Vastgesteld 15 december 2017
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op7 december 2017 voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Bij brief van 14 december 2017 zijn ze door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
1
Hoeveel studenten volgen onderwijs aan een mbo1-instelling?
In het studiejaar 2016/17 volgden de volgende aantallen studenten (*1.000) mbo onderwijs:
Bol1 |
360,6 |
Bbl2 |
95,9 |
totaal mbo exclusief groen onderwijs |
456,4 |
Bola, bol groen |
20,3 |
Bbla, bbl groen |
5 |
Totaal groen onderwijs |
25,3 |
Totaal mbo onderwijs |
481,7 |
2
Hoeveel studenten volgen onderwijs aan een hbo2-instelling?
In het studiejaar 2016/17 volgden de volgende aantallen studenten (*1.000) hbo onderwijs:
hbo-b (hbo bachelor) |
386,2 |
hbo-m (hbo master) |
3,5 |
dthbo-b (deeltijd hbo bachelor) |
36,4 |
dthbo-m (deeltijd hbo master) |
8,3 |
totaal hbo exclusief groen onderwijs |
434,5 |
Hao (Hoger agrarisch onderwijs) |
11,6 |
Totaal hbo |
446,1 |
3
Hoeveel studenten volgen onderwijs aan een wo3-instelling?
In het studiejaar 2016/17 volgden de volgende studenten (*1.000) wo onderwijs:
wo-b (wo bachelor) |
157,4 |
wo-m (wo master) |
93,1 |
dtwo-b (deeltijd wo bachelor) |
1,6 |
dtwo-m (deeltijd wo master) |
3,3 |
totaal wo, exclusief groen onderwijs |
255,5 |
woa (wetenschappelijk onderwijs universiteit Wageningen) |
10,7 |
Totaal wo |
266,2 |
4
Hoeveel internationale studenten volgen onderwijs aan een mbo-instelling?
In het studiejaar 2016/17 waren de volgende aantallen internationale studenten ingeschreven in het mbo (inclusief groen onderwijs). Het kenmerk Nederlands/internationaal EER/internationaal niet-EER is alleen vastgesteld op basis van nationaliteit, vooropleiding is daarbij niet gebruikt.
buitenlands (Belgisch) |
268 |
buitenlands (Duits) |
464 |
buitenlands (overig EER) |
4.167 |
Totaal EER |
4.899 |
buitenlands (niet-EER) |
7.867 |
Totaal |
12.766 |
5
Hoeveel internationale studenten volgen onderwijs aan een hbo-instelling?
In het studiejaar 2016/17 waren de volgende aantallen internationale studenten ingeschreven in het hbo (inclusief groen onderwijs). Het kenmerk Nederlands/internationaal EER/internationaal niet-EER is alleen vastgesteld op basis van nationaliteit, vooropleiding is daarbij niet gebruikt.
Duits |
10.700 |
overige EER |
11.616 |
EER |
22.316 |
niet-EER |
6.832 |
Totaal |
29.148 |
6
Hoeveel internationale studenten volgen onderwijs aan een wo-instelling?
In het studiejaar 2016/17 waren de volgende aantallen internationale studenten ingeschreven in het wo (inclusief groen onderwijs) Het kenmerk Nederlands/internationaal EER/internationaal niet-EER is alleen vastgesteld op basis van nationaliteit, vooropleiding is daarbij niet gebruikt.
Duits |
12.039 |
overige EER |
19.608 |
EER |
31.647 |
niet-EER |
11.956 |
Totaal |
43.603 |
7
Hoeveel opleidingscommissies bieden geen vergoeding aan voor hun leden?
Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt een opleidingscommissie ingesteld. Wanneer studenten als gevolg van het lidmaatschap van een opleidingscommissie studievertraging (kunnen) oplopen, zijn instellingen in het hoger onderwijs wettelijk verplicht om studenten een financiële tegemoetkoming te bieden uit het profileringsfonds. Op de inrichting van het profileringsfonds heeft de medezeggenschap instemmingsrecht. Specifiek gegevens per instelling ten aanzien van het wel of niet aanbieden van een vergoeding aan leden van een opleidingscommissie zijn niet in het bezit van het ministerie.
8
Hoeveel opleidingscommissies bieden wel een vergoeding aan voor hun leden?
Zie het antwoord op vraag 7.
9
Wat is de totale schuld van studenten en oud-studenten in het mbo?
De totale schuld aan het einde van 2016 bedroeg 17,6 miljard euro.4 Dit betreft een vordering op oud-studenten en actieve studenten, exclusief de uitgaven aan prestatiebeursleningen. Dit bedrag is niet op te delen naar de verschillende onderwijsniveaus, omdat deze informatie voor de inning niet is vastgelegd.
10
Wat is de totale schuld van studenten en oud-studenten in het hbo?
Zie antwoord op vraag 9.
11
Wat is de totale schuld van studenten en oud-studenten in het wo?
Zie antwoord op vraag 9.
12
Hoeveel studenten vallen onder het oude stelsel van studiefinanciering?
In 2016 ontvingen gemiddeld 625.000 studenten studiefinanciering die vielen onder het oude stelsel.
13
Hoeveel studenten vallen onder het nieuwe stelsel van het studievoorschot?
In 2016 ontvingen gemiddeld circa 158.000 studenten studiefinanciering die vielen onder het nieuwe stelsel van het studievoorschot.
14
Bij hoeveel opleidingen wordt het bindend studieadvies gehanteerd?
In Artikel 7.8b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is vastgelegd dat bekostigde instellingen verplicht zijn om elke student een studieadvies te geven. De instelling kan aan het studieadvies een afwijzing te verbinden. Dit is het bindend studieadvies (BSA). Bekend is dat de meeste opleidingen een BSA hanteren. Het precieze aantal opleidingen dat een BSA hanteert is niet bekend bij het ministerie.
15
Kan er een overzicht worden gegeven van de vastgoedinvesteringen die de verschillende universiteiten in Nederland de afgelopen jaren hebben gedaan?
DUO publiceert cijfers over de omvang van de investeringen in vastgoed door de universiteiten. De investeringen door alle universiteiten gezamenlijk in gebouwen en terreinen over de jaren 2012–2016 zijn als volgt (in euro’s):
2012 210.700.783
2013 236.282.973
2014 322.235.948
2015 246.833.147
2016 604.547.788
Hierbij is geen rekening gehouden met desinvesteringen en uitgaven voor onderhoud. Soms worden investeringen in activa tijdelijk geboekt onder Vaste bedrijfsactiva in uitvoering, en naderhand overgeboekt naar de investeringen; met name in 2016 is dit het geval geweest. Dit type investeringen is wel meegenomen. Het is belangrijk te benadrukken dat de investeringen over de jaren flink kunnen verschillen doordat in sommige jaren sprake is van samenloop van investeringsprogramma’s.
16
Kan er een overzicht worden gegeven van de omvang in m2 aan vastgoed waar de verschillende universiteiten eigendom van zijn?
Het rapport Campus NL (TU Delft, 2016) geeft inzicht in de omvang van het beheerd vastgoed door de universiteiten. In 2015 hadden de 14 universiteiten die aangesloten zijn bij de VSNU 4.400.627 m2 bruto vloeroppervlak (BVO) in gebruik. De omvang is 1% lager dan in 2006, terwijl het studentenaantal fors gegroeid is (+22%). Zoals aangegeven betreft dit het vastgoed in beheer, dat niet noodzakelijkerwijze in eigendom van de universiteiten hoeft te zijn. Van de omvang in eigendom is geen specifiek cijfer voorhanden.
17
Hoeveel aanvragen voor de lerarenbeurs zijn er in 2017 gedaan?
Er zijn 10.779 aanvragen gedaan. Hiervan zijn 8.905 aanvragen toegekend.
18
Wat is de reden dat er minder aanvragen waren voor de lerarenbeurs?
Hier is geen eenduidige reden voor. Uit onderzoek (Ecorys, metastudie naar effectiviteit van de lerarenbeurs, 2017) blijkt dat leraren als drie grootste knelpunten melden het tijdbeslag van de studie, het moeilijk kunnen combineren van de studie met de privésituatie en de beperkte tijd die de school beschikbaar stelt voor het volgen van een opleiding.
19
Wordt de 5,2 miljoen euro voor het lerarenregister ingezet om door te gaan met de lijn die nu ingezet is of worden deze middelen ingezet om, zoals in het regeerakkoord staat, het lerarenregister zo vorm te geven dat deze daadwerkelijk van, voor en door de docent wordt?
De middelen worden ingezet om het lerarenregister zo vorm te geven dat deze van, voor en door de docent is.
20
Wat zijn de consequenties van het gegeven dat er geen extra geld beschikbaar is gesteld voor onderwijshuisvesting van het funderend onderwijs, mede in het licht van een inventarisatie die HEVO heeft gemaakt van de benodigde investeringen in de komende tien jaar, waarbij HEVO uitkomt op een totale investering voor de periode 2018–2027 van € 9.243.202.260,00? Kan het idee van een investeringsfonds scholenbouw, zoals het voormalige lid Çelik dat heeft geopperd in zijn initiatiefnota5 in dezen soelaas bieden?
Het in de vraag vermelde bedrag was bij OCW niet bekend. Bij navraag bleek dat HEVO op verzoek van de VNG, de PO-Raad en de VO-raad een indicatieve berekening heeft gemaakt van benodigde investeringen voor de periode 2018–2027. De berekening en onderbouwing zijn niet openbaar.
De gemeenten ontvangen via het gemeentefonds geld voor investeringen in schoolgebouwen en de schoolbesturen ontvangen geld voor onderhoud. Met deze middelen worden gemeenten en scholen geacht adequate huisvestingsvoorzieningen voor scholen te treffen.
Op 8 september 2011 is een beleidsreactie verstuurd op de initiatiefnota van het voormalige Tweede Kamerlid Çelik. Daarin is aangekondigd dat het niet aan het Rijk is om bij te dragen aan een commercieel fonds. Er is geen aanleiding om deze reactie te herzien.
21
Kunt u uitsplitsen hoeveel leraren in deeltijd en voltijd werken? Kunt u daarbij de deeltijders uitsplitsen naar minder dan 0,2 fte, minder dan 0,5 fte en 0,8 fte?
In het primair onderwijs werkt één op de zes leraren in een kleine deeltijdbaan (minder dan 0,5 fte). Iets minder dan de helft van de leraren heeft een voltijdsbaan (meer dan 0,8fte). Resteert ruim een derde van de leraren die in een grotere deeltijdbaan werkt (0,5–0,8 fte).
22
Hoeveel uren extra zouden basisschooldocenten in deeltijd moeten werken om het toekomstige lerarentekort op te vangen?
Met de arbeidsmarktbrief 2016 (Kamerstuk 27 923-232) zijn enkele scenario’s toegestuurd over wat verschillende omstandigheden kunnen betekenen voor de omvang van het lerarentekort. Het derde scenario in de brief kijkt naar het effect van het beter vasthouden van starters en ander zittend personeel en het verhogen van de deeltijdfactor van werknemers. Met ieder scenario op zich kan een behoorlijke afname van de tekorten worden bereikt. Geen van de scenario’s is op zichzelf afdoende om de destijds geraamde tekorten op te lossen.
23
Hoe verhoudt het aantal leraren dat in deeltijd werkt in het primair onderwijs zich ten opzichte van andere onderwijssectoren? Welke verklaringen zijn hiervoor?
In het primair onderwijs wordt ten opzichte van andere onderwijssectoren, zoals het vo en mbo, relatief veel in deeltijd gewerkt. Dit hangt samen met het grote aandeel van vrouwen, die ook in andere beroepen dan leraar vaker deeltijd werken.
24
Hoeveel middelen zouden er vrij kunnen komen voor salarissen als de gehele bovenwettelijke Werkloosheidswet in het primair onderwijs wordt afgeschaft?
Uitgaande van de begroting van het Participatiefonds voor het primair onderwijs voor 2018 en verder wordt volgens de prognose in 2017 ongeveer € 100 miljoen betaald aan bovenwettelijke uitkeringen en daarmee samenhangende kosten. Wanneer deze regelingen volledig zouden worden afgeschaft, vallen de uitgaven in de periode na afschaffing over een langere periode (5 tot 10 jaar) gefaseerd vrij omdat lopende rechten niet kunnen vervallen. Deze vrijval vindt plaats bij de schoolbesturen omdat zij na afschaffing steeds minder premie zullen gaan afdragen aan het Participatiefonds omdat er geen nieuwe instroom meer zal zijn. De WW kosten blijven, via het Participatiefonds, voor rekening komen van de schoolbesturen.
25
Hoe komt het dat de beraming voor de team-, schoolleiders- en lerarenbeurs te ruim is geschat?
Het budget van de Lerarenbeurs is de afgelopen jaren sterk toegenomen, vanwege de ambitieuze masterdoelstelling. Ondanks het verbeteren van de voorwaarden en een actieve communicatiecampagne is minder gebruik gemaakt van de Lerarenbeurs dan verwacht. Het geld dat in het primair onderwijs gereserveerd was, is voor de schoolleiders- en teambeurs ingezet. Omdat deze beurzen voor het eerst verstrekt zijn was het op voorhand moeilijk in te schatten hoeveel daar gebruik van zou worden gemaakt. Ook kan de bekendheid van deze beurzen nog vergroot worden.
26
Zijn de voorwaardes om de team-, schoolleiders- en lerarenbeurs te ontvangen, achteraf gezien te streng geweest, aangezien minder aanvragen waren dan geraamd?
Dat er minder aanvragen waren dan geraamd heeft vooral met het animo voor de beurzen te maken en niet met de voorwaarden. Bij de lerarenbeurs zijn de voorwaarden versoepeld, en ook bij het vormgeven van de team- en schoolleidersbeurs is gekozen voor soepele voorwaarden.
27
Hoeveel middelen zouden er vrij kunnen komen voor salarissen als de gehele bovenwettelijke Werkloosheidswet in het voortgezet onderwijs wordt afgeschaft?
OCW beschikt voor het voortgezet onderwijs niet over deze cijfers. OCW is geen partij in het contract dat de bovenwettelijke uitvoerder WWplus heeft met de VO-Raad namens de instellingen in het vo.
28
Klopt het dat een vereenvoudiging van de bekostiging in het voortgezet onderwijs geagendeerd staat voor 2020? Wanneer wordt het wetsvoorstel ter internetconsultatie voorgelegd? Houdt de vereenvoudiging van de bekostiging in dat er gegaan wordt naar een bekostiging per vestiging, los van het aanbod van onderwijs op die vestiging? Klopt het dat een scholengemeenschap bij de bekostigingssystematiek na de vereenvoudiging dan minder wordt bekostigd dan nu?
Ja, het streven is om in 2020 het wetsvoorstel te agenderen in uw Kamer. Het nieuwe bekostigingsmodel is op dit moment in ontwikkeling. Het is daarom nog niet bekend wanneer het wetsvoorstel ter internetconsultatie kan worden voorgelegd. In het voorgestelde model is een vaste voet per vestiging opgenomen. De criteria waar een vestiging aan moet voldoen voordat deze in aanmerking komt voor een vaste voet worden momenteel uitgewerkt. In het voorgestelde model krijgen scholengemeenschappen niet per definitie minder bekostigd dan onder de huidige bekostiging, omdat de hoogte van de bekostiging mede wordt bepaald door het leerlingenaantal en de wijze waarop de school is georganiseerd.
29
Wat is de reden dat de regeling «resultaatafhankelijke bekostiging vroegtijdig schoolverlaters VO» in 2017 met 3,6 miljoen euro lager is uitgevallen dan begroot?
De realisatie van de regeling Resultaatafhankelijke bekostiging vroegtijdig schoolverlaters VO ligt in 2017 lager door een nieuwe systematiek waardoor de beschikbare budgetten voor de vaste en resultaatafhankelijke delen zijn gewijzigd. Op 15 februari 2016 is er een brief naar uw Kamer gestuurd over het vervolg van de vsv-aanpak, waarin onder andere deze nieuwe systematiek voor het voortgezet onderwijs wordt uitgelegd.
30
Kent de cao6 van het mbo ook een bovenwettelijke Werkloosheidswet-regeling? Hoeveel middelen komen er vrij wanneer deze afgeschaft zou worden en beschikbaar komt voor salarissen van actieve leraren?
Ja, de mbo-sector heeft in de cao mbo de bovenwettelijke werkloosheidsregeling in artikel 14.2 opgenomen. OCW beschikt voor het mbo niet over deze cijfers. De instellingen in het mbo hebben ieder een zelfstandig contract met de bovenwettelijke uitvoerder WWplus.
31
Hoeveel mbo-studenten krijgen aan het eind van het schooljaar 2017–2018 naar verwachting een diploma met daarop vermeld een cijfer voor het keuzedeel?
In de Regeling modeldiploma mbo is bepaald dat op het diploma van de student alleen de behaalde keuzedelen worden vermeld en dus niet het resultaat. Instellingen kunnen er wel zelf voor kiezen om extra informatie op het diploma op te nemen, zoals het resultaat. Hoeveel instellingen hier voor hoeveel studenten voor kiezen is niet bekend.
32
Hoeveel mbo-studenten volgen nu keuzedelen? Maken zij hier nu al toetsen voor?
De monitor keuzedelen van september 2017 (waarvoor in totaal 70 mbo-instellingen gegevens hebben aangeleverd) laat zien dat door ruim 56.000 studenten in totaal een kleine 75.000 keuzes zijn gemaakt. Het betreft dus nog niet alle studenten van de in totaal 194.000 studenten die staan ingeschreven op herziene kwalificaties, bijvoorbeeld omdat instellingen ervoor hebben gekozen om de keuzedelen later in de opleiding te programmeren en daarom de student ook pas later de keuze voorleggen welk keuzedeel ze willen volgen.
Voor alle keuzedelen die studenten volgen worden examens afgenomen.
33
Wat is de specificatie van de «incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur» en wat is de verklaring van de verhoging van het oorspronkelijke budget?
Het budget voor «incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur» valt onder de middelen van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) en is bedoeld om uitwisselingen op het gebied van cultuur te stimuleren, bijvoorbeeld door het bevorderden van mobiliteit van Nederlandse studenten naar Duitsland. In de oorspronkelijke begroting van 2017 was een bedrag gereserveerd van € 172.000,–. In de voorjaarsnota heeft er een technisch verkeerde overboeking plaatsgevonden. Dit is in een voetnoot van de voorjaarsnota toegelicht. In de najaarsnota is deze boeking gecorrigeerd en is er € 24.000,– toegevoegd vanwege een mutatie van vrijgekomen HGIS middelen onder de post «Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken».
34
Kunnen onderwijsassistenten met een mbo-opleiding ook aanspraak maken op de subsidie voor zij-instromers vanaf 2018? Zo nee, waarom niet?
Nee. Iedereen die in het zij-instroomtraject zit, komt in aanmerking voor subsidie zij-instroom. Om in aanmerking te komen voor het zij-instroom traject is een HBO/WO diploma nodig.
Het zij-instroomtraject is erop gericht dat een zij-instromer binnen twee jaar kan voldoen aan de vakinhoudelijke, pedagogische en didactische bekwaamheidseisen. Daarbij gaat de lerarenopleiding ervanuit dat de betrokkene al over het vereiste opleidingsniveau beschikt.
Voor onderwijsassistenten zijn andere routes om een bevoegdheid te halen, bijvoorbeeld een hbo-deeltijdopleiding. Dat past beter bij hun vooropleidingen en is bijvoorbeeld te financieren met het levenlanglerenkrediet. Voor enkele beroepsgerichte vakken in het vmbo is mbo 3 of mbo 4 overigens wel voldoende om het zij-instroomtraject te starten.
35
Wat is de verklaring van het verschil tussen het begrote bedrag voor «culturele basisinfrastructuur» en het gerealiseerde bedrag?
Uw vraag heeft betrekking op de wijziging van de begrotingsstaten samenhangend met de Najaarsnota. Hierin zijn geen gerealiseerde bedragen vermeld.
Bij Voorjaarsnota zijn middelen voor loon- en prijsbijstelling 2017 toegevoegd aan begrotingsartikel 14. De loon- en prijsbijstellingsmiddelen voor het financieel instrument «bekostiging» zijn in eerste instantie, bij Voorjaarsnota, volledig geboekt ten gunste van het onderdeel «culturele basisinfrastructuur». Bij Miljoenennota en Najaarsnota heeft een doorverdeling plaatsgevonden ten gunste van andere onderdelen van de bekostiging (bij Miljoenennota met name naar de Erfgoedwet en bij Najaarsnota met name naar de monumentenzorg), met als gevolg een lagere raming bij het onderdeel «culturele basisinfrastructuur».
36
Wat is de verklaring van het verschil tussen het begrote bedrag voor «monumentenzorg» en het gerealiseerde bedrag?
Uw vraag heeft betrekking op de wijziging van de begrotingsstaten samenhangend met de Najaarsnota. Hierin zijn geen gerealiseerde bedragen vermeld.
Bij Miljoenennota is de raming met € 6 miljoen verlaagd doordat vanuit het onderdeel «monumentenzorg» de volgende bedragen zijn overgeboekt:
• € 4 miljoen naar de provincie Utrecht voor restauratie van de Domtoren;
• € 1,5 miljoen naar het financieel instrument «opdrachten», onderdeel «archeologie», voor het bergen van VOC-schip De Rooswijk;
• € 0,5 miljoen naar het financieel instrument «subsidies», onderdeel «specifiek cultuurbeleid», voor projectsubsidies voor erfgoedmanifestaties aan het Mondriaanfonds en het Fonds Cultuurparticipatie.
Bij Najaarsnota zijn vanuit het onderdeel «culturele basisinfrastructuur» middelen voor prijsbijstelling (€ 2,45 miljoen) overgeboekt naar het onderdeel «monumentenzorg» (zie ook het antwoord op vraag 35).
37
Wat is de verklaring van het verschil tussen het begrote bedrag voor «cultuureducatie met kwaliteit» en het gerealiseerde bedrag?
Uw vraag heeft betrekking op de wijziging van de begrotingsstaten samenhangend met de Najaarsnota. Hierin zijn geen gerealiseerde bedragen vermeld.
Bij Najaarsnota is de raming voor de Regeling Cultuureducatie met kwaliteit, die wordt uitgevoerd door het Fonds Cultuurparticipatie, verhoogd met € 0,218 miljoen. Achtergrond van deze verhoging is dat voor de periode 2017–2020 nieuwe afspraken zijn gemaakt met medeoverheden over deze Regeling, waarbij de rijksbijdrage is geactualiseerd op basis van eerder afgesproken parameters.
38
Hoe komt het dat 7 miljoen euro van de subsidies in het primair onderwijs niet is gebruikt?
Van de voor 2017 geraamde subsidies in het primair onderwijs is ca € 2,9 miljoen niet besteed als gevolg van de vertraging van de uitvoering van de regelingen herintreders en curriculumontwikkeling. De uitvoering van deze regelingen was beoogd in 2017 maar verschuift naar 2018. Daarnaast zijn in 2017 de uitgaven voor de activiteiten uit het sectorakkoord te weten Goed worden goed blijven, Q voor besturen en Beter en slimmer ICT, lager uitgevallen waardoor een deel van de middelen is vrijgevallen (€ 4,1 miljoen).