Ontvangen 6 maart 2018
Inhoudsopgave |
blz. |
|
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Voorgeschiedenis en totstandkoming herindelingsadvies |
1 |
3. |
Toets aan het Beleidskader gemeentelijke herindeling |
2 |
4. |
Financiële aspecten |
3 |
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de opmerkingen van de fracties van de VVD en de ChristenUnie en de vragen en opmerkingen van de fracties van het CDA, D66, GroenLinks en de SP in het verslag. Bij de beantwoording van de vragen heb ik de volgorde van het verslag aangehouden.
De leden van de CDA-fractie waarom het herindelingsadvies en de bijbehorende reactienota niet als bijlagen bij de memorie van toelichting zijn opgenomen. Anders dan in voorgaande jaren heeft de regering ervoor gekozen het herindelingsadvies aan de Minister van BZK, dat strikt genomen geen deel uitmaakt van het wetsvoorstel, op digitale wijze beschikbaar te stellen. Bij deze keuze speelt een rol dat herindelingsadviezen de afgelopen jaren omvangrijker zijn geworden en veelal van een groot aantal bijlagen worden voorzien, met een totale omvang van soms honderden pagina’s. Het meezenden van deze documenten in fysieke vorm leidt op verschillende momenten in het wetgevingsproces tot een papierproductie die niet past in het streven van de rijksoverheid om papierverspilling tegen te gaan. Om ervoor te zorgen dat de Kamers en anderen van de herindelingsadviezen en de achterliggende stukken kennis kunnen nemen, is ervoor gekozen deze documenten, in aanvulling op de beschikbaarstelling via gemeenten en provincies, op www.rijksoverheid.nl te publiceren.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering hoe de inwoners, maatschappelijke organisaties en de lokale politiek betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het voorstel tot herindeling. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is beschreven hoe het voorstel vanaf 2011 tot stand is gekomen en hoe de raden, maatschappelijke organisaties en inwoners daarbij zijn betrokken. Het lokale politieke draagvlak is groot. Dat blijkt onder meer uit het feit dat de herindeling door de gemeenteraden zelf is geïnitieerd en dat het herindelingsontwerp en het herindelingsadvies met grote meerderheid van stemmen zijn vastgesteld. In 2016, voorafgaand aan de vaststelling van het herindelingsontwerp, hebben de gemeenten het maatschappelijk draagvlak op diverse wijzen getoetst. In het kader van een onderzoek naar intensieve samenwerking en herindeling dat is uitgevoerd door onderzoeksbureau Twynstra Gudde is veelvuldig contact met inwoners en ondernemers gezocht. Onder het motto «Samen met de buren» zijn een bewonersavond en dialoogsessies georganiseerd en is er een online campagne gestart op diverse (sociale) mediakanalen. Uit het onderzoek bleek dat een herindeling de beste oplossing was en een goede basis zou bieden om de kwaliteit van de (ambtelijke) organisatie te verbeteren. De raadsfracties hebben contact gezocht met de eigen achterban om de conclusie van het onderzoek te bespreken.
Ook na de vaststelling van het herindelingsontwerp hebben de gemeenten zich ingezet om het draagvlak onder inwoners te onderzoeken en te bevorderen. Zo zijn er inloopavonden georganiseerd, is er een enquête gehouden en zijn bestuurders met de zogenaamde «fusietuktuk» in beide gemeenten met inwoners in gesprek gegaan. Daarnaast hebben de gemeenten aandacht besteed aan online voorlichting: zij hebben een speciale webpagina ingericht met informatie over de herindeling en een vragenuur op Facebook georganiseerd. De gemeenten zijn van oordeel dat hiermee een groot bereik is verkregen in beide gemeenten en zij zijn overtuigd van het draagvlak onder inwoners voor de herindeling.
De leden van de SP-fractie vragen of een meerderheid van de inwoners voor de herindeling is en, indien er geen burgerraadpleging heeft plaatsgevonden, waarom daarvoor niet is gekozen. Zoals hiervoor al uiteen is gezet, zijn de inwoners van de gemeenten op verschillende momenten geraadpleegd. Het is op grond van het Beleidskader gemeentelijke herindeling primair aan het gemeentebestuur om te bepalen hoe het maatschappelijk draagvlak voor een herindeling wordt onderzocht. Voor de beoordeling van het maatschappelijk draagvlak is niet vereist dat een referendum heeft plaatsgevonden. De gemeenten hebben niet voor een referendum gekozen, mede omdat Noordwijkerhout geen referendumverordening heeft. Op basis van de hierboven beschreven acties zijn de gemeenten ervan overtuigd dat zij een goed beeld hebben van het draagvlak, dat zij als voldoende beoordelen.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de betekenis van de constatering dat de gemeenten in de regio kansen laten liggen op met name het gebied van infrastructuur en economische ontwikkeling. In de afgelopen jaren hebben deze gemeenten vooral op het brede economisch terrein kansen laten liggen. Uit een onderzoek van Berenschot blijkt dat de gemeenten in de Duin- en Bollenstreek uiteenlopende economische prioriteiten hadden en onvoldoende urgentie voelden om gezamenlijk stappen te zetten richting een integrale economische agenda. De kansen die de regio heeft laten liggen hebben met name betrekking op de bedrijfstakken kust en duin, bloembollen, ruimte en toerisme. Ook de ontsluiting van de regio liet destijds te wensen over. Inmiddels hebben de gemeenten in de regio Duin- en Bollenstreek in reactie hierop in 2017 een economisch programma vastgesteld met tien prioriteiten en een daarbij behorend startbudget beschikbaar gesteld. Volgens de provincie is het bedrijfsleven in deze regio van mening dat de gemeenten nu op de goede weg zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de toegankelijkheid en bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen gewaarborgd blijft in de nieuwe gemeente. In de nieuw te vormen gemeente liggen vier kernen, ieder met een ander karakter, andere prioriteiten en andere ambities. Wat de kernen delen, is de verbondenheid en de grote betrokkenheid van de bevolking in de vorm van een sterk verenigingsleven en participatie in de samenleving. De nieuwe gemeente Noordwijk zal daarom sterk inzetten op een adequaat kernenbeleid met als uitgangspunt dat het huidige voorzieningenniveau gehandhaafd blijft. Daarom zal ook in de nieuwe gemeente worden ingezet op mobiliteit en toegankelijkheid van voorzieningen voor kwetsbare groepen, bijvoorbeeld door meer hoogwaardig openbaar vervoer en de inzet van de regiotaxi. De gemeenten ambiëren een faciliterende (dienstbare) bestuursstijl die sterk anticipeert op behoeften van een kern. In deze visie leidt een schaalvergroting niet tot verwijdering, maar tot een directere verbinding tussen de nieuwe gemeente en de afzonderlijke kernen.
De leden van de SP-fractie vragen waarop de verwachting is gebaseerd dat de structurele verlaging van de algemene uitkering wordt opgevangen door de te verwachten vermindering van de bestuurskosten en andere efficiencyvoordelen van de nieuwe organisatie. De verlaging van de algemene uitkering houdt vooral verband met het wegvallen van het vaste bedrag dat iedere gemeente ontvangt. In de huidige situatie ontvangen beide gemeenten dit bedrag; na de herindeling is dat alleen de nieuwe gemeente. De verwachting dat tegenover deze verlaging een structurele financiële besparing staat, is onder meer gebaseerd op het gegeven dat de nieuwe gemeente minder bestuurders zal tellen (van twee naar één burgemeester, gemeentesecretaris en griffier; minder wethouders). De mogelijke efficiencyvoordelen van de nieuwe organisatie houden verband met het samenvoegen van de verschillende organisaties en het kunnen voorzien in meer specialistische functies. In welke mate dergelijke voordelen worden behaald, hangt vanzelfsprekend af van de sturing daarop door de nieuwe gemeente.
Op grond van de maatstaf herindeling krijgen de gemeenten voor de kosten om de herindeling te realiseren (frictiekosten) een uitkering uit het gemeentefonds, die over een periode van vijf jaar wordt uitgekeerd. Het vorige kabinet heeft deze maatstaf verruimd. In dit geval gaat het om een uitkering van ongeveer € 5,8 miljoen. Uit de herindelingsscan door onderzoekbureau BMC blijkt daarnaast dat beide gemeenten financieel gezond zijn en over voldoende weerstandscapaciteit beschikken om eventuele risico’s af te dekken. Het ligt dan ook niet in de lijn der verwachting dat er incidentele of structurele financiële tekorten ontstaan als gevolg van de herindeling.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren