Gepubliceerd: 15 december 2017
Indiener(s): Isabelle Diks (GL)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34845-XIII-3.html
ID: 34845-XIII-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 december 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 7 december 2017 voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Bij brief van 14 december 2017 zijn ze door de Minister van Economische Zaken en Klimaat beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Diks

De griffier van de commissie, Nava

1. Bij welke niet-belastingontvangsten blijken de ramingen in de begroting 2017 nu te laag? Welke verbeteringen heeft u aangebracht om de ramingen van de niet-belastingontvangsten voor 2017 te verbeteren? Kunt u bij uw antwoord het rapport «Niet-belastingontvangsten. Raming, beheersing en prikkels van ontvangsten van ministeries» van de Algemene Rekenkamer betrekken?

Zoals eerder aangegeven in de antwoorden op de schriftelijke Kamervragen nrs. 14 en 15 bij de begroting 2018 (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 6) geeft het rapport van de Algemene Rekenkamer (AR) geen aanleiding om specifieke ramingen van de niet-belastingontvangsten op de EZ-begroting bij te stellen. Uit de tabel in bijlage 3 van het AR-rapport en ook uit de toelichtingen op de 2e suppletoire begroting 2017 blijkt dat er geen sprake is van het structureel onderschatten van telkens dezelfde ontvangsten door EZ. Daarnaast zijn de verhogingen van de ontvangsten die bij enkele begrotingsartikelen optreden niet los te zien van daarmee verband houdende uitgaven, zoals de onttrekkingen uit begrotingsreserves waar uitgaven tegenover staan.

Per saldo bleek door o.a. de € 200 mln lagere gasbaten de ontvangstenraming niet te laag, maar te hoog. Er is bij 2e suppletoire begroting 2017 daarom een verlaging in de ontvangstenbegroting verwerkt van € 115,5 mln.

Als onderdeel van de per saldo lagere ontvangst, doen zich bij een aantal artikelen enkele verhogingen voor:

  • Artikel 1 Goed functionerende economie en markten: Een incidentele meevaller van € 39,9 mln met name als gevolg van een boete die de ACM aan de NS heeft opgelegd. Daarnaast een meevaller van € 8,3 mln als gevolg van inkomsten uit frequentiekavels afgedragen door het Agentschap Telecom.

  • Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen: De grootste ontvangstenpost (€ 10,1 mln) betreft de onttrekking uit de begrotingsreserve voor de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF). Op basis van de evaluatie van de GSF is besloten de GSF na 1 juli 2017 niet te verlengen. Met het beëindigen van de GSF vervalt de noodzaak om een begrotingsreserve aan te houden.

  • Artikel 3 Toekomstfonds: Per saldo een verhoging met € 8,3 mln, die met name het gevolg is € 8,5 mln aan ontvangen dividend van de NOM. Dit bedrag was eerder geraamd te ontvangen in 2016.

  • Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens: De verhoging van de raming betreft een bijdrage van ZuivelNL (€ 10,6 mln) aan de uitvoeringskosten die RVO.nl maakt in het kader van de uitvoering Regeling fosfaatreductieplan 2017, een op het onderdeel kennisontwikkeling vervroegde aflossing van een lening door Wageningen Research (€ 13 mln) en een bijstelling van de onttrekkingen uit de begrotingsreserves (€ 4,5 mln).

  • Artikel 7 Groen onderwijs: De hogere ontvangsten (€ 0,056 mln) betreffen de ontvangen provisies voor de uitstaande leningen in het kader van de regeling schatkistbankieren. Deze ontvangsten worden gestort in de begrotingsreserve schatkistbankieren.

Bedragen x € 1.000

Art

Ontvangsten

1

48.437

2

12.169

3

8.340

4

– 200.766

5

0

6

29.823

7

56

8

– 4.997

40

– 8.558

Totaal

– 115.496

2. Hoeveel bedrijven zijn er in Nederland?

Het Nederlands bedrijfsleven bestaat uit ruim 1 miljoen bedrijven.

Deze cijfers volgen de internationale richtlijn van de «business economy». Overheid gerelateerde sectoren als zorg en onderwijs, maar ook financiële instellingen en de primaire sector (landbewerking) worden buiten beschouwing gelaten.

3. Hoeveel zijn hiervan MKB?

Het MKB beslaat 99% van het totaal aantal bedrijven.

Het MKB bestaat uit circa 1 miljoen bedrijven. Ca. 8.000 middenbedrijven, 40.000 kleinbedrijven, 200.000 microbedrijven en 785.000 zzp’ers.

4. Wat is het percentage van alle werknemers dat in het MKB werkt?

Binnen het totale bedrijfsleven zijn al deze bedrijven samen goed voor 3,3 miljoen voltijdsbanen (72%) (in de business economy).

5. Wat is het aantal zzp’ers?

Er zijn verschillende gangbare definities voor zzp’ers. De aantallen verschillen sterk aan de hand van welke definitie wordt gehanteerd.

Gekeken naar het aantal bedrijven met 1 werkzame persoon (zzp) in het bedrijfsleven, zijn dit er ongeveer 785.000. Dit aantal volgt de internationale definitie van het bedrijfsleven (business economy). Enkele sectoren waarin veel zzp’ers actief zijn vallen hier niet onder, zoals de zorg, onderwijs en de overheid (Brontabel: Staat van het MKB, op basis van de business economy).

Over het algemeen kan gesteld worden dat er ongeveer 1 miljoen zzp’ers zijn in Nederland, dit cijfer betrekt wel alle sectoren (Brontabel: Arbeidsdeelname, CBS).

6. Hoeveel innovatieve startups zijn er?

Er zijn ongeveer 2.900 innovatieve startups in Nederland (Bron: Onderzoeksbureau Genome, 2017).

7. Waarom zijn de inkomsten uit veilingen door Agentschap Telecom hoger?

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft op 8 januari 2015 een uitspraak gedaan waarin zij het oorspronkelijke bedrag dat Veronica verschuldigd was voor de verlenging van de vergunning voor FM-kavel A2 en de verlening van de daaraan gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep over de periode 2011–2017 heeft vernietigd. Na deze uitspraak is een nieuw eenmalig bedrag vastgesteld voor de periode 2011–2017. In 2017 heeft een verrekening van dit bedrag met Veronica plaatsgevonden. Hierdoor vielen de opbrengsten van Agentschap Telecom in 2017 hoger uit dan verwacht.

8. Waarom zijn de inkomsten van de ROM’s neerwaarts bijgesteld en wordt de teruggave van de dividendbelasting uitgesteld?

De ontvangstenraming van de ROM’s was voor € 3 mln afhankelijk van de afwikkeling van de verkoop van een deel van het aandelenpakket van de Staat in de NOM aan de Noordelijke provincies. De afwikkeling van deze verkooptransactie hangt mede samen met vervreemdingen in het kader van de participatieportefeuille van de NOM. Aanvankelijk was de afwikkeling voorzien voor 2017. De verkoop van het aandelenpakket zal nu mogelijk in 2018 worden afgerond, waarbij een latere afwikkeling niet is uitgesloten.

De aanvraag voor de teruggave van de dividendbelasting heeft inmiddels plaatsgevonden. Naar verwachting vindt de afwikkeling van deze aanvraag door de Belastingdienst plaats in 2018.

9. Wat is de gemiddelde energierekening?

De NEV schetst jaarlijks een beeld van de gemiddelde energierekening van huishoudens in Nederland. De NEV rekent met een gemiddeld aardgasverbruik en een gemiddeld elektriciteitsverbruik. Conform de NEV 2017 bedraagt de gemiddelde energierekening € 1.438 in 2017 (zie tabel 5.2 van de NEV 2017).

In de NEV 2017 wordt becijferd dat de gemiddelde energierekening gematigd stijgt tussen 2017 en 2020. In de brief aan uw Kamer is onlangs een actualisering van dat beeld in de NEV 2017 weergegeven met daarin de maatregelen uit het Regeerakkoord. Uit deze actualisering blijkt dat de gemiddelde energierekening voor huishoudens in 2021 stijgt met ongeveer € 175 ten opzichte van 2017. Voor een deel is deze toename toe te schrijven aan een verhoging van de energiebelasting waarmee echter de tarieven in de inkomstenbelasting worden verlaagd. Voor een ander deel wordt de verhoging veroorzaakt door in het Regeerakkoord ingeboekte extra uitgaven voor de SDE+ waardoor de opslag duurzame energie hoger uitvalt dan ten tijde van het ramen van de NEV 2017 werd uitgegaan.

In het koopkrachtbeeld dat het CPB ter doorrekening van het Regeerakkoord heeft geraamd, zijn deze verhogingen van de opslag duurzame energie en de energiebelasting al opgenomen. Uit deze doorrekening blijkt dat alle inkomensgroepen erop vooruit gaan in deze kabinetsperiode.

10. Waarom is bij Garanties MKB Financiering in de tabel bij Beleidsartikel 2 is geen bedrag opgenomen? Zou hier een toelichting op kunnen komen?

In de budgettaire tabel zijn voor de garantieregelingen de schaderamingen opgenomen. Voor de Garanties MKB Financiering zijn echter geen schaderamingen in de begroting opgenomen, omdat het hier enkele maatwerkgaranties betreft in het kader van het Aanvullend Actieplan MKB-financiering waarvoor geen adequate schaderaming te maken valt. Er is dus sprake van een nulraming. Op het moment dat sprake is van mogelijke schade-uitgaven zal dit in de begrotingsraming worden verwerkt. De te realiseren premieontvangsten zullen worden afgestort naar de begrotingsreserve MKB-faciliteiten als buffer voor eventuele schade-uitgaven. De omvang van de reserve is op dit moment € 9 mln.

11. Waarom wordt € 12,6 mln overgeheld naar het Provinciefonds ten behoeve van de decentrale uitvoering van de regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)? Kunt u een toelichting geven hoe de verantwoording zal geschieden van de aanwending van deze overgehevelde gelden? Hoe wordt in zijn algemeenheid de effectiviteit van de uitgaven onder de MIT-regeling gemeten?

Voor de MIT 2017 heeft EZK in totaal € 35 mln ter beschikking gesteld. Dit bestaat uit een landelijk deel (€ 15,35 mln) en een decentraal deel (€ 19,65 mln). Het decentrale deel wordt in tranches overgemaakt naar de provincies via het Provinciefonds. Over de besteding van deze middelen worden steeds vooraf bestuurlijke afspraken gemaakt en de provincies rapporteren door het jaar heen over de voortgang en de uitputting. Middelen die door de provincies niet aan de MIT worden besteed, worden in mindering gebracht op latere decentralisatie-uitkeringen. De effectiviteit van regelingen wordt door EZK periodiek onderzocht door middelen van evaluatieonderzoek. Het meest recente evaluatierapport van de MIT is op 17 maart 2017 naar de Tweede Kamer gestuurd.

12. Wat voor activiteiten betreft de overheveling van € 3 mln naar Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van de internationale projectontwikkelingsactiviteiten van Invest-NL? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de aanwending van de gelden en de wijze hoe dit valt binnen het doel van Invest-NL? Hoe wordt de effectiviteit van de betreffende uitgaven gemeten?

Vooruitlopend op de oprichting van Invest-NL en de nog op te zetten Joint Venture tussen Invest-NL en FMO wordt met het overgehevelde budget, via uitvoerder FMO, ontwikkeling van internationale projecten ondersteund die zijn gericht op maatschappelijke impact met inzet van Nederlandse kennis en expertise. Dit zijn projecten in een vroege fase van ontwikkeling die momenteel niet van de grond komen vanwege een hoge mate van risico en/of een gebrek aan financiering. Activiteiten die gefinancierd worden zijn onder andere haalbaarheidsstudies en het bieden van technische assistentie bij het voorbereiden en uitschrijven van een tender.

Projectontwikkeling is één van de drie activiteiten van de nog op te zetten Joint Venture tussen Invest-NL en de FMO. De Joint Venture beoogt het Nederlandse bedrijfsleven te ondersteunen die internationaal oplossingen te bieden hebben voor maatschappelijke vraagstukken. Ieder project dat met het genoemde budget wordt ondersteund heeft dan ook een duidelijk aanwijsbaar Nederlands belang en concrete ontwikkelingsimpact. De budgettaire verslaglegging vindt plaats via de reguliere (suppletoire) begrotingen en de jaarverslagen van BHOS en EZK. Verder wordt de Kamer geïnformeerd door middel van de reguliere informatievoorziening via EZK betreffende Invest-NL en de indiening van het wetsvoorstel.

Met de FMO zijn impactindicatoren afgesproken voor de verschillende activiteiten waarover gerapporteerd dient te worden en waarmee de effectiviteit kan worden gemonitord. Ook is overeengekomen dat er volgens IATI-normen zal worden gerapporteerd.

13. In hoeverre voldoen de storting in en onttrekking aan de begrotingsreserve BMKB aan de verwachtingen voor aanvang van dit jaar?

Bij aanvang van het jaar was de verwachting dat de premieontvangsten (€ 33 mln) van de BMKB en de beschikbare begrotingsdekking (€ 8,6 mln) in evenwicht zouden zijn met de geraamde schades (€ 41,6 mln). Bij aanvang van het jaar werd daarom geen storting of onttrekking aan de begrotingsreserve geraamd. Na afloop van het begrotingsjaar, wanneer de realisatiecijfers van de premieontvangsten en schade-uitgaven bekend zijn, wordt definitief bepaald of een storting of onttrekking aan de begrotingsreserve BMKB nodig is. Op basis van de actuele prognose zal aan het einde van het jaar een storting in de begrotingsreserve BMKB gedaan worden. U wordt hierover nog nader per brief geïnformeerd.

14. Kunt u een toelichting geven op de looptijd van het Dutch Venture Initiative/Fund of Funds en het Co-investment venture capital instrument/EIF? Op welke wijze wordt de Kamer geïnformeerd over de investeringen en resultaten?

De financieringen vanuit het Dutch Venture Initiative/Fund-of-Funds en het Dutch Growth Co-Investment Program zijn lange termijn investeringen, gericht op de groei van innovatieve ondernemingen. De looptijden zijn daarom gekoppeld aan de investerings-, groei- en desinvesteringsperioden van deze ondernemingen. Bij het Dutch Venture Initiative/Fund-of-Funds zijn de looptijden van de onderliggende fondsen die in deze ondernemingen investeren tussen 10 en 15 jaar.

Bij het Dutch Growth Co-Investment Program, waar ook via investeringsfondsen in deze ondernemingen wordt geïnvesteerd, is de maximale looptijd 20 jaar.

Beide programma's hebben «closed-end»-constructies, zodat zij zijn ingericht op een beëindiging aan het eind van de looptijd.

De Kamer wordt via de begroting van EZK geïnformeerd over de bijdragen die aan de fondsen ter beschikking worden gesteld en de ontvangsten die worden gerealiseerd. Daarnaast ontvangt de Kamer jaarlijks verslag met meer details (Kamerstuk, 32 637, nr. 294). Ook worden de investeringsprogramma’s op grond van de regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) periodiek geëvalueerd. Het Dutch Venture Initiative wordt in 2018 voor het eerst geëvalueerd.

15. Wat gebeurt er met de 891 miljoen minder verplichtingenbudget voor SDE+?

Het verplichtingenbudget voor de SDE+ in 2017 valt lager uit dan de begroting omdat de derde subsidietender voor Wind Op Zee (WOZ), waar in de begroting mee was gerekend geen doorgang heeft gevonden in 2017. Deze is vervangen door een subsidieloze tender (zie ook Kamerstuk 33 561, nr. 39). Als er geen kandidaten inschrijven op deze subsidieloze tender, dan zal er in 2018 alsnog een subsidietender worden opengesteld. Het verplichtingenbudget dat in 2017 niet is gebruikt, zal dan in 2018 voor deze subsidietender voor WOZ worden ingezet. Als de subsidieloze tender in 2017 wel succesvol is, dan zal het niet gebruikte verplichtingenbudget ingezet worden voor andere categorieën dan WOZ, die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen 2020 en 2023 uit het Nationaal Energieakkoord.

16. Is de overheveling aan het Ministerie van Defensie van 4 miljoen voor het radar-project MASS bij vliegveld De Kooy bij Den Helder uit de SDE+ in overeenstemming met het doel waarvoor de heffing wordt gedaan als neergelegd in de wet opslag duurzame energie?

Ja. Het opschalen van de radarinstallatie bij vliegveld De Kooy was een noodzakelijke voorwaarde voor de realisatie van een aantal geplande windmolenparken in Noord-Nederland. Bij het niet-doorgaan van deze geplande parken zouden er alternatieven gevonden moeten worden (andere locaties en/of andere productietechnieken), tegen naar verwachting aanzienlijke meerkosten en met de kans op vertraging. Door een bijdrage in de kosten van de radarinstallatie was dit niet nodig.

17. Waaraan gaat de lager dan geraamde besteding van de uitkoopregeling besteed worden?

De in 2017 lagere uitgaven voor de uitkoopregeling maken onderdeel uit van het saldo van herschikkingen binnen de begroting. Tegenover lagere uitgaven voor de uitkoopregeling in 2017 staan hogere uitgaven elders binnen de begroting, waaronder de uitfinanciering van enkele innovatieregelingen op beleidsartikel 2.

18. Waaraan wordt de € 3 mln die onttrokken wordt aan de stoppersregeling aan besteed?

Tegenover de verlagingen, zoals de verlaging van de middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de stoppersregeling, staan ook verhogingen. Er is niet altijd een één op één relatie te leggen tussen een verlaging enerzijds en een verhoging anderzijds. Verhogingen zijn onder meer doorgevoerd voor mestbeleid en voor de kosten van opvang van in beslag genomen dieren.

19. Waarom blijven de regelingen onder het nieuwe EFMZV achter in hun besteding? Gaat u de problemen die zijn gerezen over eerdere subsidieverlening oplossen en zorgen dat er werkbare voorwaarden komen voor nieuwe innovatie subsidies?

Ondernemers maken op dit moment beperkt gebruik van de mogelijkheden om in te schrijven op subsidie regelingen onder het EFMZV. Een belangrijke reden hiervoor zijn de grote administratieve lasten gedurende de subsidietrajecten. Er wordt nagestreefd de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken en de aanvragers te begeleiden in de administratieve procedure. De gesprekken met de begunstigden en de sector zullen worden voortgezet om het EFMZV zo toegankelijk mogelijk te maken.

20. Hoe gaat Nederland zich er voor inzetten om in Europa en Nederland de toepassing en toelating van Crispr-Cas9, mits daarbij geen soortengrenzen worden overschreden, mogelijk te maken?

Ik verwijs u naar de schriftelijke beantwoording van de vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Economische Zaken 2018, onderdeel Landbouw en Natuur (aan uw Kamer verzonden op 7 december 2017) en naar de beantwoording inbreng Schriftelijk Overleg Landbouw- en Visserijraad 11 en 12 december 2017 (aan uw Kamer verzonden op 6 december 2017, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1070).

21. Wat zijn de grootste uitgaven geweest onder de post «brede weersverzekering»? Welke informatie kunt u geven over deze uitgaven?

Met de brede weersverzekering verstrekt LNV een financiële bijdrage voor de premie ten behoeve van een verzekering tegen de financiële gevolgen van ongunstige weersomstandigheden voor open teelten van de sectoren akkerbouw, vollegrondsgroententeelt, bollenteelt, sierteelt, fruitteelt en boomkwekerij. Op Verantwoordingsdag (3e woensdag in mei 2018) wordt de Kamer geïnformeerd over de gerealiseerde uitgaven in 2017 via http://opendata.rijksbegroting.nl/. In 2016 is de Brede weersverzekering geëvalueerd en in 2017 aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 31 710, nr. 68).

22. Wat zijn de voorwaarden om te kunnen voldoen aan de «investeringsregeling jonge agrariërs»? Kunt u voorbeelden geven?

De «investeringsregeling jonge agrariërs» (JOLA) is er voor jonge landbouwers tot en met 40 jaar. Doel is hen te stimuleren en ondersteunen bij investeringen die het bedrijf duurzamer maken.

De regeling kent 27 investeringscategorieën en wordt door de provincies gepubliceerd en uitgevoerd. Elke provincie heeft een lijst met investeringen die in aanmerking komen. Er kan maximaal een aanvraag gedaan worden voor 3 investeringen met een subsidiepercentage van 30% van de subsidiabele kosten. Minimaal subsidiebedrag is 10.000, maximaal 20.000 euro. Voorbeelden zijn windmolens of zonnepanelen voor energievoorziening van de eigen onderneming. Ook vergisters, luchtwassystemen of bijvoorbeeld varkensvriendelijke vloeren kunnen in aanmerking komen.

23. Kunt u een uitputtende lijst geven van alle uitgaven onder de post «investeringsregeling duurzame stallen», inclusief details over wat deze stallen daadwerkelijk duurzaam maakt?

De investeringsregeling Integraal Duurzame Stallen en Houderijsystemen was bestemd voor de nieuwbouw van of aanpassing tot integraal duurzame stallen op voorloperbedrijven in de melkveehouderij, pluimveehouderij en varkenshouderij. Bij deze regeling lag de nadruk op het realiseren van bovenwettelijke dierenwelzijnsmaatregelen. Daarnaast moest tenminste worden voldaan aan de wettelijke eisen voor milieu, diergezondheid en arbeidsomstandigheden en moest de integraal duurzame stal economisch haalbaar zijn. De aanvragen voor elke openstelling werden door een deskundigencommissie gerangschikt naar kwaliteit, waarbij de beste aanvragen boven aan de lijst kwamen en het eerst voor een subsidie in aanmerking kwamen. De regeling is in 2014 voor het laatst opengesteld en het betreffende bedrag in de begroting betreft de uitfinanciering van deze eerdere openstelling. Op Verantwoordingsdag (3e woensdag in mei 2018) wordt de Kamer geïnformeerd over de gerealiseerde uitgaven in 2017 via http://opendata.rijksbegroting.nl/ (dit geldt ook voor de volgende vragen waar wordt gevraagd naar een uitputtende lijst van alle uitgaven per post).

24. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «regeling fijnstofmaatregelen»? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

In het kader van de regeling fijnstofmaatregelen kunnen veehouderijbedrijven subsidie ontvangen voor maatregelen en technieken die de uitstoot van fijnstof op het bedrijf verminderen. Een voorbeeld van een dergelijk techniek is een luchtwassysteem. Het kabinet evalueert beleidsinstrumenten en de uitgaven die hiermee samenhangen regelmatig op doelmatigheid en doeltreffendheid. De evaluatieplanning is opgenomen in bijlage 7.7 van de begroting. In het jaarverslag wordt een samenvatting gegeven van de conclusies van de in het betreffende jaar afgeronde en aan de Kamer aangeboden evaluaties. De regeling fijnstofmaatregelen wordt meegenomen in de evaluatie van het Plattelandsontwikkelingsprogramma periode 2007–2013 die in 2018 aan de Kamer wordt aangeboden.

25. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «Vamil»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten + kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

Op 1 januari 2009 werd de Willekeurige afschrijving milieu-investering (Vamil) verruimd voor duurzame kassen en stallen. De Vamil-compensatie is van toepassing op ondernemers die konden aantonen dat zij in 2007 of 2008 hebben geïnvesteerd in duurzame kassen of stallen en schade hebben geleden, omdat ze de verruiming in de Vamil niet hebben kunnen toepassen. Deze ondernemers komen in aanmerking voor vergoeding van het geleden (rente)nadeel. Ondernemers konden zich hiervoor tot 31 oktober 2011 aanmelden. De omvang van de compensatie en het moment waarop deze wordt opgevraagd, is niet te voorspellen, aangezien een ondernemer elk jaar zelf kan bepalen wat hij afschrijft.

De VAMIL zelf valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De laatste evaluatie van de Vamil is uitgevoerd in 2013 en de volgende wordt opgeleverd in 2018.

26. Hoeveel budget is er in 2018 beschikbaar voor de post Vamil?

In de begroting van 2018 is een raming opgenomen van € 0,6 mln.

27. Welke bewindspersonen zijn (sinds de nieuwe ministerieverdeling) verantwoordelijk voor welke deelonderdelen van de Vamil?

De Minister van LNV is verantwoordelijk voor de Vamil-compensatie, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor de Vamil zelf (fiscale maatregel).

28. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «mestbeleid»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

De uitgaven onder de post «mestbeleid» betreffen de financiering van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid, waarbinnen monitoring plaatsvindt van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater op landbouwbedrijven om het effect van het mestbeleid te kunnen evalueren en te kunnen voldoen aan de monitoringsverplichtingen van de Europese Commissie. Daarnaast wordt uit het budget een aantal monitoringsactiviteiten (mestverwerkingsinitiatieven, fosfaat) en ondersteunende activiteiten (voorbereiding Zesde actieprogramma nitraatrichtlijn) gefinancierd. Het kabinet evalueert beleidsinstrumenten en de uitgaven die hiermee samenhangen regelmatig op doelmatigheid en doeltreffendheid. De evaluatieplanning is opgenomen in bijlage 7.7 van de begroting. In het jaarverslag wordt een samenvatting gegeven van de conclusies van de in het betreffende jaar afgeronde en aan de Kamer aangeboden evaluaties. De evaluatie van de meststoffenwet is in 2017 aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 037, nr. 193).

29. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «duurzame veehouderij»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

De uitgaven die vallen onder de post duurzame veehouderij zijn gericht op een transitie naar een toekomstbestendige duurzame en maatschappelijk gewaardeerde veehouderij.

De Stoppersregeling (subsidieregeling) is een onderdeel uit het Fosfaatreductieplan 2017. Dit onderdeel is succesvol als Nederland in 2017 de fosfaatproductie kan terugbrengen naar het niveau dat is toegestaan voor het behoud van de derogatie.

De investeringsregeling duurzame stallen is onder andere succesvol als gestelde streefwaarden worden behaald. De monitor integraal duurzame stallen wordt met begeleidende brief naar de Kamer gestuurd (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/07/07/kamerbrief-over-monitor-integraal-duurzame-stallen-2016).

De regeling projecten fijnstofmaatregelen (uitfinanciering eerdere openstelling) heeft als doel om de achtergrondconcentratie van fijnstof in Nederland te verminderen door het subsidiëren van technieken die de uitstoot van fijnstof verlagen. In 2018 zal een evaluatierapport naar de kamer worden gestuurd waarin deze regeling ook aan de orde komt.

De uitfinanciering van de regeling Praktijknetwerken PAS (Programmatische Aanpak Stikstoffen) valt ook onder duurzame veehouderij. De subsidieregelingen, die in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof zijn opengesteld, zullen tegelijkertijd worden geëvalueerd. Beoogde opleverdatum van deze beleidsevaluatie is in 2020.

Daarnaast zijn er nog diverse projecten m.b.t. intensieve veehouderij. Hieronder valt de opdracht aan bijvoorbeeld de Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) die onder andere EU controlewerkzaamheden uitvoert en de subsidie die wordt gegeven aan de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa). Dit instituut rapporteert aan de Kamer over het gebruik van diergeneesmiddelen (zie ook Kamerstuk 29 683, nr. 231). Ook de uitgaven met betrekking tot Stichting Zeldzame Huisdierrassen en de uitgaven m.b.t. de toezeggingen door voormalig Staatssecretaris Dijksma en voormalig Staatssecretaris Van Dam inzake het stimuleren van weidegang vallen hieronder. Zie brief van 3 maart 2016 (Kamerstuk 34 313, nr. 4).

30. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «plantaardige productie»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

Het doel bij plantaardige productie is te komen tot samenwerkende tuinbouwketens die toonaangevend zijn in concurrentiekracht en duurzaamheid. De klimaat- en energiedoelen die voor de tuinbouw gesteld zijn, worden conform de Meerjarenafspraak Energietransitie glastuinbouw 2014 – 2020 en bijbehorende versnellingsplannen uitgewerkt. Voor de overige landbouwsectoren en de voedings- en genotmiddelenindustrie zal uitvoering worden gegeven aan de ambities en doelen van respectievelijk het herijkte convenant Schone en Zuinige Agrosectoren en de geactualiseerde Meerjarenafspraken Energiebesparing (MEE en MJA3).

De resultaten zijn beschreven in de Tussentijdse evaluatie 2014–2017 Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw (Kamerstuk 32 627, nr. 27).

De subsidieregeling Energie-efficiency hernieuwbare energie glastuinbouw (EHG) en de subsidieregeling Marktintroductie energie innovaties (MEI) vallen onder de uitgaven bij plantaardige productie.

Inzake de EHG (voorheen IMM en IRE) in 2017 een evaluatie naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 28 625, nr. 241). Inzake de MEI is in 2012 een evaluatie naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 28 625, nr. 162).

Een brief over evaluatie CO2-sturing in de glastuinbouw is in 2017 naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 32 627/32 813, nr. 149). In de begroting 2018 is tevens de indicator Totale CO2-emissie glastuinbouw en de indicator Energie-efficiency index voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI) opgenomen. Deze indicatoren geven zicht in de voortgang bij het bereiken van gestelde doelstellingen.

Daarnaast valt de subsidieregeling verbetering honingproductie onder plantaardige productie.

31. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «plantgezondheid»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

Het doel is een hoogwaardige kwaliteit en een hoog plantgezondheidsniveau van plantaardige producten. Belangrijk speerpunt is het voorkomen van de in- en uitsleep van plantenziekten. Verder richten de uitgaven zich op de implementatie van de herziening van het nieuwe Europese fytosanitaire stelsel. Ook de bevordering van markttoegang voor Nederlands uitgangsmateriaal en plantaardige producten krijgt de aandacht. Voor de beleidsdoelen, waaronder het verminderen van de milieulast veroorzaakt door toepassing van gewasbeschermingsmiddelen is de beleidsnota duurzame gewasbescherming 2013–2023 «Gezonde groei, duurzame oogst» (Kamerstuk, 27 858, nr. 146) het kader.

In lijn met het bovenstaande betreffen de drie uitgavenposten 1) projecten plantgezondheid, 2) projecten gewasbescherming en 3) de bijdrage aan de Raad van Plantenrassen.

De uitkomsten van de evaluatie van de Wet gewasbeschermingsmiddelen/ beleidsnota Gezonde Groei, Duurzame Oogst worden in 2019 verwacht.

32. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «diergezondheid en dierenwelzijn»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

Aandacht voor diergezondheid en dierenwelzijn van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren is van belang voor een sterke duurzame (vee)houderij en komt tegemoet aan de toenemende belangstelling vanuit de samenleving.

Het budget voor opdrachten wordt onder meer ingezet voor de volgende activiteiten:

  • Early warning, monitoring en bewaking van dierziekten en zoönosen. Daarnaast voorzieningen voor de crisisparaatheid, zodat een eventuele dierziekte-uitbraak snel, efficiënt en op een maatschappelijk verantwoorde manier bestreden kan worden. Het betreft hier uitgaven die niet onder het Diergezondheidsfonds (DGF) vallen.

  • Borging, bevordering en verbetering van dierenwelzijn door implementatie van (Europese) wetgeving en door het stimuleren van (keten)partijen. Op Europees niveau ligt de focus op de nadere uitwerking van de Verklaring van Vught (dierenwelzijnsconferentie 2014). Nationaal op de beleidsbrief dierenwelzijn, waarbij is ingezet op het uitfaseren van ingrepen, het stimuleren van een maatschappelijk geaccepteerde fokkerij van vooral honden, het tegengaan van impulsaankopen en de huisdierlijsten waarop is aangegeven welke dieren gehouden mogen worden, vroegtijdige signalering en vermindering van mishandeling en verwaarlozing en het verbeteren van brandveiligheid van veestallen.

  • Het rapport «Beleid hondenfokkerij en -handel in Nederland, beleidsdoorlichting en evaluatie I&R-hond» is in 2016 naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 28 268, nr. 883).

  • Ook het rapport «Hoe lopen de hazen; de stand van zaken in de aanpak van dierenmishandeling en dierenverwaarlozing» is in 2016 aangeboden (Kamerstuk 28 286, nr. 886).

  • De uitvoering van de regeling In Beslag genomen Goederen. Het betreft hier kosten die gemaakt moeten worden voor de opvang van in beslag genomen gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren.

  • Bijdragen aan onder andere de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (€ 1,6 mln), Dutch Wildlife Health Centre (€ 0,5 mln) en het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (maximaal circa € 0,3 mln).

  • Opdrachten Dierproeven. Hier vallen uitgaven onder m.b.t. plan van aanpak dierproeven en alternatieven en de conferentie die in 2017 is gehouden inzake de transitie naar proefdiervrije innovatie.

33. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

De uitgaven onder de post «Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid» hebben betrekking op het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening, voedselzekerheid en voedselkwaliteit op Europees en mondiaal niveau. Het gaat om activiteiten als financiering van GODAN (Global Open Data for Agriculture), de bijdrage aan IDH the sustainable trade initiative (zie ook vraag 45), een bijdrage aan de monitor duurzame grondstoffen en een bijdrage aan de Global Agenda for Sustainable Lifestock. Daarnaast zijn het uitgaven aan het Europees en internationale landbouw- en visserijbeleid, onder meer ondersteunende uitgaven van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De activiteiten kunnen van jaar tot jaar verschillen. Het kabinet evalueert beleidsinstrumenten en de uitgaven die hiermee samenhangen regelmatig op doelmatigheid en doeltreffendheid. In het jaarverslag wordt een samenvatting gegeven van de conclusies van de in het betreffende jaar afgeronde en aan de Kamer aangeboden evaluaties. Voor voedselzekerheid is een evaluatie gepland in 2018.

34. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «voedselagenda»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

Bij de beantwoording van vragen inzake de EZ begroting 2018 is gedetailleerd op deze vraag ingegaan. Het antwoord staat in het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden, Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 7 bij vraag 63.

Voor de uitgaven met betrekking tot de Voedselagenda staat nog geen evaluatie gepland.

35. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «visserij»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

De uitgaven onder de post «visserij» onder de categorie Subsidies betreffen de regelingen onder het Europees Fonds Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Het operationeel programma EFMZV vormt de grondslag voor de uitgaven (Kamerstuk 32 201, nr. 75). Hoofddoelstelling van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde Gemeenschappelijke visserijbeleid. Het EFMZV-instrumentarium wordt prioritair ingezet op de hoofdthema’s invoering van de aanlandplicht, de verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur en de verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen. Daarnaast omvat het EFMZV ook fondsen voor datacollectie (gegevensverzamelingen in Europees verband) en voor toezicht, controle en handhaving en voor Geïntegreerd Maritiem Beleid. Het budget onder de categorie Opdrachten is voor ondersteunende uitgaven van het Nederlandse, Europese en internationale visserijbeleid, zoals visserijmaatrelen in N200 gebieden, bijdrage aan IMARES, aanpassen viswijzer, onderzoek handelsnormen en bijvangst reductie Caribisch Nederland. Deze activiteiten kunnen van jaar tot jaar verschillen.

Het kabinet evalueert beleidsinstrumenten en de uitgaven die hiermee samenhangen regelmatig op doelmatigheid en doeltreffendheid. De evaluatieplanning is opgenomen in bijlage 7.7 van de begroting. In het jaarverslag wordt een samenvatting gegeven van de conclusies van de in het betreffende jaar afgeronde en aan de Kamer aangeboden evaluaties. Het EFMZV wordt geëvalueerd na afloop van het Europese programma 2014–2020.

36. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «agrarisch ondernemerschap»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

Zie voor de Brede weersverzekering onder «agrarisch ondernemerschap», categorie subsidies het antwoord op vraag 21.

De uitgaven onder agrarisch ondernemerschap onder de categorie opdrachten hebben betrekking op inzet van LNV en van het Landbouwradennetwerk voor agrarisch Nederland bij het opzetten, en versterken van duurzame ketens. Het gaat bijvoorbeeld om ondersteuning van inkomende missies en de werkplannen van de topsectoren en om beurzen.

Het kabinet evalueert beleidsinstrumenten en de uitgaven die hiermee samenhangen regelmatig op doelmatigheid en doeltreffendheid. De evaluatieplanning is opgenomen in bijlage 7.7 van de begroting. In het jaarverslag wordt een samenvatting gegeven van de conclusies van de in het betreffende jaar afgeronde en aan de Kamer aangeboden evaluaties. De evaluatie van de uitgaven van agrarisch ondernemerschap in de categorie opdrachten start in 2017.

37. Kunt u een uitputtende lijst geven van de uitgaven onder de post «Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

De uitgaven in de categorie opdrachten zijn als volgt:

De ondersteuning van beleidsontwikkeling en politieke besluitvorming voor onder andere internationale markt- en handelstoegang in relatie tot veterinaire en fytosanitaire problematiek, oplossing mestprobleem, de relatie volksgezondheid en intensieve veehouderij, verduurzaming van de veehouderij, waarborgen voedselveiligheid en diergezondheid, welzijn van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren, groene gewasbescherming, platteland en omgeving, vermaatschappelijking natuur, natuur inclusieve landbouw, klimaattransitie, voedselverspilling en voedselzekerheid. Hiervan is een bedrag beschikbaar van € 24 miljoen via Wageningen Research en € 6,5 miljoen via andere organisaties.

De innovatie-agenda’s van de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen (€ 46 miljoen).

Advisering over voedselveiligheid, duurzame voeding en alternatieven voor dierproeven, het Landelijk meetnet effecten mestbeleid en het Programma aanpak stikstof via Rijksdienst voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (€ 6 miljoen).

Het kabinet evalueert beleidsinstrumenten en de uitgaven die hiermee samenhangen regelmatig op doelmatigheid en doeltreffendheid. De evaluatieplanning is opgenomen in bijlage 7.7 van de begroting. In het jaarverslag wordt een samenvatting gegeven van de conclusies van de in het betreffende jaar afgeronde en aan de Kamer aangeboden evaluaties. Een evaluatie WR is in 2015 aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 34 000, nr. 151). Een evaluatie van de TO2-instellingen (waaronder Wageningen Research) is in 2017 opgeleverd (Kamerstuk 32 637, nr. 274). Dat geldt ook voor de evaluatie van Topsectorenaanpak (Kamerstuk, 32 637, nr. 289).

38. Kunt u een uitputtende nadere specificering geven van de uitgaven onder de post «diergezondheidsfonds»? Kunt u het doel van deze uitgaven toelichten? Kunt u aangeven op welke wijze deze uitgaven als succesvol worden beschouwd?

Het betreft de EZ-bijdrage aan de DGF-begroting voor de monitoring en bestrijding van (bestrijdingsplichtige) dierziekten en voor de uitgaven voor voorzieningen in geval van een dierziekte-uitbraak (zoals vaccins, destructiecapaciteit en bestrijdingsmaterialen). Dit begrotingsfonds is als aparte begrotingsstaat aan de EZ begroting toegevoegd (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 2). De uitgaven worden in het Diergezondheidsfonds nader toegelicht.

De oplevering van de DGF evaluatie staat in 2018 gepland. Alsdan kunnen ook uitspraken worden gedaan over de efficiency en effectiviteit van deze uitgaven.

39. Kunt u een uitputtende nadere specificering geven van de uitgaven van de «Centrale Commissie Dierproeven»?

Het betreft de bijdrage van LNV aan de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). De CCD verstrekt vergunningen voor het mogen verrichten van dierproeven. De CCD maakt om efficiencyredenen gebruik van faciliteiten bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (onder «bijdragen aan agentschappen in de begroting opgenomen). Om deze reden worden de uitgaven jaarlijks aan het RVO opdrachtenpakket toegevoegd.

De bijdrage van LNV betreft kosten die niet bij de vergunningaanvragers in rekening kunnen worden gebracht, de zogeheten niet-retribueerbare kosten. Hieronder vallen mede de kosten die betrekking hebben op de behandeling van WOB-verzoeken.

40. Kunt u een uitputtende nadere specificering geven van de uitgaven van de «Wageningen Research kennisbasis en wettelijke taken Zon-MW (dierproeven)»?

De uitgaven voor kennisbasis Wageningen Research (€ 13,6 miljoen) betreffen onderzoek om de kennisbasis van WR in stand te houden op de gebieden voedselzekerheid, verduurzaming productie van veilig en gezond dierlijk en plantaardig voedsel, oplossingen voor grootstedelijke gebieden (voedselvoorziening, circulariteit, stadslandbouw, wateroverlast), natuur en landschap, circulaire landbouw, biobased economy, big data, innovatie. De uitgaven voor wettelijke onderzoekstaken Wageningen Research (€ 60,8 miljoen) betreffen taken die voortvloeien uit (inter-) nationale wetten, verordeningen en verdragen en richten zich op voedselveiligheid, besmettelijke dierziekten, economische informatievoorziening, visserij, genetische bronnen en natuur en milieu.

De uitgaven Zon-MW (dierproeven) bedragen € 1,9 miljoen voor ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven; het budget is overgeheveld naar de begroting van VWS.

Het kabinet evalueert beleidsinstrumenten en de uitgaven die hiermee samenhangen regelmatig op doelmatigheid en doeltreffendheid. De evaluatieplanning is opgenomen in bijlage 7.7 van de begroting. In het jaarverslag wordt een samenvatting gegeven van de conclusies van de in het betreffende jaar afgeronde en aan de Kamer aangeboden evaluaties. De evaluatie Wageningen Research is in 2015 aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 34 000, nr. 151). Evaluaties van de Wettelijke taken zijn in 2015 (Kamerstuk 29 683, nr. 197 en Kamerstuk 32 201, nr. 83) en 2017 (Kamerstuk 34 550, nr. 132) aangeboden. Een evaluatie van de TO2-instellingen (waaronder Wageningen Research) is in 2017 opgeleverd (Kamerstuk 32 637, nr. 274). Een evaluatie van Zon-MW loopt mee in de evaluatieprogrammering van VWS.

41. Kunt u aangeven tot op welke hoogte het budget van de NVWA toereikend is om al haar taakstellingen te volbrengen? Welke onderdelen zouden extra financiering behoeven? Om welke bedragen zou dat gaan?

Bij brief van 27 mei 2016 heeft de Staatssecretaris van EZ een nieuw financieel meerjarenkader aan uw Kamer gepresenteerd, dat recht doet aan de conclusies uit de rapporten van PWC en KPMG over respectievelijk het takenpakket van de NVWA en het efficiencypotentieel van de organisatie. Deze brief is parallel aan de Voorjaarsnota 2016 verstuurd in welke nota de benodigde budgettaire bijstellingen ter grootte van € 23 mln structureel (goeddeels) zijn verwerkt.

Met de beschikbare budgetten wordt de NVWA geacht haar bestaande opdrachtenpakket meerjarig uit te kunnen voeren, de veranderopgave (NVWA 2020) te kunnen volbrengen en tevens te beschikken over een solide financiële basis voor de toekomst. Dat neemt niet weg dat tussentijdse verschuivingen tussen de jaren mogelijk zijn en ook nieuwe ontwikkelingen in het opdrachtenpakket of in de kosten kunnen leiden tot een aanvullende financieringsbehoefte.

De extra middelen voor 2018 en de extra middelen uit het regeerakkoord geven daarnaast de mogelijkheid om de in het meerjarenkader voorziene personele krimp te verzachten en het toezicht verder te versterken.

42. Kunt u aangeven tot op welke hoogte het budget van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden toereikend is om al haar taakstellingen te volbrengen? Welke onderdelen zouden extra financiering behoeven? Om welke bedragen zou dat gaan?

Het budget van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) is in principe toereikend om al haar taken te volbrengen. De taakstellingen zijn in het budget verwerkt en door het Ctgb ingevuld. Er is een financieel risico bij de post Bezwaar en Beroep, doordat onvoorspelbaar is hoeveel zaken er jaarlijks bij het Ctgb worden aangespannen.

43. Kunt u aangeven tot op welke hoogte het budget van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland toereikend is om al haar taakstellingen te volbrengen? Welke onderdelen zouden extra financiering behoeven? Om welke bedragen zou dat gaan?

Vanaf 2017 wordt gewerkt met een meerjarenopdracht aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De eerste meerjarenopdracht is voor 2017 en 2018. Binnen de opdracht wordt onderscheid gemaakt tussen een vast takenpakket en een flexibel pakket. Voor het vaste pakket geldt dat de omvang van de taken (redelijk) stabiel is en hiervoor geldt lumpsumfinanciering. In het flexibele pakket zitten taken waarvan de omvang en daarmee de financiering kan fluctueren. Een voorbeeld van een taak waarvan de omvang lastig is in te schatten, is Identificatie en Registratie van dieren. Daarnaast kunnen er incidentele extra taken voorkomen, waarvoor ook incidenteel budget beschikbaar wordt gesteld. In de najaarsnota is er additioneel budget beschikbaar gesteld voor de uitvoering van het fosfaatreductieplan en de implementatie van het fosfaatrechtenstelsel. Met deze wijzigingen is het budget voor RVO voor 2017 toereikend.

44. Kunt u een toelichting geven op de uitgaven diergezondheid en dierenwelzijn waar het gaat om niet begrote kosten die verbonden zijn aan In beslag genomen Goederen? Waar worden deze kosten aan uitgegeven?

Het betreft hier kosten die gemaakt moeten worden voor de opvang van in beslag genomen gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren. Hiervoor waren te beperkt middelen in de begroting 2017 opgenomen.

45. Kunt u een toelichting geven op de kosten en inhoud projecten die bijdragen aan duurzame cacaoconsumptie? Kunt u een overzicht geven van de subsidie ontvangende organisaties? Zo nee, waarom niet?

In 2017 zijn met gelden van het Ministerie van Economische Zaken (nu Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) de volgende projecten gestart die (direct, dan wel indirect) bijdragen aan duurzame cacaoconsumptie:

  • 1. Aan de stichting Solidaridad is een subsidie van € 152.557,– (inclusief BTW) verstrekt voor het project «Cocoa Agroforestry in the Brazilian Amazon: enhancing ecosystem services & offering an alternative to deforestation» (looptijd project januari 2017 tot en met juli 2018). Het project beoogt een economisch alternatief voor ontbossing te bieden aan lokale gemeenschappen via een verbetering van de opbrengsten van de productie van cacao.

  • 2. Aan The Sustainable Trade Initiative IDH (Initiatief Duurzame Handel) is een subsidie van

  • 3. € 2.400.000,– (inclusief BTW) verstrekt voor het «Cocoa Origins Program» (looptijd project juli 2017 tot en met juni 2021). IDH ontwikkelt programma’s voor de verduurzaming van handel in verschillende ketens, waaronder cacao. Het programma legt via projecten een verbinding tussen cacaogebruikers en de boeren, waardoor er een stabiele lange termijn relatie kan ontstaan. Dit moet voor boeren een grotere prijszekerheid en ontwikkelingsmogelijkheid bieden. De cacaoverwerker kan actief werken aan verduurzaming van de cacao. De steun bestaat uit de beschikbaarheid van expertise van IDH bij de uitvoering van projecten en een financiële bijdrage van maximaal 50% bij de projecten, om het opstartrisico voor bedrijven te verminderen.

  • 4. Opdracht aan het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) om de doelstellingen van de Intentieverklaring «Duurzame Cacaoconsumptie en -Productie» uit 2010 en het actieplan van de Chocoladewerkgroep te evalueren (€ 29.536,– inclusief BTW).

  • 5. Opdracht aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) om de Monitor Duurzame Agrogrondstoffen, waaronder inzicht in het aandeel duurzaam cacao voor de Nederlandse markt in 2016, op te stellen (€ 25.000,–).

46. Welke taken worden bedoeld bij Wageningen Research? Waarom vallen deze lager uit? Wat is de strekking van de convenanten?

De taken betreffen:

  • Kennisbasisonderzoek: het Strategisch Plan Wageningen University en Research is de basis voor het meerjarig programma kennisbasisonderzoek 2015–2018.

  • De wettelijke onderzoekstaken richten zich op voedselveiligheid, besmettelijke dierziekten, economische informatievoorziening, visserij, genetische bronnen en natuur en milieu. De taken vloeien voort uit (inter)nationale wetten, verordeningen en verdragen.

  • De innovatie-agenda’s van de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen.

  • De ondersteuning van beleidsontwikkeling en politieke besluitvorming voor onder andere internationale markt- en handelstoegang in relatie tot veterinaire en fytosanitaire problematiek, oplossing mestprobleem, de relatie volksgezondheid en intensieve veehouderij, verduurzaming van de veehouderij, waarborgen voedselveiligheid en diergezondheid, welzijn van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren, groene gewasbescherming, platteland en omgeving, vermaatschappelijking natuur, natuurinclusieve landbouw, klimaattransitie, voedselverspilling en voedselzekerheid.

De uitgaven vallen lager uit in verband met een beperkter pakket afgesproken onderzoek voor wettelijke taken. De convenanten hebben betrekking op de Wettelijke onderzoekstaken. De convenanten per wettelijke taak bevatten inhoud, financiering, organisatie en een set werkafspraken.

47. Kunt u een overzicht geven van het aantal bestuurlijke boetes en de gemiddelde hoogte van de boetes?

Voor de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren zijn in 2017 (tot en met 8 december) 56 boetes opgelegd. Het gemiddeld boetebedrag en het totaal boetebedrag voor 2017 staan in onderstaande tabel vermeld. Het aantal boetebesluiten voor 2016 is ook vermeld. Ten opzichte van 2016 is een stijging van het aantal boetebeschikkingen te zien.

Tabel: Aantal boetebeschikkingen over het jaar 2017, 2016, verdeeld over de verschillende wetgevingen incl. de boetebedragen voor 2017

Wetgeving

Aantal 20171

Aantal 2016

Totaal boetebedrag 2017

Gemiddeld boetebedrag 2017

Warenwet

4.514

3.975

€ 5.257.128

€ 1.164

Tabaks- en rookwarenwet

1.766

1.466

€ 2.304.226

€ 1.504

Drankwet

0

0

€ 0

€ 0

Geneesmiddelenwet

14

10

€ 118.665

€ 8.476

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

215

210

€ 303.349

€ 1.410

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

56

64

€ 130.500

€ 2.330

Wet dieren

1.329

737

€ 3.741.000

€ 2.815

Totaal

7.894

6.462

€ 11.854.869

€ 1.502

X Noot
1

Tot en met 8 december 2017.

Ingevorderde Dwangsommen 2017:
 

Aantal:

Dwangsombedrag:

Warenwet

6

€ 188.137

Wet dieren

8

€ 167.875

GWWD

1

€ 50.000

48. Kunt u een overzicht geven van de top 10 van de aard van overtredingen waarop de bestuurlijke boetes bij bepaling van de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren is opgelegd?

Er kan per boetebeschikking sprake zijn van 1 tot maximaal 5 overtredingsartikelen.

Zie hieronder een overzicht van de top 10 overtredingsartikelen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) en voor de Wet dieren. De afgelopen jaren is een groot aantal overtredingsartikelen van de GWWD overgegaan naar de Wet dieren.

In het overzicht staat het overtreden artikel gevolgd door korte uitleg van de overtreding.

49. Wordt de onttrekking uit de begrotingsreserve apurement besteed aan het doel waarvoor deze begrotingsreserve bedoeld is?

De onttrekking heeft voor een bedrag van € 2,7 mln te maken met een correctiebesluiten van de Europese Commissie, waarvoor de reserve is ingesteld. Voor een bedrag van € 8 mln houdt de onttrekking verband met het aanpassen van de voeding van de interne begrotingsreserve apurement, omdat de reserve naar huidige inzichten toereikend is, zoals toegelicht in de 2e suppletoire begroting 2017.

50. Kunt u aangeven hoeveel van het budget voor Groen onderwijs wordt uitgegeven aan het verduurzamen van het groene onderwijs?

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen duurzaamheid binnen het groene onderwijs enerzijds en educatie anderzijds. In het groene onderwijs besteden veel Agrarische Opleidingscentra (AOC’s) en Hogere Agrarische Scholen (HAS’en) en ook de WUR, aandacht aan duurzaamheid in hun curricula en op hun scholen. Zo zijn alle AOC’s inmiddels gecertificeerd als eco-school en wint de WUR al jaren de titel meest duurzame universiteit bij de jaarlijkse ranking van de SustainaBul. Met de voormalige Groene plusmiddelen zijn projecten en instrumenten ontwikkeld als Voorop in de vergroening en Het groene kompas. Er is geen specifiek budget voor duurzaamheid. Educatie betreft duurzaamheid in alle onderwijssectoren via de programma’s Jong Leren Eten en DuurzaamDoor. Hiervoor is, over de volle breedte van die doelstelling, in 2017 een budget van € 4,3 miljoen beschikbaar. Ook het groene onderwijs, waaronder AOC’s en HAS’en, doet daaraan mee.

51. Kunt u aangeven wat de implicaties en complicaties zijn voor het budget van het Groene onderwijs als gevolg van de verhuizing van het Ministerie van Economische Zaken naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Kamerbrief van de Minister van OCW en de Minister van LNV van 1 december jl. (Kamerstuk, 34 284, nr. 11).

52. Welke pogingen onderneemt het ministerie om deze specialistische functies binnen het ministerie te vullen om externe inhuur te voorkomen?

Het Ministerie van Economische Zaken is een aantal intensieve wervingscampagnes gestart voor het invullen van specialistische vacatures. Voor werving en scholing van ICT specialisten is bijvoorbeeld de DICTU-academie opgericht, bedoeld om de contacten met het onderwijsveld te versterken en de instroom en opleiding van young professionals te bevorderen. Door krapte op de arbeidsmarkt lukt het niet om alle vacatures door (vast) ambtelijk personeel ingevuld te krijgen. Hierdoor moet er worden uitgeweken naar inhuur bij gespecialiseerde bureaus.

53. Waarom kosten de licenties van DICTU € 8,5 miljoen terwijl het gebruik lager blijkt te zijn?

Het betreft licenties voor het gebruik van Oracle-producten volgens de condities van Proprietary Application Hosting (PAH). In 2015 ontwikkelde DICTU nieuwe diensten zoals de Toegangsverleningsservice en Big Data, die waren gebaseerd op Oracle-software met het oogmerk om deze diensten ook buiten het domein van het (toenmalig) Ministerie van Economische Zaken in te kunnen zetten. Hiervoor zijn licenties aangeschaft.

De afgelopen twee jaar is gebleken dat de daadwerkelijke afname van de genoemde diensten (en dus van het gebruik van de licenties) lager was dan vooraf was voorzien. DICTU heeft daarom de boekwaarde van de licenties op de balans afgewaardeerd tot de werkelijke waarde.

54. Wanneer is de Cloudinfrastructuur klaar en hoe gaat voorkomen worden dat dit een groot ICT-drama wordt?

DICTU heeft voor het beheren van het applicatielandschap van de Ministeries van EZK en LNV een zogeheten private cloudinfrastructuur ingericht. Deze is eind 2016 in gebruik genomen. In 2017 is een groot deel van de applicaties overgezet van de klassieke naar de cloud infrastructuur. Daarnaast is de ontwikkeling van de cloudwerkplek gereed en is gestart met de implementatie.

Het ontwikkelen en beheer van een cloudinfrastructuur vraagt continue aandacht. Na de afronding van het project zullen verdere verbeteringen worden doorgevoerd en zullen eventuele resterende applicaties geschikt gemaakt worden voor plaatsing op deze infrastructuur.

Er zijn stringente maatregelen getroffen voor de beheersing van de ontwikkeling en implementatie van de cloudinfrastructuur en cloudwerkplek. Zo is er periodiek overleg met de departementsleiding over de voortgang en wordt een strakke projectplanning en monitoring van de uitgaven gehanteerd.