken. Dat zie je juist ook in de tuinbouwsector met de zadenveredeling en de kwaliteit van technologie die wordt aangeboden. Heel vaak zijn dat mkb'ers. Er zijn enorm goede en leuke missies, maar ook gaan ondernemers gewoon zelf op pad. Ze worden ook aangesproken. Dat is ook het belang van veel van de inkomende missies: dat mensen uit een aantal landen hier zelf al die sectoren ontdekken en afspraken maken. Contacten, contracten. Veel bedrijven, zeker in die sector, zijn enorm overtuigd van duurzaamheid; kijk naar de aantallen producten. Wij blijven daaraan trekken. Via bepaalde investeringsfondsen zijn er ook gelden om dat te ondersteunen.

Dan kom ik op alle specifieke vragen. Alle vragen waren natuurlijk specifiek, maar ik bedoel de vragen op basis van de agenda. Ik wil eerst stellen dat de IOB-evaluatie de periode van 2010–2018 behelsde. Het kabinet heeft de handelsagenda van het kabinet-Rutte III in oktober 2018 gepresenteerd. Daarom kan ik ook stellen – daarover waren een aantal vragen – waarom het kabinet heeft beweerd dat wij een aantal van de aanbevelingen omarmden. Dat was niet zo moeilijk, want we hadden al een aantal evaluaties meegenomen die werden gereflecteerd in de nieuwe handelsagenda, die uitgebreid besproken is met deze Kamer. Aan de heer Weverling koppel ik terug dat de heer Van Haga, toen nog namens de VVD, destijds een proactieve, alternatieve handelsagenda heeft gepresenteerd. Als ik het me goed herinner, waren zestien van de achttien aanbevelingen of ideeën al werk in uitvoering. Twee zijn specifiek benoemd. Een aantal ervan achtten wij niet relevant, maar ik heb dat niet helemaal meer voor de bril. Een groot deel ervan zit juist in de periode die nu wordt uitgevoerd. We zijn nu anderhalf jaar bezig. Ik beantwoord de vragen over het IOB-rapport dus graag, maar we hebben het wel over voorgaande kabinetten. Ik stel dus dat wij veel van de verbeterpunten die worden geadresseerd, hebben meegenomen. Daarom namen wij de aanbevelingen ook ter harte. Een van de aanbevelingen was dat we naar de markten in de top 25 moeten kijken. Die is meegenomen. Ook is een aantal aanbevelingen uit het rapport-Buijink meegenomen. Verder is er altijd ruimte voor verbetering, ook terwijl we aan het uitvoeren zijn.

Een aantal van u noemde specifieke punten als de reisagenda en coördinatie. Wie doet nu wat, zodat er helderheid is en we het kunnen optimaliseren? De reisagenda wordt, landsbreed en in samenwerking met de sectoren, steeds strategischer ingevuld voor inkomend en uitgaand. Ik beschouw inkomende bezoeken als net zo belangrijk als uitkomende bezoeken vanuit Nederland. Soms heb je er meer aan, want a je hoeft niet te reizen en b je kunt veel meer etaleren wat er in Nederland is, van de kennisinstellingen tot de specifieke bedrijven. De drempel wordt voor veel bedrijven laag om internationale contacten op te doen. Dat vind ik er ook mooi aan: niemand hoeft te besluiten ver te gaan. Dat bespaart ook nog CO2. Daarbij is er ook een rol voor de lokale overheden. Ook leidt het tot een verdere versterking van de publiek-private samenwerking. Daar horen die internationaliseringsstrategieën bij. We hebben er nu bijvoorbeeld eentje voor de Golfstaten. Er wordt dus steeds meer maatwerk geleverd door de verschillende instanties. Er is samenwerking met de private sector, VNO-NCW en MKB-Nederland, ook voor subregio's om weer effectiever samen op te treden.

Is het lastig als je voor het eerst je weg probeert te vinden? Ja, dat onderstreep ik helemaal. Dat blijft best intimiderend als je niet weet waar je moet beginnen. Daarom zijn we bezig om nog meer maatwerk te regelen en met de RVO te kijken hoe die onestopshop ook daadwerkelijk ingesteld kan worden. De onestopshop werkt als volgt. De ondernemers hebben in eerste instantie altijd contact met de RVO en krijgen dan een casemanager toegewezen. Dat is een persoon of een instantie die hen moet helpen om overal de weg verder te vinden, bijvoorbeeld of je bij DGGF of Atradius terechtkunt. We weten dat dit moeilijk is, zeker voor de starter. Voor degenen die wat meer ervaren zijn, is het ook vaak best een lang proces. Ik kan niet alle procedures versnellen, want due diligence hoort erbij, er hoort veel informatie bij en we moeten wegen. We moeten natuurlijk wel kijken of iedereen zich ook echt gaat houden aan de OESO-richtlijnen. Wij willen een goed geïnformeerde, verbonden ondernemer die wordt ondersteund. Natuurlijk is uiteindelijk de positionering van Nederland in het buitenland van belang. Informatie op maat is daar belangrijk bij, bijvoorbeeld over de deelname aan evenementen in binnen- en buitenland. Ook is er starterscoaching. Het Brexitloket werd genoemd door de heer Weverling. Als je het gaat opzoeken, zijn er inderdaad heel veel kanalen. Die hebben we ook binnen de Nederlandse overheid. Dat is het mooie: het is allemaal beschikbaar. Sommige instrumenten zijn ook opgezet op verzoek van de Kamer of ten gevolge van Kamermoties. Het kabinet levert dus ook op maat op basis van de moties. Wij moeten er natuurlijk wel voor zorgen dat het logisch, coherent en efficiënt blijft.

Dan de verbanden. We hebben een zogenaamd enterprise network. De missies heb ik al genoemd. Ook zijn er business development coaches. De positionering begint met branding. Laat ik u een boekje tonen. Door de kleur ervan, oranje, is het niet te missen welk land dit is! Ten tweede is er de nieuwe branding. We hebben de Smart Citiesbenadering en Partners for International Business. Ik ben het met u eens dat het bij de platforms die zijn gecreëerd voor publiek-private samenwerking, niet in één oogopslag duidelijk is of het gaat om ISO of de Werkplaats, maar veel wordt uitgewerkt en er worden ook resultaten geboekt. In tweede termijn kom ik graag terug op ISO of de Werkplaats, als daar vragen over zijn. Dat komt nog in een ander mapje.

De heer Weverling vroeg in dit kader naar de tuinbouw. We zijn in gesprek met World Horti Center en Dutch Greenhouse Delta. Er worden ook bezoeken georganiseerd. We proberen zo veel mogelijk werkbezoeken mee te nemen. Er vinden overigens veel werkbezoeken plaats zonder dat de Nederlandse overheid daar kennis van heeft, zoals u waarschijnlijk weet uit uw eigen contacten, maar wij proberen zo veel mogelijk op te trekken met ambassades en lokale overheden. Wij zeggen hen: laat het ons weten als jullie een missie krijgen, zodat niemand verrast is en we ook het beste rendement uit zo'n inkomende missie halen. Dat blijft een arbeidsintensief proces, want silodenken en -werken is niemand vreemd. Als mensen vanuit een gemeente met een missie aan de gang zijn, denkt niet iedereen direct: ho, laten we daar nog eens een ander bij betrekken. Wij moeten dit misschien nog meenemen in de communicatie. Er is een nauwe samenwerking met LNV en Economische Zaken om de topsectoren goed te positioneren.

De heer Stoffer van de SGP vroeg of water een prioriteit is en of er een mogelijkheid is om het postennetwerk te versterken. Hij noemde ook Israël. Over water zijn we het geheel eens. Of er is gebrek aan, of het is niet drinkbaar of bruikbaar, of er is schaarste en droogte. Dat verbindt zich natuurlijk nauw aan al het werk dat we doen op de SDG's. Wij werken ook aan de Blue Deal. Via de Wereldbank werken we aan watervoorzieningen voor drinkbaar water, juist in de gebieden waar het moeilijkste is. Al ons werk voor internationale klimaatadaptatie en -mitigatie heeft natuurlijk ook met water te maken. Hier kijken we dus echt naar het bredere pakket van de SDG's en Parijs. We werken in Nederland interdepartementaal nauw samen met het Ministerie van Infrastructuur en Water. Versterking van andere posten is op dit moment niet per se nodig. We hebben technische expertise beschikbaar of we kopen die in waar dat nodig is. U moet niet vergeten dat we in veel ontwikkelingslanden ook echt de geschikte VN-organisaties of ngo's steunen, of werken via de Wereldbank. We hoeven niet alles in huis te hebben. Vaak is dat niet efficiënt. Eén persoon kan maar een paar dingen doen, terwijl we veel meer impact hebben als we een competente instantie gespecialiseerd op dit gebied steunen.

Dan de start-ups. Israël is inderdaad Start-up Nation. Zo staan ze ook bekend, en dat geldt helemaal voor Tel Aviv. Zoals u weet, is het kabinet nog steeds voornemens om volgende week een handelsmissie te leiden naar Israël en de Palestijnse gebieden. U weet natuurlijk ook dat de maatschappelijke cultuur richting het falen van start-ups heel belangrijk is. Start-upondernemers kunnen daar beginnen, en als ze falen is er geen man of vrouw overboord. Dan begint men aan iets anders. Dat wordt heel erg aangemoedigd en dat is een belangrijke stap. Wij nemen een aantal start-ups uit Nederland mee op de missie van volgende week en we hopen daar additionele contacten te leggen.

Is er nog een innovatieattachee nodig in Tel Aviv? In dit geval niet. De attachees zijn benoemd op posten die StartupDelta, geleid door prins Constantijn, heeft aangewezen als plekken waar het meeste potentieel zit. Dan moet je ook naar de markt kijken. Er zijn hele makkelijke contacten over en weer op dit gebied. Op dit moment is er dus geen inhoudelijke aanleiding voor uitbreiding, gewoon omdat de contacten al op een andere manier lopen.

Dan heeft de heer Stoffer nog een vraag gesteld over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat traject loopt natuurlijk. Dit was ook een vraag richting wetgeving. We komen hier in detail op terug in het AO van 13 februari. Dat lijkt me gepaster, want dan kan ik meer recht doen aan de inhoud.

Dan vroeg de heer Alkaya of ik bezig ben met een draai naar de maatschappelijke behoefte. Oftewel: we moeten ons positioneren rondom de grote maatschappelijke vraagstukken. Ik zou zeggen: dat is dus waarom de SDG's inherent verbonden zijn aan de handelsagenda. Heel veel grote maatschappelijke vraagstukken, nationaal en internationaal, zijn SDG-gecentreerd. Nederland spreekt eerlijk gezegd nog steeds te weinig over de SDG's, terwijl alles wat we hier doen mijns inziens SDG-relevant moet zijn. Het mooie is dat juist door de positionering van de agenda rondom de SDG's veel Nederlandse bedrijven zelf al komen met iets wat een aanbod is of iets waar zowel een maatschappelijke behoefte aan bestaat als een rendement, een verdienmodel, aan vastzit. Die draai komt er dus heel erg. In Davos sprak bijvoorbeeld een groot aantal Nederlandse ondernemers, kleiner en heel groot, over niets anders dan de SDG's. Een criticus kan zeggen dat die bedrijven alleen maar aan het greenwashen zijn, maar dat geloof ik echt niet. Ze zijn aan het benchmarken en ze rapporteren erover, en hun investeerders en shareholders kijken heel kritisch naar het brede rendement van de investering en het product dat geleverd wordt.

Kan alles radicaal om op korte termijn? Nee, want transformatie vergt tijd, inzet en begeleiding. Dat zien we ook in Nederland. Maar we zijn er wel mee bezig en die agenda is daar internationaal heel leidend in wat het Nederlandse kabinet betreft.

Dan een vraag van de heer Bouali over handelsmissies. Hoe rijmen we de resultaten? Ik heb dat geloof ik al eerder gezegd. We hebben dat allemaal meegenomen. De IOB evalueerde een periode vóór de nieuwe handelsagenda. Ik denk dat we heel veel van de kritieke punten hebben meegenomen. Waar nog lacunes zijn, pakken we die aan.

Dank aan de heer Alkaya voor de opmerking en de vraag over Angola. Ook mevrouw Diks van GroenLinks vroeg daarnaar. Kennelijk staat er een kleinschalige fruitmissie naar Angola gepland van 2 tot 6 maart. Die missie wordt georganiseerd door de RVO en wordt op ambtelijk niveau geleid. De sector gaat zelf op pad. Het RVO doet een imvo-check voor alle deelnemers. Ik ben het met u eens dat de casus Angola nog verder uitgediept moet worden. Dat hebben wij ook gedaan. Ik heb op het hoogste ambtelijke niveau al een gesprek laten organiseren met Van Oord, Atradius en ING. Er komt nog een vervolggesprek, want zoals de heer Alkaya en mevrouw Diks ook weten uit andere gesprekken, denk ik dat vrijwilligheid niet kan leiden tot vrijblijvendheid. Er moet goed uitgezocht worden waar er lessen geleerd moeten worden aan de zijde van de deelnemende bedrijven of aan de zijde van de overheid richting de OESO-richtlijnen. Het is een casus die wij verder zullen uitdiepen, maar ik ga niet op de stoel van de rechter zitten – niet de juridische rechter maar de rechter – want wij hebben niet voldoende informatie. Maar de rapportage heeft bij mij ook voldoende alarmbellen af laten gaan.

Dan was er de vraag of ik informatie over handelsmissies van tevoren naar de Kamer wil sturen. Alles is publiekelijk al bekend, en ik geloof dat het kabinet achteraf over resultaten rapporteert conform de kabinetsverantwoordelijkheid. Verder kunt u zelf alle informatie op de website van de RVO vinden. Drie maanden van tevoren wordt dat gepubliceerd, mocht er interesse of mochten er vragen over landen zijn. Maar qua kabinetsverantwoordelijkheid rapporteer ik achteraf over de voortgang, misstanden, problemen et cetera.

Dan heb ik hier een heel mooi overzichtje voor me liggen. De heer Bouali heeft gevraagd naar ISO Nederland. Kan ik verder toelichten welke concrete resultaten en strategieën er verwacht zijn voor 2020? En hoe gaan we opvolging geven aan het IOB-rapport qua doelstellingen? Ik heb hier een lijst met alle deelnemers aan ISO Nederland, maar daar heeft u niets aan. Ik neem aan dat we dat weleens hebben meegestuurd in uitvoerige berichtgeving. We kunnen het nogmaals sturen. Een breder dienstenpakket en meer maatwerk is de doelstelling van ISO Nederland. Er worden gezamenlijke marktplannen ingediend voor zowel de Golfregio – wat ik al had gemeld – als Duitsland, maar dat moeten er nog meer worden. Vanuit ISO wordt er voor Duitsland dan gekeken naar mobiliteit, slimme industrieën, transitie, gezondheid, energie. We hadden daar ook handelsmissies op gevoerd. Minister Bruins is geweest, Minister De Jonge, ikzelf. Er wordt een gezamenlijke aanpak 2020 voor Frankrijk, China, India en de Asian Five ondernomen. Portefeuillehouders werken aan kennis, financiering, vestigingsklimaat et cetera. In de Agenda 2020 staat financiering van het mkb qua exportplanning op de agenda, juist met aandacht voor de huidige hiaten. Ik denk dat dit ook voldoet aan een oproep van de Kamer om juist ook aandacht te hebben voor de mkb'ers. Jacco Vonhof is daar als voorzitter van MKB-Nederland actief in. Die ondernemersagenda van MKB-Nederland wordt dus meegenomen. Dit zijn ongeveer de plannen voor 2020.

Wat is de toegevoegde waarde van NLinBusiness? Is er sprake van fragmentatie? Het betreft inderdaad een subsidie die is verstrekt voor de periode van 2017 tot 2022. Er moet een privaat netwerk worden opgebouwd dat zelfstandig in staat is bij te dragen aan publiek-private financiering. Ik denk dat we heel kritisch moeten kijken naar de resultaten aan het eind van deze periode. Het kan inderdaad zijn dat er heel veel instrumenten zijn. De zorg over fragmentatie deel ik. Wij, en u denk ik ook, hebben een aantal kritische brieven ontvangen, dus het is ook aan NLinBusiness zelf om actief die convergentie en coherentie nog meer op te bouwen, zodat het zogezegd de gaten in de markt vult en er geen verwarring ontstaat. Want uiteindelijk zijn we hier om huidige en toekomstige ondernemers optimaal te bedienen. Maar ik sta daar neutraal in omdat het toch een recente opstart is. Er is een stuurgroep die NLinBusiness aanstuurt. Daarin zitten VNO-NCW, MKB-Nederland, de Metaalunie en evofenedex. Het is juist ook aan de stuurgroep om te blijven meekijken. Ik heb ook alle begrip en waardering voor de problemen die men als men iets nieuws begint in de eerste twee jaar heeft. De agenda is dus duidelijk. Ik kijk ernaar uit om te zijner tijd de toegevoegde waarde te beoordelen en natuurlijk ook te bekijken waar het risico van fragmentatie mogelijkerwijs niet genoeg is onderkend. Maar dat is altijd zo als men met een nieuw instrument aan de gang gaat, mede op verzoek van het bedrijfsleven.

Dan de vraag van de heer Weverling over Invest International. De suggestie was, als ik uw vraag goed begrijp, dat we eerst moeten kijken naar het zakelijk belang, dat verantwoord ondernemen en SDG's niet de overhand moeten krijgen en dat we wat flexibeler met de maximale projectomvang moeten omgaan. De normen qua maatschappelijk verantwoord ondernemen zullen hetzelfde blijven. Dat geldt kabinetsbreed. Dat geldt voor Invest International en het hele handelsinstrumentarium. Invest International bepaalt het eigen investeringsbeleid. De beschikbare gelden zijn 800 miljoen. Maar we zijn er nog niet, want het moet eerst nog formeel opgesteld worden. Daarna wordt er steeds meer inhoudelijk, in detail, naar gekeken. Die hele aanloopperiode zal nog dit hele jaar in beslag nemen. Zoals u weet neemt Invest-NL een aantal regelingen van RVO over, bijvoorbeeld DRIVE; op de twee andere regelingen kom ik even niet.

De heer Alkaya vroeg welk probleem met Invest International wordt opgelost. Is het doelmatig en doeltreffend? Ja, dat zijn hele belangrijke vragen. Het kwam voort uit de gedachte – het is al besloten ten tijde van het kabinet Rutte II – dat er één loket moest komen en dat er een platformorganisatie zou worden opgericht. Dus dat het bijdraagt aan de Nederlandse economie én wereldwijd grensoverschrijdende maatschappelijke vraagstukken helpt op te lossen. De taken blijven projectontwikkeling, investeringen en het onder één dak brengen van regelingen. Invest International lost wat knelpunten op in de huidige financiering. We hopen dat het ook effectiever en efficiënter zal zijn door de eenloketregeling, maar Invest International bepaalt vooralsnog zelf hoe de details worden uitgewerkt. Ik kan dus nu nog niet spreken over de doelmatigheid en de effectiviteit van de uitvoering, want men is nog niet begonnen.

De heer Amhaouch vroeg wat de opdracht is van de Afrikataskforce. De taskforce bestaat, zoals u weet, uit het bedrijfsleven, de overheid, kennisinstellingen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Ze gaan nu beginnen met een meerjarige inzet. We ondersteunen daarbij ook weer het mkb. Onze eigen Buitenlandse Handel- en Ontwikkelingssamenwerkingsnota en de Afrikastrategie van VNO-NCW – want het is de strategie van VNO-NCW – zijn leidend in de keuzes van Afrikaanse markten. Ze gaan zich ook richten op het verminderen van handelsbelemmeringen binnen de invloedssfeer van de taskforce. Zoals u weet, zijn wij formeel niet betrokken bij de benoeming van de voorzitter. Ik heb dit op hetzelfde moment vernomen als de heer Amhaouch.

Wat gaan wij verder wanneer doen? Vanuit het ministerie nemen wij actief deel, maar er is soms ook een scheiding der markten. Wij proberen mee te denken en bij te dragen, en wij kijken hoe de juiste middelen kunnen worden ingezet. De ontwikkelingsagenda die het kabinet heeft neergezet, wordt natuurlijk ook gewoon uitgevoerd. Die wordt niet ondergeschikt gemaakt aan de Afrikastrategie. Het moet complementair zijn. We hebben gesteld dat we willen verdienen aan de SDG's, maar de OS-middelen zijn in principe belegd, voor de jeugdstrategie, voor het creëren van werk en voor het openen van markten. Maar het is niet zo dat alle gelden die nu voor het Afrikaans continent beschikbaar zijn, overgeheveld worden of opeens een andere doelstelling krijgen. Wij zijn bezig met het uitvoeren van de meerjarige landenstrategieën en wij hopen dat de Afrikastrategie van VNO-NCW juist ook elementen meeneemt zoals jeugd, de toekomst van werk, kansen op de markt, het creëren van banen en het leveren van een bijdrage aan duurzame ontwikkeling. Wij willen dat die twee samen gaan. Het gaat dus om complementariteit in plaats van één pakket. Dat is natuurlijk ook de kracht hiervan.

De voorzitter:

Pardon, ik val u even in de reden. Ik heb alle waardering voor het feit dat u probeert om heel snel te antwoorden. Ik dank de Kamerleden voor de weinige interrupties en de heldere beantwoording. U hebt allemaal gezien dat we al over de tijd zijn. Ik zag weinig onrust. Daar werd ik dan wel weer vrolijk van. Er zijn nog twee vragen en we hebben nog een tweede termijn, dus ik stel voor dat we tien minuten à een kwartier uitlopen. Stort alles in als we dat doen? Nee? Prima. Dan kunt u eventjes ademhalen.

Minister Kaag:

Nou ja, er zijn nog maar twee vragen, naar mijn begrip. Maar inderdaad, speed speech is al mijn probleem, dus het is goed om het nu even rustiger aan te doen.

Er was nog één vraag van u, mevrouw de voorzitter, over de diaspora. Waarom worden er niet meer geleerde lessen meegenomen? Dat valt onder staand beleid. Het resultaat viel gewoon tegen. Ik meen dat ik dat ook al eerder heb benoemd bij de begrotingsbehandeling. Wij zullen altijd kijken wie de juiste kennis, capaciteit, expertise en presentie in het veld heeft. Er is dus geen sprake van uitsluiting van ondernemers uit de diaspora, maar er is ook niet bij voorbaat sprake van een bevoordeling of een bevoorrechte rol voor ondernemers uit de diaspora. Ze kunnen gewoon mee dingen. Ze hebben een rol. Het is de diaspora, omdat het natuurlijk ook Nederlanders zijn geworden. Die specifieke kennis en toegang tot contacten kunnen ontzettend krachtig zijn, maar iedereen wordt beoordeeld op de merites van de vraag en op wat de verwachte resultaten zijn. Afkomst is dus niet leidend.

Dan het tweede deel. De laatste vraag was van D66. De heer Bouali stelde een populaire vraag over Orange Corners. Hoeveel wordt er geïnvesteerd? Het maakt, zoals u weet, onderdeel uit van de toolkit voor de private sector. De RVO houdt niet bij hoeveel afzonderlijke budgetten er zijn per programma. De private bijdragen aan Orange Corners blijven natuurlijk beperkt, maar waar het succesvol is, wordt het juist gedragen door de lokale ondernemers en het Nederlands bedrijfsleven dat daar baat bij heeft. Orange Corners is ontzettend belangrijk, maar het hangt heel erg af van het land, van de organisatie van de Nederlandse ondernemers zelf en van wat de visie en de richting zijn. Wij kijken vooral naar kwaliteit. In 2019 is er in totaal € 780.000 geïnvesteerd voor 6 programma's, met 40 getrainde ondernemers per programma. Dat zijn er in totaal 240. Er is een bijdrage van 2,1 miljoen apart gezet, private bijdragen, voor de periode 2019–2020. Wat te zijner tijd het belangrijkste is, is om te kijken wat Orange Corners direct en indirect heeft weten te realiseren qua additionele banen en exportkansen of productiemogelijkheden, met name ook voor start-ups en scale-ups in sommige landen.

Dank.

De heer Van Haga (Van Haga):

Ik zat met smart te wachten op de beantwoording van mijn vraag over walsdraadstaal.

Minister Kaag:

Excuus. Ik weet dat wij in gesprek blijven over walsdraadstaal. Het is helaas niet zo dat het succes van Tata Steel een doorbraak zal betekenen op andere terreinen. Zoals u weet, kijkt het Amerikaanse Ministerie van Handel naar criteria. Met Tata Steel was er al een makkelijkere positie omdat de meeste Amerikaanse bedrijven dit niet zelf kunnen produceren of in ieder geval niet van een dusdanige kwaliteit. Er was derhalve een inhoudelijke voorsprong. Een aantal Amerikaanse afnemers heeft ook duidelijk geholpen bij de lobby. Ik zal overigens niet zeggen dat het allemaal hard en vast is. Het tweede is dat wij, zoals u weet uit de eerdere gesprekken met u, hebben ingezet op de herziening van de vrijwaringsmaatregelen omdat wij vinden dat die ten koste gaan van Nederlandse verwerkers. Dat blijft onverminderd de inzet van het kabinet. Dat doen wij ook bij de nieuwe Commissie. Ik zal dit ook morgen weer opnemen. Ik kan alleen niet beloven dat ieder gesprek resultaat oplevert. Ook kan ik er niet op vooruitlopen of dit betekent dat wij nog meer successen gaan boeken. Zoals u weet, is Washington onvoorspelbaar in de flexibiliteit van beleid. Verder maken wij altijd sterke aantekening van het feit – dat zal ik elke keer blijven doen – dat wij tarieven van de Amerikanen niet aanvaarden en niet accepteren, juist omdat het bondgenoten zijn. Het is noch rechtmatig noch slim beleid. Een beleid dat alleen maar wordt gevoerd via tarieven, ook richting bondgenoten, zal uiteindelijk niet het gewenste resultaat leveren. De eerste fase van de Amerikaanse Chinadeal is een kwestie van managed trade. Dat is wat ons betreft uiteindelijk geen handelsovereenkomst. Eén zwaluw maakt nog geen zomer, vrees ik.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik had nog gevraagd of de Minister de brief van de boerenorganisaties had gekregen en, zo ja, wat haar reactie daarop is.

Minister Kaag:

Op dit moment heb ik geen brief. Ik weet niet van welke boerenorganisaties deze brief zou zijn en ik weet dus ook even niet waar deze over zou gaan. Volgens planning spreken wij op 13 februari uitgebreid over CETA.

De voorzitter:

Goed. Dan dank ik de Minister uiteraard voor de beantwoording in de eerste termijn. We gaan superschnell naar de tweede termijn. Ik zou zeggen: één minuut spreektijd. We spreken elkaar nog over imvo en over CETA. Er zijn ampel mogelijkheden om te spreken. De heer Van Haga.

De heer Van Haga (Van Haga):

Dank u wel, voorzitter. Dank voor de antwoorden. Deze waren allemaal heel duidelijk.

Wat betreft China zou ik toch graag ook nog wat concrete maatregelen zien, zoals het postverdrag of als het gaat om de invoerheffingen, die nu onder de € 150 niet geheven worden. We hebben het daar eerder over gehad.

Wat betreft Taiwan is het duidelijk: er zijn geen onderhandelingen. Toch is het misschien goed om te kijken of het niet goed zou zijn om de economische banden met Taiwan op een of andere manier verder aan te halen.

Ik begrijp het dilemma met het walsdraadstaal, maar dit gaat niet over de importheffingen van de VS. De vrijwaringsmaatregelen zijn een intern probleem binnen de EU. Ik vraag daarom – hoewel, het is niet zozeer een vraag; ik weet dat de Minister daarmee bezig is – om te proberen nog extra stappen te zetten en dit toch nog eens aan te brengen bij de Eurocommissaris voor Mededinging, want het loopt echt uit de hand.

Voor het overige vraag ik graag een VAO aan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Volgens mij kunnen we constateren dat we voortaan meer tijd moeten uittrekken voor een AO Handelsbevordering.

Een paar opmerkingen nog. Kan de Minister nog meer kleuring geven aan de onderhandelingen en gesprekken met China als het gaat om markttoegang, staatssteun, subsidies en de status van ontwikkelingsland? Het is inhoud boven snelheid; dat snap ik. Ik vraag ook geen datum, maar ik wil wel graag weten welke kant we op marcheren. Of praten we tegen een soort dode muur en wordt gewoon niet herkend en erkend wat wij vanuit de EU en Nederland vinden? Daar zou ik graag nog iets meer over horen.

Zei de Minister nou dat er bij de RVO altijd een casemanager wordt aangewezen die de mkb'er bij de hand neemt, zodat je dus niet per vraag steeds weer opnieuw moet inloggen? Op die vraag hoor ik graag een ja of een nee.

Ik had gevraagd hoe de Minister NLinBusiness ervaart. Zij begon zelf over brieven met kritische vragen erin. Die heb ik inderdaad ook gelezen, maar herkent de Minister zich in de kritiek over NLinBusiness die in die brieven staat?

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Bouali voor zijn tweede termijn.

De heer Bouali (D66):

Ja. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ook dank ik haar voor het handige oranje boekje. Het is altijd goed om dit zo beknopt te zien.

Ook ik heb zorgen over China en de geopolitieke ontwikkelingen. Ik denk dat er meer debatten zullen komen waarin wij aandacht hiervoor vragen, zeker ook voor de Nederlandse handelspositie. Wat mij betreft kijken we ook goed naar de standaarden.

Dank voor alle overzichten die wij van het departement krijgen van de handelsmissies. Het zijn handige fiches, die in één oogopslag aangeven welke resultaten er worden behaald. Zoals ik al zei, zien we bij Ierland en Colombia hele mooie cijfers. Ik hoor graag hoe we hier in de toekomst op voortborduren. Een van de IOB-aanbevelingen is: zorg ervoor dat dat in de toekomst goed opgevolgd wordt. Dat is goed voor het Nederlandse bedrijfsleven, maar het is ook goed voor de onderwerpen die wij belangrijk vinden.

Dat was het; dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Amhaouch. U was net even weg, maar we hebben één minuut afgesproken voor de tweede termijn.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Eén minuut is eigenlijk niet fijn. Ik sluit me aan bij de heer Weverling: de volgende keer moeten we meer tijd inplannen voor dit AO. Daar zijn we zelf bij.

Handel staat nooit hoog op de politieke agenda. Ik denk ook dat dat goed is. Nederland moet gaan voor een concurrerende en duurzame handelspolitiek. Dat is belangrijk voor onze positie in Europa. Wij moeten daar sterk zijn en geen speelbal worden tussen – dit keer – China en Amerika en straks misschien ook wel India. Ik vraag de Minister wanneer ze de ASML-casus gaat agenderen in Europa. Kan zij daar concreet over zijn? Ik verwacht namelijk dat ook andere landen daar last van zullen hebben, zeker in de hightechsector. Laten we die casus bespreken. Ik vraag de Minister ook om ons tijdig te informeren wanneer het kabinet een goede afweging heeft gemaakt tussen veiligheid en de economische belangen in de ASML-casus.

Dan de taskforce Afrika. Ik vraag de Minister of we een brief kunnen krijgen over de precieze opdracht. Wat gaat die taskforce opleveren? Wanneer komen ze met de eerste resultaten? Wanneer hebben we een Afrikastrategie? Wat gaan ze níét doen? Ook dat kan heel duidelijk zijn.

De voorzitter:

Rondt u af?

De heer Amhaouch (CDA):

Ja. De Minister geeft aan dat er een handelsdelegatie komt naar Israël en de Palestijnse gebieden. Onlangs is de motie-Van Helvert (35 300-V, nr. 24) ingediend en aangenomen over een autonome economie in de Palestijnse gebieden. De vraag aan de Minister is om daar aandacht aan te besteden tijdens haar handelsbezoek om te kijken hoe wij als Nederland en Europa daaraan een wezenlijke bijdrage kunnen leveren.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. De Minister zei: maakt u zich maar geen zorgen over die berichten over de onderhandelingen tussen de Europese Commissie en de Verenigde Staten, want het mandaat is het mandaat. De Partij voor de Dieren maakt zich wél zorgen, want of de Europese Commissie gaat buiten haar mandaat, of ze heeft een formalistisch geitenpaadje ontwikkeld waarna ze na afloop kan zeggen: ja, maar we bedoelden het niet zoals het daar staat. Het mandaat was: niet met Parijs en geen landbouw. Daar zal de Minister dus echt achteraan moeten. Het is ook veelzeggend dat de Europese Commissie geen idee had van het mandaat met Thailand. Ik vraag de Minister om het EO-programma Gefileerd alsnog te bekijken. Ik denk dat we het aangevraagde VAO snel moeten doen vanwege de deal met Amerika die op stapel staat. Er moet snel een Kameruitspraak komen.

Ik heb de brief van de boerenorganisaties meegebracht, want de Minister had die niet. Ik zal de brief via de bode aan de Minister laten overhandigen.

De Minister heeft geen antwoord gegeven op een vraag die ik haar nadrukkelijk had gesteld. De landbouw in Nederland staat voor een enorme transitie. Ik vind dat de Minister voor Handel dit varkentje niet alleen kan laten wassen door Minister Schouten. Ik vind dat ook deze Minister de boeren bij de manifestaties te woord moet staan om uit te leggen waarom zij kiest voor de handelspolitiek die zij hier verdedigt, want de boeren maken zich daar hele grote zorgen over. Ik vind dat de Minister deze mensen face-to-face te woord moet staan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen, ook vooraf. Alle feitelijke vragen zijn in principe wel goed beantwoord. Los van dat ik me erbij aansluit dat we hier volgende keer meer tijd voor moeten uittrekken, wil ik me in de laatste minuut die ik nog heb, beperken tot één onderwerp: Invest International. Als we de ideologische verschillen die we hier zeker hebben, willen kunnen uitvechten, moet in ieder geval de basis op orde zijn. Er moet dus een goede toelichting zijn op de doeltreffendheid. Wat is het doel? Hoe doeltreffend is de oplossing, Invest International, nou? Is die doelmatig? Is zo'n hele grote reorganisatie nou de meest effectieve en kostenefficiënte manier om het doel te bereiken? Dat hebben we nog niet. De Minister zegt: daar moeten we streng op toetsen. Ze spreekt alsof het een gegeven is dat Invest International gaat komen, maar dat wetsvoorstel gaan wij nog behandelen. Om dat wetsvoorstel goed te kunnen behandelen, op basis van wat er ligt, moet er een betere toelichting op die zaken komen. Die heb ik tot nu toe niet gezien. Dat kan ik het kabinet nu ook nog niet echt aanrekenen, want we hebben nu een stand-van-zakenbrief gehad en we hebben er feitelijke vragen over gesteld. Maar afgaand op wat we tot nu toe wel hebben gezien, maak ik me zorgen. Ik kan me voorstellen dat de Minister niet zomaar kan rekenen op een meerderheid voor dat wetsvoorstel. Ik zie graag een nadere toelichting tegemoet.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Stoffer. In dit geval is hij wel de laatste spreker, want ik zie af van een tweede termijn vanwege de tijd.

De heer Stoffer (SGP):

Dank, voorzitter. Ik kan het, denk ik, vrij kort houden. Ik dank de Minister voor de uitgebreide beantwoording van in ieder geval mijn vragen. Ik wil twee puntjes nog even kort aanstippen. Ten aanzien van de brexit haalde ik specifiek de visserij aan en niet bijvoorbeeld de uitwisseling van studenten. Dat heeft te maken met het onderwerp dat vandaag op de agenda staat, namelijk handelsbevordering. Als we het hier over de visserij hebben, hebben we het heel specifiek over de economische positie van een belangrijke groep in onze samenleving. Ik begrijp van de Minister dat dat, zoals ik het verwoordde, wel de inzet van het kabinet is, maar dat mijn vraag wat te vroeg komt en dat het wellicht goed is om mijn vraag ook onder de aandacht van de Minister van LNV te brengen. Daar krijg ik graag een bevestiging van. Ik zie de Minister knikken, dus dat is helder.

Mijn tweede punt: de watersector. De Minister zegt, als ik het goed heb begrepen, dat we vanuit de positie van de overheid gezien geen kansen laten liggen. Als er meer kansen gepakt moeten worden, moet dat vooral door de private sector gedaan worden. Dat is heel helder, maar als SDG 6-ambassadeur kon ik het niet laten om dat hier nog even specifiek aan de orde te stellen. Volgens mij hoort een ambassadeur dat ook te doen.

Voor de rest...

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Stoffer (SGP):

O. Voor de rest wilde ik de Minister een goed bezoek aan Israël en de Palestijnse gebieden wensen. Daarmee rond ik af.

Dank.

De voorzitter:

Heel goed. Ik hielp u even. Nou, Minister, ademgehaald? Gaat uw gang.

Minister Kaag:

Ik doe de beantwoording misschien niet helemaal in de volgorde van de vragen. De heer Bouali vraagt naar de opvolging van de handelsmissies. Dat is onderdeel van een breed pakket: sectorstudies, SIB-vouchers, PIB, de posten. De bedrijven moeten natuurlijk zelf ook veel doen. Wij gaan bedrijven niet najagen op basis van hun eerste contacten. Vaak zijn die al gelegd. Maar tussen post, RVO en Den Haag wordt er overzicht gehouden. Ik denk dat dat belangrijk is, want misschien blijven er toch vaak dingen op de plank liggen.

Dan een vraag van de heer Weverling en de heer Van Haga. De EU is bezig met de voorbereiding van de EU-Chinatop. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Daar kan ik u meer inkleuring van geven, ook over de inhoud. Op dit moment zou ik zeggen: het is stroef gegaan. Het blijft moeizaam, want over de status van ontwikkelingsland in de Wereldhandelsorganisatie zegt China zelf niet: dat is nou een goed idee, we zijn geen ontwikkelingsland meer. Onlangs ben ik naar de Shanghai Expo gegaan. Toen heb ik een uur lang bilateraal overleg gehad met de viceminister van Handel over al deze thema's. We worden goed aangehoord en kunnen al onze punten helder maken, maar dat wil niet zeggen dat dat leidt tot overeenstemming en een plotselinge beleidsverandering. Maar daar zijn wij ook niet naïef in; dat is ook niet onze verwachting. Daarom moeten we met de EU-landen wel door. Ik denk dat de EU-top met China ontzettend belangrijk wordt, ook vanuit het oogpunt van de geopolitiek, de geo-economie en de instrumenten die daarbij horen.

De heer Van Haga vroeg naar Taiwan. DGBEB is daar onlangs naartoe geweest, begin december, en heeft goede gesprekken gevoerd. De EU zelf blijft een constructieve dialoog met Taiwan voeren, maar verder is daar nog niets over te melden.

Dan de vraag van de heer Weverling of er een casemanager voor de mkb'er is. Pardon, ik neem even een slokje water tegen het hoesten. Er is niet in alle gevallen een casemanager. Soms kan de mkb'er het makkelijk vinden, maar zodra het een beetje complexer wordt, wordt er een casemanager aangeboden. Ik kan dus niet zeggen dat het altijd zo is. Er is geen garantie. Ik denk wel dat het goed is – ik zal het antwoord op de vraag ook uitstellen – dat we aan het einde van het jaar terugkijken: hoeveel mkb'ers hebben er aangeklopt, hoeveel hebben er een casemanager gekregen en zijn er situaties waarin het eerder aanwijzen van een casemanager verschil had gemaakt? Dat is nooit helemaal hard te maken, maar in de beleving van de mkb'er eventueel wel. Maar de mkb'er is ook een vrije ondernemer en dat begint natuurlijk bij het startpunt.

De heer Weverling had het ook over mogelijke klachten over NLinBusiness. We zijn inderdaad, ook vanuit Buitenlandse Zaken, op basis van de brieven, in gesprek gegaan met NLiB, om te kijken wat NLiB zelf herkent of erkent van wat er geagendeerd is en hoe dat kan worden opgelost. Want NLinBusiness is er natuurlijk om de belangen van ondernemers te dienen en niet om een of andere intraconcurrentie te organiseren tussen verschillende organisaties. Het gaat om concurrerende activiteiten, toegankelijkheid, ook nog wel onduidelijkheid, en het toekomstig verdienmodel van NLinBusiness. Wij verstrekken alleen de subsidie voor de uitvoering van de niet-economische activiteiten. Die dienen complementair en voor iedereen toegankelijk te zijn. We nemen de klachten dus zeer serieus. Ik zou zeggen: laten we over zes maanden weer in gesprek gaan met NLiB en de briefschrijvers om te kijken of er al verbetering ervaren wordt, aan beide kanten. Dat wil niet zeggen dat ik stelling neem over de brief, want ik kan dat niet beoordelen. We hebben maar één vorm van berichtgeving gekregen.

De heer Amhaouch vroeg naar de taskforce Afrika. Zoals ik al meldde, kijkt de taskforce naar kanstrajecten voor concrete verdienkansen, zowel voor het mkb als voor de grotere bedrijven. Denk ook aan Afrikaanse partners, want dat is de beste manier om werkgelegenheid op te starten of te verbreden. Het is een publiek-private samenwerking. We hebben nog tijd nodig. Voor de zomer komt er een brief met meer details over hoe en wat. Ik dank u nog steeds voor uw aandacht, die een drijvende kracht achter deze initiatieven is.

Mevrouw Ouwehand vroeg of ik dat tv-programma alsnog kan bekijken. Ik zal het toevoegen aan de vele series en programma's die belangrijk zijn die ik nog moet bekijken. Maar ik kijk bijna geen televisie. Mijn privétijd richt ik in naar genoegen.

De heer Alkaya vroeg of ik een goede of betere toelichting kan geven op de doeltreffendheid en de doelmatigheid. Er komt natuurlijk nog een wetsvoorstel aan. Dat traject moet nog worden doorlopen, dus de vele elementen die u nu al agendeert of waar u ons nu al op alerteert, moeten nog besproken worden. Die worden belicht in de memorie van toelichting. We hebben nog een periode te gaan, vrees ik.

Ik ben bijna bij de laatste vraag, maar eerst nog de vraag van de heer Amhaouch of ik de casus ASML in de EU kan agenderen. Wij praten in de EU, ook vanuit het perspectief van bedrijfsgevoelige informatie, technologische kennis en vertrouwelijkheid, over de bredere thema's van economische veiligheid. Mogelijkerwijs is ASML een voorbeeld van de vele andere casussen die zich al hebben voorgedaan of nog gaan voordoen, maar ik ga in een Europese Raad natuurlijk niet in de details van het Wassenaar Arrangement treden en die uitvoerig uitdiepen. Daar hebben we andere trajecten voor. Er wordt in Europees verband nauw samengewerkt door alle partners van het Wassenaar Arrangement. Een van die partners is natuurlijk de Verenigde Staten. We moeten dat dus heel breed beschouwen. Ik denk dat het goed is om op een ander moment in te gaan op de vraag hoe geo-economie en geopolitiek zich tot elkaar verhouden, zeker als het gaat om China, technologische voorsprong, veiligheid, nationale veiligheid. Maar de casus ASML moet geen mediacasus worden, niet meer dan al het geval is. Het kabinet gaat rustig zijn werk doen, en ik ben daarin uiteindelijk de verlener of afwijzende partij bij een exportvergunning. Feiten tellen enorm, evenals de risicoafwegingen.

Dan de laatste vraag. Mevrouw Ouwehand vroeg mij of ik brief van een aantal boerenorganisaties had gelezen. Ik heb geen brief gelezen die niet aan mij gericht is en die ik ook niet in kopie heb; dat ten eerste. Zover reikt de verbeelding van de overheid nog niet. Dus: niet ontvangen, niet gelezen. Als ik hem formeel ontvang, zal ik hem ook lezen.

Ten tweede: de manifestaties. Als het kabinet bij manifestaties wordt uitgenodigd of wordt gevraagd – dat hangt ervan af – gaat het kabinet over zijn eigen afvaardiging. Ik denk dat er heel veel momenten zijn van spanning en gesprekken. Internationale handel is natuurlijk veel breder dan één thema. Het hangt er dus van af. Aangezien het kabinet met één mond spreekt, spreekt mevrouw Schouten namens het hele kabinet. Dat blijft het standpunt.

De voorzitter:

Drie woordjes voor een interruptie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als de Minister wordt uitgenodigd door de boeren, gaat ze dan?

Minister Kaag:

Daar hoef ik nu in de Kamer geen antwoord op te geven.

De voorzitter:

Hartelijk dank allemaal. We kunnen allemaal weer eventjes ademhalen. Excuses aan de collega's, ook aan de collega's van de bestuurlijke kant, dat we uit de tijd zijn gelopen. We hebben volgens mij allemaal wel geconstateerd dat twee uur voor al deze onderwerpen echt te krap was. Er waren ook heel veel collega's; we waren met zijn achten. Dat zien we ook niet altijd.

Heel kort: er zijn twee toezeggingen gedaan.

  • De eerste is: de Minister zal de Kamer informeren waar online informatie is te vinden over de zes uitgangspunten voor de WTO. Hebben we dat goed opgeschreven? Iedereen zit te knikken, dus het is herkenbaar.

  • De andere is: de Minister stuurt voor de zomer een brief naar de Kamer met informatie over de taskforce Afrika. Dat is ook herkenbaar.

Dan is er nog een VAO aangevraagd door de heer Van Haga. Dat zal worden ingepland. Mevrouw Ouwehand heeft daar een opmerking over.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Gelet op de berichten over het tempo van de onderhandelingen met Amerika, zou ik het echt goed vinden als de Kamer tijdig een uitspraak kan doen, dus het zou wel zo fijn zijn als het VAO volgende week kan worden ingepland.

De voorzitter:

We gingen net afronden. Er is wat discussie over de vraag of er wel of niet onderhandelingen zijn. Volgens mij heeft de Minister daar ook uitspraken over gedaan. We gaan gewoon aan de plenaire Griffie voorleggen om dit VAO in te plannen. Dan kunt u bij de regeling vragen, mevrouw Ouwehand, om het snel in te plannen, en dan krijgt u daar wel of geen meerderheid voor.

Ik besluit supersnel dit AO. Ik dank u allemaal voor uw inbreng, ik dank de mensen op de tribune voor hun aanwezigheid en ik dank de mensen die misschien thuis hebben meegekeken voor hun interesse. Dit AO is afgelopen.

Sluiting 11.57 uur.