Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2020
Uw Kamer heeft de regering verzocht in Europees verband actief te pleiten voor een juridische herbeoordeling en, zo nodig, herziening van de PNR-richtlijn, in het licht van de EU-regelgeving op het gebied van de persoonlijke levenssfeer en de hierop ziende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU (HvJEU).1
Tijdens de informele JBZ-raad van 24 januari 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 594) heb ik in navolging van deze motie, de Europese Commissie opgeroepen om een juridische analyse te maken van de uitspraken van het HvJEU. Daarnaast heb ik de Commissie gevraagd om t.a.v. PNR met een toekomstbestendig voorstel te komen dat rekening houdt met deze jurisprudentie.
Deze oproep aan de Commissie heb ik bovendien herhaald en verder uiteengezet in een brief aan Commissaris Johansson, zoals toegezegd tijdens het AO Nationale Veiligheid van 14 november 2019 (Kamerstuk 29 517, nr. 186). Deze brief zet uiteen waarom de juridische analyse van de jurisprudentie van het HvJEU voor NL van groot belang is, en benadrukt dat het essentieel is dat de kaders van gegevensbescherming, privacy en fundamentele rechten gehandhaafd worden bij de uitwisseling van PNR-gegevens.
Hiermee vertrouw ik erop dat voldaan is aan de motie.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus