Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2019
Tijdens het Algemeen Overleg Nationale veiligheid en crisisbeheersing d.d. 20 juni 2019 (Kamerstuk 30 821, nr. 90) heb ik uw Kamer toegezegd een brief te sturen over de toepassing van technologieën rond het uitwisselen van passagiersgegevens in het kader van de opsporing. Uw Kamer zal apart per brief worden geïnformeerd, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, over het gebruik van technologieën zoals gezichtsherkenningssoftware voor de opsporing en de daarmee gepaard gaande risico’s.
Deze toezegging is gedaan naar aanleiding van de inbreng van lid Laan-Geselschap (VVD) over de aanslagpleger van de kerstmarkt in Berlijn, die door vijf verschillende Europese landen kon reizen voordat hij werd opgepakt.
Het belang van uitwisseling van passagiersgegevens voor het verkrijgen van inzicht in grensoverschrijdende terroristische en ernstige misdrijven is groot, ook binnen een Europese Unie zonder interne grenscontroles. Op 17 juni jl. is de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven1 in het Staatsblad gepubliceerd. Deze PNR-wet implementeert de EU-richtlijn 2016/6812 over het gebruik van passagiersgegevens voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit.
Op basis van de PNR-wet verzamelt en verwerkt de Passagiersinformatie-eenheid (Pi-NL) passagiersgegevens die door luchtvaartmaatschappijen zijn verstrekt en geeft zij deze gegevens, of het resultaat van de verwerking ervan, door aan de bevoegde instanties, indien deze nader onderzoek behoeven. Bevoegde instanties (het Openbaar Ministerie, de politie, de bijzondere opsporingsdiensten, de Kmar en de Rijksrecherche) kunnen daarnaast bij de Pi-NL passagiersgegevens opvragen met als doel het doen van onderzoek of het treffen van de nodige maatregelen om terroristische of ernstige misdrijven te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen. Daarnaast kunnen passagiersgegevens, met inachtneming van de eerder genoemde doelbinding, worden vergeleken met opsporingsdatabanken en worden getoetst aan zogenaamde risico-criteria zodat niet alleen personen die vooraf bekend, maar ook personen die vooraf onbekend waren bij de rechtshandhavingsautoriteiten kunnen worden onderkend. Met deze instrumenten die de nieuwe wet biedt, zijn bevoegde instanties beter in staat inzicht te krijgen in de wijze waarop criminele, terroristische netwerken opereren, hetgeen een gerichtere aanpak van deze netwerken mogelijk maakt. Dit is een waardevolle aanvulling op de bestaande bevoegdheden en middelen van de opsporingsinstanties.
De technische voorziening waarvan Pi-NL gebruik maakt is het Travel Information Portal (TRIP). TRIP is speciaal ontworpen om passagiersgegevens op een gestructureerde wijze te ontvangen, te verwerken, te analyseren en te matchen met databases en risicoprofielen ten behoeve van de taakuitvoering van de Pi-NL. TRIP is zodanig ontwikkeld dat de privacy waarborgen conform de PNR-wet zijn ingebouwd, zo worden gegevens automatisch na 6 maanden gedepersonaliseerd en na 5 jaar verwijderd. Ook is de verwerking van bijzondere persoonsgegevens technisch uitgesloten.
De PNR-wet maakt het mogelijk om passagiersgegevens, of het resultaat van de verwerking ervan, uit te wisselen met de Passagiersinformatie-eenheden van andere Europese lidstaten en met Europol. Nederland is vanwege het operationele belang trekker van de pilot PIU-net. De pilot PIU-net is erop gericht de uitwisseling van passagiersgegevens tussen de passagiersinformatie-eenheden van de lidstaten en met Europol nader technisch vorm te geven, binnen de kaders van de PNR-richtlijn en met inachtneming van de benodigde datawaarborgen.
Ik hecht eraan te benadrukken dat de PNR-wet alleen de mogelijkheden beziet om passagiersgegevens te ontvangen van luchtvaartmaatschappijen. De dader van de terroristische aanslag op de Kerstmarkt in Berlijn kon echter ongezien per bus en trein door Europa, waaronder Nederland, reizen. Vervolgens is naar aanleiding van deze gebeurtenis in de vorige kabinetsperiode door de voormalige Minister van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer gecommuniceerd dat de mogelijkheden worden onderzocht of ook passagiersgegevens uitgewisseld kunnen worden van andere vervoersmodaliteiten dan alleen luchtverkeer.3 De in 2016 aangenomen EU PNR-richtlijn laat in de overwegingen uitdrukkelijk de mogelijkheid open om dit nationaalrechtelijk te regelen.
Tijdens de wetsbehandeling van de PNR-wet heb ik aangegeven dat de regering op dit moment niet voornemens is om de PNR-wet ook van toepassing te verklaren op andere vervoersmodaliteiten.4 Europese initiatieven en pilots op dit vlak worden nauwlettend in de gaten gehouden om te bezien of uitbreiding van de PNR-wet naar andere vervoersmodaliteiten effectief en proportioneel is. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met de motie van het lid Groothuizen (D66) waarin uw Kamer de regering oproept in Europees verband actief te pleiten voor een juridische herbeoordeling van de PNR-richtlijn (Kamerstuk 34 861, nr. 20).
Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over de toepassing van technologieën rond het uitwisselen van passagiersgegevens in het kader van opsporing.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus