Gepubliceerd: 30 maart 2018
Indiener(s): Erik Ziengs (VVD)
Onderwerpen: bestuur gemeenten
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34882-4.html
ID: 34882-4

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 30 maart 2018

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

1.

Inleiding

1

2.

Reikwijdte van de regeling en nadere uitwerking

2

3.

Privacyaspecten

4

4.

Gevolgen voor de burger en voor overheidsinstanties

4

5.

Consultatie

4

 

Artikelsgewijze toelichting

5

 

Onderdeel B

5

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet basisregistratie personen. Zij begrijpen zeer goed dat ouders die worden geconfronteerd met kinderen die niet levend worden geboren, deze kinderen graag in de Basisregistratie Personen (BRP) opgenomen willen zien. Hetzelfde geldt voor kinderen die op het moment dat de aangifte wordt gedaan, niet meer in leven zijn. Het gaat hier om een voor betrokken ouders emotionele gebeurtenis en het is goed dat dit wetsvoorstel het mogelijk maakt dat deze kinderen wel in de BRP worden opgenomen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is. Voor deze leden is het uitgangspunt voor deze wijziging de uitdrukkelijke wens van ouders van deze overleden kinderen. De leden van de CDA-fractie onderkennen dat de overheid niet alleen zorg heeft te dragen voor een correcte bejegening van burgers in juridische zin, maar ook oog moet hebben voor de gevoelens van betrokkenen. Het intense verdriet van ouders van wie een kind levenloos ter wereld is gekomen vergt van de overheid extra zorgvuldigheid in procedures en formuleringen. Deze leden waarderen dan ook de wijze waarop de regering tegemoetkomt aan de wens die ouders in het voorjaar van 2016 op initiatief van de Katwijkse Natasja Geyteman hebben neergelegd in een petitie.

De leden van de D66-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is. Deze leden pleiten al lange tijd voor deze mogelijkheid. Zij hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven het belang van deze wetswijziging. Het verdriet van ouders wier kind bij de geboorte niet meer leeft of wier kind nog voor de aangifte overlijdt, is al enorm groot. Het kan dan ook extra pijnlijk zijn als hun kind wordt geacht niet te hebben bestaan voor de wet. Het kind heeft wel degelijk echt bestaan en de ouders zijn ook echt ouders geworden van dit kind. Dat dit een gevoel is dat breed leeft, is wel gebleken uit de petitie «Ik wil ook in het BRP!» waar 82000 handtekeningen voor verzameld zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie juichen het daarom toe dat hier dankzij dit voorstel tot wetswijziging nu ook uitdrukking aan gegeven kan worden, doordat het kind bij de gegevens van de ouders in de BRP opgenomen kan gaan worden. Hierin komt voor deze leden terecht tot uitdrukking dat elk leven waardevol is, hoe kort het ook is geweest en of het kind nu bij de geboorte leefde of niet. Zij leden hebben nog een enkele vraag bij de voorgestelde wetswijziging.

Met belangstelling hebben de leden van de SGP-fractie kennisgenomen van het voorstel om te komen tot het opnemen van gegevens van levenloos geboren kinderen bij de persoonsgegevens van de ouders. Deze leden hebben eerder al aangegeven deze mogelijkheid belangrijk te vinden. Zij willen over dit wetsvoorstel enkele vragen stellen.

2. Reikwijdte van de regeling en nadere uitwerking

De leden van de VVD-fractie constateren dat in het wetsvoorstel wordt geregeld dat een ouder een verzoek kan doen om de eerdere registratie te laten verwijderen, omdat de wens bij deze ouder om het kind op de persoonslijst te hebben staan, na verloop van tijd kan veranderen. Kan de regering nader motiveren waarom hiervoor is gekozen? In hoeverre is hier in de genoemde petities om gevraagd? Wat betekent de mogelijkheid tot verwijderen van de registratie voor het systeem van de BRP? Gaarne krijgen deze leden een reactie van de regering op deze vragen.

Nu het wetsvoorstel het mogelijk maakt dat kinderen die voor inwerkingtreding van dit wetsvoorstel levenloos zijn geboren alsmede kinderen die op het moment van de aangifte niet meer in leven waren ook in de BRP kunnen worden opgenomen, is de vraag hoe hier bekendheid aan wordt gegeven. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De leden van de D66-fractie vragen de regering om de zinsnede «in de juridische zin geen sprake is van geboorte» verder toe te lichten. Op basis van welke wetten wordt er gekeken naar de juridische zin van een geboorte? Daarnaast vernemen deze leden graag waarom ervoor gekozen is om de kinderen bij te schrijven op de persoonslijst van de ouders en niet met een eigen persoonslijst in de BRP op te nemen, zoals dit gebeurt bij kinderen die levend geboren worden en kort daarna overlijden. Heeft de regering gekeken of deze behoefte bestaat bij ouders?

Deze leden lezen tot hun genoegen dat ouders van kinderen die voor 1 september 1987 geboren zijn, die toen niet de mogelijkheid hadden om een naam op de akte levenloos geboren kind te laten opnemen, alsnog een verzoek kunnen doen om op de akte een naam op te nemen. Wel is dit enkel mogelijk indien de ouders in gezamenlijkheid een verzoek doen. De aan het woord zijnde leden vragen of dit ook mogelijk is indien er wegens overlijden nog maar één ouder over is. De leden van de D66-fractie vragen zich voorts af of de regering zicht heeft op hoeveel verzoeken tot opname in de BRP er gaan komen van ouders die al voor de wetswijziging te maken hebben gehad met de geboorte van kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is.

Deze leden lezen dat het opnemen van gegevens enkel gebeurt op basis van een verzoek. Daar het om een bijzonder persoonlijk verzoek gaat en er ook ouders zullen zijn die niet het verlangen hebben om het kind in de BRP te laten registreren, waarderen de leden van de D66-fractie dit. Wel vragen deze leden hoe ouders gewezen worden op deze mogelijkheid, zowel de ouders die reeds bij de gemeente een akte van geboorte (levenloos) of akte van levenloos geboren kind hebben aangevraagd als andere ouders, vanaf de inwerkingtreding van de Wet.

Daarnaast vernemen de leden van de D66-fractie graag hoe er gewaarborgd wordt dat de ambtenaren van de burgerlijke stand voorzien zijn van alle informatie die noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van deze wet. Deze leden geloven dat er zeker de eerste dagen veel ouders zullen komen met het verzoek om hun kind in de BRP op te laten nemen. Waar kunnen de ambtenaren van de burgerlijke stand dan terecht met hun vragen? En op welke wijze gaat de regering er zorg voor dragen dat ziekenhuizen en uitvaartverzorgers, maar ook andere instanties die te maken krijgen met ouders als gevolg van deze wetswijziging, de juiste informatie hebben en deze doorgeven aan ouders?

De leden van de D66-fractie constateren dat ouders die nog geen akte hebben laten opmaken als bedoeld in het voorgestelde artikel 2.8a, eerste lid, maar wel over voldoende bewijsstukken beschikken omtrent een kind dat in Nederland ter wereld is gekomen en op het moment van de geboorte niet meer in leven was, zich kunnen wenden tot de ambtenaar van de burgerlijke stand om alsnog een akte op te laten maken die vervolgens kan dienen als bron voor opname van de gegevens in de BRP. De ambtenaar van de burgerlijke stand dient vervolgens dit verzoek te beoordelen. Deze leden vragen de regering deze beoordeling verder toe te lichten.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het aan de ambtenaar van de burgerlijke stand is om een verzoek te beoordelen. Deze leden zouden graag een duidelijke omschrijving zien van de gevallen waarin een ambtenaar kan besluiten geen gevolg te geven aan zo’n verzoek.

Zij waarderen het feit dat er geen voorwaarde aan de registratie gesteld wordt die te maken heeft met de duur van de zwangerschap, zodat op dat punt niet weer onnodig leed veroorzaakt zal worden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich echter af in welke situaties en gedurende welke stadia van de zwangerschap ouders, in het geval een kind levenloos ter wereld komt, een akte krijgen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat in het wetsvoorstel de geboorte van een levenloos kind én de geboorte van een kind dat op het moment van de aangifte overleden is op één lijn gesteld worden. Deze leden vragen zich af in hoeverre de regels bij deze situaties verschillen. Klopt het dat in beide gevallen alleen een akte wordt opgesteld dat het kind niet meer in leven is? Gaat het hier wel echt om vergelijkbare situaties, terwijl het moment van aangifte hierbij mede bepalend wordt voor het soort akte dat wordt opgemaakt?

De leden van de SGP-fractie vragen naar de precieze verschillen tussen kinderen die voor én na 24 weken zwangerschap geboren worden. Zij begrijpen dat het in beide gevallen mogelijk wordt de gegevens bij de persoonsgegevens van de ouders op te nemen. Graag vernemen zij in hoeverre de regels rond aangifte verder verschillen in deze gevallen. Is het enige verschil dat ouders van een kind dat na 24 weken zwangerschap wordt geboren wél en andere ouders niet verplicht zijn tot aangifte? Hebben alle ouders wel de mogelijkheid om hun kind aan te geven, ongeacht de duur van de zwangerschap? Geeft het verschil in regels rond aangifte nog problemen bij het geven van «bewijs» van het levenloos geboren zijn van hun kind?

3. Privacyaspecten

De leden van de D66-fractie waarderen het dat de regering stilstaat bij de privacyaspecten van dit wetsvoorstel en een gegevensbeschermings-effectenbeoordeling heeft uitgevoerd. Hieruit komt voort dat dit wetsvoorstel geen grote risico’s met zich meebrengt in de uitvoering. Wel lezen deze leden dat de gegevens niet verstrekt zullen worden buiten de Europese Unie. Kan de regering toelichten in welke gevallen er verstrekking van gegevens plaats zal vinden binnen de Europese Unie?

4. Gevolgen voor de burger en voor overheidsinstanties

Op dit moment evalueert de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de «operatie BRP», die eerder is ingesteld en weer afgebroken om de BRP te moderniseren. De leden van de D66-fractie vernemen graag van de regering of deze evaluatie en eventuele daaruit volgende beleidswijzigingen met betrekking tot de opzet van de BRP de uitvoering van dit wetsvoorstel beïnvloeden. Deze leden herinneren de regering hierbij graag aan de woorden van de voormalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die stelde dat deze operatie geen negatieve effecten heeft op deze wetswijziging.

5. Consultatie

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de wetswijziging op basis van de consultatie is aangescherpt. Wel vernemen deze leden nog graag waarom ervoor gekozen is om het punt van de Nederlandse Vereniging van Burgerzaken omtrent de schriftelijke verklaring van een erkend arts of verloskundige niet mee te nemen.

In het geval er nog geen naam is geregistreerd, kunnen de ouders alsnog een naam aangeven die zij geregistreerd willen zien. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of het niet als verwarrend moet worden gezien indien de namen in dat geval kunnen verschillen. In hoeverre wordt dan nog duidelijk uit de persoonsgegevens dat het om hetzelfde kind gaat?

Artikelsgewijze toelichting

Onderdeel B

De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan toelichten welke de «bevoegde instanties in het buitenland» zijn die aktes op kunnen maken die het doel hebben om als bewijs te dienen van het feit dat een kind levenloos geboren is of bij de aangifte van het kind niet meer in leven is. Zijn de procedures rondom het overlijden van een kind voor aangifte van geboorte in het buitenland hetzelfde als in Nederland? Zo niet, kan dit een barrière opwerpen voor ouders om het kind alsnog in het BRP op te laten nemen?

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De adjunct-griffier van de commissie, De Vos