Gepubliceerd: 18 juni 2018
Indiener(s): Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD)
Onderwerpen: recht strafrecht verkeer weg
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34918-6.html
ID: 34918-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 18 juni 2018

Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, op de opmerkingen van de leden van de verschillende fracties te reageren en de gestelde vragen te beantwoorden. Bij de beantwoording van de gestelde vragen is de indeling van het verslag zo veel mogelijk aangehouden. Waar dit de duidelijkheid ten goede komt, is een aantal vragen tezamen beantwoord.

I. ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

Het verheugt mij dat de leden van de fracties van de VVD, PVV, D66 en SP met belangstelling hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. De enkele vragen die voorgenoemde leden hebben beantwoord ik graag in deze nota naar aanleiding van het verslag.

De leden van de CDA-fractie hebben eveneens met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Met de aan het woord zijnde leden onderschrijf ik dat het schrijven van een notificatiebrief een werkbaar alternatief is nu het opleggen van boetes niet meer is toegestaan. Graag bevestig ik aan de leden van deze fractie dat de regering zich onverminderd zal uitspreken tegen het overtreden van de Nederlandse wet, ook door personen met diplomatieke immuniteit. Wanneer de ernst en frequentie van de verkeersovertreding – door individuele personen dan wel door een bepaalde vertegenwoordiging – hiertoe aanleiding geeft, wordt – naast de voorgestelde mogelijkheid van een notificatiebrief – uiteraard ook het gesprek met de betreffende vertegenwoordiging gevoerd. Dit gebeurt nu ook wanneer door de politie of het openbaar ministerie bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken gemelde strafrechtelijke feiten begaan door medewerkers van diplomatieke missies of internationale organisaties hiertoe aanleiding geven.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Het doet mij genoegen dat ook zij van mening zijn dat het onwenselijk is dat als personen met diplomatieke immuniteit verkeersovertredingen begaan, deze daarop niet zouden kunnen worden aangesproken. Dat de regering middels dit wetsvoorstel probeert, nu administratieve of strafrechtelijke sancties niet mogelijk blijken te zijn, diplomaten op een andere manier op door hen begane verkeersovertredingen aan te spreken, vinden de aan het woord zijnde leden terecht. Deze leden zijn wel benieuwd of het versturen van een notificatie aan de desbetreffende diplomaat of zijn organisatie het gewenste effect zal sorteren. In dat kader stellen zij een aantal vragen over de effectiviteit van het systeem van de notificatiebrieven.

In reactie op de vragen van de leden van de PvdA-fractie wordt opgemerkt dat het voorgestelde systeem van notificatiebrieven de nieuwe aanpak markeert van de regering die voortvloeit uit de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2014:7398), waarbij naleving van de verkeersregels niet door rechtshandhaving maar door een systeem van prikkels dat in lijn is met onze verplichtingen onder de Weense verdragen wordt bevorderd. Het via een notificatie en een verzoek om vrijwillige betaling wijzen van de kentekenhouder op de geconstateerde overtreding draagt bij aan het besef dat de Nederlandse wet- en regelgeving is geschonden en dat dit – met het oog op de verkeersveiligheid – in de toekomst moet worden voorkomen. Van belang is op te merken dat het voorgestelde notificatiesysteem onderdeel is van een breder beleid op basis waarvan personen met (diplomatieke) immuniteit worden aangesproken op verkeersovertredingen. Wanneer een diplomaat de verkeersregels niet naleeft, kan de diplomatieke missie of internationale organisatie waaraan de betrokken persoon is verbonden, worden aangesproken. Waar nodig kunnen eveneens andere maatregelen worden genomen, hierbij valt te denken aan het intrekken van een tankpas of (in zware gevallen) het verzoeken om de diplomaat in kwestie terug te trekken.

De regering is ervan overtuigd dat met dit beleid, waaronder het voorgestelde systeem van de notificatiebrieven, personen met immuniteit de consequenties van eventuele verkeersovertredingen zullen ondervinden, terwijl de relevante verdragen worden gerespecteerd.

2. Uitspraak gerechtshof 26 september 2014 en Verdrag van Wenen

De leden van de PVV-fractie vragen of een volledig overzicht kan worden gegeven van de andere landen die ook zijn aangesloten bij het Verdrag van Wenen, die kampen met dezelfde handhavingsproblemen als Nederland en de oplossingen die deze landen voor deze zelfde problemen hebben. De leden van de SP-fractie merken op dat het overtreden van bijvoorbeeld verkeersregels een zeer onveilige verkeerssituatie met zich kan meebrengen. De diplomatieke immuniteit strekt er in de ogen van deze leden niet toe om het creëren van een gevaarlijke situatie te gedogen. Zij vragen eveneens hoe andere lidstaten met deze problematiek omgaan. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe andere landen in het kader van verkeersovertredingen omgaan met de immuniteit van diplomaten. Ten slotte vragen voornoemde leden in hoeverre er landen zijn die ondanks die immuniteit toch bekeuringen opleggen en of er landen zijn die vervolgens de betaling afdwingen.

In reactie op de gestelde vragen van deze leden wordt verwezen naar de brief van 18 januari 2017 (Kamerstukken 2016/17 II, 34 550 V, nr. 61) waarin wordt ingegaan op de verkeersboetepraktijk in andere Europese landen, landen die op dit gebied het beste vergelijkbaar zijn met Nederland. Onder de onderzochte landen zijn geen landen die betalingen afdwingen. Dit is immers in strijd met de Verdragen van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer en Consulaire Betrekkingen. Ons zijn voorts geen landen bekend waar de rechter zich op vergelijkbare wijze heeft hoeven uitspreken over de verenigbaarheid van sancties met de Verdragen van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer en Consulaire Betrekkingen.

De leden van de PVV-fractie vragen voorts welke stappen worden ondernomen indien een persoon die diplomatieke immuniteit geniet en een verkeersovertreding heeft begaan, niet ingaat op de notificatiebrief. Ook vragen zij wat het beleid is ten aanzien van recidivisten die niet ingaan op de notificatiebrief, hoeveel verkeersovertredingen iemand moet begaan en hoeveel notificatiebrieven iemand moet hebben genegeerd voordat deze persoon tot persona non grata wordt verklaard. De leden van de D66-fractie vernemen graag op welke manier het optreden van het openbaar ministerie samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken is geregeld in de gevallen dat aan herhaaldelijk verstuurde notificatiebrieven geen gehoor zal zijn gegeven en dat in overeenstemming is met de mogelijke acties bij overtredingen door diplomaten uit het Verdrag van Wenen. De leden van de SP-fractie willen eveneens weten wat er gebeurt als sprake is van een recidivist en wat kan worden ondernomen tegen zendstaten waarvan de diplomaten relatief vaak overtredingen of strafbare feiten begaan. Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie of diplomaten die vanwege structureel roekeloos rijgedrag de verkeersveiligheid in gevaar brengen, tot persona non grata kunnen worden verklaard. Deze vragen van de leden van de verschillende aan het woord zijnde fracties beantwoord ik in onderlinge samenhang als volgt.

Het notificatiesysteem is onderdeel van een breder beleid op basis waarvan personen met (diplomatieke) immuniteit worden aangesproken op verkeersovertredingen. Voor nadere informatie verwijs ik naar de brief van 20 maart 2018 over overtredingen door diplomaten (Kamerstukken II 2017/18, 34 775 V, nr. 68). Bij het uitblijven van betaling of in het geval dat vervolgens nog een of meerdere ernstige overtredingen worden begaan, kan de diplomatieke missie of internationale organisatie waaraan de betrokken persoon is verbonden, worden aangesproken. Op welke wijze dit gebeurt, is mede afhankelijk van de aard en de eventuele frequentie van het normoverschrijdend gedrag. In het uiterste geval is het bij medewerkers van diplomatieke en consulaire missies mogelijk de persoon tot persona non grata te verklaren, bijvoorbeeld in het geval een diplomaat de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht vanwege roekeloos rijgedrag. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat dit ook nodig is. Een persona non grata verklaring is immers een zwaar diplomatiek middel dat de bilaterale betrekkingen kan belasten. In de praktijk is de suggestie aan een diplomatieke missie om de betreffende persoon terug te trekken veelal voldoende.

De leden van de PVV-fractie vragen of er diplomatieke stappen zijn ondernomen teneinde in internationaal verband de knelpunten in het Verdrag van Wenen te wijzigen. Voorts is het hun niet duidelijk waarop de regering de opmerking baseert dat het wijzigen van het Verdrag van Wenen ertoe zou kunnen leiden dat andere landen elementen van het verdrag ter discussie stellen waar Nederland juist aan gehecht is. De leden van de SP-fractie willen weten in hoeverre er op dit moment een discussie gaande is over de reikwijdte van de diplomatieke immuniteit en – in het verlengde daarvan – wat erop tegen is deze aan te passen. Voorts willen zij weten of de Minister bereid is de grenzen van het Verdrag van Wenen verder op te zoeken als de notificatiebrieven geen werkbaar alternatief blijken dan wel de discussie daarover aan te gaan met andere lidstaten.

In reactie op de gestelde vragen van bovengenoemde leden wordt opgemerkt dat dergelijke stappen niet worden overwogen. Een groot deel van de verdragspartijen bij het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer geeft geen prioriteit aan het stellen van aanvullende regels ten aanzien van het handhaven van verkeersregels. Tegelijkertijd zijn er verdragspartijen die eerder meer dan minder privileges nastreven. Dit betekent dat een discussie over regels met betrekking tot handhaving van verkeersregels het internationaal draagvlak voor het bestaande regime van Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer zou kunnen aantasten. De regering meent dat dit risico groot is en dat het van belang is de integriteit van het huidige regime te bewaren. Het ligt dan ook niet voor de hand dat het initiëren van een discussie over dit onderwerp tot het gewenste resultaat zal leiden dat door alle 191 verdragspartijen zal worden geaccepteerd. Daarnaast moet niet vergeten worden dat op grond van dit verdrag Nederlandse diplomaten in het buitenland beschermd zijn tegen willekeurig optreden door het gastland.

De leden van de CDA-fractie lezen dat na de uitspraak van het Gerechtshof op 26 september 2014 is gewerkt aan het mogelijk maken van het sturen van notificatiebrieven. De aan het woord zijnde leden vernemen graag van de regering of dat betekent dat er in de tussentijd niets is gedaan ten aanzien van overtredingen begaan door personen met diplomatieke immuniteit. Ook vragen deze leden of er van de periode 2015–2017 cijfers bekend zijn van de omvang van overtredingen begaan door personen of organisaties met diplomatieke immuniteit.

Hoewel personen die vanwege diplomatieke immuniteit een bijzonder kenteken gebruiken, op dit moment geen boetes voor verkeersovertredingen ontvangen, betekent dit niet dat zij niet op het begaan van strafbare feiten worden gewezen. Indien een diplomaat op heterdaad wordt betrapt op het plegen van een strafbaar feit, spreekt de politie de persoon in kwestie dwingend aan om deze gedraging te staken. Hier wordt door de politie vervolgens melding van gemaakt bij de Minister van Buitenlandse Zaken, zodat de betreffende missie of organisatie daarop eventuele verdere actie kan ondernemen. Daarnaast stemt het openbaar ministerie met de Minister van Buitenlandse Zaken af op welke wijze kan worden opgetreden indien een persoon met diplomatieke immuniteit wordt verdacht van een ernstig strafbaar feit. Indien wenselijk wordt aan de Internationale Organisatie of de zendstaat van de betrokkene gevraagd de immuniteit op te heffen ten behoeve van het onderzoek naar en de vervolging van het strafbare feit. De Handleiding voor omgang met geprivilegieerden wordt op dit moment door de Minister van Buitenlandse Zaken herzien in samenwerking met de politie en het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie heeft sinds 2016 een Landelijk advies- en aanspreekpunt diplomatieke aangelegenheden ingericht bij het arrondissementsparket Den Haag.

Hoeveel personen met diplomatieke immuniteit een verkeersovertreding hebben begaan is sinds 3 februari 2015 niet met zekerheid te vast te stellen. Naar aanleiding van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is het CJIB – in opdracht van het openbaar ministerie – op 3 februari 2015 gestopt met het verzenden van beschikkingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en het innen van boetes opgelegd door middel van een strafbeschikking. In 2015 zijn voor die datum 42 beschikkingen verstuurd. Door deze stop kunnen voor de rest van het jaar geen cijfers worden geleverd van vastgestelde verkeersovertredingen door personen met (een vorm van) diplomatieke immuniteit.

Wel is bekend dat in 2015 ongeveer 9850 flitsfoto’s zijn ingestroomd van kentekens die

toebehoren aan personen die diplomatieke immuniteit genieten. Dit is de ongefilterde

instroom van door digitale handhavingsmiddelen geconstateerde flitsovertredingen waar in verband met de gestaakte handhaving geen nadere beoordeling van heeft plaatsgevonden. Deze cijfers zijn geenszins te vergelijken met het aantal vastgestelde overtredingen omdat de onjuiste en de ten onrechte geconstateerde overtredingen hier nog niet uit zijn gefilterd. Dit is in 2016 naar aanleiding van vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken ook met uw Kamer gedeeld (Kamerstukken II 2015/16, 34 300 V, nr. 75).

Ook voor de jaren die daarop volgden beschikken wij enkel over de instroom van door digitale handhavingsmiddelen geconstateerde flitsovertredingen waar in verband met de gestaakte handhaving geen nadere beoordeling van heeft plaatsgevonden. Het gaat in totaal om 23.583 overtredingen in 2016 en om 26.722 overtredingen in 2017. Dat is een flinke stijging. Dit bevestigt de noodzaak om bewustwording bij diplomaten te bewerkstelligen – door middel van het versturen van notificatiebrieven – opdat zij hun gedrag aanpassen.

De leden van de SP-fractie constateren dat in verschillende EU-landen berichten worden gestuurd aan het hoofd van de diplomatieke missie van de overtreder of dat er lijsten worden gepubliceerd van aantallen overtredingen per diplomatieke missie. Zij vragen of de regering bereid is deze mogelijkheden alsnog te onderzoeken. In het verlengde daarvan zijn voorgenoemde leden benieuwd waarom alleen wordt gekozen diplomaten een notificatiebrief te sturen en niet ook de ambassade en dus de zendstaat zelf.

Het systeem van notificatiebrieven is onderdeel van het beleid inzake (verkeers)overtredingen van diplomaten, zoals uiteengezet in de brief aan de Kamer van 20 maart 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 34 775 V, nr. 68). De hiervoor in te zetten middelen moeten proportioneel zijn. Het beleid berust op een escalatieladder: wanneer een verkeersovertreding wordt begaan en er wordt betaald naar aanleiding van de notificatie, is er geen reden voor verdergaande maatregelen. Wanneer er sprake is van stelselmatige overtredingen dan wel niet betalen, kunnen verdere maatregelen genomen worden, zoals het aanspreken van de diplomatieke missie dan wel internationale organisatie waaraan de betrokken persoon verbonden is.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat het Verdrag van Wenen uitzonderingen op de diplomatieke immuniteit mogelijk maakt. Deze leden vragen welke uitzonderingen mogelijk zijn en of daarbij uitzonderingen zijn die ertoe kunnen bijdragen dat diplomaten een prikkel krijgen zich aan de hier geldende verkeersregels te houden. In het verlengde daarvan vragen deze leden of er andere vergaande opties mogelijk zijn binnen het Verdrag van Wenen of de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De uitzonderingen die in het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer gemaakt worden op de immuniteit van diplomatiek personeel zien niet op deelname aan het verkeer. Hierbij moet eerder worden gedacht aan juridische processen in verband met erfenissen en privaat onroerend goed. Verdergaande opties, zoals beschreven in de brief van 20 maart 2018, zijn het aanspreken van de diplomatieke missie of internationale organisatie waaraan de betreffende persoon verbonden is met een waarschuwing dan wel met een verzoek om terugtrekking, alsmede het intrekken van tankpassen.

In antwoord op de vragen van deze leden of de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden nu betekent dat geen bekeuringen meer mogen worden verstuurd of dat nu juist de betaling niet meer kan worden afgedwongen, merk ik graag het volgende op.

In het verleden werd door Nederland wel een beschikking verstuurd, maar kon betaling niet worden afgedwongen. De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft duidelijk gemaakt dat behalve het afdwingen van betaling ook het versturen van een beschikking in strijd is met het Verdrag van Wenen. Dit gebeurt zodoende niet meer, want dit is een uitoefening van rechtsmacht die in strijd is met het bepaalde in de Weense verdragen inzake administratiefrechtelijke en strafrechtelijke sancties. Tot genoemde rechterlijke uitspraak betaalde de overgrote meerderheid van de leden van diplomatieke missies in Nederland de aan hen opgelegde boetes, al waren zij hier niet toe verplicht.

De aan het woord zijnde leden vragen ook aandacht voor de wijze waarop wordt omgegaan met bekeuringen die in een buitenland worden opgelegd aan Nederlandse diplomaten. Voornoemde leden vragen of deze diplomaten de gevolgen van een overtreding zelf moeten dragen en of er ook instructies gelden voor het betalen van bekeuringen.

Met de leden van de PvdA-fractie deel ik de mening dat Nederlandse diplomaten die ons land in het buitenland vertegenwoordigen, zich dienen te houden aan de aldaar heersende wetten en regels. De wijze waarop door Nederlandse diplomaten in het buitenland moet worden omgegaan met bekeuringen is vastgelegd in de Gedragscode Integriteit van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hierin is vastgelegd dat oneigenlijk gebruik van privileges en immuniteiten van Nederlandse diplomaten in het buitenland niet is toegestaan en de goede naam van Nederland kan schaden. Nederlandse diplomaten moeten de wetten en gebruiken van het gastland respecteren, ook al kan naleving niet altijd worden afgedwongen. Zo geldt de gedragslijn dat ambtenaren bij verkeersovertredingen geen beroep kunnen doen op hun diplomatieke immuniteit en verkeersboetes gewoon moeten betalen. Misbruik of overmatig gebruik van voorrechten wordt beschouwd als normoverschrijdend en dus niet-integer gedrag waar disciplinaire maatregelen aan verbonden zijn.

De leden van de PvdA-fractie vragen tot slot of er meer mogelijkheden denkbaar zijn, anders dan het sturen van een notificatie teneinde verkeersovertreders die diplomatieke immuniteit genieten aan te pakken. Bijvoorbeeld het wegslepen van een voertuig van een foutparkerende diplomaat of het voorzien van een wielklem. Daarnaast willen deze leden weten of een diplomaat die een verkeersovertreding begaat, bijvoorbeeld een snelheidsovertreding, staande mag worden gehouden en gevraagd mag worden zich te legitimeren. De leden van de CDA-fractie hebben voorts de behoefte verhelderd te krijgen welke maatregelen wel genomen kunnen worden tegen personen of organisaties met diplomatieke immuniteit in het geval deze betrokken lijken te zijn bij een verkeersovertreding. Specifiek willen zij weten of het wegslepen van voertuigen met een diplomatiek kenteken, bijvoorbeeld vanaf een invalidenparkeerplaats dan wel van voor een uitrit, tot de mogelijkheden blijft behoren.

In reactie op deze vragen wordt opgemerkt dat in de brief van 20 maart 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 34 775 V, nr. 68) het beleid ten aanzien van overtredingen door diplomaten uiteen wordt gezet. Geconcludeerd wordt in die brief onder meer dat het aanspreken van een ambassade, consulaat of internationale organisatie wellicht een weinig vergaande maatregel lijkt, maar dat dit in de praktijk anders wordt ervaren. Dit blijkt in de praktijk een effectieve maatregel te zijn. In dezelfde brief wordt ook ingegaan op andere maatregelen, zoals de mogelijkheid van het intrekken van tankpassen.

Op grond van het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer en het Verdrag van Wenen inzake Consulaire Betrekkingen genieten de middelen van transport van de diplomatieke en consulaire missies onschendbaarheid. Deze mogen met andere woorden niet worden voorzien van een wielklem en in principe niet weggesleept worden. Een persoon die immuniteit geniet onder een van deze twee verdragen mag worden gevraagd zich te identificeren, maar mag niet worden tegengehouden tegen de wil van deze persoon.

Indien een diplomaat op heterdaad wordt betrapt op een overtreding, houdt de politie een diplomaat altijd staande om diens identiteit en status te verifiëren. De politie wijst de betrokken diplomaat er daarbij ook op dat hij of zij de wet heeft overtreden en dat hij of zij zich aan de Nederlandse wetten en regels dient te houden. Bij twijfel of iemand immuniteit geniet en of de strafbare gedraging daaronder valt, belt de politie naar een 24-uurs piketdienst van Buitenlandse Zaken. In die gevallen dat door een diplomaat acute overlast wordt veroorzaakt, vraagt de politie de desbetreffende diplomaat de overlast veroorzakende gedraging te stoppen. Doorgaans is dit voldoende, en is het probleem hiermee verholpen. Indien een gevaarlijke situatie ontstaat grijpt de politie in ter bescherming van de openbare orde. Als er bijvoorbeeld sprake is van rijden onder invloed belet de politie de diplomaat om verder te rijden. Als een auto zodanig gevaarlijk staat geparkeerd dat sprake is van een noodsituatie, kan de politie besluiten de auto weg te halen. Hierbij moet wel in het oog worden gehouden dat de verplichting tot eerbied en respect voor de geprivilegieerden nooit vervalt. Hetzelfde geldt voor eventuele persoonlijke onschendbaarheid. Politieoptreden moet daarom beperkt blijven tot het absoluut noodzakelijke om de situatie onder controle te krijgen. Daarna dient het politieoptreden gestaakt te worden. Aanhoudende overlast en ernstige overtredingen meldt de politie altijd bij Buitenlandse Zaken, zodat de betreffende missie daarop kan worden aangesproken. Bij misdrijven vindt afstemming met het openbaar ministerie plaats.

3. Systeem van notificatiebrieven

De leden van de VVD-fractie merken op dat door het wetsvoorstel de Minister van Buitenlandse Zaken straks beschikt over de gegevens van diplomaten die veel verkeersvertredingen begaan. Deze personen kunnen een notificatiebrief krijgen met de boodschap dat zij de Nederlandse wet hebben overtreden. Deze leden vragen of de regering bereid is het effect van de notificatiebrief te verzwaren door hier een formeel «Note Verbale» van te maken.

Een diplomatieke nota (Note Verbale) dient voor de communicatie tussen staten onderling en tussen staten en internationale organisaties. De notificatiebrieven zullen echter worden gezonden aan de persoon op wiens naam het voertuig is geregistreerd. Het doel van de notificatie is om de betreffende persoon erop te wijzen dat deze een overtreding heeft begaan, zodat de persoon in kwestie het gedrag kan aanpassen. Communicatie in de vorm van een diplomatieke nota ligt voor de hand wanneer het noodzakelijk blijkt een diplomatieke missie of internationale organisatie aan te spreken op het gedrag van haar medewerker(s).

Voorts vragen deze leden zich af of een en ander wel genoeg is. De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe het ervoor staat met de suggesties die zij gedaan hebben tijden het algemene overleg diplomatieke immuniteit van 14 december 2016.

Het notificatiesysteem is een belangrijk onderdeel van het beleid op basis waarvan personen met (diplomatieke) immuniteit worden aangesproken op verkeersovertredingen, maar het is niet het enige. De suggesties vanuit de Kamer zijn meegenomen bij de formulering van dit beleid (Kamerstukken II 2017/18, 34 775, nr. 68) waarin onder andere de mogelijkheid van het publiceren van een ranglijst en het intrekken van de tankpas worden genoemd. Het uitgangspunt bij deze maatregelen is dat het beleid zowel effectief en efficiënt als in overeenstemming met de Nederlandse verplichtingen onder internationaal recht moet zijn, in het bijzonder de Verdragen van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer en Consulaire Betrekkingen en de zetelverdragen met hier gevestigde internationale organisaties. Daarnaast dient een afweging mogelijk te zijn ten aanzien van de opportuniteit van verdere opvolging. Binnen dat kader zijn er – wanneer het gedrag van een persoon of zelfs een organisatie als geheel hier aanleiding toe geeft – voldoende mogelijkheden voor escalatie, wanneer notificatiebrieven niet het gewenste effect blijken te hebben. Maatregelen aan de grens zijn al snel niet in overeenstemming met de verplichtingen van Nederland onder de Verdragen van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer en Consulaire Betrekkingen en de zetelverdragen met hier gevestigde internationale organisaties. In de praktijk blijkt met name effectief het aanspreken van de diplomatieke missie en de internationale organisatie op het gedrag van haar medewerker.

De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van 8 september 2015 over de aanpak van overtredingen bij personen met een diplomatieke immuniteit (Kamerstukken II 34 000 V, nr. 81) dat het hanteren van een gemeenschappelijke standaard een probleem is bij implementatie van een systeem van notificatiebrieven. Zij stellen daarom de vraag of dit probleem al is opgelost en of daarbij voldoende kan worden gewaarborgd dat de notificatiebrieven bij de juiste personen terecht komen.

Het probleem van het ontbreken van een gemeenschappelijke standaard is inmiddels opgelost. Wel is het mogelijk dat notificatiebrieven naar een onjuist adres gestuurd worden, aangezien er voor personen met diplomatieke immuniteit geen adrescontrole plaatsvindt dan wel kan plaatsvinden. Dit zal met name het geval zijn indien de persoon na aanmelding bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken verhuist en het nieuwe adres niet doorgeeft. Met het CJIB is afgesproken na drie maanden te evalueren hoeveel notificatiebrieven terugkomen en in hoeverre verder beleid nodig is.

Tijdens het algemeen overleg van 14 december 2016 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken toezeggingen gedaan over het bijhouden van overzichten van personen of organisaties met diplomatieke immuniteit die structureel overtredingen begaan. De leden van de CDA-fractie vragen waarom dit niet terugkomt in het onderhavige wetsvoorstel en hoeverre er nu een overzicht komt van de verstuurde notificatiebrieven. De leden van de PvdA-fractie willen met betrekking tot de notificatiebrieven weten of er bijgehouden gaat worden welke diplomaten of welke landen/organisaties deze brieven ontvangen. In het verlengde daarvan vragen deze leden de regering of het mogelijk is jaarlijks een overzicht te publiceren van de hoeveelheid notificatiebrieven er aan welke diplomatieke vertegenwoordigingen (organisaties en landen) zijn verstuurd en in hoeverre dat ook wenselijk is in het kader van «naming and shaming».

De Nederlandse rechter heeft geoordeeld dat het sturen van een verkeersboete niet verenigbaar is met de verplichtingen van Nederland in het kader van de twee Weense verdragen. Het nieuwe beleid ten aanzien van verkeersovertredingen is erop gericht geprivilegieerde personen er langs andere weg toe te brengen de verkeersregels na te leven. De hiervoor in te zetten middelen moeten proportioneel zijn en binnen de kaders van de geldende regelgeving. Een volledig openbaar overzicht van verstuurde notificatiebrieven is een zware inbreuk op de privacy van betrokkenen. Een dergelijk overzicht is er om die reden ook niet van begane verkeersovertredingen van personen in Nederland zonder een status onder een van de twee Weense verdragen of een zetelverdrag met een internationale organisatie. Wel is het straks mogelijk een ranglijst te maken van diplomatieke missies en internationale organisaties wier medewerkers de Nederlandse verkeerswetgeving (de Wegenverkeerswet 1994 en andere voorschriften) stelselmatig overtreden dan wel niet ingaan op het betalingsvoorstel. De indicatoren voor een dergelijke ranglijst zullen afhangen van het aantal en de ernst van de overtredingen alsmede van het betaalgedrag naar aanleiding van de notificatiebrieven.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus