Voorgesteld 5 juli 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog veel onduidelijkheid is over de uiteindelijke invulling van de maatschappelijke diensttijd en over de bereidheid tot deelname aan de maatschappelijke diensttijd onder jongeren, maar dat verschillende onderzoeksprojecten hierin meer duidelijkheid zullen verschaffen;
constaterende dat de kosten voor de invoering van de maatschappelijke diensttijd uiteindelijk structureel 100 miljoen euro zullen bedragen;
van mening dat voor een structurele besteding van 100 miljoen euro een serieuze afweging nodig is op basis van heldere informatie;
verzoekt de regering, voor het voorjaar van 2019 een «go/no go»-moment in te bouwen met betrekking tot de invoering van de maatschappelijke diensttijd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hijink
Westerveld