Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2017
Op 7 oktober jl. is het wetsvoorstel Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstuk 34 801). Op 9 oktober jl. heeft de toenmalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een ingrijpende nota van wijziging1 op dit wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gestuurd zonder daarover vooraf advies te vragen aan de Afdeling advisering van de Raad van State (Kamerstuk 34 801, nr. 5). De vaste commissie voor SZW stelt daarom aan de Tweede Kamer voor om de Afdeling advisering van de Raad van State te verzoeken2 de volgende voorlichtingsvraag te beantwoorden met betrekking tot deze nota van wijziging:
Kan de Afdeling advisering een inhoudelijke beoordeling van de nota van wijziging geven, als zou deze als een zelfstandig wetsvoorstel ter advisering zijn voorgelegd aan de Afdeling advisering?
De vaste commissie voor SZW stelt de Tweede Kamer voor in te stemmen met deze voorlichtingsvraag, opdat deze kan worden doorgeleid aan de Afdeling advisering van de Raad van State.
Volledigheidshalve informeer ik u dat de vaste commissie voor SZW de Minister van SZW per brief heeft bericht dat zij hecht aan een zorgvuldig wetgevingsproces en in dit kader wijst op Aanwijzing 277 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, waarin wordt aangegeven dat over ingrijpende wijzigingen in een wetsvoorstel de Afdeling advisering van de Raad van State wordt gehoord. Deze brief treft u aan als bijlage.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rog
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Esmeijer
In de procedurevergadering van 14 november jl. heeft de commissie gesproken over uw brief van 8 november jl., waarin u de Tweede Kamer in overweging geeft zelf aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorlichting te vragen over de nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen (Kamerstuk 34 801, nr. 8).
In bijlage 2 treft u een inhoudelijke reactie aan op uw brief. Hierin wordt ook ingegaan op de mogelijkheid van de Tweede Kamer om de regering te verzoeken advies te vragen aan de Afdeling advisering van de Raad van State.
In algemene zin wil ik u erop attenderen dat de commissie hecht aan een zorgvuldig wetgevingstraject, waarbij een advies van de Afdeling advisering van de Raad van State een essentiële informatiebron is, teneinde inzicht te krijgen in de beleidsmatige- en juridische kwaliteit van een wetsvoorstel. Dit geldt uiteraard zeker ook voor fundamentele wijzigingen, die na indiening van een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden voorgelegd. Ik wil u hierbij wijzen op Aanwijzing 277 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, waarin wordt aangegeven dat over ingrijpende wijzigingen in een wetsvoorstel de Afdeling advisering van de Raad van State wordt gehoord.
De commissie vertrouwt erop dat u zich in bovenstaande lijn kunt vinden en in de toekomst in overeenstemming met Aanwijzing 277 zal handelen.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rog
Uw opmerking dat het niet meer mogelijk is dat bewindspersonen een verzoek tot (spoed)advies op een reeds bij de Kamer ingediende nota van wijziging bij de Afdeling advisering van de Raad van State doen, nu de Kamer op grond van artikel 21a van de Wet op de Raad van State de mogelijkheid heeft om zelf voorlichting te vragen, strookt niet met de bedoeling van de wetgever ten aanzien van dit wetsartikel.
De toelichting bij de derde nota van wijziging (Kamerstuk 30 585, nr. 10) waarmee in de Wet op de Raad van State werd geregeld dat de Kamer zelf voorlichting kan vragen, vermeldt dat de Kamers zelf kunnen kiezen tussen de zogenoemde U-bochtconstructie (waarbij de Kamers de regering kunnen verzoeken advies te vragen aan de Afdeling advisering van de Raad van State) en het zelfstandig vragen van voorlichting.
Dit betekent dat de Kamer kiest en dat het een het ander niet uitsluit. Toenmalig Minister Remkes heeft tijdens de plenaire behandeling het volgende gezegd (Handelingen II 2006/07, nr. 43, bladzijde 2493–2512) over het volgen van de U-bochtconstructie: «Naar mijn overtuiging is het kabinet in het wetgevingsproces steevast bereid deze constructie te volgen als de meerderheid van de Kamer dat wenst.»
Ook komt uit genoemde plenaire behandeling naar voren dat het vragen van voorlichting juist niet de wenselijke c.q. aangewezen weg is bij nota’s van wijziging en amendementen.