Vastgesteld 26 april 2018
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 29 maart 2018 voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg. Bij brief van 25 april 2018 zijn ze door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Vraag 1:
Op welke wijze wordt inzicht geboden in de nagestreefde doelstellingen en in de doeltreffendheid en doelmatigheid die worden nagestreefd; op welke wijze wordt inzicht geboden in de beleidsinstrumenten die worden ingezet, conform de eisen die de Comptabiliteitswet 2016 stelt aan nieuwe voorstellen?
Antwoord 1:
Op 20 februari jl. (TK 30 234, nr. 176) is uw Kamer reeds geïnformeerd over de besteding van de extra middelen voor topsport en het concrete plan dat is uitgewerkt om deze middelen tot en met 2020 doeltreffend en doelmatig in te zetten. Voorts is uw Kamer op 19 maart jl. (TK 29 538, nr. 252) geïnformeerd over het landelijk actieprogramma «Eén tegen eenzaamheid». In het actieplan staat omgeschreven welke acties in gang worden gezet om de trendbreuk van eenzaamheid onder ouderen te doorbreken. Daarnaast is op 9 april jl. (TK 31 765, nr. 318) het programmaplan kwaliteit verpleeghuiszorg «Thuis in het verpleeghuis» naar uw Kamer verzonden met hierin de doelstellingen en bijbehorende acties. In de komende periode zal uw Kamer in separate beleidsbrieven en voortgangsrapportages ook nader worden geïnformeerd over de vormgeving, uitwerking en uitvoering van de overige maatregelen waarvoor de nu overgehevelde middelen bestemd zijn. Ook hierbij zal aandacht zijn voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleidsmaatregelen.
Vraag 2:
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de bestedingsplannen van de diverse middelen die nu worden overgeheveld naar de begroting van VWS?
Antwoord 2:
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 3:
Wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de concrete uitwerkingen van beleidsvoorstellen waarover overeenstemming is bereikt met het Ministerie van Financiën?
Antwoord 3:
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 4:
Op welke wijze wordt overeenstemming bereikt over de concrete uitwerking van beleidsvoorstellen? Op basis van welke informatie besluit het Ministerie van Financiën tot het onttrekken van middelen uit de Aanvullende Post en het toevoegen van de middelen aan de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?
Antwoord 4:
Er heeft conform de hierover in het Regeerakkoord gemaakte afspraken overleg plaatsgevonden binnen het kabinet over de wijze waarop de op de aanvullende post gereserveerde middelen worden ingezet. Het Ministerie van Financiën beoordeelt de voorstellen niet alleen op budgettaire onderbouwing, maar ook op de vraag of doelen voldoende helder zijn geformuleerd, en of beleid uiteindelijk getoetst kan worden op doelmatigheid en doeltreffendheid. Na kabinetsbesluitvorming heeft dit geresulteerd in het overhevelen van de betreffende middelen vanaf de aanvullende post naar de VWS-begroting. Over de nadere uitwerking en uitvoering van de maatregelen uit het regeerakkoord waarop deze middelen betrekking hebben, is of zal uw Kamer nader worden geïnformeerd in (reeds verzonden) beleidsbrieven en voortgangsrapportages.
Vraag 5:
Voor welke intensiveringen uit het regeerakkoord zijn de middelen nu nog deels of totaal niet overgeheveld vanuit de Aanvullende Post?
Antwoord 5:
Voor de op de aanvullende post beschikbare middelen die nu nog niet zijn overgeheveld naar de VWS-begroting geldt dat de eerste suppletoire begroting (die uiterlijk 1 juni a.s. naar uw Kamer wordt verzonden) het eerstvolgende moment is om middelen over te hevelen van de aanvullende post. Momenteel vindt overleg plaats tussen het Ministerie van VWS en het Ministerie van Financiën over de concrete uitwerking van de voornemens uit het Regeerakkoord. De regeerakkoordvoornemens (en bijbehorende budgettaire middelen) die niet meelopen in de eerste suppletoire begroting zullen worden verwerkt in de miljoenennota/begroting 2019, de eerste suppletoire begroting 2019 of latere ontwerpbegrotingen (zie tabel hieronder).
# |
Omschrijving |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
Struc |
---|---|---|---|---|---|---|---|
H59 |
Preventiemaatregelen (preventieakkoord) |
36,0 |
38,0 |
38,0 |
10,0 |
10,0 |
10,0 |
– w.v. preventieakkoord |
21,0 |
18,0 |
18,0 |
5,0 |
5,0 |
5,0 |
|
– w.v. suicidepreventie |
5,0 |
4,0 |
4,0 |
2,0 |
2,0 |
2,0 |
|
– w.v. onderzoek effictiviteit interventies (restant) |
0,0 |
6,0 |
6,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
|
– w.v. onbedoelde zwangerschappen (restant) |
10,0 |
10,0 |
10,0 |
3,0 |
3,0 |
3,0 |
|
H60 |
Transformatiegelden jeugd |
18,0 |
18,0 |
18,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
H62 |
Onafhankelijke cliëntondersteuning (per 2019) |
0,0 |
15,0 |
15,0 |
10,0 |
10,0 |
10,0 |
H63 |
Veilig opgroeien (meldcode, actieplan pleegzorg, FMEK) |
4,0 |
6,0 |
6,0 |
6,0 |
4,0 |
2,0 |
– w.v. meldcode |
1,0 |
2,0 |
2,0 |
2,0 |
1,0 |
0,0 |
|
– w.v. actieplan pleegzorg |
1,0 |
2,0 |
2,0 |
2,0 |
1,0 |
0,0 |
|
– w.v. FMEK |
2,0 |
2,0 |
2,0 |
2,0 |
2,0 |
2,0 |
|
H70 |
Experimenten regulering wietteelt |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
G39 |
Maatschappelijke diensttijd |
25,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
Nvt |
BTW-vooraftrek sportvoorzieningen |
0,0 |
241,0 |
241,0 |
241,0 |
241,0 |
241,0 |
L109 |
Gratis VOG voor mensen die werken in een afhankelijkheidssituatie |
7,0 |
7,0 |
7,0 |
7,0 |
7,0 |
7,0 |
H57 |
Bevorderen digitaal ondersteunende zorg (per 2021) |
0,0 |
0,0 |
3,6 |
10,0 |
10,0 |
5,0 |
H64 |
Brede aanpak LVB, daklozen en zwerfjongeren (LVB) |
0,0 |
1,6 |
1,6 |
1,8 |
1,0 |
0,0 |
– w.v. LVB |
0,0 |
1,6 |
1,6 |
1,8 |
1,0 |
0,0 |
|
H65 |
Belonen van uitkomsten (per 2021) |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
2,7 |
5,7 |
0,0 |
H68 |
Sport |
8,0 |
10,0 |
10,0 |
10,0 |
10,0 |
10,0 |
– w.v. sportakkoord (restant) |
8,0 |
10,0 |
10,0 |
10,0 |
10,0 |
10,0 |
|
G39 |
Maatschappelijke diensttijd (restant) |
0,0 |
50,0 |
75,0 |
100,0 |
100,0 |
100,0 |
Totaal |
99 |
388 |
416 |
399 |
400 |
386 |
Vraag 6:
Wat gebeurt er indien geen overeenstemming wordt bereikt tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Financiën over de concrete uitwerking van de beleidsvoorstellen?
Antwoord 6:
In het geval er met Financiën niet tot een akkoord kan worden gekomen over de wijze van besteding van de op de aanvullende post gereserveerde middelen, zal er aanvullend overleg noodzakelijk zijn over de besteding van middelen om alsnog de overheveling van de betreffende middelen naar de VWS-begroting mogelijk te maken. De gereserveerde middelen op de aanvullende post blijven evenwel beschikbaar voor het in het regeerakkoord vastgestelde doel. Indien de gereserveerde middelen bij de eerste suppletoire begroting nog niet (volledig) worden overgeheveld naar VWS-begroting kan dit dus alsnog op een later moment.
Vraag 7:
Wat gebeurt er indien de extra middelen niet uitgegeven kunnen worden aan de posten waarvoor het geld is bedoeld volgens de begroting van VWS? Blijven deze middelen dan beschikbaar voor deze post voor de volgende jaren? Zijn deze middelen ook in te zetten voor andere posten binnen de begroting van VWS?
Antwoord 7:
De uitvoering van het Regeerakkoordheeft binnen VWS prioriteit zodat het risico op onderbesteding op deze dossiers zoveel mogelijk beperkt blijft. Indien vroegtijdig blijkt dat de beschikbaar gestelde middelen in een begrotingsjaar niet volledig tot uitputting zullen komen en pas in een volgend jaar tot betaling komen, kunnen de middelen in overleg met Financiën door middel van een kasschuif naar andere jaren worden geschoven. Indien toch sprake is van onderuitputting op de regeerakkoorddossier dan treden de betreffende begrotingsregels van dit kabinet in werking. Eventuele meevallende uitgaven worden dan gebruikt om opgetreden tegenvallende uitgaven te compenseren.
Vraag 8:
Op welke wijze wordt het onderzoek naar effectiviteit van interventiemaatregelen uitgevoerd? Welke organisaties voeren deze onderzoeken uit?
Antwoord 8
In de periode 2018–2020 zal onderzoek worden gedaan naar de relatie tussen wat we doen binnen het Nationaal Programma Preventie en de gezondheidsopbrengst. Dit onderzoek zal vooral door het RIVM worden uitgevoerd. In de begeleidingscommissie zit onder andere het CPB en de maatschappelijke beweging Alles is gezondheid. De eerste resultaten van dit onderzoeksprogramma komen in het voorjaar van 2019. Op basis daarvan ontstaat meer inzicht in de effectiviteit van het Nationaal Programma Preventie.
Daarnaast wordtuit de Regeerakkoordmiddelen € 3 miljoen beschikbaar gesteld om biobanken/cohortstudie verder te verrijken met nieuwe onderzoeksgegevens. Over de uit te voeren organisatie(s) vindt nog besluitvorming plaats. Deze (nieuwe) onderzoeksgegevens dragen bij aan de randvoorwaarde om effectiviteit te kunnen onderzoeken, maar bevatten zelf geen interventiemaatregel.
De resterende middelen voor 2018 zijn beschikbaar voor onderzoek naar het beleid op overgewicht bij de jeugd, inzet op betere en meer effectieve interventies in de database van het RIVM Centrum Gezond Leven, o.a. op de thema’s problematisch alcoholgebruik en harddrugs, onderzoek naar de werkzame elementen op preventiethema’s en onderzoek naar hoe voeding een standaard onderdeel kan worden van de behandeling die conform de behandelrichtlijnen door de zorgprofessionals wordt ingezet. Onder andere het RIVM en het Trimbos-instituut zullen hierin actief zijn.
Over de overige middelen die beschikbaar zijn gesteld bij het regeerakkoord voor onderzoek naar de effectiviteit van preventieve interventies zal na het te sluiten nationaal preventieakkoord een besluit worden genomen. Dit betreft € 6 miljoen in 2019 en € 6 miljoen in 2020.
Vraag 9:
Op welke termijn wordt de Kamer geïnformeerd over de inhoud van de onderzoeken naar de effectiviteit van interventiemaatregelen?
Antwoord 9
De eerste resultaten van het onderzoeksprogramma binnen het Nationaal Programma Preventie worden verwacht in het voorjaar van 2019. In het voorjaar van 2019 wordt u geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar het beleid op overgewicht bij de jeugd (de in vraag 8 genoemde activiteiten van RIVM en Trimbos). Over de inzet op betere en meer effectieve interventies in de database zal geen rapport verschijnen.
Vraag 10:
Welke resterende middelen staan voor VWS op de Aanvullende Post? Kunt u een overzicht geven met de planning wanneer deze middelen naar de begroting van VWS worden overgeheveld?
Antwoord 10:
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 11:
Kunt u, net als in uw brief van 6 december 2017, een geactualiseerd meerjarig overzicht geven van alle reserveringen voor VWS-beleid die (na verwerking van deze suppletoire wet) nog geparkeerd staan op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën?
Antwoord 11:
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 12:
Worden de nu nog resterende bedragen op de Aanvullende Post voor het jaar 2018 straks allemaal in de eerste suppletoire begrotingswet (Voorjaarsnota) aan de begroting van VWS toegevoegd? Zo nee, welke budgetten nog niet?
Antwoord 12:
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 13:
Welk deel van de 78 miljoen euro van de Aanvullende Post die wordt toegevoegd aan de begroting van VWS is in deze incidentele suppletoire begroting verwerkt en welk deel komt in volgende suppletoire begrotingen?
Antwoord 13:
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 14:
Waarom is ervoor gekozen om de voorgestelde mutaties in de incidentele suppletoire begrotingswet 2018 mee te nemen en niet in de laatst ingediende nota van wijziging op de begroting van 2018?
Antwoord 14:
Ten tijde van het indienen van de nota van wijziging waren de volledig uitgewerkte bestedingsplannen voor de betreffende maatregelen nog niet gereed of was de afgesproken procedure binnen het kabinet voor het overhevelen van de middelen nog niet afgerond. De concrete uitwerking van de beleidsvoorstellen vereist zorgvuldigheid omdat het doel is om met de beschikbare middelen maximale effecten te bereiken.
Vraag 15
Er is 50 miljoen euro in 2018 beschikbaar voor het preventieakkoord. Wanneer wordt het preventieakkoord – dat zich richt op de aanpak van roken en overgewicht en het terugdringen van problematisch alcoholgebruik – gesloten en is al duidelijk waar de middelen aan besteed worden?
Antwoord 15
De € 50 miljoen die hier is genoemd heeft geen betrekking op het preventieakkoord. De € 50 miljoen voor 2018 is samengesteld uit € 21 miljoen voor het preventieakkoord, € 5 miljoen voor onderzoek naar effectiviteit preventieve interventies, € 15 miljoen preventie en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschappen, € 5 miljoen voor suïcidepreventie en € 4 miljoen voor opvang slachtoffers mensenhandel.
In april zullen de onderhandelingen met de veldpartijen starten voor het nationaal preventieakkoord. Uw Kamer heeft hierover recentelijk een brief van de Staatssecretaris van VWS ontvangen (TK 32 793, nr. 297). Het doel is om in oktober een akkoord te sluiten. Uw Kamer zal na akkoord door de ministerraad op de voorgenomen besteding van de middelen en na het gesloten preventieakkoord worden geïnformeerd over de besteding van de middelen.
Vraag 16:
Welke aanvullende activiteiten worden ingezet ten aanzien van suïcidepreventie?
Antwoord 16
Op 29 maart jl. is aan uw Kamer een brief gestuurd (TK 25 424, nr. 392) met de reactie op het artikel in het NRC next «Grote verschillen in suïcides tussen ggz-instellingen». In deze brief is aangegeven dat uw Kamer over de concrete invulling van de intensivering, die via het regeerakkoord ter beschikking is gekomen, dit voorjaar nader zal worden geïnformeerd.
Vraag 17:
Welk tijdspad wordt gevolgd voor het opstellen van het preventieakkoord?
Antwoord 17
Zie het antwoord op vraag 15.
Vraag 18:
Hoe wordt de Kamer bij het opstellen van het preventieakkoord betrokken?
Antwoord 18
De Staatssecretaris van VWS heeft uw Kamer geïnformeerd bij brief van 20 april jl. (TK 32 793, nr. 297) over de stand van zaken en het proces rondom het opstellen van het preventieakkoord.
Vraag 19
Hoe wordt onderzoek naar de effectiviteit van preventieve interventies betrokken bij het opstellen van het preventieakkoord?
Antwoord 19
Zoals de Staatssecretaris in zijn brief van 6 februari 2018 (TK 32 793, nr. 289) over de voortgang nationaal preventieakkoord schreef, blijkt uit de rondetafelgesprekken dat «de deelnemers een groot voorstander zijn van het inzetten van maatregelen die in aanpak effectief zijn. De effectiviteit kan zowel zichtbaar worden in de praktijk als blijken uit wetenschappelijk onderzoek. In het regeerakkoord is gesteld dat de te nemen maatregelen bewezen effectief moeten zijn, dat de inzet daarvan bevorderd wordt en dat, als kennis over die effectiviteit nog ontbreekt, dit onderzocht wordt. Als partijen goed onderbouwd kunnen aangeven dat het bijdraagt aan de vitaliteit van de bevolking, dan kan er ruimte gegeven worden binnen het preventieakkoord. Het Rijk kan vervolgens besluiten bij te dragen aan bij het onderzoek naar de effectiviteit van de voorgestelde maatregel in het preventieakkoord.
Om dit te waarborgen zit aan elke thematafel een inhoudelijk expert die de stand van de wetenschap kent. Daarnaast is € 6 miljoen in 2019 en 2020 beschikbaar om effectiviteitonderzoek te doen naar maatregelen die voortkomen uit het preventieakkoord
Vraag 20:
Op welke wijze wordt het uitgangspunt «bewezen effectief» onderdeel van het onderzoek naar de effectiviteit van preventieve interventies?
Antwoord 20
Er wordt ingezet op betere en meer effectieve interventies in de database van het RIVM Centrum Gezond Leven, o.a. op de thema’s problematisch alcoholgebruik en harddrugs. Verder wordt er onderzoek gedaan om de effectiviteit van het Nationaal Programma Preventie verder te onderbouwen, zie ook het antwoord op vraag 8.
Vraag 21:
Wanneer wordt de Kamer op de hoogte gebracht van de inzet van de resterende middelen voor preventie en ondersteuning bij onbedoelde (tiener)zwangerschappen?
Antwoord 21
Op dit moment vindt nog overleg plaats met de relevante partijen. De Kamer wordt vóór het zomerreces op de hoogte gebracht van de inzet van de resterende middelen
Vraag 22
Welke partijen zijn onderdeel van de brede coalitie van veldpartijen?
Antwoord 22
Fiom, GGD/GHOR-NL, JOOZ, Rutgers en Siriz hebben een gezamenlijk plan voor preventie, ondersteuning en zorg bij onbedoelde (tiener) zwangerschappen gemaakt. Daarover is met hen gesproken. Bij de totstandkoming van dit gezamenlijke plan zijn de volgende partijen betrokken: Altra, ASK Kliniek, Babyhuis, CSGNN/Stimezo Groningen, Fiom, GGD Hollands Noorden en GGD Hart voor Brabant, JSO, KNOV, Leger des Heils, MEE, Moviera, NCJ, NGvA, NVOG, Rutgers, SeksHAG/NHG, Sense NL, Siriz, Timon, UgynHAG en Vrelinghuis.
Tevens wordt met diverse gemeenten gesproken, met het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA), met Care for Sexuality en met het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Aangezien er heel veel lokale partijen zijn die zich bezig houden met preventie, ondersteuning en zorg bij onbedoelde (tiener) zwangerschappen probeer ik mij zo breed mogelijk te laten informeren.
Vraag 23:
Waaraan wordt de 2 miljoen euro (in 2018) ten behoeve van «onderzoek naar effectieve preventieve interventies» in artikel 1 uitgegeven?
Antwoord 23
Dit betreft het onderzoeksprogramma Nationaal Programma Preventie, onderzoek naar het beleid op overgewicht bij de jeugd, inzet op betere en meer effectieve interventies in de database van het RIVM Centrum Gezond Leven, o.a. op de thema’s problematisch alcoholgebruik, harddrugs en gamen, onderzoek naar de werkzame elementen op preventiethema’s en onderzoek naar hoe voeding een standaard onderdeel kan worden van de behandeling die conform de behandelrichtlijnen door de zorgprofessionals wordt ingezet.
Vraag 24:
Hoeveel van de beschikbare 4 miljoen euro voor de post «opvang slachtoffers mensenhandel», wordt besteed aan opvanghuizen voor mensenhandel, zoals het Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel (ACM)?
Antwoord 24
De middelen zijn te verdelen in incidentele middelen en structurele middelen (omdat de reeks afloopt van € 4 miljoen naar € 2 miljoen). De structurele middelen (€ 2 miljoen) worden ingezet voor opvangplekken.
In overleg met de VNG en Comensha wordt tot een precieze invulling gekomen op basis van geconstateerde knelpunten. De inzet van de middelen is nog niet op het niveau van opvanginstellingen bepaald. Het is de bedoeling om snel extra plekken open te stellen.
Vraag 25
Kan meer informatie gegeven worden over de twee programma’s gericht op individuele ondersteuning bij onder andere anticonceptie en het aanbieden van keuzehulpgesprekken? Wat wordt voor het geld gedaan?
Antwoord 25
GGD GHOR Nederland ontvangt subsidie voor een uitrol van het programma Nu Niet Zwanger
(€ 2,9 miljoen over 3 jaar) en voor het aanbieden van keuzehulpgesprekken (€ 1,1 miljoen over drie jaar). De keuzehulpgesprekken worden via een landelijk dekkend netwerk van GGD-en ingeregeld.
Het programma Nu Niet Zwanger helpt kwetsbare (potentiële of aanstaande) ouders ervoor te kiezen om een bewuste keuze te maken om al dan niet tijdelijk, een onbedoelde zwangerschap op vrijwillige basis te voorkomen, totdat de betreffende ouder(s) zijn leven voldoende op orde heeft om een bestaande kinderwens op een verantwoorde wijze in te vullen. Dit wordt gerealiseerd door middel van een kortdurende, intensieve begeleiding op maat rond het bespreken van de kinderwens, seksualiteit en door passend (tijdelijk of langdurig) anticonceptiegebruik. Een essentieel onderdeel voor een succesvolle aanpak van het programma Nu Niet Zwanger is de samenwerking binnen de lokale keten en het nemen van verantwoordelijkheid door professionals die met de doelgroep werken. Dit betekent dat het programma Nu Niet Zwanger erop gericht is instellingen en professionals zelf te trainen om gesprekken met vrouwen te voeren over hun kinderwens, seksualiteit en bijbehorende anticonceptie. Als alle betrokken hulpverleners deze rol structureel vervullen, ontstaat er een sluitend «vangnet» rondom het voorkomen van ongewenste en ongeplande zwangerschappen. Na het succes in Rotterdam en Tilburg wordt er momenteel gewerkt aan de landelijke uitrol zodat een groot aantal gemeenten deze zomer van start kunnen met het programma. Hiervoor heeft GGD GHOR Nederland een landelijk projectteam ingericht. Ik zal u op de hoogte houden van de voortgang van dit programma.
Vraag 26
Hoeveel kost het onderbrengen van de anticonceptiepil in het basispakket per jaar?
Antwoord 26
In 2011 is geraamd dat het verwijderen van anticonceptiemiddelen voor vrouwen van 21 jaar en ouder uit het Zorgverzekeringspakket zou leiden tot een daling in de kosten van € 30 tot € 35 miljoen, met deze raming is ook gerekend in de risicoverevening bij het uit het Zorgverzekeringspakket halen van anticonceptiemiddelen per 1-1-2011. Na een correctie voor de opbrengst van de betaling van het eigen risico bleef een netto besparing van circa € 20 tot € 22 miljoen over. De verwachting is dat het onderbrengen van de anticonceptiepil in het basispakket ten minste leidt tot een stijging van de kosten van € 20 tot € 22 miljoen per jaar.
Vraag 27
Wat zijn de doelstellingen bij het extra budget voor preventie van en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschappen?]
Antwoord 27
Over de precieze doelstellingen en de invulling daarvan ben ik met betrokken partijen nog in gesprek. Ik zal u voor het zomerreces over mijn inzet en voornemens informeren.
Vraag 28:
Welke aanvullende activiteiten worden ingezet in de preventie en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschappen?
Antwoord 28
Hierover ben ik met betrokken partijen nog in gesprek. Ik zal u voor het zomerreces hierover informeren.
Vraag 29:
Welke groepen worden precies bedoeld met «specifiek kwetsbare groepen»?
Antwoord 29
De hulpverlener weet op basis van zijn expertise en ervaring, wanneer iemand zich in een kwetsbare fase van zijn leven bevindt. Veelal zijn deze kwetsbare personen binnen de hulpverlening bekend, omdat vaak op meerdere vlakken problemen zijn.
Vraag 30
Op welke wijze worden bestaande programma’s en bijvoorbeeld voorlichtingsactiviteiten meegenomen bij het ontwikkelen van de twee nieuwe programma’s en de interventie-ontwikkeling voor kwetsbare groepen?
Antwoord 30
Bij de inzet van de middelen zal ook gekeken worden naar de lopende en bestaande programma’s. Daarbij wordt bezien op welke wijze voorlichtingsactiviteiten worden ingezet. Ik zal u hierover informeren zodra helder is op welke wijze ik de middelen wil gaan inzetten.
Vraag 31
Wat houdt de functie zorgcoördinatie voor slachtoffers in? Waar is deze functie nog onvoldoende beschikbaar?
Antwoord 31
De functie zorgcoördinatie wordt door gemeenten en organisaties in de hulpverlening in de regio’s verschillend ingevuld en op verschillende plekken belegd (bij de gemeenten of bij een hulpverleningsorganisatie, zoals bijvoorbeeld het Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel), Ook verschilt de geografische omvang van het werkgebied en het bereik. Ongeacht de precieze vormgeving is de kern dat een zorgcoördinator snel een slachtoffer van mensenhandel naar de juiste hulpverlening kan leiden. Een overzicht van waar de functie op dit moment is belegd is te vinden in de wegwijzer mensenhandel. https://www.wegwijzermensenhandel.nl/Zorgcoordinatoren/Zorgcoordinatoren.aspx1
De gemeenten en CoMensha stellen gezamenlijk vast waar de functie nog onvoldoende beschikbaar is en hoe de functie het beste in heel Nederland kan worden belegd
Vraag 32:
Op hoeveel plekken in Nederland is de functie van zorgcoördinatie voor slachtoffers op dit moment al beschikbaar?
Antwoord 32
Zie het antwoord op vraag 31
Vraag 33
Op welke termijn moet sprake zijn van een landelijk dekkend netwerk van zorgcoördinatoren?
Antwoord 33
Mijn inzet is dat gemeenten eind 2019 een landelijk dekkend netwerk van zorgcoördinatoren hebben ingeregeld.
Vraag 34
Welk deel van de 12 miljoen euro die beschikbaar is voor slachtoffers van mensenhandel gaat naar het in kaart brengen van het soort opvangplaatsen waaraan behoefte is? Welk deel gaat naar de brede beschikbaarheid van de functie zorgcoördinatie voor slachtoffers? Wanneer zal die functie zorgcoördinatie landelijk beschikbaar zijn?
Antwoord 34
Van de € 12 miljoen die in deze kabinetsperiode beschikbaar is (2018 t/m 2021) wil ik € 7 miljoen inzetten voor extra opvangcapaciteit voor slachtoffers van mensenhandel. Uit de resterende middelen ga ik de volgende type activiteiten bekostigen:
Ik ben met Comensha in overleg over een voorstel voor het in kaart brengen van het soort opvangplaatsen waaraan behoefte is en ik stel geld beschikbaar voor het bevorderen van snelle invulling van de functie van zorgcoördinatie in heel Nederland door VNG en Comensha.
Tevens zet ik in op activiteiten om de kwaliteit van de hulpverlening te verbeteren, specifiek hulpaanbod te ontwikkelen, om onderzoek te doen naar effectiviteit van hulpaanbod en om de signalering van mensenhandel door huisartsen en veilig thuis te verbeteren.
Voor de uitvoering van de zorgcoördinatie als zodanig krijgen gemeenten geen extra middelen. In het IBP hebben wij afgesproken dat zij een landelijk dekkend netwerk van zorgcoördinatoren zullen organiseren.
Ook na deze regeerperiode (vanaf 2022) zijn structureel middelen beschikbaar voor opvangplekken (€ 2 miljoen).
Vraag 35:
Kunt u in een tabel een totaaloverzicht geven van de bedragen die beschikbaar zijn voor de verpleeghuiszorg en welke doelen aan deze budgetten zijn gekoppeld? Kan helder worden weergegeven hoe de 430 miljoen euro ingezet wordt dit jaar?
Antwoord 35
In het programmaplan «Thuis in het Verpleeghuis, waardigheid en trots op elke locatie» dat uw Kamer recentelijk heeft ontvangen, is een totaaloverzicht opgenomen van de middelen die beschikbaar zijn voor de verpleeghuiszorg. In het programma zijn ook doelen en acties opgenomen waaronder meer tijd en aandacht voor de bewoner. Om onder meer dit te bereiken zijn de extra middelen beschikbaar gesteld.
Vraag 36:
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de 70.000 mensen die extra aangenomen moeten worden in de zorg? Hoeveel nieuwe mensen zijn inmiddels aan het werk in de zorg?
Antwoord 36
In het programmaplan «Thuis in het Verpleeghuis, waardigheid en trots op elke locatie» dat uw Kamer recentelijk heeft ontvangen wordt o.a. ingegaan op de arbeidsmarkt die het mogelijk maakt dat er voldoende tijd en aandacht is voor de bewoner. Daarnaast is recent het Actieprogramma Werken in de Zorg gepresenteerd. De personele opgave waar de verpleeghuizen de komende jaren voor staan, moet gerealiseerd worden in een krappe arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt in de zorg is vooral een regionale arbeidsmarkt. In de regio ligt dus de uitdaging. Het is van groot belang dat de zorginstellingen, ook de verpleeghuizen, zoveel mogelijk gezamenlijk optrekken om deze uitdaging aan te gaan. In deze fase van het jaar is het nog te vroeg om cijfermatig informatie te bieden. Wel geven zorgaanbieders aan dat zij alles op alles zetten om nieuwe zorgverleners te werven. In het Actieprogramma is ook opgenomen dat een monitor de voortgang van de benoemde acties en resultaten uit het programmaplan zal laten zien. Deze wordt ook aan de Tweede Kamer gestuurd.
Jaarlijks komt een uitgebreide programmamonitor om de voortgang te laten zien. Deze wordt ook aan de Tweede Kamer gestuurd.
Vraag 37:
Kunt u een actueel meerjarig overzicht geven van alle reserveringen voor het beleid van VWS die (na verwerking van deze suppletoire wet) nog geparkeerd staan op de aanvullende post van Financiën?
Antwoord 37:
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 38:
Worden de nu nog resterende bedragen op de Aanvullende Post voor het jaar 2018 straks allemaal in de Voorjaarsnota aan de begroting van VWS toegevoegd? Zo nee, welke budgetten nog niet?
Antwoord 38:
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 39
Welke aanvullende activiteiten worden ingezet ten aanzien van de opvang van slachtoffers van mensenhandel?
Antwoord 39
Ik stel geld beschikbaar voor:
1.) Extra opvangplekken.
2.) Activiteiten van Comensha om in kaart te brengen aan welk soort opvang behoefte is.
3.) Activiteiten van VNG en Comensha om te bevorderen dat de functie zorgcoördinatie wordt ingevuld bij gemeenten.
4.) Activiteiten van VNG om de generieke aanpak (dus ook preventie en handhaving) van gemeenten te verbeteren.
5.) Activiteiten om de signalering van mensenhandel te verbeteren bij artsen en Veilig Thuis.
6.) Voor minderjarige slachtoffers van binnenlandse mensenhandel die seksueel uitgebuit zijn: programmalijn in het onderzoeksprogramma Zon/mw voor effectonderzoek hulpprogramma’s loverboyslachtoffers.
7.) Ondersteunen van zorg en opvanginstellingen bij de ontwikkeling van specifiek hulpaanbod (mede op basis van de behoefte inventarisatie van Comensha).
8.) Activiteiten om de kwaliteit van de hulpverlening te verbeteren.
Vraag 40
Waarop is de verdeling van de 50 miljoen euro over de verschillende posten onder «Waardig ouder worden» gebaseerd?
Antwoord 40
De verdeling van de middelen volgt de afspraken van het Regeerakkoord (p.59).
# |
Omschrijving |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
---|---|---|---|---|---|---|
H61 |
Waardig ouder worden c.a. |
50 |
50 |
50 |
30 |
30 |
wv Campagne herwaardering ouderdom |
2 |
2 |
2 |
0 |
0 |
|
wv Bestrijding eenzaamheid |
8 |
8 |
8 |
5 |
5 |
|
wv Versteviging respijtzorg en dagopvang |
10 |
10 |
10 |
5 |
5 |
|
wv. Landelijke vrijwilligersorganisaties |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
|
wv Palliatieve zorg |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
|
wv Levensbegeleiders/geestelijke verzorging |
10 |
10 |
10 |
5 |
5 |
|
wv Crisiszorg ouderen |
10 |
10 |
10 |
5 |
5 |
Vraag 41
Is de 50 miljoen euro voor «Waardig ouder worden» geoormerkt?
Antwoord 41
Bij uitwerken van de voorstellen ter implementatie van het Regeerakkoord wordt de verdeling zoals afgesproken bij de afspraken van het Regeerakkoord aangehouden.
Vraag 42:
Is een overzicht te geven wanneer welke onderdelen van het programma «Waardig ouder worden» voorzien zijn van concrete activiteiten?
Antwoord 42
Veel van de plannen moeten nog verder worden uitgewerkt. Naar huidige inschatting gaat het om de volgende activiteiten.
Programma (beleid) |
wv. Campagne herwaardering ouderdom |
Campagnes verbetering beeldvorming ouderen en campagnes voorbereiding (pre)ouderen op hun toekomst. |
---|---|---|
wv. Bestrijding eenzaamheid |
O.a. Versterken lokale aanpak eenzaamheid (versterking vitale netwerken) ondersteund door een landelijk programma. Zie programma Een tegen Eenzaamheid. |
|
wv. Versteviging respijtzorg en dagopvang |
Om mantelzorgers te ontlasten worden gerichte campagnes opgezet om voorzieningen bekender te maken en verbetering respijtzorg en dagopvang. |
|
wv. Landelijke vrijwilligersorganisaties |
Middelen ten behoeve van landelijk werkende vrijwilligersorganisaties voor bijv. het coachen en opleiden van vrijwilligers en -besturen. |
|
wv. Palliatieve zorg |
Zie het antwoord op vraag 56 |
|
wv. Levensbegeleiders/geestelijke verzorging |
Hiervoor krijgt u rond de zomer een plan. |
|
wv. Crisiszorg ouderen |
Uitbreiding van subsidieplafond extramurale behandeling voor zorgkantoren om meer uren inzet van specialisten ouderengeneeskunde in de eerste lijn te kunnen contracteren |
Vraag 43:
Worden de activiteiten voor het programma «Waardig ouder worden» allemaal uitgevoerd door het Ministerie van VWS of is de uitvoering in handen van organisaties waarmee afspraken zijn gemaakt?
Antwoord 43
De verschillende activiteiten worden grotendeels uitgevoerd door andere organisaties dan het ministerie.
Vraag 44:
Indien organisaties een deel van de uitvoering van het programma «Waardig ouder worden» doen, hoeveel geld gaat dan naar het personeel en materieel van deze organisaties?
Antwoord 44:
Hier hebben we op dit moment geen adequaat integraal zicht op.
Vraag 45:
Hoe wordt voorkomen dat organisaties die uitvoering geven aan het programma «Waardig ouder worden» met de financiële middelen die hiervoor bestemd zijn, hun vaste personeel financieren?
Antwoord 45
Gezien de activiteiten benoemd in antwoord op vraag 42 zijn de middelen niet bedoeld voor financiering van het vaste personeel. Bij aanvraag van subsidie dient een organisatie de personele kosten op te nemen in een begroting die vooraf dient te worden goedgekeurd door het Ministerie van VWS en waarover ook verantwoording dient te worden afgelegd.
Vraag 46
Wanneer is het programma «Waardig Ouder Worden» een succes? Welke doelen moeten dan gerealiseerd zijn en hoe wordt dit gemeten?
Antwoord 46
Veel van de activiteiten zijn gekoppeld aan programma’s zoals het programma Een tegen Eenzaamheid (bijlage bij TK 29538, nr. 252), het programma Langer thuis en het Nationaal Programma Palliatieve Zorg. De middelen dragen bij aan het succes van deze programma’s.
Deze programma’s zijn succesvol als ouderen die thuis willen blijven wonen dat goed en veilig kunnen, met voldoende en kwalitatief goede informele en professionele zorg en ondersteuning waar nodig. Monitoring van de doelstelling zal plaatsvinden aan de hand van meerjarige metingen die worden vergeleken met nulmetingen. Uiteraard dient daarbij aangetekend te worden dat overige factoren van invloed op deze problematiek niet geïsoleerd kunnen worden. Met een goede collaterale resultaatmeting moeten de effecten echter zichtbaar kunnen worden gemaakt. Aan de hand van het monitoringssysteem kan elk jaar worden bezien of bijsturing nodig is.
Vraag 47:
Hoeveel van de beschikbaar gestelde middelen van de post «Waardig ouder worden» worden uitgegeven ten behoeve van de uitvoering van het actieprogramma «Een tegen eenzaamheid»? Hoe worden deze middelen uitgegeven?
Antwoord 47
Ten behoeve van het landelijke actieprogramma «Eén tegen eenzaamheid» is de komende jaren € 8 miljoen en structureel € 5 miljoen beschikbaar. Voor de activiteiten wordt verwezen naar het actieprogramma.
Vraag 48:
Zijn de apparaatsuitgaven gelijkelijk verdeeld over de programma’s van «Waardig Ouder Worden» of kennen sommige onderdelen hogere apparaatsuitgaven?
Antwoord 48
Binnen de enveloppe voor waardig ouder worden zijn zeven deelprogramma’s geformuleerd die de komende periode, in overleg met het veld en gemeenten, nader zullen worden uitgewerkt. De brede maatschappelijke opgave die met deze programma’s samenhangt vereist niet alleen zorgvuldige afstemming met partijen binnen en buiten VWS, ook is het zaak de programma’s in samenhang met elkaar uit te voeren. Hiervoor is extra personele inzet nodig, die met uitzondering van palliatieve zorg gelijkelijk verdeeld is over de deelprogramma’s.
Vraag 49:
Met welke partners worden de resterende middelen binnen de post «Waardig ouder worden» verder uitgewerkt?
Antwoord 49
Naast het programma één tegen eenzaamheid worden de middelen ingezet voor de programma’s Langer thuis, het Nationaal Programma Palliatieve Zorg en het Pact voor de Ouderenzorg. Dit is met vele partijen uit het veld besproken. De nadere uitwerking verschilt per plan.
Vraag 50:
Op welke wijze is overeenstemming bereikt tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Financiën over de concrete uitwerking van de beleidsvoorstellen voor «Waardig ouder worden», terwijl de inzet van de middelen nog wordt uitgewerkt met de betrokken partners?
Antwoord 50:
Het Ministerie van Financiën is akkoord met de hoofdrichting van de aanwending van de middelen conform de doelstellingen van het Regeerakkoord.
Vraag 51:
Waarom nemen de beschikbaar gestelde middelen vanuit de post «bevorderen digitaal ondersteunende zorg» uit het regeerakkoord voor artikel 10 in 2020 met het gehele bedrag van 0.3 miljoen euro terug terwijl de uitgaven op artikel 4 niet geheel terug lopen?
Antwoord 51:
Met het beschikbaar stellen van de middelen in het Regeerakkoord voor digitale ondersteuning is tegelijkertijd een plan van aanpak opgesteld voor de jaren 2018 tot en met half 2020. De komende tijd zal duidelijk worden welke aanvullende activiteiten er nodig zijn om digitale ondersteuning verder te bevorderen. Op basis van de stand van zaken van de implementatie volgt een aanvullend plan van aanpak voor de periode vanaf 2020 en verder, inclusief een voorstel voor de personele inzet in deze latere jaren.
Vraag 52
Hoe worden de middelen voor het bevorderen van digitaal ondersteunende zorg ingezet?
Antwoord 52
De middelen worden voor de periode 2018 tot en met 2020 ingezet voor het ondersteunen van implementatie van digitaal ondersteunde zorg, gepast gebruik en het bevorderen van (digitale) vaardigheden van burgers en zorgverleners. Hiermee kunnen enerzijds de mogelijkheden worden benut om met behulp van technologie de zorg slimmer te organiseren en burgers zelf actief te laten werken aan hun gezondheid. En anderzijds wordt de ontwikkeling en het gebruik van persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO) gestimuleerd, zodat mensen regie kunnen voeren over hun eigen gezondheidsgegevens en zorgverlening efficiënter en veiliger kan plaats vinden op basis van actuele en complete informatie. Met het voldoen aan deze twee voorwaarden wordt de weg vrijgemaakt voor succesvolle doorontwikkeling. Wanneer één van de twee ontbreekt zullen initiatieven niet goed van de grond kunnen komen.
Vraag 53
Klopt het dat het programma «Bevorderen digitaal ondersteunende zorg» drie onderdelen kent (a) programma innovatie en zorgvernieuwing, (b) vermindering ervaren regeldruk en (c) ZonMw programmering?
Antwoord 53
Het programma «bevorderen digitaal ondersteunende zorg» wordt binnen VWS uitgevoerd door de programmadirectie Innovatie en Zorgvernieuwing. De andere programma’s zijn geen onderdeel van deze programmadirectie
Vraag 54
Welke concrete doelstellingen zijn verbonden aan het inzetten van digitaal ondersteunde zorg en de verspreiding van innovatieve werkwijzen?
Antwoord 54
De middelen worden voor de periode 2018 tot en met 2020 ingezet voor het ondersteunen van implementatie, gepast gebruik en het bevorderen van (digitale) vaardigheden van burgers en zorgverleners Het is op dit moment nog te vroeg om harde streefcijfers aan deze doelen te koppelen. Dit zal bij de nadere uitwerking ingevuld worden.
Ten aanzien van de ontwikkeling en het gebruik van persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO) zijn de streefcijfers in 2018 tenminste 400.000 actieve PGO-gebruikers, in 2019 minimaal 700.000 en in 2020 tenminste 1.100.000 actieve PGO-gebruikers te hebben. Ten aanzien van de subsidieregeling is het doel om tenminste 20 PGO-leveranciers aan te sluiten op het afsprakenstelsel van MedMij en daarmee burgers toegang te geven tot een ruime keuze aan veilige en betrouwbare PGO’s
Vraag 55
Voor de maatregelen «Waardig ouder worden» en «Bevorderen digitaal ondersteunende zorg» is extra personeelsinzet noodzakelijk. De personele uitgaven voor het kerndepartement worden derhalve in 2018 en 2019 met 1 miljoen euro verhoogd en daarna met 0,7 miljoen euro per jaar. Welk deel van de 1 miljoen euro in 2018/2019 gaat naar de maatregel «Waardig ouder worden» en welk deel gaat naar het programma «Bevorderen digitaal ondersteunende zorg»? Kan nader worden toegelicht aan welke taken deze budgetten worden besteed
Antwoord 55
Er is € 0,3 miljoen per jaar nodig voor de apparaatsuitgaven (personele en materiële uitgaven) voor het bevorderen van digitaal ondersteunende zorg. De middelen worden voor de periode 2018 tot en met 2020 ingezet voor de ondersteuning van de implementatie, gepast gebruik en het bevorderen van (digitale) vaardigheden van burgers en zorgverleners en het stimuleren van de ontwikkeling en het gebruik van persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO). Een deel van de genoemde € 0,3 miljoen is benodigd voor de uitvoeringskosten van de subsidieregeling. Zie ook het antwoord op vraag 59.
Daarnaast is in 2018 en 2019 € 0,7 miljoen beschikbaar gesteld voor personele uitgaven voor de uitvoering van pact voor ouderenzorg en daaronder ressorterende programma’s. De extra personele inzet is benodigd vanwege de brede maatschappelijke opgave die met deze programma’s samenhangt en de uitvoering waaronder de zorgvuldige afstemming met partijen binnen en buiten VWS die dit vereist.
Vraag 56
Waar wordt het geld voor palliatieve zorg aan besteed? Hoe wordt de Kamer inhoudelijk geïnformeerd over de besteding van de middelen? Op welke wijze zal de inzet van de rest van de middelen worden gemonitord en op welke wijze wordt de Kamer geïnformeerd over de inzet van de middelen alsmede de uitkomsten van de monitoring?
Antwoord 56
In de brief over palliatieve zorg die binnenkort aan uw Kamer zal worden verstuurd,wordt nader in gegaan op de besteding van de middelen.
Vraag 57
Waarom wordt de opvang van slachtoffers van mensenhandel geboekt van artikel 1 op artikel 3? In welke mate gaat het hierbij om langdurige zorg en ondersteuning?
Antwoord 57
Alle toegekende middelen van de bredere enveloppe preventiemaatregelen van € 50 miljoen (a t/m e), zijn in één tabel ondergebracht. Een deel van de middelen is geboekt op artikel 1 (Volksgezondheid), een deel van de middelen op artikel 4 (Zorgbreed beleid) en een deel op artikel 3 (Langdurige zorg en ondersteuning). De middelen voor de opvang van slachtoffers mensenhandel zijn geboekt op artikel 3 omdat maatschappelijke opvang en vrouwenopvang beleidsmatig onder de noemer «maatschappelijke ondersteuning» vallen.
Vraag 58
Klopt het dat de 12,7 miljoen euro aan suppletoire middelen voor Zorgbreed beleid in de komende jaren wordt afgebouwd naar 3 miljoen euro?
Antwoord 58
In het regeerakkoord is afgesproken dat de middelen voor de beleidsintensiveringen op de aanvullende post worden ondergebracht totdat tussen het vakdepartement en het Ministerie van Financiën overeenstemming is bereikt over de concrete uitwerking van de beleidsvoorstellen. In deze incidentele suppletoire begroting wordt aangegeven welke wijzigingen in de departementale begrotingsstaat thans zijn doorgevoerd als gevolg van de in het regeerakkoord opgenomen beleidsintensiveringen. De overheveling van de middelen die horen bij de beleidsintensiveringen die nog nadere uitwerking behoeven zullen op een later moment worden overgeboekt naar de departementale begroting. In de tabel is aangegeven dat voor bevordering van digitaal ondersteunende zorg deze kabinetsperiode jaarlijks € 10 miljoen beschikbaar is en € 5 miljoen structureel, maar thans alleen voor de periode 2018–2020 middelen beschikbaar worden gesteld. Op basis van de stand van zaken van de implementatie volgt een aanvullend plan van aanpak voor de periode vanaf 2020 en verder, inclusief een voorstel voor de personele inzet in deze latere jaren.
Vraag 59
Kan in een aparte tabel worden weergegeven waaraan de 0,3 miljoen euro in 2018 én de 0,3 miljoen euro in 2019, binnen H57 «Bevorderen digitaal ondersteunende zorg», voor personele en materiële uitgaven binnen VWS wordt besteed?
Antwoord 59
2018 |
2019 |
|
---|---|---|
Uitvoeringskosten subsidieregeling door Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) |
€ 0,1 miljoen |
€ 0,1 miljoen |
Extra personele inzet «bevorderen digitaal ondersteunende zorg) – 2fte |
€ 0,2 miljoen |
€ 0,2 miljoen |
TOTAAL |
€ 0,3 miljoen |
€ 0,3 miljoen |
Vraag 60
Waar wordt de 10 miljoen euro aan eHealth precies voor ingezet?
Antwoord 60
Zie het antwoord op vraag 52.
Vraag 61:
Waarom zijn de nu voorgestelde wijzigingen niet al meegenomen in de eerdere nota van wijziging op de begroting 2018?
Antwoord 61:
Zie het antwoord op vraag 14.
Vraag 62
Zijn geen apparaatsuitgaven verbonden aan palliatieve zorg? Of zijn deze opgenomen in de apparaatsuitgaven die ten koste gaan van de overige 42 miljoen euro?
Antwoord 62
Er zijn geen apparaatsuitgaven gekoppeld aan de extra middelen voor palliatieve zorg.
Vraag 63
Waarop zijn de bedragen voor personele inzet gebaseerd?
Antwoord 63
De bedragen zijn gebaseerd op de verwachte kosten voor subsidie-uitvoering en de kosten voor extra personele inzet van 2 fte. Zie ook het antwoord op vraag 59.
Vraag 64:
Hoeveel sportaccomodaties kunnen met de regeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccomodaties worden verduurzaamd?
Antwoord
Op basis van gegevens 2016 en 2017 ligt de gemiddelde hoogte van een aanvraag op circa € 10.000,–. Uitgaande van een jaarlijks budget van circa € 6 miljoen kan becijferd worden dat het om circa 600 aanvragen dan wel accommodaties gaat.
Vraag 65
Hoe groot kan de bijdrage zijn die een topsportevenement ontvangt uit de Rijksregeling voor topsportevenementen?
Antwoord 65
In het Beleidskader sportevenementen worden vier type evenementen onderscheiden. Ze kennen elk een eigen maximale bijdrage:
1) Aansprekend internationaal sportevenement buitencategorie
De hoogte van deze rijksbijdrage (voor de organisatie van het sportevenement en het programma van side events) wordt per evenement nader bepaald. Dit is in lijn met de motie Klaver cs. (Kamerstukken II 2011/12, 30 234, nr. 62), waarbij de Tweede Kamer de regering heeft gevraagd haar te informeren bij het nemen van substantiële besluiten betreffende grootschalige sportevenementen.
2) Aansprekend internationaal sportevenement
Maximaal € 2.500.000,–, waarvan:
a) voor de organisatie van het sportevenement: maximaal 25% van de kosten tot ten hoogste € 2.000.000,–;
b) voor de organisatie van het programma van side-events rondom het sportevenement: maximaal 50% van de kosten tot ten hoogste € 500.000,–.
3) Aanloopevenement
Maximaal € 500.000,–, waarvan:
a) voor de organisatie van het sportevenement: maximaal 25% van de kosten tot ten hoogste € 400.000,–;
b) voor de organisatie van het programma van side events rondom het sportevenement: maximaal 50% van de kosten tot ten hoogste € 100.000,–.
4) Overige topsportevenementen
Maximaal € 250.000,–, waarvan:
a) voor de organisatie van het sportevenement: maximaal 25% van de kosten tot ten hoogste € 200.000,–;
b) voor de organisatie van het programma van side events rondom het sportevenement: maximaal 50% van de kosten tot ten hoogste € 50.000,–.
Vraag 66:
Vallen functionarissen bij NOC*NSF onder de Wet normering topinkomens (Wnt)?
Antwoord 66
Nee, NOC*NSF valt niet onder de Wet Normering Topinkomens.
Vraag 67
Hoe hoog is de bezoldiging van de directie bij NOC*NSF?
Antwoord 67
Over de bezoldiging van de directie van NOC*NSF wordt gerapporteerd in het financiële jaarverslag, ik verwijs u hiervoor naar www.nocnsf.nl/jaarverslag.
Vraag 68
Wordt de regeling «Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties» alleen in 2018 verlengd, of wordt deze regeling ook in de jaren daarna uitgevoerd?
Antwoord 68
In de memorie van toelichting bij de Incidentele suppletoire begroting 2018, is bij het onderdeel sport (artikel 6 op pagina 6) abusievelijk de term «verlengd» in de tekst opgenomen, daar waar de term «verhoogd» de bedoeling was. De extra middelen in 2018 zijn incidenteel van aard en daarmee eenmalig. De regeling wordt ook na 2018 uitgevoerd.
Vraag 69
Hoeveel aanvragen voor de regeling «Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties» zijn in 2018 ingediend? En hoeveel zijn hiervan in 2018 toegekend? Hoeveel extra aanvragen kunnen worden toegekend met de incidentele verhoging van het budget met 2 miljoen euro?
Antwoord 69
Op 5 april 2018 staat de teller van het totaal aantal ingediende aanvragen in 2018 voor de regeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties op 557 aanvragen.
Hiervan zijn 52 aanvragen ingetrokken of afgewezen, waarmee 505 aanvragen zijn toegekend voor de peildatum van 5 april 2018. De gemiddelde hoogte van een aanvraag ligt op circa € 10.000,–. Met de incidentele verhoging van het budget met € 2 miljoen kunnen circa 200 extra aanvragen gehonoreerd worden.
Vraag 70
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over het sportakkoord?
Antwoord 70
De brief over het sportakkoord is op 23 april naar uw Kamer gestuurd (TK 30 234, nr. 179).
Vraag 71
Welke partijen spreken mee bij de totstandkoming van het sportakkoord?
Antwoord 71
Zoals te lezen is in de brief van 23 april jl. (TK 30 234, nr. 179) zijn in de verkenningsfase zo’n 150 partijen betrokken. Het gaat hierbij om sportbonden, gemeenten, sporters, koepelorganisaties, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven enzovoorts. In de samenvatting van de verkenningsfase die naar de Kamer gestuurd is, zijn de namen van deze partijen opgenomen.
Vraag 72
Kan de Minister een overzicht geven van alle subsidies op artikel 6 die na dit jaar aflopen en welke bedragen daardoor vrijvallen per 2019?
Antwoord 72
Op basis van de huidige stand (april 2018) is het overzicht van subsidies en programma’s op artikel 6 die na dit jaar aflopen waardoor bedragen (afgerond) per 2019 vrijvallen als volgt:
Mln. |
|
---|---|
Sportimpuls |
11 |
Veilig Sport Klimaat (VSK) |
7 |
Gehandicapten Sport |
1 |
Overige |
1 |
Totaal |
20 |
Bij het inrichten en uitwerken van het Sportakkoord wordt gekeken naar invulling van en inzet op het verlengen en opstarten van (nieuwe) programma’s.
Vraag 73
Hoe worden de extra middelen bij de overige post van «Opdrachten» (artikel 1.3 gezondheidsbevordering) ingezet?
Antwoord 73
Dit betreft een opdracht in 2018 voor onafhankelijk onderzoek naar de effectiviteit en de lokale toepassing van het VWS beleid op overgewicht bij kinderen. Daarnaast wordt er een onderzoek gedaan naar hoe voeding, beter dan nu, een nadrukkelijk onderdeel kan worden van de behandeling die conform de behandelrichtlijnen door de zorgprofessionals wordt ingezet.
Vraag 74
Waarvoor is de intensivering van 300.000 euro onder «opdrachten» bij punt 3. Gezondheidsbevordering bedoeld?
Antwoord 74
Zie het antwoord op vraag 73.
Vraag 75
Voor welke specifieke taak/taken krijgt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) 500.000 euro voor gezondheidsbescherming via de incidentele suppletoire begroting?
Antwoord 75
Dit betreft het onderzoeksprogramma Nationaal Programma Preventie, zie ook het antwoord op vraag 8.
Vraag 76
Blijven de subsidies voor de preventie tegen schadelijk middelengebruik (alcohol, drugs en tabak) apart beschikbaar of vallen deze straks onder het preventieakkoord? Oftewel maakt die 600.000 euro onderdeel uit van de 50 miljoen euro die eind 2018 beschikbaar is voor het preventieakkoord, of niet?
Antwoord 76
De subsidies voor onderzoek naar de preventie tegen schadelijk middelengebruik zijn in 2018 beschikbaar vanuit de regeerakkoord middelen «onderzoek naar effectiviteit van preventieve interventies». Daarvoor is in 2018 € 5 miljoen beschikbaar, als onderdeel van het totaal van € 50 miljoen voor preventiemaatregelen. Ook het preventieakkoord (€ 21 miljoen) maakt onderdeel uit van deze € 50 miljoen.
Ook in 2019 en 2020 uit het deelonderdeel «onderzoek naar effectiviteit van preventieve interventies» € 500.000 beschikbaar voor subsidies voor de preventie tegen schadelijk middelengebruik. Dit is per abuis weggevallen in de opgenomen reeks achter «Preventie van schadelijk middelengebruik (alcohol, drugs en tabak)».
Vraag 77
Voor welke overige opdrachten, binnen de post gezondheidsbevordering, is de extra 300.000 euro gereserveerd?
Antwoord 77
Zie het antwoord op vraag 73.
Vraag 78
Wat is de subsidie uit artikel 3.1 «opvang slachtoffers loverboys»? Zijn de extra middelen die vrijgemaakt zijn voor de post «opvang slachtoffers mensenhandel» uit het regeerakkoord gelijk aan de middelen die als subsidie vrijgemaakt worden in artikel 3.1 voor «opvang slachtoffers loverboys»? Waarom zijn deze middelen niet toegevoegd aan de post «categorale opvang slachtoffers mensenhandel» bij de opdrachten uit artikel 3.1?
Antwoord 78
Alle middelen die nu beschikbaar zijn gekomen voor de opvang van slachtoffers mensenhandel zijn onder het instrument «subsidies – opvang slachtoffers mensenhandel» geboekt.
Het betreft hier dus niet één subsidie. De regeerakkoordmiddelen worden ingezet in aanvulling op de reeds gesloten overeenkomsten voor categorale opvang slachtoffers mensenhandel.
Vraag 79
Hoe wordt de 2.8 miljoen euro voor «verminderen ervaren regeldruk» uitgegeven? Hoeveel geld was de afgelopen jaren beschikbaar voor het verminderen van regeldruk?
Antwoord 79
De € 2,8 miljoen voor «verminderen ervaren regeldruk» is abusievelijk verkeerd vermeld in de begrotingsstaat van de incidentele suppletoire begroting. Deze € 2,8 miljoen behoort tot de beschikbare middelen voor het programma bevorderen digitaal ondersteunende zorg. Hiermee is dus voor het programma digitaal ondersteunende zorg in 2018 € 2,8 miljoen beschikbaar op het instrument opdrachten en € 6,9 miljoen op het instrument subsidies. Bij eerste suppletoire begroting zal één en ander worden gecorrigeerd.
Vraag 80
Op welke wijze bevordert het «Programma Innovatie en zorgvernieuwing» de digitaal ondersteunende zorg? Hoe gaat dit programma om met de extra middelen?
Antwoord 80
Zie het antwoord op vraag 52.
Vraag 81
Wat is de reden dat 0,7 miljoen euro aan apparaatsuitgaven overgeboekt wordt naar artikel 10? Was hier aanvankelijk geen rekening mee gehouden?
Antwoord 81
Dat de uitvoering van de programma’s vallend onder waardig ouder worden apparaatskosten met zich mee zou brengen was evident. Gezien de overleggen met veldpartijen nog moesten plaatsvinden en deze gesprekken van invloed zijn op de nadere invulling van het bestedingsplan en daarmee op de apparaatskosten voor VWS, was de hoogte van de apparaatsuitgaven destijds lastig in te schatten.