Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2017
Hierbij bied ik u een nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2018 aan (Kamerstuk 34 785, nr. 8).
Regeerakkoord
Tijdens het wetgevingsoverleg pakket Belastingplan 2018 op 30 oktober 2017, heb ik een nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2018 aangekondigd. In deze nota van wijziging zijn voorstellen opgenomen met betrekking tot verschillende onderwerpen uit het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst», dat op 10 oktober 2017 is gepresenteerd. Het gaat om fiscale maatregelen die op grond van het regeerakkoord per 1 januari 2018 in werking dienen te treden of die op 1 januari 2018 vast moeten staan om op 1 januari 2019 in werking te kunnen treden, bijvoorbeeld vanwege de noodzakelijke systeemwijzigingen bij de Belastingdienst.
In deze nota van wijziging wordt allereerst een aanpassing van de vermogensrendementsheffing met ingang van 1 januari 2018 voorgesteld. Binnen de huidige systematiek stelt het kabinet voor sneller aan te sluiten bij het (gemiddelde) werkelijk rendement door voor het rendement over het spaargedeelte gebruik te maken van meer actuele cijfers. Tevens stelt het kabinet in deze nota van wijziging voor het heffingvrije vermogen te verhogen naar € 30.000 (€ 60.000 gezamenlijk voor fiscale partners). In lijn met de afbouw van de uitbetaalbaarheid van de algemene heffingskorting (bij voldoende partnerinkomen) wordt in deze nota van wijziging verder voorgesteld de uitbetaalbaarheid van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) en arbeidskorting (bij voldoende partnerinkomen) vanaf 1 januari 2019 af te bouwen. Het kabinet stelt daarnaast voor de ouderenkorting per 1 januari 2019 met € 160 te verhogen en een geleidelijke inkomensafhankelijke afbouw te introduceren. In deze nota van wijzing worden verder twee maatregelen in de vennootschapsbelasting voorgesteld. Het gaat daarbij om het terugdraaien van de verlenging van de eerste tariefschijf zoals opgenomen in het Belastingplan 2017 en het per 1 januari 2018 verhogen van het effectieve tarief van de innovatiebox naar 7%. Ten slotte stelt het kabinet voor de tabaksaccijns taakstellend te verhogen voor de jaren 2018 tot en met 2021.
Vragen parlementaire proces pakket Belastingplan 2018
Ik maak tevens van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te beantwoorden die eerder in het parlementaire proces bij de behandeling van het pakket Belastingplan 2018 door uw Kamer zijn gesteld en betrekking hebben op de maatregelen in deze nota van wijziging.
Box 3
Tijdens het wetgevingsoverleg heeft mevrouw Leijten mij gevraagd te garanderen dat de voorgestelde wijzigingen voor de vermogensrendementsheffing een voordeel zijn voor de kleine spaarder en niet voor grote beleggers. Zoals in de toelichting op de nota van wijziging is opgenomen zal het forfaitaire rendement als gevolg van de voorstellen voor wijziging van de vermogensrendementsheffing dichter aansluiten bij het gemiddelde werkelijke rendement, doordat voor het rendement over het aan het spaardeel toegerekende gedeelte van de grondslag gebruik wordt gemaakt van actuelere cijfers. Voor het vermogensdeel tot € 100.000 weegt het spaardeel 67%, voor het vermogensdeel tussen € 100.000 en € 1.000.000 21% en voor het vermogensdeel boven een miljoen weegt het spaardeel 0%. Daarnaast wordt voorgesteld het heffingvrije vermogen te verhogen naar € 30.000. Het heffingvrije vermogen voor fiscale partners gezamenlijk wordt dan € 60.000. Zoals blijkt uit de in de toelichting op de nota van wijziging opgenomen grafiek met de gemiddelde belastingdruk naar de hoogte van box 3-vermogen, daalt de gemiddelde belastingdruk als gevolg van de voorstellen bij een vermogen tot € 30.000 naar nul. De gemiddelde belastingdruk bij een box 3-vermogen van € 100.000 daalt van 0,6% volgens het systeem 2017 naar 0,4% op basis van het voorstel. Daarnaast heeft de verhoging van het heffingvrije vermogen een doorwerking op toeslagen. Een hoger heffingvrij vermogen zorgt ervoor dat meer mensen recht krijgen op toeslagen. Kortom, beide wijzigingen van de vermogensrendementsheffing betreffen voornamelijk een voordeel voor de kleine spaarder.
Mevrouw Leijten heeft tijdens het wetgevingsoverleg tevens gevraagd naar de tijdlijn waarop de wijzigingen van de vermogensrendementsheffing uitvoerbaar zijn. Het aanpassen van het heffingvrije vermogen en het spaarrendement zoals opgenomen in de nota van wijziging, zijn zogenoemde parameteraanpassingen. Zoals eerder aangegeven in de parameterbrief1, kunnen dergelijke parameteraanpassingen tot 22 november 2017 nog worden verwerkt in de voorlopige aanslagen over het jaar 2018. Deze aanslagen worden eind 2017 opgelegd.
Ouderenkorting
De heer Van Rooijen heeft bij het verslag op het Belastingplan 2018 gevraagd wat het kost om de ouderenkorting voor hoge inkomens te handhaven, als de ouderenkorting wordt afgebouwd conform het regeerakkoord. Ik neem aan dat bedoeld wordt het lage bedrag van de ouderenkorting (dat in 2017 € 71 bedraagt) te handhaven en te blijven indexeren in plaats van naar € 0 af te bouwen. Dit zou betekenen dat de ouderenkorting met 15% wordt afgebouwd vanaf de huidige inkomensgrens, maar niet verder dan tot het bedrag van € 73 in 2019. De extra kosten hiervan (ten opzichte van afbouwen met hetzelfde percentage naar € 0) bedragen circa € 25 miljoen per jaar.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel