Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2017
Mijn ambtsvoorganger heeft in een brief aan uw Kamer van 27 september jongstleden aangegeven dat er discussie bestaat tussen de directies van de abortusklinieken, en ook tussen de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie en het Nederlands Genootschap van Abortusartsen, over de noodzaak van de aanwezigheid van een anesthesist in de kliniek, wanneer er sedatie wordt toegediend bij vrouwen die een zwangerschapsafbreking ondergaan (Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 11). In deze brief heeft mijn voorganger ook gemeld dat zij de beroepsgroepen gevraagd heeft, om met elkaar in gesprek te gaan en mij van de uitkomsten van dat gesprek op de hoogte te stellen. Ambtelijk VWS heeft het gesprek gefaciliteerd.
De uitkomst van het overleg is dat de beroepsgroepen het principieel niet met elkaar eens zijn. De richtlijn sedatie en/of analgesie die aan de basis ligt van het verschil van inzicht wordt op korte termijn herzien. De aanvraag hiervoor is reeds gedaan. Gezien de discussie zie ik geen aanknopingspunten dat de beroepsgroepen bij de herziening van de richtlijn wel tot een gezamenlijk standpunt komen. Daarom ben ik van plan om dit verschil van inzicht voor te leggen aan het Zorginstituut Nederland. Tot die tijd zal de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd i.o. bepalen op welke norm er gehandhaafd zal worden.
Zodra ik het oordeel van het kwaliteitsinstituut heb ontvangen, zal ik u hiervan op de hoogte stellen.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins