Vastgesteld 22 juni 2018
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 24 mei 2018 voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij brief van 21 juni 2018 zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Rog
De griffier van de commissie, Esmeijer
Vraag 1
Wat is de reden dat gemeenten een geringer beroep hebben gedaan op de Intertemporele tegemoetkoming, wordt er nu een hoger beroep verwacht op een later moment en wat was de reden dat dit bij de Najaarsnota 2017 nog niet bekend was?
Antwoord 1
In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom hebben het Rijk en gemeenten afgesproken dat het Rijk gemeenten tegemoetkomt in de hogere kosten in de Participatiewet voor de hogere instroom van vergunninghouders. Gemeenten konden in 2016 en 2017 op aanvraag beroep doen op een voorschot op hun budget. Hiervoor is in 2016 € 85 miljoen beschikbaar gesteld en in 2017 € 90 miljoen. De intertemporele tegemoetkoming 2017 is dus het laatste jaar waarvoor deze afspraak geldt. Gemeenten hebben van de intertemporele tegemoetkoming weinig gebruik gemaakt. In 2017 hebben gemeenten voor een totaalbedrag van € 11,1 miljoen euro een voorschot aangevraagd, dat is 12,3% van het totaal beschikbaar gestelde budget van € 90 miljoen euro. De oorzaken hiervan zijn niet nader onderzocht en dus niet bekend. De bijbehorende bijstelling van € 78,9 miljoen was bij de najaarsnota nog niet bekend. De deadline voor het aanvragen van het voorschot voor 2017 lag op 24 november 2017. Dit is dezelfde datum dat de Najaarsnota 2017 is gepubliceerd.
Vraag 2
Kunnen de lagere uitgaven en verplichtingen bij het artikel kinderopvang worden verklaard doordat mensen een hoger inkomen hadden gedurende het jaar dan zij van tevoren inschatten en is deze afwijking dus afhankelijk van de conjunctuur?
Antwoord 2
De lagere uitgaven en verplichtingen bij het artikel kinderopvang hangen deels samen met de conjunctuur. Het recht op kinderopvangtoeslag is in 2017 gestegen. Het recht op kinderopvangtoeslag wordt verlaagd doordat mensen in een hoogconjunctuur veelal een hoger inkomen hebben en dus (mogelijk) minder recht op kinderopvangtoeslag. Daar staat echter een ander (groter) effect tegenover. In een hoogconjunctuur neemt de arbeidsparticipatie van ouders (zowel het aantal werkende ouders als het aantal gewerkte uren per ouder) toe. Dit vergroot het gebruik van kinderopvang.
De meevaller bij Slotwet is een kaseffect. Dit effect is ontstaan doordat voorschot en definitieve toekenning over 2017 beter bij elkaar aansluiten. Dit leidt tot lagere uitgaven in 2017, maar daartegenover staat dat de verwachte terugbetalingen in aankomende jaren dus ook lager zullen zijn dan verwacht. Daarnaast zijn de nabetalingen kinderopvangtoeslag over eerdere toeslagjaren lager uitgevallen dan eerder was verwacht. De genoemde kaseffecten hangen in beperkte mate samen met de conjunctuur. De lagere nabetalingen hebben bijvoorbeeld vooral betrekking op toeslagjaren 2014 en 2015, toen er nog geen sprake was van een hoogconjunctuur.