Ontvangen 17 november 2017
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «het belastingtijdvak dat aanvangt op 1 januari 2018» vervangen door: een belastingtijdvak dat aanvangt in 2018.
2. In het derde lid wordt «het belastingtijdvak dat aanvangt op 1 januari 2018» vervangen door: een belastingtijdvak dat aanvangt in 2018, maar uiterlijk over het belastingtijdvak waarin het goed of de dienst in gebruik is genomen,.
Mede naar aanleiding van het verzoek van de Tweede Kamer om het overgangsrecht in het wetsvoorstel te versoepelen, stelt het kabinet voor om de landbouwers meer tijd te geven bij de toepassing van dat overgangsrecht. De toepassing van het overgangsrecht betekent voor landbouwers immers, dat zij aankoopfacturen van vóór 1 januari 2018 moeten verzamelen en dat zij de aftrek in één keer moeten vaststellen. Dit kan in voorkomende gevallen een behoorlijke administratieve last zijn. Daarom wordt voorgesteld dat de landbouwer die onder de btw-landbouwregeling viel niet slechts het eerste kwartaal van 2018 maar het hele jaar 2018 de tijd heeft om zijn recht op aftrek in één keer te effectueren.
In het wetsvoorstel is vastgelegd dat de landbouwer die op 31 december 2017 gebruikmaakt van de landbouwregeling van de Wet op de omzetbelasting 1968, de btw die in rekening is gebracht wegens de aanschaf van zijn investeringsgoederen die op 1 januari 2018 bij hem in gebruik zijn, voor de resterende herzieningsperiode in één keer in aftrek moet brengen. Voorwaarde is in dat kader dat aannemelijk is gemaakt dat deze goederen voor de resterende herzieningsperiode voor belaste handelingen gebruikt zullen worden. Deze aftrek «in-één-keer» moet de landbouwer op grond van het wetsvoorstel doen op de btw-aangifte over het belastingtijdvak dat aanvangt op 1 januari 2018. Hetzelfde is van toepassing voor alle goederen en diensten die de hiervoor genoemde landbouwer vóór 1 januari 2018 heeft aangeschaft, maar op 1 januari 2018 nog niet in gebruik heeft genomen. Ook hier moet de aftrek van de ter zake van de aanschaf van deze goederen en diensten in rekening gebrachte btw op grond van het wetsvoorstel in het eerste belastingtijdvak van 2018 plaatsvinden overeenkomstig de als gevolg van de afschaffing van de btw-landbouwregeling gewijzigde bestemming van deze goederen en diensten.
Met deze nota van wijziging wordt het wetsvoorstel aangepast in die zin dat de bovengenoemde landbouwer de btw die in rekening is gebracht wegens de aanschaf van zijn investeringsgoederen die op 1 januari 2018 bij hem in gebruik zijn voor de resterende herzieningsperiode in één keer in aftrek moet brengen op een btw-aangifte over een door de landbouwer zélf te kiezen belastingtijdvak dat aanvangt in 2018. Hierdoor kan deze landbouwer er bijvoorbeeld voor kiezen om de herziening in één keer te doen in de aangifte van het laatste kwartaal van 2018. Hierdoor heeft hij veel meer tijd heeft om zich voor te bereiden. Om dezelfde reden wordt het wetsvoorstel in die zin gewijzigd dat de bovengenoemde landbouwer met betrekking tot de daar bedoelde goederen en diensten die op 1 januari 2018 nog niet in gebruik zijn genomen, eveneens de aftrek van de ter zake van de aanschaf van deze goederen en diensten in rekening gebrachte btw moet aangeven op een aangifte over een door de landbouwer zélf te kiezen belastingtijdvak dat aanvangt in 2018 overeenkomstig de als gevolg van de afschaffing van de landbouwregeling gewijzigde bestemming van deze goederen en diensten. De landbouwer moet de btw uiterlijk in aftrek brengen in de btw-aangifte over het belastingtijdvak waarin de landbouwer de goederen en diensten in gebruik neemt.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
De voorstellen in deze nota van wijziging zijn beoordeeld met de uitvoeringstoets nieuwe stijl. Voor de wijzigingen geldt dat de eerder uitgebrachte uitvoeringstoets onverkort van kracht is. De nota van wijziging heeft geen gevolgen voor de uitvoeringskosten van de Belastingdienst.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel