Gepubliceerd: 19 september 2017
Indiener(s): Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34775-XII-2.html
ID: 34775-XII-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

   

Pagina

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

1.

LEESWIJZER

6

     

2.

BELEIDSAGENDA

9

     

3.

DE BELEIDSARTIKELEN

27

 

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid

27

 

Beleidsartikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

42

 

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

56

 

Beleidsartikel 15 OV-keten

65

 

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

66

 

Beleidsartikel 17 Luchtvaart

77

 

Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens

89

 

Beleidsartikel 19 Klimaat

98

 

Beleidsartikel 20 Lucht en geluid

107

 

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid

113

 

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

122

 

Beleidsartikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

134

 

Beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht

138

 

Beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering

144

 

Beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen

145

     

4.

DE NIET–BELEIDSARTIKELEN

153

 

Niet-beleidsartikel 97 Algemeen Departement

153

 

Niet-beleidsartikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement

156

 

Niet-beleidsartikel 99 Nominaal en Onvoorzien

160

     

5.

BEGROTING AGENTSCHAPPEN

161

 

Agentschap Rijkswaterstaat

161

 

Agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport

173

 

Agentschap Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

178

 

Agentschap Nederlandse Emissieautoriteit

185

     

6.

BIJLAGEN

190

 

Bijlage 1 ZBO en RWT’s

190

 

Bijlage 2 Verdiepingsbijlage

193

 

Bijlage 3 Moties en toezeggingen

215

 

Bijlage 4 Subsidieoverzicht

262

 

Bijlage 5 Evaluatie- en overig onderzoek

272

 

Bijlage 6 Overzichtsconstructie Milieu

290

 

Bijlage 7 Afkortingenlijst

295

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen. Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota. Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen agentschappen Rijkswaterstaat (RWS), Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) en de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

B. BEGROTINGSTOELICHTING

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft drie begrotingen:

  • 1. de voorliggende beleidsbegroting Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting,

  • 2. de begroting van het Infrastructuurfonds (Hoofdstuk A van de Rijksbegroting) en

  • 3. de begroting van het Deltafonds (Hoofdstuk J van de Rijksbegroting).

De twee fondsbegrotingen van IenM, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds, worden gevoed vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII via beleidsartikel 26 (Bijdrage Investeringsfondsen).

In de beleidsbegroting Hoofdstuk XII worden de uitgaven geraamd en verantwoord voor de beleidsuitgaven van IenM, waaronder beleidsonderzoeken, subsidies en bijdragen aan medeoverheden en/of internationale organisaties. Ook de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement worden begroot op de beleidsbegroting.

Op beide fondsbegrotingen worden de uitgaven aan concrete investeringsprojecten en programma’s geraamd, evenals de uitgaven voor beheer, onderhoud en vervangingen van de infrastructuur. De doelstelling van het Infrastructuurfonds is wettelijk vastgelegd in de Wet op het Infrastructuurfonds (Stb. 1993, 319): «het bevorderen van een integrale afweging van prioriteiten en het bevorderen van continuïteit van middelen voor infrastructuur». De instelling van het Deltafonds is wettelijk geregeld in de Waterwet (Stb. 2009, 107), met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit.

MIRT Overzicht

Alle investeringsprojecten en -programma’s in het Infrastructuurfonds en Deltafonds zijn opgenomen in het MIRT Overzicht. Dit overzicht wordt aan de Tweede Kamer aangeboden op Prinsjesdag en biedt verdieping op de informatie die voor de projecten is opgenomen in het Infrastructuurfonds en Deltafonds. In principe is van ieder investeringsproject en -programma een projectblad opgenomen in het MIRT Overzicht. Om de verbinding tussen de begrotingen van de fondsen en het MIRT overzicht te verhelderen worden vanaf Begroting 2016 in het Infrastructuurfonds en Deltafonds waar mogelijk digitale verwijzingen opgenomen naar het specifieke projectblad in het MIRT Overzicht. Naast specifieke informatie over projecten, biedt het MIRT Overzicht ook meer informatie over de belangrijkste opgaven die spelen in de verschillende MIRT Gebieden, zoals bijvoorbeeld verwoord in de MIRT Gebiedsagenda’s.

Deltaprogramma

Het Deltaprogramma is een nationaal programma. Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen werken hierin samen met inbreng van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Het doel is om Nederland ook voor de volgende generaties te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma wordt naast de lange termijn voorkeursstrategieën ook een overzicht gegeven van de financiële middelen voor het Deltaprogramma, waarvoor het Deltafonds een belangrijk financiële bron is.

De begrotingen van IenM zijn ook digitaal beschikbaar op www.rijksbegroting.nl, het MIRT Overzicht 2018 is te vinden op www.mirtoverzicht.nl en het Deltaprogramma op www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma.

1. LEESWIJZER

Structuur

De opzet en structuur van de begroting voor Hoofdstuk XII zijn gebaseerd op de rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën. De begrotingstoelichting kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag- en behoefte verder kan worden ingezoomd.

  • 1. Allereerst is de begrotings(wet)staat voor Hoofdstuk XII voor het jaar 2018 opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de budgetten die op artikelniveau in de verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld.

  • 2. In de Beleidsagenda is vervolgens een overzicht gegeven van prioriteiten voor 2018 en de hoofdlijnen van het (budgettaire) beleid. Daarna is eerst op hoofdlijnen inzicht verstrekt in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijziging van de begroting. Hiermee kan snel een indruk worden verkregen van de inhoud van dit wetsvoorstel.

  • 3. In de artikelsgewijze toelichting bij dit wetsvoorstel wordt per beleidsartikel beschreven wat per beleidsthema de algemene doelstelling is, wat de rollen en verantwoordelijkheden van de Minister hierbij zijn en welke budgetten er per financieel instrument voor het beleidsthema zijn begroot.

  • 4. In de verdiepingsbijlage (bijlage 2) worden per beleidsartikel de belangrijke mutaties toegelicht. In deze bijlage is door middel van een meerjarige mutatietabel op artikelonderdeelniveau de aansluiting gemaakt tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand. Dit is een aanvulling op de «standen» die in de (niet-)beleidsartikelen zijn opgenomen.

  • 5. De overige bijlagen geven voor enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk meer toelichting of betreffen overzichtsconstructies.

Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer zijn in aanvulling op de rijksbegrotingsvoorschriften de onderstaande punten verwerkt:

  • Het beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen kent de artikelonderdelen bijdrage aan het Infrastructuurfonds en bijdrage aan het Deltafonds. Per artikelonderdeel is een overzicht opgenomen van de bijdrage per modaliteit aan het Infrastructuurfonds en Deltafonds tot en met 2031.

  • Op de beleidsartikelen van Hoofdstuk XII waarop de bijdragen aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds betrekking hebben wordt direct onder de betreffende tabel «budgettaire gevolgen van beleid» extracomptabel de betrokken bijdrage aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds gepresenteerd (zoals opgenomen in artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen). Hiermee worden de beleidsprestaties van de investeringen die worden verantwoord op de investeringsfondsen betrokken bij het formuleren van het integrale beleid, inclusief beleidsindicatoren.

Groeiparagraaf

In de groeiparagraaf worden de belangrijkste verbeteringen in de begroting beschreven ten opzichte van het voorgaande jaar.

Verbeteringen informatievoorziening via de begrotingscyclus

In aanloop naar de begroting 2017 is er door de rapporteurs mw. Visser en dhr. Hoogland namens de vaste Kamercommissie IenM voor de begrotingscyclus samengewerkt met vertegenwoordigers vanuit IenM om tot verbetervoorstellen voor de informatievoorziening via de begrotingscyclus te komen. In het Wetgevingsoverleg Jaarverslagen op 30 juni 2016 hebben zij over hun aanbevelingen gerapporteerd. Naar aanleiding van deze aanbevelingen zijn er reeds in de begroting 2017, het MIRT Overzicht 2017 en het jaarverslag 2016 verbeteringen aangebracht. Deze verbeteringen zijn toegelicht in de groeiparagraaf van de begroting 2017.

In de begroting 2018 en het MIRT Overzicht 2018 zijn de volgende verbeteringen aangebracht:

  • 1. In het MIRT Overzicht 2018 is bij alle projecten de koppeling tussen project- en beleidsdoelstellingen meer expliciet gelegd. Dit is gedaan door in alle projectbladen in het MIRT Overzicht een onderdeel toe te voegen waarin is aangegeven op welke wijze het desbetreffende project een bijdrage levert aan (een van) de beleidsdoelstellingen zoals geformuleerd in de beleidsbegroting van IenM.

  • 2. Conform aankondiging in de begroting 2017 is onderzocht of in het MIRT Overzicht 2018 een financiële eindverantwoording kan worden geïntroduceerd voor opgeleverde projecten in lijn met de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op dat vlak. Uitkomst van dit onderzoek is dat de vanaf het MIRT Overzicht 2017 opgenomen tabel «ontwikkelingen planning en budget» bij alle projecten in de planuitwerking- en realisatiefase vanaf het MIRT Overzicht 2018 jaarlijks met een jaar zal worden uitgebreid. Op deze wijze wordt geleidelijk het overzicht uitgebreid en ontstaat op termijn voor alle projecten het door de Algemene Rekenkamer aanbevolen totaaloverzicht van de ontwikkelingen in de planning en het budget.

  • 3. In het MIRT Overzicht 2018 is voor alle projecten in de realisatiefase de voortgang van de realisatie inzichtelijk gemaakt door in de tabel «gerealiseerd budget» het gerealiseerde budget uit te drukken als percentage van het totale beschikbare budget.

  • 4. In het MIRT Overzicht 2018 is aanvullend inzicht verschaft in de rijksmiddelen die per departement beschikbaar zijn gesteld voor opgaven in het ruimtelijk domein.

  • 5. In bijlage 4 instandhouding van de begrotingen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds is inzicht geboden in de budgetbehoefte voor instandhouding.

Met de doorgevoerde verbeteringen zijn alle aanbevelingen van de rapporteurs mw. Visser en dhr. Hoogland verwerkt. Het komende jaar zal de nadruk liggen op het bevorderen van de kwaliteit van de doorgevoerde verbeteringen.

Nieuwe indicator «Waterhuishouding op orde» artikel 11

In het kader van de nieuwe meerjarige prestatieafspraken (2018–2021) tussen de directoraten-generaal en Rijkswaterstaat over het Beheer en Onderhoud, is gekozen voor een nieuwe indicator die beter aansluit bij de beleidsdoelstellingen voor de waterhuishouding van het Hoofdwatersysteem. De oude indicatoren «Beschikbaarheid Streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet» en «Spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend» zijn vervangen door een indicator «Waterhuishouding op orde». De indicator is uitgebreid omdat in de vorige indicator (beschikbaarheid streefpeilen) alleen het peilbeheer van de genoemde belangrijke watersystemen werd gemeten. In de vernieuwde indicator worden ook de overige peilgereguleerde rijkswateren meegenomen: de Midden Limburgse en Noord Brabantse kanalen, de Twentekanalen, de Noord-Nederlandse en Zeeuwse kanalen. Ook wordt nu in alle jaargetijden gemonitord. Naast het reguliere peilbeheer toont deze indicator ook in hoeverre wateroverlast en -tekorten met de infrastructuur voorkomen kunnen worden en de verzilting bestreden wordt.

Indicatoren Wegen en Verkeersveiligheid artikel 14

Met het toezenden van de Nationale Markt en Capaciteitsanalyse op 1 mei 2017 aan uw Kamer is de indicator voor acceptabele reistijd uit de Nota Mobiliteit en de SVIR vervallen en vervangen door de hoofdwegennet indicator. Hiermee wordt een file top 50 van files met de hoogste economische verlieskosten in beeld gebracht. Daarnaast is afronding van de beleidsdoorlichting voor het beleidsartikel 14 in 2017 voorzien. Hier wordt ook gekeken of de gehanteerde indicatoren, kengetallen en streefwaarden zinvol zijn en hoe de monitoring verbeterd kan worden ingezet om afwegingen bij beleids- en besluitvorming beter te ondersteunen.

Indicatoren Spoorveiligheid artikel 16

In het wetgevingsoverleg met uw Kamer over de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2017 (kamerstuk 34 550 XII, nr. 2) is door het lid Visser gevraagd om een nadere, Nederlandstalige toelichting te geven op de daarin gehanteerde spoorveiligheidsindicatoren. Met ingang van de begroting voor het jaar 2018 is de toelichting op de gehanteerde spoorveiligheidsindicatoren verduidelijkt en zijn deze in lijn gebracht met de Beleidsimpuls Railveiligheid en de nieuwe systematiek.

Verwerking moties

Motie Schouw c.s.

In juni 2011 is de motie Schouw (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-20, nr. 537) aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor IenM heeft de Raad voor 2018 geen specifieke aanbevelingen gedaan (COM 2016; 339).

Motie Hachchi c.s.

In oktober 2012 is de motie Hachchi (Kamerstukken II 2011–2012 33 000 I, nr. 28) aangenomen. Een overzicht van alle rijksuitgaven Caribisch Nederland, inclusief die vanuit de IenM begrotingen, is opgenomen bij de begroting van het BES-fonds.

Motie Leegte c.s.

In januari 2015 is de motie Leegte (Kamerstukken II 2014–2015 30 196, nr. 278) aangenomen. In de begroting van het Ministerie van Economische Zaken wordt daarom een totaaloverzicht gepresenteerd van de maatregelen van alle ministeries in het kader van het Energieakkoord. Hierin zijn ook de maatregelen die onder de verantwoording van IenM vallen opgenomen. Bij de betreffende beleidsartikelen 14 Wegen en verkeersveiligheid en 19 Klimaat worden de maatregelen genoemd.

2. BELEIDSAGENDA

Beleidsagenda 2018

Nederland is een mooi land. Welvarend, met één van de meest concurrerende economieën ter wereld. We hebben een prettige en gezonde leefomgeving. Onze infrastructuur staat wereldwijd in de top-31 en onze kennis over innovatieve oplossingen op het gebied van water, klimaat, fiets en duurzame mobiliteit is overal ter wereld veelgevraagd.

Tegelijkertijd zijn we ook kwetsbaar en staan we voor grote uitdagingen. Onze energie moet duurzamer. Onze mobiliteit slimmer en groener. We moeten ons aanpassen aan klimaatverandering. Leefbare en bereikbare steden zijn allerminst vanzelfsprekend. En we willen naar een economie waarin afval niet bestaat. Daarbij zijn innovatie, kennis en creativiteit belangrijker dan ooit. Aandacht voor het milieu in combinatie met snel en veilig van A naar B. Beschermen tegen overstromingen, door te investeren in veiligheid én te zorgen voor nieuwe natuur. Tegenstellingen omzetten in oplossingen.

We bereiden Nederland voor op de gevolgen van klimaatverandering, zoals wateroverlast en hittestress. We moeten hard werken om ons land bereikbaar te houden en ons vestigingsklimaat aantrekkelijk. We maken keuzes waar we onze woningen bouwen en hoe we verantwoord omgaan met onze natuurlijke omgeving.

Naar een beter Klimaat

Het klimaat- en energiebeleid staat hoog op de politieke agenda en is er brede overeenstemming over de urgentie van het vraagstuk. Het Nederlandse klimaat- en energiebeleid wordt mede bepaald door afspraken op mondiaal en Europees niveau. Zoals het klimaatakkoord van Parijs. Hieraan heeft de Europese Unie en ook Nederland zich gecommitteerd. Dit betekent een drastische beperking van de CO2-uitstoot. De klimaat- en energietransitie die hiervoor nodig is, vraagt een grote inspanning van zowel overheden als burgers en bedrijven. De opgave is complex en vraagt grote investeringen en innovatie. Bovenal is het een grote maatschappelijke opgave: de transitie grijpt direct in in ons dagelijks leven en leefomgeving. We kiezen hiervoor omdat we de stijging van de temperatuur op onze planeet binnen de perken willen houden. Er is een ambitieus en samenhangend pakket aan maatregelen nodig, gericht op een drastische reductie van de CO2-uitstoot. Alleen op die manier is een kostenefficiënte, economisch slimme en geleidelijke transitie mogelijk. Een groene agenda biedt hierbij ook economische kansen. De prijs van schone energie daalt snel. Klimaatbeleid schept nieuwe banen. De transitie is een innovatief proces dat de kracht van de Nederlandse economie en samenleving versterkt. Nauwe samenwerking met andere lidstaten blijft daarbij belangrijk. Niet alleen voor het klimaat, maar ook voor onze concurrentiekracht.

Momenteel wordt Rijksbreed gewerkt aan zogenaamde transitiepaden voor de volgende functionaliteiten: (i) kracht en licht (elektriciteit), (ii) lage temperatuurwarmte (gebouwde omgeving), (iii) hoge temperatuurwarmte (energie intensieve industrie), (iv) mobiliteit en (v) voedsel en natuur. Voor elk transitiepad wordt in kaart gebracht welke maatregelen nodig zijn en wat de innovatieopgave en kennisbehoefte is, om de doelstellingen voor 2030 en 2050 te kunnen realiseren. Hierbij wordt ook gekeken naar de ruimtelijke inpassing op land, zee of in de ondergrond. De transitiepaden stellen een komend kabinet in staat om de benodigde klimaat- en energietransitie nader vorm te geven.

Hierbij moeten de leefomgevingsaspecten een belangrijk aspect worden in energieprojecten, om groter draagvlak te verkrijgen. Tegelijk moet de energietransitie een belangrijker onderdeel worden in ruimtelijke plannen en onderdeel uit gaan maken van andere opgaven in de fysieke leefomgeving (op land en zee, boven en onder de grond). Hiervoor wordt samengewerkt met verschillende regio’s en met de VNG, UvW en het IPO in diverse pilots voor regionale energiestrategieën.

Daarnaast wordt bekeken op welke manier de transitie het best geborgd en georganiseerd kan worden. De samenwerking en verantwoordelijkheidsverdeling met de andere overheden en uitvoeringsorganisaties maakt hier een belangrijk onderdeel van uit, alsmede de betrokkenheid van bedrijven, burgers en andere belanghebbenden.

Naar een betere bescherming tegen overstromingen.

Het Parijse akkoord voorziet ook in maatregelen om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen, zoals een stijgende zeespiegel en toenemende wateroverlast. Nederland anticipeert hierop. Door de wijziging van de Waterwet op 1 januari 2017 gelden in Nederland nieuwe veiligheidsnormen. Daarvoor zullen onder meer primaire waterkeringen nieuwe normen opgelegd krijgen in 2050, en voor het rivierengebied zal verkend worden of dijkversterking en rivierruiming nodig is.

Met een kennisagenda voor de komende jaren zullen de onderwerpen worden aangegeven waarnaar onderzoek gewenst is om de waterveiligheid te realiseren en in stand te houden.

Wereldwijd kampen steden met opgaven rond waterveiligheid en waterzekerheid. Nederland heeft als stedelijke delta veel kennis en ervaring in huis en zet in op de bevordering van een proactieve en preventieve benadering van watergerelateerde risico’s. Een inzet die bijdraagt aan de koploperpositie van Nederland op het gebied van water en klimaat. Hiermee wordt de economische kracht van Nederland in het buitenland versterkt, met name rond adaptatie. Die inzet wordt verder versterkt met de oprichting van het Global Centre of Excellence on Climate Adaptation in Nederland.

Minder Wateroverlast/hittestress

Het klimaat verandert en een groot deel van Nederland ligt (nu al) onder de zeespiegel. Het is belangrijk ons land minder kwetsbaar te maken voor extreme weersomstandigheden en voor de gevolgen van wateroverlast, droogte en hittestress. Die kunnen namelijk zorgen voor frequentere uitval van energie-, telecom- en IT-voorzieningen en een toename van infecties en allergieën. Met het Deltaprogramma en het programma Ruimte voor de Rivier werken we al jaren aan klimaatadaptatie.

Nieuwe thema’s als droogte en hittestress verdienen echter nadrukkelijker aandacht. Gelukkig zien steeds meer partijen in dat adaptatie noodzakelijk is. Zo presenteerden de VNG, IPO en UvW begin 2017 gezamenlijk een investeringsagenda waarin klimaatadaptatie één van de drie prioriteiten is. Eind 2016 heeft het ministerie hiervoor ook de Nationale Klimaatadaptatiestrategie aan de Tweede Kamer aangeboden. Er is in kaart gebracht hoe Nederland zich kan aanpassen aan klimaatverandering. Uitvoering van acties en de resultaten daarvan vinden hun weg naar het Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie.

Op het gebied van ruimtelijke adaptatie met betrekking tot water – de ruimtelijke inrichting aanpassen aan het veranderende klimaat – wordt er door IenM gewerkt binnen het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA), waarvoor verschillende middelen worden ingezet, zoals een stimuleringsprogramma, een citydeal en Living Labs. Maar we zijn er nog niet en er zijn nog veel uitdagingen. Daarom verschijnt op Prinsjesdag 2017 tevens het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (onderdeel van het Deltaprogramma), als onderdeel van het Deltaprogramma 2018.

Naar Schonere lucht

De afgelopen jaren is de luchtkwaliteit aanzienlijk verbeterd. Er resteren nog enkele hardnekkige knelpunten in bepaalde gebieden, zoals die waar zich intensieve veehouderij bevindt (fijnstof) en in enkele binnenstedelijke gebieden (NO2). Daarom wordt de NSL-aanpak voortgezet. Ook wanneer de knelpunten zijn opgelost, kunnen zich gezondheidsrisico’s voordoen vanwege luchtverontreiniging. Het streven is een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, zo wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden2. In overleg met andere overheden, belangenorganisaties en bedrijfsleven zal hiertoe in 2018 een nieuw luchtkwaliteitplan worden opgesteld.

Naar schoner water

De waterkwaliteit is in grote delen van het land de afgelopen jaren duidelijk verbeterd, maar onvoldoende om alle doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) te halen. Daarom geven overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstituten met de op 16 november 2016 ondertekende Intentieverklaring Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater een extra impuls om de waterkwaliteitsdoelen te halen. De prioriteiten zijn nutriënten en mest, gewasbeschermingsmiddelen en het opkomende probleem van medicijnresten in water, daarnaast wordt ingezet op de inrichting van de grote wateren, de bronnen voor drinkwater, de relatie met microplastics en voldoende zoetwater. Dit varieert van maatregelen op het boerenerf tot extra inzet bij de rioolwaterzuivering.

Slimme en duurzame Mobiliteit

Nederland kent een sterke infrastructuur met grote Mainports, goede achterlandverbindingen per water, fijnmazig spoornetwerk en wegennetwerk van wereldkwaliteit. Deze maken de groei van mobiliteit van personen en goederenvervoer mogelijk en dragen daarmee bij aan de economische ontwikkeling van Nederland. Dit is mede dankzij de investeringen die de afgelopen jaren zijn gedaan. De toenemende vraag naar mobiliteit, veranderende economische structuren en een sterkere urbanisatie blijven ons uitdagen om de bereikbaarheid op orde te houden.

Figuur: mobiliteitsontwikkeling in miljard reizigerskilometers, cumulatief.

Figuur: mobiliteitsontwikkeling in miljard reizigerskilometers, cumulatief.

Inzet op innovatie, verduurzaming en verkeersveiligheid

Om Nederland in beweging te houden hebben we nieuwe formules nodig. Formules waarbij we niet alleen bestaande infrastructuur uitbreiden maar ook nieuwe, slimmere vormen van reizen introduceren. Mensen willen zo efficiënt en comfortabel mogelijk van A naar B en daarbij soepel overstappen tussen verschillende vervoermiddelen. Welk vervoermiddel dat is, wordt steeds minder van belang. Mobiliteit wordt een dienst. Ook in het goederenvervoer wordt meer en meer gedacht in multimodale corridors.

Deze transities gaan samen met de eerste stappen in de ontwikkeling van zelfrijdende auto’s, E-Bikes en speed pedelecs, smart shipping, drones maar ook verder in de toekomst liggende ontwikkelingen als de hyperloop. De aandacht voor energieneutrale en duurzame infrastructuur en vervoermiddelen zal daarbij verder toenemen. Als overheid, uitvoeringsorganisaties en inspectie moeten we zorgen dat we klaar zijn voor deze ontwikkelingen en onze infrastructuur en regelgeving hier tijdig op aanpassen. Daarbij draagt het actief inzetten op deze ontwikkelingen bij aan de bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid en biedt het kansen voor de nationale economie. Dit doen we bijvoorbeeld met het uitvoeren van de «Declaration of Amsterdam» en de acties in het kader van het Energieakkoord voor duurzame groei. Zo wordt ingezet op de doorontwikkeling van zelfrijdende voertuigen en een nieuwe brandstoffenmix met biobrandstoffen, waterstof en elektrisch.

In het goederenvervoer en de logistiek werkt IenM met veel partijen samen aan innovatie en verduurzaming. De organisatie van bedrijfsleven, kennisinstellingen, en overheden, in de topsector logistiek, zetten we steeds meer in voor een samenhangende aanpak van maatschappelijke uitdagingen zoals emissievrije stadslogistiek, betere bereikbaarheid en versterking van vestigingsklimaat en internationale concurrentiepositie. Verduurzaming van het goederenvervoer over water en door de lucht vergt tevens internationale afspraken. Nederland blijft zich daarom in internationaal verband inzetten voor het terugdringen van de uitstoot van zeeschepen, binnenvaartschepen en luchtvaart. Ook na het principebesluit van de internationale maritieme organisatie voor een strenge mondiale zwavelnorm in 2020, een nieuwe stikstofdioxidenorm in 2021 en voor de luchtvaart op afspraken voor een mondiaal systeem voor CO2 reductie zoals overeengekomen in Montreal eind 2016.

Naast duurzaamheid en technologische innovatie ziet IenM ook nieuwe vraagstukken op het gebied van veiligheid. Mensen nemen tot op steeds hogere leeftijd deel aan het verkeer en weggebruikers moeten wennen aan nieuwe innovaties. Afgelopen jaren hebben we helaas een stijging in het aantal verkeersdoden gezien. Daarom komt er in 2018 een nieuw Strategisch plan om de volgende stap in verkeersveiligheid te kunnen zetten. Wat betreft de spoorwegen is de inzet te komen tot een Programmabeslissing ERTMS waarmee de realisatiefase start: ERTMS zorgt voor een veiliger spoor, én biedt ook potentiële voordelen op het gebied van betrouwbaarheid, snelheid, capaciteit en grensoverschrijdend treinverkeer.

Op orde houden van de netwerken

Essentieel voor de bereikbaarheid van Nederland blijft het op orde houden van de capaciteit van onze infrastructuur. Vanwege intensief gebruik en veroudering van het netwerk zal in de komende jaren flink geïnvesteerd worden in renovatie en vervanging van kunstwerken om de infrastructuur beschikbaar te houden voor de gebruiker. Op de korte termijn leidt de toename van het aantal verplaatsingen tot een afname van de betrouwbaarheid van reistijden. Daarom wordt o.a. de werkwijze van Beter Benutten na 2017 voortgezet. Zo wordt met de regio’s gewerkt aan een gerichte aanpak voor de korte termijn (2018–2021) die een bijdrage moet leveren aan de oplossing van de stedelijke bereikbaarheidsvraagstukken, maar ook aan de ontwikkeling van nieuwe vervoersconcepten en de reductie van de CO2 uitstoot. Gegeven de opgave is de verwachting dat het vooral zal gaan om thema’s op het gebied van ITS, logistiek, de mobiliteitssector (Mobility as a Service), duurzame mobiliteit en maximaal gebruik van de fiets.

Figuur: ontwikkeling per vervoerwijze naar aantal verplaatsingen (links) en kilometers (rechts) 2014–2040

Figuur: ontwikkeling per vervoerwijze naar aantal verplaatsingen (links) en kilometers (rechts) 2014–2040

In 2017 is de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA) opgeleverd, waarin een integraal beeld van de toekomstige ontwikkeling van vraag en aanbod op het gebied van verkeer en vervoer wordt gegeven. De nieuwe NMCA laat zien dat ook op de lange termijn op al onze netwerken de vraag blijft toenemen, zowel bij hoge als lage groei. De belangrijkste knelpunten gaan zich voordoen in en tussen de grote steden en op de goederencorridors. Om deze groei te kunnen faciliteren en vervoersknelpunten te voorkomen is het belangrijk om het MIRT onverkort uit te voeren. In toenemende mate worden hierbij opgaven integraal onderzocht en uitgewerkt, met als voorbeeld de programma-aanpak van de bereikbaarheid van de noord- en zuidvleugel van de Randstad en in Zuid Nederland (SmartwayZ.NL). Daarbij vindt de voorbereiding van hoogfrequent rijden («spoorboekloos rijden») op de eerste corridor uit het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) plaats, namelijk de corridor Amsterdam – Eindhoven. Dit is de eerste stap waarmee PHS operationeel wordt. Ook onderzoeken we, in vervolg op de actieagenda Schiphol, hoe we gezien de grote groei van de luchtvaart en de capaciteitsontwikkeling de concurrentiepositie van Schiphol kunnen behouden en versterken op een innovatieve, duurzame en veilige manier. Mede doordat de maximaal toegestane 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020 in zicht komen, wordt voorbereid op de gevolgen van de groei voor onder meer veiligheid, hinder voor de omgeving, de grensbewaking en de infrastructuur van de luchthaven. Zo wordt bijvoorbeeld hard gewerkt aan de openstelling van Lelystad Airport in april 2019.

Circulaire Economie: duurzaam omgaan met grondstoffen

Circulaire Economie: duurzaam omgaan met grondstoffen

Het Rijk heeft de ambitie om te komen tot een reductie van het nationale verbruik van primaire grondstoffen van 50% in 2030, als tussenstap naar een volledig circulaire economie in 2050. Strategische doelen daarbij zijn:

  • Niet-duurzame grondstoffen vervangen door duurzame grondstoffen;

  • Producten en grondstoffen langer in gebruik houden;

  • Ontwikkelen en toepassen van nieuwe circulaire producten en diensten.

  • In januari 2017 ondertekenden 180 partijen het Grondstoffenakkoord. Het was het startschot om samen met bedrijven, kennisinstellingen, andere overheden, milieu- en vakbeweging uit te werken hoe we de Nederlandse economie in de toekomst kunnen laten draaien op herbruikbare grondstoffen. Dit jaar stellen we voor de prioriteiten biomassa, voedsel, kunststoffen, maakindustrie bouw en consumptiegoederen concrete plannen vast. Dat wil zeggen: de stappen die we zetten om te komen tot een volledig circulaire economie in 2050. Vanaf 2018 gaan de plannen in uitvoering, worden de voortgang en de effecten nauwkeurig gevolgd en wordt waar nodig bijgestuurd. Het ministerie zet zich daarnaast in voor een ambitieus Europees beleid op dit vlak.

Uitbanning van Schadelijke stoffen

Sommige stoffen willen we juist zo snel mogelijk uitfaseren uit de economie. Asbest is bijvoorbeeld zo’n stof. Daarom is in december 2016 het actieprogramma Programmatische aanpak asbestdaken aangeboden aan de Tweede Kamer. Met dit plan wordt de sanering versneld op gang gebracht. Vanuit het Rijk wordt de subsidieregeling verwijdering asbestdaken gecontinueerd.

Nederland werkt daarnaast in de EU aan een gezamenlijke aanpak van gevaarlijke stoffen, gericht op versnelling en completering van het stoffenbeleid (hormoonverstorende stoffen, cumulatieproblematiek, nanovorm van stoffen). Ook werken overheid, bedrijfsleven en wetenschap samen in het programma Duurzame Veiligheid 2030. Doel van het programma is te komen tot een vitale chemische sector in een veilige omgeving in 2030.

Naar een eenvoudiger omgevingsrecht

De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. «Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit» is het motto. De nieuwe wet zorgt voor minder en overzichtelijke regels, een samenhangende benadering van de leefomgeving, ruimte voor lokaal maatwerk en betere en snellere besluitvorming. Het nieuwe stelsel biedt de instrumenten en flexibiliteit om toekomstige maatschappelijke opgaven in de leefomgeving te verwezenlijken. De transitie naar duurzame energie, de verandering van het klimaat en de opgaven in krimpgebieden vragen om moderne, inzichtelijke regelgeving die snelheid en zorgvuldigheid combineert. Dit doet het Kabinet door deze uitgangspunten die in de Omgevingswet zijn vormgegeven verder uit te werken in de uitvoeringsregelgeving van de Omgevingswet. En door de digitale ondersteuning van de Omgevingswet te realiseren.

Implementatie

De implementatie van de Omgevingswet is een grote opgave voor de overheden en uitvoeringsorganisaties en essentieel voor het behalen van de doelen van de stelselherziening. Daarom hebben het Rijk, de VNG, het IPO en de UvW in 2015 in een bestuursakkoord afgesproken hier samen een interbestuurlijk programma voor op te zetten.

Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) is de digitale ondersteuning van de Omgevingswet. Het DSO is een geordend en verbonden geheel van afspraken, ICT-voorzieningen, registraties gegevensverzamelingen en bronnen. Met dit systeem kunnen initiatiefnemers, belanghebbenden en bevoegd gezag de informatie raadplegen die zij nodig hebben bij het gebruik van de Omgevingswet. Het DSO wordt gefaseerd gerealiseerd. Bij inwerkingtreding van de wet kunnen vergunningen digitaal worden aangevraagd, meldingen digitaal worden gedaan en is er een voorziening waarmee burgers en bedrijven omgevingsdocumenten kunnen raadplegen

Naar een Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De stijgende bevolking, de blijvende vraag naar mobiliteit en de benodigde klimaattransitie hebben allemaal een ruimtebeslag en vragen daarom om keuzes. De nieuwe Omgevingswet verplicht het rijk een omgevingsvisie op te stellen. Deze Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de integrale langetermijnvisie (2030–2050) van het Rijk over de noodzakelijke en de gewenste ontwikkeling naar een duurzame fysieke leefomgeving. De NOVI moet leiden tot afspraken over de noodzakelijke en gewenste vernieuwingen in de fysieke leefomgeving. Dit doen we, door voor de lange termijn doelen te stellen en deze door te vertalen naar de concrete plannen en projecten voor de kortere termijn. Dit doet de overheid niet alleen, maar samen met alle betrokken overheden en andere maatschappelijke organisaties.

Begroting op hoofdlijnen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de Eerste suppletoire begroting 2017. Een meer gedetailleerd overzicht van de mutaties per artikel is in de verdiepingsbijlage te vinden.

Bedragen x € 1.000

art.

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023–2030

2031

Stand ontwerpbegroting 2017

 

7.994.424

8.340.964

8.449.547

8.592.153

8.798.264

8.846.671

   

Nota's van wijziging

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2017

 

– 122.656

186.060

367.566

128.943

128.549

128.811

Stand 1e suppletoire begroting 2017

 

7.871.768

8.527.024

8.817.113

8.721.096

8.926.813

8.975.482

Belangrijkste mutaties Hoofdstuk XII

 

– 410.680

– 96.365

– 81.220

55.323

19.877

21.979

 

Kaderrelevante mutaties Hoofdstuk XII

                 

1

Bijdrage eID

div.

0

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 13.372

– 1.899

2

MOC Kustwacht

26

– 1.504

– 6.059

– 6.809

– 7.362

– 6.852

– 6.096

– 38.559

– 3.165

3

Wind op zee

26

5.501

4.368

3.345

4.533

       

4

Zoetwatermaatregelen

26

– 9.458

– 9.690

– 12.397

         

5

Kasschuif aardobservatie

23

 

5.000

   

– 5.000

     

6

DBFM conversies

26

– 270.680

– 73.838

– 62.051

60.890

34.566

30.770

227.744

26.382

7

Overboekingen GF/PF/BCF

                 
 

– Grensoverschrijdend Spoorvervoer

26

– 9.458

             
 

– Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn

26

– 146.881

             
 

Diversen

div.

9.905

– 14.146

– 1.308

– 738

– 837

– 695

   
 

Overige mutaties Hoofdstuk XII

                 

8

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

                 
 

– waarvan Infrastructuurfonds

26

– 8.000

– 10.000

– 10.000

– 9.500

– 5.930

     
 

– waarvan Deltafonds

26

8.000

10.000

10.000

9.500

5.930

     

9

Eenvoudig Beter – externe inhuur

                 
 

– waarvan dekking uit apparaatsuitgaven

98

– 1.500

             
 

– waarvan dekking uit nominaal en onvoorzien

99

– 6.000

             
 

– overboeking van XII naar IF

26

7.500

             
 

– overboeking van IF naar XII

26

 

– 5.000

– 2.500

         
 

– apparaatsuitgaven kerndepartement

98

 

5.000

2.500

         

10

Caribisch Nederland – havenprojecten

18

 

8.705

           
   

26

 

– 8.705

           

11

Schadeclaims Schiphol

17

2.000

             

12

ABP pensioenpremie

99

– 8.384

– 8.384

– 8.384

– 8.384

– 8.384

– 8.384

   
 

– Infrastructuurfonds

26

3.912

3.912

3.912

3.912

3.912

3.912

31.296

3.912

 

– Deltafonds

26

1.195

1.195

1.195

1.195

1.195

1.195

9.560

1.195

 

– Hoofdstuk XII

div.

3.277

3.277

3.277

3.277

3.277

3.277

   

13

Loon- en prijsbijstelling

99

– 103.719

– 115.227

– 114.908

– 116.731

– 117.958

– 118.518

   
 

– waarvan Infrastructuurfonds

26

66.079

73.460

73.636

74.632

73.147

75.033

600.264

75.033

 

– waarvan Deltafonds

26

10.720

13.825

13.698

14.622

16.577

15.220

121.760

15.220

 

– waarvan Hoofdstuk XII

div.

26.920

27.942

27.574

27.477

28.234

28.265

   

14

Eindejaarsmarge

99

– 17.805

             

15

Thermphos

99

27.700

             

Stand ontwerpbegroting 2018

 

7.461.088

8.430.659

8.735.893

8.776.419

8.946.690

8.997.461

Ad 1. Door het Ministerie van BZK is in kaart gebracht dat voor de stelselkosten van het programma eID structureel € 16 miljoen is benodigd vanaf 2018. Dit betreft de totale bijdrage vanuit Hoofdstuk XII, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

Ad 2. De ministeries van IenM, VenJ, EZ, Financiën en Defensie investeren in een Maritiem Operatiecentrum (MOC) voor de Kustwacht. Bij Begroting 2018 worden middelen overgeheveld naar het Ministerie van Defensie. Dekking vindt plaats uit artikelonderdeel 18.11 op het IF. Artikel 26 op Hoofdstuk XII is het voedingsartikel voor de fondsen, daarom loopt deze overboeking via artikel 26.

Ad 3. In het kader van het project Wind op Zee worden er middelen overgeheveld van het Ministerie van EZ naar het Deltafonds (middels het voedingsartikel 26 Hoofdstuk XII). Dit project is onderdeel van de energietransitie naar duurzame energie-bronen in Nederland waarbij windparken op zee worden gebouwd.

Ad 4. Ten behoeve van de uitvoering van Zoetwatermaatregelen door provincies worden voor de jaren 2017 tot en met 2019 middelen overgeheveld naar het Provinciefonds. De BTW componenten voor deze jaren, gekoppeld aan betreffende maatregelen, worden afgedragen aan het BTW-compensatiefonds

Ad 5. Dit betreft een kasschuif om de (tijdelijk) gestegen contributie EUMETSAT op te kunnen vangen. Op basis van een actuele raming van EUMETSAT is een kasschuif (à € 5 miljoen) van 2021 naar 2018 nodig om de budgettaire reeks in overeenstemming met de programmering te krijgen. Het KNMI kan dit niet via de balanspost opvangen, omdat deze in 2016 significant is afgenomen. Middels een generale kasschuif wordt dit gefaciliteerd.

Ad 6. Bij Begroting 2018 worden een aantal DBFM conversies verwerkt. Dit betreft de projecten A27/A1 Utrecht – Eemnes – Bunschoten, Capaciteitsuitbreiding Sluis Eefde, N18 Varsseveld – Enschede en SAA A6 Almere. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen. Daarnaast wordt het niet DBFM gedeelte van Aanleg naar Geïntegreerde Contractvormen overgeheveld vanuit het oogpunt van integrale verantwoording van het project.

Ad 7. Dit betreft overboekingen naar het Provinciefonds, het Gemeentefonds en het BTW-compensatiefonds in het kader van het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP) (€ 147 miljoen) en Grensoverschrijdend Spoorvervoer (€ 9 miljoen).

Ad 8. Bij de Begroting 2018 worden op het Infrastructuurfonds en Deltafonds middelen vrijgemaakt voor de Basisregistratie Ondergrond (BRO). De vrijgemaakte middelen worden gereserveerd op het Deltafonds en tranchegewijs naar Hoofdstuk XII overgeheveld waar de uitgaven voor BRO worden verantwoord. Dekking vindt plaats uit artikelonderdeel 18.11 op het IF. Dit betreft de overheveling van het aandeel op het Infrastructuurfonds naar het Deltafonds. Artikel 26 op Hoofdstuk XII is het voedingsartikel en daarom loopt de overboeking via dit artikel.

Ad 9. Ten behoeve van externe inhuur bij het Wetgevingstraject van de Omgevingswet wordt er bij Begroting 2018 in totaal € 7,5 miljoen overgeboekt van Hoofdstuk XII naar het IF in 2017. Deze middelen zijn benodigd in 2018 en 2019. Daarom wordt dit middels een kasschuif in de juiste jaren gezet.

Ad 10. Voor de havenprojecten Caribisch Nederland is een reservering van € 12 miljoen vanuit de investeringsruimte Vaarwegen getroffen. Bij Begroting 2018 wordt € 8,7 miljoen overgeheveld naar Hoofdstuk XII ten behoeve van de realisatie van de renovatie van haveninfrastructuur op Bonaire.

Ad 11. Om kosten te kunnen dekken voor onder andere (schade)claims en de isolatie van woningen, die ontstaan door overvliegende vliegtuigen, worden er bij (regionale) luchtvaartmaatschappijen middels heffingen gelden geïnd. Dit betreft de kosten ten behoeve van schadeclaims Schiphol.

Ad 12. Per 1 januari 2017 heeft het ABP de pensioenpremie verhoogd. De middelen die ter compensatie van de pensioenpremiestijging aan de begroting Hoofdstuk XII zijn toegevoegd, worden toegedeeld naar de diverse artikelen op Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ad 13. Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ad 14. Bij de Eerste suppletoire begroting was de eindejaarsmarge 2016 al toegekend en (voorlopig) technisch op artikel 99 geplaatst. Deze mutatie betreft de toedeling aan de diverse artikelen.

Ad 15. Het Rijk reserveert € 27,7 miljoen voor de complexe sanering van het Zeeuwse industrieterrein Thermphos in Zeeland, naar aanleiding van het advies van de Commissie onderzoek sanering Thermphos (TK 29 826, nr. 90). Een bijdrage is voorwaardelijk aan het bereiken van een totaalakkoord met de provincie Zeeland en het havenbedrijf, waarbij zij eenzelfde financiële bijdrage leveren. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu treedt op als beleidsverantwoordelijk departement namens het Rijk, waarbij de onafhankelijkheid van de toezichthouder wordt geborgd.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming

Op verzoek van de Tweede Kamer wordt inzicht gegeven in de niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel. Hiermee wordt de budgetflexibiliteit in de begroting beter inzichtelijk gemaakt en valt af te leiden welk deel van de geraamde uitgaven budgettair-technisch gezien beschikbaar is voor alternatieve besteding. Het percentage en het bedrag niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel worden bepaald op basis van het percentage «juridisch verplicht» uit de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen. In de kolom «Bestemming van de niet juridische verplichte uitgaven» wordt het niet verplichte bedrag opgesplitst naar de bestemming van de uitgaven.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x € 1.000)

Art. nr.

Naam artikel

Juridisch verplicht

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven

11

Integraal waterbeleid

(€ 44.986)

€ 39.964 (89%)

€ 5.022

(11%)

• € 973 voor opdrachten algemeen waterbeleid (watereducatie, watercoalitie, bijdrage OLO, doelmatig waterbeheer en Publiekscampagne Ons Water).

• € 606 voor opdrachten ter ondersteuning van water internationaal.

• € 425 voor opdrachten waterveiligheid.

• € 1.272 voor opdrachten waterkwaliteit.

• € 418 voor opdrachten op het gebied van grote oppervlakte wateren.

• € 1.328 voor overige uitgaven.

13

Ruimtelijke ontwikkeling

(€ 131.496)

€ 125.618

(96%)

€ 5.878

(4%)

• € 942 voor opdrachten ruimtelijk beleid (krimp, stedelijke herverkaveling, grondeigendom).

• € 979 voor opdrachten ruimtelijk ontwerp (werkprogramma college van Rijksadviseurs, Gouden Piramide, Atelier Making Projects).

• € 275 voor opdrachten Klimaat adaptatieGeo informatie.

• € 548 voor opdrachten Geo informatie.

• € 241 voor aardbevingsdossier Groningen/programma’s Utrecht en Brainport Eindhoven/ Metropool Amsterdam/ Wonen en Vliegen.

• € 679 voor opdrachten Drinkwater en waterketen.

• € 1.251 voor opdrachten Bodem en Energie.

• € 163 NEN normering en Milieu Effecten Rapportage.

• € 800 voor het nader uitwerken van de uitgangspunten van de Omgevingswet in uitvoeringsregelgeving en – wetgeving.

14

Wegen en verkeersveiligheid

(€ 36.725)

€ 29.734

(81%)

€ 6.991

(19%)

• € 1.054 voor diverse opdrachten/onderzoeken t.b.v. wegmaatregelen, het verduurzamen van mobiliteit en ERRU.

• € 1.900 voor opdrachten Beter Benutten voor diverse onderzoeken, communicatie, gedrag en vraagbeïnvloeding, fietsbeleid en Intelligente Transport Systemen.

• € 4.037 voor diverse onderzoeken verkeersveiligheid en verkeersveiligheidcampagnes.

16

Openbaar Vervoer en Spoor

(€ 18.622)

€ 15.813

(85%)

€ 2.809

(15%)

• € 500 voor het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV).

• € 200 voor Taken werkagenda Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) OV-Chipkaart.

• € 300 voor het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van beheer- en vervoerconcessie.

• € 1.809 voor diverse opdrachten/onderzoeken t.b.v. uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda (LTSA), toegankelijkheid en het creëren van een gelijk speelveld van het Openbaar Vervoer.

17

Luchtvaart

(€ 15.162)

€ 12.352

(81%)

€ 2.810

(19%)

• € 2.810 voor diverse opdrachten/onderzoeken m.b.t. luchtvaartveiligheid, luchthavenontwikkeling, luchtverkeer en economie en luchtvaartpolitiek.

18

Scheepvaart en Havens

(€ 25.396)

€ 24.211

(95%)

€ 1.185

(5%)

• € 1.185 voor opdrachten en onderzoeken Scheepvaart en Havens met betrekking tot bevorderen duurzame binnenvaart, vernieuwen internationale regelgeving, Caribisch Nederland activiteiten en onderzoek naar klimaat, luchtkwaliteit en duurzame zeevaart.

19

Klimaat

(€ 66.915)

€ 62.683

(94%)

€ 4.232

(6%)

• € 173 uitvoering klimaatagenda.

• € 46 uitvoering industrie.

• € 26 incidentele subsidies klimaat.

• € 588 vrijwillige bijdragen aan (inter)nationale organisaties.

• € 128 cofinanciering Interreg.

• € 300 diverse internationale missies.

• € 603 uitvoering HGIS.

• € 118 uitvoering niet-HGIS.

• € 2.250 DGMI-brede projecten.

20

Lucht en Geluid

(€ 34.729)

€ 33.729

(97%)

€ 1.000

(3%)

• € 1.000 Uitvoering Slimme Gezonde Stad.

21

Duurzaamheid

(€ 19.719)

€ 16.125

(82%)

€ 3.594

(18%)

• € 218 uitvoering Duurzaamheids-instrumentarium.

• € 3.204 uitvoering duurzame productketens.

• € 172 uitvoering Natuurlijk Kapitaal.

22

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

(€ 34.937)

€ 30.049

(86%)

€ 4.888

(14%)

• € 1.831 Uitvoering Veiligheid Chemische Stoffen.

• € 1.161 Uitvoering veiligheid inrichtingen en bedrijven.

• € 1.405 Uitvoering Veiligheid Bedrijven en Transport.

• € 491 diverse subsidies.

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

(€ 50.508)

€ 50.508

(100%)

€ 0

(0%)

24

Handhaving en toezicht

(€ 103.314)

€ 103.314

(100%)

€ 0

(0%)

25

Brede doeluitkering

(€ 881.588)

€ 881.588

(100%)

€ 0

(0%)

26

Bijdrage investeringsfondsen

(€ 6.595.335)

€ 6.595.335

(100%)

€ 0

(0%)

Totaal

€ 8.059.432

€ 8.021.023

€ 38.409

Meerjarenplanning Beleidsdoorlichtingen

In onderstaande tabel is de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen opgenomen.

 

realisatie

 

planning

         

Artikel

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Geheel artikel?

Artikel 11 Waterkwantiteit

         

X

 

Ja

Waterkwaliteit

               

Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling

       

X

   

Ja

Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

 

X

         

Ja

Artikel 16 Openbaar vervoer en Spoor

   

X

       

Ja

Artikel 17 Luchtvaart overig

 

X

         

Ja

Artikel 18 Scheepvaart en havens

X

         

X

Ja

Artikel 19 Klimaat

   

X

       

Ja

Artikel 20 Lucht

     

X

     

Nee

Artikel 20 Geluid

         

X

 

Nee

Artikel 21 Duurzaamheid

       

X

   

Ja

Artikel 22 Externe veiligheid en risico’s

   

X

       

Ja

Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

     

X

     

Ja

Artikel 24 Handhaving en toezicht

     

X

     

Ja

De Brede doeluitkering (artikel 25) en de bijdrage investeringsfondsen (artikel 26) worden zoveel mogelijk meegenomen in de doorlichtingen van de beleidsartikelen. De instrumentering en normering ten behoeve van handhaving en toezicht van het beleid wordt bij de doorlichting van de beleidsartikelen meegenomen. De doorlichting van beleidsartikel 24 betreft de keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door de ILT kunnen worden gemaakt.

Het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen staat op de website van de Rijksbegroting3. Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie bijlage 5 Evaluatie en overig onderzoek.

Overzicht risicoregelingen

In het overzicht van risicoregelingen worden garanties en/of achterborgstellingen opgenomen die een departement verstrekt aan derden buiten de sector Overheid. Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van de overheid aan een derde buiten de overheid, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Bij het Ministerie van IenM is sprake van twee van dergelijke garantieregelingen: het borgstellingskrediet Bodemsanering MKB. Daarnaast is het kabinet bereid tot een garantstelling Winair.

Het borgstellingkrediet Bodemsanering MKB betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering aan te vragen. Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van deze evaluatie in 2016 beëindigd. In 2018 wordt alleen nog garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 397.000. De garanties Bodemsanering MKB lopen af naar nul over de looptijd tot en met 2027.

Het kabinet is – met inachtneming van het toetsingskader risicoregelingen – bereid om in 2018 een garantstelling te verlenen aan luchtvaartmaatschappij Winair. Het gaat om een garantstelling voor een lening van maximaal € 23 mln. Winair is bezig met het vervangen van een aantal vliegtuigen in haar vloot, waarvoor externe financiering moet worden aangetrokken. Winair zorgt voor duurzame, frequente, veilige en betaalbare verbindingen naar St. Eustatius en Saba. Momenteel wordt deze garantstelling nader uitgewerkt, op basis van genoemde toetsingskader. Wanneer hierover volledige overeenstemming is met betrokken partijen, wordt uw Kamer hierover per brief nader geïnformeerd, inclusief het toetsingskader risicoregelingen.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2016

Geraamd te verlenen 2017

Geraamd te vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Geraamd te verlenen 2018

Geraamd te vervallen 2018

Uitstaande garanties 2018

Garantie-plafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 13

MKB Krediet

436

0

0

397

0

0

397

0

0

0

Artikel 17

Winair

0

0

0

0

23.000

0

23.000

0

0

01

 

Totaal

436

0

0

397

23.000

0

23.397

0

0

0

X Noot
1

De risicovoorziening van € 11,5 miljoen is getroffen op het Infrastructuurfonds

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven

2016

Ontvangsten 2016

Stand risicovoorziening 2016

Saldo 2016

Uitgaven 2017

Ontvangsten 2017

Stand risicovoorziening 2017

Saldo 2017

Uitgaven 2018

Ontvangsten 2018

Stand risicovoorziening 2018

Saldo 2018

Artikel 13

MKB Krediet

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 17

Winair

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

01

0

 

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

De risicovoorziening van € 11,5 miljoen is getroffen op het Infrastructuurfonds

3. DE BELEIDSARTIKELEN

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid

Algemene Doelstelling

Het op orde houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft, over voldoende zoetwater beschikt en schoon (drink)water heeft en kan blijven gebruiken, nu en in de toekomst.

(Doen) uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt bijgedragen aan het Deltafonds (zie extracomptabele verwijzingen). Vanuit het Deltafonds worden maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterveiligheid (artikel 1), zoetwatervoorziening (artikel 2), beheer, onderhoud en vervanging (artikel 3) en waterkwaliteit (artikel 7) bekostigd. De rol (doen) uitvoeren heeft betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterveiligheid, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en waterkwantiteit:

  • Waterveiligheid. Het waarborgen van de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en de rivieren volgens het wettelijk niveau; alsmede het dynamisch handhaven van de kustlijn, conform herziene basiskustlijn 2012 en handhaving kustfundament.

  • Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening. Het (doen) uitvoeren van verkenningen en planuitwerkingen.

  • Waterveiligheid en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van aanlegprojecten, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken (alle waterveiligheid) en het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren (waterkwaliteit).

  • Waterveiligheid, Waterkwantiteit en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van beheer, onderhoud en vervanging.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid, voor het Deltaprogramma en het toezicht op de uitvoering van de gerelateerde wet- en regelgeving. Ook is de Minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het waterbeleid. De rol «regisseren» heeft in dit artikel betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterkwantiteit, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en innovatie en exportbevordering.

  • Waterkwantiteit en Zoetwatervoorziening. Het zorgen voor het ontwikkelen en implementeren van integraal waterbeleid in een aanpak gericht op de gebieden met grote Rijkswateren. Het realiseren van een maatschappelijk afgewogen verdeling van water en het daartoe zo te beheren hoofdwatersysteem dat wateroverlast en -tekort worden voorkomen. Het zorgen voor kaders en instrumentarium voor regionale afwegingen om het regionale watersysteem op orde te brengen en te houden. Deze aanpak is onder andere terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2016–2021 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 710, nr. 35) en het Beheer- en Ontwikkelprogramma voor de Rijkswateren 2016–20214.

  • Waterkwaliteit. Het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het bereiken van een goede ecologische en chemische waterkwaliteit van de oppervlaktewateren in de Rijkswateren van de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems. De uitvoering gericht op het behalen van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden conform de voorschriften zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW), om in drie planperiodes uiterlijk in 2027 aan de Europese verplichtingen te voldoen.

  • Nederlands deel van de Noordzee. Het gaat hier om het ontwikkelen van beleid en het nemen van maatregelen voor het bereiken van een gezonde zee met een duurzaam gebruik in het Nederlandse deel van de Noordzee. Dit gebeurt in samenwerking en samenhang met de andere Noordzeelanden, conform de vereisten zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. De coördinerende verantwoordelijkheid voor de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) ligt bij de Minister van IenM, tezamen met de Minister van EZ voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot zijn verantwoordelijkheid behoren.

  • Innovatie en exportbevordering. Het ontwikkelen van beleid, onder andere ten behoeve van de Topsector Water, gericht op het ontwikkelen van kennis, het bevorderen van innovatie en het versterken van de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid (de gouden driehoek) om de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken. Hierbij wordt een sterke thuismarkt (kennis en innovatie) gekoppeld aan een concurrerend Nederland in het buitenland. Voor dit laatste gaat het daarbij onder meer om het ontvangen van buitenlandse delegaties en het organiseren en uitvoeren van bilaterale handelsmissies.

  • Daarnaast regisseert de Minister de afstemming van het waterbeheer met de landen rondom de Noordzee en met de buurlanden bovenstrooms gelegen in de stroomgebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems.

  • Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op de beleidsterreinen waterkwantiteit en waterkwaliteit (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Waterkwantiteit

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor waterkwantiteit opgenomen. In productartikelen 1, 2 en 3 van het Deltafonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Ongeveer 60% van ons land zou regelmatig onder water staan als er geen dijken en duinen zouden zijn. In dit gebied wonen negen miljoen mensen en wordt 70% van ons BNP verdiend. Maatschappelijk gezien is aandacht voor de waterveiligheid dus van cruciaal belang voor de leefbaarheid en de economie van Nederland (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 436, nr. 3).

Indicator één en twee: waterveiligheid (droge voeten)

Onderstaande indicatoren geven weer hoe het is gesteld met het aantal kilometers dijken en duinen en het aantal kunstwerken die zorgen voor waterveiligheid in Nederland. De cijfers zijn gebaseerd op de toetsronden uit 2001, 2006, 2011 en de verlengde derde toetsing uit 2014. Conform de Waterwet wordt periodiek getoetst of de primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke veiligheidsnormen. Deze toetsing wordt door de beheerder uitgevoerd volgens het door de Minister vastgestelde wettelijk toetsinstrumentarium. Indien een kering niet aan de norm voldoet, worden maatregelen getroffen.

In 2013 is de Verlengde Derde Toetsronde Primaire Waterkeringen (LRT3+) gehouden. Deze toetsing kwam voort uit de derde toetsing uit 2011, met als bedoeling om zoveel mogelijk de categorie die bij de derde toetsing het oordeel «nader onderzoek nodig» had gekregen weg te werken. In 2014 is hierover aan de Tweede Kamer gerapporteerd met als belangrijkste conclusie dat voor circa 80% van de dijken en duinen het oordeel «nader onderzoek nodig» nu is omgezet in een definitief oordeel, wat eveneens geldt voor bijna 70% van de kunstwerken (Kamerstukken II 2013–2014, 31 710, nr. 32). De waterkeringen en kunstwerken die bij de laatst gehouden toetsing niet aan de toen vigerende norm voldeden, worden in de nabije toekomst versterkt. Ongeveer de helft hiervan heeft reeds een plek in lopende verbeterprogramma’s, zoals HWBP-2, Ruimte voor de Rivier en Maaswerken. De overige afgekeurde keringen uit de derde en verlengde derde toetsing krijgen een plek in het hoogwaterbeschermingsprogramma(HWBP), mits wordt voldaan aan de subsidiecriteria. In 2017 is de nieuwe ronde beoordelen op veiligheid gestart, gebaseerd op de nieuwe normering (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 436, nr. 2). Over de resultaten van deze beoordeling wordt in 2023 gerapporteerd aan de Eerste en Tweede Kamer.

Dijken en duinen (km)

Dijken en duinen (km)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Indicatoren Watermanagement

In het kader van de nieuwe meerjarige prestatieafspraken (2018 – 2021) tussen de directoraten-generaal en Rijkswaterstaat over het Beheer en Onderhoud, is gekozen voor een nieuwe indicator die beter aansluit bij de beleidsdoelstellingen voor de waterhuishouding van het Hoofdwatersysteem. De oude indicatoren «Beschikbaarheid Streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet» en «Spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend» zijn vervangen door een indicator «Waterhuishouding op orde». Hierbij wordt gemonitord op alle peilgereguleerde rijkswateren en in alle jaargetijden. Naast het reguliere peilbeheer toont deze indicator ook in hoeverre wateroverlast en -tekorten met de infrastructuur voorkomen kunnen worden en de verzilting bestreden wordt.

De nieuwe indicator toont in hoeverre de «Waterhuishouding op orde» is, door de functievervulling van de vier onderliggende hoofdwatersysteemfuncties te meten:

  • Peilhandhaving Kanalen en Meren

  • Hoogwaterbeheersing Kanalen

  • Wateraanvoer bij droogte

  • Zoutindringing tegengaan

De streefwaarde voor deze nieuwe Indicator («Waterhuishouding op orde») is gesteld op 100%. De functievervulling van de vier onderliggende deelfuncties wordt op basis van de prestatieafspraken gewogen per watersysteem (netwerkschakel) meegenomen in de berekening van de totaalscore. De totaal-PIN scoort lager dan 100% zodra overlast ontstaat door het onvoldoende realiseren van afspraken die zijn vastgelegd in Waterakkoorden en Peilbesluiten.

Indicatoren Watermanagement

Indicator

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Tot en met 2017:

     

– Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet

100%

90%

– 

– De spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend

99,8%

100%

– 

Vanaf 2018:

     

– Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde rijkswateren (2)

– 

– 

100%

Bron: Rijkswaterstaat, 2017

Waterkwaliteit (schoon (drink)water)

Over de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde en Eems en het bereiken van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden, wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via «De Staat van Ons Water»5. Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de zes jaar mogelijk. Het PBL rapporteert op verzoek van de Minister van IenM in het Compendium voor de Leefomgeving jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit.

Integraal waterbeleid

Over de voortgang van het integraal waterbeleid wordt vanaf 2016 jaarlijks gerapporteerd in «De Staat van Ons Water». Meer specifieke resultaatinformatie over het waterkwantiteitsbeleid wordt jaarlijks door de waterschappen gepubliceerd in de «Waterschapsspiegel»6.

Beleidswijzigingen

Per 1 januari 2017 is de nieuwe normering primaire waterkeringen (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 436, nr. 6) in werking getreden. De bijhorende regeling voor de beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen, een wijziging van het Waterbesluit en aanpassing van de subsidieregeling voor de versterking van de primaire keringen zijn ook in werking getreden. Het doel is dat in 2050 alle primaire keringen aan de nieuwe normen voldoen. De primaire waterkeringen in Nederland worden in een cyclus van 12 jaar beoordeeld op basis van de voorschriften die de Minister heeft gesteld in de Regeling veiligheid primaire waterkeringen. In 2017 zijn beheerders gestart met de beoordelingsronde op basis van nieuwe normen waterveiligheid. De keringbeheerders zullen de resultaten van de beoordeling rapporteren aan de Minister. Deze rapportage kan doorlopend plaatsvinden. Nadat de ILT heeft geconcludeerd dat de beheerder de beoordeling conform de voorschriften heeft uitgevoerd, kan de beheerder keringen die niet aan de norm voldoen aanmelden bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Programmering in het HWBP vindt plaats op basis van urgentie, waarbij de meest urgente dijkversterkingen het snelst in uitvoering gaan. In 2023 zal de Minister de Tweede Kamer informeren over de landelijke beoordelingsronde. Na deze ronde volgen nog twee beoordelingsrondes (in 2035 en 2047) waarin verfijning van het veiligheidsbeeld mogelijk is en actuele inzichten kunnen worden meegenomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 11 Integraal waterbeleid (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

54.638

93.891

32.273

31.678

31.810

31.972

41.875

Uitgaven:

48.869

56.431

44.986

44.310

44.312

43.974

41.875

Waarvan juridisch verplicht

   

89%

       

11.01

Algemeen waterbeleid

36.167

42.901

33.499

32.560

32.422

32.781

30.707

11.01.01

Opdrachten

6.630

13.478

5.378

4.423

4.267

5.716

5.947

11.01.02

Subsidies

11.358

11.612

12.632

12.632

12.642

11.602

8.802

 

– Partners voor Water (HGIS)

11.308

11.541

11.602

11.602

11.602

11.602

8.802

 

– Overige subsidies

50

71

1.030

1.030

1.040

0

0

11.01.03

Bijdrage aan agentschappen

17.325

17.074

15.489

15.505

15.513

15.463

15.958

 

– waarvan bijdrage aan RWS

16.801

16.624

15.029

15.045

15.053

15.053

15.548

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

524

450

460

460

460

410

410

11.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

854

737

0

0

0

0

0

11.02

Waterveiligheid

3.001

3.168

3.011

3.010

3.011

3.011

3.011

11.02.01

Opdrachten

3.001

3.168

3.011

3.010

3.011

3.011

3.011

11.03

Grote oppervlaktewateren

2.575

3.351

2.429

2.479

2.529

2.579

2.554

11.03.01

Opdrachten

2.575

3.351

2.429

2.479

2.529

2.579

2.554

11.04

Waterkwaliteit

7.126

7.011

6.047

6.261

6.350

5.603

5.603

11.04.01

Opdrachten

4.002

4.126

4.227

3.946

3.960

4.013

4.013

11.04.02

Subsidies

478

644

400

400

400

400

0

11.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

972

350

325

500

500

0

0

11.04.05

Bijdrage aan internationale organisaties

1.674

1.891

1.095

1.415

1.490

1.190

1.590

 

Ontvangsten

248

3.043

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
   

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

328.869

220.496

234.708

470.793

506.367

Andere ontvangsten van artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

197.844

162.258

189.557

155.170

151.456

Totale uitgaven op artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

526.713

382.754

424.265

625.963

657.823

waarvan

         

1.01

Grote projecten waterveiligheid

35.422

233.226

266.319

58.991

134.702

1.02

Overige aanlegprojecten waterveiligheid

169.799

147.008

155.556

563.972

520.621

1.03

Studiekosten

4.492

2.520

2.390

3.000

2.500

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

18.822

33.913

49.672

41.586

458

Andere ontvangsten van artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

3.041

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

21.863

33.913

49.672

41.586

458

waarvan

         

2.01

Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

2.02

Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

18.913

30.963

46.122

41.471

458

2.03

Studiekosten

2.950

2.950

3.550

115

0

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

waarvan

         

3.01

Watermanagement

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

3.02

Beheer, onderhoud en vervanging

181.654

171.065

104.492

115.738

183.450

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 4 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Andere ontvangsten van artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

Totale uitgaven op artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

waarvan

         

4.01

Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

4.02

Geintegreerde contractvormen/PPS

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

Andere ontvangsten van artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

waarvan

         

7.01

Real.progr.Kaderrichtlijn water

25.676

46.975

67.391

63.682

72.861

7.02

Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

777

777

21.170

0

0

11.01 Algemeen Waterbeleid

Budgetflexibiliteit

Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van verplichtingen die tot en met 2017 zijn aangegaan, waaronder de versterking van de icoonwaarde van de Afsluitdijk, en op de structurele uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet. Het restant heeft vooral betrekking op de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord Water (BAW). De uitgaven voor de subsidies en de agentschapbijdragen RWS en KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies en de bijdragen aan medeoverheden hebben een beperkte tijdshorizon en de agentschapbijdragen hebben een structureel karakter.

11.02 Waterveiligheid

Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van verplichtingen die tot en met 2017 zijn aangegaan en de uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet zoals onder andere de implementatie van de nieuwe normering en de EU-richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR).

11.03 Grote oppervlaktewateren

De uitgaven voor de opdrachten zijn deels juridisch verplicht. Dit heeft met name betrekking op de betaling van de lopende verplichtingen die aangegaan zijn tot en met 2017.

11.04 Waterkwaliteit

Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2017 zijn aangegaan. De uitgaven voor de subsidie, de bijdrage aan medeoverheden en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig verplicht. De subsidie betreft de bijdrage aan het International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC). De bijdragen aan medeoverheden zijn bestemd voor het samenwerkingsprogramma Lumbricus ten behoeve van een klimaatrobuuste inrichting van het bodem- en watersysteem. De bijdragen aan internationale organisaties zijn bestemd voor structurele jaarlijkse contributies voor de internationale riviercommissies en de OSPAR-commissie, die in internationale verdragen zijn opgericht. Daarnaast zijn ze bestemd voor de bijdragen aan VN-organisaties, die onder andere het gevolg zijn van een tweetal Memoranda of Understanding.

Het niet-juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op de onder de financiële instrumenten opgenomen opdrachten op het gebied van de uitvoering van een aantal activiteiten. Dat gaat om activiteiten in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM).Ook heeft het niet-juridisch verplichte deel betrekking op de ondersteuning van de internationale riviercommissies en OSPAR in de voorbereiding en de uitvoering van hun werkzaamheden.

11.01 Algemeen waterbeleid

Toelichting op de financiële instrumenten

11.01.01 Opdrachten

In 2018 wordt de jaarlijkse voortgangsrapportage «Staat van Ons Water» gepubliceerd. Hierin wordt gerapporteerd over de uitvoering van het Nationaal Waterplan 2016–2021, het Bestuursakkoord Water uit 2011, het uitvoeringsprogramma van de Beleidsnota Drinkwater en de uitvoering van de Europese richtlijnen over waterkwaliteit, overstromingsrisico’s en de mariene strategie.

De Topsector Water is gericht op het ontwikkelen van kennis, het bevorderen van innovatie en het versterken van de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid (gouden driehoek). De ondersteuning van IenM en EZ aan het topteam draagt bij aan het organiseren van werkgroepen, evenementen en communicatiemiddelen zoals de website van Topsector Water7 . De Human Capital Agenda bevordert de instroom van goed gekwalificeerd personeel in de watersector. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het uitreiken van beurzen aan waterambassadeurs, het organiseren van het Wereld Water College, het uitwerken van strategisch personeelsmanagement en het uitvoeren van de strategielijn «leven lang leren». Building with Nature is voor het Ministerie van IenM een belangrijke ontwikkeling voor waterveiligheidsopgaven. EcoShape onderzoekt hierbij in hoeverre natuurlijke waterveiligheidsoplossingen kunnen bijdragen aan waterveiligheidsopgaven. De kennis die wordt opgedaan wordt uitgewerkt en gedeeld met betrokken partijen, waaronder IenM.

Voor de uitvoering van het project Icoon Afsluitdijk door diverse opdrachtnemers wordt in 2018 het resterende bedrag van € 1,3 miljoen beschikbaar gesteld. Voor het vergroten van het waterbewustzijn vormt het meerjarig communicatieprogramma Ons Water het fundament. Voor deze publiekscampagne vindt jaarlijkse financiering plaats.

In 2018 worden uitgaven gedaan voor watereducatie om het waterbewustzijn bij jongeren te stimuleren. Dit gebeurt in samenwerking met de Unie van Waterschappen en met onderwijspartijen.

De watercoalitie ondersteunt diverse maatschappelijke initiatieven die direct of indirect een bijdrage leveren aan een duurzame en doelmatige waterketen.

Aan de Helpdesk Water, onderdeel van de dienst Water, Verkeer en Leefomgeving van RWS, wordt een jaarlijkse bijdrage geleverd. De Helpdesk Water heeft een reguliere taak als kennistransferpunt tussen uitvoering en beleid voor overheden en andere waterprofessionals. Daarnaast wordt ook informatievoorziening over watergerelateerde informatie in het kader van de toekomstige Omgevingswet voorbereid.

Voor de uitvoering van het bestaande Omgevingsloket Online (OLO) wordt een jaarlijkse bijdrage geleverd ten behoeve van water- en omgevingsvergunningen.

Het actualiseren van de uitvoeringsregelingen waterheffingen heeft betrekking op het moderniseren van de tabel afvalwatercoëfficiënt. Er lopen twee trajecten die samenhangen met de toekomstbestendige financiering van het Waterbeheer. De modernisering betreft enerzijds de hoogte van de afvalwatercoëfficiënten die verouderd zijn en anderzijds een vereenvoudiging door het aantal klasse-indelingen terug te brengen en over te stappen op de standaard bedrijfstak indelingen (SBI). Hiervoor wordt onderzocht op welke wijze de huidige indeling kan worden gewijzigd naar een vereenvoudigde indeling. Parallel wordt er onderzoek gedaan om de nieuwe afvalwatercoëfficiënten vast te stellen en wordt gekeken hoe dit in de nieuwe indeling past.

Er wordt gewerkt aan een nieuw Bestuursakkoord Water (BAW) op het gebied van waterkwaliteit, water en klimaat, waterketen, energie/circulaire economie in relatie tot water, financiering en samenwerking.

11.01.02 Subsidies

Vanaf 2018 wordt een subsidie van in totaal € 3,1 miljoen verstrekt aan Deltares voor de bouw van een nieuwe Geocentrifuge. Het totaalbedrag wordt gelijkmatig verdeeld over drie jaar. De GeoCentrifuge is van groot belang voor de instandhouding van de (inter)nationale kennisinfrastructuur op het terrein van water en bodem, waarvoor IenM medeverantwoordelijk is. De Geocentrifuge wordt onder meer gebruikt voor onderzoek aan dijken, kustbescherming, offshore, aardbevingen en natte en droge infrastructuur.

Aan het Instituut Fysieke Veiligheid/IFV is een subsidie verleend ten behoeve van het ontwikkelen van een structurele aanpak waarmee de veiligheidsregio’s kunnen zorgen voor een adequate rampenbeheersing bij overstromingen. Deze subsidie van in totaal € 150.000,- is verleend voor de periode van 1 juni 2015 tot en met 31 mei 2017 en is gelijkelijk verdeeld over de jaren 2015, 2016 en 2017.

In 2016 is de nieuwe subsidieregeling gestart van het programma Partners voor Water (PvW) 2016–2021 als opvolger van de subsidieregeling van het programma HGIS Partners voor Water 3. Dit betreft het centrale uitvoeringsprogramma van de (interdepartementale) Internationale Water Ambitie (IWA). Het programma wordt aangestuurd vanuit het Interdepartementale Water Cluster, waarin de drie ministeries BZ, EZ en IenM samenwerken. De uitgaven voor het programma worden via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gefinancierd. Voor de uitvoering van het PvW 2016–2021 programma is mandaat verleend aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het budget is onderverdeeld in een deel voor lange termijn samenwerking met zeven Deltalanden, een subsidiedeel ten behoeve van marktbetrokkenheid en samenwerking met kansrijke nieuwe landen en Holland promotie. Een belangrijke doelstelling in 2018 binnen de IWA is om het PvW instrument inclusief het subsidie-instrument beter te verbinden met het overige instrumentarium. Hiervoor wordt verdere uitvoering gegeven aan de pilot collectief programmeren om synergie en logische aansluiting met andere instrumenten te stimuleren.

11.01.03 Bijdragen aan agentschappen

De bijdrage aan RWS heeft betrekking op beleidsadvisering, vertegenwoordiging in internationale werkgroepen, opstelling van rapportages en evaluaties en begeleiding van opdrachten aan de markt en aan Deltares. Hiervoor wordt jaarlijks een opdracht aan RWS verstrekt. Tot deze opdracht behoren onder andere de bijdragen aan de uitwerking van de MIRT-onderzoeken waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

Aan het KNMI zijn diverse onderzoeken en analyses gevraagd die betrekking hebben op Kennisontwikkeling Windklimaat, Nationale adaptatiestrategie, ontwikkeling Noordzee windklimaatatlas en transnationale samenwerking Rijn en Maas.

11.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

Er vinden op dit financieel instrument vanaf 2018 geen uitgaven plaats.

11.02 Waterveiligheid
11.02.01 Opdrachten

Op basis van de Richtlijn Overstromingsrisico (ROR) moeten eind 2019 de kaarten voor drie verschillende overstromingsscenario’s en in 2021 de plannen geactualiseerd zijn. Voor de actualisatie van de kaarten en de plannen wordt in 2018 opdracht gegeven voor ondersteuning, ontwikkeling en beheer.

In 2018 wordt gewerkt aan het beoordelen van de primaire waterkeringen op basis van de nieuwe normen. Voor deze beoordeling worden diverse opdrachten verstrekt ter ondersteuning van de waterkeringbeheerders. Daarnaast worden opdrachten verstrekt om kennis ten aanzien van waterveiligheid te ontwikkelen en ook vast te leggen.

Voor de kust worden opdrachten verstrekt voor verdere kennisontwikkeling, onder andere over zeespiegelstijging en ten behoeve van de actualisatie van de basiskustlijn. Hierbij wordt samenwerking gezocht binnen het kader van Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK).

Voor rivieren worden opdrachten verstrekt voor verdere kennisontwikkeling met betrekking tot kostenreductie dijkversterking door rivierverruiming, effect van langsdammen en bijdragen aan diverse MIRT-projecten in het rivierengebied.

11.03 Grote oppervlaktewateren
11.03.01 Opdrachten

De beschikbare budgetten worden in 2018 ingezet voor onder andere de uitvoering van de volgende beleidsonderwerpen:

Het Ministerie van IenM zal (mede namens het Ministerie van Economische Zaken) gezamenlijk met de regio een gebiedsagenda Wadden 2050 opstellen. De ontwikkeling van de Gebiedsagenda start in de herfst van 2017 en zal naar verwachting circa een jaar in beslag nemen. Bij het opstellen van de gebiedsagenda worden de bevindingen betrokken van onder meer de Evaluatie van de Structuurvisie Waddenzee, de Beleidsverkenning en de tussentijdse evaluatie van de Samenwerkingsagenda Verbetering Beheer Waddenzee. Tevens zullen de ambities uit de Natuurambitie Grote Wateren worden meegenomen bij het opstellen van de gebiedsagenda. De gebiedsagenda Wadden 2050 komt in de plaats van de eerder aangekondigde Rijksvisie op de toekomstige ontwikkeling van het Waddengebied en zal input leveren voor de Nationale Omgevingsvisie en het overige instrumentarium van de Omgevingswet.

Rijk en regio gaan structureel werken aan ecologische verbetering van de Eems-Dollard, door samenhangende inzet van middelen, maatregelen en onderzoeken op basis van een meerjarig adaptief programma. De ambitie is dat de Eems-Dollard in 2050 voldoet aan het ecologisch streefbeeld, door stapsgewijs te werken en adaptief in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en inzichten.

De drie landen die grenzen aan de Waddenzee, Nederland, Duitsland en Denemarken, vormen samen de Trilaterale samenwerkingslanden. Ze overleggen iedere vier jaar met elkaar over het vormen of aanpassen van het beschermingsbeleid van het waddengebied. In 1997 ondertekenden de drie landen het eerste Trilaterale Waddenzee Plan (TWP). Als waterbeheerder heeft IenM een belangrijke functie waar het gaat om de bescherming van de Waddenzee. Als delegatielid heeft IenM een rol in het overleg in de Waddenseaboard.

De Beleidsnota Noordzee 2016–2021 geldt als het maritieme ruimtelijke plan conform de eisen van de EU-Richtlijn Maritieme ruimtelijke planning. In 2018 worden de acties uit de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 verder in uitvoering gebracht (Kamerstukken II, 2014–2015, 31 710, nr. 35 bijlage blg-427951).

IenM coördineert, in samenwerking met EZ, een langetermijnstrategie voor de Noordzee gericht op de opgaven na 2021. De beleidsstappen (nationaal, Europees en mondiaal) die nog moeten worden gezet tot 2030 worden in beeld gebracht.

De Noordzeestrategie 2030 draagt bij aan de nieuwe Nationale Omgevingsvisie en is onderdeel van de Nederlandse bijdrage aan de invulling van het Strategisch Ontwikkelingsdoel voor de zeeën en oceanen (SDG 14).

Specifiek voor energietransitie/windenergie op zee wordt naast de uitwerking van de huidige routekaart windenergie op zee (in 2023 3,5 GW bovenop de 1 GW die er al staat) gewerkt aan de vervolgroutekaart. In de vervolgroutekaart (2023–2030) wordt conform de Energieagenda ca. 1 GW/pj geïnstalleerd. Naast verdere kostprijsverlaging wordt ingezet op meervoudig- en multifunctioneel ruimtegebruik.

Toeleverend aan de Noordzee strategie is ook het lopende Northsea Interreg project. Dit draagt bij aan een gezamenlijke kennisbasis van de Noordzeelanden over lopende en mogelijke nieuwe ontwikkelingen met een grensoverschrijdend karakter. Dit project wordt eind 2018 afgerond. Voor windenergie vertaalt dit zich naar meer samenwerking tussen initiatieven van Duitsland, Denemarken, België en het Verenigd Koninkrijk. Afhankelijk van de toekenning van het project Strategic Environmental Assessment North Sea Energy zal in samenwerking met Duitsland en Denemarken een bijdrage worden geleverd aan een gezamenlijke kennisbasis van de Noordzeelanden aan de cumulatie van effecten op de Noordzee.

Nederland en Vlaanderen onderzoeken en monitoren op grond van de Scheldeverdragen gezamenlijk de toestand van het Schelde-estuarium aan de hand van de zogenoemde Agenda voor de Toekomst voor de duurzame ontwikkeling van het Schelde-estuarium. Een rode draad van deze agenda is hoe met slim(mer) sedimentbeheer de balans kan worden versterkt tussen de veiligheid, toegankelijkheid en natuurlijkheid van het Schelde-estuarium. In 2018 wordt samen met de stakeholders het eerste onderzoeksprogramma van de Agenda voor de Toekomst geëvalueerd en komt de rapportage beschikbaar, met daarin de evaluatie van de toestand van het Schelde-estuarium.

Het in 2017 opgeleverde MIRT-onderzoek Integrale Veiligheid Oosterschelde (IVO) is verbreed zodat naast de gevolgen van de klimaatverandering op de veiligheidsstrategie van de Oosterschelde ook de verbinding met de (aanpak van de) zandhonger van de Oosterschelde wordt gelegd en met (gebruiks)functies zoals visserij, landschap en ecologie. Dat levert in 2018 eerste bouwstenen op voor een langetermijnperspectief van een veilige, duurzaam beheerde Oosterschelde.

Conform afspraken tussen Rijk en regio wordt door middel van onder andere onderzoek de ontwikkeling van Grevelingen Volkerrak-Zoommeer gemonitord. Naast IenM levert ook de regio een bijdrage aan dit programma. Deze middelen worden ingezet voor nader onderzoek naar het ontwikkelperspectief voor de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer. Dit in het kader van: de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen Volkerak-Zoommeer en de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater. Naast IenM levert ook de regio een bijdrage via het programma Ontwikkeling Grevelingen Volkerak-Zoommeer.

11.04 Waterkwaliteit
11.04.01 Opdrachten

Het doel is om in 2027 de doelstelling van chemisch schoon water en een ecologisch gezond watersysteem voor duurzaam gebruik bereikt te hebben. Ieder jaar wordt in De Staat van Ons Water de voortgang van de uitvoering van de maatregelen gerapporteerd. De toestand, doelen en maatregelen worden iedere 6 jaar vastgelegd en aan de Europese Commissie gerapporteerd middels stroomgebiedbeheerplannen onder de Kaderrichtlijn Water. De tweede stroomgebiedbeheerplannen voor Rijn, Maas, Schelde en Eems voor de periode 2016–2021 zijn eind december 2015 vastgesteld en op dit moment in uitvoering. De uitvoering van de tweede tranche maatregelen in het hoofdwatersysteem loopt via artikel 7 van het Deltafonds.

De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) kent, net als de KRW, een zesjarige plancyclus. In 2018 wordt de beoordeling van het mariene milieu en ecosysteem geactualiseerd, alsook de goede milieutoestand en daarbij behorende beleidsdoelen en indicatoren. Deze actualisatie wordt gebaseerd op de resultaten uit het KRM-monitoringprogramma en aanvullend onderzoek op gebied van vooral onderwatergeluid, zwerfvuil en microplastics. Ook wordt in 2018 een voortgangsrapportage gemaakt over de uitvoering van het KRM-Programma van Maatregelen, onderdeel van het Nationaal Waterplan 2016–2021. Het zwaartepunt bij de uitvoering van de maatregelen ligt bij het terugdringen van zwerfvuil in zee (plastic soep) en bescherming van ecologisch waardevolle gebieden op de Noordzee. Daarnaast geeft het kabinet meer invulling aan zijn faciliterende rol ten aanzien van «kansen benutten» voor het samengaan van een duurzame economische groei en gebruik met een gezond systeem, en voor eventueel ecosysteemherstel. De uitvoering van de KRM vindt plaats in samenwerking met Economische Zaken. Er wordt ingezet op internationale afstemming en samenwerking (Noordzeeregio, OSPAR, EU), op samenwerking met kennisinstituten en belanghebbenden en op cofinanciering uit EU-fondsen als EFMZV en INTERREG.

11.04.02 Subsidies

Dit betreft subsidieverlening voor het International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC) en geeft invulling aan de ambitie die is vastgelegd in de overeenkomst tussen IHE en het Koninkrijk der Nederlanden. Medio 2016 hebben IHE en het Koninkrijk der Nederlanden een samenwerkingsovereenkomst opgesteld voor de jaren 2016–2022, die beantwoordt aan de toenemende grondwaterproblematiek in de wereld en met name het stedelijk gebied. Het United Nations-karakter van de taken van IGRAC bepaalt dat IGRAC (een UNESCO categorie 2 instelling) alleen kan werken op basis van overheidsfinanciering.

11.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

De bijdrage aan medeoverheden heeft betrekking op de uitvoering van het samenwerkingsprogramma Lumbricus door Waterschap Vechtstromen met regionale partijen. Het samenwerkingsprogramma is gericht op het geïntegreerd toepassen van innovatieve maatregelen op het gebied van bodem en water ten behoeve van een klimaatrobuuste inrichting van het bodem- en watersysteem van beekdalen. In dit programma komen doelstellingen met betrekking tot waterkwaliteit, zoetwatervoorziening, bodembeheer, klimaatadaptatie en waterveiligheid samen.

11.04.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Nederland is partij in de verdragen waarin de internationale riviercommissies voor de Rijn, Maas en Schelde zijn opgericht. In deze commissies bespreekt Nederland watervraagstukken op het gebied van kwaliteit, droogte en overstroming. De contributie voor deze commissies wordt jaarlijks vastgesteld. Voor coördinatie van de EU-richtlijnen Kaderrichtlijn water en Overstromingsrisico’s bestaat voor de Eems geen vaste riviercommissie, maar heeft Nederland apart een contract afgesloten met Flussgebietsgemeinschaft Ems in Nedersaksen, Duitsland.

Voor de internationale samenwerking en afstemming over vraagstukken op het gebied van mariene milieu, ecologie en biodiversiteit in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, inclusief de Noordzee, bestaat het OSPAR-verdrag. Ook voor OSPAR is Nederland jaarlijks contributie verschuldigd.

Nederland ambieert een internationale profilering als centrum voor watervraagstukken. Dit is verwoord in de Internationale Waterambitie van het kabinet. Het streven van Nederland als Centre of Excellence wordt gedeeltelijk ingevuld door middel van twee Memoranda of Understanding (MOU), waarmee UNESCO wordt ondersteund. Het gaat hier om ondersteuning capacity building door IHE.

Water speelt een verbindende rol in de in VN-kader afgesproken Sustainable Development Goals (SDG’s). Er is reeds een specifiek SDG voor water afgesproken. In een van de subdoelen van de SDG die zich richt op steden wordt specifiek de nadruk gelegd op het verminderen van risico’s van watergerelateerde rampen. Op dit moment is hiertoe de implementatiefase aangebroken. Hiervoor wordt met internationale organisaties en platforms samengewerkt en worden activiteiten ondersteund. Zo worden bijdragen geleverd aan het Sendai raamwerk van de UNISDR, HELP, Aqueduct, Wereldbank, Water Global Practice WGP, OESO, Habitat III en World Water Council. Nederland steunt verder actief de activiteiten van UNECE Water op het gebied van grensoverschrijdend waterbeheer.

Beleidsartikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

Algemene Doelstelling

Een ruimtelijk beleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, waarin sprake is van regionaal maatwerk, waarin de gebruiker voorop staat, waarin investeringen scherp worden geprioriteerd en waarin ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en mobiliteit met elkaar zijn verbonden.

Rollen en verantwoordelijkheden

Het Rijk is enerzijds verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening en stimuleert anderzijds de ruimtelijke investeringen en de kwaliteit daarvan. Daardoor heeft de Minister van IenM een stimulerende en een regisserende rol.

Stimuleren

IenM werkt aan meer eenvoudige regelgeving voor ruimtelijke ordening. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Om dit doel te bereiken is goede samenwerking met en inzet door medeoverheden van groot belang. Het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling en ordening is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 660, nr. 50). Dit ruimtelijk beleid kent een selectieve beleidsinzet op 13 nationale belangen. Bij deze 13 nationale belangen is het Rijk (mede) verantwoordelijk voor het behalen van deze doelen. Gebiedsontwikkeling wordt ingezet om bij te dragen aan een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Voor het onderdeel Ruimtegebruik Bodem is de algemene doelstelling om te komen tot een duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond. De (Rijks)structuurvisie Ondergrond vormt een belangrijke basis voor het ordenen van activiteiten in de bodem en ondergrond. De aanpak is onder meer beschreven in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 en het Convenant Bodem en Bedrijven 2015. Het Rijk bevordert de ruimtelijke investeringen en de kwaliteit daarvan door middel van:

  • Het zorg dragen voor een gestructureerde afstemming met de regio in de vorm van het Bestuurlijk Overleg MIRT, waarin het Rijk en de regio afspraken kunnen maken over afgestemde acties en investeringsbeslissingen.

  • Het, via de gebiedsagenda’s, in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het ruimtelijk-fysieke domein (onder andere woningbouw, bereikbaarheid, economie, energie, natuur en waterveiligheid).

  • Het bevorderen van de duurzame kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en het doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem (gebiedsontwikkeling).

  • Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals een Visie op de ruimtelijke kansen voor duurzame energieopwekking, -opslag en -transport in 2050.

  • De inhoudelijke inbreng vanuit het ruimtelijk beleid, een aspect van de fysieke leefomgeving, in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). In een later stadium (als de NOVI er de facto is) volgt een uitvoerende en regisserende rol.

  • Inbreng van ontwerp in ruimtelijke projecten en programma’s bij IenM en het stimuleren van ontwerp bij projecten en programma’s interdepartementaal en bij andere overheden.

Regisseren

Daarnaast heeft de Minister van IenM – bij de onderwerpen Ruimtelijk Instrumentarium, Geo-informatie, Stelselherziening Omgevingsrecht en Ruimtegebruik Bodem – een systeemverantwoordelijkheid voor het goed laten verlopen van processen op het gebied van ruimtelijke ordening. De Minister van IenM is vanuit deze rolopvatting verantwoordelijk voor:

  • Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en EU-kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de daarbij behorende informatievoorziening.

  • Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders. Samenwerken met het bedrijfsleven en wetenschap in een topteam geo-informatie om de gezamenlijke opgestelde toekomstvisie GeoSamen te realiseren.

  • Zorg dragen voor de stelselherziening van het omgevingsrecht, waarin de wetgeving met betrekking tot het fysieke domein wordt gebundeld en gestroomlijnd. De Minister en de andere overheden zijn verantwoordelijk voor de implementatie (invoeringsbegeleiding, digitale ondersteuning en infopunt) daarvan.

  • De coördinatie van het opstellen van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

  • Het vanuit de ruimtelijke invalshoek bijdragen aan (de nieuwe) bestuurlijke structuren en inrichting.

  • Zorg dragen voor de structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling van medeoverheden.

  • De verdere ontwikkeling van kennis van de fysieke leefomgeving ten behoeve van beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.

  • Het in staat stellen van de decentrale overheden om in 2030 de bodemverontreiniging-problematiek te beheersen.

  • Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

De monitor Infrastructuur en Ruimte onderzoekt de realisatie van de dertien nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), afgezet tegen de gestelde ambities.Er is voor gekozen om vanaf de begroting 2017 te verwijzen naar het PBL. In 2016 is de tweede vervolgmeting verschenen. Het PBL werkt aan een advies over de monitoring van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Na totstandkoming van dit advies en de voltooiing van de NOVI, zullen de kengetallen en indicatoren worden herzien.

Nationaal belang SVIR

Doel SVIR

Voorlopige kengetallen Monitor Infrastructuur en Ruimte

Meting 2014/2016

Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestiging-sklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren

Versterken concurrentiekracht stedelijke regio’s

Internationale concurrentie Nederlandse regio’s

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2150-Economische-ontwikkeling-in-regio%27s-met-concentratie-topsectoren.html?i=40–189

Bereikbaar-heid

Nabijheid wonen-werken

Sinds 1996 nabijheid wonen en werken met 2,5% toegenomen (periode 1996–2015).

Sinds 2012 gegroeid met 1%

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2134-Nabijheid-wonen---werken.html?i=40–189

Vestigings-klimaat

Fysiek vestigings-klimaat

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2133-Regionale-Quality-of-living.html?i=40–189

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie

Realisering netwerk SEV-III

Toename netlengte hoogspanningslijnen met spanning 220 kV en hoger

2.800 km (2008), 2.890 km (2012), 2890 km (2015)

Toename aantal woningen in vijwaringszones tussen 2000–2015 is 9.500.

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2135-Hoogspanningsleidingen.html?i=40–190

Transitie duurzame energie

Verbruik hernieuwbare energie

4,2% (2011) 4,5% (2013), 5,5% (2014), 5,8% (2015)

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0385-Verbruik-van-hernieuwbare-energie.html?i=40–190

Doelstelling windenergie

Opgesteld vermogen windenergie op land en op zee

2237 MW (2010) 2433 MW(2012), 2865 MW (2014), 3034 MW (2015) op land

228 MW (2012), 228 MW (2014),357 MW (2015) op zee

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0386-Windvermogen-in-Nederland.html?i=40–190

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen

Buisleidingen in gereserveerde stroken

Toename rode ontwikkelingen buisleidingstroken

Netlengte 18.406 km (2008). Daarnaast ligt er ongeveer 133.546 km (2014) aan gasleidingen voor lokale distributie en 5.000 km warmtenet (2014).

Aantal woningen binnen gereserveerde buisleidingstroken 283 (2012), 286 (2014), 286 (2015)1

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2136-Hoofdnetwerk-buisleidingen.html?i=40–191

Efficiënt gebruik van de ondergrond

Winning opper-vlaktedelfstoffen verbinden met andere functies

Nog uit te werken op basis van structuurvisie ondergrond

Realisatiecijfers worden verwacht wanneer structuurvisie beschikbaar is.

Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking

Aandeel Ladderplichtige bestemmingsplannen waarbij de Ladder volledig is toegepast 8% (nulmeting 2013), 43% (2015).

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/ nl2173-Toepassing-Ladder-duurzame-verstedelijking.html?i=40–203

Bron: De kengetallen zijn afkomstig uit de Monitor Infrastructuur en Ruimte 2014, Planbureau voor de Leefomgeving (www.clo.nl). Gegevens zijn afkomstig uit de meting 2016. Voor het Meerjarenprogramma Bodem wordt verwezen naar het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015, 14854). In dit convenant is onder meer beschreven hoe de overheden de focus leggen bij de aanpak van de resterende verontreinigingen. Resterende verontreinigingen zijn verontreinigingen waarbij het risico voor mens, plant en dier het grootst is. De budgetten van het meerjarenprogramma Bodem worden over de bevoegde overheden ex-Wet Bodembescherming (ex Wbb) verdeeld via het Provincie- en Gemeentefonds.

X Noot
1

Noot 1: Cijfers op basis van nieuwe bron

Beleidswijzigingen

Op dit artikel hebben geen beleidswijzigingen plaatsgevonden met een effect op de begroting 2018.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 13 Ruimtelijke ontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

119.402

149.808

119.225

90.075

99.535

186.353

181.495

Uitgaven:

114.623

155.733

131.496

101.727

104.016

186.353

188.668

Waarvan juridisch verplicht

   

96%

       

13.01

Ruimtelijk instrumentarium

8.261

10.951

8.633

8.051

8.205

7.500

8.500

13.01.01

Opdrachten

7.473

9.546

7.418

6.836

6.990

7.500

8.500

 

– Wabo

0

0

0

0

0

0

0

 

– Architectonisch beleid

1.934

2.713

2.427

2.377

2.220

2.919

2.919

 

– OLO

2.749

2.959

2.847

2.963

2.963

2.963

2.963

 

– Overige opdrachten

2.790

3.874

2.144

1.496

1.807

1.618

2.618

13.01.02

Subsidies

788

1.215

1.215

1.215

1.215

0

0

 

– Programma Ruimtelijk Ontwerp

788

1.215

1.215

1.215

1.215

0

0

13.01.03

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

13.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

0

190

0

0

0

0

0

13.02

Geo-informatie

47.809

34.581

23.470

28.745

28.771

28.014

28.014

13.02.01

Opdrachten

3.087

7.184

2.267

2.298

2.598

2.512

2.512

13.02.02

Subsidies

10.571

1.990

680

680

380

380

380

 

– Basisregistraties

10.571

1.990

680

680

380

380

380

13.02.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

34.151

25.407

20.523

25.767

25.793

25.122

25.122

 

– Kadaster

34.151

25.407

20.523

25.767

25.793

25.122

25.122

13.03

Gebiedsontwikkeling

7.671

10.117

17.782

7.704

7.591

6.753

6.753

13.03.01

Opdrachten

1.161

2.164

3.016

1.668

1.670

1.803

1.803

13.03.02

Subsidies

72

60

60

60

60

60

60

13.03.03

Bijdrage aan agentschappen

0

2.402

2.356

2.356

2.340

2.340

2.340

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

13.03.04

Bijdrage aan medeoverheden

6.438

5.491

12.350

3.620

3.521

2.550

2.550

 

– Projecten BIRK

3.888

2.941

4.950

691

0

0

0

 

– Projecten Nota Ruimte

0

0

4.850

379

971

0

0

 

– Projecten Bestaand Rotterdams Gebied

2.550

2.550

2.550

2.550

2.550

2.550

2.550

13.04

Ruimtegebruik bodem

25.737

41.161

50.497

45.702

50.724

140.061

141.376

13.04.01

Opdrachten

5.531

6.569

5.005

5.191

5.182

5.232

5.232

13.04.02

Subsidies

13.380

17.204

13.707

14.823

12.211

13.211

12.211

 

– Bedrijvenregeling

6.977

9.681

8.684

10.000

10.000

11.000

10.000

 

– Programma Commissie MER

2.000

2.000

0

0

0

0

0

 

– Subsidies Caribisch gebied

4.372

5.523

5.023

4.823

2.211

2.211

2.211

 

– Overige subsidies

31

0

0

0

0

0

0

13.04.03

Bijdrage aan agentschappen

6.826

5.382

5.905

5.787

5.787

5.787

5.787

 

– waarvan bijdrage aan RWS

6.826

5.382

5.905

5.787

5.787

5.787

5.787

13.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

0

12.006

25.880

19.901

27.544

115.831

118.146

 

– Meerjarenprogramma Bodem

0

11.862

25.880

19.901

27.544

115.831

118.146

 

– Programma Gebiedsgericht instrumentarium

0

144

0

0

0

0

0

13.04.07

Bekostiging

0

0

0

0

0

0

0

 

Uitvoering klimaatadaptatie

0

0

0

0

0

0

0

13.05

Eenvoudig Beter

25.145

58.923

31.114

11.525

8.725

4.025

4.025

13.05.01

Opdrachten

10.582

33.089

4.889

2.700

1.500

0

41

 

– Eenvoudig Beter

3.094

2.339

1.489

0

0

0

41

 

– Omgevingswetgeving

7.488

30.750

0

400

100

0

0

 

– Overige opdrachten

0

0

3.400

2.300

1.400

0

0

13.05.02

Subsidies

0

9.000

6.000

3.000

0

0

0

 

– Stimuleringsregeling Impl Omgevingswet

0

9.000

6.000

3.000

0

0

0

13.05.03

Bijdrage aan agentschappen

14.563

16.834

20.225

5.825

7.225

4.025

3.984

 

– waarvan bijdrage aan RWS

14.563

16.834

20.225

5.825

7.225

4.025

3.984

 

Ontvangsten

23.057

9.092

8.824

3.824

3.824

3.824

3.824

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023 e.v.

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds

1.950

1.299

255

0

0

28.350

Andere ontvangsten van artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds

1.950

1.299

255

0

0

28.350

waarvan 18.16

Reservering Omgevingswet

1.950

1.299

255

0

0

28.350

13.01 Ruimtelijk instrumentarium

Budgetflexibiliteit

Van het opdrachtenbudget is het grootste deel juridisch verplicht door lopende opdrachten ten behoeve van de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Het betreft onder meer opdrachten ten behoeve van de ontwikkeling van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), het beheer en onderhoud van het ICT-systeem ter ondersteuning van het Omgevingsloket, het beleid voor architectuur en ruimtelijk ontwerp en het beleid met betrekking tot de klimaat- en ruimtelijke adaptatie. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapbijdrage aan RWS voor de maatregelen op het gebied van het programma Ruimtelijke Adaptatie zijn eveneens juridisch verplicht. De subsidies in het kader van de Actie Agenda Ruimtelijk Ontwerp voor de periode 2017–2020 zijn eveneens volledig verplicht.

13.02 GEO-informatie

Het opdrachtenbudget en het subsidiebudget zijn merendeels juridisch verplicht. Het opdrachtenbudget betreft voornamelijk de meerjarige opdrachtverlening aan de Stichting Geonovum in het kader van de uitvoering van wettelijke taken, zoals het beheer van de standaarden ruimtelijke informatie en de invoeringsverplichtingen van INSPIRE. De uitgaven ten behoeve van het beheer van de Landelijke Voorziening Basisregistratie Ondergrond (BRO) zijn eveneens volledig verplicht.

Het budget voor bijdragen aan ZBO’s betreft de jaarlijks, reeds juridisch verplichte, opdracht aan het Kadaster ten behoeve van de uitvoering en het beheer en onderhoud ten behoeve van de basisregistraties.

Daarnaast is er sprake van een subsidieverplichting aan de Stichting Geonovum voor de uitvoering van het basisprogramma. Hiervoor wordt een subsidieregeling opgesteld.

13.03 Gebiedsontwikkeling

Het opdrachtenbudget is deels juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het gebiedsbeleid en MIRT-projecten. De uitgaven voor de subsidie aan het Regie College Waddengebied, de agentschapbijdrage aan RWS, voor maatregelen op het terrein van het gebiedenbeleid en de bijdrage aan andere overheden voor de uitvoering van Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK), Nota Ruimte en Nieuwe Sleutelprojecten (NSP) zijn alle juridisch verplicht.

13.04 Ruimtegebruik bodem

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het bodembeleid. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapsbijdrage aan RWS/WVL zijn juridisch verplicht.

Het niet-juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op gelden conform de bestuurlijke afspraken voor knelpunten in de uitvoering van de Wet bodembescherming, grootschalige bodemsaneringsprojecten en de bijdragen aan drink- en afvalwatervoorzieningen in Caribisch Nederland.

13.05 Eenvoudig Beter

Van het opdrachtenbudget 2018 is al een groot deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de stelselherziening omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). Tevens is de agentschapbijdrage aan RWS en het RIVM juridisch verplicht.

13.01 Ruimtelijk instrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

13.01.01 Opdrachten

Uitvoering Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Deze financiële middelen worden in 2018 met name ingezet om zicht te houden op de realisatie van de SVIR en om zorg te dragen voor kennisontwikkeling ten behoeve van de uitvoering van het ruimtelijk beleid en voor de voorbereiding van de NOVI. De ondersteuning van provincies en gemeenten in krimp- en anticipeerregio’s door middel van kennis en experimenten wordt in 2018 voortgezet.

Ruimtelijk Ontwerp

Ruimtelijk ontwerp is van belang voor een goede ontwikkeling en beheer van de fysieke leefomgeving. De Rijksinzet met de Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp is geactualiseerd en vastgelegd voor de periode 2017–2020. Hierbij staat de inzet van ontwerpkracht op de maatschappelijke opgaven zoals geagendeerd in de Nationale Omgevingsagenda en bij het opstellen en toepassen van omgevingsplannen en -visies centraal.

De financiële middelen voor ruimtelijk ontwerp worden ook gebruikt voor de eigen rol en verantwoordelijkheid van het Rijk met het College van Rijksadviseurs en met ontwerpend onderzoek – interdepartementaal – op thema’s zoals energietransitie, klimaatopgave, herbestemming en mobiliteit. Anderzijds worden deze middelen ingezet voor programma’s zoals het Ontwerpteam, het onderzoeksprogramma van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam en stimuleringsprogramma’s voor de lokale praktijk bij uitvoeringspartners. De uitvoering van de Actieagenda gebeurt in een netwerk van het Rijk met lead partners.

Klimaatadaptatie en Ruimtelijke Adaptatie

Ten slotte worden middelen ingezet voor het programma Klimaatadaptatie, dat zich richt op het bevorderen van een transitie van personen en organisaties naar meer klimaatbestendig handelen. Daarbij bevindt het programma zich in een breed speelveld, waarbinnen het een schakelfunctie vervult. Klimaatadaptatie omvat drie onderdelen; allereerst de uitvoering van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie van september 2014 (en het daarover gesloten bestuursakkoord). Hierin is een interbestuurlijke aanpak afgesproken teneinde Nederland op de lange termijn waterrobuust en klimaatbestendig in te richten, met als doel dat Nederland beter bestand is tegen dreigingen van overstromingen, neerslag, droogte en hitte. In 2017 is de voortgang geëvalueerd. De uitkomsten van deze evaluatie worden meegenomen in een nieuw op te stellen Deltaplan Ruimtelijke Adapatie dat op Prinsjesdag 2017 aan de kamer zal worden aangeboden. Het Deltaplan zal de komende jaren bepalend zijn voor de activiteiten op het gebied van Ruimtelijke Adaptatie.

Als uitvloeisel van de Nationale klimaatadaptatiestrategie (december 2016 aan de Kamer aangeboden; Kamerstukken II, 2016–2017 31.793, nr. 162) zal eind 2017 een Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie worden uitgebracht. Dit Uitvoeringsprogramma zal bestaan uit een voortgangsrapportage over de acties die in 2017 reeds zijn uitgevoerd en een Actieprogramma voor de periode 2018–2020. IenM heeft hierbij een coördinerende rol.

13.01.02 Subsidies

Het budget van 2017–2021 voor de Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp is als een meerjarig subsidie toegekend aan een aantal van de lead partners (waaronder het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal en de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam), om zo goed mogelijk aan te sluiten op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk.

13.02 Geo-informatie

Deze middelen zijn bestemd voor de exploitatie, het beheer en het onderhoud van voorzieningen, die op basis van Europese verplichtingen, zoals de implementatie van de Europese richtlijn INSPIRE, gericht zijn op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens. Verder zijn de opdrachten aan onder meer Geonovum in het licht van de beleidsuitvoering portefeuille geo-informatie zoals beheer van informatiemodellen, hier opgenomen.

Een belangrijk deel van de middelen zijn bestemd voor de ontwikkeling van de basisregistratie ondergrond.

13.02.02 Subsidies

Met het oog op het uitvoeren van het basisprogramma op het terrein van geo-informatie en de geo-basisregistraties wordt een structurele subsidie verleend aan de Stichting Geonovum.

Voor de begeleiding van bronhouders in de tweede tranche van de transitie van de Basisregistratie Grootschalige Topgrafie (BGT) en het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van kwaliteitszorg wordt een subsidie toegekend aan het Samenwerkingsverband van Bronhouders (SVB-BGT) voor een periode van drie jaar (2017–2019).

13.02.06 Bijdragen aan ZBO/RWT

Dit betreft een structurele bijdrage aan het Kadaster. De bijdrage is bestemd voor beheer en ontwikkeling van de landelijke voorzieningen van basisregistraties en in enkele gevallen ook het actueel houden van de inhoud. Tevens gaat het om beheer en ontwikkeling van de gezamenlijke verstrekkingsvoorziening voor geo-informatie PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart), het Nationaal GeoRegister (NGR) in relatie tot Europese richtlijn INSPIRE en de beheerkosten van het landelijke online portaal voor ruimtelijke plannen.

13.03 Gebiedsontwikkeling
13.03.01 Opdrachten

De opdrachten in relatie tot de gebiedsontwikkeling hebben veelal een relatie met het MIRT. Het MIRT is het meerjarenprogramma van de opgaven in het ruimtelijk fysieke domein. De nadruk ligt op opgaven waaraan het Rijk financieel bijdraagt. Ook opgaven waaraan het Rijk niet financieel bijdraagt, maar wel een rijksbelang heeft, worden in het MIRT besproken. Het streven is te komen tot een brede afweging tussen projecten van verschillende overheden, binnen diverse beleidssectoren, met het doel zo tot een doelmatige inzet van publiek geld te geraken. Daarbij worden maatregelen uitgevoerd die zijn aangekondigd in de Kabinetsreactie op het IBO Flexibiliteit in infrastructurele planning (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 550-A nr. 5) van 20 september 2016.

Aan deze aandachtspunten wordt de komende jaren verder invulling gegeven. Zo kan ook de samenhang met regionale opgaven en initiatieven van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties worden besproken. Het Rijk doet dit voor onderwerpen in het ruimtelijk fysieke domein. Samen met de regio’s en andere partijen in de bestuurlijke MIRT overleggen wordt aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s gewerkt.

Daarnaast neemt IenM het initiatief vanuit haar beleidsverantwoordelijkheid voor de Grote Wateren om samen met collega-departementen en gebiedspartners te werken aan gebiedsagenda's. Hierin worden zo veel mogelijk relaties tussen water, milieu, natuur, cultuur-historisch erfgoed en gebruiksfuncties in een ruimtelijk perspectief geplaatst en wordt op basis daarvan gewerkt aan een gezamenlijke adaptieve uitvoeringsagenda. Ook wordt gewerkt aan een gezamenlijke kennis- en innovatieagenda. In 2016 is dit gestart voor het IJsselmeergebied (dit proces loopt in ieder geval tot het einde van 2017); in 2017 wordt een dergelijk proces ook gestart voor het Waddengebied.

Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur is een van de drie nationale doelen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de afgelopen periode zijn belangrijke stappen gezet wat betreft ruimtelijk economische structuurversterking in netwerkverband. IenM heeft samen met de regionale partners, het bedrijfsleven en de ministeries van EZ en BZK een werkwijze en een praktijk ontwikkelt hoe deze nieuwe samenwerking vorm te gegeven en op welke inhoud deze samenwerking betrekking moet hebben. In 2018 zal IenM samen met betrokken partners verdere uitvoering geven aan de agenda’s voor de versterking van het ruimtelijk economische netwerk die in 2017 worden opgesteld. Deze agenda’s zijn: de Uitvoeringsagenda Ruimtelijke Economische Ontwikkelstrategie voor de Noordelijke en Zuidelijke Randstad en de Brainport Eindhoven en de Impulsagenda Greenports 3.0 voor het netwerk van de greenports.

De Interdepartementale Commissie Rijksvastgoed (ICRV) heeft tot taak om beleidsambities en beleidagenda’s die consequenties kunnen hebben voor de taakuitvoering van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en tevens (ontwikkel)opdrachten aan het RVB interdepartementaal af te stemmen. De dgRW van het Ministerie van IenM zit de ICRV voor. De ICRV beschikt over een budget om, naast de bekostiging van het secretariaat, de kennis, expertise en het vastgoed van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) in te schakelen bij beleidsprocessen van de leden en bij uitvoeringsvraagstukken bij het RVB en andere vastgoedhoudende rijksdiensten. Het budget voor de werkzaamheden die het RVB uitvoert in opdracht van de ICRV, is per 1 januari 2017 uitgeboekt naar het Ministerie van IenM (in het kader van de omvorming van het RVB tot een baten-lastendienst). Daarom worden alle werkzaamheden vanaf 2017 formeel opgedragen aan het RVB. Het jaarplan van de ICRV beschrijft de werkzaamheden die worden opgedragen aan het RVB. Deze manier van werken komt onder meer tot uiting in gebiedsontwikkelingsprojecten en via de beleidsaanschrijvingen voor het RVB die de departementen vanaf 2016 opstellen.

De opdrachten in het kader van het Takenpakket Ruimte en Energie betreffen vooral de kosten voor projecten binnen het DGRW Programma Ruimte en Energie, dat in samenwerking met EZ en BZK in 2017 wordt vormgegeven en dat zich mogelijk uitbouwt tot andere betrokken partners. Doel van dit programma is om de benodigde energietransitie, zoals beschreven is in de Energieagenda van december 2016 (Kamerstukken II, 2016–2017, 31 510 nr. 64), ruimtelijk in goede banen te leiden. Een duurzame energietransitie vraagt enerzijds een «energie-inclusieve ruimtelijke ordening», op alle niveaus. Anderzijds vraagt de energietransitie bij ingrepen in de fysieke ruimte om energieprojecten met voldoende omgevingskwaliteit en oog voor omgevingsaspecten en mitigatie van negatieve effecten (natuur, landschap, veiligheid etc.). Projecten in 2017 en 2018 betreffen het leveren van bouwstenen voor het Klimaat- en energieplan en de NOVI. In 2018 en 2019 betreffen dat een handreiking «energie in omgevingsvisies en -plannen»; de ondersteuning van diverse regionale energiestrategieën; de verkenning van juridische knelpunten rond de energielevering van waterschappen; het activeren van sleutelnetwerken binnen de domeinen van energie en ruimte en tot slot betreffen dat diverse projecten rond kennis, onderwijs en onderzoek.

13.03.02 Subsidies

Het Regiecollege Waddengebied (RCW) is een strategisch overleg- en afstemmingsorgaan voor het Waddengebied. De belangrijkste belanghebbenden in dit gebied zijn vertegenwoordigd in het RCW. Zoals de ministeries van Economische Zaken (EZ) en van Infrastructuur en Milieu (IenM) en het Samenwerkingsverband De Waddeneilanden, maar ook economie, natuur en de wetenschap. Belangrijke ontwikkelingen voor het Waddengebied, zowel daarbinnen als ook daarbuiten, worden in het RCW aan de orde gesteld waaronder bijvoorbeeld de trilaterale samenwerking met Duitsland en Denemarken wat betreft het Waddengebied. Er wordt jaarlijks een subsidie verstrekt aan het RCW.

13.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

Projecten BIRK

Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke centra of stedelijke gebieden. De projecten zijn deels afgerond en deels nog volop in uitvoering. Met een viertal BIRK-projecten bestaat er de komende jaren nog een subsidierelatie. De slotbetalingen zijn thans voorzien in 2019.

Nieuwe Sleutel Projecten (NSP)

Dit budget wordt ingezet ter ontwikkeling en versterking van zes centra in nationale stedelijke netwerken door (her)ontwikkeling van Hogesnelheidslijn (HSL) stations en omgeving. Vanaf 2017 heeft dit alleen nog maar betrekking op het NSP-project Breda. De slotbetaling aan NSP Breda is thans voorzien in 2019.

Projecten Nota Ruimte

Het budget is een extra impuls voor de versterking van de economische concurrentiepositie, krachtige steden en platteland, borging belangrijke ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. Thans bestaat alleen nog met Rotterdam Stadshavens een subsidierelatie. De slotbetaling aan dit project is thans voorzien in 2018.

Bestaand Rotterdams Gebied (BRG)

De financiële middelen voor BRG zijn een jaarlijkse bijdrage vanuit het Rijk als onderdeel van het Project Mainport Rotterdam om de doelstellingen van het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied te kunnen bereiken. BRG bestaat uit een aantal deelprogramma's en projecten dat tot doel heeft de ruimte in de haven beter te benutten en de leefbaarheid van de regio Rijnmond te vergroten.

13.04 Ruimtegebruik bodem
13.04.01 Opdrachten

De opdrachtverlening heeft betrekking op uitbesteding van beleidsinhoudelijke onderzoeksopdrachten en evaluaties aan derden op het gebied van: Bodem, Drinkwater en Waterketen, BES-eilanden, Drinkwater commissie van deskundigen, Structuurvisie Ondergrond (STRONG), Bodemenergie, Uitvoering structuurvisie buisleidingen, Energie en Ruimte, Milieueffectrapportage en NEN-regelgeving (drinkwater, bodem, zwemwater).

13.04.02 Subsidies

Bedrijvenregeling

Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, worden subsidies ten behoeve van saneringsmaatregelen van bedrijven vastgelegd.

Caribisch Nederland

Dit betreft subsidiebijdragen ten behoeve van drinkwater- en afvalwatervoorzieningen in Caribisch Nederland.

13.04.03 Bijdragen aan agentschappen

De Uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond bij RWS/WVL: dit betreft een opdracht aan het agentschap RWS. Concreet gaat het hierbij om het verrichten van uitvoerende wettelijke taken op grond van de Wet bodembescherming en ondersteuning van de beleidsontwikkeling op het gebied van bodem en ondergrond.

13.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

Meerjarenprogramma bodem

Het bodembeleid voor de periode 2016–2020 is opgenomen in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015, 14854). Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Dit convenant vormt de basis voor het verstrekken van een bijdrage aan de andere overheden voor de financiering van de uitvoering van het convenant, inclusief de aanpak van verontreinigingen. Tevens vindt de betaling van eerdere toezeggingen voor de aanpak van enkele specifieke verontreinigingen plaats. Dit betreft o.a. de rijksbijdrage aan het Rotterdamse Havengebied en Utrecht Griftpark.

Het resterende budget voor 2018 is voorzien voor eventuele knelpunten (artikel 11.4 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020) en voor benodigde aanvullende financiële middelen voor individuele bevoegde overheden Wbb in verband met de uitvoering van het convenant (artikel 11.3 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020).

13.04.08 Garanties

Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van een evaluatie van deze garantieregeling beëindigd. In 2018 wordt alleen nog garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 397.129. De openstaande garanties lopen af naar nul over de looptijd tot en met 2027.

13.05 Eenvoudig Beter

Algemeen

Binnen de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter (EB) wordt gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). Daarnaast wordt vanuit de programmadirectie door een interbestuurlijke unit het opdrachtgeverschap voor de implementatie van de Omgevingswet, samen met de bestuurlijke koepels IPO, VNG en UvW georganiseerd. De stelselherziening is erop gericht om te komen tot minder regels en het vergroten van de inzichtelijkheid, een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving, meer ruimte voor decentrale afweging, en het versnellen en verbeteren van de besluitvorming over projecten. Goede implementatie van de Omgevingswet is essentieel. Het gaat hier om invoeringsbegeleiding, het vormen van één centraal infopunt en de ontwikkeling van een Digitaal Stelsel Omgevingswet.

Op 21 april 2016 is het Hoofdlijnenakkoord financiële stelselherziening omgevingsrecht door de Minister van IenM en de koepels VNG, IPO en UvW getekend. Over de eenmalige uitgaven is afgesproken dat de rijksoverheid de investeringskosten betaalt voor het digitale stelsel, de invoeringsondersteuning en het informatiepunt. In de vorige begroting is invulling gegeven aan deze afspraak door dekking voor de periode 2016–2024 van totaal circa € 218,1 miljoen op te nemen (zie begroting 2017 extracomptabele tabel artikel 13.05). De middelen zijn destijds verdeeld over IF artikel 18.16 onder het kopje «Reservering Omgevingswet» (totaal € 157,05 miljoen) en op Hoofdstuk XII geboekt (artikel 13.05 en op artikel 98 t.b.v. apparaatsuitgaven). Zoals reeds in de vorige begroting aangekondigd hebben in deze begroting overboekingen van IF naar HXII plaatsgevonden. Het overzicht uit begroting 2017 is derhalve geactualiseerd (zie hieronder). De hierboven genoemde middelen zijn bestemd voor de eerste fase (invoeringsbegeleiding, het oprichten van een centraal infopunt en het ontwikkelen van het Digitaal Stelsel Omgevingswet) met als uitgangspunt behoud van het huidige voorzieningenniveau. De benodigde middelen voor de vervolgfase van het Digitaal Stelsel Omgevingswet van circa € 93,1 miljoen zijn nog niet aan het projectbudget toegevoegd. Bij vervolg van dit programma zonder aanvullende externe financiering zal er additioneel bijgedragen worden vanuit alle modaliteiten op de investeringsfondsen. Voor de vervolgfase is het streefbeeld dat alle functionaliteiten beschikbaar zijn die helpen om de doelen van de Omgevingswet te realiseren, waarbij de informatiehuizen verder zijn uitgebouwd.

Om de Kamer een integraalbeeld te verschaffen van de totaal beschikbare middelen op de diverse artikelen is onderstaande extracomptabele tabel opgenomen. De middelen die nog op het Infrastructuurfonds staan gereserveerd worden tranchegewijs overgeboekt naar Hoofdstuk XII, waar de uitgaven worden verantwoord. Voor de volledigheid zijn de middelen die vanaf de start (2011–2015) ten laste van de begroting van IenM zijn gebracht ook opgenomen (totaal € 44,8 miljoen). De besteding van het bedrag t/m 2015 (OLO-3, opdrachten verkenning/planuitwerking, apparaat, inhuur van expertise, etc.) is jaarlijks in de jaarverslagen van IenM verwerkt. Naast de toegekende budgetten voor de eenmalige uitgaven is in de tabel ook de op artikel 13.05 budgettair getroffen voorziening voor de exploitatiekosten Digitaal Stelsel Omgevingswet zichtbaar.

Extracomptabele Tabel Toegekende Budgetten Stelselherziening Omgevingsrecht (bedragen x € 1.000)

Eenmalige uitgaven

t/m 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2029/ 2030

Totaal vanaf 2016

 

Hoofdstuk XII

                   
 

13.05 Eenvoudig Beter

31.598

25.145

58.923

29.214

10.825

4.684

66

66

 

128.857

 

98.01 Apparaat

13.196

9.784

12.241

10.350

3.100

600

600

   

36.675

 

Infrastructuurfonds

                   
 

18.16 Reservering Omgevingswet

 

0

27.244

1.950

1.299

255

0

 

28.350

59.098

 

12.06 Apparaatskosten RWS

 

900

             

900

 

Totaal – eenmalig

44.794

35.829

98.408

41.514

15.224

5.539

666

 

28.350

225.530

                       

Exploitatie-uitgaven

                   
 

Hoofdstuk XII

                   
 

13.05 Eenvoudig Beter

     

1.900

700

4.041

3.959

3.959

 

14.559

 

Totaal – exploitatie

     

1.900

700

4.041

3.959

3.959

 

14.559

                       

Totaal toegekend

 

35.829

98.408

43.414

15.924

9.580

4.625

4.025

28.350

240.089

De eenmalige uitgaven zijn 7,5 mln. hoger ten opzichte van de vorige begroting. Dit wordt voor een groot deel veroorzaakt door het toevoegen van € 7,5 mln apparaatsgeld. Verder zijn er diverse op- en afboekingen in relatie tot RVO, RIVM en RWS daarnaast heeft er een slotwetmutatie plaatsgevonden.

13.05.01 Opdrachten

De financiële middelen worden ingezet voor het nader uitwerken van de uitgangspunten van de Omgevingswet in de uitvoeringsregelgeving (AMvB’s en ministeriële regelingen) en de invoeringswetgeving, toetsing en consultatie, voor het omgevingsmanagement en voor het versterken van kennis en kunde via het programma NU al EB.

Voor de inwerkingtreding van de wet is een tijdige en zorgvuldige implementatie essentieel. Het gaat hier om de invoeringsbegeleiding, het oprichten van een centraal infopunt en de digitale ondersteuning van de Omgevingswet. Er wordt onder andere gewerkt aan het beter uitwisselbaar maken van digitale gegevens. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de ambitie in het regeerakkoord om gegevens beter digitaal te ontsluiten en meer vergunningaanvragen digitaal te maken.

13.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de agentschapbijdrage voor de inzet van RWS voor de implementatie van het wetsvoorstel Omgevingswet en de Crisis- en herstelwet. Daarnaast levert RWS capaciteit voor de uitwerking van de uitvoeringsregelgeving van de Omgevingswet. Tot slot zijn de exploitatiekosten van Eenvoudig Beter van IenM hier geraamd.

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Algemene Doelstelling

Het Ministerie van IenM streeft er naar om weggebruikers zo snel, verkeersveilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen. Daarvoor worden verschillende instrumenten ingezet: regelgeving, investeringen, regisseren, uitvoering en toezicht. IenM werkt toe naar een modern en goed functionerend verkeerssysteem en ontwikkelt een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en dat voldoet aan de milieunormen. Daarnaast wordt ingezet op een landelijke afname van het aantal verkeersslachtoffers. Om deze doelen te bereiken werkt IenM samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikelen 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud, verkeersmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).

  • Het bevorderen van de bereikbaarheid en veiligheid en beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement: via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen.

  • Het beheersen van de geluidproductie vanwege verkeer door middel van een jaarlijkse monitoring van de naleving van de geluidproductieplafonds langs het rijkswegennet en het aanpakken van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG).

  • Het oplossen van de knelpunten voor luchtkwaliteit langs het rijkswegennet door middel van maatregelen (zowel generiek en locatiespecifiek) in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenM voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • Het vervolg van Beter Benutten, landelijk is de volgende programma-ambitie afgesproken: tenminste 10% vermindering van de reistijd van deur tot deur op de belangrijkste gesignaleerde knelpunten in de spits op de weg in de periode 2015 tot en met 2017. Dit ten opzichte van een situatie zonder het vervolgprogramma Beter Benutten. In 2018 worden nog bijdragen aan de regio’s verstrekt voor maatregelen die na 2017 gereed komen of waarvan de administratieve afwikkeling pas na 2017 zal plaats vinden. Het programma Decentraal Spoor en ITS loopt tot en met 2020.

  • De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gebiedsagenda’s vormen de kaders voor de bereikbaarheidsopgaven. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken een andere aanpak van deze bereikbaarheidsopgaven op (middel)lange termijn nodig én mogelijk. Voortbouwend op de ervaringen van het programma Meer Bereiken wordt deze andere aanpak in de praktijk vorm gegeven. Uitgangspunten hierbij zijn een gelijkwaardige samenwerking tussen Rijk, medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, het in samenhang bezien van bereikbaarheid met andere ruimtelijke opgaven (bijvoorbeeld wonen, natuur, leefbaarheid, veiligheid) en het onderzoeken van een brede set oplossingsrichtingen (innoveren, informeren, in stand houden, inrichten en investeren).

  • De inzet van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020 en de Beleidsimpuls Verkeersveiligheid. De plannen richten zich op verbetering van infrastructuur, voertuigen en gedrag van weggebruikers ter vermindering van het aantal verkeersdoden en ernstige verkeersgewonden. Samen met medeoverheden en maatschappelijke partners is met name aandacht voor de groeiende risicogroepen onder de verkeersdeelnemers: ouderen, fietsers, notoire overtreders en beginnende bestuurders.

  • Samen met (internationale) overheden en marktpartijen te werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten en gewichten van het vrachtverkeer in Europa.

  • Inzetten op verbeteren van data van verkeersongevallen en in samenwerking met de decentrale overheden onderzoeken hoe een risicogestuurde aanpak kan worden gebruikt als nieuwe basis voor de inzet van maatregelen.

  • Specifiek voor smart mobility wordt in (inter)nationale samenwerking met overheden en marktpartijen gewerkt aan het faciliteren en versnellen van de ontwikkeling van informatisering van het verkeersysteem en automatisering van het voertuig. Dit gebeurt bijvoorbeeld door testen en proeven met innovatieve systemen in Nederland ruim baan te geven. In samenwerking met sociale partners, de transportsector en maatschappelijke organisaties wordt ingezet op verbeterde duurzaamheid van mobiliteit.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Aanleg

In het notaoverleg MIRT, d.d. 23 november 2015, heeft de Tweede Kamer ingestemd om in de eerstvolgende Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse de indicator voor acceptabele reistijd te wijzigen. De indicator voor acceptabele reistijd uit de Nota Mobiliteit en de SVIR is hiermee vervallen en is vervangen door de hoofdwegennet indicator. Met deze indicator worden de economische verlieskosten van toekomstige knelpunten in beeld gebracht(m.b.v. verkeersmodellen). Met deze indicator worden de economische verlieskosten van toekomstige knelpunten in beeld gebracht, met als doel om die nieuwe projecten te prioriteren, die de meeste economische verlieskosten oplossen Rijkswaterstaat zal in haar Publieksrapportage (T3 aan het eind van elk jaar) een file top 50 kaart en tabel opnemen met de hoogste economische verlieskosten. Deze tabel zal overgenomen worden in de verantwoordingsrapportage. In de begroting (het MIRT projectenboek) zal dezelfde kaart opgenomen worden, en per MIRT-project de bijdrage aan het oplossen van de file top 50.

Beter Benutten

Over de voortgang van de uitvoering van de gebiedsprogramma’s Beter Benutten wordt de Tweede Kamer geïnformeerd in het kader van het MIRT-proces (Kamerstukken II 2016–2017 34 550-A, nr. 19).

Beheer en onderhoud

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (verkeerssignalering op banen en verkeerscentrales) en 12.02 (km rijbaanlengte, km2 asfalt, km2 groen areaal).

Verkeersmanagement

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (indicator van op alle bemeten wegvlakken ingewonnen betrouwbare reis en route-informatie en tijdige levering aan de serviceproviders).

Geluid en luchtkwaliteit

Indicator: lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld
 

Waarde

2013

Waarde

2014

Waarde

2015

Waarde

2016

Waarde

2017

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

         

0 knelpunten

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

8.650

8.600

8.300

8.300

5.600

0 knelpunten in 2020

Bron: RWS/WVL, 2017

Toelichting:

In 2015 is nagenoeg (99,9%) op alle locaties langs rijkswegen voldaan aan de per 1 januari 2015 geldende grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) Komende jaren zal blijvend moet worden voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit. Dat betekent dat 0 knelpunten het streven blijft. Hierover zal in de jaarverslagen worden gerapporteerd op basis van de jaarlijkse monitoring over het gepasseerde jaar.

De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidsaneringsplan moet worden opgesteld. De peildatum van 2020 hangt samen met de hiervoor in de Wet milieubeheer opgenomen einddatum voor het opstellen van een saneringplan. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen, dit zal dus ook deels na 2020 zijn.

De sanering wordt uitgevoerd in het kader van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG). In dit programma worden onder bepaalde voorwaarden ook objecten met een geluidbelasting onder de 65dB gesaneerd. Vooruitlopend op het opstellen van regionale saneringsplannen vindt de geluidsanering plaats in samenhang met genomen tracébesluiten.

De gehanteerde geluidbelastingen zijn gebaseerd op een «worst-case» situatie (volledig benut geluidproductieplafond). Bij een deel van de gesaneerde objecten blijft de geluidbelasting op de gevel na het treffen van de doelmatige saneringsmaatregelen boven de 65dB en wordt toepassing van gevelmaatregelen onderzocht om te voldoen aan de geluidsnorm binnen de woning.

Zoals aangegeven in het Jaarverslag 2016 over Hoofdstuk XII is het totale aantal knelpunten herijkt op basis van nieuw beschikbaar landelijk onderzoek dat, als gevolg van het voortschrijdende onderzoek, steeds gedetailleerder is dan de eerder beschikbare informatie. Daarnaast zijn de gegevens geactualiseerd aan de hand van genomen saneringsbesluiten en het realiseren van geluidschermen voorafgaand aan het treffen van saneerplannen in het kader van de PreNoMo-sanering, waardoor de geluidbelasting op de betreffende woningen onder de saneerdrempel is gebracht.

In vervolg op de brieven aan de Tweede Kamer over de kostenbeheersing van het MJPG d.d. 20 november 2015 (Kamerstukken II 2015–2016 32 252, nr. 56) 1 september 2016 (Kamerstukken II 2015–2016 32 252, nr. 58) zal de komende jaren verder invulling hieraan worden gegeven door middel van prioritering van maatregelen.

Regelgeving en afspraken

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.04 (beschikbaarheid, verhouding verstoring wegwerkzaamheden ten opzichte van totale verstoringen, tijdsduur percentage van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is).

Verkeersveiligheid

Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

basiswaarde

       

realisatie

doelstelling

 

2002

2012

2013

2014

2015

2016

2020

aantal verkeersdoden

1.066

650

570

570

621

629

500

ernstig verkeersgewonden

16.100

19.200

18.800

20.700

21.300

dec-17

10.600

Bron: Rijkswaterstaat/WVL, 2016 Bron verkeersdoden 2016:

https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/18/omgekomen-autorijders-vaak-jong-of-oud

Marktcondities

Verwezen wordt naar de «Kerncijfers verkeersveiligheid» (Kamerstukken II vergaderjaar 2016–2017, 29 398, nr. 544).

Duurzaamheid

Voor de doelstellingen voor de sector verkeer en vervoer wordt verwezen naar artikel 19 Klimaat.

Beleidswijzigingen

Naar aanleiding van de kabinetsreactie Interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) «Flexibiliteit in infrastructurele planning» (Kamerstukken II 2016–2017 34 550-A, nr. 5) wordt een wijziging in gang gezet van de Wet Infrastructuurfonds die erop gericht is de reikwijdte van het IF zodanig te verbreden dat ook niet-investeringsuitgaven (zoals Beter Benutten) die direct bijdragen aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van investeringen in infrastructuur bekostigd kunnen worden uit het IF.

Zoals in de brieven van 14 oktober 2016 (Kamerstukken II 2016–2017 34 550-A, nr. 9) en 21 november 2016 (Kamerstukken II 2016–2017 34 550-A, nr. 19) aangegeven, wordt verkend hoe de succesvolle publiek-private samenwerking van Beter Benutten kan worden voortgezet in een gerichte korte termijn aanpak (2018–2021) voor slimme en duurzame mobiliteit. De uitkomst is mede afhankelijk van de (financiële) prioriteiten van een nieuw kabinet en vindt naar verwachting dit najaar plaats bij de Bestuurlijke Overleggen MIRT.

In 2016 is een beleidsdoorlichting voor het gehele beleidsartikel van start gegaan. De afronding daarvan is voorzien in 2017. Er wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid en of de gehanteerde indicatoren, kengetallen en streefwaarden zinvol zijn en hoe de monitoring verbeterd kan worden ingezet om afwegingen bij beleids- en besluitvorming beter te ondersteunen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 14 Wegen en verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

63.115

33.736

27.319

27.643

27.374

28.701

28.862

Uitgaven:

34.635

47.495

36.725

34.298

32.827

29.492

28.653

Waarvan juridisch verplicht

   

81%

       

14.01

Netwerk

15.367

30.645

20.575

17.791

16.097

12.004

11.154

14.01.01

Opdrachten

11.025

24.051

15.304

12.520

10.876

6.783

5.933

 

– Beter Benutten

7.245

18.472

10.141

6.902

4.616

173

173

 

– BOA wegverkeersbeleid

1.320

1.253

2.096

2.350

2.387

2.722

2.728

 

– Wegverkeersbeleid

1.434

2.644

1.146

1.296

1.567

1.679

1.690

 

– Overige opdrachten

1.026

1.682

1.921

1.972

2.306

2.209

1.342

14.01.02

Subsidies

1.126

1.135

650

650

600

600

600

14.01.03

Bijdrage aan agentschappen

3.216

5.459

4.621

4.621

4.621

4.621

4.621

 

– waarvan bijdrage aan RWS

3.216

5.459

4.621

4.621

4.621

4.621

4.621

14.02

Veiligheid

19.268

16.850

16.150

16.507

16.730

17.488

17.499

14.02.01

Opdrachten

7.598

6.441

6.218

6.606

6.829

7.618

7.629

 

– Opdrachten Verkeersveiligheid

7.598

6.441

6.218

6.606

6.829

7.618

7.629

14.02.02

Subsidies

8.063

8.351

8.401

8.370

8.370

8.369

8.369

 

– VVN

3.660

3.726

3.736

3.736

3.736

3.736

3.736

 

– SWOV

3.781

3.854

3.870

3.869

3.869

3.869

3.869

 

– Overige subsidies

622

771

795

765

765

764

764

14.02.03

Bijdrage aan agentschappen

585

584

584

584

584

584

584

 

– waarvan bijdrage aan RWS

585

584

584

584

584

584

584

14.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

30

30

30

30

30

0

0

 

– Euro NCAP

30

30

30

30

30

0

0

14.02.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

2.992

1.444

917

917

917

917

917

 

– CBR

2.992

1.444

917

917

917

917

917

 

Ontvangsten

3.149

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrasturctuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

2.485.580

2.499.238

2.616.884

2.657.132

2.840.329

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

90.402

55.343

90.501

148.914

133.540

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

2.575.982

2.554.581

2.707.385

2.806.046

2.973.869

waarvan

         

12.01

Verkeersmanagement

3.680

3.681

3.680

3.677

3.674

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

645.593

637.675

529.783

629.827

587.072

12.03

Aanleg

781.590

905.105

1.160.531

1.215.916

1.472.204

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

581.030

455.632

460.687

410.514

397.500

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

564.089

552.488

552.704

546.112

513.419

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

14.01 Netwerk

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. Voor subsidies betreft het hier onder andere verplichtingen die tot en met 2018/2019 zijn aangegaan. De budgetten voor subsidies worden per jaar gepubliceerd en hebben daarmee een vastomlijnde tijdshorizon, de agentschapsbijdrage heeft een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is het merendeel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen.

14.02 Veiligheid

De uitgaven voor de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De overige verplichtingen betreffen subsidies aan Veilig Verkeer Nederland (VVN), Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) en Team Alert. Voor de subsidies aan VVN, SWOV en Team Alert zijn de maximaal beschikbare subsidiebudgetten vermeld in de gepubliceerde meerjarensubsidieregelingen c.q. jaarlijks gepubliceerde subsidieplafonds.

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van lopende opdrachten. Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor met name opdrachten voor het uitvoeren van onderzoeken en het uitvoeren van verkeersveiligheidscampagnes.

14.01 Netwerk

Toelichting op de financiële instrumenten

14.01.01 Opdrachten

De opdrachten betreffen diverse onderzoeken op het gebied van verkeer, wegmaatregelen en het verduurzamen van mobiliteit. Daarnaast vinden uitgaven plaats voor het European Register of Road Transport Undertakings (ERRU), Tol, Smart Mobility zoals de zelfrijdende auto en Intelligente Transport Systemen (ITS), het kennisplatform tunnelveiligheid en taken in het kader van de wet SWUNG (Samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid).

De opdrachten voor Beter Benutten betreffen kosten op het gebied van diverse onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, fietsbeleid en Intelligente Transport Systemen.

In het kader van het Energieakkoord voor duurzame groei (Kamerstukken II 2012–2013 30 196, nr. 202) is IenM betrokken bij de uitvoering van overeengekomen acties, zoals de green deal Autodelen en de green deal Het Nieuwe Draaien met de bouwsector, over zuiniger gebruik van machines. Daarnaast vind onderzoek plaats naar mogelijke maatregelen op het gebied van duurzame mobiliteit, die een plaats kunnen krijgen in de Energieagenda.

14.01.02 Subsidies

De uitgaven hebben betrekking op subsidies verstrekt voor het fietsbeleid onder andere aan de Fietsersbond en een incidentele subsidie verstrekt aan Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (NHTV) te Breda en aan de Stichting Wandelnet en Fietsplatform.

14.01.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

14.02 Veiligheid
14.02.01 Opdrachten

Het verbeteren van de positie van kwetsbare verkeersdeelnemers gebeurt onder meer door onderzoeken op het gebied van fietsveiligheid en naar specifieke doelgroepen zoals ouderen. Opdrachten in verband met vergoedingen commissie rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad en onderzoek rijden onder invloed. Het stimuleren van de verkoop van veilige voertuigen gebeurt door deelname aan Euro NCAP (New Car Assessment Programme). Euro NCAP beoordeelt onafhankelijk de veiligheidsprestaties van Europa’s meest verkochte auto’s. Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt ondermeer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd.

14.02.02 Subsidies

Er worden subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN), Fietsersbond, Team Alert en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).

14.02.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

14.02.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Ingevolge de Regeling maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) ontvangt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), een RWT die per 1 januari 2017 is herzien. Vanaf 2017 vindt voor de vorderingenonderzoeken (medisch en rijvaardigheid) nog een gedeeltelijke vergoeding plaats, kamerbrief 29398–529 van 21 september 2016. Het resterende bedrag wordt doorberekend aan de burger waarbij het vorderingenonderzoek moet plaatsvinden.

Beleidsartikel 15 OV-keten

In het voorjaar van 2014 is het tweede deel van de Lange Termijn Spooragenda naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2013–2014 29 984, nr. 474). De kern van de ambitie zoals in de LTSA opgenomen is een optimale reis van deur tot deur binnen de Openbaar Vervoer en Spoorketen. De vorige begrotingsindeling sloot hier niet op aan, omdat sprake was van een apart artikel voor Openbaar Vervoer en een apart artikel voor Spoor. Daarom zijn bij Begroting 2017 de artikelen samengevoegd tot één nieuw artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor. Hiertoe is de naam en algemene doelstelling van artikel 16 aangepast van «Spoor» naar «Openbaar Vervoer en Spoor».

Hieronder is de budgettaire tabel van artikel 15 OV-keten opgenomen. Door de samenvoeging van de beleidsartikelen 15 en 16 vanaf 2017 heeft deze alleen nog betrekking op het jaar 2016. Voor de jaren 2017 en verder wordt verwezen naar artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 15 OV-keten (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

5.566

0

0

0

0

0

0

Uitgaven:

4.745

0

0

0

0

0

0

Waarvan juridisch verplicht

             

15.01

OV-keten

4.745

0

0

0

0

0

0

15.01.01

Opdrachten

3.165

0

0

0

0

0

0

15.01.02

Subsidies

782

0

0

0

0

0

0

15.01.03

Bijdrage aan agentschappen

798

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

798

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

6.207

0

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

Algemene Doelstelling

Om er voor te zorgen dat reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar kunnen reizen van A naar B ontwikkelt, beheert en stuurt IenM de benutting van de hoofdspoorweginfrastructuur aan en stelt zij decentrale overheden in staat het Openbaar Vervoer buiten de hoofdspoorweginfrastructuur hiertoe te ontwikkelen, beheren en benutten. Daarbij zorgt IenM tegelijkertijd dat verladers van goederen over het spoor de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie beschouwen.

IenM zet in op een hoofdspoorweginfrastructuur en Openbaar Vervoer dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, aan het behalen van de milieunormen en de sociale functie van het Openbaar Vervoer. Om deze doelen, die ook beschreven staan in de Lange Termijn Spooragenda deel 2 (Kamerstukken II 2013–2014 29 984, nr. 474), te behalen werkt IenM samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid). Voor het Openbaar Vervoer en Spoor betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Een concessie voor het vervoer over het hoofdrailnet (NS) waarin het aanbod van het reizigersvervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud en vervanging van railinfrastructuur, verkeersleiding, capaciteitsmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door ProRail onder aansturing van IenM (via de beheerconcessie). Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 13).

  • De besluitvorming over en uitvoering van investeringen in de hoofdspoorweginfrastructuur (incl. stations) in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De middelen worden beschikbaar gesteld via het Infrastructuurfonds.

  • Een bijdrage aan de financiering (via het Provinciefonds of de BDU) van het gedecentraliseerde Openbaar Vervoer.

  • Een concessie voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel)

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten Decentraal Spoor.

  • Het vormgeven (in saneringsplannen) en uitvoeren van de aanpak van hoge geluidsbelastingen langs het hoofdrailnet door middel van het Meerjarenprogramma geluidsanering (MJPG).

  • Om onder meer de veiligheid verder te verhogen wordt het European Railway Traffic Management System (ERTMS) ingevoerd. Het is de verwachting dat het programma ERTMS in 2018 van de planuitwerkingfase over kan gaan naar de realisatiefase.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het beleid inzake openbaar vervoer (per trein, bus, tram, metro, taxi en waddenveren), waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. IenM zorgt voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan via wet- en regelgeving, aansturing van ProRail en NS in het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur en stations en afspraken met decentrale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Uitvoering vindt plaats door middel van samenwerking in de gehele OV-keten en de gehele goederenketen. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samenwerking.

Deze regierol wordt ingevuld door:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, doorstroming en duurzaamheid.

  • Regelgeving en afspraken over concessieoverstijgende onderwerpen waar het voor de reiziger van belang is dat zaken uniform geregeld worden, ongeacht de vervoerder of concessie (zoals sociale veiligheid, toegankelijkheid, OV-chipkaart, taxivervoer en OV-data).

  • Regelgeving en afspraken over de benutting van de Openbaar Vervoer infrastructuur en de ordening van de Openbaar Vervoer markt. Hierbij worden de aanbevelingen van de parlementaire enquête Fyra betrokken.

  • Het stimuleren van de samenwerking in de gehele OV-keten en de spoorgoederenvervoerketen, door het organiseren van platforms en tafels.

  • De inzet van de Beleidsimpuls railveiligheid (Kamerstukken II 2015–2016 29 893, nr. 204), waarin de prioriteiten in de veiligheidsaanpak voor de komende jaren zijn benoemd, zoals het Landelijke Verbeterprogramma Overwegen, het programma niet-actief beveiligde overwegen (nabo), het STS-verbeterprogramma (reductie stoptonend sein passages), suïcidepreventie en externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Hieronder staan de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Openbaar Vervoer en Spoor.

In productartikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

In de Lange Termijn Spooragenda (LTSA) is in actie 43 aangegeven dat gezamenlijk een dashboard wordt ontwikkeld waarmee de verbetering van de reis van deur-tot-deur in beeld kan worden gebracht. Op basis van het dashboard wordt de deur-tot-deur ambitie gemonitord aan de landsdelige en landelijke OV&Spoortafels. Een samenvatting van de rapportage over het Dashboard Van Deur tot Deur, de conclusies en eventuele afspraken die naar aanleiding daarvan aan de OV- en Spoortafels worden gemaakt, maken onderdeel uit van de periodieke terugkoppeling over de OV- en Spoortafels aan de Tweede Kamer.

Kengetal klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Algemeen oordeel

7,2

7,4

7,4

7,5

7,5

7,6

Informatie en veiligheid

7,5

7,6

7,6

7,6

7,7

7,8

Rijcomfort

7,3

7,4

7,5

7,5

7,6

7,6

Tijd en doorstroming

6,6

6,8

6,8

6,9

7,0

7,0

Prijs

5,9

6,2

6,3

6,4

6,6

6,7

Bron: CROW/KpVV – Klantenbarometer 2016

Toelichting

De OV Klantenbarometer is het klanttevredenheidsonderzoek voor het regionale stads- en streekvervoer waarvoor de provincies en de metropoolregio’s verantwoordelijk zijn.

Het onderzoek wordt jaarlijks gehouden in de periode van eind oktober tot begin december.

Vanaf 2017 zal NS conform de motie van het lid Dik-Faber (Kamerstukken II 2013/14, 29 984, nr. 502) met het oog op eenduidigheid en vergelijkbaarheid aansluiting zoeken bij de OV-klantenbarometer. Op dit moment meet NS de klantoordelen via een andere methode en worden zij hier in de concessie ook door IenM op beoordeeld. Bij de Indicator «Reizigerspunctualiteit en Algemeen klantoordeel» staan de realisatie in de afgelopen jaren en de gebruikte normen van het algemeen klantoordeel opgenomen.

Kengetal Sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer

           

– Reizigers (1)

7,9

7,9

7,9

8

8

8

– Personeel (2)

nb

6,9

nb

7

nb

6,8

Onveiligheidsincidenten in en rond het OV in %

           

– Reizigers (3)

nb

15

15

16

14

14

– Personeel (4)

nb

60

nb

60

nb

62

Bron: CROW-KpVV Personeelsmonitor stads- en streekvervoer 2016 en CROW-KpVV OV-Klantenbarometer 2016

Toelichting

Ad 1) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van de reizigers tijdens de rit.

Ad 2) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van het personeel zowel in als rond het openbaar vervoer. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Ad 3) Dit betreft het percentage reizigers dat slachtoffer is geworden van een incident. Het percentage in 2012 en verder is niet vergelijkbaar met voorgaande jaren omdat een andere vraagstelling heeft plaatsgevonden.

Ad 4) Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Kengetal sociale veiligheid NS
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Klantoordeel sociale veiligheid

79,1%

78,3%

79,5%

80,2%

80,1%

87,1%

Bron: NS Jaarverantwoording 2016

Toelichting

In 2016 heeft 87,1% van de reizigers sociale veiligheid met het cijfer zeven of hoger beoordeeld. In het Vervoerplan van NS wordt voor sociale veiligheid, net als voor diverse andere zorggebieden, het klantoordeel gebruikt. Het klantoordeel veiligheid geeft een percentage en niet een cijfer. Het klantoordeel is het gewogen gemiddelde van de klantoordelen overdag en ‘s avonds in de trein en overdag en ‘s avonds op stations.

Indicator: Reizigerspunctualiteit en Algemeen klantoordeel
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Bodem

waarde

Progressie

waarde

Streef

waarde

 

2011

2012

2013

2014

2015

2015–20191

20161

2019¹

Reizigerspunctualiteit²

91,5%

91,5%

90,0%

90,5%

91,0%

90,0%

91,0%

92,3%

Algemeen klantoordeel³

74%

74%

75%

75%

74%

74%

75%

80%

Bron: NS Jaarverantwoording 2016

Ad 1) Met ingang van de nieuwe vervoerconcessie is de systematiek van jaarlijks veranderende grenswaarden gewijzigd in een systematiek van bodem- en streefwaarden. De bodemwaarde is de waarde waaronder NS niet mag presteren op straffe van een boete. De streefwaarde voor 2019 werkt met een bonus/malus-regime, waardoor er zowel een positieve als een negatieve prikkel is om de gewenste verbetering van de prestaties te realiseren. Voor elke prestatie-indicator geeft NS in het vervoerplan een zogeheten progressiewaarde voor het betreffende jaar waar de ambitie in zit. Progressiewaarden en realisaties moeten tezamen over het geheel gezien progressie tonen richting de streefwaarden voor 2019.

Ad 2) De indicator Reizigerspunctualiteit laat het percentage reizigers zien voor wie de treinreis qua reistijd is geslaagd. Dat wil zeggen dat de trein daadwerkelijk gereden heeft, bij aankomst minder dan 5 minuten vertraging had en de voor de overstappers geplande aansluiting is gehaald.

Ad 3) Het Algemeen klantoordeel geeft het percentage reizigers dat het reizen per trein op het hoofdrailnet met een zeven of hoger waardeert.

Spoorveiligheid (naar risicodrager)

Hieronder staan de indicatoren voor spoorveiligheid zoals die vanaf dit begrotingsjaar worden gehanteerd op basis van de Beleidsimpuls Railveiligheid8. Deze bevat de geactualiseerde beleidsagenda ten aanzien van railveiligheid op basis van het beleid van de Derde Kadernota Railveiligheid. Er lopen verschillende veiligheidsverbeterprogramma’s om de gestelde doelstellingen te realiseren (onder andere het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen en het STS (Stoptonend Sein)-verbeterplan).

De nationale indicatoren uit de Derde Kadernota railveiligheid zijn in het geactualiseerde sturingskader losgelaten als norm voor beleidssturing, omdat deze te beperkt inzicht geven in de ontwikkeling van onderliggende risicofactoren. Over de nieuwe indicatoren wordt jaarlijks gerapporteerd op basis van het Jaarverslag Spoorveiligheid en het NSA Jaarverslag, opgesteld door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Hierin worden de indicatoren in samenhang met de achterliggende veiligheidsrisico’s nader toegelicht. Hiermee wordt de informatiewaarde van de jaarverslagen vergroot en ontstaat er een directere relatie tussen de bevindingen van de ILT en de beleidsontwikkeling.

In onderstaande tabel is voor de belangrijkste acht spoorveiligheidsindicatoren aangegeven wat de stand van zaken eind 2015 was op basis van de indicatoren. De stand van zaken 2016 komt in september 2017 beschikbaar.

Indicator: spoorveiligheid (naar risicodrager)

Nr.

Risico-drager

Omschrijving indicator

NRV

2016

2015

2014

1

Veiligheidsrisico treinreizigers

SGEL onder reizigers/jaar/mld. reizigerskm’s

   

0,011

0

2

(Mogelijke) ongevallen met treinen

         

2.1

 

Aantal significante ongevallen/ mln. treinkm’s

   

0,199

0,122

2.2

 

Aantal significante treinbotsingen/mln. treinkm’s

   

0,006

0,019

2.3

 

Aantal significante ontsporingen/ mln. treinkm’s

   

0,006

0,006

2.4

 

Aantal STS passages

   

100

112

3

Veiligheidsrisico spoorpersoneel

SGEL onder spoorpersoneel/jaar/mld. treinkm’s

   

1,283

0

4

Veiligheidsrisico overweggebruikers

SGEL onder overweggebruikers/jaar/mld. treinkm’s

   

84,704

47,580

5

Suïcides

Aantal spoorsuïcides

   

223

192

Bron: ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2015, Kamerstukken II, 2016/2017 29 893 nr. 207

Gebruikte afkorting in de tabel

SGEL = Slachtoffers en Gewogen Ernstige Letsels

Dit is een kwantificering van de gevolgen van ernstige ongevallen met doden en ernstige letsels, waarbij 1 ernstig letsel statistisch gelijk is aan 0,1 overledene.

Risicodragers = actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen.

Kengetal aantal treinbewegingen goederentreinen per week
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Betuweroute (Meteren-Valburg)1

420

430

410

480

440

390

Zevenaar grens

480

490

490

540

470

400

waarvan Betuweroute1

420

430

410

480

440

380

Oldenzaal grens

60

60

70

60

100

130

Venlo grens

230

220

240

190

270

310

Maastricht grens

20

20

30

30

30

40

Roosendaal grens

120

110

110

110

130

140

Bron: ProRail Operatie, VL/PAB en ProRail Vervoer en Dienstregeling PV/POV

X Noot
1

Omdat eind 2015 de verbindingsboog bij Elst in gebruik is genomen, is er een verschil tussen het aantal goederentreinen op het drukste deel van de Betuweroute (Meteren-Valburg) en het aantal goederentreinen dat via de Betuweroute (Valburg-Zevenaar) en Zevenaar grens heeft gereden.

Toelichting

De treinbewegingen van goederentreinen in bovenstaande tabel zijn afgerond op tientallen. In 2016 is verschuiving van verkeer waarneembaar van de Betuweroute naar het gemengde net door omleidingen als gevolg van de bouw van het Derde spoor in Duitsland. In 2017 neemt naar verwachting het aantal treinbewegingen verder toe, maar ook dan zal sprake zijn van verschuiving.

Beleidswijzigingen

Eind 2016 is met het Toekomstbeeld OV 2040 een gemeenschappelijke visie op de toekomst van het openbaar vervoer gepresenteerd. Het Toekomstbeeld is door IenM en de OV-partners (overheden, vervoerders en infrabeheerder) samen ontwikkeld. De komende tijd wordt dit uitgewerkt in een ontwikkelagenda, die aangeeft hoe beleid en uitvoering stap voor stap gericht wordt op dat Toekomstbeeld.

In december 2016 heeft het kabinet gekozen om ProRail om te vormen tot een zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid (Kamerstukken II 2016–2017 25 268, nr. 139). In 2018 wordt deze omvorming verder voorbereid.

In maart 2017 is het rapport over scenario’s voor marktwerking op het spoor opgeleverd en vervolgens aan de Kamer aangeboden. Dit volgt uit de kabinetsreactie op de parlementaire enquête Fyra (Kamerstukken II 2015–2016 33 678, nr. 16).

In 2018 wordt gewerkt aan de implementatie van het Vierde Spoorwegpakket, zodat deze binnen de Europese termijn geïmplementeerd kan worden. De implementatie betreft een beleid neutrale omzetting. Mede naar aanleiding van een Raad van State advies (W14150443) is vorig jaar een inventarisatie naar de noodzaak tot aanpassing en modernisering van de Spoorwetgeving uitgevoerd en gestart met een nadere verkenning van een toekomstbestendige Spoorwet. Dit is een meerjarig herzieningstraject van wetgeving waarbij de stakeholders nauw worden betrokken. Over de voorstellen en de planning wordt de Tweede Kamer periodiek geïnformeerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 16 Openbaar Vervoer en Spoor (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

28.104

6.840

7.846

11.742

9.609

17.081

10.117

Uitgaven:

18.896

36.801

18.622

13.142

13.917

14.237

14.234

Waarvan juridisch verplicht

   

85%

       

16.01

OV en Spoor

18.896

36.801

18.622

13.142

13.917

14.237

14.234

16.01.01

Opdrachten

985

8.656

6.382

5.853

6.532

7.011

6.946

 

– ERTMS

0

47

0

0

0

0

0

 

– Overige opdrachten

985

8.609

6.382

5.853

6.532

7.011

6.946

16.01.02

Subsidies

15.544

24.864

8.934

3.983

4.079

4.017

4.079

 

– Bodemsanering NS

9.077

0

0

0

0

0

0

 

– GSM-R

2.014

15.607

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

4.453

9.257

8.934

3.983

4.079

4.017

4.079

16.01.03

Bijdrage aan agentschappen

44

894

919

919

919

822

822

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

44

44

44

44

44

44

44

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

850

875

875

875

778

778

16.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

2.252

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

 

– CLU Betuweroute en HSL

2.252

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

16.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

71

100

100

100

100

100

100

 

Ontvangsten

3

2.702

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

1.876.136

1.851.941

1.897.702

2.029.752

1.978.720

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

314.250

202.214

197.329

202.263

207.106

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

2.190.386

2.054.155

2.095.031

2.232.015

2.185.826

waarvan

         

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.245.258

1.238.568

1.293.225

1.305.578

1.274.758

13.03

Aanleg

766.273

635.907

593.477

719.958

684.418

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

162.258

147.583

156.570

160.882

161.053

13.07

Rente en aflossing

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

0

15.500

35.162

29.000

49.000

Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

246.600

201.111

170.614

96.629

5.098

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

246.600

201.111

170.614

96.629

5.098

waarvan

         

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

194.764

109.215

102.607

84.529

1.605

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

9.233

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

51.836

91.896

58.774

12.100

3.493

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds (bedragenx € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

187.116

317.511

389.614

419.130

406.520

Andere ontvangsten van artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

40.441

22.119

28.553

60.681

67.487

Totale uitgaven op artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

227.557

339.630

418.167

479.811

474.007

waarvan

           

17.02

Betuweroute

4.942

4.807

0

0

0

17.03

HSL-Zuid

8.894

22.750

17.200

16.600

16.700

17.07

ERTMS

98.823

147.261

208.772

283.829

299.771

17.08

ZuidasDok

114.898

164.812

192.195

179.382

157.536

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2013–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € miljoen)1
 

2016

2017

2018

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer2

53

51

46

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer3

46

48

47

Reisaftrek OV

10

10

10

X Noot
1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

X Noot
3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

16.01 OV en Spoor

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies, de agentschapsbijdrage aan RWS, de bijdragen aan mede overheden en de bijdragen aan (inter)nationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. De agentschapbijdrage, de bijdrage aan mede overheden en de bijdragen aan (inter)nationale organisaties hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Het betreft hier onder andere de bijdrage aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM), uitgaven voor de Ov-begeleiderskaart, de continue screening van de taxibranche, de uitbesteding van SWUNG1 taken en het onderzoek naar voor het rekenmodel trillingen spoorwegen. Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor uitvoering van taken die voortvloeien uit de werkagenda van het NOVB inzake de OV-chipkaart, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer en het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van het beheer van en vervoer over het spoor via concessies en de uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer.

16.01 OV en Spoor

Toelichting op de financiële instrumenten

16.01.01 Opdrachten

Dit betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de implementatie van de OV-chipkaart, monitoring sociale veiligheid, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV), de beheer- en vervoerconcessie, de uitbesteding van SCHWUNG1 taken, het onderzoeken naar verbetermogelijkheden voor het rekenmodel trillingen spoorwegen, het onderzoek naar verplaatsingen in Nederland (OVIN) en spoorwegwetgeving. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer. Daarnaast maakt de jaarlijkse vergoeding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderdeel uit van deze middelen, welke een vergoeding is voor haar werk op het gebied van spoor zoals de Vervoerkamer. De Vervoerkamer reguleert de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.

16.01.02 Subsidies

Tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten: Deze regeling heeft tot doel de marktpositie van het spoorgoederenvervoer ten opzichte van het meer vervuilende goederenvervoer over de weg te behouden gedurende de periode dat de Betuweroute door de aanleg van een derde spoor in Duitsland tussen Emmerich en Oberhausen verminderd beschikbaar is en spoorwegondernemingen daardoor geconfronteerd worden met extra kosten door omleiding. Voor de jaren 2016 tot en met 2020 bedraagt het subsidieplafond € 13 miljoen inclusief de uitvoeringskosten.

NS Sociale Veiligheid: € 3,6 miljoen in 2018 van in totaal € 10 miljoen 2016 tot en met 2018

Het doel van de subsidie is een eenmalige extra bijdrage aan extra maatregelen voor sociale veiligheid. De bijdrage wordt besteed aan de inzet van flexteams veiligheid na 22.00 uur op zondag t/m woensdag, inhuur van beveiliging op stations en innovatieve toepassingen voor het hele OV. De extra maatregelen zullen bijdragen aan de veiligheid van NS-personeel en andere medewerkers in het OV en aan de veiligheid van de reizigers. Met deze subsidie is voldoende budget beschikbaar gesteld voor de maatregel dubbele bemensing (uit het maatregelenpakket 2015) en is uitvoering gegeven aan de motie Van Veldhoven (Kamerstuk 34 550 XII, nr. 43).

NS Intercity Dordrecht Breda: € 2,0 miljoen in 2018 van in totaal € 3,38 miljoen in 2017 en 2018: Het doel van de subsidie is dat NS hiermee met ingang van dienstregeling 2017 voor een periode van twee jaar een uursverbinding met een Intercity zal realiseren tussen. Dordrecht en Breda. De Kamer is hierover op 30 maart 2016 geïnformeerd bij de beantwoording van Kamervragen van lid Bruins (CU) over de intercity Dordrecht-Breda.

Bijdrage exploitatiekosten RE13 Nederlands grondgebied VRR € 0,25 miljoen in 2018 van in totaal € 2,5 miljoen 2017 tot en met 2025.

Belemmeringen voor grensoverschrijdend treinverkeer worden waar mogelijk weggenomen door maatregelen en bijdragen ter stimulering van internationaal personenvervoer. Door deze bijdrage kunnen reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar reizen van Nederland naar Duitsland en vice versa.

Verder worden subsidie uitgaven gedaan voor het OV-loket, de beleidsondersteuning van ROVER, de ondersteuning van het consumentenplatform Friese Waddenveren, het landelijk klachtenmeldpunt taxi en de OV Klantenbarometer. Doel van deze subsidies is het ondersteunen van reizigers en een loket te organiseren waar zij terecht kunnen.

16.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering.

16.01.04 Bijdrage medeoverheden

Dit betreft een jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningtester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Dit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.

Beleidsartikel 17 Luchtvaart

Algemene doelstelling

Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de Nederlandse luchtvaartsector en het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam luchtvaartbestel voor goederen, passagiers en omwonenden.

Regisseren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van de kaders en voor het binnen deze kaders (doen) realiseren van de gewenste ontwikkeling van de Nederlandse luchtvaart. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • Voor een veilig en duurzaam gebruik van netwerken stelt de Minister normen en handhaaft deze. Daarbij valt te denken aan de wetgeving voor het Nieuw Normen- en Handhavingstelsel Schiphol om geluidshinder te beperken. Om de concurrentiekracht van de luchtvaart te versterken streeft de Minister internationaal naar een gelijk speelveld. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van de International Civil Aviation Organization (ICAO) en een gerichte bijdrage in de totstandkoming van Europese regelgeving inclusief een actieve rol in agentschappen als de European Aviation Safety Agency (EASA).

  • Voor het in stand houden en versterken van het luchtvaartnetwerk van verbindingen van Nederland met de rest van de wereld zijn internationale overeenkomsten cruciaal (multilateraal en bilateraal). De Minister sluit hiertoe overeenkomsten met de vanuit de Nederlandse luchtvaartpolitiek gezien belangrijke landen.

  • Daarnaast wordt mede vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving de innovatie en de transitie naar een duurzame luchtvaart bevorderd.

  • IenM zorgt voor de regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, veiligheid, milieu en security. Veel van deze regelgeving komt in internationaal of Europees kader tot stand. In deze kaders levert Nederland een actieve bijdrage gericht op de Nederlandse belangen.

  • De Minister richt zich nationaal en internationaal op het veiligstellen en verbeteren van de inrichting, het beheer en het gebruik van het luchtruim en op de verbetering van de prestaties van de Luchtverkeersleiding Nederland en het Maastricht Upper Area Control Centre, een intensievere samenwerking tussen civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties (co-locatie) en een betere samenwerking van internationale luchtverkeersleidingsorganisaties binnen het Functional Airspace Block Europe Central (FABEC).

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor duurzaamheid en voor een permanente verbetering van de veiligheid middels introductie van veiligheidsmanagement en toezicht gebaseerd op risico’s en veiligheidsprestatie.

  • De Minister richt zich op het veilig stellen van voldoende nationale luchthavencapaciteit en geeft invulling aan de wettelijke taken en verplichtingen ten aanzien van inrichting en gebruik van luchthavens en de omgeving.

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

  • Tevens draagt de Minister zorg voor een actieve inzet van Nederland in internationale gremia waar discussies worden gevoerd en besluiten worden genomen die van invloed zijn op het Nederlandse (mainport)beleid, zoals in de Europese Raad van Transportministers.

  • Het behalen van de doelstelling hangt af van de betrokkenheid van en samenwerking met andere overheden en het bedrijfsleven. Daarnaast spelen het innovatieve vermogen van en technologische ontwikkelingen in de luchtvaartsector, de internationale ontwikkelingen en ontwikkelingen in internationale organisaties (EU, Eurocontrol, EASA, ICAO, ea.) een rol alsmede economische ontwikkelingen in Nederland.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Indicator: Creëren van luchthavencapaciteit Schiphol
 

Basiswaarde 2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Gerealiseerd 2016

Streefwaarde 2020

Gerealiseerde vliegtuigbewegingen tov plafond 500.000

390.000

386.000

420.000

423.000

426.000

438.300

450.679

479.000

500.000

 

78%

77%

84%

84%

85%

88%

90%

96%

100%

Bron realisatie: Schiphol Amsterdam Airport, februari 2017

Bron streefwaarde: (Kamerstukken II 2014–2015 34 098, nr. 1–3).

Toelichting:

Voor de luchthaven Schiphol is in 2008 tot en met 2020 een plafond aan het aantal vliegtuigbewegingen afgesproken van 500.000. Met het oog op de netwerkkwaliteit moet binnen dit plafond ruimte blijven voor de ontwikkeling van mainportgebonden verkeer. Het Rijk heeft hierbij de verantwoordelijkheid voor het creëren van capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad. In 2012 is het convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol» tussen Schiphol en het Rijk bijgesteld en is afgesproken de inspanning er op te richten al bij 90% van de destijds gehanteerde 510.000 vliegtuigbewegingen extra regionale luchthavencapaciteit te kunnen inzetten ter ontlasting van Schiphol (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 665, nr. 181).

Bij brief d.d. 29 april 2016 (Kamerstukken II, 2016–2017 29 665, nr. 224) heeft het kabinet de Kamer de Actieagenda Schiphol doen toekomen. Daarin heeft het als doel gesteld dat de mainport Schiphol ook de komende jaren een speler van formaat blijft in de luchtvaart. De verdere groei van Schiphol op een innovatieve, duurzame en veilige manier is daarbij uitgangspunt. Dit vraagt van alle partijen een slimme en toekomstbestendige aanpak, in balans met de omgeving.

Er is gewerkt aan het wettelijk verankeren van het Nieuwe Normen- en Handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol (NNHS). De wet waarin dit stelsel is opgenomen, is op 30 maart 2016 gepubliceerd in het Staatsblad, maar nog niet formeel in werking getreden. Het bij de nieuwe wet behorende Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB) is nog in voorbereiding. Totdat het in voorbereiding zijnde LVB in werking is getreden, is het nieuwe stelsel formeel nog niet van kracht.

Indicator: Creëren extra luchthavencapaciteit Eindhoven en Lelystad
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd t/m 2015

Gerealiseerd t/m 2016

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2020

Luchthaven capaciteit Eindhoven

0

25.000

25.000

25.000

25.000

Luchthaven capaciteit Lelystad

0

45.000

45.000

45.000

45.000

Bron Eindhoven: Luchthavenbesluit Eindhoven 2014 (Kamerstukken II, 2013–2014, 31 936, nr. 187), Vergunning burgermedegebruik exploitant militaire luchthaven Eindhoven ten behoeve van Eindhoven Airport N.V. (gebruiksjaren 2016 tot en met 2019) (Stcrt, 47829, nr. 28).

Bron Lelystad: Luchthavenbesluit Lelystad (Staatsblad 2015 nr. 130).

Toelichting:

De ontwikkeling van Eindhoven en Lelystad (met in totaal 70.000 extra vliegtuigbewegingen op jaarbasis) vindt plaats in een zodanig tempo dat Schiphol meer ruimte overhoudt voor mainportverkeer en de concurrentiepositie van Schiphol wordt versterkt, conform het Convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol».

Op 17 december 2015 is aan de Eindhoven Airport NV voor de jaren 2016 tot en met 2019 een vergunning verleend voor burgermedegebruik van de militaire luchthaven Eindhoven voor de volledige ruimte van 25.000 extra vliegtuigbewegingen (Stcrt. 2015, 47829).

Ten behoeve van de uitbreiding van Lelystad Airport heeft het kabinet een Luchthavenbesluit vastgesteld dat op 1 april 2015 in werking is getreden met een voorziene uitbreiding van de luchthaven voor groot commercieel verkeer: eerst naar 10.000 vliegbewegingen in fase 1 en vervolgens gefaseerd naar maximaal 45.000 vliegbewegingen in fase 3. Alle betrokken overheden en marktpartijen werken met volle inzet aan een tijdige ingebruikname van de luchthaven in 2019. Op 29 november 2016 is de Tweede Kamer schriftelijk geïnformeerd over de mogelijk vertraagde ingebruikname van de luchthaven Lelystad voor groot commercieel verkeer. Bij brief d.d. 17 februari 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat per 1 april 2019 de luchthaven opengesteld wordt voor groot commercieel verkeer. Deze nieuwe planning wordt door LVNL haalbaar en realistisch geacht.

Indicator: Luchthavengelden, ATC-heffingen en overheidsheffingen (aeronautical kosten)

Ranglijst kostenniveau (van hoog naar laag)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde 2016 e.v.

London Heathrow (LHR)

1

1

1

1

 

Parijs (CDG)

3

3

3

4

 

Frankfurt (FRA)

2

2

2

2

 

Gatwick

4

4

4

3

 

Schiphol

8

8

9

9

< LHR, FRA, CDG

Zürich

5

5

6

4

 

München

6

6

5

6

 

Brussel

9

9

8

8

 

Madrid

7

7

7

7

 

Bron: SEO Benchmark Luchthavengelen en Overheidsheffingen van verschillende jaren.(2013 t.m. 2016)

Toelichting:

Onder andere in de Actieagenda Schiphol (Kamerstukken II 2015–2016 29 665, nr. 224) staat dat het belangrijk is dat Schiphol een concurrerend kostenniveau behoudt. Om dit te kunnen vaststellen, vindt jaarlijks een vergelijking plaats van de luchthavengelden, de Air Traffic Control ATC-heffingen en de overheidsheffingen op Schiphol en tien concurrerende luchthavens. In deze benchmark wordt berekend wat op de verschillende luchthavens voor een vergelijkbaar pakket vluchten betaald zou moeten worden. De resultaten van de laatste benchmark laten zien dat Schiphol medio 2016 op dit vlak de goedkoopste is van de negen onderzochte West-Europese luchthavens in de benchmark. In de benchmark wordt Schiphol ook met de luchthavens Dubai en Istanbul vergeleken. Deze luchthavens waren in voorgaande jaren altijd fors goedkoper. Dat geldt voor Istanbul nog steeds, maar in 2016 is Schiphol voor het eerst even goedkoop als Dubai.

Kengetal: Geluidsbelasting rond Schiphol

Periode

2012

2013

2014

2015

2016

grenswaarde TVG

Gedurende het gehele etmaal (Lden)

62,71

62,45

62,55

62,67

62,79

63.46 dB(A)

Gedurende de periode van 23.00 tot 7.00 uur (Lnight)

52,47

52,09

52,14

52,53

52,46

54.44 dB(A)

Bron: Handhavingsrapportage Schiphol (ILT, 2016)

Bron grenswaarde: Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (2004)

Toelichting:

In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol zijn voor de luchthaven Schiphol de grenzen gesteld aan de totale hoeveelheid geluid (Totaal Volume Geluid, TVG) dat het vliegverkeer in een jaar mag produceren. De geluidsbelasting van het vliegverkeer moet worden begrensd met op handhavingpunten vastgestelde grenswaarden (aan de baankoppen en bij aanpalende bebouwde kom).

In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol is vastgelegd dat de totale hoeveelheid geluid van het luchthavenluchtverkeer bij Schiphol per gebruiksjaar overdag (de Lden) niet meer dan 63,46 dB(A) en voor de nacht (de Lnight) niet meer dan 54,44 dB(A) mag bedragen. IenM stelt de grenswaarden vast maar heeft geen directe invloed op de daadwerkelijk gerealiseerde geluidsbelasting, dat is de verantwoordelijkheid van de sector. Bij dreigende overschrijding wordt door de ILT handhavend opgetreden. De Handhavingsrapportage Schiphol 2015 van de ILT is aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 665, nr. 223).

Voor de jaarlijkse totale risicogewicht score (TRG-score) voor Schiphol in relatie tot de TRG-grenswaarde in het Luchthavenverkeerbesluit wordt verwezen naar de handhavingsrapportage Schiphol, ILT, 2016.

Kengetal: Aantal bestemmingen waarnaar (> 2 x per jaar) met vnl. geregelde vluchten wordt gevlogen per luchthaven

Luchthaven

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Amsterdam

258

246

253

263

271

266

261

264

263

262

Frankfurt

288

291

284

283

288

301

286

286

287

290

London Heathrow

181

177

171

165

174

176

176

179

180

186

Parijs Charles de Gaulle

260

273

272

271

268

256

258

278

274

290

Brussel

158

190

183

188

200

190

181

192

190

193

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van APGdat

Toelichting:

In deze tabel is het aantal bestemmingen per luchthaven opgenomen waarvoor geldt dat deze meer dan twee keer per jaar worden aangevlogen.

Kengetal: Aantal vliegtuigbewegingen, passagiers en vrachttonnage per luchthaven
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Vliegbewegingen (x 1.000)

                   

Amsterdam

436

428

391

386

420

423

426

438

451

479

Frankfurt

485

480

458

458

481

476

466

463

457

453

London Heathrow

476

473

460

449

476

471

470

471

472

473

Parijs Charles de Gaulle

544

551

518

492

507

491

472

465

469

473

Brussel

241

236

212

205

214

206

199

214

221

207

Passagiers (in miljoenen)

                   

Amsterdam

48

47

44

45

50

51

53

55

58

64

Frankfurt

54

53

51

53

56

57

58

59

61

61

London Heathrow

68

67

66

66

69

70

72

73

75

76

Parijs Charles de Gaulle

60

61

58

58

61

61

62

64

66

66

Brussel

18

19

17

17

19

19

19

22

23

22

Vracht (x 1.000 ton)

                   

Amsterdam

1.610

1.568

1.286

1.512

1.524

1.483

1.531

1.633

1.621

1.662

Frankfurt

2.074

2.021

1.808

2.199

2.133

1.986

2.016

2.051

1.993

2.029

London Heathrow

1.314

1.401

1.278

1.473

1.484

1.465

1.423

1.499

1.497

1.541

Parijs Charles de Gaulle

2.053

2.039

1.819

2.177

2.088

1.950

1.876

1.896

1.861

1.953

Brussel

762

659

449

476

475

459

430

454

463

464

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS /Airports Council International ACI)

Toelichting:

Inzet van het beleid is het optimaliseren van de netwerkkwaliteit in combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart. De netwerkkwaliteit wordt mede bepaald door overheidstarieven en -maatregelen, maar is voor een groot deel niet direct beïnvloedbaar. Bovenstaande kengetallen geven de omvang van het netwerk in aantallen bestemmingen en het verkeer en vervoer op Schiphol weer in vergelijking met andere grote Noordwest-Europese luchthavens. Schiphol heeft in 2016 van deze luchthavens de meeste vliegtuigbewegingen en staat qua passagiers en vracht op de derde plaats.

De jaarlijkse Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties geeft een beeld van de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit op Schiphol ten opzichte van enkele concurrerende luchthavens. Daarnaast wordt in de monitor het netwerk van Air France KLM vanaf Schiphol vergeleken met dat vanaf Parijs Charles de Gaulle. Zo wordt de naleving van de staatsgaranties gevolgd die in het kader van de fusie van KLM met Air France zijn afgesproken. De monitor richt zich op de kwaliteit van de directe verbindingen vanaf luchthavens («directe connectiviteit»), de verbindingen vanaf luchthavens met een overstap onderweg («indirecte connectiviteit») en de huboperatie op luchthavens («hubconnectiviteit»). Uit het onderzoek blijkt dat het netwerk van Schiphol zich in 2016 in het algemeen positiever heeft ontwikkeld dan die van concurrerende luchthavens. Schiphols directe connectiviteit en hubconnectiviteit ontwikkelen zich sterker dan op alle andere onderzochte luchthaven. De indirecte connectiviteit is gedaald, maar Schiphol blijft wat dat betreft op een vierde positie staan. De afgelopen jaren heeft het Air France-KLM-netwerk op Schiphol zich beter ontwikkeld dan op Parijs Charles de Gaulle. Dit houdt in dat Air France KLM zich wat netwerkkwaliteit betreft steeds goed heeft gehouden aan het naleven van de staatsgaranties die destijds met Air France KLM zijn afgesproken.

Kengetal: Gemiddelde vertraging per vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management (in minuten)
 

2012

2013

2014

2015

2016

Taakstelling vanaf 2000 met herijking voor 2002–2006

0,7

0,6

0,5

0,5

0,5

Gerealiseerd

0,63

0,54

0,61

0,76

0,91

Toelichting:

Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim. Dit kengetal is een internationaal gemiddelde en wordt bepaald door operationele factoren, zoals capaciteitsplanning, human resource management, weersomstandigheden en stakingen. Dit kengetal geeft wel een beeld van de efficiëntie van het luchtvaartbestel.

Kengetal: Gemiddelde ATFM-vertraging per vlucht
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Grenswaarde

2,8

1

1

1

1

2

2

Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht

Gerealiseerd

0,94

0,9

0,78

0,68

0,94

   

Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht

Gerealiseerd

1,85

1,81

1,41

1,34

1,89

2,91

2,00

Gemiddelde ATFM-vertraging (airport) per vlucht in minuten per aankomende vlucht volgens PRB methode

Bron: Luchtverkeersleiding Nederland 2016

Toelichting:

Dit kengetal heeft betrekking op de gemiddelde vertraging op Nederlandse luchthavens. Het merendeel van de vertragingen treedt op in de terminalfase van een vlucht en wordt veroorzaakt door weersomstandigheden (storm, mist, sneeuw) die een direct negatief effect hebben op de afhandeling van de starts en landingen in de vluchtfase beneden een hoogte van een kilometer. Beperkte aantallen vliegtuigopstelplaatsen en werkzaamheden op de luchthaven kunnen ook vertragingen veroorzaken. De door de verkeersleiding beïnvloedbare ATFM vertraging is in 2016 sterk afgenomen ten opzichte van 2015, van 0,50 minuten per vlucht naar 0,01.

LVNL hanteert met ingang van 2015 dezelfde systematiek als de Performance Review Body om vertragingen te meten. Verder heeft LVNL in 2015 de vertragingswaarden vanaf 2010 herberekend volgens de PRB systematiek om de effecten van de wijziging van de meetsystematiek transparant weer te geven. Er is uitsluitend sprake van een technische wijziging in de meetsystematiek zonder een beleidsmatige impact.

Beleidswijzigingen

De komende jaren wordt uitwerking gegeven aan de Luchtvaartnota (Kamerstukken II 2011–2012 31 936 A), de Luchtruimvisie (Kamerstukken II 2011–2012 31 936, nr. 114) en het State Safety Programme 2015–2019 (Kamerstukken II 2014–2015, 24 804, nr. 86). De bij deze nota’s behorende uitvoeringsagenda’s (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 936, nr. 47) en het SSP Actieplan zijn hierbij leidend.

In 2018 wordt verder gewerkt aan de herziening van de luchtruimstructuur om de capaciteit van het Nederlandse luchtruim te vergroten. Deze herziening zal meerdere jaren duren. Ook het SSP actieplan wordt vanaf eind 2017 geactualiseerd en belegt verantwoordelijkheden tussen beleid, toezicht en luchtvaartorganisaties. Daarbij is van belang dat regelgeving op Europees niveau tot stand komt en zich ontwikkelt van middel- naar doelregelgeving.

In april 2016 de Actieagenda Schiphol aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2015–2016 29 665, nr. 224). Deze agenda bevat een overzicht van maatregelen voor de komende jaren die de overheid en sector gezamenlijk nemen om de concurrentiepositie van Schiphol te behouden en te versterken. Het gaat daarbij naast kostenreductie door de sector ook om de bereikbaarheid van Schiphol via spoor en weg, inzet op innovatie en duurzaamheid en het creëren van ruimte voor wonen en vliegen. Daarvoor wordt een verkeersverdelingsregel tussen Schiphol en Lelystad Airport uitgewerkt en worden de nodige besluiten vastgesteld voor de opening van Lelystad Airport in 2019.

In 2016 is een beleidsdoorlichting voor het gehele beleidsartikel van start gegaan. De afronding daarvan is voorzien in 2017. Hierbij wordt onder meer gekeken of de gehanteerde indicatoren, kengetallen en streefwaarden zinvol zijn in het kader van de beleidsverantwoording op het gebied van luchtvaart en het weergeven van de ontwikkeling op het beleidsterrein luchtvaart. Naar aanleiding van het rapport Veiligheid vliegverkeer Schiphol van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) worden de aanbevelingen uitgewerkt en wordt ook de wenselijkheid van toevoeging van indicatoren of kengetallen op het gebied van luchtvaartveiligheid bezien (Kamerstukken II 2016–2017 29 665 nr. 236).

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 17 Luchtvaart (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

30.324

17.605

38.305

13.636

6.385

8.045

15.450

Waarvan garantieverplichtingen

   

23.000

       

Uitgaven:

27.440

19.178

15.162

15.731

11.496

9.181

9.243

Waarvan juridisch verplicht

   

81%

       

17.01

Luchtvaart

27.440

19.178

15.162

15.731

11.496

9.181

9.243

17.01.01

Opdrachten

8.587

10.276

4.926

9.457

6.479

4.444

5.281

 

– Opdrachten GIS

3.118

4.840

284

5.228

2.050

135

0

 

– Overige opdrachten

5.469

5.436

4.642

4.229

4.429

4.309

5.281

17.01.02

Subsidies

8.455

7.219

3.474

4.274

3.017

2.837

2.437

 

– Leefbaarheidsfonds

5.300

2.900

0

1.000

400

400

0

 

– Overige subsidies

3.155

4.319

3.474

3.274

2.617

2.437

2.437

17.01.03

Bijdrage aan agentschappen

9.040

106

5.186

424

424

424

49

 

– waarvan bijdrage aan RWS (Caribisch Nederland)

8.955

0

4.748

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

71

86

424

424

424

424

49

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

14

20

14

0

0

0

0

17.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

1.281

1.477

1.476

1.476

1.476

1.476

1.476

17.01.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

77

100

100

100

100

0

0

 

– LVNL

77

100

100

100

100

0

0

Ontvangsten

8.392

1.158

1.115

1.255

732

605

675

Extracomptabele fiscale regelingen

Extracomptabele verwijzingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. Het betreft de Accijnsvrijstelling luchtvaartuigen. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de Fiscale regelingen».

17.01 Luchtvaart

Budgetflexibiliteit

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor opdrachten en subsidies voor onder meer het project geluidsisolatie Schiphol (GIS), de uitgaven voor het Schadeschap Schiphol en voor de uitvoering van toezichtstaken door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Voor een overzicht van de subsidies wordt verwezen naar de bijlage Subsidies. De subsidies hebben een tijdshorizon. Op basis van de opdrachtbrief aan RWS voor Beleidsondersteuning en advies (BOA) is het budget voor 2018, ultimo 2017 juridisch verplicht.

De bijdrage aan internationale organisaties betreft de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization (ICAO), aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC). Dit bedrag is daarmee geheel juridisch verplicht.

De resterende niet juridisch verplichte ruimte is belegd met de activiteiten uit de uitvoeringsagenda bij de Luchtvaartnota (Kamerstukken II 2010–2011 31 936, nr. 47) en het State Safety Programme Actieplan 2015.

Het kabinet is – met inachtneming van het toetsingskader risicoregelingen – bereid om in 2018 een garantstelling te verlenen aan luchtvaartmaatschappij Winair. Het gaat om een garantstelling voor een lening van maximaal € 23 mln. Momenteel wordt deze garantstelling nader uitgewerkt, op basis van genoemde toetsingskader. Wanneer hierover volledige overeenstemming is met betrokken partijen, wordt de Tweede Kamer hierover per brief nader geïnformeerd.

17.01 Luchtvaart

Toelichting op de financiële instrumenten

17.01.01 Opdrachten

Opdrachten Geluidsisolatie Schiphol (GIS)

Doel van het project Geluidsisolatie Schiphol fase 3 (GIS-3) is het verminderen van geluidshinder voor omwonenden van Schiphol door middel van geluidsisolatie. De geplande uitgaven voor 2018 en verder hebben betrekking op aankopen in de geluidssloopzones, klachtenafhandeling en de behandeling en uitbetaling van schadeclaims.

Overige opdrachten

1. Normen en handhavingsstelsel

De ontwikkeling van Schiphol tot 2020 vindt plaats binnen de aan de Alderstafel afgesproken kaders. Het budget is bestemd voor opdrachten ten behoeve van de implementatie van het nieuwe normen- en handhavingstelsel voor Schiphol en aanpassing van de wet- en regelgeving en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB)/ Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB).

2. Verminderen risico op vogelaanvaringen

In 2018 wordt opnieuw gewerkt aan het uitvoeren van de maatregelen uit het convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol 2016–2018 om de vogelaanvaringsproblematiek te verminderen. De maatregelen betreffen onder meer het ontwikkelen en toepassen van detectieapparatuur, maatregelen gericht op populatiebeheer en ruimtelijke beperkingen ten aanzien van de foerageer-, rust- en broedgebieden.

3. State Safety Programme

Op basis van de door het ministerie en de luchtvaartsector uitgevoerde risicoanalyse zijn het State Safety Programme 2015–2019 en het SSP Actieplan 2015 opgesteld. Vanaf 2016 wordt uitvoering gegeven aan het Actieplan. Het plan betreft onder andere maatregelen om de wetgeving op orde te brengen, de veiligheid met prestatie-indicatoren meetbaar te maken en de introductie van veiligheidsmanagement door de gehele luchtvaartsector.

4. Nadere uitwerking luchtruimvisie en civiel-militaire samenwerking

Als uitwerking van de Luchtruimvisie worden verschillende onderzoeken en studies uitgevoerd voor de voorbereiding van luchtruimwijzigingen en aanpassingen van het luchtverkeersleidingsconcept. Hiertoe worden activiteiten uitgevoerd in samenwerking met de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) van het Ministerie van Defensie.

Door middel van jaarlijkse voortgangsbrieven wordt de voortgang gemeld van hoe en wanneer de luchtverkeersleidingsorganisaties uitvoering geven aan de beoogde luchtruimwijzigingen en aan de aanpassingen aan het luchtverkeersleidingsysteem. De uitwerking van de verdergaande civiel-militaire samenwerking op het gebied van luchtverkeersdienstverlening is daarbij een belangrijk aspect.

5. KDC

De Stichting Knowledge & Development Center (KDC) levert kennis om innovatieve oplossingen te vinden voor de duurzame ontwikkeling van de Mainport Schiphol. In het KDC werken de partners KLM, Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) samen met universiteiten en kennisinstellingen om alle operationele processen op en rond Schiphol te innoveren, zowel op de grond als in de lucht.

6. Opdrachten Caribisch Nederland

Het betreft de aanschaf van apparatuur ter bevordering van het veilig gebruik van de luchthavens en ter verbetering van de bedrijfsvoering. Tevens betreft het de financiering van diverse onderzoeken en opleidingen.

17.01.02 Subsidies

Versneld onderwerken graanresten ten behoeve van reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol

Eén van de sporen in de aanpak om het risico van vogelaanvaringen op Schiphol te reduceren is het beperken van voedselaanbod. De afgelopen jaren was er een subsidieregeling voor het bijdragen aan het versneld onderwerken van de graanresten na de oogst in een deel van de Haarlemmermeerpolder. Voor de periode 2018 – 2022 is het voornemen dat wederom een regeling van kracht wordt op grond waarvan een vergoeding verstrekt kan worden. Agrarische ondernemers kunnen op vrijwillige basis deelnemen, met de deelnemers worden overeenkomsten gesloten.

Omgevingsraad Schiphol en commissies regionaal overleg

IenM draagt financieel bij aan de activiteiten van de Omgevingsraad Schiphol (ORS). Dit onafhankelijke overleg- en adviesorgaan verenigt bewoners, regionale en lokale overheden en luchtvaartpartijen met als doel om de hinder van Schiphol zoveel mogelijk te beperken en een optimaal gebruik van de luchthaven te bevorderen. De jaarlijkse bijdrage bedraagt maximaal € 0,369 miljoen. De luchthavens van nationale betekenis Eelde, Lelystad, Maastricht en Rotterdam kennen in 2018 eveneens commissies voor regionaal overleg. In 2018 is de rijksbijdrage per commissie maximaal € 0,035 miljoen.

Leefbaarheidsfonds

Bij de afnemende mogelijkheden van hinderbeperking is de tweede tranche van het leefbaarheidsfonds een belangrijke impuls voor de inpassing van de luchthaven Schiphol in zijn omgeving. De partijen Schiphol, de provincie Noord-Holland en het Rijk hebben afgesproken om in totaal € 30 miljoen voor een tweede fase ter beschikking te stellen aan de Stichting Leefomgeving Schiphol.

Het Rijk stelt maximaal € 10 miljoen ter beschikking, waarvan € 5,3 miljoen in 2016 en maximaal € 2,9 miljoen in 2017. De overige € 1,8 miljoen wordt in de jaren 2019 – 2021 ter beschikking gesteld.

Subsidie Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg

IenM stelt een subsidie beschikbaar aan de Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg voor de behandeling van klachten over de vliegbasis Geilenkirchen (AWACS) en de andere buitenlandse luchthavens in de grensregio met Limburg (Weeze-Niederrhein, Luik-Bierset). Gezien de specifieke situatie heeft IenM hiertoe besloten. Het gaat om buitenlandse luchthavens die milieueffecten hebben op Nederlands grondgebied, waarbij specifiek voor de vliegbasis Geilenkirchen sprake is van een bijzonder rijksbelang (militaire bescherming van ons land in NAVO-verband) en relatief hoge geluidsoverlast vanwege de AWACS-vliegtuigen. Voor de periode 2017–2019 bedraagt de subsidie jaarlijks maximaal € 0,075 miljoen.

Verbeteren luchtvaartveiligheid Zuidoost Afrika

In de periode tot en met 2019 wordt jaarlijks maximaal € 0,05 miljoen beschikbaar gesteld aan de stichting AviAssist ten behoeve van het verbeteren van de luchtvaartveiligheid in de regio Zuidoost Afrika. IenM heeft het initiatief genomen om te zorgen dat in die regio kennis over luchtvaartveiligheid wordt gedeeld, maar vooral goed gebruikt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de doelstellingen ten aanzien van luchtvaartveiligheid zoals neergelegd in het State Safety Programme.

Incidentele subsidies

Corporate Biofuel Programme

IenM is per 1 oktober 2016 tot het KLM Corporate Biofuel Programme. De bijdrage van € 0,2 miljoen aan het programma wordt door KLM voor 100% gebruikt om duurzame biokerosine in te kopen en draagt daarmee bij aan de vergroening van de luchtvaartsector.

Ondersteuning luchtverkeersdienstverlening Bonaire

Om een onaanvaardbare stijging in de tarieven voor het gebruik van luchtverkeersdienstverlening op en rond Bonaire International Airport te voorkomen, zal IenM een deel van de kosten voor het leveren van de dienst door Dutch Caribbean Air Navigation Service Provider (DC-ANSP) dekken via subsidiering. Zonder deze bijdrage zouden de tarieven dusdanig sterk stijgen dat een mogelijke verstoring van de markt zal optreden, met bijbehorend negatief effect op de lokale gemeenschap.

Subsidie luchthaven Twente

Area Development Twente (ADT) ontvangt van IenM een subsidie van maximaal € 0,9 miljoen voor het doen van luchtzijdige investeringen voor de ontwikkeling van luchthaven Twente (onder de voorwaarde dat de bijdrage voldoet aan de regels voor staatssteun) en voor het laten uitvoeren van een onderzoek naar de mogelijkheden voor een remote tower concept voor luchtverkeersdienstverlening. Deze subsidie vloeit voort uit het amendement Koopmans (Tweede Kamer 2007–2008, 31 200 XII, nr. 60) en geeft invulling aan de afspraken uit de Bestuursovereenkomst Gebiedsontwikkeling Vliegveld Twente (Bijlage bij Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 936, nr. 17).

17.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft voornamelijk de bijdrage die aan RWS ter beschikking wordt gesteld voor de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland gericht op het wegwerken van de tekortkomingen ten aanzien van de internationale regelgeving.

17.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Voor de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization, aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS (de ABIS-groep vertegenwoordigt de burgerlijke luchtvaartautoriteiten van Oostenrijk, België, Kroatië, Nederland, Luxemburg, Ierland, Zwitserland en Portugal), en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) wordt in 2018 een bedrag uitgegeven van € 1,477 miljoen, waarvan € 1,312 miljoen via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

17.01.06 Bijdragen aan ZBO’s (LVNL)

Ten behoeve van het geschikt maken van de Soesterbergradar voor burgermedegebruik wordt een bijdrage van maximaal € 0,1 miljoen verstrekt aan de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL).

Garantie LVNL

Het luchtvaartbegeleidingssysteem van de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) nadert het einde van zijn technische levensduur en dient te worden vervangen. Daarnaast wordt een uitbreiding van de huisvesting voorzien. Hiervoor gaat LVNL bij het Ministerie van Financiën leningen aan voor een totaalbedrag van € 165 miljoen. In het kader van de regelgeving met betrekking tot schatkistbankieren stelt het Ministerie van IenM zich garant voor deze leningen.

Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens

Algemene doelstelling

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

(Doen) uitvoeren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het instandhouden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 18) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswaterstaat voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. De uitgaven aan beheer, onderhoud en vervanging worden verantwoord op het Infrastructuurfonds (artikel 15).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor deze normen, bijvoorbeeld in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van IMO en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap (EMSA) en andere organisaties.

  • De in 2015 vastgestelde maritieme strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de stad en leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving in de zeehavengebieden wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenM zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.

  • Met het programma Beter Benutten stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut.

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid met betrekking tot maritiem beleid.

  • IenM draagt, binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid onder coördinatie van het Ministerie van Economische Zaken, als vakdepartement verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek en het maritieme cluster binnen de Topsector Water.

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht) en door de Autoriteit Consument en Markt.

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor scheepvaart en havens opgenomen. In productartikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Streefwaarde 2017 en 2018

Hoofdtransportas

67%

68%

69%

70%

68%

66%

85%

Hoofdvaarweg

79%

78%

80%

80%

80%

80%

75%

Overige vaarweg

92%

93%

92%

92%

91%

91%

70%

Bron: RWS, 2016

Toelichting

De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. Voor elk type vaarweg wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert. De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden. Dit speelt al langere tijd en wordt, naast geplande onderhoudsmaatregelen, voornamelijk veroorzaakt door gebrek aan capaciteit op de trajecten tussen Rotterdam en Zeeland. Voor de sluizen op die corridor lopen dan ook MIRT-projecten, gericht op het verbeteren van de toekomstige capaciteit. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overall gezien wel ruim voldoende.

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg–Le Havre range»)
 

Basiswaarde 2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

20161

Totaal Nederlandse Zeehavens

44,9

47,8

47,2

47,9

47,5

47,2

48,1

48,2

Mainport Rotterdam

34,9

37,0

36,3

37,0

36,6

36,2

37,3

37,7

Overige Nederlandse Zeehavens

10,0

10,8

10,9

10,9

10,9

11,0

10,8

10,5

Bron: 2002–2010 Nationale Havenraad; 2011–2015 IenM;

X Noot
1

Vanaf 2016 Havenbedrijf Rotterdam op basis van cijfers ESPO. ESPO beschouwt daarin alleen de Nederlandse havens van Rotterdam, Amsterdam en Zeeland. In eerdere jaren zijn ook de havens van Moerdijk en Groningen in het overzicht meegenomen. Deze worden niet meegenomen door ESPO.

Toelichting

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.

«Totaal Nederlandse Zeehavens» laat in 2015 weer een lichte stijging van het marktaandeel zien ten opzichte van voorgaande jaren. Met name Mainport Rotterdam, die na een lichte stijging in 2012 in 2013 en 2014 marktaandeel verloor, laat een behoorlijke stijging van het marktaandeel zien. Het marktaandeel van de overige Nederlandse zeehavens laat een lichte daling zien. In 2016 heeft Rotterdam haar marktleiderspositie in de Hamburg-Le Havre range kunnen behouden, maar niet verder kunnen versterken. Het marktaandeel van Rotterdam is licht gedaald. In 2015 bedroeg het marktaandeel nog 38,0%. In 2016 kwam het marktaandeel uit op 37,7%. Deze daling wordt met name veroorzaakt door een daling in de overslag van droog massagoed (vooral van kolen en ijzererts).

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)1
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

 

Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag2

Aantallen

             

Handelsvaart

725

769

800

822

808

790

771

Zeesleepvaart

249

235

247

260

258

275

288

Waterbouw

120

156

169

168

167

171

171

Totaal

1.094

1.160

1.216

1.250

1.233

1.236

1.230

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

             

Handelsvaart

6.075

6.883

6.740

7.045

6.978

6.572

6.411

Zeesleepvaart

310

290

362

347

360

409

423

Waterbouw

450

513

531

533

537

531

542

Totaal

6.835

7.686

7.633

7.925

7.875

7.512

7.376

 

Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer

Aantallen

             

Handelsvaart

433

422

408

403

403

432

451

Zeesleepvaart

459

456

477

498

519

512

502

Waterbouw

63

55

55

52

52

62

62

Totaal

955

933

940

953

974

1.006

1.015

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

             

Handelsvaart

5.259

5.232

5.072

5.517

5.987

6.500

7.203

Zeesleepvaart

1.011

1.298

1.640

1.612

1.643

1.740

2.239

Waterbouw

251

210

264

248

285

312

322

Totaal

6.521

6.740

6.976

7.377

7.915

8.552

9.764

Bron: Zeeschepen onder Nederlandse vlag: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2017. Zeeschepen onder buitenlandse vlag: cijfers 2005 Ecorys (december 2008); cijfers van 2006–2009 Policy Research Corporation (april 2010); cijfers 2010–2016 Inspectie Leefomgeving en Transport, 2017. Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS.

X Noot
1

Schepen > 100 GT en pontons > 1000 GT

X Noot
2

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2017

Toelichting

Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar ook van externe factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

Kengetal: veiligheid scheepvaart
 

Aantal scheepvaartongevallen (inclusief visservaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Zeer ernstige scheepvaartongevallen (ZESO)

1

1

0

4

2

0

0

2

Ernstige scheepvaartongevallen (ESO)

4

9

4

15

13

12

11

8

Totaal

5

10

4

19

15

12

11

10

 

Aantal significante ongevallen met schepen op de Nederlandse binnenwateren1

Aantal significante scheepsongevallen

96

164

159

161

136

138

157

 
 

Aantal doden en gewonden op schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet Nederlandse vlag)

Aantal doden

7

4

8

4

9

4

6

 

Aantal gewonden

49

45

63

58

27

44

35

 

Bron: RWS, 2016

X Noot
1

Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.

In 2016 zijn op het Nederlandse deel van de Noordzee 2 ZESO’s (zeer ernstige scheepvaartongevallen) geregistreerd en 8 ESO’s (ernstige scheepvaartongevallen). De 2 ZESO’s betroffen recreatievaart. Hierbij is in beide gevallen het vaartuig verloren gegaan. De 8 ESO’s zijn als volgt verdeeld: zeevaart (5), visserij (1), recreatievaart (2). In 2016 zijn geen doden en/of zwaar gewonden geregistreerd bij scheepsongevallen op de Noordzee.

Sinds 2012 is de registratie en classificatie van scheepsongevallen op de Noordzee aanzienlijk verbeterd en verfijnd. Dit heeft tot het inzicht geleid dat de historische reeks 2004–2011 waarschijnlijk een onderschatting van het aantal ESO’s geeft dat in werkelijkheid is opgetreden. Om een goede uitspraak te kunnen doen over de ontwikkeling van de veiligheid van scheepvaart op de Noordzee moet vanaf 2012 een nieuwe historische reeks van ESO’s worden opgebouwd. De historische reeks van ZESO’s wordt wel betrouwbaar geacht.

Toelichting

In september 2016 is gebleken dat er een ongeval niet meegeteld was (geen melding van gemaakt door politie/hulpdiensten in database, zoals vereist is). Zodra de nieuwe cijfers binnen zijn in mei, zal de tekst van de toelichting worden toegevoegd.

Beleidswijzigingen

De met de Rijksbrede Nederlandse Maritieme Strategie 2015 – 2025 (Kamerstukken II 2014–2015 31 409, nr. 70) ingezette koers wordt ook in 2018 voortgezet, evenals de samenwerking tussen de rijksoverheid en de maritieme sector bij de uitwerking van de maritieme strategie. De basis voor deze samenwerking wordt gevormd door een in het najaar van 2017 vastgesteld werkprogramma, waarin de prioriteiten op het gebied van zeevaart, zeehavens, binnenvaart en de maritieme maakindustrie voor de komende jaren zijn vastgelegd. Het werkprogramma heeft een doorlooptijd tot en met 2021 en adresseert voor 2018 onder meer de volgende onderwerpen: verbetering van het scheepsregister, Smart Shipping, structuurversterking binnenvaart, vergroening zeevaart/binnenvaart en beroepskwalificaties binnenvaart.

Bij brief van 5 december 2016 (Kamerstukken II 2016–2017 32 861, nr. 22) heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de beleidsdoorlichting van artikel 18 aangeboden aan de Tweede Kamer. Uit de beleidsdoorlichting komt naar voren dat het merendeel van de beleidsinstrumenten op het gebied van zeevaart, binnenvaart en zeehavens doeltreffend is ingezet en een positieve bijdrage is geleverd aan de doelstelling van artikel 18. Op het terrein van doelmatigheid bleek het lastiger deze relatie te leggen, hoewel voor een groot deel van de instrumenten één of meer waarborgen zijn aangetroffen voor een doelmatige uitvoering. Om het inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleidsinstrumentarium te vergroten zal nagegaan worden hoe de inrichting van het beleidsproces verder versterkt kan worden. Eventuele nieuwe indicatoren of kengetallen zullen worden meegenomen in de begroting.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 18 Scheepvaart en havens (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

21.489

34.547

4.576

4.462

4.523

4.657

4.663

Uitgaven:

22.733

31.553

25.396

14.016

11.032

4.657

4.663

Waarvan juridisch verplicht

   

95%

       

18.01

Scheepvaart en havens

22.733

31.553

25.396

14.016

11.032

4.657

4.663

18.01.01

Opdrachten

14.562

19.770

17.561

8.120

7.836

2.006

2.012

 

– Topsector logistiek

11.954

16.813

8.071

6.309

5.964

0

0

 

– Overige opdrachten

2.608

2.957

9.490

1.811

1.872

2.006

2.012

18.01.02

Subsidies

5.926

8.936

5.044

3.245

545

0

0

 

– Topsector logistiek

5.102

7.850

4.935

3.177

545

0

0

 

– Overige subsidies

824

1.086

109

68

0

0

0

18.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.290

1.114

1.114

974

974

974

974

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.290

1.114

1.114

974

974

974

974

18.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

955

1.733

1.677

1.677

1.677

1.677

1.677

Ontvangsten

254

700

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

833.549

1.120.351

958.002

744.749

820.698

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

131.197

133.927

100.240

59.500

37.668

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

964.746

1.254.278

1.058.242

804.249

858.366

waarvan

         

15.01

Verkeersmanagement

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

376.866

386.647

294.409

214.636

298.197

15.03

Aanleg

227.570

323.205

286.411

233.580

203.242

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

44.839

232.771

166.789

46.912

53.284

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

306.946

303.130

302.108

300.596

295.118

15.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

34.940

3.872

1.724

2.993

2.993

Andere ontvangsten van artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

34.940

3.872

1.724

2.993

2.993

waarvan

         

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

34.940

3.872

1.724

2.993

2.993

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Andere ontvangsten van artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

waarvan 18.03

Intermodaal vervoer

0

0

0

0

0

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • Accijnsvrijstelling communautaire wateren

  • Willekeurige afschrijving zeeschepen

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2013–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € miljoen)1
 

2016

2017

2018

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

120

120

120

Afdrachtvermindering zeevaart

112

111

111

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

18.01 Scheepvaart en havens

Budgetflexibiliteit

De bijdragen aan agentschappen en internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.

Voor de Topsector Logistiek zijn zowel het subsidiedeel aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) als de opdrachten via Connekt volledig juridisch verplicht. Dat geldt ook voor het opdrachtenbudget voor IenM opdrachten voor de topsector Logistiek dat eveneens juridisch verplicht is.

Van het overige opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor onder meer de uitvoering van toezichtstaken door de ACM, de uitvoering van inningstaken betreffende het Verkeersbegeleidingstarief door de Belastingdienst/douane en de monitoring van maritieme indicatoren en kengetallen. De bijdrage aan kennismakingsstages zeevaart en koopvaardij is conform de vastgestelde subsidieregeling verplicht.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor beleidsonderzoek gericht op onder meer binnenvaart, zeevaart, zeehavens en Caribisch Nederland.

18.01 Scheepvaart en havens

Toelichting op de financiële instrumenten

18.01.01 Opdrachten
  • Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) en Caribisch Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is het benodigde budget gereserveerd.

  • Het werkprogramma zeehavens 2014–2016 wordt vanaf 2017 als onderdeel van het integrale werkprogramma ter uitvoering van de maritieme strategie doorgezet.

  • Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in International Maritime Organization (IMO)- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving).

  • De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, het monitoren van de arbeidsmarkt, het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen en het wegnemen van knelpunten in de relevante wetgeving. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.

  • Voor de topsector Logistiek worden in 2018 opdrachten uitgevoerd onder regie van het Topteam Logistiek.

18.01.02 Subsidies
  • Voor de topsector Logistiek worden de subsidies op basis van het meerjarenprogramma en de op te starten activiteiten in 2018 via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) uitgezet.

  • In 2017 met een uitloop naar 2018 is er een subsidieregeling Innovaties Duurzame Binnenvaart. Voor het einde van het jaar zal in overleg met de sector besloten worden over continuering van deze regeling. Het geld is afkomstig uit de compensatiegelden voor het renteverlies op het door de binnenvaart opgebouwde reservefonds, die tot ca. 2022 aan de sector zijn toegezegd.

18.01.03 Bijdragen aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

18.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt IenM in totaal € 1,07 miljoen aan contributies in het kader van Luchtvaart. Hiervan gaat circa € 0,5 miljoen contributie naar de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie naar de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast worden bijdragen gedaan aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), de Donaucommissie en de North Atlantic Ice Patrol.

Beleidsartikel 19 Klimaat

Algemene Doelstelling

Klimaatverandering door menselijk handelen tegengaan. Door uitstoot van CO2 en overige broeikasgassen stijgt de temperatuur op aarde. Hierdoor verandert het klimaat en stijgt de zeespiegel. Nederland heeft internationale afspraken gemaakt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en zo de klimaatverandering te beperken. Vermindering van CO2-uitstoot biedt bovendien economische kansen, stimuleert slimme groene investeringen, creëert daarmee banen, en bevordert zo Nederlandse innovaties die ook buiten de landsgrenzen kunnen worden ingezet.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister van IenM regisseert de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenM verantwoordelijk voor:

  • Het door Nederland nakomen van de (onder andere) in UNFCCC en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van emissies van CO2 en overige broeikasgassen en voor het emissiehandelssysteem waaronder het toewijzen en het doen veilen van CO2-emissierechten;

  • De regie op het nationale klimaatbeleid en de internationale aspecten van het IenM-beleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten;

  • De opdracht aan de NEa voor het handelssysteem in CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie zijn hier onderdeel van;

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

Het internationale IenM-beleid vindt niet alleen zijn grondslag in dit artikel. Specifieke rollen en verantwoordelijkheden van de Minister op de verschillende beleidsterreinen van IenM zijn bij de betreffende artikelen vermeld.

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van klimaat te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenM:

  • Het in standhouden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, de Klimaatagenda, de afspraken in het SER-Energieakkoord waar de Minister voor verantwoordelijk is en het Lokale Klimaatactieprogramma tot succesvolle uitvoering te brengen. Via het Lokale Klimaatactieprogramma, de Nederlandse Klimaatcoalitie, Green Deals en initiatieven voor reductie van CO2-emissies brengt de Minister ondernemers, burgers en andere overheden beter in positie om maatregelen te nemen die goed zijn voor klimaat en economie;

  • Zuinigere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de voorlopers in de sector te stimuleren en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren;

  • Het verduurzamen van brandstoffen in de sectoren mobiliteit en transport door afspraken te maken over de rijksbijdrage aan de Actieagenda duurzame brandstofvisie voor het doelbereik van 15 tot 20 Petajoule energiebesparing voor 2020 en een maximumuitstoot van 25 megaton CO2 in 2030. Dit vanuit het SER-Energieakkoord, pijler zeven transport en mobiliteit. Het bereiken van de jaardoelstelling voor hernieuwbare energie stimuleren door ontwikkeling en toepassing van alternatieve energiedragers zoals elektrisch rijden en rijden op waterstof, en het faciliteren van de aanleg van tankinfrastructuur voor alternatieve energiedragers.

Ten slotte is de Minister van IenM verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Kengetal: Sectorale niet-ETS emissieplafonds voor 2020 (in megaton CO2 equivalenten)
 

Verantwoordelijk ministerie

2020 (voorgenomen beleid)

Emissieplafond

CO2 industrie en energie

EZ

6,5

11

CO2 verkeer en vervoer

IenM

33,1

36

CO2 gebouwde omgeving

BZK

23,0

22,5

CO2 land- en tuinbouw

EZ

5,3

6

Overige CO2 broeikasgassen landbouw

EZ

18,7

16

Resterende overige broeikasgassen

IenM

8,8

9

Bron: Nationale Energieverkenning 2016, tabel 3.12 op blz. 106 www.pbl.nl;

Toelichting:

In deze tabel zijn de sectorale emissieplafonds en de raming weergegeven. De raming geeft aan in welke mate het doelbereik in zicht is. In deze raming is het effect van het begrotingsakkoord, het SER-energieakkoord en de Klimaatagenda «weerbaar, welvarend en groen» verwerkt.

In de kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020 heeft het kabinet afgesproken dat indien in een sector tegenvallers optreden die samenhangen met (de uitvoering van) het beleid van het ministerie, de verantwoordelijke bewindspersoon in beginsel compenserende maatregelen neemt. Wanneer is aangetoond dat (alle) binnen de sector mogelijke compenserende maatregelen veel duurder zijn dan de oorspronkelijke maatregelen, zal het kabinet zoeken naar alternatieve kosteneffectieve maatregelen – binnen de beschikbare middelen – in andere sectoren. Vervolgens zal het kabinet een besluit nemen en de Tweede Kamer hierover informeren. Is er een tegenvaller die niets van doen heeft met tegenvallende beleidseffecten, dan volstaat naar verwachting het overschot in andere sectoren om deze tegenvaller op te vangen.

Kengetal: Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer (in %)

Verplichtingen

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Besluit Hernieuwbare energie vervoer 2015

2

3,25

3,75

4

4,25

4,5

5

5,5

6,25

7

7,75

8,5

9,25

10

Realisatie

2

3,26

3,75

4,01

4,31

4,54

5,05

5,54

6,25

         

Bron: Besluit Hernieuwbare energie vervoer 2015 (Stb. 2014, 460)

Bron realisatie 2014: Rapportage hernieuwbare energie 2014 van de Nederlandse Emissieautoriteit (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-586974)

Toelichting:

In artikel 2.1 van het Besluit Hernieuwbare Energie vervoer 2015 dat op 1 januari 2015 van kracht is geworden, is de ontwikkeling van de jaarverplichting hernieuwbare energie in het vervoer tot en met 2020 vastgelegd.

Kengetal: Ontwikkeling CO2 -emissie nieuwe personenauto’s in gram CO2 per kilometer
 

2005

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2021

EU

162,6

145,7

140,3

135,7

132,2

127,0

123,4

119,6 (130,0)1

118,1

(95,0)1

Nederland

169,9

146,9

135,8

126,2

118,6

109,1

107,3

101,1

105,9

 

Bron: European Environment Agency; EEA Technical report No 16/2015. Monitoring CO2 emissions from new passenger cars and vans in 2014

X Noot
1

Norm

Toelichting:

Nadat vrijwillige afspraken over CO2-reductie met de Europese autofabrikanten niet tot gewenste resultaten hebben geleid, heeft de Europese Commissie in december 2007 een voorstel gedaan voor verplichte reductiedoelstellingen. Dat voorstel is in 2009 aangenomen en bevatte een verplichte norm van gemiddeld 130 g CO2/km in 2015. Daarnaast is in november 2013 overeenstemming bereikt dat een verplichte norm van gemiddeld 95 g CO2/km in 2021 zal gelden. Deze norm zal er straks toe leiden dat de gemiddelde automobilist op jaarbasis zo’n € 340 aan brandstofkosten bespaart ten opzichte van het referentiejaar 2007.

Alleen voor 2015 en 2021 zijn er EU-normen (voor fabrikanten). De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord.

De gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland is in de periode tussen 2010 en 2016 sterk gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. In 2016 nam de uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in Nederland als enige lidstaat in de EU licht toe.

Volgens voorlopige cijfers die het Europese milieuagentschap9 in april 2017 heeft gepubliceerd, komt in 2016 de voorlopige gemiddelde CO2-uitstoot uit op 105,9 g/km in Nederland en op 118,1 g/km in Europa. Nederland blijft daarmee ruim onder het Europese gemiddelde en kan nog steeds tot de kopgroep worden gerekend. Ook blijft het aantal elektrische voertuigen groeien. Op Europees niveau is aan fabrikanten opgelegd om in 2015 een gemiddeld CO2-uitstoot te realiseren van 130 g/km. In 2021 ligt de reeds vastgestelde norm op 95 gram CO2 per kilometer.

In het vierde kwartaal 2017 komt de Europese Commissie met een voorstel voor een nieuwe norm voor de periode na 2021. Nederland zet in op een strenge, maar haalbare norm die de transitie naar de nulemissie aandrijflijn onomkeerbaar maakt.

Beleidswijzigingen

Met het sluiten van het klimaatakkoord in Parijs eind 2015 is een belangrijke stap gezet om in internationaal verband klimaatverandering tegen te gaan. De EU heeft zich gecommitteerd aan een broeikasgasreductie in 2030 van ten minste 40% ten opzichte van 1990. De EU lidstaten en het Europees Parlement onderhandelen momenteel over de verankering van dit 2030 doel in de EU klimaatwetgeving. Daarnaast heeft de EU de ambitie uitgesproken om in 2050 80–95% reductie van CO2 te realiseren. Het IPCC zal in 2018 een rapport publiceren over de gevolgen van de 1,5 graden Celsius doelstelling. Dit rapport zal bijdragen aan de in 2018 te houden «faciliterende dialoog» waarin gekeken wordt naar de collectieve inspanningen en voortgang van alle landen op weg naar de temperatuurdoelstellingen van het Parijs-akkoord. Dit is een natuurlijk moment voor de EU om naar de eigen doelstelling voor 2030 te kijken, in welk geval IenM samen met andere relevante departementen zal moeten bezien welke mogelijkheden Nederland ziet om aan een eventuele extra EU ambitie bij te dragen.

Op basis van de afspraken die de Energieraad in november 2015 heeft gemaakt bracht de Europese Commissie in november 2016 een voorstel uit voor de governance van de EU Energie Unie. Volgens dit voorstel dienen de lidstaten 1 januari 2018 een concept en uiterlijk 1 januari 2019 een definitief nationaal energie- en klimaatplan voor de periode 2021–2030 aan te leveren, gevolgd door een eerste Europese evaluatie van de ingediende plannen in 2021 (Kamerstukken II 2015–2016 21 501-33, nr. 572). Op 1 januari 2019 moeten lidstaten daarnaast een concept lange termijn strategie gericht op 2050 aanleveren, die op 1 januari 2020 definitief moet zijn. Bij de uitwerking van het energie- en klimaatplan en de lange termijn strategie kan gebruik worden gemaakt van de inzichten uit de Energieagenda en de bijbehorende transitiepaden richting 2030 en 2050 die in het najaar van 2017 worden opgeleverd. Voor IenM belangrijke thema’s als mobiliteit en transport en de integratie van de klimaat- en energietransitie in het ruimtelijk beleid worden daarin ook meegenomen.

De Rechtbank Den Haag heeft in zijn uitspraak van 24 juni 2015 bepaald dat de Staat de emissies van broeikasgassen in Nederland in 2020 moet beperken tot een niveau van 25% onder de uitstoot in 1990. De Staat voert het vonnis uit, maar heeft tegelijkertijd hoger beroep aangetekend tegen het vonnis, waarover in 2018 een uitspraak wordt verwacht. Met de volledige uitvoering van het SER Energieakkoord is de verwachting dat de door de rechtbank opgelegde 25% reductie in 2020 gerealiseerd zal worden. Mocht uit de Nationale Energie Verkenning (NEV) 2017 blijken dat dit niet het geval is, dan zal het kabinet aanvullende maatregelen nemen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 19 Klimaat (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

71.954

77.899

67.226

57.991

57.645

57.925

57.991

Uitgaven:

72.006

76.904

66.915

64.678

57.936

58.138

57.882

Waarvan juridisch verplicht

   

94%

       

19.01

Tegengaan klimaatverandering

15.190

21.167

20.001

20.391

14.706

14.212

13.936

19.01.01

Opdrachten

2.680

7.499

8.999

10.582

4.893

4.404

4.120

19.01.02

Subsidies

993

2.137

776

0

0

0

0

19.01.03

Bijdrage aan agentschappen

11.517

11.531

10.226

9.809

9.813

9.808

9.816

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

809

358

398

109

109

109

109

 

– waarvan bijdrage aan NEa

8.017

8.127

6.789

6.789

6.789

6.789

6.789

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.691

3.046

3.039

2.911

2.915

2.910

2.918

19.02

Internationaal beleid, coordinatie en samenwerking

56.816

55.737

46.914

44.287

43.230

43.926

43.946

19.02.01

Opdrachten

3.314

5.852

5.688

6.028

5.226

6.037

6.039

 

– Uitvoering CDM

68

0

0

0

0

0

0

 

– RIVM

             
 

– RVO

             
 

– Interreg

108

322

546

777

244

244

244

 

– Overige opdrachten

3.138

5.530

5.142

5.251

4.982

5.793

5.795

19.02.02

Subsidies

1.437

696

1.889

267

0

0

0

 

– Interreg

637

696

1.889

267

0

0

0

19.02.03

Bijdrage aan agentschappen

43.025

44.470

37.007

35.412

35.424

35.309

35.327

 

– waarvan bijdrage aan RIVM

33.194

33.928

28.844

27.250

27.262

27.251

27.269

 

– waarvan bijdrage aan RVO

9.493

10.283

7.958

7.957

7.957

7.957

7.957

 

– waarvan bijdrage aan RWS

338

259

205

205

205

101

101

19.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

9.040

4.719

2.330

2.580

2.580

2.580

2.580

Ontvangsten

145.474

230.400

224.000

224.000

224.000

224.000

224.000

Extracomptabele fiscale regelingen

Extracomptabele verwijzingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie voor toekomstige jaren wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2013–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € miljoen)1
 

2016

2017

2018

BPM Vrijstelling nulemissieauto's2

3

4

6

MRB Vrijstelling nulemissieauto's3

8

12

18

IB/LB korting op de bijtelling voor nulemissieauto's4

69

86

127

IB/LB korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

741

529

367

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

31

38

43

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

BPM = Belasting van personenauto's en motorrijwielen

X Noot
3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

X Noot
4

IB = Inkomstenbelasting; LB = Loonbelasting

19.01 Tegengaan klimaatverandering

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van klimaat en duurzame mobiliteit.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

De financiering van de in voorgaande jaren aangegane verplichtingen in het kader van de uitvoering van de opdrachten aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en RIVM zijn juridisch verplicht. Deze bijdragen hebben een structureel karakter. De bijdrage aan internationale organisaties is grotendeels juridisch verplicht. Het betreft hier uitgaven op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken. Deels zijn deze structureel van aard.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor opdrachten die worden verstrekt voor wetenschappelijk internationaal klimaatonderzoek, onderzoekprogramma’s en bijdragen aan (inter)nationale organisaties die een bijdrage leveren aan de internationale beleidsdoelstellingen op het gebied van milieu.

19.01 Tegengaan klimaatverandering

Toelichting op de financiële instrumenten

19.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen klimaat, duurzame mobiliteit en industrie.

19.01.02 Subsidies

In het verleden heeft het Ministerie van IenM subsidies aan bedrijven, (onderzoeks)instellingen en andere organisaties verstrekt, waarvoor in de jaren tot en met 2018 nog betalingen moeten plaatsvinden. In het kader van de uitvoering van de Duurzame Brandstofvisie voor de transportsector (Kamerstukken II 2015–2016, 30 196, nr. 353) worden subsidies verstrekt in het kader van de regeling voor technologieontwikkeling en innovatie (Demonstratieregeling Klimaat Technologieën en Innovaties in Transport (DKTI-Transport)), voor ondersteuning van de platforms die bij de uitvoering van de visie betrokken zijn, voor deelname aan Europese subsidieprojecten zoals calls voor Fuel Cells land Hydrogen Joint Undertakings, alsmede voor ondersteuning van de exploitatie van zero-emissie bussen.

19.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

Het KNMI verricht diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek, het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) en andere internationale verplichtingen.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenM een opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van emissiehandel, alsmede met betrekking tot het register voor biobrandstoffen.

Rijkswaterstaat (RWS)

Het betreft hier werkzaamheden die door RWS worden uitgevoerd. Het gaat met name om de uitvoering Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) en om de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op de beleidsterreinen klimaat (uitvoering Klimaatagenda en SER-energieakkoord) en duurzame mobiliteit.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking
19.02.01 Opdrachten

Interreg

Interreg is een Europese subsidieregeling waarin partijen uit meerdere landen samenwerken op het terrein van innovatie, duurzaamheid, bereikbaarheid en regionale gebiedsontwikkeling. De deelname van Nederlandse organisaties aan de transnationale en interregionale programma’s van Interreg wordt bevorderd. Met de beschikbare middelen wordt de Nederlandse bijdrage voor de kosten van de internationale uitvoering en de uitvoering in Nederland (waaronder inbegrepen de stimulering van de deelname door Nederlandse partners) gefinancierd. De stimulering via de Interreg-subsidieregelingen is hieronder bij 19.02.02 vermeld.

Overige opdrachten

Het Ministerie van IenM verstrekt aan nationale en internationale wetenschappelijke en adviserende instellingen opdrachten, onder andere op het gebied van de klimaatverandering, duurzame productie en consumptie en de inzet van biobrandstoffen. Ook worden de middelen aangewend voor het in Europees verband uitwerken van het klimaatbeleid richting 2050, activiteiten in het kader van internationale diplomatie, waaronder het uitvoeren van bedrijfslevenmissies, en het ondersteunen en faciliteren van delegaties bij internationale bijeenkomsten.

19.02.02 Subsidies

Interreg

Dit betreft uitgaven in het kader van subsidieregelingen ter stimulering van deelname door Nederlandse partners aan de Europese Interreg-subsidieprogramma’s Europe, North West Europe en North Sea Region:

  • Via de PSR-regeling (Projectstimuleringsregeling Interreg V; Stcrt. 2015, 10986) worden subsidies verstrekt in de voorbereiding en indiening van Interreg-projectvoorstellen.

  • Via de Cofinancieringsregeling (Stcrt. 2015, 30863) kunnen partners een bijdrage krijgen in hun aandeel in de projectkosten.

19.02.03 Bijdragen aan agentschappen

RIVM en RVO.nl

IenM heeft een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden) en aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (uitvoering van wettelijke taken en beleidsonderbouwend onderzoek).

RWS

Dit betreft de agentschapsbijdrage voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieuwet- en regelgeving), de uitvoering van de Antarctica regelgeving en enkele ondersteunende activiteiten in het kader van het internationaal beleid van IenM.

19.02.05 Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

Het Ministerie van IenM kent op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken financiële bijdragen toe aan (inter-)nationale organisaties. Dat is nodig om de kosten te dekken van de doorlopende ontwikkeling van het desbetreffende verdrag of de organisatie.

In onderstaande tabel zijn de verwachte bijdragen voor 2018 vermeld.

Verwachte bijdragen 2018
(bedragen x € 1.000)

Verdragen

1.306

United Nations Environment Programme (UNEP)

615

Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag

9

Montrealprotocol (uitbanning ozonlaagaantastende stoffen)

79

VNECE CLRTAP-verdrag (grensoverschrijdende luchtverontreiniging)

83

VNECE PRTR-verdrag (emissieregisters)

20

Verdrag van Rotterdam (melding vooraf export chemicaliën)

50

Verdrag van Stockholm (persistente organische stoffen)

95

Verdrag van Bazel (overbrenging gevaarlijk afval)

95

OESO Programme on Chemicals Accidents (voorkomen en bestrijden van gevolgen van chemische ongelukken)

35

Cartagenaprotocol (verdrag over veiligheid van grensoverschrijdend vervoer van levend ggo's)

50

VNECE Aarhus-verdrag (toegang tot informatie, besluitvorming en rechter)

45

VNECE Helsinki-verdrag (bescherming tegen industriële ongevallen)

30

VN Minamata-verdrag (regulering kwik emissies)

100

Contributies

431

UNFCCC International Transaction Log (verificatie transactie Kyoto units)

90

IPCC (Trustfund tbv draagvlak gebruik rapporten)

43

China Council (adviesraad voor duurzame ontwikkeling)

100

Control of Chemicals (OESO) (veiligheid van chemische producten)

20

International Transport Forum (ontwikkelingen op vervoersgebied)

178

Tevens worden de middelen ingezet voor het verstrekken van incidentele bijdragen en vrijwillige bijdragen aan (inter-)nationale organisaties voor activiteiten die het internationaal milieubeleid van het Ministerie van IenM ondersteunen.

Ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS).

Beleidsartikel 20 Lucht en Geluid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door de luchtkwaliteit te verbeteren en door geluidhinder te voorkomen of te beperken.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Om qua luchtkwaliteit en geluid een solide en gezonde leefomgeving te bereiken, regisseert de Minister van IenM de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese luchtkwaliteits- en geluidbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenM verantwoordelijk voor:

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van grenswaarden en plafonds voor emissies van luchtverontreinigende stoffen, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en (zo nodig) de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen, grenswaarden en plafonds hebben betrekking op verbetering van de luchtkwaliteit, op bronbeleid voor geluid- en industriële emissies en op bronbeleid om geluidemissies en schadelijke uitlaatgasemissies door de verkeerssector (motorvoertuigen, mobiele machines, lucht- en scheepvaart) tegen te gaan;

  • De ondersteuning van gemeenten en provincies bij het toezicht op de naleving van algemene regels en bij de vergunningverlening ter vermindering van luchtemissies bij de industrie en bij een juiste toepassing van de geluidregelgeving;

  • De implementatie van de geluidregelgeving (wet SWUNG 9 ) waarmee een optimale gezondheidsbescherming van burgers en flexibiliteit voor de beheerders van rijkswegen en hoofdspoorwegen wordt beoogd. SWUNG-2 zal de aanpak van geluidhinder op gemeentelijk en provinciaal niveau beter uitvoerbaar maken. Deze nieuwe geluidregels worden ondergebracht in de Omgevingswet. Aan lagere overheden worden subsidiemiddelen ter beschikking gesteld om aan de voorschriften van deze regelgeving te kunnen voldoen en geluidsgevoelige locaties langs infrastructuur aan te pakken.

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van luchtkwaliteit en geluid te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenM:

  • Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), het Actieprogramma Luchtkwaliteit10 en SWUNG (geluid) tot een succesvolle uitvoering te brengen;

  • Schonere, zuiniger en stillere voertuigen. Door voorlopers in de sector te stimuleren en samen met de decentrale overheden en de sectorpartijen, slimme logistieke concepten te ontwikkelen voor stedelijke distributie, en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren;

  • Medeoverheden tot uitvoering van maatregelpakketten in het NSL en het Actieplan Luchtkwaliteit om daarmee de Europese normen voor luchtkwaliteit (voor fijnstof in 2011 en voor NO2in 2015) te halen. Dit is belangrijk voor de gezondheid van burgers en hiermee schept de Minister tevens ruimte voor nieuwe infrastructuur, woningbouw en bedrijvigheid.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Algemeen

Indicatoren en Kengetallen

Jaarlijks ontvangt de Tweede Kamer een monitoringsrapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De monitoring dient om de voortgang van de uitvoering van het NSL te volgen en biedt een basis om het programma waar nodig bij te sturen. De monitoring betreft de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de uitvoering van projecten en maatregelen. De zesde rapportage is reeds aan de Kamer verzonden (Kamerstukken II 2015–2016 30 175, nr. 224).

Kengetal: Tegengaan geluidhinder (kengetallen sanering verkeerslawaai, aantal woningen)
 

t.g.v. Rijksinfrastructuur

t.g.v. andere infrastructuur

Totaal

Aantal woningen

Rijkswegen inclusief betreffende A-lijst woningen

Spoorwegen

A-lijst

Overig

 

Totaal

109.800

70.650

77.355

335.800

593.605

Uitgevoerd 1980–1990 (schatting)

40.000

7.450

– 

40.000

87.450

Uitgevoerd 1990–2011

58.302

16.238

48.650

36.721

159.911

Uitgevoerd 2012

– 

549

3.031

1.125

4.705

Uitgevoerd 2013

– 

831

3.000

2.784

6.615

Uitgevoerd 2014

56

704

3.000

397

4.157

Uitgevoerd 2015

22

2.311

2.000

434

4.767

Uitgevoerd 2016

 

740

1.600

1.832

4.172

           

Planning 2017

0

1.067

200

2.739

4.006

Planning 2018

0

83

400

3.508

3.991

Gepland restant per eind 2018

11.420

40.677

15.674

246.060

313.831

Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), 20 april 2017 (https://www.bureausaneringverkeerslawaai.nl/)

Toelichting:

De hier gepresenteerde realisatiecijfers voor Rijksinfrastructuur hebben betrekking op de sanering die door Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV) onder de Wet geluidhinder wordt afgehandeld. Deze sanering kent een ander normenkader dan de sanering zoals die nu door RWS en ProRail wordt uitgevoerd onder de (meer recente) Wet milieubeheer. Hierdoor wijken de hier gepresenteerde aantallen af van de aantallen bij beleidsartikel 14, die zijn gebaseerd op sanering onder de Wet milieubeheer.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen 1990, 2000, 2005, 2010 en 2014, doelstellingen en prognoses 2020 en 2030 in kton/jr.1
 

1990

2000

2005

2010

2010

2015

2020

20202

2030

2030

         

NEC- Richtlijn

Realisatie

Raming

Herziene NEC- Richtlijn

Raming

Herziene NEC- Richtlijn

SO2

193

73

64

34

50

30

30

46

30

30

NOx

604

420

369

300

260

228

177

203

130

 

NH3

369

178

156

135

128

128

117

136

109

123

NM VOS3

490

244

181

165

185

139

143

167

145

154

PM2,5

51

28

22

17

 

13

10,4

14

9,6

12

Bronnen: de informatie over de gerealiseerde en geraamde emissies zijn afkomstig uit «Informative Inventory Report 2017» (RIVM Rapport 2017_0002). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid. (http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2017/April/Informative_Inventory_Report_2017_Emissions_of_transboundary_air_pollutants_in_the_Netherlands_1990_2015)

X Noot
1

Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast. Zie ook toelichting.

X Noot
2

Plafonds voor 2020 en 2030 zijn afgeleid van de Richtlijn inzake nationale emissie reductieverbintenissen inzake bepaalde stoffen in de lucht (2016/2284), waarin reductiepercentages zijn opgenomen ten opzichte van basisjaar 2005. De voorstellen voor 2020 zijn gelijk aan de waarden in het herziene Gotenburgprotocol, dat binnenkort zal worden geratificeerd.

X Noot
3

NMVOS: Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan.

Toelichting:

In mei 2012 zijn in Genève de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld. Het betreft aanpassing van het zogenaamde Gothenburg Protocol. Enigszins complicerend is dat er, in tegenstelling tot het bestaande protocol en de National Emission Ceiling (NEC) richtlijn, geen emissieplafonds zijn opgenomen, maar reductiepercentages. Het referentiejaar voor die reducties is 2005 en de doelstellingen betreffen reductiepercentages die in 2020 dienen te zijn gerealiseerd. In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages omgerekend naar vrachten. Naast voorgaande verandering geldt dat aan de bestaande stoffenlijst (NOx, SO2, NH3 en VOS) ook fijnstof PM2,5 is toegevoegd. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoervervoer1
 

1990

2000

2005

2010

2012

2013

2014

2020

2030

 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Raming

Raming

NOx

367

270

233

192

174

166

149

103

82

SO2

21

10

6

1

0,5

0,2

0,2

0,3

0,3

PM2,5

24

15

12

8

7

6

5

3

3

NH3

0,9

4,3

5,3

4,8

4,4

4,2

3,8

3,6

3,6

NMVOS2

202

81

52

41

36

34

34

28

26

Bronnen: Emission of trans boundary pollutants in the Netherlands 1990–2014 Informative Inventory Report 2016 (Jimmink BA, Coenen PWHG, Dröge R, Geilenkirchen GP, Leekstra AJ, van der Maas CWM, te Molder RAB, Oude Voshaar SV, Peek CJ en Wever D; chapter 4, Transport page 45–84). De geraamde emissies NMVOS komen uit de Referentieraming energie en emissies: actualisatie 2012. Energie en emissies in de jaren 2020 en 2030 (Verdonk M en Wetzels W; pagina 66–67, tabel B4.6). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid. De geraamde emissies NOx, SO2, PM2,5 en NH3 komen uit de Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, Rapportage 2015(Velders GJM, Aben JMM, Geilenkirchen GP, den Hollander HA, van der Swaluw E, de Vries WJ en van Zanten MC; Bijlage 1 Tabellen B1.1 tot en met B1.6). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid.

X Noot
1

Betreft mobiele bronnen totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart. in kton/jr.

X Noot
2

NMVOS: Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan.

Toelichting:

De getallen worden jaarlijks aan de hand van nieuwe inzichten voor emissieregistratie door het Planbureau voor de Leefomgeving in samenwerking met het RIVM, TNO e.d. bepaald, waarna doorrekening plaatsvindt voor de hele reeks. Dit laatste betekent dat daarmee ook realisaties uit voorgaande jaren eventueel worden bijgesteld.

Beleidswijzigingen

Omdat er qua luchtkwaliteit nog enkele knelpunten in bepaalde gebieden resteren, is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) tot aan de invoering van de Omgevingswet verlengd. Ook wanneer die knelpunten zijn opgelost, kunnen zich gezondheidsrisico’s voordoen. Het streven is een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, zo wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden (Kamerstuk 2016–2017, 30 175, NR. 247). Samen met decentrale overheden, belangenorganisaties en bedrijfsleven zal hiertoe in 2018 een nieuw luchtkwaliteit plan worden opgesteld. In de aanloop naar de gewenste overschakeling op elektrische aandrijflijnen, blijft de aandacht en inzet gericht op naleving en verdere aanscherping van de Europese emissienormen voor auto’s. In 2018 zal daarnaast specifieke aandacht blijven uitgaan naar roetfilters, katalysatoren en vergelijkbare systemen, die bedoeld zijn om de emissies van schadelijke stoffen te verlagen. Ook tijdens de gebruiksfase moeten deze technieken naar behoren blijven functioneren.

In 2018 worden de nieuwe geluidregels uitgewerkt middels het aanvullingsbesluit Geluid. Voor steden en stedelijke gebieden is het daarbij van belang dat de saneringsoperatie verder wordt afgerond en waar mogelijk op een kosteneffectieve manier wordt verbreed. Naast deze ontwikkelingen zal worden gezocht naar tot nu toe onvoldoende gebruikte mogelijkheden. Dit heeft bijvoorbeeld al geleid tot het streven naar het combineren van maatregelen aan woningen tegen geluid met maatregelen gericht op energiebesparing in het kader van het SER-energieakkoord.

Aan de hand van de in 2016 en 2017 geformuleerde uitgangspunten, vindt in 2018 in het kader van het Meerjarenprogramma Geluidsanering prioritering van saneringsmaatregelen langs rijkswegen plaats.

In 2018 en 2019 wordt de beleidsdoorlichting uitgevoerd van artikel 20 Lucht en Geluid, voor zover het luchtkwaliteit betreft. De hoofdvraag van de doorlichting is in hoeverre het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op doeltreffende en doelmatige wijze heeft bijgedragen aan de doelstellingen van het NSL: de verbetering van de luchtkwaliteit en het mogelijk maken van ruimtelijke projecten. Het onderzoek heeft betrekking op de periode waarin bestedingen zijn gedaan in het kader van het NSL: 2006–2017. Daarbij worden ook uitgaven voor luchtkwaliteit uit andere begrotingsonderdelen meegenomen, zoals uitgaven uit het Infrastructuurfonds en voor landbouwmaatregelen uit de begroting van Economische Zaken.

Het onderzoek omvat onder andere een metastudie van beschikbare monitoringrapporten en evaluaties gerelateerd aan het NSL. De beleidsdoorlichting zal naar verwachting in 2019 worden afgerond en het rapport met de bevindingen zal tezamen met het oordeel van een onafhankelijke deskundige en het Kabinetsstandpunt voor Prinsjesdag 2019 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 20 Lucht en geluid (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

16.205

20.381

20.729

25.117

28.057

28.913

29.003

Uitgaven:

28.869

17.981

34.729

27.895

28.057

28.913

29.003

Waarvan juridisch verplicht

   

97%

       

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

28.869

17.981

34.729

27.895

28.057

28.913

29.003

20.01.01

Opdrachten

7.231

5.072

4.453

3.116

2.782

2.782

2.782

 

– Verkeersemissies

3.163

1.781

197

0

0

0

0

 

– Geluid- en luchtsanering

3.540

2.947

4.256

3.116

2.782

2.782

2.782

 

– Overige opdrachten

528

344

0

0

0

0

0

20.01.02

Subsidies

50

4

0

0

0

0

0

 

– Euro 6 en Euro-VI

0

0

0

0

0

0

0

 

– Verkeersemissies

0

4

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

50

0

0

0

0

0

0

20.01.03

Bijdrage aan agentschappen

2.315

1.686

804

1.251

1.260

1.248

1.268

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.315

1.686

804

1.251

1.260

1.248

1.268

20.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

18.010

10.098

28.719

22.552

23.039

23.742

23.812

 

– NSL

0

385

11.239

0

0

0

0

 

– Wegverkeerlawaai

18.010

9.713

17.480

22.552

23.039

23.742

23.812

 

– Overige bijdrage medeoverheden

0

0

0

0

0

0

0

20.01.07

Bekostiging

1.263

1.121

753

976

976

1.141

1.141

Ontvangsten

236

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage), alsmede de bijdragen aan medeoverheden in het kader van met name de wettelijke taken inzake de sanering van het wegverkeerslawaai en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten in de sfeer van de uitvoering van met name de geluidsanering en van de steekproefcontroleprogramma’s.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op de beleidsterreinen geluid en lucht.

20.01 Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

Toelichting op de financiële instrumenten

20.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten uit in het kader van verkeersemissies, geluidhinder en luchtkwaliteit. Op het gebied van verkeersemissies worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van steekproefcontroleprogramma's door de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) inzake voertuigemissies. Daarbij gaat het in hoofdzaak om metingen in het laboratorium als op de weg van schadelijke stoffen in uitlaatgassen van personen-, bestel- en vrachtauto’s en bussen. Ten aanzien van het beleidsterrein geluidhinder gaat het met name om de opdrachtverlening aan het Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), dat namens het Ministerie van IenM zorg draagt voor de uitvoering van de geluidsanering voor gemeentelijke en provinciale infrastructuur.

20.01.03 Bijdragen aan agentschappen

RWS

De voornaamste werkzaamheden van RWS zijn de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) en de monitoring van duurzame mobiliteit.

20.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

De betalingen aan de provincies en gemeenten in het kader van het NSL hebben in de afgelopen jaren plaatsgevonden, in diverse tranches. De financiële afwikkeling en nabetaling van het restant van de toegezegde bijdragen is in 2018 voorzien.

Bij het onderdeel wegverkeerslawaai gaat het om de bijdragen aan provincies en gemeenten voor het uitvoeren van saneringsmaatregelen met betrekking tot geluidhinder door het verkeer.

20.01.07 Bekostiging

Jaarlijks bekostigt het Ministerie van IenM een deel van het milieuonderzoeksprogramma van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten. Over de invulling van dit programma worden afspraken gemaakt met ECN, mede om te borgen dat het onderzoek en de resultaten dienstbaar zijn aan de beleidsontwikkeling en -onderbouwing door IenM.

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van natuurlijke hulpbronnen, zicht op de economische keten en het gebruik van hulpbronnen, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen, het verminderen van emissies en het versterken van de Nederlandse economie.

Regisseren

Rollen en verantwoordelijkheden

Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met de maatschappelijke partners. De Minister is hierbij verantwoordelijk voor:

  • De transitie naar een circulaire economie11 die wezenlijk bijdraagt aan het verminderen van de milieudruk en het halen van de klimaatdoelstelling, het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie en het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal;

  • Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal, op EU- en internationaal niveau, bijvoorbeeld om de markt voor secundaire grondstoffen te vergroten, slim ontwerp van producten te stimuleren, het marktaandeel van circulaire producten te verhogen, ongewenste emissies te voorkomen, de kwaliteit van de leefomgeving in veedichte gebieden te verbeteren en door het marktaandeel van circulaire producten te verhogen;

  • Het met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking;

  • Het coördineren van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;

  • Het toepassen van slimme marktprikkels door het beprijzen van milieuschade.

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenM duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere Ministers door:

  • De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden gestimuleerd om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meer waarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld de Transitieagenda’s, aanpassing van regelgeving, Green Deals en ketenprojecten;

  • Samenwerking met andere organisaties om begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet en hanteerbaar maken voor (kleine) bedrijven en burgers;

  • De aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen, Dit wordt door middel van financiële stimulering (MIA/VAMIL) en Groen Beleggen aantrekkelijk gemaakt.

Indicatoren en kengetallen

Duurzame ontwikkeling kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. In internationaal verband zijn najaar 2015 in de Verenigde Naties de Sustainable Development Goals vastgesteld. Over de stand van zaken in Nederland wordt regelmatig gerapporteerd («Meten van SDGs, een eerste beeld voor Nederland», CBS, november 2016). In mei 2017 is ook de eerste Nederlandse SDG-rapportage gepubliceerd en naar de Tweede Kamer gestuurd (https://vng.nl/files/vng/20170530-sdg-rapportage.pdf).

Ook is hierop aansluitend vanaf Verantwoordingsdag 2018 een Monitor Brede Welvaart in voorbereiding, als opvolger van de Monitor Duurzaam Nederland (Kamerbrief MEZ, december 2016 AEP/16193034).

Voor het rijksbrede programma Circulaire Economie wordt een monitoringprogramma ontwikkeld met indicatoren en een nulmeting als gevraagd in de motie-Van Veldhoven c.s. (32 852, nr. 36), die in 2018 zal worden afgerond. Ook voor de transitieagenda’s Biomassa en Voedsel, Kunststof, Consumentengoederen, Maakindustrie en Bouw worden indicatoren en een sturingsprogramma ontwikkeld in 2018 en daarna gemonitord.

Voor het afvalbeleid zijn doelen vastgesteld in het Landelijk Afvalplan (LAP), waaronder:

  • Beperking van het afval aanbod door huishoudens en bedrijven, bevordering van afvalscheiding en (voorbereiding voor) nuttig hergebruik, liefst door hoogwaardige recycling. LAP3 is medio 2017 in werking getreden.

  • Preventie van afvalstoffen, zodanig dat de in de periode 1985–2014 bereikte ontkoppeling tussen de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en de ontwikkeling van het totale afvalaanbod wordt versterkt. Dit houdt in dat het totaal afvalaanbod in 2023 niet groter mag zijn dan 61 Mton en in 2029 niet groter mag zijn dan 63 Mton

  • Het van 2012 tot 2022 halveren van de hoeveelheid Nederlands afval dat de economie «verlaat» via afvalverbrandingsinstallaties en/of stortplaatsen (in 2012 betrof dit bijna 9 Mton).

Onderstaande grafieken laten cijfers realisatie afvalaanbod versus doelstelling (grafiek 1) zien. Afvalverwerking: storten, recyclen en verbranden (tabel 2). Tabel 3 is een weergave van het werkelijke afval als deze de groei van het bbp zou volgen. De ambitie is om de hoeveelheid afval die wordt gestort of verbrand terug te brengen van 10 mln. ton in 2012 naar ca 5 mln. ton in 2022. Dat moet bereikt worden door inzet in de gehele keten, door van de ontwerp- tot aan de afvalfase te werken aan preventie, hergebruik en recycling. De hoeveelheid huishoudelijk restafval is afgenomen terwijl de hoeveelheid bedrijfsafval is toegenomen, aannemelijk is dat dit wordt veroorzaakt door de aantrekkende economie.

Grafiek1

Grafiek1

Bron: RWS leefomgeving «Nederlandse afval in cijfers»

Grafiek 2

Grafiek 2

Bron: RWS leefomgeving «Nederlandse afval in cijfers»

Grafiek 3

Grafiek 3

Bron: RWS leefomgeving «Nederlandse afval in cijfers»

Beleidswijzigingen

Het circulaire economiepakket dat de Europese Commissie op 2 december 2015 heeft gepubliceerd, versterkt en ondersteunt de Nederlandse ambities voor een circulaire economie. Het pakket bestaat uit wijzigingsvoorstellen voor afvalwetgeving (voor het stimuleren van recycling en het uitfaseren van storten) en een actieplan met maatregelen die de Commissie de komende drie jaar zal nemen.

De Minister zet zich in voor een ambitieus circulair economie beleid dat de transitie in Europa en daarmee in Nederland ondersteunt. Dit is vastgelegd in het Rijksbrede programma «Nederland Circulair in 2050»en in de transitie agenda’s die eind 2017 zijn opgesteld. Er zal efficiënter met grondstoffen moeten worden omgegaan, een substitutie naar het gebruik van in overvloed aanwezige en duurzaam gewonnen grondstoffen en een andere manier van produceren, consumeren en gebiedsinrichting. Dit om binnen het draagvlak van de aarde te blijven. Belangrijk hierin is de betrokkenheid van stakeholders, een helder speelveld voor bedrijven en het wegnemen van belemmeringen in regelgeving. Tevens is het stimuleren van de Europese markt voor secundaire grondstoffen een randvoorwaarde voor de transitie. Het streven is om de positie van Nederlandse bedrijven die bijdragen aan een circulaire economie te versterken. Dit kan door het verder helpen en ontwikkelen van een Europese markt voor herwonnen nutriënten, zoals gerecycled fosfaat. Dit gebeurt door inzet op het verder ontwikkelen van internationale Green Deals, het op EU-niveau harmoniseren van wet- en regelgeving gericht op het wegnemen van belemmeringen voor de circulaire economie, faciliteren van innovatieve projecten, bijvoorbeeld door als overheid als launching customer op te treden. Een belangrijk instrument om de doelstellingen ten aanzien van Circulaire Economie te realiseren is Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Dat betekent dat bij de inkoop van producten, diensten en werken de effecten op people, planet en profit worden meegenomen. De Minister van Infrastructuur en Milieu voert de regie richting medeoverheden om de omvang van de inzet, de effectiviteit en de efficiency van het instrument MVI bij medeoverheden te vergroten.

Voortgang:

In 2018 zal de Europese Commissie de nog vast te stellen onderdelen van het Europese Actieplan binnen het circulaire economiepakket uitwerken (kamerstuk II, 2015–2016, 34 395, nr 4). Aandachtspunten betreffen de uitbreiding van de reikwijdte van de bestaande EU richtlijn Ecodesign en de ontwikkeling van een integraal EU-productbeleid gericht op het stimuleren van de circulaire economie. Betrokkenheid van stakeholders is essentieel voor de ontwikkeling van een gedegen EU-beleid. Nederland stimuleert dan ook de deelname van Nederlandse bedrijven en instellingen aan het in 2017 door de Europese Commissie opgerichte EU Stakeholdersforum.

Bovendien worden de mogelijkheden voor strategische allianties en nieuwe internationale Green Deals verkend met een aantal landen, zowel binnen als buiten Europa. Tijdens een select aantal grote internationale bijeenkomsten wordt de Nederlandse kennis en kunde op het gebied van de circulaire economie actief onder de aandacht gebracht.

Budgettaire gevolgen van beleid

art 21. Duurzaamheid (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

18.986

24.879

18.571

17.745

18.195

18.305

18.062

Uitgaven:

19.059

23.334

19.719

17.745

18.195

18.305

18.062

Waarvan juridisch verplicht

   

82%

       

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

736

2.070

237

1.188

1.247

1.247

847

21.04.01

Opdrachten

736

2.070

237

1.188

1.247

1.247

847

21.04.03

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

21.05

Duurzame Productketens

16.178

19.607

18.276

15.360

15.667

15.777

15.534

21.05.01

Opdrachten

9.033

10.025

9.617

7.801

8.108

8.218

7.975

 

– Uitvoering Duurzame productketens

9.033

8.474

8.018

6.155

6.113

6.183

6.183

 

– Caribisch Nederland afvalbeheer

0

1.551

1.599

1.646

1.995

2.035

1.792

21.05.02

Subsidies

1.749

2.543

1.620

520

520

520

520

21.05.03

Bijdrage aan agentschappen

5.396

7.039

7.039

7.039

7.039

7.039

7.039

 

– waarvan bijdrage aan RWS

5.396

7.039

7.039

7.039

7.039

7.039

7.039

21.06

Natuurlijk kapitaal

2.145

1.657

1.206

1.197

1.281

1.281

1.681

21.06.01

Opdrachten

1.331

1.469

891

838

922

922

1.322

21.06.02

Subsidies

0

188

315

359

359

359

359

21.06.03

Bijdrage aan agentschappen

814

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

814

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

2.198

0

0

0

0

0

0

Extracomptabele fiscale regelingen

Extracomptabele verwijzingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2013–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € miljoen)1
 

2016

2017

2018

Vrijstelling groen beleggen box 3

43

41

39

Heffingskorting groen beleggen

28

27

26

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

108

97

99

VAMIL

20

40

40

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Budgetflexibiliteit

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzaamheidsinstrumentarium.

De agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.

21.05 Duurzame productketens

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken en de uitvoering van de prioriteit VANG, nu CE en projecten ter verduurzaming van ketens in het kader van de circulaire economie door onder andere RWS in het kader van de uitvoering van het beleid voor duurzame productketens. De budgettaire reeks Caribisch Nederland afvalbeheer heeft betrekking op de verbetering van het afvalbeheer op Bonaire en Sint-Eustatius.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzame productketens.

21.06 Natuurlijk kapitaal

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS op het gebied van biomassa, ecosystemen en landbouw.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein natuurlijk kapitaal.

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

Het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen, zodat alle (maatschappelijke) kosten een rol gaan spelen bij de afwegingen van consumenten.

21.04.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling en implementatie van duurzaamheidsinstrumentarium, zoals groene business cases, afwegingskaders op het gebied van verduurzaming en financiële instrumenten.

21.05 Duurzame Productketens

Productketens worden onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de «gouden driehoek» (onderzoekers, ondernemers en overheid) wordt ondersteund om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waardevernietiging.

21.05.01 Opdrachten

De opdrachten hebben betrekking op uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het Landelijk Afvalbeheerplan 3). Daarnaast heeft dit betrekking op opdrachten voor de uitvoering van voorheen VANG, nu CE en projecten ter verduurzaming van ketens in het kader van de circulaire economie. Dit betreft vooral de ketens fosfaat, kunststof, voedsel, textiel, beton, hout en elektronica, alsmede sectoren met een grote milieudruk zoals landbouw en bouw. De budgettaire reeks Caribisch Nederland afvalbeheer heeft betrekking op de verbetering van het afvalbeheer op Bonaire en Sint-Eustatius.

Voorts betreft dit de bijdrage aan RWS in het kader van de transitie naar een Circulaire Economie (CE) voor onder meer de ondersteuning bij: het programma Circulaire Economie (onderzoek, oa. naar kosteneffectieve handhaving, ontwikkeling van regelingen en fiscale maatregelen die CE bevorderen), het ontwerp van circulaire producten en diensten (oa. implementatie afvalpreventieprogramma, uitvoeringsmaatregelen ecodesign-richtlijn), het circulair maken van waardeketens en sectoren (uitvoering Green Deals, monitoring kunststofstromen, enz.), het circulair materialenbeheer (landelijke aanpak zwerfafval, afvalrapportage, benchmark afvalscheiding), de internationale vertegenwoordiging (oa. bij circulair aanbesteden/inkopen), Infomil (gemeenschappelijke activiteiten).

21.05.02 Subsidies

Dit betreft budget voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen. Daarnaast wordt subsidie verleend in het kader van het ontwikkelen, beheren en toetsen van transparante duurzaamheidcriteria.

21.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de uitvoering van het beleid op het gebied van afval, grondstoffen en productketens. Het betreft hier ook een opdracht aan RWS van € 2,2 miljoen voor de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afval (LMA), waar IenM – ook namens gemeenten en provincies – de opdracht voor verleent.

21.06 Natuurlijk Kapitaal

Biotische (materiaal)ketens in kader van het borgen van het natuurlijk kapitaal zijn een integraal onderdeel van de transitie naar een circulaire economie. Biotische ketens, zoals hout of biocomposiet, kunnen vaak een alternatief zijn voor materialen van fossiele of minerale oorsprong. Duurzaam geproduceerde biotische grondstoffen maken het mogelijk om goederen of diensten duurzaam te kunnen benutten als circulair alternatief.

Verduurzaming van de veehouderij is niet alleen van belang als onderdeel van transitie naar een circulaire economie, maar ook om te kunnen voldoen aan (Europese) doelen op het gebied van emissies en milieukwaliteit. Tevens is verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving rondom veehouderijen nodig voor het waarborgen van een goed en gezond woon- en leefklimaat.

21.06.01 Opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa. Voor landbouw betreft het onder andere onderzoek ter instrumentering van maatregelen die de emissies uit veehouderijen naar de lucht en de leefomgeving verminderen en daarmee bijdragen aan een goed en gezond woon- en leefklimaat rond veehouderijen.

Verder betreft dit de bijdrage aan RWS voor de uitvoering van het beleid op het gebied van biotische ketens en landbouw. RWS wordt gevraagd om de relatie inzichtelijk te maken tussen de inzet van biotische materialen en de gevolgen voor materiaalgebruik, CO2-emissies en energiegebruik. Verder levert RWS ondersteuning van Green Deals en de City Deal Circulaire Stad. Verder gaat het om enkele taken in verband met het stortplaatsendossier, informatie- en kennisoverdracht op het gebied van milieubeleid en -regelgeving voor de landbouw.

21.06.02 Subsidies

Subsidies hebben betrekking op incidentele aanvragen voor het sluiten van ketens in de bouw, waar biotische materialen onderdeel van kunnen zijn.

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

Algemene Doelstelling

Mens en milieu beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor het milieu en de gezondheid van de mens. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Dit beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocideverordening, gewasbeschermingsmiddelenverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of lidstaatspecifieke implementatie vereisen, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven en basisnet vervoer gevaarlijke stoffen waarmee een balans wordt gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid. Voorts is dit aan de orde bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuwe technologieën, zoals nanotechnologie en biotechnologie. Een ander voorbeeld is het verbod op asbestdaken, waarin de verplichting is opgenomen asbestdaken te saneren voor 2024. Deze maatregel is in 2015 aangekondigd, krijgt in 2017/2018 zijn juridische vormgeving. In Nederland vormen asbestdaken de belangrijkste bron van verspreiding van asbestvezels in de leefomgeving.

  • Reductie van de regeldruk wordt onder meer nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in BRZO 12 -taken hebben. Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland in principe geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn Transport Gevaarlijke Stoffen.

  • Het ontwikkelen van een integraal afwegingskader veiligheid dat behulpzaam is bij besluitvorming inzake activiteiten die veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu voor activiteiten met GGO’s.

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor mens en milieu veroorzaken om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Dit geldt ook voor overheden die, bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening, keuzes maken die invloed hebben op veiligheid en risico’s. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en biotechnologie, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s zoals bij elektromagnetische velden. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is daarbij een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Het landelijk asbestvolgsysteem voorziet alle ketenpartijen van de nodige informatie. Het verbod op asbestdaken gaat per 2024 in. Om de sanering tijdig op gang te brengen wordt dit verbod begeleid door een subsidieregeling die in 2016 is ingegaan. Tevens is in 2016 een samenwerkingsverband met alle betrokken partijen opgericht om onder meer met behulp van een meerjarig uitvoeringsprogramma de sanering van de asbestdaken te begeleiden. Hiermee moet worden voorkomen dat er rond 2023 een capaciteitsprobleem ontstaat bij de inventarisatie- en verwijderingbedrijven en dat er een handhavingprobleem ontstaat in 2024.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

  • Een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de Safety Deals.

  • Dat veiligheid en gezondheid van meet af aan in een innovatie wordt meegenomen, omdat gezonde en veilige producten en processen een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het realiseren van een circulaire economie («Veilig aan de Voorkant», Safe-by-design).

Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Op het terrein van Omgevingsveiligheid en milieurisico’s worden de volgende kwantitatieve kengetallen gehanteerd. Ten opzichte van de begroting 2017 is er een kengetal inzake het onderwerp «asbestdaken» toegevoegd.

REACH

In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) en de Biocideverordening worden stoffen beoordeeld en waar nodig van maatregelen voorzien (geharmoniseerde classificatie en labelling, autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet wordt bepaald door de eerder ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. In 2018 zal bijvoorbeeld (in vervolg op 2017) de restrictie voor rubbergranulaat extra Nederlandse inzet krijgen. Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2016 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2017 en 2018. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage de door Nederland ingebrachte dossiers en door andere lidstaten ingebrachte dossiers waar Nederland veelal actief input op levert.

Tabel resultaten EU REACH in 2016, 2017 en 2018
   

Realisatie 2016

Geraamd 2017

Geraamd 2018

   

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

168

2681

60

3302

100–150

420

2

Door Nederland uitgevoerde (en becommentarieerde) stofevaluaties

2

(32)

321

2

(30)

302

2

(30)

45

3

Door Nederland ingediende (en becommentarieerde) RMO-analyses en informatieverzoeken

0

(7)

0

n.v.t.

6

(12)

4

n.v.t.

4–6

(8–12)

4

n.v.t.

4a

Door Nederland ingebrachte (en becommentarieerde) Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen

1

(9)

9

2

(15)

152

2

(15)

50

4b

Door Nederland gerapporteerde clusters van (en becommentarieerde) autorisatieverzoeken

4

(36)

70

2–4

(5)

52

2–4

(20)

0

5

Door Nederland ingebrachte, gerapporteerde (en becommentarieerde) restrictiedossiers

0

1

(5)

5

0

2

(5)

122

1

3

(5–7)

15

6

Door Nederlandse ingebrachte, gerapporteerde (en becommentarieerde) voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labelling

5

2

(47)

36

5–9

6

(30)

702

7–12

6

(30–40)

50

7

Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk

580

n.v.t.

750

n.v.t.

400–600

n.v.t.

Bron (tenzij anders aangegeven): ECHA’s Multi-Annual Work Programme 2014–2018 Annexes Review 2015 (FINAL MB/20/2015). https://echa.europa.eu/documents/10162/21678309/mb_17_2014_annexes_mawp_2014–2018_en.pdf/19349cc1–8dc8–4c1b-8576–764d93fa9ba1

Toelichting:

Het beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatieverzoeken en restrictiedossiers beperkt zich veelal niet tot één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen betreffen door NL ingebrachte dossiers en (cursief) (co-)rapporteur-schappen. Het aantal door Nederland becommentarieerde dossiers staat steeds tussen haakjes. Voor de Nederlandse bijdrage in 2018 staan bandbreedtes (onzekerheidmarge) vermeld daar afstemming over de Nederlandse inzet nog niet is afgerond. Bij het prioriteren wordt de nadruk gelegd op stoffen die relevant zijn voor de Nederlandse situatie.

Ad 1) Het aantal ontwerpbesluiten voor de EU is eerder ingeschat op 260 voor 2016, inmiddels zijn de definitieve cijfers door ECHA gepubliceerd (Progress Report 2016) en blijkt het aantal op 268 te zijn uitgekomen. In 2018 valt de laatste deadline voor pre-registratie dossiers, waarmee door ECHA ook een stijging in compliance check ontwerpbesluiten voorziet.

Ad 2) Het aantal stofevaluatie ontwerpbesluiten voor de EU is eerder ingeschat op 45 voor 2016, inmiddels zijn de definitieve cijfers door ECHA gepubliceerd (Progress Report 2016) en blijkt het aantal ontwerpbesluiten op 32 te zijn uitgekomen. Na stofevaluatie volgt het besluitvormingstraject en, in fase follow-up van eerdere stofevaluaties (2012 t/m 2016). Het screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor stofevaluatie maakt hier nog geen deel van uit. Voor 2018 worden (in navolging van 2017) naar schatting 12 stoffen uitvoerig gescreend om daarmee vast te stellen welke vervolgacties benodigd zijn voor adequate beheersing van de risico’s.

Ad 3) In eerste instantie zijn er geen informatieverzoeken opgenomen voor 2017 (in 2016 geen enkele ontvangen), maar zijn er in 2017 inmiddels verscheidene ontvangen. De verwachting voor 2017 en 2018 is bijgesteld.

Ad 4a) De Europese inbreng aan Annex XV SVHC dossiers voor 2016 (en de jaren hieraan voorafgaand) is veel geringer dan oorspronkelijk door ECHA geraamd (9 i.p.v. 50). De raming voor 2018 wordt door Nederland ingeschat op 15.

Ad 4b) De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken laten zich lastig beschrijven in aantallen. De autorisatieaanvragen betreffen in de regel 1 tot 3 gebruiken die afzonderlijke opinies behoeven. Aanvragen worden veelal geclusterd in groepen van vergelijkbare aanvragen die door dezelfde rapporteurs worden behandeld uit efficiëntieoverwegingen. Om dit te illustreren: in 2016 is voor 4 clusters van autorisatieaanvragen het rapporteurschap vervuld en zijn in totaal 27 opinies opgesteld voor 9 stoffen. ECHA heeft destijds het aantal autorisatieverzoeken voor 2018 op 0 ingeschat, de verwachting is dat dit nog wordt bijgesteld.

Ad 5) In de komende jaren wordt een stijging in het aantal restrictiedossiers verwacht en daarmee ook een stijging in de input die Nederland daarop levert. In 2017 werkt Nederland aan een nieuw restrictiedossier dat begin 2018 ingediend zal worden (voor 2017 is de verwachting van NL dossiers van 1 naar 0 en het aantal rapporteurschappen van 1 naar 2 bijgesteld). Nederland geeft in de regel input op alle restrictiedossiers, het aantal te verwachten dossiers blijft vooralsnog onzeker.

Ad 6) Onder becommentariëring vallen zowel reacties op publieke consultatie, reacties op ontwerp opinies van het Risk Assessment Committee (RAC). Reacties op publieke consultatie en ontwerp opinie kunnen volgtijdelijk voor hetzelfde dossier worden ingediend, vandaar dat deze aantallen die van de hele EU (kunnen) overstijgen. De verwachting is dat het Ctgb de komende jaren CLH-dossiers zal gaan opstellen voor gewasbeschermingsmiddelen, iets wat tot op heden nog door het RIVM gebeurt. Daardoor kunnen er per saldo naar verwachting meer voorstellen voor geharmoniseerde classificatie en labelling ingediend worden.

Ad 7) Sinds eind 2015 heeft het RIVM naast de taken die voortvloeien uit de REACH Helpdesk (zoals het beantwoorden van vragen van industrie en voorlichting MKB) ook de taken met betrekking tot de CLP-Helpdesk erbij gekregen. De verwachting voor 2017 is naar boven bijgesteld (van 600 naar 750), met de waargenomen stijging van het aantal vragen met 30% in het eerste deel van 2017. De verwachting is dat het aantal vragen snel af zal nemen na het verstrijken van de laatste pre-registratie deadline medio 2018.

Asbestdaken

Het beleid is er op gericht dat alle asbestdaken verantwoord verwijderd zijn per 2024.

Het aantal vierkante meters asbestdak in Nederland is in 2012 ingeschat op 120 mln. Het Ministerie van IenM volgt de sanering van de asbestdaken en brengt per kwartaal in beeld hoeveel daken er zijn gesaneerd. In onderstaande tabel wordt op jaarbasis de stand van zaken en de planning van de saneringsoperatie in beeld gebracht. Het budget voor de subsidieregeling verwijderen asbestdaken wordt in 2017 en 2018 verhoogd om vertraging in de uitvoering te voorkomen.

Sanering asbestdaken (aantallen in miljoenen m2 )
 

gesaneerd

resterend

2012

(-)

120

2013

4,5

115,5

2014

5,9

109,6

2015

6,9

102,7

2016

9,9

92,8

2017

12,01

80,8

2018

16,01

64,8

Bron: Startmeldingenbestand inspectie SZW

X Noot
1

De aantallen in de jaren 2017 en 2018 zijn inschattingen.

Bevt en Bevi

Het aantal (opgeloste) kwetsbare objecten binnen veiligheidszones met betrekking tot externe veiligheid bij transport en -inrichtingen. Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is de milde saneringsregeling Bevt (Besluit externe veiligheid transport) gestart.12 Het aantal knelpunten is gereduceerd van 4213 naar 19. De regeling loopt tot en met 2020, dan moeten alle woningen zijn aangekocht.

Bij de inwerkingtreding van de saneringsregeling Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) in 2004 was er sprake van 65 saneringssituaties. Ultimo 2015 was de stand van zaken dat er in acht gevallen sprake is van een achterstand bij de sanering. In vier van deze acht gevallen is er sprake van een latente situatie. Dat wil zeggen dat er geen kwetsbaar object binnen de risicocontour van het bedrijf aanwezig is, maar dat het bestemmingsplan het wel toelaat. De monitoring van de overgebleven saneringssituaties is overgedragen aan het bevoegd gezag.

GGO’s

Er is gekozen om, in geval van de uitvoering van de GGO-regelgeving, niet alleen kengetallen te vermelden maar ook indicatoren. Immers, kengetallen geven uitsluitend een beeld van wat de bestede middelen voor vergunningverlening aan resultaten hebben opgeleverd, maar zij bieden geen inzicht in de mate waarin vergunningverlening aan het bereiken van het beleidsdoel heeft bijgedragen.

De GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 gewijzigd14 waarbij naast vergunningen ook algemene regels, de mogelijkheid tot het doen van kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8 van het Besluit ggo milieubeheer 2013 zijn geïntroduceerd en de structuur van de vergunningverlening is gewijzigd. Dit gegeven zorgt ervoor dat nog maar een beperkte set historische kengetallen voorhanden is. Een goede prognose voor 2017 en verder is daarom nog niet te geven. Vermoedelijk geven 2017 en 2018 eenzelfde beeld als in 2016 te zien.

De realisatie in 2016 is als volgt:

2016

Kengetal1

Indicator2

Ingeperkt gebruik:

   

– 

Aanvragen vergunningen

86

100%

– 

Kennisgevingen3

316

100%

– 

Meldingen4

32

n.v.t.

– 

Verzoeken ex art. 2.8 Besluit ggo

147

100%

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief marktaanvragen)

3

100%

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

15 +

100%

Totaal

599

n.v.t.

Bron: RIVM, bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen.

X Noot
1

Kengetallen zijn de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en art. 2.8-verzoeken.

X Noot
2

Indicatoren zijn het percentage van het aantal vergunningaanvragen, kennisgevingen of art. 2.8 verzoeken voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

X Noot
3

Het betreft kennisgeving op niveau I, II-k, II-v, en III, inclusief de wijzigingen op de respectievelijke niveau’s

X Noot
4

Tussen 7 september 2016 en 31 december 2017 kan voor beperkte wijzigingen op een vergunning die voor 1 maart 2015 is verleend volstaan worden met een melding in plaats van een vergunningwijziging.

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de majeure risicobedrijven. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de veiligheidssituatie van de majeure risicobedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage (eerste rapportage in 2014) kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de majeure risicobedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenM, VenJ en SZW).

Beleidswijzigingen

In het met de andere overheden in de jaren 2015 – 2018 (kamerstuk II, 2014–2015, 29 517, nr 92) uit te voeren programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) wordt in 2018 een impuls gegeven aan de alternatieve invulling van het groepsrisico met aandachtsgebieden. Dit nieuwe instrument is in.de Omgevingswet opgenomen. De aandachtsgebieden maken het mogelijk om al in het begin van het ontwerpproces rekening te houden met een kleine kans op brand, explosie of toxische wolk bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. In 2018 ligt het accent op aandachtsgebieden rondom Seveso-bedrijven, individueel en in groepsverband. Daarnaast wordt in het IOV programma voortgegaan met het omzetten van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) in een PGS Nieuwe Stijl (duidelijker governance gebaseerd op risicomethodiek). Voorts worden met «Safety Deals» initiatieven van het bedrijfsleven en de overheden op het terrein van het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij bedrijven concreet opgepakt en uitgevoerd.

Het (Europese) beleid ten aanzien van nieuwe risico’s, bijvoorbeeld op het vlak van nanotechnologie, hormoonverstorende stoffen en biotechnologie is nog in ontwikkeling. Het accentueren van het gezondheidsaspect in het milieubeleid moet helpen om op termijn te komen tot een omgevingskwaliteit die bijdraagt aan een goede gezondheid. Omgevingsfactoren vormen een significante oorzaak van de gezondheidslast (geschat tussen de 3 en 12%, zie Gezondheidsraad publicatie 2016/12 par 4.1,15). In 2018 zal een «beleidsaanpak nieuwe risico’s» worden gepresenteerd waarin de acties beschreven zijn die moeten leiden tot de ontwikkeling van inherent veilige nieuwe technologieën. Idealiter wordt veiligheid en gezondheid van meet af aan in een innovatie meegenomen omdat gezonde en veilige producten en processen immers een noodzakelijke voorwaarde voor het realiseren van een circulaire economie zijn («Veilig aan de Voorkant»). Safe-by-Design lijkt een geschikt concept om goed invulling te geven aan die voorwaarde. In 2018 zal invulling worden gegeven aan de acties die in de Kabinetsreactie Trendanalyse Biotechnologie (kamerstuk II, 2016–2017, 27 428, nr 335) zijn aangekondigd. Het doel daarbij is dat aanvullende (Europese) instrumenten worden ontwikkeld die ervoor moeten zorgen dat ook in de toekomst de veiligheid van mens, dier en milieu is gewaarborgd bij toepassing van biotechnologie in de samenleving (programma Modernisering Veiligheid Biotechnologie). Ook zal in de EU de aanpassing van de GGO-Europese regelgeving worden geagendeerd teneinde de veiligheid te waarborgen. Daarbij zal worden aangehaakt bij de Europese evaluatie van het EU-veiligheidsbeleid ten aanzien van biotechnologie.

Bij de beperking van de risico’s van stoffen ligt de focus in 2018 op de implementatie van de conclusies uit de Europese «review» van de Europese REACH-verordening die in 2017 wordt afgerond. Dit zal naar verwachting een handvat bieden ter verbetering die nodig is ten aanzien van onder meer nanomaterialen, hormoon verstorende stoffen en cumulatieve blootstelling. Daarbij verloopt in 2018 de derde en laatste deadline voor registratie van stoffen. De verantwoordelijkheid daartoe ligt bij de bedrijven die het aangaat, maar van overheidswege zal extra aandacht uitgaan naar voorlichting.

In 2017 is met het inwerkingtreden van de AMvB Verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) (Staatsblad 2017, nr. 193) het volledige wetgevingspakket voor de instelling en de taken van de omgevingsdiensten geborgd. In 2018 zal de aandacht uitgaan naar het goed functioneren van het nieuw opgezette stelsel en naar het incorporeren daarvan in de Omgevingswet. In 2018 wordt er een beleidsdoorlichting uitgevoerd op artikel 22.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

55.234

45.132

28.439

46.154

55.624

62.480

63.346

Uitgaven:

34.663

48.181

34.937

49.057

57.829

56.805

63.346

Waarvan juridisch verplicht

   

86%

       

22.01

Veiligheid chemische stoffen

6.742

8.065

7.115

6.885

7.086

6.886

6.886

22.01.01

Opdrachten

3.976

4.440

4.999

4.551

4.752

4.552

4.552

22.01.02

Subsidies

1.436

1.720

175

175

175

175

175

 

– NANoREG

1.100

1.335

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

336

385

175

175

175

175

175

22.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.330

1.905

1.941

1.779

1.779

1.779

1.779

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.330

1.905

1.941

1.779

1.779

1.779

1.779

22.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

380

380

380

380

22.02

Veiligheid biotechnologie

1.621

2.900

3.000

2.870

4.870

2.870

2.870

22.02.01

Opdrachten

1.621

2.900

3.000

2.770

4.770

2.770

2.770

22.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

100

100

100

100

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

26.300

37.216

24.822

39.302

45.873

47.049

53.590

22.03.01

Opdrachten

3.448

4.204

4.655

17.921

26.412

25.888

25.929

 

– Omgevingsveiligheid

868

1.075

0

12.990

16.160

18.160

18.160

 

– Overige opdrachten

2.580

3.129

4.655

4.931

10.252

7.728

7.769

22.03.02

Subsidies

17.173

27.510

15.372

17.069

15.149

16.849

23.349

 

– Asbest en safety deals

15.196

25.001

12.591

12.583

9.594

13.094

19.594

 

– Overige subsidies

1.977

2.509

2.781

4.486

5.555

3.755

3.755

22.03.03

Bijdrage aan agentschappen

2.629

1.856

1.749

1.266

1.266

1.266

1.266

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.629

1.856

1.749

1.266

1.266

1.266

1.266

22.03.04

Bijdragen aan medeoverheden

60

0

0

0

0

0

0

 

– Bijdragen programma Externe Veiligheid

60

0

0

0

0

0

0

22.03.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

22.03.09

Inkomensoverdrachten

2.990

3.646

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

Ontvangsten

272

2.432

250

250

250

250

250

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

1.016

879

775

0

0

Andere ontvangsten van artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

1.016

879

775

0

0

waarvan 18.06

Externe veiligheid

1.016

879

775

0

0

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten, waaronder opdrachten in de sfeer van wettelijke taken betreffende het (inter)nationale stoffenbeleid evenals de vergunningverlening op dat gebied, het (interdepartementale) meerjaren programma Gezondheidsrisico’s straling zendmasten (elektromagnetische velden) en de jaarlijkse bijdragen aan de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s REACH, Gezondheid in het milieubeleid (GiM) en Bewust Omgaan met Veiligheid.

22.02 Veiligheid biotechnologie

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht als gevolg van de jaarlijkse bijdrage aan de COGEM en de uitgaven in het kader van het meerjaren onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering veiligheid biotechnologie.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

De uitgaven voor inkomensoverdrachten en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het subsidiebudget worden de budgetten voor de subsidieregelingen Verwijderen Asbestdaken en Versterking omgevingsveiligheid chemische sector 2018 eind 2017 in de Staatscourant gepubliceerd en zijn hiermee juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van (wettelijke) taken inzake omgevingsveiligheid, vervoer gevaarlijke stoffen en basisnetten.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt voor aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid, veiligheid BRZO bedrijven in Caribisch Nederland, vuurwerkcampagne en het beheer van het VTH-stelsel (Stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving).

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Toelichting op de financiële instrumenten

22.01.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan onder andere de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van het werkprogramma. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor het meerjarig onderzoekprogramma elektromagnetische velden (EMV), de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening), voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest) en «nieuwe risico’s en security» (nanotechnologie en synthetische biologie).

22.01.02 Subsidies

De subsidies hebben betrekking op de bijdrage aan het Platform EMV.

22.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarnaast wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS).

22.02 Veiligheid biotechnologie
22.02.01 Opdrachten

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast. Daarnaast worden de uitgaven in het kader van het meerjarige onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid hier verantwoord.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport
22.03.01 Opdrachten

Omgevingsveiligheid

Het betreft hier uitgaven in het kader van de Impuls omgevingsveiligheid (IOV 2015–2018) voor de deelprogramma’s Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO), Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur en lokaal externe (omgeving) veiligheidsbeleid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het programma wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOB)

Overige opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor (wettelijke) taken in het kader van BRZO bedrijven, olieterminals in Caribisch Nederland en vuurwerk, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), aanpassing regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen als gevolg van wijzigingen internationale verdragen, modellenbeheer buisleidingen (Bevb) en de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen alsmede de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken.

22.03.02 Subsidies

Asbest

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken die door de RVO wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd.

Overige subsidies

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling Versterking Omgevingsveiligheid Chemische sector, die door de RVO wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd.

De overige subsidies hebben voornamelijk betrekking op de vuurwerkcampagnes, subsidies aan organisaties die een bijdrage leveren aan het samenwerkingsprogramma «verwijderen asbestdaken». en het vervolmaken van het stelsel van Omgevingsdiensten. Daarnaast kunnen hier ook als onderdeel van de uitvoeringsagenda BRZO ook subsidies worden toegekend onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben (IOV 2015–2018). Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector, te weten het gebruik en productie van gevaarlijke stoffen, evenals de opslag en het transport daarvan. De veiligheidsmaatregelen leveren een positieve bijdrage aan de veiligheid in de omgeving.

22.03.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht omgevingsveiligheid» en «vergunningverlening». Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.

22.03.09 Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

Beleidsartikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

Algemene Doelstelling

Het KNMI adviseert en waarschuwt de samenleving om risico’s met een atmosferische of seismische oorsprong terug te dringen. Het KNMI ontwikkelt daartoe hoogwaardige kennis, verricht waarnemingen, en zet die om in producten en diensten die de veiligheidsrisico’s verminderen, bijdragen aan een duurzame samenleving en economische mogelijkheden bevorderen.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het faciliteren van een internationaal systeem van organisaties waarin Nederland vertegenwoordigd wordt door het KNMI. Dit doet zij door haar rol van financier in de vorm van bijdragen en contributies. Met name te noemen zijn EUMETSAT16, ECMWF17 en WMO18.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet taken meteorologie en seismologie. De Minister heeft deze taken belegd bij het agentschap KNMI. De rol «(doen) uitvoeren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • a. het kosteloos verstrekken van algemene weerberichten omtrent de toestand van het huidige weer en het te verwachten weer;

  • b. waarschuwingen aan het algemeen publiek bij verwacht of werkelijk gevaarlijk of maatschappij-ontwrichtend weer of waarschuwingen bij calamiteiten waarbij het weer een belangrijke rol speelt;

  • c. het onverwijld informeren van het algemeen publiek bij een significante bodembeweging door geofysische bronnen of vulkanische activiteit;

  • d. het kosteloos ondersteunen van bestuursorganen in gedefinieerde gevallen.

  • e. het voortbrengen of verzamelen van meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens in het kader van de uitvoering van de taken zoals opgenomen in de Wet meteorologie en seismologie;

  • f. het beheer en onderhoud van de voor de uitvoering van zijn taken noodzakelijke technische infrastructuur;

  • g. het overeenkomstig ministeriële regeling desgevraagd ondersteunen van bestuursorganen, de rechterlijke organisatie, overheidsbedrijven of openbare lichamen op het terrein van meteorologie, seismologie of andere geofysische terreinen bij de uitvoering van aan hen bij of krachtens wet opgedragen taken;

  • h. onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling met betrekking tot meteorologie, seismologie en andere geofysische terreinen;

  • i. meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens of het onderzoek, bedoeld in onderdeel h, op verzoek van internationale organisaties voortbrengen, verzamelen of beschikbaar stellen;

  • j. het voor hergebruik als bedoeld in de Wet hergebruik van overheidsinformatie, zonder dat daartoe een verzoek is gedaan op grond van die wet, beschikbaar stellen van meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens of onderzoeksresultaten, of de opzet daarvan, voor zover intellectuele eigendomsrechten van anderen dat niet beperken, waarbij er op basis van een overeenkomst aanvullende dienstverlening kan worden verleend;

  • k. internationale samenwerking op het gebied van meteorologie en seismologie en andere geofysische terreinen; en

  • l. het verlenen van meteorologische diensten voor de luchtvaartnavigatie.

De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het Kernstopverdrag en de Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het kader van de Mijnbouwwet.

Indicatoren en Kengetallen

Indicatoren en kengetallen
 

Realisatie

Streefwaarde/ norm1

Indicatoren

2012

2013

2014

2015

2016

 

Algemene weersverwachtingen en adviezen

           

– afwijking min.temperatuur (°C)

– 0,17

– 0,01

– 0,18

0,45

0,44

ABS2 (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,37

– 0,25

– 0,25

– 0,31

– 0,36

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

– 0,06

0,26

0,00

0,00

0,26

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

           

– tijdigheid marifoonbericht (%)

98,6

99,3

99,9

99,5

98,9

> 99

Gereviewde publicaties

103

105

105

120

113

> 80

Kengetallen

           

Aantal uitgegeven weeralarmen

1

2

1

1

1

 

Percentage tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten (Bron: EUMETSAT)

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

Bron: KNMI, 2017

X Noot
1

Deze streefwaarde/norm geldt voor de jaren 2017 en 2018.

X Noot
2

ABS: absolute waarde

Toelichting

De indicatoren ten aanzien van algemene weers- en maritieme verwachtingen geven een indruk van de tijdigheid van de berichtgeving door het KNMI en de gemiddelde afwijking van verwachte waardes voor temperatuur en windsnelheid ten opzichte van de uiteindelijk waargenomen waardes. Het aantal gereviewde publicaties is een maatstaf voor de kwantiteit en de kwaliteit van het onderzoek van het KNMI. Het aantal zogenoemde gereviewde publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften wordt bepaald.

Het aantal weeralarmen is afhankelijk van de weersomstandigheden; hierdoor is er geen norm aan te geven. Bovendien is het afgeven van een weeralarm geen doel op zich. Wel is belangrijk dat het instrument weeralarm effectief wordt ingezet om de samenleving tijdig te waarschuwen voor maatschappij-ontwrichtend weer. In het jaarverslag zal worden ingegaan op het aantal opgetreden weeralarmsituaties en de mate waarin het KNMI gegrond heeft gewaarschuwd, dan wel gegrond niet heeft gewaarschuwd.

Het kengetal tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten geeft een beeld van de tijdige beschikbaarheid van de gegevens van de METEOSAT- en METOP-satellieten voor de meteorologische producten van het KNMI. Indien de streefwaarden niet worden gehaald, heeft dat een negatieve impact op de kwaliteit van de weersverwachting op de dagen van gebrekkige beschikbaarheid van de waarnemingen, een en anders afhankelijk van de dan optredende weerssituatie.

Beleidswijzigingen

Op dit artikel hebben geen beleidswijzigingen plaatsgevonden met effect op de begroting 2018.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

35.956

43.596

49.568

50.422

39.658

34.827

37.947

Uitgaven:

36.981

42.656

50.508

49.482

38.864

33.887

38.887

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

23.01

Meteorologie en seismologie

28.564

25.423

24.751

24.717

24.719

24.740

24.740

23.01.03

Bijdrage aan het agentschap KNMI

27.536

24.483

23.811

23.777

23.779

23.800

23.800

 

– Meteorologie

26.646

23.822

23.175

23.140

23.252

23.384

23.384

 

– Seismologie

890

661

636

637

527

416

416

23.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

1.028

940

940

940

940

940

940

 

– Contributie WMO (HGIS)

1.028

940

940

940

940

940

940

23.02

Aardobservatie

8.417

17.233

25.757

24.765

14.145

9.147

14.147

23.02.03

Bijdrage aan het agentschap KNMI

8.417

17.233

25.757

24.765

14.145

9.147

14.147

 

– Aardobservatie

8.417

17.233

25.757

24.765

14.145

9.147

14.147

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap KNMI heeft een structureel karakter.

23.01 Meteorologie en seismologie

Toelichting op de financiële instrumenten

23.01.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI

Meteorologie

  • Reguliere uitgifte van een algemeen weerbericht en van waarschuwingen voor gevaarlijk weer (code geel, code oranje en weeralarm);

  • Ter beschikkingstelling van de meteorologische basisdata van het nationale meteorologische meetnet en de nationale meteorologische modelinfrastructuur, op basis van een open databeleid;

  • Ter beschikkingstelling van data, informatie en kennis over het huidige klimaat;

  • Het leveren van projecties over het toekomstige klimaat (klimaatscenario’s);

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de meteorologie;

  • Internationale vertegenwoordigingen op het gebied van de meteorologie (met name WMO, EUMETSAT en ECMWF);

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij over weer en klimaat.

Seismologie

  • Continue monitoring van natuurlijke en geïnduceerde seismiciteit in Nederland;

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de seismologie;

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij op het gebied van aardbevingen en tsunami’s;

  • Verrichten van waarnemingen en onderzoek ten behoeve van het Nationaal Data Centre (NDC) voor de CBTBO.

Beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht

Algemene Doelstelling

Het stimuleren en bewaken van veilige vervoers- en watersystemen en een duurzame leefomgeving.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het transport en de leefomgeving. De Minister heeft een nationale coördinatie- c.q. verantwoordingsverplichting richting de EU ten aanzien van internationale milieuregelgeving.

Binnen het departement is de uitvoering van de handhaving en het toezicht opgedragen aan het agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De werkzaamheden van dit agentschap worden grotendeels gefinancierd via bijdragen vanuit IenM. Een deel van de kosten van vergunningverlening wordt gefinancierd vanuit tarieven aan externe partijen; het niet gedekte deel van de kosten van vergunningverlening wordt gefinancierd vanuit bijdragen op artikel 97 uit deze begroting. De tarieven die aan externe partijen voor vergunningverlening wordt gevraagd zijn dus niet geheel kostendekkend.

De Autoriteit woningcorporaties als onderdeel van de ILT houdt namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toezicht op de woningcorporaties. Dit toezicht wordt, met uitzondering van het toezicht op de naleving van de Wet normering topinkomens (WNT) en een deel van de kosten van Corpodata, gefinancierd via een jaarlijkse heffing op deze woningcorporaties. Het toezicht op de naleving van WNT, wordt uit de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gefinancierd. De financiering voor Corpodata komt deels uit de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap ILT. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatiesis verantwoordelijk voor de taken op het terrein van wonen en bouwen die aan de ILT zijn gemandateerd.

De rol uitvoeren heeft betrekking op:

  • Vergunningverlening;

  • Toezicht door middel van objectinspecties, administratie controles, audits, convenanten en digitale inspecties;

  • Opsporing in geval van ernstige overtreding of fraude (onder aansturing van het OM);

  • Incidentafhandeling en onderzoek.

Een beschrijving van het uitvoeringsprogramma van de ILT is te vinden in het Meerjarenplan 2018–2022 (MJP) dat in het najaar van 2017 aan de Tweede Kamer wordt verzonden. De Tweede Kamer wordt jaarlijks separaat geïnformeerd over het toezicht op de woningcorporaties via het jaarwerkprogramma van de Autoriteit woningcorporaties.

Bij de totstandkoming van wet- en regelgeving beoogt de wetgever een door zijn gewenst niveau van veiligheid en duurzaamheid te bewerkstelligen. Daarbij worden de rechtsbeginselen van rechtvaardigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gehanteerd, met oog voor de nalevingseisen die van de ondertoezichtstaanden worden gevraagd. Zij streeft daarbij samenwerking met andere overheidspartners na.

Indicatoren en kengetallen

Onderstaande tabel geeft inzicht in het geplande aantal te verstrekken vergunningen, het aantal uit te voeren administratieve controles, (digitale en object) inspecties, audits, het aantal af te sluiten convenanten en het aantal onderzoeken in het begrotingsjaar.

De in 2017 opgestelde ILT-brede risicoanalyse (IBRA 1.0 Kamerstukken II 2016–2017, 34 550 XII, nr. 80) bevat een technische weergave van feitelijke risico’s op de terreinen waar ILT een taak heeft. Deze technische exercitie is nodig om de risico’s, die zeer verschillend van aard zijn, en de maatschappelijke schade als gevolg daarvan onderling vergelijkbaar te maken. Deze eerste IBRA legt nog geen verbinding met de inzet van de ILT.

In het MJP worden aan de hand van de uitkomsten van deze risicoanalyse de eerste stappen gezet in de richting van een meer programmatische, inspectiebrede aanpak ten aanzien van de risico’s. Daarvoor is in een volgende fase ook uitwerking van andere bouwstenen nodig.

De risicoanalyse is in juli 2017 aangeboden aan de Tweede Kamer.

Overzicht geplande productie-aantallen 2018

Overzicht geplande productie-aantallen 2018

Vergunningen

Adm.Contr.

Audits

Convenanten

Objectinspecties

Incidentafhandeling

Onderzoek

Afval, Industrie en Bedrijven

3.510

435

85

5

1.020

10

10

Water, Producten en Stoffen

363

6.870

36

22

37.886

0

0

Scheepvaart

6.500

220

39

8

5.485

400

250

Rail- en wegvervoer

610

820

150

73

15.600

0

0

Luchtvaart

5.700

0

410

0

1.250

1.450

0

Autoriteit woningcorporaties

990

640

550

0

0

0

2

Transport gevaarlijke stoffen

270

275

66

9

6.470

1.400

20

Totaal

17.943

9.260

1.336

117

67.711

3.260

282

Bovengenoemde aantallen zijn gebaseerd op de huidige inzichten. Ontwikkelingen binnen en buiten de ILT zorgen ervoor dat het werk van de ILT de komende tijd zal veranderen. De snel veranderende wereld en (technologische) ontwikkelingen in de maatschappij vragen dat van de ILT. Maar ook de conclusies uit de parlementaire enquête over de Fyra en de vele taken van de ILT eisen dat de organisatie verandert. De ILT wil haar taken kunnen uitvoeren en daarbij voldoende flexibel worden en blijven om te kunnen meebewegen met nieuwe ontwikkelingen. De basis voor de verandering is:

  • A. informatiegestuurd (data) werken en transparant over resultaten;

  • B. selectieve en effectieve inzet gebaseerd op de hiervoorgenoemde risicoanalyse;

  • C. invulling geven aan reflectieve en signalerende functie;

  • D. optimale dienst-(vergunning)verlening; en verbetering kostendekkendheid.

Aan de hand van een ILT-brede risico-analyse wordt met opdrachtgevers in contact getreden over eventuele toekomstige capaciteitsallocatie.

Beleidswijzigingen

Op dit artikel hebben geen beleidswijzigingen plaatsgevonden met een effect op de begroting 2018.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 24 Handhaving en toezicht (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

118.970

106.759

103.314

103.364

103.381

103.402

103.401

Uitgaven:

118.970

106.759

103.314

103.364

103.382

103.400

103.401

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

24.01

Handhaving en toezicht

118.970

106.759

103.314

103.364

103.382

103.400

103.401

24.01.03

Bijdrage aan het agentschap ILT

118.970

106.759

103.314

103.364

103.382

103.400

103.401

 

– Afval, Industrie en bedrijven

26.505

23.746

23.122

23.133

23.138

23.144

23.144

 

– Rail en wegvervoer

28.418

24.300

23.751

23.785

23.789

23.795

23.796

 

– Scheepvaart

22.428

20.171

19.418

19.419

19.422

19.431

19.431

 

– Luchtvaart

18.441

16.853

16.399

16.402

16.404

16.403

16.403

 

– Water, producten en stoffen

23.178

21.689

20.624

20.625

20.629

20.627

20.627

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap ILT zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap ILT heeft een structureel karakter.

Toelichting op de financiële instrumenten

De ILT levert voor de financiële bijdragen van het moederdepartement aan het agentschap in de hieronder weergegeven vijf domeinen de volgende producten. In het meerjarenplan 2018–2022 welke in het najaar van 2017 aan de Tweede Kamer wordt verzonden staat uitgebreider beschreven welke taken worden uitgevoerd en de bijbehorende kengetallen ten aanzien van naleving, vergunningverlening en toezicht.

24.01 Handhaving en toezicht
24.01.03 Bijdrage aan het agentschap ILT

Domein Afval, Industrie en Bedrijven

Bij grensoverschrijdend transport van afval is de ILT de bevoegde autoriteit in Nederland om vergunningen te verlenen en toezicht op de naleving uit te voeren zoals voorgeschreven in de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Volgens het Besluit Inzameling Afvalstoffen dienen inzamelaars van scheepsafvalstoffen, klein gevaarlijk afval en afgewerkte olie vergund te zijn. De ILT verleent inzamelvergunningen en ziet toe op de naleving.

De ILT verleent vergunningen en verricht toezicht in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en de vergunningen die daaraan verbonden zijn voor Defensie, een aantal bijzondere inrichtingen en twee BRZO-bedrijven op de BES-eilanden.

De handhaving is verder gericht op bedrijven en organisaties die verantwoordelijk zijn voor risicobronnen bij (externe) veiligheid, zoals geformuleerd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen en/of inzake luchtemissies, energie en klimaat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en andere milieu- en veiligheidsregelgeving.

De inspectie ziet toe op toepassing, uitvoering en naleving van Europese en nationale normen en wettelijke regels door het bevoegd gezag op het gebied van onder andere externe veiligheid, afval, nationale ruimtelijke belangen en ongewone voorvallen.

De Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD)

De onderzoeken van de ILT zijn gericht op personen en bedrijven die de regelgeving op het gebied van milieu en wonen stelselmatig en op een ernstige manier overtreden. De ILT richt zich daarbij op georganiseerde criminaliteit met een ondermijnend karakter en vaak met internationale (financiële) constructies en handelsstromen, waarbij zonder ingrijpen van de overheid uiteindelijk onherstelbare schade ontstaat aan mens, milieu en maatschappij. De daadwerkelijke aansturing van strafrechtelijke onderzoeken gebeurt door het Functioneel Parket (FP) van het Openbaar Ministerie. Afspraken over prioriteiten en te bereiken resultaten liggen vast in een Handhavingsarrangement, dat jaarlijks wordt afgesloten tussen de ILT en het FP.

Domein Rail en Wegvervoer

Rail

De ILT houdt toezicht op de naleving van de Spoorwegwet. Ongevalonderzoek is een wettelijke taak van de ILT in dit domein. De markt voor het railgoederenvervoer is internationaal georiënteerd en geheel geliberaliseerd. De sector kent een hoog veiligheidsgehalte, desondanks blijft het hoofdspoor een kwetsbaar systeem. Daarnaast is de ILT toezichthouder voor lokaal en bijzonder spoor. In de Wet lokaal spoor is bepaald dat het toezicht bij de lokale overheid ligt, met de ILT als aangewezen toezichthouder. Tenslotte houdt de ILT toezicht op kabelbanen.

Taxi

De ILT richt zich op de naleving van de Wet en Besluit Personenvervoer 2000 en het Arbeidstijdenbesluit Vervoer. De ILT zet binnen haar toezicht veel capaciteit in op de aanpak van het aanbieden en verrichten van taxivervoer zonder vergunning.

Bus

De ILT houdt toezicht op de naleving van de Arbeidstijdenbesluit Vervoer en de Wet Personenvervoer 2000. In het nationale busvervoer, met zijn relatief veilige status, sluit de ILT convenanten af met goed presterende bedrijven.

Goederenvervoer over de weg

De ILT houdt toezicht op de naleving van arbeidstijdenwetgeving (inclusief fraude met de digitale tachograaf) en wetgeving met betrekking tot maten en gewichten (overbelading). Het goederenvervoer over de weg is grensoverschrijdend. In Europees verband is de fraude met de digitale tachograaf een belangrijk probleem, waar in het toezicht extra aandacht aan wordt gegeven. Ook cabotage blijft een aandachtpunt in het toezicht. Daarnaast spelen overtredingen rond inleen van (buitenlandse) arbeidskrachten en ontduiken van sociale wetgeving een belangrijke rol. Vanaf 1 januari 2017 verricht de ILT toezicht in het kader van de naleving van de Wet rijonderricht motorvoertuigen (Wrm). De Wrm ziet toe op rij-instructeurs, transportbedrijven die praktische nascholing door eigen personeel laten uitvoeren en chauffeurs die een PTN-certificaat (Praktijktraining Nascholing) hebben.

Domein Scheepvaart

De taken van de ILT op het terrein van de binnenvaart zijn in belangrijke mate vastgelegd in Europese regelgeving. De ILT is primair verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Binnenvaartwet en van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (over het water). De handhaving van de Scheepvaartverkeerswet is primair een taak van de politie en Rijkswaterstaat. In de binnenvaart blijft aandacht nodig voor ten minste stabiliteit/stuwage, ladinginformatie en documenten, de vaartijden en de bemanningssterkte. De ILT blijft – gezien de risico’s – nadrukkelijk aandacht besteden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Voor de koopvaardij is een complex van wet- en regelgeving van kracht, dat is geënt op overwegend mondiaal geldende regimes. Het algemene beeld is dat het veiligheidsbewustzijn in de koopvaardij op een behoorlijk niveau is en de naleving op de meeste onderdelen relatief hoog is. De ILT handhaaft ook nieuwe internationale regelgeving op het gebied van schadelijke uitstoot, scheepsafval en arbeidsomstandigheden van zeevarenden. In de visserij handhaaft de ILT wet- en regelgeving betreffende bemanningsaspecten.

De ILT verricht ongevalonderzoek voor haar risicoanalyse en stelt desgevraagd informatie beschikbaar aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid. In de zeevaart voert de ILT onderzoeken uit ter handhaving en draagt zij zaken aan bij het Tuchtcollege voor de Scheepvaart.

Domein Luchtvaart

De ILT houdt toezicht op de naleving van veiligheids- en milieuwetten en regels voor de luchtvaart. De luchtvaartsector is een hightech industrie waarin de zorg voor veiligheid vanaf zijn ontstaan een van de belangrijkste oorzaken is geweest voor uitgebreide en zeer gedetailleerde internationale regelgeving. De Europese regelgeving en de Europese vormen van samenwerking nemen een steeds prominentere plaats in. Het toezicht richt zich op de hele keten: luchtvervoerders, luchtvaartuigen, technische bedrijven, grondafhandelingsbedrijven, luchtverkeersleiding, bemanning, onderhoudstechnici, keurings- en examineringsinstanties, opleidingsinstellingen, meteodiensten, het luchtruim, luchthavens en luchtvaartvertoningen. Naast toezicht op veiligheid is de ILT wettelijk ook betrokken bij de handhaving van milieuvoorschriften met name op het gebied van geluid.

De inspectie ziet er in Nederland op toe dat de luchtvaartmaatschappijen en luchthavens zich houden aan de Europese regels voor passagiersrechten van zowel passagiers met een mobiliteitsbeperking als passagiers die te maken krijgen met vertraging, annulering of instapweigering.

Domein Water, Producten en Stoffen

De ILT verleent vergunningen (respectievelijk goedkeuringen en verklaringen van geen bezwaar) voor de eigen werken van Rijkswaterstaat, meetprogramma’s van drinkwaterbedrijven, vuurwerkimporteurs en precursoren.

Het toezicht op water en bodem richt zich op een breed palet van bedrijven, instellingen en personen: waterkeringbeheerders, Rijkswaterstaat en gecontracteerde aannemers, drinkwaterbedrijven en erkende bodemintermediairs. Op het gebied van hoogwaterveiligheid houdt de ILT toezicht op de beheerders van primaire waterkeringen. Bij de drinkwaterbedrijven richt het toezicht zich op de bepalingen in de Drinkwaterwet en de daaronder vallende regelingen maar ook op het tarief, de beveiliging en de afhandeling van calamiteiten.

De ILT houdt toezicht op bodemintermediairs en certificerende instellingen met als oogmerk de betrouwbaarheid van het werk van intermediairs te vergroten door toezicht te houden op werkzaamheden in het bodembeheer en aan de integriteit van de uitvoerders.

De werkzaamheden omtrent toezicht op producten is gericht op de eisen aan op de Europese markt toegelaten producten zoals bouwproducten, pleziervaartuigen en eisen aan elektronica en verpakkingen en zichtbaarheid van energielabels (banden en auto’s). Verder houdt de ILT toezicht op regelingen vanuit de Energy Performance Buildings Directive, die regels ten aanzien van energielabels voor gebouwen en airco regelingen bevat.

Het toezicht op de naleving van de regelgeving voor risicovolle stoffen en producten richt zich op de gehele keten: productie, transport, opslag, gebruik, handel en verwijdering. Belangrijke aandachtsgebieden zijn asbest(verwijdering), biociden en stoffen in het kader van de Europese verordening REACH (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen).

De ILT houdt toezicht op de naleving van de Wet explosieven voor civiel gebruik en het Vuurwerkbesluit bij onder andere producenten, transporteurs en importeurs. Zowel bij vuurwerk als bij explosieven is steeds meer sprake van een ketenbenadering. Het toezicht richt zich enerzijds op het vergroten van de productveiligheid van consumentenvuurwerk en anderzijds op het terugdringen van ondeugdelijk en illegaal vuurwerk. Het laatste betreft onder andere het aanpakken van de georganiseerde handel in en het tegengaan van de invoer van dit soort vuurwerk. Vanwege het internationale karakter van de keten, heeft de ILT als ketenregisseur contact met internationale handhavingspartners.

Transport van gevaarlijke stoffen

Voor het toezicht op het vervoer van gevaarlijke stoffen ontwikkelt de ILT jaarlijks één integraal toezichtsprogramma waarvan de uitvoering is belegd bij de domeinen Rail- en Wegvervoer, Scheepvaart, Afval industrie en bedrijven, en Luchtvaart. Het programma richt zich op de grootste risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen en op bedrijfsmatige producten en processen van betrokken bedrijven. De inzet is hierbij vooral multimodaal vervoer. Ook hier ligt de nadruk op systeemtoezicht en het afsluiten van convenanten met de best presterende bedrijven. Daarnaast wordt de ILT-capaciteit zoveel mogelijk ingezet op de logistieke knooppunten.

Beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering

Algemene doelstelling

Het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken door de twee krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 aangewezen openbare lichamen die verkeer- en vervoerstaken verrichten (vervoerregio’s). Dit betreffen thans de Stadsregio Amsterdam en het samenwerkingsverband van gemeenten in de zuidelijke Randstad, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Financieren

Rol en verantwoordelijkheden

De Minister is systeemverantwoordelijk voor de bijdrage aan de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer (BDU), die het mogelijk maakt dat er in de gebieden waar de vervoerregio’s actief zijn maatwerkoplossingen kunnen worden geboden voor verkeers- en vervoervraagstukken. Dit artikel hangt samen met artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid en artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor waarin het bredere beleidsveld wordt geschetst.

De samenwerkingsverbanden Stadsregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn verantwoordelijk voor de beleidsinhoudelijke beslissingen over hun verkeer- en vervoeraangelegenheden.

Beleidswijzigingen

Voor 2018 zijn er geen beleidswijzigingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art 25. Brede doeluitkering (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

923.409

875.709

881.534

880.156

894.269

883.468

869.279

Uitgaven:

893.936

930.277

881.588

881.547

880.078

869.277

869.279

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

25.01

Brede doeluitkering

893.936

930.277

881.588

881.547

880.078

869.277

869.279

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

25.01 Brede Doeluitkering

Budgetflexibiliteit

Conform de wet BDU wordt jaarlijks voorafgaand aan het uitkeringsjaar de brede doeluitkering ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoersbeleid geheel als betalingsverplichting vastgelegd.

Toelichting op de financiële instrumenten

Jaarlijks wordt een beschikking verstrekt voor de Brede Doeluitkering aan de Stadsregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Deze beschikking wordt berekend op basis van de in de Wet BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. Uitbetaling vindt plaats in vijf termijnen, waarvan de tweede termijn een dubbele is.

De Stadsregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn vrij in de afweging aan welke verkeer- en vervoertaken zij de BDU-middelen besteden. Zij bepalen dat aan de hand van de doelen die zij willen bereiken op hun verkeer- en vervoersterrein. Daarbij hebben zij veel ruimte voor een eigen invulling, rekeninghoudend met de specifieke kenmerken van hun regio.

Beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de bijdragen aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

Financieren

De rollen en verantwoordelijkheden

Zaken die op het Infrastructuurfonds en Deltafonds worden verantwoord zijn terug te vinden in de verschillende beleidsartikelen op de begroting Hoofdstuk XII.

Beleidswijzigingen

Voor de beleidswijzigingen wordt verwezen naar de betreffende beleidsartikelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 26 Bijdrage investeringsfondsen (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

6.026.299

5.337.310

6.595.335

6.958.629

7.015.355

7.132.047

7.178.572

Uitgaven:

6.026.299

5.337.310

6.595.335

6.958.629

7.015.355

7.132.047

7.178.572

26.01

Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

5.026.766

4.674.476

5.676.892

5.956.825

5.995.084

5.918.480

6.082.168

26.02

Bijdrage aan het Deltafonds

999.533

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De mate van budgetflexibiliteit is terug te vinden bij de afzonderlijke artikelen op de beide fondsen van IenM.

26.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

Toelichting op de financiële instrumenten

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw art.ond. 26.01 Bijdrage aan het IF (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

12

Hoofdwegennet

2.145.394

2.485.580

2.499.238

2.616.884

2.657.132

2.840.329

3.175.491

3.004.948

12.01

Verkeersmanagement

3.680

3.680

3.681

3.680

3.677

3.674

3.673

3.672

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

614.375

645.593

637.675

529.783

629.827

587.072

590.282

619.225

12.03

Aanleg

347.133

691.188

849.762

1.070.030

1.067.002

1.360.950

1.740.726

1.556.580

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

618.921

581.030

455.632

460.687

410.514

375.214

324.537

318.445

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

561.285

564.089

552.488

552.704

546.112

513.419

516.273

507.026

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

13

Spoorwegen

1.900.947

1.876.136

1.851.941

1.897.702

2.029.752

1.978.720

1.703.879

1.661.636

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.303.198

1.245.258

1.238.568

1.293.225

1.305.578

1.274.758

1.277.728

1.282.479

13.03

Aanleg

582.482

629.141

610.811

573.266

694.813

654.430

409.615

357.391

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

– 1.330

– 14.860

– 29.535

– 20.548

– 16.236

– 16.065

– 6.061

– 4.331

13.07

Rente en aflossing

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

0

0

15.500

35.162

29.000

49.000

6.000

9.500

                   

14

Regionaal, lokale infrastructuur

202.050

246.600

201.111

170.614

96.629

5.098

40.596

1.606

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

163.093

194.764

109.215

102.607

84.529

1.605

40.596

1.606

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

9.233

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

38.957

51.836

91.896

58.774

12.100

3.493

0

0

                   

15

Hoofdvaarwegennet

801.069

833.549

1.120.351

958.002

744.749

820.698

734.530

685.909

15.01

Verkeersmanagement

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

337.708

376.866

386.647

294.409

214.636

298.197

330.323

260.850

15.03

Aanleg

111.022

96.373

189.278

186.171

174.080

165.574

57.040

77.984

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

34.716

44.839

232.771

166.789

46.912

53.284

45.022

44.648

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

309.098

306.946

303.130

302.108

300.596

295.118

293.620

293.902

15.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

17

Megaprojecten

141.831

232.061

282.006

350.852

390.218

437.323

375.518

307.792

17.02

Betuweroute

3.095

4.942

4.807

0

0

0

0

0

17.03

Hogesnelheidslijn-Zuid

5.731

8.894

22.750

17.200

16.600

16.700

0

0

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

8.996

34.940

3.872

1.724

2.993

2.993

2.993

2.993

17.07

ERTMS

43.282

98.823

147.261

208.772

283.829

299.771

278.127

214.672

17.08

ZuidasDok

80.727

84.462

103.316

123.156

86.796

117.859

94.398

90.127

                   

18

Overige uitgaven

– 516.815

2.966

2.178

1.030

0

0

0

0

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

– 550.802

0

0

0

0

0

0

0

18.02

Beter Benutten

0

0

0

0

0

0

0

0

18.03

Intermodaal vervoer

3

0

0

0

0

0

0

0

18.04

Gebiedsgerichte aanpak (UPR)

0

0

0

0

0

0

0

0

18.06

Externe veiligheid

6.740

1.016

879

775

0

0

0

0

18.07

Mobiliteitsonafhankelijke kennis en expertise

0

0

0

0

0

0

0

0

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

0

0

0

0

0

0

0

0

18.11

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

0

0

0

0

0

0

0

0

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

0

18.14

Minregel: rentevrijval

0

0

0

0

0

0

0

0

18.15

Ramingsbijstelling en kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

0

18.16

Resevering Omgevingswet

27.244

1.950

1.299

255

0

0

0

0

Totaal

4.674.476

5.676.892

5.956.825

5.995.084

5.918.480

6.082.168

6.030.014

5.661.891

 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

12

Hoofdwegennet

2.862.847

2.529.872

2.326.300

2.356.840

2.089.795

2.044.784

1.314.095

12.01

Verkeersmanagement

3.670

3.670

3.670

3.678

3.678

3.678

3.678

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

644.537

644.537

745.454

753.749

763.863

801.146

470.947

12.03

Aanleg

1.385.381

1.038.969

776.786

572.103

217.083

545.000

35.677

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

321.438

333.933

292.275

281.242

351.447

– 17.537

287.341

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

507.821

508.763

508.115

516.452

516.452

516.452

516.452

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

229.616

237.272

196.045

0

                 

13

Spoorwegen

1.774.458

1.596.952

1.619.753

1.622.790

1.778.551

1.723.625

1.436.552

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.257.016

1.287.050

1.293.688

1.300.256

1.343.567

1.343.590

1.382.646

13.03

Aanleg

483.007

279.946

297.183

298.624

168.101

178.204

– 24.825

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

– 3.462

– 2.941

– 4.015

– 8.986

– 99.938

– 99.938

– 138.528

13.07

Rente en aflossing

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

21.300

16.300

16.300

16.299

350.224

285.172

200.662

                 

14

Regionaal, lokale infrastructuur

9.336

9.335

9.336

9.969

0

0

0

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

9.336

9.335

9.336

9.969

0

0

0

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

0

0

0

0

0

0

0

                 

15

Vaarwegen

675.959

841.440

873.626

774.885

759.255

774.863

576.139

15.01

Verkeersmanagement

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

231.841

232.721

231.357

311.783

319.477

311.478

206.094

15.03

Aanleg

97.741

242.469

246.966

110.739

51.435

76.685

21.721

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

44.930

44.322

43.725

42.951

42.629

42.573

42.539

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

292.922

293.403

294.680

297.260

297.260

297.260

297.260

15.07

Investeringsruimte

0

20.000

48.373

3.627

39.929

38.342

0

                 

17

Megaprojecten

231.291

143.937

212.984

177.656

81.043

126.742

0

17.02

Betuweroute

0

0

0

0

0

0

0

17.03

Hogesnelheidslijn-Zuid

0

0

0

0

0

0

0

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

2.993

2.993

2.993

35.180

0

0

0

17.07

ERTMS

165.283

136.408

138.421

108.500

81.043

126.742

0

17.08

ZuidasDok

63.015

4.536

71.570

33.976

0

0

0

                 

18

Overige uitgaven

0

0

0

0

524.761

555.804

2.034.530

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

0

0

0

0

0

0

0

18.02

Beter Benutten

0

0

0

0

0

0

0

18.03

Intermodaal vervoer

0

0

0

0

0

0

0

18.04

Gebiedsgerichte aanpak (UPR)

0

0

0

0

0

0

0

18.06

Externe veiligheid

0

0

0

0

0

0

0

18.07

Mobiliteitsonafhankelijke kennis en expertise

0

0

0

0

0

0

0

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

0

0

0

0

0

0

0

18.11

Investeringsruimte

0

0

0

0

519.091

533.124

1.589.328

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

0

0

0

0

0

0

445.202

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

18.14

Minregel: rentevrijval

0

0

0

0

0

0

0

18.15

Ramingsbijstelling en kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

18.16

Reservering Omgevingswet

0

0

0

0

5.670

22.680

0

Totaal

5.553.891

5.121.536

5.041.999

4.942.140

5.233.405

5.225.818

5.361.316

26.02 Bijdrage aan het Deltafonds

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Deltafonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw art.ond. 26.02 Bijdrage aan het DF (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1

Investeren in waterveiligheid

243.966

328.869

220.496

234.708

470.793

506.367

344.960

1.01 Grote projecten waterveiligheid

118.516

154.578

70.968

76.762

58.991

134.702

40.800

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

114.879

169.799

147.008

155.556

408.802

369.165

301.660

1.03 Studiekosten

10.571

4.492

2.520

2.390

3.000

2.500

2.500

                 

2

Investeren in zoetwatervoorziening

27.431

18.822

33.913

49.672

41.586

458

1.833

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

24.776

15.872

30.963

46.122

41.471

458

1.833

2.03 Studiekosten

2.655

2.950

2.950

3.550

115

0

0

                 

3

Beheer, onderhoud en vervanging

189.653

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

208.004

3.01 Watermanagement

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

7.083

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

182.541

181.654

171.065

104.492

115.738

183.450

200.921

                 

4

Experimenteren cf art. III Deltawet

7.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

4.01 Experimenteerprojecten

3.000

0

0

0

0

0

0

4.02 Geintegreerde contractvormen/PPS

4.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

                 

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

171.629

304.609

299.492

296.230

287.799

273.006

273.444

5.01 Apparaat

99.641

230.529

225.771

223.015

219.791

210.625

211.038

5.02 Overige uitgaven

62.911

64.200

63.841

63.835

62.198

62.381

62.406

5.03 Investeringsruimte

9.077

9.880

9.880

9.380

5.810

0

0

5.04 Reserveringen

0

0

0

0

0

0

0

                 

7

Investeren in waterkwaliteit

22.255

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

69.511

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

19.693

25.676

46.975

67.391

63.682

72.861

61.411

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

282

777

777

21.170

0

0

0

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

2.280

3.195

4.645

5.545

9.950

8.450

8.100

                 

Totaal

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

951.382

 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

1

Investeren in waterveiligheid

380.309

407.319

251.603

347.150

204.102

388.880

276.698

236.262

1.01 Grote projecten waterveiligheid

79.071

0

0

0

0

0

0

0

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

299.238

405.319

249.603

345.150

202.102

386.880

274.698

234.262

1.03 Studiekosten

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

                   

2

Investeren in zoetwatervoorziening

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

2.03 Studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

3

Beheer, onderhoud en vervanging

215.685

279.889

224.898

240.747

230.591

230.591

230.591

230.591

3.01 Watermanagement

7.108

7.108

7.108

7.308

6.908

6.908

6.908

6.908

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

208.577

272.781

217.790

233.439

223.683

223.683

223.683

223.683

                   

4

Experimenteren cf art. III Deltawet

5.280

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

4.01 Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

0

0

0

4.02 Geintegreerde contractvormen/PPS

5.280

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

                   

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

387.404

294.829

500.161

378.679

509.275

535.632

653.484

693.920

5.01 Apparaat

213.930

215.792

220.328

220.327

220.351

220.351

220.351

220.351

5.02 Overige uitgaven

62.684

62.827

62.823

64.280

60.949

60.648

60.648

60.648

5.03 Investeringsruimte

0

0

114.010

94.072

227.975

254.633

372.485

412.921

5.04 Reserveringen

110.790

16.210

103.000

0

0

0

0

0

                   

7

Investeren in waterkwaliteit

51.867

53.741

55.562

55.619

0

0

0

0

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

51.867

53.741

55.562

55.619

0

0

0

0

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

Totaal

1.042.378

1.042.891

1.039.337

1.029.308

1.011.652

1.158.107

1.163.777

1.163.777

4. DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet-beleidsartikel 97 Algemeen Departement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de IenM brede programma uitgaven verantwoord.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 97 Algemeen departement (bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

47.952

149.238

54.487

54.880

55.884

56.595

56.847

Uitgaven:

59.524

150.931

57.813

57.187

56.883

56.845

56.846

97.01

IenM-brede programmamiddelen

59.524

150.931

57.813

57.187

56.883

56.845

56.846

97.01.01

Opdrachten

28.770

119.293

29.429

28.992

28.588

29.157

29.409

 

– Onderzoeken ANVS

3.164

3.689

3.749

3.872

3.872

3.929

3.929

 

– Overige opdrachten

25.606

115.604

25.680

25.120

24.716

25.228

25.480

97.01.02

Subsidies

1.790

2.370

1.450

1.255

1.356

752

502

97.01.03

Bijdrage aan agentschappen

23.837

24.041

21.707

21.713

21.712

21.709

21.708

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

2.672

2.583

213

213

213

213

213

 

– waarvan bijdrage aan ILT

12.209

12.412

12.471

12.476

12.476

12.473

12.472

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.574

2.618

2.579

2.580

2.579

2.579

2.579

 

– waarvan bijdrage aan RIVM

6.382

6.428

6.444

6.444

6.444

6.444

6.444

97.01.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

5.127

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

 

– StAB

5.127

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

Ontvangsten

1.259

1.296

1.101

1.101

1.101

1.101

1.101

97.01 IenM-brede programmamiddelen

Toelichting op de financiële instrumenten

97.01.01 Opdrachten

Onderzoeken ANVS

Het betreft uitgaven voor opdrachten aan (inter)nationale technische support organisaties (waaronder de dienstverlening door agentschappen) inzake technische ondersteuning, advisering en onderzoek op terreinen van nucleaire veiligheid, stralingsbescherming alsmede beveiliging en waarborging (safeguards). Daarnaast worden ook de uitgaven die verband houden met samenwerking tussen ANVS en internationale organisaties (zoals bijvoorbeeld HERCA, OECD/NEA en IAEA) inzake voornoemde terreinen op dit artikel verantwoord.

Overige opdrachten

Regeringsvliegtuig

Dit betreft de uitgaven van IenM voor het onderhoud, exploitatie en aanschaf van het (vervangend) regeringsvliegtuig.

Onderzoeken PBL

Dit betreft uitgaven ten behoeve van onderzoeksactiviteiten van PBL, zoals de aanschaf van databestanden, ontwikkeling van modellen, uitbesteding van onderzoek en vervaardiging van (web)publicaties. Een deel van deze uitgaven wordt door externe opdrachtgevers vergoed. Voor nieuws en publicaties van het PBL, zie de website van het PBL19.

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC)

DCC is verantwoordelijk voor een effectief crisisbeheersingsbeleid en een professionele aanpak van crises. Tijdens een (dreigende) crisis coördineert het DCC-IenM de informatievoorziening binnen het ministerie op het gebied van Infrastructuur en Milieu en is het DCC verantwoordelijk voor het crisisbeheersingsproces. Het beleid op het gebied van crisisbeheersing is het laatste decennium flink in ontwikkeling. Dit is vooral veroorzaakt door de opkomst van andere crisisvormen (terreuraanslagen, extreme weersomstandigheden en infectieziekten), door de internationale dimensies van crises en de verantwoordelijkheid voor nucleaire crisisbeheersing.

Bij deze begroting zijn er incidentele bijdragen toegekend in 2017 voor de Nationale Nucleaire Oefening, de evaluatie van de crisisevaluatie Pyrazool in de Maas en een bijdrage vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het LLN-ta. Bij ontwerpbegroting 2019 volgt een besluit over de toekenning van middelen voor de uitgaven die in 2018 zijn voorzien voor de Nationale Nucleaire Oefening.

Overig

Dit betreft voornamelijk de uitgaven die worden gedaan inzake corporate- en beleidscommunicatie, grote publiekscampagnes als van A naar Beter, alsmede artikeloverstijgende onderzoeksopdrachten van bijvoorbeeld het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, op het gebied van Kennis, Innovatie en Strategie alsmede Bestuurlijke en Juridische Zaken.

97.01.02 Subsidies

Deze uitgaven hangen samen met subsidies die IenM verstrekt, met name aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek voor het programma SURF (Smart Urban Regions in the Future) en het programma Duurzame Logistiek.

97.01.03 Bijdragen aan agentschappen

KNMI

Dit betreft de bijdrage aan het KNMI voor afname van meteorologische producten en diensten voor uitvoering diverse taken door RWS waaronder gladheidbestrijding en afname van maatwerk dienstverlening door ANVS.

ILT

De bijdrage aan ILT is bestemd voor de kosten van vergunningverlening die niet geheel gedekt worden door de inkomsten die de ILT verkrijgt vanuit de tariefheffing. Dit wordt veroorzaakt door tarieven, waarvan het bij ministeriële regeling vastgestelde bedrag lager is dan de werkelijke kosten van de vergunningverlening en door vergunningverlenende activiteiten van ILT waarvoor geen tarief is vastgesteld, waardoor de betreffende aanvragers van vergunningen de kosten van de aanvraag niet aan ILT hoeven te vergoeden. De vastgestelde tarieven worden in de Staatscourant gepubliceerd.

RWS

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van beleidsondersteuning en advies en de capaciteitsinzet van het DCC. Door de beleidsDG’s is, ten opzichte van vorig jaar, minder BOA-capaciteit gevraagd aan RWS.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Het RIVM is de vaste partner van de ANVS voor een aantal taken op het terrein van stralingsbescherming. Dit zijn taken als beleidsondersteuning bij stralingsbescherming, ondersteuning bij stralingsinspecties, het beheer van de ongevalorganisatie, het in stand houden van het Radionucliden laboratorium alsmede het beheer van het Nationaal Meetnet Radioactiviteit en de stralingsmeetwagens. De bijdrage aan het RIVM hangt hiermee samen.

97.01.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

Deze uitgaven hangen samen met de subsidie die IenM verstrekt aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak. De StAB adviseert, door middel van deskundigenberichten, op verzoek van de Raad van State en de rechtbanken over geschillen op het terrein van de fysieke leefomgeving zoals milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade.

Ontvangsten

Hierop worden de ontvangsten geraamd die IenM ontvangt voor het gebruik van het Regeringsvliegtuig en voor onderzoeken van het PBL.

Niet-beleidsartikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu met uitzondering van de agentschappen Inspectie Leefomgeving en Transport, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, Nederlandse Emissieautoriteit en Rijkswaterstaat. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel voor het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

339.812

341.412

309.114

301.222

295.661

293.946

294.273

Uitgaven:

328.743

351.843

313.306

303.043

296.638

294.349

294.301

98.01

Personele uitgaven

226.918

239.119

228.409

217.471

210.744

208.059

207.663

 

– waarvan eigen personeel

196.323

201.046

197.966

194.069

191.627

188.942

188.466

 

– waarvan externe inhuur

20.962

28.807

20.403

13.476

9.190

9.190

9.270

 

– waarvan overige personele uitgaven

9.633

9.266

10.040

9.926

9.927

9.927

9.927

98.02

Materiële uitgaven

101.825

112.724

84.897

85.572

85.894

86.290

86.638

 

– waarvan ICT

21.454

26.853

17.991

18.012

18.006

17.740

17.774

 

– waarvan bijdrage aan SSO's

60.871

59.408

44.259

44.285

44.285

44.282

44.283

 

– waarvan overige materiële uitgaven

19.500

26.463

22.647

23.275

23.603

24.268

24.581

Ontvangsten

19.323

18.082

5.430

5.430

5.430

5.430

5.430

Personele uitgaven

Toelichting op de financiële instrumenten

Dit betreft alle uitgaven van het eigen personeel, de externe inhuur en postactieven voor het kerndepartement.

Eigen personeel

Onder uitgaven eigen personeel vallen de loonkosten en de uitgaven voor de personele exploitatie.

  • Onder loonkosten wordt verstaan alle uit de rechtspositiebepalingen en aanverwante (wettelijke) regelingen voortvloeiende uitgaven aan en ten behoeve van de werknemers, zoals salaris, vakantie- en eindejaarsuitkering, vergoedingen voor inbesteding van personeel, toelagen, toeslagen en vergoedingen, gratificaties, onkostenvergoedingen waaronder woon-werkverkeer (ook collectieve inkoop openbaar vervoerskaarten), sociale lasten en de bijdrage aan de zorgverzekeringswet, pensioenpremies en de eindheffing loonbelasting.

  • Onder personele exploitatie worden andere personele uitgaven verstaan zoals verhuiskosten, hotels in het kader van dienstreizen, werving en selectie, keuringen, assesments, outplacement, loopbaanbegeleiding en re-integratie, arbeidsgezondheidskundige begeleiding, werkplekaanpassing, uitbesteding arbo-dienstverlening, bedrijfshulpverlening, representatie voor eigen personeel, opleiding, coaching, training, bezoek van symposia en congressen, personeelsevenementen, bijeenkomsten en recepties, noodzakelijke contributies van personeel, uitgaven sociaal flankerend beleid en dergelijke.

Externe inhuur

Dit betreft de uitgaven voor externe inhuur.

Overige personele uitgaven

De overige personele uitgaven betreft de uitgaven aan postactieven. Onder postactieven wordt verstaan uitgaven aan en ten behoeve van voormalig personeel, voor zover niet ten laste komend van derden (pensioen- of uitkeringsfonds) zoals Functioneel leeftijdsontslag (FLO), werkloosheidsuitkeringen, wachtgelden en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten van derden.

Materiële uitgaven

Dit betreft materieeluitgaven van het kerndepartement waarvoor geldt dat deze betrekking hebben op uitgaven die bedoeld zijn voor activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces.

ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties. De bijdrage aan de Shared Service Organisaties betreft onder andere P-Direkt (Salarisbedrijf van het Rijk), FM Haaglanden en de Rijksvastgoedbedrijf.

Apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van de Bestuurskern (bedragen x € 1 000)
 

2018

Totaal apparaat Bestuurskern

351.843

   

Directoraat-Generaal Bereikbaarheid

56.482

Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal

37.925

Directoraat-Generaal Ruimte en Water

27.333

Beleids- en Bestuursondersteuning

38.179

Financiën en Bedrijfsvoering

148.886

– waarvan IenM-brede apparaatsuitgaven

102.785

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

15.722

Planbureau voor de Leefomgeving

27.316

   

Deze tabel splitst de apparaatsuitgaven van het kerndepartement per integratieonderdeel uit voor het jaar 2017.

Extracomptabele verwijzingen

Apparaatsuitgaven Staf Deltacommissaris (bedragen x € 1 000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal apparaatsuitgaven Staf Deltacommissaris

1.655

2.174

1.790

1.790

1.790

1.790

1.790

De apparaatuitgaven van de Staf Deltacommissaris worden in lijn met de Waterwet op het Deltafonds begroot en verantwoord (zie artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds).

Apparaatsuitgaven agentschappen (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal apparaatsuitgaven agentschappen

1.188.411

1.222.044

1.218.198

1.189.805

1.185.770

1.167.747

1.137.633

               

RWS

991.288

1.033.030

1.032.391

1.003.529

999.055

981.042

950.928

ILT

148.136

140.963

138.896

139.530

139.929

139.956

139.956

KNMI

42.306

39.846

40.242

40.070

40.068

40.031

40.031

NEA

6.681

8.205

6.669

6.676

6.718

6.718

6.718

Vier agentschappen vallen onder IenM: Rijkswaterstaat (RWS), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) en de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa). Bovenstaand zijn de begrote apparaatsuitgaven van deze agentschappen opgenomen. IenM draagt hier deels aan bij. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de agentschapsparagrafen.

Apparaatsuitgaven ZBO's en RWT's (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal apparaatsuitgaven ZBO's en RWT's

688.814

664.227

660.227

660.227

659.227

658.227

656.227

               

ProRail

515.000

494.000

490.000

490.000

489.000

488.000

486.000

Kadaster

169.000

165.000

165.000

165.000

165.000

165.000

165.000

StAB

4.814

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

IenM verstrekt bijdragen aan drie begrotingsgefinancierde ZBO’s en RWT’s: Prorail, Kadaster en StAB. Voor meer informatie over ZBO’s en RWT’s van IenM zie de bijlage ZBO’s en RWT’s van deze begroting.

Taakstelling Rutte II

Conform de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften wordt hieronder aangegeven hoe de taakstelling Rutte II binnen IenM is verdeeld naar de verschillende onderdelen van het ministerie (inclusief agentschappen en ZBO’s). Onderstaande tabel geeft de verdeling weer.

Tabel verdeling taakstelling Rutte II 2016–2018 (bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

Structureel

Kerndepartement

– 15.138

– 40.807

– 37.320

– 37.320

Agentschappen

       
 

NEa

– 90

– 180

– 269

– 269

 

KNMI

– 261

– 519

– 777

– 777

 

ILT

– 1.726

– 3.430

– 5.135

– 5.135

 

RWS

– 18.289

– 37.972

– 53.100

– 53.100

ZBO's

         
 

Kadaster

– 310

– 618

– 924

– 924

Overig

         
 

RIVM

– 361

– 824

– 1.000

– 1.000

 

Prorail

– 6.825

– 13.650

– 20.475

– 20.475

Totale taakstelling

– 43.000

– 98.000

– 119.000

– 119.000

Toelichting

Bij het Kerndepartement, zijn maatregelen om de taakstelling Rutte II (2016 en volgende) in te vullen voor het grootste deel gevonden in:

  • Versobering van de bedrijfsvoering; verlaging van de centrale budgetten op het gebied van materiële uitgaven (onder andere door efficiency of productiviteitverbeteringen, door verdergaande digitalisering).

  • Verbeterde inzet op integrale programma-aanpak, standaardisering, uniformering en vereenvoudiging van processen, vakmanschap en flexibele inzet over de grenzen van de organisatieonderdelen.

  • Maatregelen met personele gevolgen worden in overleg met de medezeggenschap opgepakt. Omdat de grens van het haalbare steeds dichterbij komt wordt getracht om de personele krimp zoveel mogelijk te beperken.

Bij de agentschappen wordt het grootste deel van de financiële taakstelling ten laste van de personele budgetten gebracht. Invulling geschiedt middels het nemen van efficiencymaatregelen en indien nodig taakversobering. Dit betekent dat bepaalde taken dan niet meer of minder intensief zullen worden uitgevoerd.

Niet-beleidsartikel 99 Nominaal en Onvoorzien

Algemene Doelstelling

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan. Het artikel dient hoofdzakelijk als tussenstation voor de overboeking van middelen naar de andere artikelen op de IenM begroting, zoals loon- en prijsbijstelling. Ook taakstellingen die nog niet direct kunnen worden doorgeboekt worden op dit artikel geadministreerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 99 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

0

27.721

108

42

5.602

6.830

546

Uitgaven:

0

27.721

108

42

5.602

6.830

546

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Onvoorzien

0

27.721

108

42

5.602

6.830

546

Toelichting

Het Rijk reserveert € 27,7 miljoen voor de complexe sanering van het Zeeuwse industrieterrein Thermphos in Zeeland, naar aanleiding van het advies van de Commissie onderzoek sanering Thermphos (TK 29 826 nr. 90). Een bijdrage is voorwaardelijk aan het bereiken van een totaalakkoord met de provincie Zeeland en het havenbedrijf, waarbij zij eenzelfde financiële bijdrage leveren. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu treedt op als beleidsverantwoordelijk departement namens het Rijk, waarbij de onafhankelijkheid van de toezichthouder wordt geborgd.

5 BEGROTING AGENTSCHAPPEN

Agentschap Rijkswaterstaat

Introductie

Rijkswaterstaat (RWS) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. RWS beheert en ontwikkelt de rijkswegen, -vaarwegen en -wateren en zet in op een duurzame leefomgeving.

Samen met anderen werkt RWS aan een land dat beschermd is tegen overstromingen. Waar voldoende groen is en voldoende en schoon water. En waar je vlot en veilig van A naar B kunt. Samenwerken aan een veilig, leefbaar en bereikbaar Nederland. Dat is Rijkswaterstaat.

Het Ministerie van IenM kent een scheiding tussen beleid, toezicht en uitvoering. RWS fungeert hierbij als uitvoeringsorganisatie van het ministerie. Het formuleren van beleid is belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. Dit betekent dat de doelstellingen van het agentschap afhankelijk zijn van de (veelal lange termijn-) beleidsdoelstellingen en kaders die door IenM worden aangegeven. Deze beleidsdoelen zijn geformuleerd in de beleidsartikelen van de beleidsbegroting Hoofdstuk XII.

Producten en diensten

RWS treedt op als manager van het gebruik van een aantal hoofdinfrastructuurnetwerken (hoofdwegennet, hoofdvaarwegennet, hoofdwatersystemen), als beheerder van die netwerken, als realisator van uitbreidingen van deze netwerken en als adviseur voor het ten aanzien hiervan te voeren beleid. RWS voert deze taken uit vanuit een netwerkbenadering. Belangrijkste producten zijn:

  • Verkeersmanagement: het inzetten van instrumenten en hulpmiddelen om vraag en aanbod op elk moment zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en om het verkeersaanbod zo goed mogelijk af te wikkelen. Het betreft vooral bediening van objecten als bruggen en sluizen, verstrekken van route-informatie en incidentmanagement.

  • Watermanagement: reguleren van de hoeveelheden water in het hoofdwatersysteem en van de kwaliteit daarvan, door het hanteren van de te onderscheiden categorieën «vasthouden/bergen/afvoeren» en «schoonhouden/scheiden/zuiveren».

  • Beheer, onderhoud en vervanging: instandhouding van objecten en areaal op een vooruitstrevende, toekomstgerichte manier, gericht op het ook in technische zin steeds verder ontwikkelen van het netwerk of systeem.

  • Aanleg: dit betreft investeringen om de functionaliteit van het netwerk te vergroten. Nieuwe verbindingen of verbreding van bestaande. Sleutelwoord: capaciteitsvergroting.

  • Beleidsondersteuning en -advisering: het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid.

  • Leveren van kennis en expertise: ten behoeve van beleidsondersteuning en -advisering, milieu en leefomgeving, grote (aanleg)projecten en aansturing projecten en uitvoeringsorganisaties, het verstrekken van subsidies en basisinformatie.

De begroting van baten en lasten voor het jaar 2018 (bedragen x € 1.000)

Totaal

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Baten

             

Omzet IenM

2.235.181

2.216.885

2.275.607

2.169.883

2.064.026

2.047.719

1.888.382

Omzet nutv werkzaamheden

 

347.976

0

0

0

0

 

Omzet overige departementen

40.224

28.360

28.360

28.360

28.360

28.360

28.360

Omzet derden

155.069

179.683

181.970

182.861

181.316

181.316

181.316

Rentebaten

0

800

800

800

800

800

800

Vrijval voorzieningen

22.608

           

Bijzondere baten

3.407

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Totaal baten

2.456.489

2.776.704

2.489.737

2.384.904

2.277.502

2.261.195

2.101.858

               

Lasten

             

Apparaatskosten

991.288

1.033.030

1.032.391

1.003.529

999.055

981.042

950.928

– Personele kosten

786.627

779.957

788.468

763.444

758.795

740.834

710.721

– waarvan eigen personeel

705.997

706.615

728.953

707.027

708.686

690.724

660.611

– waarvan externe inhuur

80.630

71.842

58.015

54.917

48.609

48.610

48.610

– waarvan overige p-kosten

 

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

– Materiele kosten

204.661

253.073

243.923

240.085

240.260

240.208

240.207

– waarvan apparaat ICT

28.650

30.000

30.000

30.000

30.000

30.000

30.000

– waarvan bijdrage aan SSO's

53.283

56.000

56.000

56.000

56.000

56.000

56.000

– waarvan overige M-kosten

122.728

167.073

157.923

154.085

154.260

154.208

154.207

Onderhoud

1.349.063

1.685.952

1.399.623

1.323.652

1.220.723

1.222.428

1.093.204

Rentelasten

4.041

8.748

8.748

8.748

8.749

8.750

8.750

Afschrijvingskosten

30.411

39.975

39.975

39.975

39.975

39.975

39.975

– materieel

29.246

38.500

38.500

38.500

38.500

38.500

38.500

– waarvan apparaat ICT

2.223

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

– immaterieel

1.165

1.475

1.475

1.475

1.475

1.475

1.475

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

7.112

           

– bijzondere lasten

217

           

Totaal lasten

2.382.132

2.767.704

2.480.737

2.375.904

2.268.502

2.252.195

2.092.858

               

Saldo

74.357

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

Dotatie aan reserve Rijksrederij

10.269

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

Te verdelen resultaat

64.088

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM betreft de omzet voor activiteiten (en de daarmee samenhangende producten) die RWS verricht voor IenM, zoals:

  • het beheer en onderhoud van de infrastructuur en waterkwaliteit;

  • de apparaatskosten (personeel en materieel) van RWS die verband houden met de aanleg, verkeers- en watermanagement en onderhoud van infrastructuur;

  • de capaciteit die RWS levert in het kader van zijn kennis- en adviestaken en de activiteiten in het kader van Leefomgeving.

Specificatie omzet IenM (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Deltafonds

423.979

443.148

435.796

412.168

403.288

396.138

Artikel 1

Investeren in Waterveiligheid

5.009

406

406

406

406

406

Artikel 3

Beheer Onderhoud en Vervanging

132.926

151.038

148.803

107.763

122.720

124.553

Artikel 5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

285.765

290.936

285.819

283.070

280.162

271.179

 

Waarvan programma

199.480

214.409

211.815

190.943

185.287

187.303

Artikel 7

Investeren in Waterkwaliteit

279

768

768

20.929

0

0

Infrastructuurfonds

1.727.565

1.761.578

1.682.921

1.599.272

1.595.263

1.442.968

Artikel 12

Hoofdwegennet

1.134.654

1.180.999

1.106.961

1.027.251

1.095.655

946.002

 

Waarvan programma

681.973

733.650

666.788

587.647

665.562

531.261

Artikel 15

Hoofdvaarwegennet

592.910

580.578

575.960

572.022

499.608

496.967

 

Waarvan programma

312.033

302.324

300.557

297.642

227.089

230.148

Hoofdstuk XII

65.342

70.881

51.166

52.586

49.168

49.275

Artikel 11

Integraal Waterbeleid

16.624

15.029

15.045

15.053

15.053

15.548

Artikel 13

Ruimtelijke Ontwikkeling

22.216

26.130

11.612

13.012

9.812

9.771

Artikel 14

Wegen en Verkeersveiligheid

6.043

5.205

5.205

5.205

5.205

5.205

Artikel 16

Openbaar Vervoer en Spoor

850

875

875

875

778

778

Artikel 17

Luchtvaart

86

5.172

424

424

424

49

 

Waarvan programma

0

4.748

0

0

0

0

Artikel 18

Scheepvaart en Havens

1.114

1.114

974

974

974

974

Artikel 19

Klimaat

3.305

3.244

3.116

3.120

3.011

3.019

Artikel 20

Lucht en Geluid

1.686

804

1.251

1.260

1.248

1.268

Artikel 21

Duurzaamheid

7.039

7.039

7.039

7.039

7.039

7.039

Artikel 22

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

3.761

3.690

3.045

3.045

3.045

3.045

Artikel 97

Algemeen Departement

2.618

2.579

2.580

2.579

2.579

2.579

 

Waarvan programma

290

291

291

291

291

291

Totaal

2.216.885

2.275.607

2.169.883

2.064.026

2.047.719

1.888.382

Van totaal omzet IenM

           

– apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

1.023.110

1.020.184

990.431

987.503

969.491

939.377

– programma

1.193.775

1.255.422

1.179.451

1.076.522

1.078.228

949.004

Nog uit te voeren werkzaamheden

Dit betreffen middelen die RWS in 2016 van het moederdepartement heeft ontvangen en bestemd waren voor werkzaamheden die gepland waren in 2016, maar waarvan de uitvoering doorloopt in 2017 (€ 348 miljoen). In de instandhoudingsbijlage van de Infrastructuurfonds en Deltafondsbegroting 2018 wordt aangegeven hoe de komende tijd wordt toegewerkt naar het bieden van nader inzicht in de mutaties binnen de post nog uit te voeren werkzaamheden.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor het gebruik van vaartuigen van de Rijksrederij.

Specificatie omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Ministerie van Defensie

15.500

15.500

15.500

15.500

15.500

15.500

Ministerie van Financiën

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

Ministerie van Economische zaken

7.860

7.860

7.860

7.860

7.860

7.860

Totaal

28.360

28.360

28.360

28.360

28.360

28.360

Omzet derden

De omzet derden heeft betrekking op vergoedingen van onder meer provincies, gemeenten en de Europese Unie in het kader van het beheer en onderhoud van de infrastructuur en de kennis- en adviesfunctie. Daarnaast bevat deze post de verwachte opbrengsten uit schaderijdingen en schadevaringen ter dekking van de kosten van reparatiewerkzaamheden, opbrengsten uit vergunningverlening, beheeropbrengsten op het areaal, opbrengsten voor de Nationale Bewegwijzeringsdienst en adviezen over leefomgeving aan onder meer gemeenten. De stijging ten opzichte van de begroting 2017 met € 4 miljoen wordt veroorzaakt door de opbrengsten grote wateren. Dit betreft het effectueren van overdrachtsafspraken tussen het Rijksvastgoedbedrijf en IenM/RWS.

Specificatie omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Schaderijdingen/schadevaringen

24.500

24.500

24.500

24.500

24.500

24.500

Vergunningen WVO

19.000

19.000

19.000

19.000

19.000

19.000

Vergoeding provincies etc.

38.000

38.000

38.000

38.000

38.000

38.000

Nationale Bewegwijzeringsdienst

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

Beheeropbrengsten areaal

52.000

54.000

54.000

54.000

54.000

54.000

Overig

26.183

26.470

27.361

25.816

25.816

25.816

Totaal

179.683

181.970

182.861

181.316

181.316

181.316

Bijzondere baten

De geraamde bijzondere baten betreffen voornamelijk verwachte boekwinst op de verkoop van vaste activa.

Lasten

Personele kosten

Specificatie personele kosten (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Aantal fte

8.618

8.741

8.775

8.598

8.552

8.343

8.101

Eigen Personele kosten

705.997

706.615

728.953

707.027

708.686

690.724

660.611

Inhuur

80.630

71.842

58.015

54.917

48.609

48.610

48.610

Een aantal ontwikkelingen zorgt bij RWS voor een toename van het aantal FTE ten opzichte van de Begroting 2017. In 2017 en later neemt het aantal FTE toe door onderstaande zaken.

Omgevingswet

  • Voor het deelprogramma «Aan de slag met de Omgevingswet» (www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl), als onderdeel van het programma Eenvoudig Beter, zijn bij begroting 2017 middelen gereserveerd op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds. De vrijgemaakte middelen worden tranchegewijs naar de begroting Hoofdstuk XII overgeheveld waar de uitgaven voor de stelselherziening van het omgevingsrecht worden verantwoord. In 2017 wordt 89 FTE en in 2018 wordt 153 FTE toegevoegd, deze wordt in latere jaren weer afgebouwd omdat het piekinzet betreft gerelateerd aan de invoering. De FTE’s werken op het programmabureau dat gemeenten, provincies, waterschappen, departementen en verschillende uitvoeringsorganisaties ondersteunt bij de invoering van de omgevingswet. Rijkswaterstaat is de coördinerend opdrachtnemer namens alle partners: de VNG, het IPO, de Unie van Waterschappen en het rijk.

Areaalgroei

  • Om een betere relatie te leggen tussen de gevraagde productie en de daarvoor benodigde capaciteit is binnen IenM voor RWS het instrument Strategisch Capaciteitsmanagement ontwikkeld. Daarbij wordt op basis van vastgestelde normen, rekenregels en tarieven voor alle werkprocessen van RWS doorgerekend wat de benodigde capaciteit voor de komende 5 jaar is op basis van de huidige verwachte producten en prestatieopgaven. Hieruit is naar voren gekomen dat RWS de komende jaren als gevolg van areaalgroei (autonome ontwikkeling) meer sluizen, stuwen en tunnels oplevert die op basis van de huidige capaciteit niet bemand kunnen worden. Dit leidt tot een extra capaciteitsbehoefte van 36 FTE in 2017 oplopend naar 68 FTE in 2022.

Waterveiligheid

  • Begin 2016 is er bij een aantal stormvloedkeringen (Maeslantkering, Hartelkering, Hollandse IJsselkering en Haringvlietsluizen) geconstateerd dat er een formatietekort van totaal 10,2 FTE is, als gevolg van de complexiteit van de objecten. Hierdoor is meer inzet nodig voor bijvoorbeeld het opstellen van faalkansrapportages en meer begeleiding van de aannemers van RWS ten aanzien van het beheer en onderhoud van de stormvloedkeringen.

  • RWS is één van de vertegenwoordigers voor het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW). Om de kennis op het gebied van waterveiligheid te versterken wordt in samenspraak met de voorzitter van ENW 5 extra formatieplaatsen gecreëerd in 2017 en verder.

  • In 2014 heeft RWS het beheer van de stormvloedkering Ramspol overgenomen van Waterschap Groot Salland (nu Waterschap Drents Overijsselse Delta). RWS voert het Beheer en Onderhoud middels een andere methodiek uit dan het waterschap. De RWS-eisen hebben tot gevolg dat voor het beheer en onderhoud aan de kering meer capaciteitsinzet nodig is dan aanvankelijk ingeschat. Hiervoor is 6,2 FTE toegevoegd in 2017 en latere jaren.

Connecting Mobility

  • Connecting Mobility (CM) is een uitvoeringsprogramma dat werkt aan de realisatie van de Routekaart binnen het actieprogramma «Beter Geïnformeerd Op Weg». Hiervoor is 12 FTE toegevoegd in 2017 tot en met 2019.

Tolheffing

  • De wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 is op 15 maart 2016 in werking getreden. De uitbreiding van de Rijksdienst, als gevolg van deze nieuwe taak, is door de ministerraad bekrachtigd. Tussen 2021 en 2023 is openstelling van beide wegen voorzien en moet ook het tolsysteem operationeel zijn. RWS is als een van de beoogde uitvoeringspartners (naast RDW, CJIB en ILT) gestart met de voorbereiding van de realisatie. Om door te kunnen gaan met de volgende fase wordt er binnen RWS een tolcluster opgericht, waarvoor 14 FTE wordt vrijgemaakt in de periode 2018 – 2021.

Wet Werk en Zekerheid

  • Op basis van de wet Werk en Zekerheid is het sinds 1 mei 2016 niet meer mogelijk om gebruik te maken van payrolling binnen de rijksoverheid. Gevolg van de wet is dat 13 oud-payrollers, die binnen RWS kerntaken uitvoeren, conform wettelijke verplichting zijn verambtelijkt voor de jaren 2017 tot en met 2019.

Schadeschap

  • De noodzaak tot een gemeenschappelijk loket (met andere overheden) voor schadeclaims is komen te vervallen. RWS volgt daarmee het Schadeschap op, waardoor 3,3 FTE wordt toegevoegd in 2018 en verder.

Eigen personeel

De kracht van Rijkswaterstaat ligt in de zakelijke en professionele wijze waarop het zijn kerntaken uitvoert. Om daarop te kunnen sturen is gedefinieerd welke taken RWS met eigen mensen uitvoert (de kerntaken) en welke taken aan de markt worden overgelaten (de niet-kerntaken).

De bovengenoemde kosten van externe inhuur betreffen de inzet van derden op de kerntaken van RWS. Daarnaast vindt er inzet van derden plaats op taken die RWS van de markt betrekt (niet-kerntaken). In de beleidsbegroting en verantwoording van lenM wordt de (externe) inhuur transparant inzichtelijk gemaakt in de baten-lastenparagraaf van het agentschap Rijkswaterstaat.

Inhuur apparaat (kerntaken)

RWS streeft ernaar om de inhuur van externen op kerntaken zoveel mogelijk te beperken vanuit het basisprincipe dat Rijkswaterstaat op kerntaken eigen mensen inzet, ter vermindering van de kwetsbaarheid en het verkleinen van de afhankelijkheid van externen. Inhuur op kerntaken vindt in beginsel alleen plaats als er sprake is van piekbelasting in de directe productie of in geval van onderbezetting, ziekte of vervanging. Inhuur op kerntaken kan ook een keuze zijn als vanuit de arbeidsmarkt hele specifieke kennis/specialisme niet kan worden aangetrokken.

Door een aantal maatregelen zal de inhuur op kerntaken de komende jaren gaan dalen:

  • extra inzet op het werven van voldoende gekwalificeerd eigen personeel en versnelling van het wervingsproces om vacatures zo snel mogelijk in te vullen;

  • een flexibele interne pool om snel interne inzet te kunnen organiseren;

  • versterking van cruciale kennis binnen de organisatie is geborgd met interne loopbaanontwikkeling;

Inhuur programma (niet-kerntaken)

Gelet op de omvang van de productieopgave van RWS blijft de inhuur op taken die bij de markt zijn belegd (de niet -kerntaken) substantieel, maar wordt er een dalende trend verwacht. Voor het betrekken van externe capaciteit op niet-kerntaken geldt dat deze zoveel mogelijk op basis van op productafspraken gebaseerde contracten zal worden gedaan, tenzij dat om inhoudelijke of aansturingsredenen niet doelmatig is. Hierdoor zal de inhuur geleidelijk dalen.

De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name onder de posten onderhoud en aanleg op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

Specificatie inhuur (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Kerntaken (IK)

80.630

71.842

58.015

54.917

48.609

48.610

48.610

Niet kerntaken

137.499

123.608

106.835

96.385

86.835

86.835

86.835

Totaal

218.129

195.450

164.850

151.302

135.444

135.445

135.445

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, bureaukosten en communicatie.

Onderhoud

De kosten beheer en onderhoud hebben betrekking op de kosten die in rekening worden gebracht door derden (met name aannemers en ingenieursbureaus). Deze voeren werkzaamheden uit die direct bijdragen aan het beheer en de instandhouding van de infrastructuur.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2018 (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1.

Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekening

462.945

601.934

240.626

237.600

253.175

238.750

254.325

2a.

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+/+)

2.537.306

2.428.728

2.489.737

2.384.904

2.277.502

2.261.195

2.101.858

2b.

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 2.387.273

– 2.727.730

– 2.440.762

– 2.335.929

– 2.228.527

– 2.212.220

– 2.052.882

2.

Totaal operationele kasstroom

150.033

– 299.001

48.975

48.975

48.975

48.975

48.975

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 26.062

– 47.500

– 54.000

– 95.500

– 57.500

– 61.500

– 61.500

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

4.338

           

3.

Totaal investeringskasstroom

– 21.724

– 47.500

– 54.000

– 95.500

– 57.500

– 61.500

– 61.500

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

– 32.507

0

0

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

15.800

14.200

6.000

8.600

8.600

8.600

8.600

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

– 23.320

– 34.000

– 38.000

– 42.000

– 72.000

– 42.000

– 42.000

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+/+)

18.200

37.500

34.000

95.500

57.500

61.500

61.500

4.

Totaal financieringskasstroom

10.680

– 14.807

2.000

62.100

– 5.900

28.100

28.100

5.

Rekening-courant RHB 31 december + stand depositorekening) (=1+2+3+4)

601.934

240.626

237.600

253.175

238.750

254.325

269.900

 

(maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

Hieronder vallen de inkomsten en uitgaven uit de reguliere bedrijfsvoering. Meerjarig wordt gestreefd naar een stabiel saldo van baten en lasten.

Investeringskasstroom

Hieronder vallen de verkopen van activa en de nieuwe investeringen. De investeringen hebben betrekking op het in stand houden van de activa van RWS. Deels betreft het investeringen in activasoorten, zoals voertuigen, waarbij de omvang van de jaarlijkse investeringen op een constant niveau ligt. Investeringen in zeegaande schepen worden tot en met 2018 gefinancierd uit de bestemmingsreserve.

Financieringskasstroom

Hieronder vallen alle geldstromen die gerelateerd zijn aan de financiering van het agentschap. RWS doet een beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën ter financiering van de investeringen. Investeringen in zeegaande schepen worden tot en met 2018 gefinancierd uit de bestemmingsreserve. Daarnaast wordt in de begroting van het agentschap rekening gehouden met aflossing op deze leenfaciliteit. De storting door moederdepartement betreft de aflossing van de langlopende vordering die RWS heeft op het moederdepartement (4b.). In 2017 is het surplus Eigen Vermogen (€ 32,5 miljoen) teruggestort naar het Moederdepartement (4a.).

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Apparaatskosten per eenheid areaal (bedragen x € 1)

             

Hoofdwegennet

26.580

26.327

26.185

25.712

25.329

25.115

23.328

Hoofdvaarwegennet

25.920

27.806

27.995

27.581

27.706

26.243

24.347

Hoofdwatersystemen

1.150

1.155

1.146

1.137

1.131

1.117

1.076

               

% Apparaatskosten ten opzichte van de omzet

             

% Apparaatskosten ten opzichte van de omzet

24%

26%

23%

21%

21%

21%

20%

               

Tarieven per FTE (bedragen x € 1)

             

Tarieven per FTE

114.544

123.755

123.203

122.382

122.518

123.425

123.395

               

Omzet agentschap per product (bedragen x € 1.000)

             

Hoofdwatersystemen

486.599

423.979

443.148

435.796

412.168

403.288

396.138

Hoofdwegennet

1.104.007

1.134.654

1.180.999

1.106.961

1.027.251

1.095.655

946.002

Hoofdvaarwegennet

601.597

592.910

580.578

575.960

572.022

499.608

496.967

Overig

42.978

65.342

70.881

51.166

52.586

49.168

49.275

TOTAAL

2.235.181

2.216.885

2.275.607

2.169.883

2.064.028

2.047.719

1.888.382

               

Bezetting

             

FTE formatie

8.618

8.741

8.775

8.598

8.552

8.343

8.101

% overhead

14,76%

13%

13%

13%

13%

13%

13%

               

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

             

Exploitatiesaldo (% van de omzet

3,0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Gebruikerstevredenheid

             

Publieksgerichtheid

41%

70%

70%

70%

70%

70%

70%

Gebruikerstevredenheid HWS

*

70%

70%

70%

70%

70%

70%

Gebruikerstevredenheid HWN

81%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

Gebruikerstevredenheid HVWN

69%

75%

75%

75%

75%

75%

75%

               

Ontwikkeling PIN-waarden

             

Hoofdwatersystemen

100

100

100

100

100

100

100

Hoofdwegennet

100

100

100

100

100

100

100

Hoofdvaarwegennet

100

100

100

100

100

100

100

Apparaatskosten per eenheid areaal

Deze indicator geeft informatie over hoe de kosten die het apparaat van RWS maakt voor verkeersmanagement en beheer en onderhoud zich ontwikkelen ten opzichte van het areaal. Een dalende trend van de kosten per eenheid areaal geeft een indicatie van een toename in de efficiëntie van de organisatie op het gebied van Beheer en Onderhoud en Verkeersmanagement.

Percentage apparaatskosten ten opzichte van de omzet

Deze indicator geeft de verhouding weer tussen de kosten van het apparaat en de totale omzet (deze omzet bestaat uit BLS en GVKA realisatie en planstudie) van RWS. Door stijging van de omzet vanaf 2018 en de daling van het aantal formatie fte daalt het percentage.

Tarieven per FTE

Deze indicator geeft de ontwikkeling weer van de kosten (loonkosten en materiële kosten) per formatieve ambtelijke FTE. Wanneer deze kosten dalen kan dit een indicatie van een toename in doelmatigheid van de organisatie zijn. In 2016 zijn de materiele kosten aanzienlijk lager uitgekomen dan verwacht waardoor de kosten per FTE lager uitvielen dan de jaren 2017 en verder.

Omzet agentschap per product

In de tabel is de Omzet IenM uitgesplitst naar de verschillende netwerken. Deze daling wordt veroorzaakt door de meerjarige begrotingsstanden.

Bezetting

FTE formatie: deze voorgeschreven indicator geeft aan hoe de ambtelijke formatie van RWS zich ontwikkelt. Voor het jaar 2016 is de bezetting opgenomen. Voor een aantal projecten zoals de implementatie van de Omgevingswet wordt tijdelijk (tot en met 2021) extra fte ingezet.

Percentage overhead: deze indicator geeft aan welk deel van het ambtelijke personeel (in FTE) binnen RWS zich bezig houdt met de bedrijfsvoering. Bedrijfsvoering bevat alle processen die ondersteunend zijn aan de organisatie. Het streven is daarbij voortdurend een optimale kwalitatieve en kwantitatieve omvang van de bedrijfsvoering.

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

Deze voorgeschreven indicator toont de ontwikkeling van het exploitatiesaldo als percentage van de omzet.

Gebruikerstevredenheid

Publieksgerichtheid: deze indicator geeft aan hoe tevreden onze gebruikers en partners over RWS zijn als publieke dienstverlenende organisatie. Dan gaat het over zaken als «luisteren; verwachtingenmanagement; aanspreekbaarheid; houding en gedrag en de wijze waarop wij communiceren».

Gebruikerstevredenheid (per netwerk): deze indicator geeft aan hoe tevreden onze gebruikers over de kwaliteit van de drie netwerken zijn. Denk daarbij aan veiligheid, doorstroming, kwaliteit infrastructuur en tijdige en betrouwbare informatievoorziening (gekoppeld aan de netwerken).

Ontwikkeling PIN-waarden

De ontwikkeling van de PIN-waarden (prestatie-indicator waarden) geeft een beeld hoe de ontwikkeling is in de toestand van het door RWS beheerde areaal. Het weergegeven cijfer betreft een index ten opzichte van het jaar 2015. De bijlage instandhouding bij de begrotingen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds biedt inzicht in instandhouding en de gehanteerde PIN-waarden.

Agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport

Introductie

Het Ministerie van IenM kent een scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht. Het formuleren van beleid en wet- en regelgeving is primair belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. De toezichthoudende taken zijn bij IenM belegd bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).

Producten en diensten

De producten en diensten van de ILT betreffen de toelating op de markt (vergunningen) en vervolgens de handhaving van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

1. Vergunningverlening

Nieuwe toetreders tot een markt moeten aantonen dat ze aan de wettelijke eisen voldoen. Wordt daar aan voldaan, dan verleent de ILT één of meer vergunning(en) of certificaten. De wetgever verbindt door die keuze veiligheidseisen aan marktordeningsprincipes: zonder vergunning mag het bedrijf niet handelen.

2. Handhaving

Het handhaven van wet- en regelgeving geschiedt door middel van dienstverlening, toezicht en opsporing. Het zwaartepunt van de inspectieactiviteiten ligt op het terrein van het toezicht. De ILT kent de volgende toezichtsvormen:

  • objectinspecties;

  • administratiecontroles;

  • audits;

  • convenanten;

  • digitale inspecties.

Toezicht wordt gehouden vanuit het beginsel «vertrouwen, tenzij». Basis daarvoor vormt een nog verder uit te werken risicoselectiesysteem. Bij correcte naleving krijgt de ondertoezichtstaande minder toezicht en kunnen handhavingsconvenanten worden afgesloten (horizontaal toezicht). Fysieke inspecties (objecten, producten en personen), audits, administratiecontroles, steekproefcontroles en acties (landelijk, regionaal of themagericht) vormen het verdere instrumentarium.

3. Incident- en ongevalsonderzoek

Ongevallenonderzoek is bij ernstige ongevallen opgedragen aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). In voorkomende gevallen levert de ILT expertise en deskundigen en soms (zoals bij scheepvaart en railvervoer) heeft de ILT een eigen taak bij het onderzoeken van ongevallen. Ongevallenonderzoek kan aanleiding zijn om de dienstverlening te vergroten en/of het toezicht te versterken. In ernstige gevallen van falen kan uit het onderzoek een toezichtmaatregel voortvloeien.

Incidenten en ongevallen vragen om een snelle respons en een gecoördineerde aanpak. Ondanks dat crisismanagement geen toezichtstaak is, is de (systeem)verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de crisisbeheersingstaak belegd bij de Inspecteur-generaal. Het betreft de preparatie, respons en (deels) nazorg van incidenten.

Begroting baten en lasten

De begroting van baten en lasten voor het jaar 2018 (bedragen x € 1.000)

Bedragen x € 1.000

realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Baten

             

Omzet IenM

130.828

119.171

116.123

115.840

115.858

115.873

115.873

Omzet overige departementen

373

375

875

875

875

875

875

Omzet derden

22.550

23.566

23.290

23.533

23.358

23.358

23.358

Rentebaten

14

50

50

50

50

50

50

Vrijval voorzieningen

1.813

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

1.379

0

0

0

0

0

0

                   

Totaal baten

156.957

143.162

140.338

140.298

140.141

140.156

140.156

                   

Lasten

             

Apparaatskosten

148.136

140.963

138.896

139.530

139.929

139.956

139.956

 

Personele kosten

111.191

102.677

103.492

103.492

103.492

103.492

103.493

   

Waarvan eigen personeel

101.429

98.977

98.190

98.190

98.190

98.190

98.191

   

Waarvan externe inhuur

9.510

3.500

5.102

5.102

5.102

5.102

5.102

   

Waarvan overige personele kosten

251

200

200

200

200

200

200

   

Materiële kosten

36.946

38.286

35.404

36.038

36.437

36.464

36.464

   

Waarvan apparaat ICT

245

200

200

200

200

200

200

   

Waarvan bijdrage aan SSO's

18.767

12.889

17.824

17.719

17.717

17.716

17.716

   

Waarvan overige materiële kosten

17.933

25.197

17.380

18.119

18.520

18.549

18.548

Rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

2.370

2.099

1.342

668

112

100

100

 

Immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

 

Materieel

2.370

2.099

1.342

668

112

100

100

   

Waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

Overige lasten

1.660

100

100

100

100

100

100

 

Dotaties voorzieningen

6

100

100

100

100

100

100

 

Bijzondere lasten

1.654

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

152.166

143.162

140.338

140.298

140.141

140.156

140.156

                   

Saldo van baten en lasten

4.791

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM is een vergoeding voor de productgroepen vergunningverlening en handhaving (toezicht, incidentmelding en onderzoek).

Specificatie omzet IenM (bedragen x € 1.000)

Hoofdstuk XII

realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

artikel 24 Handhaving en Toezicht

118.970

106.759

103.314

103.364

103.382

103.400

103.401

artikel 97 Algemeen departement

12.209

12.412

12.471

12.476

12.476

12.473

12.472

Totaal

131.179

119.171

115.785

115.840

115.858

115.873

115.873

Omzet overige departementen

De omzet afkomstig van andere departementen betreft de middelen voor het toezicht op naleving van de Wet normering topinkomens in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ook zet de ILT, in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, haar werkzaamheden voort op het gebied van de handhaving van de naleving van de verplichtingen met betrekking tot het energielabel in het kader van de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen.

Omzet derden

De opbrengsten derden betreffen de doorberekende kosten aan de afnemers van de vergunningen en overige externe opdrachten. Het toezicht op de woningcorporaties wordt doorbelast aan de sector en is ook opgenomen onder omzet derden (raming 2018: € 14 miljoen).

Lasten

Personele kosten

In 2018 zal de omvang van de ILT beperkt dalen door pensionering van een groot aantal medewerkers en gedeeltelijke vervanging van medewerkers. In de jaren daarna blijft de omvang van het personeelsbestand constant. Door anticiperend te werven worden medewerkers tijdig vervangen door goed opgeleide nieuwe medewerkers.

Personele kosten (bedragen x € 1.000)
 

realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Aantal fte’s

1.152

1.121

1.113

1.113

1.113

1.113

1.113

Eigen personeelskosten (x € 1.000)

101.429

98.977

98.190

98.190

98.190

98.190

98.191

Externe inhuur (x € 1.000)

9.510

3.500

5.102

5.102

5.102

5.102

5.102

De externe inhuur betreft voornamelijk inhuur op ICT-terreindie ingezet wordt om oude, specifieke applicaties met hoge beheerslast uit te faseren en te vervangen door meer generieke systemen die onder andere een betere vastlegging en analyse van inspectieresultaten mogelijk maken alsmede de kwaliteit van de dienstverlening verhogen.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, opleidingen en overige kosten voor middelen ten behoeve van de uitvoering van de inspectietaken. Vanwege continuerende ICT-investeringen en beperkte kostenontwikkeling op huisvestingsgebied blijven de materiële kosten constant.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2018 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1. Rekening courant RHB 1 januari + stand depositorekeningen

40.672

40.775

31.810

29.610

24.910

23.710

22.510

2a totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

2.800

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2b totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 965

– 6.000

– 4.000

– 6.500

– 3.000

– 3.000

– 3.000

2. Totaal operationele kasstroom

1.835

– 4.000

– 2.000

– 4.500

– 1.000

– 1.000

– 1.000

3a. totaal investeringen (–/–)

– 79

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

3b. totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

36

3. Totaal investeringskasstroom

– 43

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

4a. eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 1.689

– 4.765

4b. eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

4c. aflossingen op leningen (–/–)

4d. beroep op leenfaciliteit(+/+)

4. Totaal financieringskasstroom

– 1.689

– 4.765

               

5. Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekening en (=1+2+3+4)

40.775

31.810

29.610

24.910

23.710

22.510

21.310

(Maximale roodstand € 0,5 mln.)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De reserveringen en voorzieningen op de ILT-balans lopen naar verwachting de komende jaren terug door uitbetaling van reorganisatie-voorzieningen, de voorziening functioneel leeftijdsontslag, kortlopende ict-reserveringen alsmede de middelen voor bijzonder projectsteun Wijken. Hierdoor ontstaat er komende jaren een relatief hoge negatieve kasstroom, waarna deze afvlakt.

Investeringskasstroom

De investeringenkasstroom is naar verwachting beperkt omdat de ILT overgaat van eigen auto’s naar lease. De resterende investeringen betreffen bedrijfsspecifieke apparatuur.

Financieringskasstroom

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft het, op basis van de Regeling agentschappen, uitkeren van het surplus van het eigen vermogen aan de eigenaar.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1. Kostprijzen per productgroep (x € 1.000)

             

– Handhaving

117.865

125.968

122.503

122.488

122.350

122.365

122.365

– Vergunningverlening

18.198

19.772

17.835

17.810

17.791

17.791

17.791

2. Tarieven/uur (x € 1)

             

– Handhaving

145,5

139,8

135,7

135,7

135,6

135,6

135,6

– Vergunningverlening

134,8

123,6

121,6

121,5

121,3

121,3

121,3

3. Omzet per productgroep (pxq)(x € 1.000)

             

– Handhaving

140.082

125.968

119.017

118.634

118.477

118.495

118.496

– Vergunningverlening

12.068

7.584

8.850

9.188

9.188

9.188

9.188

4. FTE-totaal (gemiddeld excl. externe inhuur)

1.152

1.122

1.113

1.113

1.113

1.113

1.113

5. Saldo van baten en lasten (%)

2,1%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

6. Kwaliteitsindicator 1: Doorlooptijd vergunningen binnen norm

86%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

7. Kwaliteitsindicator 2: Wachttijden informatiecentrum

29 sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

               

Omschrijving Specifiek Deel Inspectiediensten

             

8. Kwaliteit Handhaving:

             

Klachten (bezwaar en beroep)

3.812

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Waarvan gegrond (%)

n.b.

0%

0%

0%

0%

0%

0%

Toelichting

Bovenstaand overzicht bevat de doelmatigheidsindicatoren van de ILT en is opgesteld conform de Rijksbegrotingsvoorschriften. Het geraamde aantal fte’s past binnen de randen van de begroting.

De daling van kosten en tarieven in 2018 is het gevolg van de bezuinigingen die gerealiseerd worden op de ondersteunende functies.

De kwaliteitsindicatoren (6, 7 en 8) betreffen de kwaliteit van vergunningverlening, dienstverlening en handhaving. Aangezien «gegronde klachten» in het Inspectieproces niet bestaan, cq. van de klachten niet formeel wordt vastgesteld of deze wel of niet gegrond zijn, is deze vervangen door «bezwaar- en beroepszaken». De ILT streeft naar 0% gegrond verklaarde bezwaren en beroepen.

Agentschap Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

Introductie

Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) adviseert en waarschuwt de samenleving om risico’s met een atmosferische of seismische oorsprong terug te dringen. Het KNMI ontwikkelt daartoe hoogwaardige kennis, verricht waarnemingen, en zet die om in producten en diensten die de veiligheidsrisico’s verminderen, bijdragen aan een duurzame samenleving en economische mogelijkheden bevorderen.

Per 1 januari 2016 is de Wet taken meteorologie en seismologie in werking getreden.

Producten en diensten

De samenleving wordt steeds gevoeliger voor extreem weer, klimaatverandering, luchtkwaliteit, vulkaanuitbarstingen en aardbevingen. Om deze toegenomen risico’s zoveel mogelijk te helpen beperken past het KNMI het concept van de risico-reductie-cyclus toe.

We bewaken en waarschuwen, maar we geven ook adviezen en handelingsperspectieven voor zowel acute als toekomstige gevaren. Daarbij trekken we actief lessen uit gebeurtenissen om

toekomstige adviezen nog beter te maken en zo tot risico reductie te komen. Dit doen we samen met onze omgeving: het algemene publiek, overheden en (weer)bedrijven. We innoveren permanent onze dienstverlening en creëren daarbij (duurzame) economische kansen voor het bedrijfsleven terwijl we bijdragen aan een veilig, bereikbaar en leefbaar Nederland.

Het KNMI heeft zijn producten en diensten ingedeeld in de productgroepen Meteorologie en Seismologie. Daarnaast wordt Aardobservatie als product onderscheiden. Meetbare gegevens voor deze productgroepen zijn opgenomen in beleidsartikel 23.

Begroting van baten en lasten

De begroting van baten en lasten van het agentschap KNMI (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Baten

             

Omzet IenM

40.257

45.171

53.067

51.738

41.120

36.093

41.093

Omzet nutv werkzaamheden

10.662

1.457

0

0

0

0

0

Omzet overige departementen

2.035

3.021

1.991

1.991

1.991

1.991

1.991

Omzet derden

21.004

26.039

24.254

24.447

24.405

24.570

24.571

Rentebaten

1

0

0

0

0

0

0

Vrijval uit voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

bijzondere baten

1

           

Totaal baten

73.960

75.688

79.312

78.176

67.516

62.654

67.655

               

Lasten

             

Apparaatskosten

42.306

39.846

40.242

40.070

40.068

40.031

40.031

– personele kosten

32.784

32.581

30.197

30.073

30.071

30.025

30.025

* waarvan eigen personeel

30.392

31.554

29.697

29.573

29.571

29.525

29.525

* waarvan externe inhuur

2.306

901

500

500

500

500

500

* waarvan overige personele kosten

86

126

0

0

0

0

0

– materiële kosten

9.522

7.265

10.045

9.997

9.997

10.006

10.006

* waarvan apparaat ICT

2.293

1.297

1.612

1.612

1.612

1.612

1.612

* waarvan bijdrage aan SSO's

4.967

4.737

4.966

4.966

4.966

4.966

4.966

* waarvan overige materiele kosten

2.263

1.230

3.467

3.419

3.419

3.428

3.428

Materiele Programmakosten

             

* Aardobservatie

17.318

17.233

25.757

24.765

14.145

9.147

14.148

* Overig

12.275

16.495

10.980

10.928

10.928

10.937

10.937

* waarvan ICT

9.004

6.721

7.621

7.621

7.621

7.621

7.621

* waarvan overige materiele kosten

3.271

9.774

3.359

3.307

3.307

3.316

3.316

Afschrijvingskosten

             

– materieel

1.767

2.114

2.091

2.171

2.133

2.297

2.297

* Apparaat

493

493

493

493

493

493

493

* waarvan apparaat ICT

             

* Programma

1.274

1.621

1.598

1.678

1.640

1.804

1.804

* waarvan ICT

535

806

806

806

806

806

806

– immaterieel

             

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

             

– Rentelasten

 

0

242

242

242

242

242

* Programma

 

0

181

181

181

181

181

* Apparaat

 

0

61

61

61

61

61

– bijzondere lasten

161

           

Totaal lasten

73.827

75.688

79.312

78.176

67.516

62.654

67.655

               

Saldo van baten en lasten

133

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM betreft een vergoeding voor de producten op het gebied van meteorologie, seismologie en aardobservatie. Het betreft zowel een vergoeding voor wettelijke taken als de vergoeding van RWS, ANVS en beleids-DG’s voor maatwerk. De stijging in de opbrengsten IenM wordt veroorzaakt door fluctuatie in de opbrengsten voor Aardobservatie (programma).

Specificatie omzet IenM

Omschrijving

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Hoofdstuk XII

             

Artikel 11 Waterkwantiteit

524

450

460

460

460

410

410

Artikel 16 Spoor

44

44

44

44

44

44

44

Artikel 17 Luchtvaart

14

20

14

0

0

0

0

Artikel 19 Klimaat

809

358

398

109

109

109

109

Artikel 23 Meteorologie en seismologie en aardobservatie *

35.952

41.716

49.568

48.542

37.924

32.947

37.947

Inzet middelen balans

10.662

1.457

         

Bijdrage ILT

104

           

Bijdrage RWS

2.459

2.370

2.370

2.370

2.370

2.370

2.370

Bijdrage ANVS

213

213

213

213

213

213

213

Overig IenM

138

           

Totaal

50.919

46.628

53.067

51.738

41.120

36.093

41.093

Van totale omzet IenM

             

* apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

42.502

29.395

27.310

26.973

26.975

26.946

26.945

* programma

8.417

17.233

25.757

24.765

14.145

9.147

14.148

De bedragen per product zijn:

Opbrensten IenM per product

Omschrijving

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Meteorologie

30.950

27.277

26.674

26.336

26.448

26.530

26.529

Seismologie

890

661

636

637

527

416

416

Aardobservatie

8.417

17.233

25.757

24.765

14.145

9.147

14.148

Totaal

40.257

45.171

53.067

51.738

41.120

36.093

41.093

Omzet NUTW

Het betreft middelen die het KNMI in 2016 voor specifieke doeleinden heeft ontvangen en bestemd waren voor werkzaamheden die gepland waren in 2016, maar waarvan de uitvoering doorloop in 2017. Het betreft met name kosten voor de BES (€ 0,7 miljoen), Radar (€ 0,2 miljoen) en Anders omgaan met Data (€ 0,2 miljoen).

Omzet overige departementen

De opbrengst overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor de inzet van KNMI-capaciteit voor het hen verzochte maatwerk.

Specificatie omzet overige departementen

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu

0

65

65

65

65

65

65

Het Ministerie van Defensie

984

976

976

976

976

976

976

Het Ministerie van Economische Zaken

982

1.980

950

950

950

950

950

Overig

69

           

Totaal

2.035

3.021

1.991

1.991

1.991

1.991

1.991

Het KNMI ontvangt een vergoeding van het Rijksinsituut voor Veiligheid en Milieu (RIVM) voor de levering van luchtkwaliteitsverwachtingen. De bijdrage van het Ministerie van Defensie is een bijdrage voor onderhoud infrastructuur. De bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken betreft dienstverlening op seismologisch gebied.

Omzet derden (bedragen x € 1.000)

Specificatie omzet derden

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Opbrengsten luchtvaart

9.288

9.232

9.116

9.001

9.001

9.001

9.001

Projecten extern gefinancierd

10.325

11.251

11.251

11.251

11.251

11.251

11.251

Dataverstrekkingen en licenties

693

693

693

693

693

693

693

Overige opbrengsten

698

4.863

3.194

3.502

3.460

3.625

3.626

Totaal

21.004

26.039

24.254

24.447

24.405

24.570

24.571

Opbrengsten luchtvaart zijn inkomsten uit een drietal tarieven die via Eurocontrol of LVNL bij luchtvaartmaatschappijen in rekening worden gebracht. Projecten extern gefinancierd bestaat uit gelden van de Europese Unie, ESA/Estec, Universiteiten en NSO ter financiering van onderzoeksprojecten in de meteorologie en seismologie. De opbrengsten dataverstrekking en licenties bestaan uit ontvangsten van voornamelijk weerproviders voor door het KNMI aan hen geleverde meteorologische data. De overige opbrengsten betreffen diverse opbrengsten, deels lopende contracten en deels nog te realiseren.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

(bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Gem. aantal fte's

372

387

387

387

387

387

387

Eigen personeelskosten

30.478

31.554

29.697

29.573

29.571

29.525

29.525

Inhuur

2.306

901

500

500

500

500

500

Ten opzichte van de begroting 2017 zijn de kosten voor inhuur gestegen. De stijging van de inhuurkosten wordt enerzijds veroorzaakt doordat een aantal vacatures minder snel is ingevuld dan gedacht. Anderzijds kon een deel van de projecten niet worden uitgevoerd door medewerkers die reeds in dienst zijn van het KNMI door de hiervoor benodigde specifieke kennis. Ten opzichte de realisatie 2016 zijn de inhuurkosten gedaald. Deze daling komt voort uit genomen maatregelen om de inhuurkosten te verlagen.

Materiele Apparaatskosten

De incidentele verhoging van de materiele apparaatskosten komt voort uit extra, project gerelateerde uitbestedingskosten.

Materiële Programmakosten

De stijging van de materiële programma uitgaven komt door hogere contributiekosten voor aardobservatie en hogere ICT kosten.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen voornamelijk afschrijvingen van waarneem- (regenradards en wolkenradars) en computerapparatuur (High Performance Computer en Massa opslagsysteem) en de afschrijvingskosten van een verbouwing.

Overige kosten

Dit betreffen de kosten voor de rentelasten voor aangegaane leningen in 2017.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht van het agentschap KNMI (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1.

Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekening

22.333

11.668

6.903

7.064

9.306

4.808

446

                 

2a.

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

4.939

2.114

2.091

2.171

2.133

2.297

2.297

2b.

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 13.642

– 6.878

– 982

1.070

– 5.582

– 5.583

– 179

2.

Totaal operationele kasstroom

– 8.703

– 4.764

1.109

3.241

– 3.449

– 3.286

2.118

                 

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 2.194

– 5.464

– 510

– 390

– 175

0

0

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

232

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.962

– 5.464

– 510

– 390

– 175

0

0

                 

4a.

Eenmalige uitkeringen aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

0

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

0

0

0

0

0

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

0

0

– 948

– 999

– 1.049

– 1.076

– 1.076

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+/+)

0

5.464

510

390

175

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

5.464

– 438

– 609

– 874

– 1.076

– 1.076

                 

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

11.668

6.903

7.064

9.306

4.808

446

1.488

 

(maximale roodstand 0,5 miljoen €)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en vooruitontvangen bedragen.

Investeringskasstroom

Investeringen vinden vooral plaats in waarneemapparatuur en computersystemen.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën betreft investeringen met een afschrijvingstermijn van 3 jaar of langer. Voor 2017 betreft het vooral investeringen in de uitbreiding van de rekencapaciteit (€ 3,6 miljoen) en waarneemapparatuur (€ 1,5 miljoen) waaronder de Radar. In de jaren daarna betreft het met name investeringen in de waarneem- en productieketen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Doelmatigheidsindicatoren KNMI

Omschrijving Generiek Deel

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Kostprijzen per product (groep)

             

– percentage overhead1

103

100

100

100

100

100

100

– fte's overhead1

92

107

107

107

107

107

107

               

Tarieven/uur1

95

91

91

91

91

91

91

               

Omzet per produktgroep

             

– Meteorologie

54.544

55.280

51.435

51.290

51.360

51.606

51.606

– Seismologie

2.096

3.175

2.120

2.121

2.011

1.900

1.900

– Aardobservatie

17.318

17.233

25.757

24.765

14.145

9.147

14.148

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

372

387

387

387

387

387

387

               

Saldo van baten en lasten (%)

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Algemene weersverwachtingen en adviezen

             

– afwijking min.temperatuur (°C)

0,44

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,36

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

0,26

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

             

– tijdigheid marifoonbericht (%)

98,9

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

X Noot
1

Geindexeerd: 2015 = 100

Toelichting

De verlaging van de agentschapsbijdrage voor de basistaken in de komende jaren zal voornamelijk worden gecompenseerd door hogere opbrengsten voor maatwerk. De tarieven per uur dalen ten opzichte van 2016 door een daling in de overheadkosten.

Agentschap Nederlandse Emissieautoriteit

Introductie

De missie van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) luidt: De Nederlandse Emissieautoriteit borgt als uitvoeringsorganisatie en toezichthouder dat bedrijven die deelnemen aan het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) en de wet- en regelgeving voor hernieuwbare energie vervoer en brandstoffen luchtverontreiniging, voldoen aan hun verplichtingen. Dat doet de NEa door bedrijven te informeren, te adviseren en door toezicht te houden.

Producten en diensten

De uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap NEa valt onder de eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa dat als zodanig een ZBO is. Het gaat daarbij waar het emissiehandel betreft om het verlenen en actualiseren van emissievergunningen, het onderhouden van het CO2-register en toezicht en handhaving van de wetgeving. Voor wat betreft biobrandstoffen gaat het om uitvoering en toetsing van de Richtlijnen Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit.

Begroting van baten en lasten van de NEa voor het jaar 2018

De begroting van baten en lasten (bedragen x € 1.000) voor het jaar 2018 van de Nederlandse Emissieautoriteit
 

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Baten

             

Omzet IenM

8.149

8.555

6.789

6.789

6.789

6.789

6.789

Omzet overige departementen

   

184

189

189

189

189

Omzet derden

             

Rentebaten

             

Totaal baten

8.149

8.555

6.973

6.978

6.978

6.978

6.978

               

Lasten

             

apparaatskosten

6.681

8.205

6.669

6.676

6.718

6.718

6.718

– personele kosten

5.412

6.188

5.423

5.413

5.393

5.393

5.393

* waarvan eigen personeel

4.685

5.454

4.608

4.603

4.603

4.603

4.603

* waarvan externe inhuur

586

340

515

510

490

490

490

* waarvan overige personele kosten

141

394

300

300

300

300

300

– materiële kosten

1.269

2.017

1.246

1.263

1.325

1.325

1.325

* waarvan apparaat ICT

175

815

448

448

448

448

448

* waarvan bijdrage aan SSO's

461

677

502

502

502

502

502

* waarvan overige materiële kosten

633

525

296

313

375

375

375

rentelasten

8

8

4

2

0

0

0

afschrijvingskosten

739

342

300

300

260

260

260

– materieel

2

2

         

* waarvan apparaat ICT

2

2

         

– immaterieel

737

340

300

300

260

260

260

Totaal lasten

7.428

8.555

6.973

6.978

6.978

6.978

6.978

               

Saldo van baten en lasten

721

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM is een vergoeding voor het leveren van producten en diensten betreffende wettelijke- en niet wettelijke taken vanuit ETS en werkzaamheden voortkomend uit de Richtlijnen voor hernieuwbare energie en brandstoffenkwaliteit.

De omzet IenM bestaat deels (voor € 428.000) uit inzet van balansmiddelen omdat de opdrachtsom voor 2017 aangepast is vanwege een verrekening tussen de opdrachtgever en de NEa.

Specificatie omzet IenM (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Artikel 19 Klimaat

8.127

6.789

6.789

6.789

6.789

6.789

Inzet middelen balans

428

         

Totaal

8.555

6.789

6.789

6.789

6.789

6.789

Omzet overige departementen

De post omzet overige departementen betreft vergoedingen voor diensten van NEa medewerkers aan andere overheidsorganisaties.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

Personele kosten (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Aantal fte’s

49

57

57

57

57

57

57

Eigen personeelskosten

4.826

5.848

4.908

4.903

4.903

4.903

4.903

Inhuur

586

340

515

510

490

490

490

Overige personele kosten

De overige personele kosten omvatten onder andere de vacatiegelden voor het bestuur, de kosten van vorming en opleiding en de reiskosten binnen- en buitenland.

Materiële kosten

De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT beheer- en onderhoudskosten, communicatie en facilitaire kosten.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over het jaar 2018 van het agentschap NEa (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1. Rekening-courant RHB 1 januari

578

1.713

1.076

1.086

1.096

1.106

1.116

               

2a. Totaal ontvangsten operationele kasstroom

1.946

342

300

300

260

260

260

2b. Totaal uitgaven operationele kasstroom

– 29

0

0

0

0

0

0

2. Totaal operationele kasstroom

1.917

342

300

300

260

260

260

               

3a. totaal investeringen (–/–)

– 242

– 750

         

3b. totaal desinvesteringen (+)

             

3. Totaal investeringskasstroom

– 242

– 750

0

0

0

0

0

               

4a. eenmalige uitkering aan moederdepart. (–/–)

 

– 639

         

4b. eenmalige storting door moederdepart. (+)

             

4c. aflossingen op leningen (–/–)

– 540

– 340

– 290

– 290

– 250

– 250

– 250

4d. beroep op leenfaciliteit (+)

 

750

         

4. Totaal financieringskasstroom

– 540

– 229

– 290

– 290

– 250

– 250

– 250

               

5. Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

1.713

1.076

1.086

1.096

1.106

1.116

1.126

(maximale roodstand € 0,5 miljoen)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en vooruitontvangen bedragen.

Investeringskasstroom

De investering betreft de doorontwikkeling van het Register Energie voor vervoer.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit wordt gedaan voor de doorontwikkeling van het Register Energie voor vervoer.

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft het, op basis van de Regeling agentschappen, uitkeren van het surplus van het eigen vermogen aan de eigenaar.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Uitgangspunt van de NEa is dat zij op een doelmatige wijze haar rol als bevoegd gezag voor emissiehandel en voor Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit binnen Nederland vervult. In onderstaande tabel zijn de indicatoren voor de komende jaren weergegeven.

Doelmatigheidsindicatoren

Realisatie 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Kostprijzen per product (x € 1):

             

Naleving ETS (per broeikasgasinstallatie)

10.311

10.253

9.516

9.516

9.516

9.516

9.516

Naleving EV (per deelnemersrol)

12.537

11.031

10.704

10.704

10.704

10.700

10.700

               

Marginale tarieven per uur (x € 1):

             

Laag

74

69

69

68

68

68

68

Midden

94

90

90

90

90

90

90

Hoog

120

106

106

106

105

105

105

               

FTE totaal (excl. externe inhuur)

49

60

62

62

62

62

62

               

Omzet per productgroep (x € 1.000)

             

Naleving ETS

4.743

4.614

4.282

4.282

4.282

4.273

4.273

Nationale Verplichtingen onder EU en VN

123

119

120

120

120

120

120

Naleving EV

2.207

2.361

2.248

2.248

2.248

2.258

2.258

Advies, ontwikkeling en implementatie EV

329

1.146

139

139

139

139

139

Overige

747

315

184

189

189

189

189

Totaal

8.149

8.555

6.973

6.978

6.978

6.978

6.978

               

Saldo van baten en lasten (%)

8,8%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Kwaliteitsindicatoren

             

Naleving ETS

             

Vergunningaanvragen binnen wettelijke termijn afgehandeld

100%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

Meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld

93%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

BKG's waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden

12%

           

Uitvoering jaarlijks toezichtprogramma

 

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

92%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

               

Naleving EV

             

Opleveringsdatum rapportage Naleving jaarverplichting HEV en brandstoffen luchtverontreiniging

15 jul

< 15 juli

< 15 juli

< 15 juli

< 15 juli

< 15 juli

< 15 juli

Deelnemers waarvoor toezichtsactiviteit heeft plaatsgevonden

15%

           

Uivoering jaarlijks toezichtprogramma

 

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

85%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

               

Algemeen

             

Aantal formele klachten

0

0

0

0

0

0

0

Aantal gegronde bezwaarprocedures waarbij de NEa onjuist heeft gehandeld

0

0

0

0

0

0

0

Aantal fraude gevallen EU-register die NEa had kunnen voorkomen

0

0

0

0

0

0

0

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

48%

>60%

>65%

>70%

>70%

>70%

>70%

Toelichting

Naleving ETS

Het gaat hier om het percentage meldingen en vergunningen dat binnen de wettelijke termijn van acht weken is afgehandeld.

Naleving EV

Het gaat hier om het percentage van het totaal aantal tijdig opgeleverde rapportages naleving jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en brandstoffen luchtverontreiniging.

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

Hieronder wordt verstaan het percentage van het totaal aantal directe uren gedeeld door het totaal aantal gewerkte uren van alle medewerkers (primair en secundair proces). Gewerkte uren is gelijkgesteld aan de beschikbare productieve uren op jaarbasis, zoals vastgesteld in de tarievennotitie.

6. BIJLAGEN

BIJLAGE 1 ZBO’S EN RWT’S

Naam organisatie1

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel(en)

Begrotingsraming2

(x € 1.000)

Verwijzing naar website RWT/ZBO3

Hyperlink

uitgevoerde

evaluatie zbo onder kaderwet

APK-erkenninghouders

 

X

Keuren motorvoertuigen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatie n.v.t.

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Straling (ANVS)

X

X

Uitvoeren werkzaamheden op het vlak van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, vervoer van radioactieve stoffen en radioactief afval, stralingsincidenten en beveiliging en safeguards.

97.01

n.v.t.

www.autoriteitnvs.nl

De ANVS is een zbo sinds 1 juli 2017.

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)*

X

X

Afnemen div. mobiliteitsexamens

14.02

917

www.cbr.nl

Wettelijke evaluatie vindt plaats in 2017

College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

X

X

Besluitvorming omtrent de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden in Nederland

22.01

697

www.ctgb-wageningen.nl

Evaluatie n.v.t. (EZ)

Commissie m.e.r.

X

 

Adviseert over de inhoud en kwaliteit van milieueffectrapporten

13.04

0

www.commissiemer.nl

Evaluatie n.v.t.

Dienst voor het Kadaster en de openbare registers*

X

X

Het bijhouden van de openbare registers en kadastrale registratie en het cartografisch weergeven van geografische basisgegevens. Het verstrekken van inlichtingen aan belanghebbenden

13.02

25.523

www.kadaster.nl

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2015/12/17/wettelijke-evaluatie-kadaster

Dienst voor het Wegverkeer (RDW)*

X

X

Keuren en registreren voertuigen/onderdelen

14

n.v.t.

www.rdw.nl

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/12/12/aanbieding-rapport-wettelijke-evaluatie-aan-tweede-kamer

Havenbeheerders

 

X

Zorgdragen voor ontvangstinrichtingen voor scheepsafval

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatie n.v.t.

Stichting VAM (IBKI)*

X

X

Afnemen examen rijinstructeur, APK-keurmeester

n.v.t.

n.v.t.

www.ibki.nl

Evaluatie n.v.t.

Keuringsartsen Scheepvaart

 

X

Medische keuring

n.v.t.

n.v.t.

www.ilent.nl

Evaluatie n.v.t.

Keuringsinstanties Pleziervaartuigen

 

X

Keuren pleziervaartuigen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatie n.v.t.

Keuringsinstanties Scheepsuitrusting

 

X

Keuren scheepsuitrusting

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatie n.v.t.

KIWA

X

 

Vergunningverlening voor ILT

div.

n.v.t.

www.kiwa.nl

Evaluatie n.v.t.

Klassebureaus art. 6 Schepenwet en art. 6 en 3.1 Schepenbesluit 1965 en Binnenvaart

X

X

Classificeren van schepen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatie n.v.t.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)*

X

X

Luchtverkeersbegeleiding

17

n.v.t.

www.lvnl.nl

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2014/11/17/rapport-wettelijke-evaluatie-luchtverkeersleiding-nederland

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)*

 

X

Ondersteunen van de uitvoering van emissiehandel en de inzet van hernieuwbare energie in het vervoer en transport en het toezicht op de naleving van de regels op deze terreinen

19.01

n.v.t.

www.emissieautoriteit.nl

Wettelijke evaluatie vindt plaats in 2017

Nederlands Loodswezen BV

X

 

Faciliteren beloodsen schepen

18.01

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Evaluatie n.v.t.

Nederlandse Loodsencorporatie (NLC)

div

div

Beloodsen van schepen

18.01

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Evaluatie n.v.t.

ProRail

X

 

Beheren spoorinfrastructuur

13. IF

2.190.386

www.prorail.nl

Evaluatie n.v.t.

Regionale Loodsencorporaties (RLC’s)

X

X

Beloodsen van schepen

18.01

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Evaluatie n.v.t.

Rijkshavenmeester Rotterdam en Amsterdam

X

X

Havenverkeersleiding

n.v.t.

n.v.t.

www.portofrotterdam.com

Evaluatie n.v.t.

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

X

 

Het op verzoek van de bestuursrechter uitbrengen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade

98

5.227

www.stab.nl

Evaluatie n.v.t.

Stichting Airport Coordination Netherlands (SACN)*

 

X

Slottoewijzing luchtvaart

n.v.t.

n.v.t.

www.slotcoordination.nl

Evaluatie n.v.t.

Stichting Buisleidingenstraat Nederland (LSNed)

x

 

LSNed beheert een obstakelvrij leidingentracé tussen de industriegebieden van Rotterdam en Moerdijk, in de richting van Vlissingen en Antwerpen.

n.v.t.

n.v.t.

www.lsned.nl

Evaluatie n.v.t.

De Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO)*

X

X

Verlenen en intrekken van vergunningen en machtigingen

n.v.t.

n.v.t.

www.niwo.nl

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2013/05/17/rapportage-wettelijke-evaluatie-niwo

Per 1 januari 2017 omgevormd tot publiek-rechtelijk zbo.

Stichting Scheepsafvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB)

X

 

Afgeven olieafgifteboekje

18

n.v.t.

www.sabni.nl

Evaluatie n.v.t.

Stichting Vaarbewijs- en Marifoonexamens (VAMEX)*

X

X

Afnemen examen klein vaarbewijs

n.v.t.

n.v.t.

www.vamex.nl

Evaluatie n.v.t.

X Noot
1

Organisaties met een (*) zijn onder de werking van de Kaderwet zbo’s gebracht. Een groot aantal organisaties is deeltijd-zbo/rwt.

X Noot
2

Het overgrote deel van de onder IenM ressorterende zbo’s en rwt’s wordt gefinancierd vanuit tarieven.

X Noot
3

Voor de algemene toezichtvisie en ministeriële regelingen en sturingsvisies op zbo’s, zie: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ienm/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/03/07/toezichtvisie-ienm-2013–2017-verantwoorde-uitvoering.html

BIJLAGE 2 VERDIEPINGSBIJLAGE

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

11

Integraal waterbeleid

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

56.206

41.518

41.723

41.734

42.004

40.179

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 569

1.972

1.082

1.082

282

– 18

Nieuwe mutaties

794

1.496

1.505

1.496

1.688

1.714

Stand ontwerpbegroting 2018

56.431

44.986

44.310

44.312

43.974

41.875

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1 000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

11.01

Algemeen waterbeleid

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

1.015

612

621

602

1.834

1.860

2.

GeoCentrifuge

 

1.030

1.030

1.040

   

3.

SZW: Compensatie Kinderopvang

– 1.263

         
 

Diversen

491

– 146

– 146

– 146

– 146

– 146

11.02

Waterveiligheid

           

11.03

Grote oppervlaktewateren

           
 

Diversen

574

         

11.04

Waterkwaliteit

           
 

Diversen

– 23

         
               

Totaal

794

1.496

1.505

1.496

1.688

1.714

Ad 1. Dit betreft de toedeling van de prijsbijstelling tranche 2017 voor Hoofdstuk XII.

Ad 2. In de jaren 2018 – 2020 wordt jaarlijks een subsidie van circa € 1 miljoen verstrekt aan Deltares voor de bouw van een nieuwe GeoCentrifuge. De GeoCentrifuge van Deltares wordt gebruikt voor onderzoek naar het gedrag van slappe bodems en is van groot belang voor onderzoek aan dijken en natte en droge infrastructuur. De subsidie wordt gedekt vanuit het DF artikel 1.03 Investeren in de waterveiligheid.

Ad 3. Overboeking aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Conform afspraak wordt het restbudget betreffende de subsidieregeling «Compensatie kinderopvang» voor waterschappen jaarlijks teruggeboekt naar SZW. In 2017 zijn er geen nieuwe aanvragen ontvangen.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

11

Integraal waterbeleid

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

3.000

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

43

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018

3.043

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

13

Ruimtelijke ontwikkeling

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

102.337

98.885

90.561

98.258

186.528

188.843

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

53.232

27.625

11.096

5.138

– 395

– 275

Nieuwe mutaties

164

4.986

70

620

220

100

Stand ontwerpbegroting 2018

155.733

131.496

101.727

104.016

186.353

188.668

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

13.01

Ruimtelijke instrumentarium

           

1.

Hydrologische maatregelen

 

600

       

2.

Subsidie BGT

       

– 1.000

 

3.

BZK: bijdrage Gouden Piramide

 

100

50

50

   
 

Diversen

476

         

13.02

Geo-informatie

           

4.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

200

450

400

450

100

100

2.

Subsidie BGT

1.000

         
 

Diversen

17

89

120

120

120

 

13.03

Gebiedsontwikkeling

           

1.

Hydrologische maatregelen

 

– 600

       

5.

Grondverkoop tbv hydrologische maatregelen

 

5.000

       
 

Diversen

190

         

13.04

Ruimtegebruik bodem

           

6.

Aanvulling opdracht NEN 2017

– 138

– 92

       

7.

GF: Verontreiniging Griftpark Utrecht

– 500

– 500

– 500

     

2.

Subsidie BGT

– 1.000

     

1.000

 
 

Diversen

284

         

13.05

Eenvoudig beter

           
 

Diversen

– 365

– 61

0

0

0

0

               

Totaal

164

4 986

70

620

220

100

Ad 1. Bij NJN 2016 zijn er door middel van een kasschuif tussen 2016 en 2018 binnen artikel 13 vanuit de projecten BIRK en NOVI middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van hydrologische maatregelen door provincies. Dit was mogelijk omdat bij BIRK en NOVI vertraging optrad. Dit wordt gefaciliteerd middels een kasschuif tussen 2016 en 2018. Met deze mutatie worden de middelen in 2018 teruggeboekt. De omvang van BIRK en NOVI wijzigt hiermee niet.

Ad 2. Voor de afronding van de transitie van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) wordt in 2017 een laatste subsidie toegekend aan het Samenwerkingsverband van Bronhouders BGT (SVG-BGT) en het Landelijk Samenwerkingsverband Grootschalige Basiskaart Nederland (LSV- GBKN). Dekking van de vindt plaats middels een kasschuif tussen de bevoorschotting van het Kadaster. De middelen worden in 2021 teruggeheveld naar het Kadaster. Daarnaast worden middelen overgeheveld vanuit de Bedrijvenregeling, waar voor een lager bedrag aan subsidievaststellingen is ontvangen.

Ad 3. Dit betreft een bijdrage van het Ministerie van BZK ten behoeve van het programma Gouden Piramide.

Ad 4. Dit betreft de toedeling van de prijsbijstelling tranche 2017 voor Hoofdstuk XII.

Ad 5. Conform bestuurlijke afspraken uit het Begrotingsakkoord 2013 wordt in totaal € 30 miljoen vrijgemaakt vanuit de opbrengsten van grondverkopen ten behoeve van hydrologische maatregelen door provincies. Deze mutatie betreft de opbrengsten uit de grondverkoop door EZ (RVO) in relatie tot de bufferzones die ingezet worden ten behoeve van hydrologische maatregelen.

Ad 6. De opdrachtverlening aan de NEN wordt verantwoord op artikel 21. Vanuit de andere artikelen wordt voor aanvullingen op deze opdracht budget overgeboekt naar artikel 21. De aanvullende verplichting wordt aangegaan in 2017, waarvan het kaseffect 60% betrekking heeft op 2017 en 40% betrekking heeft op 2018.

Ad 7. Vanuit Ruimtegebruik Bodem wordt een aanvullend budget voor de periode 2017 – 2019 toegekend aan de gemeente Utrecht. Deze middelen worden gebruikt om specifiek onderzoek te verrichten naar de bodemverontreiniging van het Griftpark ten einde besluiten te kunnen nemen over de mogelijke afbouw van de huidige monitoring en overige kostbare maatregelen om de risico’s vanwege de verontreiniging te beheersen.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

13

Ruimtelijke ontwikkeling

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

3.824

3.824

3.824

3.824

3.824

3.824

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

5.000

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

268

5.000

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018

9.092

8.824

3.824

3.824

3.824

3.824

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Ontvangsten

2017

2018

2019

2020

2021

2022

13.09

           

1.

Eindafrekening subsidie Mooi Nederland

268

         

2.

Opbrengsten Grondverkoop EZ/ naar Provinciefonds tbv hydrologische maatregelen

 

5.000

       

Totaal

0

5.000

0

0

0

0

Ad 1. Dit betreft de eindafrekening van de subsidietoekenning verstrekt in het kader van het programma Mooi Nederland aan Stichting Beschermers Amstelland. Bij de eindafrekening bleken de werkelijk gemaakte kosten lager te zijn dan de voorgeschoten bedragen. Het teveel betaalde bedrag is teruggevorderd.

Ad 2. Conform bestuurlijke afspraken uit het Begrotingsakkoord 2013 wordt in totaal € 30 miljoen vrijgemaakt vanuit de opbrengsten van grondverkopen ten behoeve van hydrologische maatregelen door provincies. Deze mutatie betreft de opbrengsten uit de grondverkoop door EZ (RVO) in relatie tot de bufferzones die ingezet worden ten behoeve van hydrologische maatregelen.

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

14

Wegen en verkeersveiligheid

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

34.406

28.357

27.466

27.657

29.216

29.241

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

11.215

6.304

5.220

4.442

0

0

Nieuwe mutaties

1.874

2.064

1.612

728

276

– 588

Stand ontwerpbegroting 2018

47.495

36.725

34.298

32.827

29.492

28.653

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

14.01 Netwerk

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

1.153

650

537

480

430

432

2.

Onderwerken graanresten

 

– 870

– 865

– 472

– 495

– 489

3.

Beter Benutten

 

1.500

1.500

     
 

Diversen

340

602

258

538

159

– 713

14.02 Veiligheid

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

192

182

182

182

182

182

4.

Eindejaarsmarge

189

         

Totaal

1.874

2 064

1.612

728

276

– 588

Ad 1. Dit betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2017 voor Hoofdstuk XII.

Ad 2. Voor de periode 2018 – 2022 is het voornemen dat wederom een subsidieregeling van kracht wordt op grond waarvan een vergoeding verstrekt kan worden voor het versneld onderwerken van graanresten om het risico van vogelaanvaringen op Schiphol te reduceren. Dekking vindt plaats middels overheveling van budget uit diverse artikelen.

Ad 3. In het kader van de ombouw programmadirectie Beter Benutten, wordt ingezet op het doorzetten van de werkwijze van Beter Benutten, innovatie en ITS als primaire activiteit. Dit betreft een beperkt startbudget voor de voor de periode 2018- 2019.

Ad 4. Betreft mutatie in het kader van de opgevraagde eindejaarmarge voor financiering van overlopende verplichtingen uit 2016.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

14

Wegen en verkeersveiligheid

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

           

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2018

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Ontvangsten

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal

0

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

16

Spoor

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

32.910

12.215

13.095

13.615

14.085

14.159

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 2.198

6.015

410

556

510

426

Nieuwe mutaties

6.089

392

– 363

– 254

– 358

– 351

Stand ontwerpbegroting 2018

36.801

18.622

13.142

13.917

14.237

14.234

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

16.01 Spoor

           

1.

Prijsbijstelling tranche 2017

34

34

34

34

34

34

2.

Eindejaarsmarge

5.823

         

3.

Onderwerken graanresten

 

– 268

– 311

– 192

– 261

– 257

 

Diversen

232

626

– 86

– 96

– 131

– 128

               

Totaal

6.089

392

– 363

– 254

– 358

– 351

Ad 1. Dit betreft de toedeling van de prijsbijstelling tranche 2017 voor Hoofdstuk XII.

Ad 2. Betreft mutatie in het kader van de opgevraagde eindejaarmarge voor financiering van overlopende verplichtingen uit 2016.

Ad 3. Voor de periode 2018 – 2022 is het voornemen dat wederom een subsidieregeling van kracht wordt op grond waarvan een vergoeding verstrekt kan worden voor het versneld onderwerken van graanresten om het risico van vogelaanvaringen op Schiphol te reduceren. Dekking vindt plaats middels overheveling van budget uit diverse artikelen.

Ontvangsten (bedragen x € 1.000)

16

Spoor

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

2.702

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2018

2.702

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Ontvangsten

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal

0

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 17 Luchtvaart
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

17

Luchtvaart

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

14 049

13 165

13 157

10 966

8 652

8 662

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 31

291

291

– 302

– 499

– 499

Nieuwe mutaties

5 160

1 706

2 283

832

1 028

1 080

Stand ontwerpbegroting 2018

19 178

15 162

15 731

11 496

9 181

9 243

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

17.01

Luchtvaart

           

1.

Area Develpment Twente

900

         

2.

Kasschuiven geluidsisolatie

– 957

 

957

     

3.

Schadeclaims Schiphol

2.000

         

4.

Onderwerken graanresten

 

1.570

1.586

881

833

821

5.

Eindejaarsmarge

2.877

         
 

Diversen

340

136

– 260

– 49

195

259

Totaal

5.160

1.706

2.283

832

1.028

1.080

Ad 1. Er worden uitgaven gedaan ten behoeve van de subsidie Area Development Twente (ADT). Deze subsidie vloeit voort uit het amendement Koopmans (Tweede Kamer 2007–2008, 31 200 XII, nr. 60) waarmee tevens invulling wordt gegeven aan de afspraken uit de Bestuursovereenkomst Gebiedsontwikkeling Vliegveld Twente (Bijlage bij Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 936, nr. 17).

Ad 2. Dit betreft een kasschuif in het kader van te dekken kosten voor de klachtafhandeling geluidsisolatie en veiligheidssloopzones.

Ad 3. Dit betreft de kosten ten behoeve van schadeclaims Schiphol.Om de kosten te kunnen dekken voor (schade)claims, zijn eerder middels de MTOW heffing gelden ontvangen voor de behandeling en uitkering van schadeclaims. De MTOW-heffing is in 2016 stop gezet.

Ad 4. Voor de periode 2018 – 2022 is het voornemen dat wederom een subsidieregeling van kracht wordt op grond waarvan een vergoeding verstrekt kan worden voor het versneld onderwerken van graanresten om het risico van vogelaanvaringen op Schiphol te reduceren. Dekking vindt plaats middels overheveling van budget uit diverse artikelen.

Ad 5. Betreft mutatie in het kader van de opgevraagde eindejaarmarge voor financiering van overlopende verplichtingen uit 2016.

Ontvangsten (bedragen x € 1.000)

17

Luchtvaart

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

325

325

325

325

325

325

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

833

790

790

197

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

140

210

280

350

Stand ontwerpbegroting 2018

1.158

1.115

1.255

732

605

675

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Ontvangsten

2017

2018

2019

2020

2021

2022

 

Diversen

0

0

140

210

280

350

Totaal

0

0

140

210

280

350

Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

18

Scheepvaart en havens

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

27.752

17.315

14.197

11.222

4.738

4.742

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

3.611

– 373

– 496

– 564

– 467

– 467

Nieuwe mutaties

190

8.454

315

374

386

388

Stand ontwerpbegroting 2018

31.553

25.396

14.016

11.032

4.657

4.663

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

18.01

Scheepvaart en havens

           

1.

Caribisch Nederland havenprojecten

 

8.705

       

2.

Onderwerken graanresten

 

– 432

– 410

– 217

– 77

– 75

3.

Eindejaarsmarge

500

         
 

Diversen

– 310

181

725

591

463

463

Totaal

190

8.454

315

374

386

388

Ad 1. Voor de havenprojecten Caribisch Nederland is een reservering van € 12 miljoen vanuit de investeringsruimte Vaarwegen getroffen. Hiervan wordt € 8,7 miljoen overgeheveld naar begroting Hoofdstuk XII ten behoeve van de realisatie van de renovatie haveninfrastructuur Bonaire.

Ad 2. Voor de periode 2018 – 2022 is het voornemen dat wederom een subsidieregeling van kracht wordt op grond waarvan een vergoeding verstrekt kan worden voor het versneld onderwerken van graanresten om het risico van vogelaanvaringen op Schiphol te reduceren. Dekking vindt plaats middels overheveling van budget uit diverse artikelen.

Ad 3. Betreft mutatie in het kader van de opgevraagde eindejaarmarge voor financiering van overlopende verplichtingen uit 2016.

Ontvangsten (bedragen x € 1.000)

18

Scheepvaart en havens

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

700

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2018

700

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Ontvangsten

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal

0

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 19 Klimaat
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

19

Klimaat

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

61.434

56.602

54.216

53.147

53.817

53.846

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

17.526

8.669

3.465

3.316

2.563

2.493

Nieuwe mutaties

– 2.056

1.644

6.997

1.473

1.758

1.543

Stand ontwerpbegroting 2018

76.904

66.915

64.678

57.936

58.138

57.882

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

19.01

Tegengaan klimaatverandering

           

1.

Bijdrage DGMI extra taken NEA

375

0

0

0

0

0

2.

Brandstoffenvisie

– 4.956

– 801

5.543

0

214

0

 

Diversen

337

– 203

0

0

0

0

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

           

3.

Financiële planning subsidies Interreg

– 602

1.180

0

0

0

0

4.

Loon – en Prijsbijstelling 2017

1.217

1.563

1.356

1.375

1.446

1.445

5.

Meerjarenraming opdracht RVO

0

536

536

536

536

536

6.

Opdracht RIVM 2017

1.573

0

0

0

0

0

7.

Opdracht RVO 2017

656

0

0

0

0

0

8.

Opdrachtenbudget RWS

– 1.098

0

0

0

0

0

 

Diversen

442

– 631

– 438

– 438

– 438

– 438

Totaal

– 2.056

1.644

6.997

1.473

1.758

1.543

Ad 1. Dit betreft de bijdrage aan de financiering van de uitvoering van extra taken door de NEA. De NEa heeft voor de uitvoering van enkele Europese richtlijnen (FQD/ILUC-richtlijnen) extra middelen nodig.

Ad 2. De brandstofvisie vormt een belangrijk onderdeel van het Energieakkoord. Met de uitvoering van de brandstofvisie worden de komende paar jaar de randvoorwaarden gecreëerd voor langere termijn C02-reductie. Een gedeelte van de middelen voor de brandstofvisie komt niet tot betaling in 2017 en wordt doorgeschoven naar latere jaren. Het kasritme sloot niet aan op de geplande uitgaven van de brandstofvisie en om die reden wordt een gedeelte van de middelen doorgeschoven naar latere jaren. Het doorschuiven is ook noodzakelijk in verband met het feit dat de regeling naar verwachting in september wordt gepubliceerd en er tijd nodig is om projecten te beoordelen, de middelen komen dan nog niet in 2017 tot betaling.

Ad 3. Voor de uitvoering van de lopende Interreg-subsidieregelingen (PSR en CETSI) is op basis van de ervaringen uit afgelopen periode een nieuwe financiële planning gemaakt. Deze betreft zowel de verplichtingen (vastleggen van de gepubliceerde en nog te publiceren subsidieplafonds voor de CETSI-regeling) als de uitgaven (betalingen op zowel de PSR- als de CETSI-subsidies).

Ad 4. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2017.

Ad 5. De gecoördineerde opdrachtverlening aan RVO wordt verantwoord op artikel 19. Vanuit de andere artikelen worden voor opdrachten aan het RVO uit het opdrachtenbudget middelen overgeheveld naar artikel 19.

Ad 6. De gecoördineerde opdrachtverlening aan RIVM wordt verantwoord op artikel 19. Vanuit de andere artikelen worden voor opdrachten aan RIVM uit het opdrachtenbudget middelen overgeheveld naar artikel 19.

Ad 7. De gecoördineerde opdrachtverlening aan RVO wordt verantwoord op artikel 19. Vanuit de andere artikelen worden voor opdrachten aan het RVO uit het opdrachtenbudget middelen overgeheveld naar artikel 19.

Ad 8. Dit betreft een actualisering van de opdrachtbudgetten aan RWS. De actualisatie heeft het gevolg dat een aantal opdrachtbudgetten aan RWS worden overgeheveld naar andere artikelen.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

19

Klimaat

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

226.500

224.000

224.000

224.000

224.000

224.000

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

3.900

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2017

230.400

224.000

224.000

224.000

224.000

224.000

Beleidsartikel 20 Lucht en Geluid
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

20

Lucht en geluid

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

30.402

43.543

31.475

31.488

31.476

31.496

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 11.899

– 8.499

– 3.415

– 3.266

– 2.563

– 2.493

Nieuwe mutaties

– 522

– 315

– 165

– 165

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018

17.981

34.729

27.895

28.057

28.913

29.003

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

           

1.

Duurzaamheid Service Level Agreement

– 255

– 150

0

0

0

0

2.

Opdracht RWS

– 267

0

0

0

0

0

3.

PBL: Rekenmeesterfunctie DGMI-deel

0

– 165

– 165

– 165

   

Totaal

– 522

– 315

– 165

– 165

0

0

Ad 1. Ten behoeve van de verduurzaming van de SLA (Service Level Agreement) stelt DGMI € 2 miljoen beschikbaar aan Rijkswaterstaat. De bijdrage wordt naar rato van de opdrachtbudgetten over de artikelen van DGMI verdeeld.

Ad 2. Dit betreft een actualisering van de opdrachtbudgetten aan RWS. De actualisatie heeft het gevolg dat een aantal opdrachtbudgetten aan RWS worden overgeheveld naar artikel 19.

Ad 3. De overdracht van de rekenmeesterfunctie van het ECN naar PBL. Met deze mutatie wordt het IenM-aandeel in de opdracht aan het PBL verstrekt.

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

21

Duurzaamheid

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

20.900

20.664

18.231

18.681

19.028

18.785

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

1.649

– 707

– 605

– 605

– 723

– 723

Nieuwe mutaties

785

– 238

119

119

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018

23.334

19.719

17.745

18.195

18.305

18.062

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

           

1.

RVO Nederland Circulair

– 1.100

– 1.100

0

0

0

0

 

Diversen

0

0

400

400

400

0

21.05

Duurzame productketens

           

2.

Bijdrage departementen aan MVI/BZK

119

119

119

119

0

0

3.

RVO Nederland Circulair

1.100

1.100

0

0

0

0

 

Diversen

338

– 8

0

0

0

0

21.06

Natuurlijk kapitaal

           
 

Diversen

328

– 349

– 400

– 400

– 400

0

Totaal

785

– 238

119

119

0

0

Ad 1. RVO is gemandateerd voor het verstrekken van incidentele subsidies in het kader van het programma Nederland Circulair en CIRCO. RVO krijgt daarvoor de beschikking over een subsidiebudget. In 2017 worden de verplichtingen aangegaan, de uitgaven worden gedaan in 2017 en 2018. Voor het verstrekken van deze subsidie wordt er budget vanuit de programmauitgaven naar de budgetplaats voor subsidies te worden overgeboekt

Ad 2. Bijdrage van Ministerie van BZK aan programma Maatschappelijk Verantwoord Inkopen dat door Ministerie van IenM wordt gecoördineerd. Het programma loopt tot en met 2020.

Ad 3. Zie ad 1.

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

22

Omgevingsveiligheid en milieurisico's

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

33.780

51.115

55.411

62.683

63.159

63.200

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

9.587

682

682

– 4.318

– 5.604

682

Nieuwe mutaties

4.814

– 16.860

– 7.036

– 536

– 750

– 536

Stand ontwerpbegroting 2018

48.181

34.937

49.057

57.829

56.805

63.346

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

22.01

Veiligheid chemische stoffen

           
 

Diversen

– 161

0

0

0

0

0

22.02

Veiligheid biotechnologie

           
 

Diversen

– 170

0

0

0

0

0

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

           

1.

RIVM Circulaire Economie

0

– 1.573

0

0

0

0

2.

RVO Circulaire economie

0

– 656

0

0

0

0

3.

Modernisering omgevingsveiligheid

1.000

0

– 1.000

0

0

0

4.

Subsidiebudget asbestdaken

3.714

2.000

– 5.500

0

– 214

0

5.

Opdracht RVO

0

– 536

– 536

– 536

– 536

– 536

6.

TNS-regeling

600

0

0

0

0

0

7.

Programma Impuls Omgevingsveiligheid

 

– 15.001

       
 

Diversen

– 169

– 1.094

0

0

0

0

Totaal

4.814

– 16.860

– 7.036

– 536

– 750

– 536

Ad 1. Dit betreffen mutaties in het kader van opdrachtverlening aan het RIVM. De uitgaven worden verantwoord op Artikel 19.

Ad 2. Dit betreffen mutaties in het kader van opdrachtverlening aan het RVO. De uitgaven worden verantwoord op Artikel 19.

Ad 3. Voor de werkzaamheden en activiteiten ten behoeve van de vernieuwing van de publicatiereeks gevaarlijke stoffen (PGS) en het aanwijzen van aandachtsgebieden zijn in 2017 middelen benodigd die in 2019 staan geraamd.

Ad 4. Het budget voor de subsidieregeling verwijderen asbestdaken wordt in 2017 en 2018 verhoogd om vertraging in de uitvoering te voorkomen. De financiering van de ophoging van dit budget in 2017 en 208 komt tot stand middels een kasschuif van budget.

Ad 5. De gecoördineerde opdrachtverlening aan RVO wordt verantwoord op artikel 19. Vanuit de andere artikelen worden voor opdrachten aan het RVO uit het opdrachtenbudget middelen overgeheveld naar artikel 19.

Ad 6. In 2007 is de regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom(TNS) ingesteld. Voor de uitkeringen in het kader van de TNS-regeling is het huidige jaar meer geld nodig.

Ad 7. Overboeking van de gelden voor het Programma Impuls Omgevingsveiligheid naar het Provinciefonds (BZK) en storting in het BTW-compensatiefonds (FIN).

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

22

Externe veiligheid en risico's

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

675

250

250

250

250

250

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

1.757

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2017

2.432

250

250

250

250

250

Beleidsartikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

41.719

44.782

48.752

38.259

38.268

38.268

Mutatie Amendement 2017

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 137

– 137

– 137

– 137

– 137

– 137

Nieuwe mutaties

1.074

5.863

867

742

– 4 244

756

Stand ontwerpbegroting 2018

42.656

50.508

49.482

38.864

33.887

38.887

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

23.01 Meteorologie en seismologie

       

1.

Aanpassing indiening KNMI apparaat en programma

440

340

300

300

300

300

 

Loon- en Prijsbijstelling tranche 2017

401

468

470

468

472

472

 

Overboeking KNMI

– 179

– 179

– 179

– 179

– 179

– 179

 

Data Scientist

208

         
 

Bijdrage eID

 

– 2

– 2

– 2

– 2

– 2

23.02 Aardobservatie

           
 

Loon- en Prijsbijstelling tranche 2017

204

242

284

161

171

171

 

Bijdrage eID

 

– 6

– 6

– 6

– 6

– 6

2.

Kasschuif Aardobservatie

 

5.000

   

– 5.000

 

Totaal

1.074

5.863

867

742

– 4.244

756

Ad 1. In het kader van de offerte 2017 heeft het opdrachtgeverberaad KNMI ingestemd met aanvullende middelen voor het ontsluiten van klimatologische informatie van het meteorologische dienst Curacao, het opbouwen van kennis over seismologie in de regio Caribisch Nederland, de vervanging van de high perfomance computer en dienstverlening voor veiligheidsregio's en waterschappen bij maatschappij ontwrichtend weer en/of calamiteiten vanaf GRIP2. Daar tegenover zijn enkele extensiveringen (o.a. de inzet van de beschikbare middelen voor energiekosten en Anders omgaan met data) afgesproken waaruit de intensiveringen gedeeltelijk kunnen worden gedekt.Ad 2. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2017.

Ad 2. Het betreft een kasschuif om de (tijdelijk) gestegen contributie EUMETSAT op te kunnen vangen. Op basis van een actuele raming van EUMETSAT is een kasschuif (€ 5 miljoen) van 2021 naar 2018 nodig om de budgettaire reeks in overeenstemming met de programmering te krijgen. Het KNMI kan dit niet via de balanspost opvangen, omdat deze in 2016 significant is afgenomen.

Beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

24

Handhaving en toezicht

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

109.561

106.755

106.783

106.785

106.801

106.801

Mutatie Amendement 2017

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 4.912

– 5.412

– 5.412

– 5.390

– 5.390

– 5.390

Nieuwe mutaties

2.110

1.971

1.993

1.987

1.989

1.990

Stand ontwerpbegroting 2018

106.759

103.314

103.364

103.382

103.400

103.401

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

24.01 Handhaving en toezicht

         

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

2.056

2.405

2.419

2.413

2.415

2.416

2.

KIWA

500

         

3.

Overboeking naar VenJ: Afpakken

– 22

– 27

– 27

– 27

– 27

– 27

4.

Overboeking naar BZK: eID

 

– 3

– 3

– 3

– 3

– 3

 

Diverse

– 424

– 404

– 396

– 396

– 396

– 396

Totaal

2.110

1.971

1.993

1.987

1.989

1.990

Ad 1. Dit betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2017 voor Hoofdstuk XII.

Ad 2. Het KIWA ondersteunt de ILT met certificatie-activiteiten. Wegens contracturele afspraken stijgen de vergunningtarieven die Kiwa bij de aanvragers in rekening brengt onvoldoende om de (stijgende) kosten van KIWA te dekken.

Ad 3. Deze mutatie houdt verband met de neerwaartse bijstelling van de ontvangstenreeks in het kader van de uitvoering van het programma «Afpakken» van het Ministerie van Veiligheid en Justitie door de ILT. Deze mutatie betreft een correctie van de ontvangsten vanuit VenJ welke ontstaat ten gevolge van de taakstelling bij VenJ.

Ad 4. Dit betreft de bijdrage van ILT aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van het eID-programma.

Beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

25

Brede doeluitkering

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

888.311

866.805

866.752

865.341

854.721

854.721

Mutatie Amendement 2017

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

26.738

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

15.228

14.783

14.795

14.737

14.556

14.558

Stand ontwerpbegroting 2018

930.277

881.588

881.547

880.078

869.277

869.279

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

25.01

Brede doeluitkering

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

15.228

14.783

14.795

14.737

14.556

14.558

Totaal

15.228

14.783

14.795

14.737

14.556

14.558

Ad 1. Dit betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2017 voor Hoofdstuk XII.

Beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

26

Bijdrage investeringsfondsen

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

6.168.329

6.597.992

6.732.281

6.880.418

7.013.510

7.061.467

Mutatie Amendement 2017

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 485.970

13.092

221.764

– 12.753

– 684

– 600

Nieuwe mutaties

– 345.049

– 15.749

4.584

147.690

119.221

117.706

Stand ontwerpbegroting 2018

5.337.310

6.595.335

6.958.629

7.015.355

7.132.047

7.178.573

Voor een specificatie van de nieuwe mutaties wordt verwezen naar de verdiepingsbijlage van de begroting van het Infrastructuurfonds (artikel 19) en het Deltafonds (artikel 6).

Niet-beleidsartikel 97 Algemeen Departement
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

97

Algemeen departement

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

50.480

50.839

50.195

49.900

49.841

49.841

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

98.105

5.344

5.364

5.364

5.364

5.364

Nieuwe mutaties

2.346

1.630

1.628

1.619

1.640

1.641

Stand ontwerpbegroting 2018

150.931

57.813

57.187

56.883

56.845

56.846

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

97.01 Algemeen departement

           

1

Toedeling Eindejaarsmarge

1.412

         

2

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

768

847

845

836

857

858

3

Overboeking aan BZK: bijdrage e-ID

 

– 9

– 9

– 9

– 9

– 9

4

Externe juridische expertise

 

792

792

792

792

792

 

Diverse

166

         

Totaal

2.346

1.630

1.628

1.619

1.640

1.641

Ad 1. Dit betreft de toebedeling van de eindejaarsmarge voor overlopende kas/verplichtingen uit 2016, die bij 1e suppletoire voorlopig technisch op artikel 99 is toegekend.

Ad 2. Dit betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2017 voor Hoofdstuk XII.

Ad 3. Door BZK is in kaart gebracht dat voor de stelselkosten van het programma eID structureel € 16 miljoen is benodigd vanaf 2018. Dit betreft de bijdrage van IenM.

Ad 4. Dit betreft de bijdrage van beleidsdg’s DGMI, DGRW en DGB aan de juridische afdeling voor te maken kosten met betrekking tot centraal betaalde kosten van externe juridische expertise door de Landsadvocaat.

Ontvangsten (bedragen x € 1.000)

97

Algemeen departement

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2016

2.189

1.994

1.994

1.994

1.994

1.994

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           

Nieuwe mutaties

– 893

– 893

– 893

– 893

– 893

– 893

Stand ontwerpbegroting 2017

1.296

1.101

1.101

1.101

1.101

1.101

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1 000)

Ontvangsten

2017

2018

2019

2020

2021

2022

5

Afboeken ontvangstenreeks

– 893

– 893

– 893

– 893

– 893

– 893

Totaal

– 893

– 893

– 893

– 893

– 893

– 893

Ad 5. In de begroting van IenM is een structurele ontvangstenreeks opgenomen waar geen ontvangsten op binnen komen. Vermoedelijk is dit ontstaan bij conversies tijdens de fusie van VenW en VROM tot IenM. Het betreft een tekort van € 0,9 miljoen in 2016 en verder. Het is niet wenselijk om deze niet bestaande ontvangsten in de begroting te handhaven. Middels deze mutatie wordt de ontvangstenreeks afgeboekt.

Niet-beleidsartikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement
Uitgaven (bedragen x € 1.000)

98

Apparaatsuitgaven kerndepartement

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

321.827

290.304

285.210

281.397

281.875

281.875

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

24.596

6.690

4.072

5.372

2.772

2.652

Nieuwe mutaties

5.420

16.312

13.761

9.869

9.702

9.774

Stand ontwerpbegroting 2018

351.843

313.306

303.043

296.638

294.349

294.301

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

98.01

Personele uitgaven

           

1

Toedeling Eindejaarsmarge

2.562

         

2

Afboeking ontvangstenreeks detacheringen

 

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

3

Overdracht coördinatie Caribisch Nederland

336

336

336

336

336

336

4

Overboeking van en naar IF t.b.v. Eenvoudig Beter

 

5.000

2.500

     

5

Extra taken NEA

– 375

         

6

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

6.687

7.860

7.766

7.870

7.869

7.879

8

Herschikking apparaatsbudgetten

1.203

100

100

200

182

– 866

 

Diverse

– 478

205

229

229

229

229

98.02

Materiële uitgaven

           

10

Toedeling Eindejaarsmarge

2.032

         

11

Overboeking naar FIN t.b.v. bijdrage Digitale content

– 72

– 72

– 72

– 72

– 72

 

12

Bedrijfsgeneeskundigezorg RWS

– 20

         

13

Afboeking ontvangstenreeks detacheringen

– 100

         

14

Overboeking naar AZ: Communicatiepool

 

– 25

– 25

– 25

– 25

– 25

15

Overboeking van en naar IF t.b.v. Eenvoudig Beter

– 1.500

         

16

Overboeking naar EZ t.b.v. kwaliteitsimpuls Digipoort

– 450

         

17

Inzet surplus EV RvB en ILT

– 2.910

         

18

Overboeking van IF t.b.v. functioneel beheer MSW

320

320

320

320

320

320

19

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

1.042

1.123

1.142

1.146

1.145

1.135

20

Overboeking naar IF en DF; Capaciteitsmanagement RWS

– 1.229

         

21

Herschikking apparaatsbudgetten

– 1.203

– 100

– 100

– 200

– 182

866

22

Overboeking vanuit IF t.b.v.ombouw programma Beter Benutten

 

1 500

1 500

     

23

Rekenmeesterfunctie PBL

 

165

165

165

   

24

Overboeking naar BZK ICT Arbeidsmarktcampagnes 2017

– 58

         
 

Diverse

– 367

         

Totaal

5.420

16.312

13.761

9.869

9.702

9.774

Ad 1. Dit betreft de toebedeling van de eindejaarsmarge voor overlopende kas/verplichtingen uit 2016, die bij 1e suppletoire voorlopig technisch op artikel 99 is toegekend.

Ad 2. Structureel is er voor € 0,100 miljoen aan apparaatsontvangsten begroot. Aangezien niet duidelijk is waar deze ontvangsten betrekking op hebben en de realisatie jaarlijks achterblijft wordt deze ontvangstenreeks afgeboekt, ook aan de uitgavenkant.

Ad 3. Het coördinatorschap van Caribisch Nederland wordt overgedragen van ILT aan DGB. De bijbehorende apparaatsbudgetten zijn hiervoor naar artikel 98 overgeheveld (van artikel 24).

Ad 4. Dit betreft mutaties in het kader van Eenvoudig Beter, ten behoeve van de externe inhuur bij het Wetgevingstraject. Door vertraging in het wetgevingstraject zijn middelen in 2018 en 2019 benodigd.

Ad 5. Het betreft hier de nieuwe FQD/ILUC richtlijnen. Het voorstel van de wetswijziging ten behoeve van ILUC-implementatie moest vanwege de demissionaire status van het kabinet opnieuw langs de ministerraad voordat het naar de Tweede Kamer verzonden kan worden. De extra taken voor de NEA, als gevolg van de nieuwe richtlijnen, houden verband met een motie van de Kamer waarbij de dubbeltellingsregeling is behouden. Ter dekking hiervan vindt een overboeking plaats naar artikel 19.

Ad 6. Dit betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2017 voor Hoofdstuk XII.

Ad 7. De huidige programmadirectie Beter Benutten zal in 2017 worden omgebouwd. In het kader van de ombouw wordt ingezet op het doorzetten van de werkwijze van Beter Benutten, innovatie en ITS als primaire activiteit met raakvlakken met aanpalende thema’s als de Fietsagenda, Logistiek en Duurzame mobiliteit. Hiervoor wordt een startbudget vrijgemaakt voor inhuuruitgaven voor de periode 2018 – 2021. Het toegevoegde inhuurbudget wordt gebruikt voor kennis/expertise die niet binnen IenM beschikbaar is.

Ad 8. Dit betreft een herschikking binnen de apparaatsuitgaven als gevolg van een actualisatie van personele en materiële budgetten.

Ad 9. Als gevolg van de verslechterde financiële situatie bij het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) heeft de ministerraad op 30/9/2016 ingestemd met het voorstel van EZ om de taken rondom de Nationale Energieverkenning (NEV) en advisering over de SDE+ te behouden en vanaf 2018 over te dragen aan PBL. Door overdracht van de rekenmeesterfunctie naar het PBL wordt synergie en daardoor naar verwachting ook efficiëntiewinst gehaald. Deze mutatie betreft het EZ-aandeel in de opdracht aan ECN met betrekking tot de «rekenmeesterfunctie».

Ad 10. Dit betreft de toebedeling van de eindejaarsmarge voor overlopende kas/verplichtingen uit 2016, die bij 1e suppletoire voorlopig technisch op artikel 99 is toegekend.

Ad 11. Conform de gemaakte afspraken in het ICBR vindt er een niet-structurele overboeking plaats naar FIN, in het kader van de financiering van Digitale Content.

Ad 12 RWS ontvangt een bijdrage voor de uitvoering van de regietaak bedrijfsgeneeskundige zorg binnen IenM. De bijdrage wordt vanuit begrotingshoofdstuk HXII toegevoegd aan het artikelonderdeel 12.06 Netwerkgebonden kosten HWN.

Ad 13. Structureel is er voor € 0,1 miljoen aan apparaatsontvangsten begroot. Aangezien niet duidelijk is waar deze ontvangsten betrekking op hebben en de realisatie jaarlijks achterblijft wordt deze ontvangstenreeks afgeboekt, ook aan de uitgavenkant.

Ad 14. Er vindt een overheveling plaats naar het Ministerie van AZ/DPC, ten behoeve van de interne communicatiepool (structureel vanaf 2018).

Ad 15. Dit betreft mutaties in het kader van Eenvoudig Beter, ten behoeve van de externe inhuur bij het Wetgevingstraject. Door vertraging in het wetgevingstraject zijn middelen in 2018 en 2019 benodigd.

Ad 16. Conform de uitwerking van besluitvorming in het Nationaal Beraad van 9 mei ji. door bureau digicommissaris, wordt het terug te ontvangen overschot dienstverlening Maritime Single Window uit 2016 ingezet t.b.v. de kwaliteitsimpuls Digipoort.

Ad 17. Een deel van de ontvangen surplus EV van de ILT en het Rijksvastgoedbedrijf wordt ingezet voor nagekomen uitgaven in het kader van schadeclaims Schiphol. Om de kosten te kunnen dekken zijn eerder, middels de MTOW-heffing, gelden ontvangen voor de behandeling en uitkering van deze (schade)claims. De MTOW-heffing is in 2016 stopgezet. Daarnaast betreft het uitgaven ten behoeve van de subsidie Area Development Twente (ADT). Deze subsidie vloeit voort uit het amendement Koopmans (Tweede Kamer 2007–2008, 31 200 XII, nr. 60) waarmee tevens invulling wordt gegeven aan de afspraken uit de Bestuursovereenkomst Gebiedsontwikkeling Vliegveld Twente (Bijlage bij Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 936, nr. 17).

Ad 18. De kosten voor het functioneel en gebruikersbeheer bedragen ca. € 0,640 mln per jaar, waarvan de helft (€ 0,320 mln) door IenM betaald wordt. Dit bedrag kan niet gedekt worden binnen de begroting van Maritieme Zaken. Dekking is voorzien uit de investeringsruimte op het IF.

Ad 19. Dit betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2017 voor Hoofdstuk XII.

Ad 20. Dit betreft een overboeking naar het IF en DF in het kader van de dekking van het Strategisch Capaciteit Management van RWS.

Ad 21. Dit betreft een herschikking binnen de apparaatsuitgaven als gevolg van een actualisatie van personele en materiële budgetten.

Ad 22. De huidige programmadirectie Beter Benutten zal in 2017 worden omgebouwd. In het kader van de ombouw wordt ingezet op het doorzetten van de werkwijze van Beter Benutten, innovatie en ITS als primaire activiteit met raakvlakken met aanpalende thema’s als de Fietsagenda, Logistiek en Duurzame mobiliteit. Ten behoeve van een beperkt startbudget wordt € 1,500 mln overgeboekt vanuit het IF voor inhuuruitgaven.

Ad 23. Als gevolg van de verslechterde financiële situatie bij het Energieonderzoekscentrum Nederland (ECN) heeft de ministerraad op 30/9/2016 ingstemd met het voorstel van EZ om de taken rondom de Nationale Energieverkenning (NEV) en advisering over de SDE+ te behouden en vanaf 2018 over te dragen aan PBL. Door overdracht van de rekenmeesterfunctie naar het PBL wordt synergie en daardoor naar verwachting ook efficiëntiewinst gehaald. Deze mutatie betreft het IenM-aandeel in de opdracht aan ECN met betrekking tot de «rekenmeesterfunctie».

Ad 24. In maart 2017 heeft de ICBR ingestemd met verdeling van (eenmalig) € 510.000 voor ICT arbeidsmarktcampagnes 2017 over de ministeries. Dit betreft de bijdrage van IenM.

Ontvangsten (bedragen x € 1.000)

98

 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

3.530

3.530

3.530

3.530

3.530

3.530

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

14.202

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Nieuwe mutaties

350

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

Stand ontwerpbegroting 2018

18.082

5.430

5.430

5.430

5.430

5.430

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Ontvangsten

2017

2018

2019

2020

2021

2022

25

Afboeking ontvangstenreeks detacheringen

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

26

Ontvangsten Logius overschot 2016

450

         
               

Totaal

350

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

Ad 25. Structureel is er voor € 0,100 miljoen aan apparaatsontvangsten begroot. Aangezien niet duidelijk is waar deze ontvangsten betrekking op hebben en de realisatie jaarlijks achterblijft wordt deze ontvangstenreeks afgeboekt, ook aan de uitgavenkant.

Ad 26. Conform de uitwerking van besluitvorming in het Nationaal Beraad van 9 mei ji. door bureau digicommissaris, wordt het terug te ontvangen overschot dienstverlening Maritime Single Window uit 2016 ingezet t.b.v. de kwaliteitsimpuls Digipoort.

Niet-beleidsartikel 99 Nominaal en Onvoorzien
Uitgaven (bedragen x € 1.000)

99

Nominaal en onvoorzien

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

21

108

42

602

545

545

Mutatie Amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

136.801

124.504

124.185

131.008

133.520

127.796

Nieuwe mutaties

– 109.101

– 124.504

– 124.185

– 126.008

– 127.235

– 127.795

Stand ontwerpbegroting 2018

21

108

42

5.602

6.830

546

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2017

2018

2019

2020

2021

2022

99.01

Nominaal en onvoorzien

           

1

Toedeling eindejaarsmarge

– 17.805

         

2

ABP pensioenpremie

– 8.384

– 8.384

– 8.384

– 8.384

– 8.384

– 8.384

 

– waarvan Hoofdstuk XII

3.277

3.277

3.277

3.277

3.277

3.277

 

– Waarvan Infrastructuurfonds

3.912

3.912

3.912

3.912

3.912

3.912

 

– waarvan Deltafonds

1.195

1.195

1.195

1.195

1.195

1.195

3

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

– 103.719

– 115.227

– 114.908

– 116.731

– 117.958

– 118.519

 

– waarvan Hoofdstuk XII

26.920

27.942

27.574

27.477

28.234

28.265

 

– Waarvan Infrastructuurfonds

66.079

73.460

73.636

74.632

73.147

75.034

 

– waarvan Deltafonds

10.720

13.825

13.698

14.622

16.577

15.220

4

Eenvoudig Beter

– 6.000

         

5

THERMPHOS

27.700

         
 

Diversen

– 893

– 893

– 893

– 893

– 893

– 892

Totaal

– 109.101

– 124.504

– 124.185

– 126.008

– 127.235

– 127.795

Ad 1. Bij Eerste suppletoire begroting is de eindejaarsmarge van 2018 (€ 17,8 miljoen) toegevoegd op artikel 99. Bij Begroting 2018 vindt de overige toedeling van de eindejaarmarge plaats op Hoofdstuk XII.

Ad 2. Bij Eerste suppletoire begroting is de compensatie voor de toegenomen ABP-pensioenpremie verwerkt. Bij Begroting 2018 vindt de toedeling van de compensatie voor de toegenomen ABP-pensioenpremie plaats op Hoofdstuk XII en naar het IF en DF.

Ad 3. Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die op artikel 99 Nominaal en onvoorzien is toegevoegd bij Eerste suppletoire begroting 2016 en die bij deze Begroting 2018 nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ad 4. Bij Begroting 2018 Voor Eenvoudig Beter worden in het kader van de externe inhuur bij het Wetgevingstraject vanuit artikel 99 Nominaal en Onvoorzien middelen overgeheveld naar artikelonderdeel 18.16 van het IF.

Ad 5. Het Rijk reserveert € 27,7 miljoen voor de complexe sanering van het Zeeuwse industrieterrein Thermphos in Zeeland, naar aanleiding van het advies van de Commissie onderzoek sanering Thermphos (TK 29 826 nr. 90). Een bijdrage is voorwaardelijk aan het bereiken van een totaalakkoord met de provincie Zeeland en het havenbedrijf, waarbij zij eenzelfde financiële bijdrage leveren. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu treedt op als beleidsverantwoordelijk departement namens het Rijk, waarbij de onafhankelijkheid van de toezichthouder wordt geborgd.

BIJLAGE 3 MOTIES EN TOEZEGGINGEN

Moties bewindspersonen Infrastructuur en Milieu

Vindplaats

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

VAO initiatiefnota Koopmans «De grenzen voorbij»

32 351, nr. 8 motie Anker/Mastwijk over meenemen van de inbouw van ERTMS in de infrastructuur.

Stas I&M

Deze motie wordt betrokken in de

Planuitwerkingsfase, onder andere via gesprekken met de buurlanden.

VAO Eenvoudig beter

23-11-2011

Motie 31 953, nr. 48 Van Veldhoven verzoekt de regering in de omgevingswet maatregelen op te nemen die voorzien in eventuele compensatie op het gebied van milieu en natuur

Minister I&M

Wordt opgepakt bij de vormgeving van de uitvoeringsregelgeving

VAO Vervoersconcessie Hoofdrailnet

20-12-2012

Motie Van Veldhoven c.s. 29 984, nr. 350 verzoekt de regering, na vijf jaar de ervaringen van de op dat moment reeds gedecentraliseerde lijnen in kaart te brengen en hierbij de wenselijkheid van het decentraliseren van aanvullende verbindingen te verkennen, en tevens te evalueren of een eventuele openbare aanbesteding van het hoofdrailnet vanaf 2025 in het belang van de reiziger is

Stas I&M

In samenwerking met de provincie Limburg in de uitvoering van de (nulmeting) evaluatie inmiddels aanbesteed. Daarnaast komt dit onderwerp naar voren bij het scenario onderzoek in het kader van de Kabinetsreactie Parlementaire Enquête Fyra.

NO MIRT Infra

08-04-2013

Gewijzigde motie De Boer/Kuiken 33 400 A, nr. 95 verzoekt de regering om eerst sluitende afspraken te maken met de regio over de dekking van de exploitatieverliezen voor de 1e fase, het zogenaamde voorloopbedrijf waarbij zonder infrastructurele investeringen een diesel-IC moet gaan rijden vanaf 2014 danwel de huidige Euregiobaan wordt voortgezet;overwegende dat aansluitend voor de tweede fase maximaal 18 miljoen euro extra benodigd is voor de infrastructuur tussen Heerlen en Herzogenrath;verzoekt de regering tevens, als voorwaarde hierbij afspraken te maken over de tweede fase met betrokken partijen (provincie Limburg, de Duitse overheid en vervoerders) over de noodzakelijke stappen om een geëlektrificeerde IC-verbinding te realiseren en als de plannen nader uitgewerkt zijn afspraken te maken over de daarvoor benodigde kosteneffectieve infrastructurele investeringen en de verdeling van de exploitatieverliezen om de IC tussen Eindhoven–Heerlen–Aken op een verantwoorde manier te kunnen laten rijden.

Stas I&M

IenM heeft voor 2016 afspraken gemaakt met NVR en NS over de financiering van de exploitatie van de pendel Heerlen-Herzogenrath. In 2016 maakt IenM wederom afspraken met NVRen NS voor de exploitatie van de pendel in 2017 en 2018.

Zodra de elektrificatie gereed is (ws. voorjaar 2018) zal de sneltrein Maastricht–Heerlen–Aken gaan rijden. De studie naar de mogelijkheid en haalbaarheid van een IC-verbinding naar Aken en de daarvoor benodigde infrastructuur en exploitatie is gaande.

Inzet daarbij is om de Kamer indien mogelijk nog vóór het AO MIRT van 23 juni 2016 en anders nog voor het AO MIRT van eind 2016 over de eerste uitkomsten van de studie te informeren.

Begrotingsbehandeling IenM

05-11-2013

Motie Dik-Faber 33 750 XII, nr. 45 verzoekt de regering, zich in Brussel hard te maken voor het ten spoedigste, en uiterlijk in 2017, geldig worden van emissie-eisen voor ultrafijnstof voor bromfietsen, kwalitatief gelijk aan het niveau van personenauto»

Stas I&M

De motie ondersteunt de inzet van de Staatssecretaris in Europa.

VAO MIRT

25-11-2013

Motie De Rouwe cs. 33 750-A, nr. 31 Verzoekt de regering om samen met de verantwoordelijke decentrale overheden de uitwerking van de Toekomstagenda voor Snelfietsroutes te ondersteunen, zodat maatregelenten behoeve van het fietsgebruik onderdeel kunnen zijn van het programma Beter Benutten en daarna kunnen de uitkomsten bij het MIRT-overleg worden besproken

Minister I&M

De Kamer wordt over de voortgang van het vervolgprogramma geïnformeerd bij gelegenheid van het overleg over het MIRT

MIRT

25-11-2013

Motie Van Veldhoven/Dik-Faber 33 750A, nr. 55 verzoekt de regering, bij de herziening van de OEI-richtlijnen te onderzoeken hoe de MKBA-systematiek op deze punten, waar wenselijk, zou kunnen worden gemoderniseerd

Minister I&M

In 2017 zal de MKBA werkwijzer natuur worden opgesteld. Het streven is dat deze in de zomer van 2017 verschijnt.

VAO

OV, OV-chipkaart en Taxi

26-03-2014

Motie Dik-Faber 23 645, nr. 563 verzoekt de regering, de ov-begeleiderskaart zo spoedig mogelijk te verchippen zodat een extra toegangskaart voor deze doelgroep niet nodig is,

Stas I&M

Er is een principebesluit genomen over de uitvoeringsvariant van een geïntegreerde OV-begeleiderskaart. Hierover wordt in het volgende voortgangsrapport NOVB gerapporteerd.

Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer)

20-05-2014

Motie Van Gerven/Van Veldhoven 33 834, nr. 21 (was 15) verzoekt de regering, over drie jaar de werking van voorliggende Wijzigingvan de Wet milieubeheer onafhankelijk te laten evalueren waarbijdouanegegevens geanalyseerd worden om te bezien of de kwantiteit van dedaadwerkelijke importstromen overeenkomt met de gegevens uit het HBEsysteem,

Stas I&M

Evaluatie is toegezegd en wordt uitgevoerd in 2018.

Begrotingsbehandeling IenM

29-10-2014

Motie Bisschop cs. 34 000 XII, nr. 45 verzoekt de regering, te bevorderen dat de tachograafkaarten zo veel mogelijk op kostprijsniveau worden verkocht en de Kamer hierover nader te informeren,

Minister I&M

De Staatssecretaris heeft de Tweede Kamer in haar brief van 27 januari 2016 geïnformeerd over de voorgenomen herziening van het tarievenstelsel van de ILT en Kiwa. De Tweede Kamer zal binnenkort opnieuw door de ILT worden geïnformeerd over de stand van zaken.

VAO Waddenzee en Noordzee

11-03-2015

Motie Smaling/Jacobi 33 450, nr. 40 (was 38) constaterende dat de behoefte eerder is om «meer samen te doen» dan om «samen meer te doen»; verzoekt de regering voor eind 2016 onafhankelijk te laten evalueren of de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voldoende zijn opgevolgd

Minister I&M

In de brief aan de Kamer van 20 januari jl. (Kamerstuk 29 684, nr. 124) is aangegeven dat er in 2016 een beleidsverkennend onderzoek zou worden uitgevoerd naar de Toekomstige rol en ambitie van het Rijk voor het Waddengebied. In deze brief is tevens aangegeven dat in de beleidsverkenning ook gekeken zal worden naar de aanbevelingen uit het rapport van de Algemene Rekenkamer (ARK) uit november 2013 en dat met de Beleidsverkenning tevens uitvoering zou worden gegeven aan de motie van de leden Smaling en Jacobi. In de brief aan de Kamer van 7 november 2016 is aangegeven dat gebleken is dat een zorgvuldige afstemming met het veld meer tijd vergt, waardoor Beleidsverkenning niet eind 2016, maar in het voorjaar van 2017 naar de kamer zal worden gezonden. In deze brief zal tevens worden ingegaan op de motie Smaling/Jacobi, met uitzondering van het onderzoek naar de doelmatigheid van het Waddenfonds (zie hierna).

Eén onderdeel van de bovengenoemde motie Smaling/Jacobi heeft de Beleidsverkenning niet onderzocht, namelijk het onderzoek naar de doelmatigheid van de inzet van middelen van het Waddenfonds. Reden daarvoor is het volgende. Vorig jaar bleek dat de Noordelijke Rekenkamer en de Randstedelijke Rekenkamer inmiddels het voornemen hadden zelf onderzoek te doen naar de uitvoeringspraktijk van het Waddenfonds in de periode 2012 tot en met 2016 (bron: websites regionale Rekenkamers, onderzoeksplan 23 december 2016). Daarom is besloten het onderzoek van beide regionale rekenkamers af te wachten. Te meer omdat het Waddenfonds in 2011 is gedecentraliseerd naar de Waddenprovincies. De regionale rekenkamers verwachten in september 2017 de rapportage te zullen afronden. Na publicatie door de regionale rekenkamers zal dit rapport worden toegezonden naar de Kamer, waarmee ook dit deel van de motie Smaling/Jacobi zal zijn uitgevoerd.

VAO Scheepvaart

11-03-2015

Motie Van Helvert 31 409, nr. 77 verzoekt de regering, bij het uitwerken van de rijksbrede maritieme strategie:

• de rol van de visserijsector voor de voedselzekerheid nadrukkelijk op te nemen;

• de diversiteit van de binnenvaartvloot als kwaliteit nadrukkelijk op te nemen,

Minister I&M

Bij de uitwerking van de maritieme strategie zal deze motie worden betrokken via een beoogde jaarlijkse voortgangsbrief over de implementatie van de maritieme strategie die interdepartementaal wordt afgestemd in samenwerking met EZ.

VAO Milieuraad

17-03-2015

Motie Jan Vos 21 501-08, nr. 553 verzoekt de regering, een extra inspanning te leveren om door middel van bilaterale en multilaterale overeenkomsten met minder ontwikkelde landen klimaatvervuiling tegen te gaan

Stas I&M

De motie is ondersteuning van beleid.

VAO Spoor

28-04-2015

Motie Madlener 29 984, nr. 598 verzoekt de regering, het landelijk mogelijk te maken om incidenten- en politiegegevens aan elkaar te koppelen om de sociale veiligheid in het openbaar vervoer te verbeteren,

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 (34 042)

27-05-2015

Motie Van Helvert 34 042, nr. 15 verzoekt de regering, spoedig te komen met een tijdsplan om het in- en uitchecken bij het overstappen naar andere vervoerders definitief te beëindigen,

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

Wetsvoorstel taken meteorologie en seismologie

18-06-2015

Motie Van Tongeren 33 802, nr. 19 verzoekt de regering, erop toe te zien dat de gewenste cultuurverandering bij het KNMI tot stand komt en de Kamer hierover te informeren

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Spoorveiligheid/ERTMS

17-06-2015

Motie De Boer en Hoogland 29 893, nr. 193 verzoekt de regering om in de aanbestedingsstrategie de volgende aspecten te borgen en duidelijkheid te hebben over deze aspecten alvorens de aanbesteding kan plaatsvinden:

• de afstemming tussen materieel en baan, die passend moet zijn en waarbij minder uitval dan met het huidige ATB en GSM-R mag voorkomen;

• de verschillende levels en systemen van ERTMS moeten op elkaar aansluiten;

• duidelijkheid ten aanzien van het aantal en de omvang van de kavels, waarin het spoor en materieel worden aanbesteed en een duidelijke fasering waarbij niet alle kavels in een keer worden aanbesteed;

• de aanleg van ERTMS moet afgestemd worden met de buurlanden;

• de uitwerking van ERTMS in wet- en regelgeving die Europees is afgestemd;

• een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling van het project, ook na het aflopen van de huidige concessieperiode;

• een goede financiële verantwoording met jaarlijks goedkeurende accountantscontrole,

Stas I&M

De genoemde aspecten vormen reeds belangrijke aandachtspunten van het programma en zullen terugkomen in de definitieve aanbesteding- en contracteringstrategie dan wel via de halfjaarlijkse voortgangsrapportages danwel de jaarlijkse ADR-rapportages.

VAO Spoorveiligheid/ERTMS

17-06-2015

Motie Bashir 29 893, nr. 194 verzoekt de regering om, ook andere spoorvervoerders aan te sporen om gebruik te maken van het ORBIT-systeem

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Veldman/De Vries 33 962, nr. 120 verzoekt de regering om, in het implementatietraject van de Omgevingswet gemeenten te stimuleren de adviescommissie (zoals genoemd in art 17.9) ook in te zetten om initiatiefnemers aan de voorkant van het proces te adviseren en uit te dagen om hun plannen met zo veel mogelijk kwaliteit en consensus te realiseren en het welstandstoezicht achteraf geleidelijk af te bouwen,

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries/Dik-Faber 33 962, nr. 122 verzoekt de regering, dit VN-verdrag na ratificering bij de invoeringswet op te nemen in artikel 4.20 van de Omgevingswet

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries c.s. 33 962, nr. 123 verzoekt de regering om, de verdere ontwikkeling van de MGR krachtig te ondersteunen, zodat een breed en gebruiksvriendelijk instrument ontstaat, waarmee gemeenten gezondheidsrisico’s beter kunnen meenemen in hun besluitvorming,

Minister I&M

De motie is in uitvoering. In samenwerking met RIVM, TNO en enkele universiteiten wordt de MGR momenteel nader getoetst in drie praktijkcases in Nijmegen, Rotterdam en Eindhoven. Doel is om beter grip te krijgen op de bruikbaarheid en op de mogelijkheden om het instrument verder te ontwikkelen als beslissingsondersteunend instrument voor gemeenten.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries c.s. 33 962, nr. 124 verzoekt de regering om, te bezien of het mogelijk is om bij AMvB (algemene maatregel van bestuur) een verplichting op te nemen om voorafgaand aan de uitvoering van vergunningvrije werkzaamheden aan rijksmonumenten de start hiervan te melden bij de gemeente

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries 33 962, nr. 126 overwegende dat er een bestuursovereenkomst is aangekondigd met de betrokken overheden over de uitvoering van de Omgevingswet; overwegende dat in die bestuursovereenkomst het uitvoeren van een onderzoek zal worden opgenomen volgens artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet teneinde te bezien of overheden financieel voldoende zijn toegerust om de hun toebedeelde taken op een adequaat kwaliteitsniveau uit te voeren; verzoekt de regering, dit onderzoek na vijf en tien jaar te herhalen,

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries c.s. 33 962, nr. 173 (was 127) verzoekt de regering, in de rijksomgevingsvisie aan te geven welke afspraken nodig zijn om de recreatieve fiets-, wandel- en vaarnetwerken in stand te houden en hoe deze afspraken doorwerken in provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Boer en Jacobi 31 409, nr. 87 verzoekt de regering om te onderzoeken hoe de onderhouds en toezichtskosten in Nederland naar beneden kunnen worden bijgesteld en daarbij te kijken naar een alternatief waaronder private inspecties die vervolgens door de Nederlandse betrokken inspectie kunnen worden gecontroleerd, wat kan leiden tot een daling van de Nederlandse inspectie- en toezichtskosten, en vooruitlopend hierop deze kosten voor alle sectoren niet te verhogen,

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid door EZ.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Ronnes/Veldman 33 962, nr. 174 (was 133) verzoekt de regering te onderzoeken wat de gevolgen zijn van de afschaffing van het systeem van de vergunningverlening van rechtswege en of gehele of gedeeltelijke invoering ervan mogelijk en wenselijk is en de Kamer daarover te informeren

Minister I&M

Wordt meegenomen in de Invoeringswet (medio 2017)

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Veldhoven/Ronnes 33 962, nr. 175 (was 135) verzoekt de regering om, onderzoek te doen naar de mogelijke negatieve gevolgen hiervan voor deze werelderfgoederen en op basis hiervan zo nodig voorstellen te doen om de vergunningsvrije bouwmogelijkheden in deze erfgoederen af te schaffen dan wel in te perken,

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Veldhoven 33 962, nr. 136 verzoekt de regering, gemeenten in staat te stellen om zonder te veel administratieve lasten te sturen op de kwaliteit van de leefomgeving

Minister I&M

De motie is in uitvoering

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Veldhoven/Dik-Faber 33 962, nr. 137 verzoekt de regering, de lopende projecten in het kader van Eenvoudig Beter specifiek te evalueren op het punt van participatie, en de Kamer daar voorafgaand aan de invoeringswet over te informeren; verzoekt de regering tevens, participatie expliciet mee te nemen in de reeds voorziene evaluatiemomenten van de stelselherziening,

Minister I&M

Wordt meegenomen in de Invoeringswet (medio 2017)

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Tongeren c.s. 33 962, nr. 142 verzoekt de regering om, bij het vaststellen van het Besluit kwaliteit leefomgeving een omgevingswaarde vast te stellen die overeenkomt met de door de rechter opgedragen verplichting en de Kamer hierover te informeren,

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie 33 962, nr. 176 (was 143) verzoekt de regering om, het nationale belang van de transitie hernieuwbare energie en de daarvoor benodigde installaties en voorzieningen in wet- en regelgeving te verankeren en stelselmatig in het omgevingsrecht te betrekken en de Kamer daarover te informeren

Minister I&M

Wordt meegenomen in de Invoeringswet (medio 2017)

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Bisschop/Veldman 33 962, nr. 146 verzoekt de regering, te bezien hoe onnodige verlenging van de reguliere voorbereidingsprocedure ingeperkt kan worden, bijvoorbeeld door invoering van een motiveringsplicht of een verplichte legeskorting

Minister I&M

Wordt meegenomen in de Invoeringswet (medio 2017)

Wetsvoorstel tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViaA15

09-09-2015

Motie Visser/Hoogland 34 189, nr. 17 verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk voorbereidingen te treffen om de tol te beëindigen zodra voorzienbaar is dat de netto-opgaven binnen afzienbare tijd gelijk zullen zijn aan de tolopgave, zodat deze niet langer voortduurt dan strikt noodzakelijk

Minister I&M

Zodra duidelijk is dat de tolopgave binnen afzienbare tijd wordt gerealiseerd, zal de tol worden beëindigd.

Wetsvoorstel tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViaA15

09-09-2015

Motie Visser/Hoogland 34 189, nr. 18 verzoekt de regering, te zoeken naar een prikkel waarmee de uitvoerings-kosten van de tolheffing op de Blankenburgverbinding en de ViA15 onder de 20% van de totale tolopbrengsten worden gehouden en de Kamer te informeren over de verwachte kosten van de uitvoering van de tolheffing;

Stas I&M

In de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 is opgenomen dat het tolsysteem wordt uitgewerkt in een uitvoeringsplan dat aan de Staten-Generaal wordt overgelegd, uiterlijk vier weken voordat de tolheffing van start gaat. In dit plan wordt naast de verwachte inningskosten, een algemene beschrijving van het tolsysteem, de registratiemiddelen, de betalingsmogelijkheden en de klantenservice gegeven.

Wetsvoorstel tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViaA15

09-09-2015

Motie Hachchi 34 189, nr. 19 verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat privacygevoelige gegevens niet langer dan strikt noodzakelijk worden bewaard en de Kamer over de precieze invulling hiervan te informeren bij de aanbieding van de nadere uitwerking van het systeem,

Minister I&M

In de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 is opgenomen dat het tolsysteem wordt uitgewerkt in een uitvoeringsplan dat aan de Staten-Generaal wordt overgelegd, uiterlijk vier weken voordat de tol heffing van start gaat. In dit plan wordt naast de verwachte inningskosten, een algemene beschrijving van het tolsysteem, de registratiemiddelen, de betalingsmogelijkheden en de klantenservice gegeven. Ook zal dan worden ingegaan op hoe gewaarborgd wordt dat privacy gevoelige gegevens niet langer dan strikt noodzakelijk worden bewaard.

Wijziging van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht

14-09-2015

verzoekt de regering, de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevings-recht voor inwerkingtreding te evalueren en de daaruit voortkomende aanbevelingen mee te nemen in de Invoeringswet Omgevingswet, en vervolgens vanaf 2018 te starten met de wettelijk vastgelegde vijfjaarlijkse evaluatiecyclus

Stas I&M

Om de twee jaar wordt onderzoek verricht naar de doeltreffendheid van de regels in de wet die de uitvoeringskwaliteit bepalen. (Incl niet basistaken); Dit is een verplichting in de VTH wet.

De evaluatie van Lysias krijgt in 2017 een update waarbij breder wordt gekeken naar de doeltreffendheid van de VTH wet in de praktijk.

Onderzoek en evaluatie is per 1 augustus gestart. De wetsevaluatie wordt voor het zomerreces aan de Tweede Kamer gepresenteerd.

Wijziging van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht

14-09-2015

Motie Cegerek/Dijkstra 33 872, nr. 15 verzoekt de regering, vanaf 1 januari 2018 te komen tot een uniform stelsel van omgevingsdiensten, en de Kamer te informeren over de voortgang bij de begrotingsbehandeling voor het jaar 2018

Stas I&M

Wordt meegenomen in de evaluatie van de wet VTH. (Zie hierboven) De wetsevaluatie wordt voor het zomerreces aan de Tweede Kamer gepresenteerd

VAO Milieuraad

15-10-2015

Motie Remco Dijkstra/Van Veldhoven 21 501-08, nr. 591 verzoekt de regering, zich in de onderhandelingen over beide genoemde voorstellen in te zetten voor het afschaffen van de algehele kortingsfactor, gekoppeld aan blijvende prikkels voor energiebesparing in juist die «carbon leakage»-sectoren

Stas I&M

De motie ondersteunt het beleid van de Staatssecretaris.

Begrotingsbehandeling IenM

29-10-2015

Motie Hoogland 34 300 XII, nr. 30 verzoekt de regering, de volgende maatregelen te nemen om kilometertellerfraude tegen te gaan:

• oordeel «onlogisch» toevoegen bij toelating geïmporteerde auto’s, en indien daarbij bekend de werkelijke kilometerstand vermelden;

• zo snel als mogelijk uitwisseling van kilometerstanden tussen de landen die participeren in Eucaris;

• per 1-1-2018 verplichte uitwisseling van kilometerstanden in geval van im- en exportauto’s binnen EU,

Minister I&M

Bij herimport van een eerder in NL geregistreerd voertuig wordt bij een lagere stand dan de voorheen geregistreerde in het register reeds automatisch «onlogisch» vastgelegd.

Volgens planning zal RDW vanaf het najaar 2016 het oordeel «onlogisch» geven als de tellerstand op het APK-rapport hoger is dan de stand in het voertuig.

Nederland blijft zich inzetten voor een Europese verplichting tellerstanden uit te wisselen.

Begrotingsbehandeling IenM

29-10-2015

Motie Madlener 34 300 XII, nr. 53 verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze de kosten van het schorsen van een kenteken fors in prijs kan worden verlaagd,

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

Begrotingsbehandeling IenM

29-10-2015

Motie Dik-Faber/Bisschop 34 300 XII, nr. 57 (was 44) verzoekt de regering om het project «Elke vierde vrachtwagen synchromodaal» op te nemen binnen het MIRT programma goederenvervoer corridors oost en zuid Nederland met een bedrag van € 125.000,– voor 2016 en dit met de betrokken regio’s nader in te vullen binnen de condities van cofinanciering

Minister I&M

Voor de uitvoering van de motie heb ik aansluiting gezocht bij bestaande initiatieven van de Topsector Logistiek. Onder de actielijn synchromodaliteit van deze topsector is een werkwijze ontwikkeld om vrachtwagens van de weg naar het spoor en het water te krijgen. Momenteel wordt verkend op welke goederencorridor deze werkwijze toegepast kan worden.

Over de wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden; gewasbescherming buiten de landbouw (27 858, nr. 315)

24-11-2015

Motie Grashoff/Leenders 27 858, nr. 315 (was 335) Verzoekt de regering met de partijen in gesprek te blijven en daarbij Vewin en de Natuur en Milieufederaties te betrekken, ten einde te komen tot zodanige aanvullende afspraken, dat alsnog het draagvlak onder de «Green Deal Sportvelden» kan worden verbreed

Stas I&M

Om de twee jaar wordt onderzoek verricht naar de doeltreffendheid van de regels in de wet die de uitvoeringskwaliteit bepalen. (Incl niet basistaken); Dit is een verplichting in de VTH wet.

De evaluatie van Lysias krijgt in 2017 een update waarbij breder wordt gekeken naar de doeltreffendheid van de VTH wet in de praktijk.

Onderzoek en evaluatie is per 1 augustus gestart. De wetsevaluatie wordt voor het zomerreces aan de Tweede Kamer gepresenteerd.

VAO MIRT

23-11-2015

Motie Visser/Hoogland 34 300 A, nr. 23 verzoekt de regering om, in het programma Beter Benutten een oplossing te vinden voor de aansluiting van de A7 en de Westfrisiaweg, via de spitsstrook A7 tussen Avenhorn en Hoorn en middelen ook vrij te maken conform de kaders van het programma Beter Benutten

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO MIRT

23-11-2015

Motie De Boer/Jacobi 34 300 A, nr. 27 verzoekt de regering, mee te denken met de regio in de zoektocht naar alternatieve en creatieve financieringsmogelijkheden voor een grotere sluis op Kornwerderzand en hierbij de mogelijkheden van de Europese Investeringsbank, de Junckergelden in combinatie met pps-constructies, het Waddenfonds en een hernieuwde aanmelding voor financiering uit het CEF-fonds in de overweging mee te nemen, en de Kamer hierover te informeren

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO MIRT

23-11-2015

Motie Hoogland c.s. 34 300 A, nr. 28 verzoekt de regering, een fietsbrug over de Lek op te nemen in het tracébesluit A27 Houten-Hooipolder, een financiële bijdrage te leveren aan de realisatie van deze fietsbrug op basis van een 50%-50%-verdeling, hierover met de regio in gesprek te gaan en de Kamer over de uitkomsten hiervan voor het AO MIRT voorjaar 2016 te informeren

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO MIRT

23-11-2015

Motie Hachchi/Smaling 34 300 A, nr. 50 (was 34) Verzoekt de regering om zich in te zetten voor het behoud van een intercityverbinding tussen station Dordrecht en Breda

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

VAO MIRT

23-11-2015

Motie Van Tongeren 34 300 A, nr. 37 verzoekt de regering, oplossingen te versnellen van de aanpak van spoorknelpunten in het Zaanlijntraject Alkmaar-Uitgeest-Amsterdam

Stas I&M

Zoals tijdens het Notaoverleg MIRT ook aan de Kamer is gemeld wordt de Zaanlijn als onderdeel van PHS aangepakt. Er komen extra intercity's naar Alkmaar en extra sprinters naar Uitgeest

De Kamer wordt met de voortgangsrapportage over PHS op de hoogte gehouden van de voortgang.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

Motie Van Tongeren/Vos 25 422, nr. 127 verzoekt de regering, er bij de Belgische regering op aan te dringen om eerst een milieueffectrapportage te laten uitvoeren, alvorens deze kernreactor opnieuw wordt opgestart

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

Motie Van Tongeren/Dik-Faber 25 422, nr. 137 verzoekt de regering om te onderzoeken wat de kosten zijn van het overnemen van het juridisch en economisch eigendom van de kerncentrale in Borssele en de Kamer hierover te informeren

Minister I&M

De Kamer zal door EZ worden geïnformeerd.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

Motie Vos/Dik-Faber 25 422, nr. 132 verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat beide toezichthouders, de Nederlandse ANVS en de Belgische FANC, gezamenlijke inspecties gaan doen bij de kerncentrales aan beide kanten van de grens

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

Motie Vos 25 422, nr. 133 overwegende dat een verzelfstandiging van de kerncentrale buiten de DELTA-holding overwogen wordt;overwegende voorts dat met de aangenomen motie-Van Gent de Kamer uitgesproken heeft dat de kerncentrale in overheidshanden moet blijven;verzoekt de regering, te onderzoeken of de kerncentrale kan worden genationaliseerd, analoog aan de nationalisatie van TenneT in 2000; verzoekt de regering, daarbij de betrokkenheid van EBN, TenneT, COVRA en URENCO te overwegen, en hierover binnen drie maanden aan de Kamer te rapporteren,

Minister I&M

De Kamer zal door EZ worden geïnformeerd.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

Motie Smaling/De Vries 25 422, nr. 134 constaterende dat burgers in Zeeland en West-Brabant een slechte informatiepositie hebben omtrent de toestand van en incidenten betreffende de kerncentrale in Doel;verzoekt de regering, deze informatiepositie structureel te verbeteren,

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Scheepvaart

17-12-2015

Motie Jacobi/De Boer 31 409, nr. 97 verzoekt de regering, bij de aanbesteding van de renovatiewerkzaamheden een verkorting van de stremmingsduur zwaarder mee te laten wegen als leidend criterium, rekening houdend met de financiële kaders, dan wel gefaseerd, en bij het zoeken naar creatieve oplossingen om de stremmingsduur te beperken de getroffen bedrijven te betrekken,

Minister I&M

Aanbesteding van de renovatiewerkzaamheden loopt zoals besproken in het AO Scheepvaart 17/12/2015. De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de uitkomsten.

VAO Leefomgeving

17-12-2015

Motie Geurts 301 75-226 verzoekt de regering, de uitkomsten van het onafhankelijk onderzoek door het Vlaamse Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) naar de huidige rekenmodellen en onderzoeksmethoden te betrekken bij de verdere beleidsbepaling die volgt naar aanleiding van het advies van de bestuurlijke werkgroep

Stas I&M

De Tweede Kamer wordt voor het zomerreces 2017 geïnformeerd.

VAO Leefomgeving

17-12-2015

Motie Cegerek cs. 30 175-230 verzoekt de regering, in overleg te treden met het RIVM en de gemeenten en in kaart te brengen wat de problemen en mogelijke oplossingen zijn voor de gezondheidsklachten die een deel van de Nederlanders ervaart door houtstook en de Kamer hierover in het voorjaar van 2016 te informeren

Stas I&M

De brief wordt in het vierde kwartaal van 2017 naar de Kamer gestuurd.

Begrotingsbehandeling IenM

29-10-2015

Motie Hoogland en VanTongeren 34 300XII-29 verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk over te gaan tot het verbieden van het verwijderen van een roetfilter of een ander milieusysteem en het adverteren hierover; verzoekt de regering tevens, zo spoedig mogelijk over te gaan tot invoering van een effectieve test in de apk rondom de uitstoot van schadelijke stoffen,

Stas I&M

Voor de uitvoering van deze motie moet de regelgeving worden gewijzigd.

De verwachting is dat dit in 2019 afgerond zal zijn.

VAO Duurzaamheid en Milieu

10-02-2016

Motie Dijkstra/Cegerek 30 196, nr. 400 (was 396) verzoekt de regering om onderzoek te doen naar het groeipad voor (meer) bijmenging van biobrandstoffen voor de periode 2020–2030 om een omslag naar meer geavanceerdere biobrandstoffen te kunnen bereiken, en de Kamer hierover voor 1 juli 2016 te rapporteren,

Stas I&M

Op 30 november heeft de Europese Commissie haar voorstellen voor herziening Richtlijn hernieuwbare energie voor de periode 2020–2030 gepresenteerd. Hernieuwbare energie in transport (waaronder biobrandstoffen) is onderdeel van deze richtlijn. Tot die tijd was het onduidelijk of de Commissie na 2020 voor wat betreft brandstoffen op CO2 of aandeel hernieuwbaar zou sturen. In januari zal er opdracht worden uitgezet om goed te kunnen beoordelen wat dit betekent voor hernieuwbare energie vervoer in Nederland. De motie Dijkstra / Cegerek zal daar in meegenomen worden. Einddatum voorlopig 1 juli 2017. Gestreefd wordt dit eerder af te ronden.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

10-02-2016

Motie Van Helvert 23 645, nr. 616 (was 615) verzoekt de regering in overleg te treden met de leden van het NOVB teneinde te bewerkstelligen dat er een regulier overleg plaatsvindt tussen de aanbieders van mobiliteitskaarten en de leden van het NOVB

Stas I&M

Aan deze motie wordt invulling gegeven door regulier overleg tussen vervoerders en MKA’s. In de volgende voortgangsrapportage van het NOVB wordt hierover gerapporteerd aan de Kamer.

Wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingsstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (34 098)

10-02-2016

Motie Belhaj 34 098, nr. 10 verzoekt de regering, de invoering van het nieuwe stelsel aan te grijpen voor het ontwikkelen van een moderne socialemediastrategie, met als kernpunt een applicatie voor smartphones en tablets die voornoemde functionaliteiten biedt

Stas I&M

Er is inmiddels een taskforce binnen de Omgevingsraad Schiphol actief om in de komende periode verder uitwerking te geven aan die effectieve en efficiënte informatievoorziening. De Staatssecretaris heeft de ORS verzocht om in goed overleg met de partijen ervoor zorg te dragen dat er reeds in de loop van dit jaar (2016) de eerste resultaten voor de omgeving zichtbaar worden.

Wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingsstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (34 098)

10-02-2016

Motie Visser 34 098, nr. 14 verzoekt de regering, tot een zodanige invulling van de vierdebaanregel dat de luchtvaartsector een prikkel tot innovatie blijft behouden en ook in de toekomst verdere volumegroei binnen de gelijkwaardigheidscriteria kan blijven realiseren

Stas I&M

Naar aanleiding van de motie heeft de Staatssecretaris de ORS middels een adviesopdracht gevraagd zich te buigen over de toekomstbestendigheid van het NNHS. Dit zodat het ORS advies kan worden betrokken bij de doorvertaling van de NNHS afspraken in een toekomstbestendig ontwerp-Luchthavenverkeerbesluit (LVB).

VAO Milieuraad

02-03-2016

Motie Van Tongeren 21 501-08, nr. 622 (was 615) verzoek de regering om de Europese Commissie tijdens de Milieuraad op te roepen om op termijn injectie van afvalwater van mijnbouwactiviteiten onder de richtlijn industriële emissies te brengen;

Stas I&M

Zoals de Staatssecretaris in reactie op de motie heeft aangeven, kan de motie pas worden uitgevoerd als de Europese Commissie de richtlijn gaat herzien. Dat is nog niet aan de orde.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Van Tongeren 29 383, nr. 256 verzoekt de regering om, in nauw overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten maatregelen te treffen die gemeenten in staat stellen om deze belangen te waarborgen en de Kamer hierover te informeren,

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Van Tongeren 29 383, nr. 258 verzoekt de regering om, de evaluatie van de Wet natuurbescherming ondanks de opgelopen vertraging mee te nemen bij het opstellen van de aanvullingswet en het aanvullingsbesluit natuur,

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Smaling/Cegerek 29 383, nr. 268 (was 259) verzoekt de regering de twee wetten zo te stroomlijnen dat genoemde problemen tijdig ondervangen

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Veldman/Ronnes 29 383, nr. 262 constaterende dat de Wet plattelandswoningen een groot deel van zijn meerwaarde verliest door de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht-spraak van de Raad van State, waardoor er als gevolg van de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit alsnog aanvullende maatregelen ten behoeve van de luchtkwaliteit moeten worden genomen; verzoekt de regering, deze problematiek op Europees niveau aan te kaarten en daarbij te zoeken naar oplossingen die ervoor zorgen dat de wet plattelandswoningen weer kan worden toegepast, zodat ook niet-werknemers op een boerderij kunnen blijven wonen

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Ronnes/Veldman 29 383, nr. 263 verzoekt de regering, haar visie op de toekomstige vormgeving van onteigening ter advies voor te leggen aan de Raad voor de rechtspraak, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de president en de procureur-generaal bij de Hoge Raad en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, en de Kamer over de resultaten te informeren

Minister I&M

De motie zal worden verwerkt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

VAO Spoor

23-03-2016

Motie De Boer/Van Helvert 28 642, nr. 00 (was 78) Verzoekt de regering de flexibele veiligheidsteams inzetbaar te krijgen in het gehele openbaar vervoer en in gesprek te gaan met de regionale concessiehouders, waarvan in dezen ook een bijdrage mag worden verwacht, en afspraken met hen te maken over maatregelen ter bescherming van het openbaar vervoerpersoneel en de Kamer voor 1 mei a.s. over de uitkomsten te informeren

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Milieu- en Transportraad

07-04-2016

Motie Visser/Van Helvert 21 501-33, nr. 582 verzoekt de regering om, zich te blijven verzetten tegen tolplannen van lidstaten die discriminerend werken voor personen en bedrijven, zich blijvend in te zetten op werkbare afspraken bij eventuele invoering en de Kamer hierover te informeren

Minister I&M

De ontwikkelingen op het wegbeprijzingsdossier in het buitenland worden scherp gevolgd, zeker waar er een indicatie is dat de eigen burgers van de desbetreffende lidstaat worden bevoordeeld, zoals bij de Duitse tol voor personenvoertuigen.

VAO Milieu- en Transportraad

07-04-2016

Motie Geurts c.s. 21 501-33, nr. 583 verzoekt de regering om, in Europees verband en in de Transportraad in te zetten op een spoedige standaardisering van de systemen en apparatuur voor tolheffing

Minister I&M

Het wegenpakket (road package) gaat over diverse richtlijnen en verordeningen, waaronder EETS en Eurovignet-richtlijn (voor wegbeprijzing vracht). Er zijn op dit moment nog geen concrete voorstellen ontvangen.

VAO Wadden

07-04-2016

Motie Aukje de Vries/Jacobi 29 684, nr. 128 spreekt uit, afhankelijk van de uitkomsten van het open planproces, eventueel mee te willen werken aan een wijziging van de dienstregeling en ruimte te willen bieden in de Structuurvisie Waddenzee voor een aanpassing van de vaargeul en optimalisatie van het vaargeulonderhoud,

Minister I&M

De toezegging wordt meegenomen in het open plan proces. Eind 2016 worden de resultaten van het open plan proces naar de verbeteringen voor de vertraging van de waddenveerverbinding tussen Holwerd en Ameland naar de kamer opgestuurd. Eventuele oplossingsrichtingen worden dan ter besluitvorming door de Minister daarin opgenomen. De dienstregeling en de vaargeul zijn hierin dus ook opgenomen als oplossingsrichting. Of deze in 2017 ook al kunnen worden gerealiseerd hangt af van de besluitvorming over het OPP en de daarvoor beschikbare middelen.

VAO Wadden

07-04-2016

Motie Aukje de Vries c.s. 29 684, nr. 129 verzoekt de regering om, hierover in overleg te treden met de betrokken partijen in de regio, zoals Waddengemeenten en watertaxibedrijven; verzoekt de regering tevens, nogmaals kritisch te kijken naar het uitge-voerde onderzoek, inclusief de daaruit voortvloeiende conclusie; verzoekt de regering voorts, te komen met een werkbare oplossing en de Kamer hierover te informeren,

Minister I&M

Vereenvoudiging bij procedures tgv inwerking treden Omgevingswet lijkt niet waarschijnlijk.

VAO Wadden

07-04-2016

Motie Van Helvert/Aukje de Vries 29 684, nr. 131 verzoekt de regering om, spoedig te onderzoeken of en hoe de concessie-verlening van de veerdiensten naar de Waddeneilanden overgelaten kan worden aan de betrokken provincies

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Milieu- en Transportraad

07-04-2016

Motie Geurts/Bisschop 21 501-33, nr. 598 verzoekt de regering de Europese Commissie te kennen te geven dat om bovenstaande redenen zij haar uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt op basis van artikel 11 van verordening 182/2011 en daarom de huidige lijst moet worden herzien; verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de hierboven weergeven aspecten van verordening 1143/2014 worden gevolgd in het bijzonder dat het bedrijfsleven wordt betrokken bij het vaststellen van lijsten van invasieve soorten,

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

Uitkomsten klimaattop Parijs

19-05-2016

Motie Mulder/Van Veldhoven 31 793, nr. 151 verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat klimaatinnovatie als overkoepelend doel specifiek aandacht krijgt in het innovatiebeleid

Stas I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Uitkomsten klimaattop Parijs

19-05-2016

Motie Jan Vos 31 793, nr. 152 verzoekt de regering om, te investeren in technieken die CO2-afvang bij industriële processen stimuleren, zodat de inzet van aardgas en biomassa in de energievoorziening, zolang noodzakelijk, mogelijk blijft; verzoekt de regering tevens om te investeren in onderzoek, ontwikkeling en demonstratie van technieken waarbij CO2 uit de atmosfeer wordt gehaald en op aarde wordt vastgelegd, bijvoorbeeld in bossen, in producten of in gesteenten, dan wel ondergronds wordt opgeslagen, wat ook wel «negatieve emissie van CO2» wordt genoemd; verzoekt de regering voorts om over de vorderingen in het najaar te rapporteren aan de Kamer,

Stas I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

31-05-2016

verzoekt de regering om, bij schepen tot 86 meter de CCR-eisen alleen van toepassing te laten zijn bij nieuwbouw, verbouw of ombouw van een binnenvaartschip

Minister I&M

De motie Smaling/Jacobi is onder de aandacht gebracht van de CCR-lidstaten en in december in de CCR besproken.

De Nederlandse delegatie heeft het belang dat de Tweede Kamer aan deze discussie hecht in de CCR benadrukt.

Andere delegaties zagen desondanks geen noodzaak de technische eisen van de CCR nog verder te versoepelen. Men houdt vast aan de reeds afgesproken aanpassingen van de overgangsbepalingen. Deze aanpassingen gaan over de geluidseisen, elektrische installaties, bijboten en over een aantal eisen met betrekking tot passagiersschepen. Hierover wordt in 2017 verder gesproken. Voor deze eisen verwacht ik dat in de CCR bevredigende oplossingen worden gevonden voordat de overgangstermijn afloopt (2020).

VAO Scheepvaart

31-05-2016

verzoekt de regering, in overleg met belanghebbenden te voorkomen dat de bestaansbasis van Den Helder Airport zal versmallen onder druk van het helikopterveld bij de Eemshaven door goede onderlinge afstemming te bewerkstelligen,

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid

VAO Scheepvaart

31-05-2016

verzoekt de regering om, rondom de bemannings- en arbeidstijdenregels een instructie te geven aan de ILT om zogeheten «anticiperend te gaan handhaven» en in overleg met de branche de regels te evalueren

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid

Wetsvoorstel herziening mer-richtlijn

verzoekt de regering, deze «handreiking» of «modelverordening» met de Kamer te bespreken alvorens deze wordt vastgesteld

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid

Wetsvoorstel herziening mer-richtlijn

25-05-2016

verzoekt de regering te onderzoeken waarom het aantal vrijwillige mer-adviezen is teruggelopen en de Kamer hierover bij de evaluatie te informeren,

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Milieuraad

16-06-2016

Motie Remco Dijkstra 21 501-08, nr. 628 Verzoekt de regering tijdens de onderhandelingen over de ontwikkeling van biobrandstoffen in te zetten op:

o CO2-klimaatwinst;

o Kosteneffectiviteit;

o Investeringszekerheid;

• en een zoveel mogelijk gelijk speelveld binnen de EU;

Stas I&M

Motie is ondersteuning van kabinetsbeleid.

VAO Milieuraad

16-06-2016

Motie Van Tongeren 21 501-08, nr. 633 Overwegende dat de EU haar ambitie voor de uitstoot van luchtvervuilendestoffen heeft afgezwakt;Overwegende dat de omgevingswet voor milieukwaliteit bouwt op EU richtlijnen;Verzoekt de regering in kaart te brengen wat het gevolg is van lagere EU doelen, die in de omgevingswet komen, op lucht in Nederland;

Stas I&M

Motie ondersteunt het kabinetsbeleid.

VAO Milieuraad

16-06-2016

Motie Cegerek/Van Veldhoven 21591–01, nr. 634 verzoekt, de regering, zich op ÉU-niveau in te zetten voor een verbeterplan voor de controle op giftige stoffen in textiel

Stas I&M

De Europese Commissie is bezig met een voorstel (voor beperking van schadelijke stoffen in textiel) dat invulling geeft aan de motie, met uitzondering van het punt van handhaving en controle. Dit laatste kan pas worden geregeld nadat de wetgeving er is. De Commissie is bezig het voorstel aan te passen en er komt nog een tweede publieke consultatie. Het uiteindelijke voorstel wordt daarna besproken in het REACH Comité, want het betreft hier REACH. Er is nog geen zicht op wanneer het voorstel formeel wordt vastgesteld.

Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

Motie Van Veldhoven 33 678, nr. 19 constaterende dat de parlementaire enquêtecommissie aanbeveelt om een expliciete keuze voor de mate van marktwerking te maken en hiertoe verschillende scenario’s uit te werken; verzoekt de regering, deze aanbeveling over te nemen en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), directie spoor, te vragen om over de verschillende scenario’s advies uit te brengen

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

Motie Smaling 33 678, nr. 21 van mening dat de Fyra-enquête slechts de tweede helft van een slechte voetbalwedstrijd beschrijft; verzoekt de regering om, bij de vervolgacties die uit het rapport voort-vloeien ook de eerste helft in beschouwing te nemen

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

Motie De Boer 33 678, nr. 23 verzoekt de regering, de marktverkenning zo op te zetten dat er een onafhankelijke toets door een derde partij op de haalbaarheid van de uitkomsten van diezelfde marktverkenning plaatsvindt; verzoekt de regering voorts om, als hieruit blijkt dat een beter aanbod mogelijk is, dit als basis te nemen voor het aanbod op de HSL-Zuid en de NS te verzoeken om dit uit te voeren

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

Motie Van Helvert/Van Veldhoven 33 678, nr. 32 (was 28) verzoekt de regering, de ILT te verzoeken het meerjarenplan 2016–2020 aan te vullen met de implementatie van de organisatiebrede veranderingen en de koerswijziging zoals door de enquêtecommissie Fyra is aanbevolen

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

MIRT

07-07-2016

Motie Visser c.s. 34 300 A, nr. 76 Verzoekt de regering om binnen het Deltafonds, onder de noemer meekoppelkansen na te gaan of het mogelijk is om, naastde regionale bijdrage, een landelijke bijdrage aan het regionale project"sluizen Kornwerderzand» te leveren.Verzoekt de regering de Kamer hierover voor het MIRT overleg 2017 te informeren.

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

MIRT

07-07-2016

Motie Smaling/Visser 34 300 A, nr. 79 constaterende dat bewoners rondom de A8 in Zaanstad rond de Coenbrug zich'zorgen maken over de milieuoverlast en de gemeente Zaanstad nader onderzoek verricht;overwegende dat de regering al bereidheid heeft getoond te onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om de geluidsoverlast van de Coenbrug te beperken;verzoekt de regering de uitkomsten van beide onderzoeken te bespreken met de gemeente Zaanstad en de Kamer te informeren over de uitkomst; -

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

MIRT

07-07-2016

Motie Van Helvert 34 300 A, nr. 85 verzoekt de regering in overleg met de stad Utrecht te treden teneinde te voorkomen dat stedelijke plannen de verkeersstromen buiten de stad te zeer beïnvloeden;

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

07-07-2016

Motie Van Helvert/De Boer 23 645, nr. 632 verzoekt de regering in kaart te brengen hoe enkelvoudig in- en uitchecken zo goed mogelijk en op welke termijn kan worden gerealiseerd en met het NOVB een plan op te stellen om dit te bewerkstelligen

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

07-07-2016

Motie De Boer 23 645, nr. 629 verzoekt de regering om, in overleg met de spoorbranche te komen tot het formuleren van deze maatregelen en bij het PHS tussentijds de balans op te maken en te toetsen of het nog voldoet aan de oorspronkelijke uitgangspunten

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

07-07-2016

Motie De Boer/Van Veldhoven 23 645, nr. 630 verzoekt de regering, voor 2017 zich in het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) er hard voor te maken om te bewerkstelligen dat vervoerders informatie over reizigersaantallen en -stromen in een speciale databank openbaar beschikbaar maken met waarborgen voor de privacy van de individuele reiziger; verzoekt de regering tevens, in het Besluit personenvervoer een leverings-plicht van OV-chipkaartdata en andere gegevens voor het verkrijgen van een compleet beeld van het reisgedrag te overwegen, indien het overleg met decentrale overheden en vervoerders in het NOVB niet voor 2018 heeft geleid tot een adequaat informatiesysteem over het gebruik van het openbaar vervoer

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Spoor

07-07-2016

Motie De Boer 29 984, nr. 675

• een gedegen onderzoek uit te voeren naar de exacte omvang en oorzaak van de overschrijding van de risicoplafonds en de resultaten verkregen uit de actualisatie van de marktverwachtingen uit 2006 te vergelijken met de voor de wet gehanteerde prognose en routering;

• met de sector tot afspraken te komen over routering van het spoorver-voer van gevaarlijke stoffen om het overschrijden van risicoplafonds tegen te gaan en indien nodig deze goederenpaden met de Duitse spoorbeheerder af te stemmen;

• de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid inzake het ongeluk in Tilburg uit te voeren;

• op locaties waar risicoplafonds (dreigen te) worden overschreden met spoorgoederenvervoer van gevaarlijke stoffen, zoals op de Brabant-route, of locaties in grootstedelijk gebied, zoals in de Drechtsteden, met de decentrale overheid in overleg te gaan over een samenhan-gende aanpak om veiligheid en leefbaarheid voor omwonenden te verhogen alsmede het versnellen van bestaande plannen en program-ma’s op de omleidingsroutes;

• te onderzoeken of de prikkels in de gebruiksvergoeding met Duitsland en België op elkaar af kunnen worden gestemd;

• in overleg met de sector te komen tot een betere registratie van de wagons met gevaarlijke stoffen op het spoor;en in overleg met ProRail te bezien of de flexibiliteit in het proces van capaciteitsverdeling kan worden vergroot, zodat er meer mogelijkhe-den ontstaan voor het, binnen de risicoplafonds van Basisnet, inpassen van lastminutegoederenvervoer,

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Spoor

07-07-2016

Motie Cegerek 29 984, nr. 677 verzoekt de regering, nu reeds te specificeren wat de oorzaken zijn van overschrijdingen van de Wet basisnet en in kaart te brengen welke oplossingen, waaronder het nemen van een routeringsbesluit, binnen het kader van de Wet basisnet mogelijk zijn en de Kamer hierover voor 1 oktober 2016 te informeren

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Spoor

07-07-2016

Motie Van Helvert 29 984, nr. 679 verzoekt de regering, in overleg met de goederenvervoerders op het spoor een plan te ontwikkelen om trillingshinder en trillingsschade te voorkomen en de Kamer daarover te informeren

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Luchtvaart

07-07-2016

Motie Monasch 31 936, nr. 349 Verzoekt de regering in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn om het rendement van de opleiding tot verkeersleider bij LVNL te vergroten,

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

Jaarverslagen

30-06-2016

Motie Van Veldhoven 34 475 XII, nr. 10 verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat het jaarverslag en het Infrastructuurfonds voortaan beter inzicht bieden in de beoogde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen, en dat de aanpak van luchtkwaliteit en geluidshinder duidelijker van elkaar gescheiden zijn

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Havens

05-07-2016

Motie Van Helvert 29 862, nr. 31 verzoekt de regering om, in overleg met de regio een plan te ontwikkelen dat voorziet in de gegarandeerde ontsluiting van Voorne-Putten

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

05-07-2016

Motie Van Helvert 29 398, nr. 512 verzoekt de regering, een campagne tegen het appen op de fiets te starten die vergelijkbaar is aan de BOB-campagne

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

Wegverkeer en verkeersveiligheid

05-07-2016

Motie Van Helvert/Visser 29 398, nr. 513 verzoekt de regering, een nader onderzoek te (laten) doen naar de aansprakelijkheid van fietsers bij roekeloos app- en belgedrag, en de Kamer daarover te informeren

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

Alcoholslot

06-10-2016

29 398-535 verzoekt de regering om, het promillage waarbij een rijgeschiktheidsonderzoek wordt opgelegd zodanig te verlagen, bijvoorbeeld naar 1,3 promille, zodat mogelijke notoire drankrijders eerder in beeld kunnen worden gebracht en effectieve maatregelen kunnen worden genomen,

Minister I&M

De motie is ondersteuning van het beleid.

Alcoholslot

06-10-2016

verzoekt de regering, zo snel als mogelijk op basis van het SWOV-onderzoek over alcohol en verkeer te onderzoeken welke aanpas-singen in beleid en/of wet- en regelgeving doorgevoerd kunnen worden (betere profilering, nieuwe preventieve maatregelen en een bredere aanpak), en de Kamer hierover nog dit jaar te informeren,

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Milieuraad

13-10-2016

verzoekt de regering om zich aan te sluiten bij het standpunt van de Duitse Bondsraad en om dit actief te bepleiten in de EU

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

13-10-2016

21 501-08, nr. 652 verzoekt de regering, te bezien op welke manier de Nederlandse Emissieautoriteit andere EU-lidstaten kan helpen bij het verbeteren van hun CO2-administratie,

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

13-10-2016

21 501-08, nr. 653 verzoekt de regering, alvorens in te stemmen met de verordening voor bindende nationale reductiepercentages broeikasgassen voor de non-ETS-sectoren, de Tweede Kamer te informeren over de maatregelen die zij voornemens is te nemen om uitvoering te geven aan dat doel,

Stas I&M

Deze motie wordt afgedaan bij de Kamerbrief van eind mei 2017 met geannoteerde agenda voor de Milieuraad van 19 juni 2017.

VAO Circulaire Economie

27-10-2016

verzoekt de regering, indicatoren te ontwikkelen en een nulmeting uit te voeren, zodat effectieve voortgang van het programma de komende jaren goed gemonitord kan worden,

Stas I&M

Systematiek en nulmeting worden momenteel ontwikkeld. De TK wordt in het najaar 2017 geïnformeerd

VAO Circulaire Economie

27-10-2016

32 852, nr. 37 verzoekt de regering, de SER te vragen deze mogelijkheden in kaart te brengen ter ondersteuning van de implementatie van het Rijksbrede programma Circulaire Economie,

Stas I&M

De TK wordt in het najaar 2017 geïnformeerd over de uitkomsten van de verkenning.

VAO Circulaire Economie

27-10-2016

Verzoekt de regering, om de SER te vragen een verkenning uit te zetten naar de mogelijkheden om het bestaande instrumentarium van subsidies, fiscale- en financiële prikkels zodanig aan te passen dat de transitie naar een circulaire economie wordt bevorderd, dit in overleg met het CPB te doen en aanvullend over de effectiviteit, de arbeidsmarkteffecten en overige effecten van deze aanpassing te laten rapporteren;

Stas I&M

De TK wordt in het najaar 2017 geïnformeerd over de uitkomsten van de verkenning.

VAO Circulaire Economie

27-10-2016

32 852, nr. 41 verzoekt de regering, het scheiden van afval op scholen te stimuleren,

Stas I&M

Wordt meegenomen in de voortgangsbrief transitieagenda’s

die vóór het zomerreces naar de Kamer wordt gezonden

VAO Circulaire Economie

27-10-2016

32 852, nr. 42 verzoekt de regering, bij de reeds geplande evaluatie van de Raamover-eenkomst Verpakkingen medio 2017 de Kamer ook inzicht te verschaffen in het bereikte milieuresultaat als het gaat om het verschil in uitstoot van CO2 dat is ontstaan door een verschuiving van de productie van plastic naar papieren draagtassen,

Stas I&M

De TK wordt in het najaar 2017 geïnformeerd.

VAO Tweede evaluatie procesrechtelijke bepalingen hoofdstuk 1 Crisis- en herstelwet gepland

01-11-2016

32 127, nr. 220 verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat enkel wanneer een partij op tijd aangeeft dat de Chw op een besluit van toepassing is, de versnelde uitspraaktermijn van zes maanden ook daadwerkelijk geldt,

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Landelijk beeld jaarwisseling

02-11-2016

28 684, nr. 485 verzoekt de regering, de opsporing van illegaal vuurwerk afkomstig uit het buitenland te intensiveren, postorderbedrijven te ondersteunen en meer mogelijkheden te bieden om actie te ondernemen tegen illegale vuurwerk-pakketten en de bezorging er van,

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

VAO Sociale Veiligheid in het Openbaar vervoer

02-11-2016

28 642, nr. 93 verzoekt de regering, zich in te spannen de maatregel tot dubbele bemensing op risicolijnen en risicomomenten uit te voeren voor het einde van het tweede kwartaal van 2017 en de Kamer hierover te informeren,

Stas I&M

De motie is in uitvoering.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 20 verzoekt de regering om, samen met andere wegbeheerders de effectieve doorstroming van verkeer te stimuleren, zoals bijvoorbeeld het (driejaar-lijks) checken en onderhouden van de verkeersregelinstallaties, het vaker instellen van «groene golven» en het stimuleren van opschaling van moderne technieken, zoals Talking Traffic, en de Kamer hierover te informeren,

Minister I&M

De motie is in uitvoering.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 22 verzoekt de regering om, in goed overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg te onderzoeken hoe de regierol van gemeenten en provincies op klimaat- en energiegere-lateerde onderwerpen binnen hun domein verder kan worden versterkt en de Kamer hierover te informeren

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 37 verzoekt de regering, te verkennen wat de mogelijkheden zijn om het project Smart Delta Resources te ondersteunen via het Rijksbrede programma Circulaire Economie,

Stas I&M

De TK wordt in het najaar 2017 geïnformeerd

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 38 verzoekt de regering, te onderzoeken of zodra het centraal wagenpark gereed is een substantieel deel van het rijkswagenpark kan worden ingezet voor een proefproject waarin mensen op een laagdrempelige manier gebruik kunnen maken van elektrische deelauto’s en de Kamer hierover in 2017 te informeren,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid door Defensie.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 23 verzoekt de regering, aan te dringen op spoedige wijziging van de algemene plaatselijke verordening (APV) door de gemeente Haarlem-mermeer en bij snel uitblijvend resultaat andere effectieve maatregelen door te voeren, en de Kamer hierover nog dit jaar te informeren

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 39 verzoekt de regering, in lopende studies mee te nemen in hoeverre bundeling van vervoersstromen en oplossingen over de modaliteiten heen (naar voorbeeld van Whim in Helsinki) onderdeel kunnen uitmaken van de oplossingen voor de onder druk staande stedelijke bereikbaarheid,

Minister I&M

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 53 verzoekt de regering bij de najaarsnota te bezien welke bijdrage kan worden geleverd om ervoor te zorgen dat voor de dubbele bemensing in 2017 voldoende budget beschikbaar is.

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 46 verzoekt de regering, samen met provincies en gemeenten in 2017 overleg te voeren met als doel in 2018 te komen met een nationaal luchtplan (NLP), dit NLP te richten op de streefwaarden voor gezonde lucht, de meest vervuilde punten als eerste aan te pakken en daarvoor samen met de partners te bezien welke maatregelen daarvoor effectief zijn uit oogpunt van zowel gezondheidswinst als kosten,

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 48 verzoekt de regering, de Kamer voor de zomer van 2017 nader te informeren over de stand van zaken van het beheer en onderhoud van de grote strategische bruggen op het hoofdwegennet,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 26 verzoekt de regering, te bevorderen dat er bij het lokale gezag meer aandacht is voor de verkeersveiligheid en de verkeershandhaving wanneer de lokale situatie daarom vraagt; verzoekt de regering tevens om, in het kader van de verhoging van de pakkans ook zo snel mogelijk invulling te geven aan de landelijke speerpunten van het OM ten aanzien van verkeershandhaving en de Kamer hier uiterlijk eind 2016 over te informeren

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 49 verzoekt de regering, in de af te sluiten green deal afspraken te maken over de restvoorraad tweetaktbrommers en als stip op de horizon het uitfaseren van alle benzinebrommers; verzoekt de regering tevens, de handhaving op orde te brengen, zodat alle voertuigen in ieder geval aan de Europese normen voldoen,

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 54 verzoekt de regering om, binnen het textielconvenant afspraken te maken met de betrokken partijen over financieringsarrangementen, zodat inzameling en recycling daadwerkelijk van de grond komen,

Stas I&M

In het convenant is een werkgroep grondstoffen gevormd die zich vanaf tweede kwartaal 2017 ook met deze problematiek zal bezig houden. De TK wordt in het najaar 2017 geïnformeerd.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 51 verzoekt de regering om, het controleren op snelheidsovertredingen gerichter in te zetten op locaties met een verhoogd veiligheidsrisico,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 52 verzoekt de regering, te onderzoeken of het controleren van telefoons op recent gebruik na een verkeersongeval haalbaar en uitvoerbaar is,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 28 verzoekt de regering om, bij de uitwerking van de nieuwe MIRT-systematiek de samenhang tussen en de doorstroming op het hoofd- en onderliggend wegennetwerk een vast onderdeel te laten zijn en de knelpuntenanalyse van de ANWB mee te nemen in de komende bestuurlijke overleggen MIRT

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 29 roept de regering op om, bij incidenten en wegwerkzaamheden het toepassen van rode kruizen te beperken tot de wegvakken waarvoor dit vanuit het oogpunt van de veiligheid strikt noodzakelijk is, en over het toepassen van rode kruizen actief te communiceren naar de weggebruiker

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 31 verzoekt de regering, te voorkomen dat Europese luchtvaartmaatschappijen op achterstand worden gezet door, boven op de mondiale afspraken, op Europees niveau uitstoot apart te beprijzen

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 32 verzoekt de regering, ondernemers in het midden- en kleinbedrijf en start-ups te ondersteunen door belemmeringen weg te nemen, en de Kamer daarover te informeren

Stas I&M

Dit valt binnen het programma Ruimte & Regels als onderdeel van het programma Nederland Circulair in 2050. De TK wordt in het najaar 2017 geïnformeerd.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 36 verzoekt de regering om, het Actieplan Luchtkwaliteit breder in te zetten dan alleen in de steden Rotterdam en Amsterdam, hierbij toe te werken naar de WHO-advieswaarden en gezondheid centraal te stellen in het luchtkwaliteitsbeleid

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

14-11-2016

34 550-J, nr. 8 verzoekt de regering, nader onderzoek te laten doen naar geneesmidden-lenstoffen die schadelijk zijn voor ecosystemen in het water; verzoekt de regering tevens, te verkennen welke mogelijkheden er zijn om toepassing van schadelijke geneesmiddelenstoffen openbaar te maken,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

14-11-2016

34 550-J, nr. 21 verzoekt de regering het actieplan Code Oranje, van Waterschap Peel en Maasvallei op het samenwerkingsniveau van landsdeel Zuid, als koploper-project voor te dragen in het kader van het Deltaprogramma Klimaatadap-atie,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

34 550-J, nr. 15 verzoekt de regering, in kaart te brengen of de doelen wel haalbaar zijn en wat de maatregelen, nodig om de KRW-doelen te halen, zouden kosten,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

14-11-2016

34 550-J, nr. 18 verzoekt de regering, in het overeen te komen bestuursakkoord water resultaatverplichtingen voor geneesmiddelen en microplastics op te nemen om zodoende de doelen in de Kaderrichtlijn Water te bereiken,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

14-11-2016

34 550-J, nr. 19 verzoekt de regering, in beeld te brengen hoe groot de problematiek met betrekking tot overmatige waterplantengroei is, wat de resultaten van de pilot zijn en welke acties hieruit volgen, en op basis hiervan met het maatschappelijk veld in gesprek te gaan over de aanpak van de overmatige plantengroei in de Randmeren,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

14-11-2016

34 550-J, nr. 20 verzoekt de regering, in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie initiatieven voor particulieren waar het gaat om vergroening en het vasthouden van water te stimuleren en (eventuele) belemmeringen daarvoor uit de weg te ruimen,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Transportraad

30-11-2016

21 501-33, nr. 620 verzoekt de regering, nogmaals te benadrukken in de Transportraad dat het al dan niet invoeren van wegbeprijzing een nationale bevoegdheid is en dat dit geen onderdeel moet zijn van de Europese strategie,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Transportraad

30-11-2016

21 501-33, nr. 621 verzoekt de regering om, zich intensief en nadrukkelijk te blijven verzetten tegen de plannen voor Duitse tolheffing bij de Duitse regering en de Europese Commissie en daarmee ook samen op te trekken met andere landen;verzoekt de regering voorts, om in de tussentijd een grenseffectentoets van de Duitse tolplannen uit te voeren,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoek de regering om in 2017 te bezien of het mogelijk is om meer te investeren in betere sluisbediening, meer ligplaatsen en afloopvoorzieningen voor de binnenvaart

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoekt de regering, in dat programma de aanpak van knooppunt Zaandam te prioriteren

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoekt de regering, in overleg met de regio te onderzoeken of en hoe de doorstromingsproblemen op de A58 tussen Breda en Tilburg structureel kunnen worden aangepakt

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoekt de regering, te onderzoeken of en welke capaciteitsvergrotende investeringen in spoor nodig zijn om Venlo verder uit te bouwen als internationaal vervoersknooppunt

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoekt de regering, in overleg te treden met de regio of en waar een aanvullende financieringsbehoefte ligt

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoekt de regering, in het gebiedsgerichte programma Goederencor-ridor Oost met prioriteit de opgave voor de A15 Ridderkerk-Gorinchem mee te nemen

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoekt de regering, deze wensen van de regio, inclusief oeververbinding en N59, te beoordelen op de bijdrage aan de verbetering van de doorstroming tussen het regionale en landelijke wegennet, en met de regio afspraken te maken hoe bij een positieve beoordeling deze projecten een plaats kunnen krijgen in het gebiedsprogramma Rotterdam-Den Haag

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoekt de regering, eventuele aanbestedingsmeevallers bij de aanleg van deze projecten in mindering te brengen op de tolopgave

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoekt de regering, de locaties met de grootste urgentie voor fietspar-keren, zoals Amsterdam, Zwolle en Eindhoven, zo snel mogelijk aan te pakken

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoekt de regering, tot 1 oktober 2017 een bedrag van maximaal 30 miljoen euro te reserveren als rijksbijdrage voor de nieuwe sluis bij Kornwerderzand

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoekt de regering om bij de planuitwerking en in het MIRT de samenhang tussen hoofdwegen en onderliggend wegennet nadrukkelijker te betrekken

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

verzoekt de regering te inventariseren waar de aanleg van kademuren vervoer van goederen via de binnenvaart mogelijk zou kunnen maken, en hiervoor middelen uit Beter Benutten beschikbaar te stellen

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

28-11-2016

34 550-A, nr. 41 verzoekt de regering, zich in te zetten voor de realisering van de aanleg van een verbindingsboog tussen de A30 en de A1 richting Apeldoorn en verbetering van de verbindingsboog van Amersfoort richting Ede, en daartoe in overleg te treden met de overheden en andere belanghebbenden in de regio, met als doel dat er in het voorjaar van 2017 duidelijkheid gegeven wordt over planning en financiering; verzoekt de regering, in te stemmen met de start van een MIRT-onderzoek door de regio en in het kader van de uitkomsten daarvan en de uitkomsten van het NMCA 2017 tot een overwogen beslissing te komen voor de realisatie van structurele maatregelen voor het hele knooppunt,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Wegenverkeerswet in verband met de invoering van het trekkerkenteken

07-12-2016

34 397, nr. 23 verzoekt de regering om, de snelheidsverhoging voor trekkers mogelijk te maken en zo spoedig met de wegbeheerders, met name gemeenten en provincies, afspraken te maken over openstelling van de wegen voor landbouwverkeer,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Wegenverkeerswet in verband met de invoering van het trekkerkenteken

07-12-2016

34 397, nr. 24 verzoekt de regering, over te gaan tot het sluiten van een convenant met wegbeheerders en het bedrijfsleven over het verhogen van de maximum-snelheid voor landbouwvoertuigen naar 40 km/u en een betere toegang tot gebiedsontsluitingswegen en rondwegen voor landbouwvoertuigen; verzoekt de regering tevens om, gemeenten te laten aansluiten bij het geautomatiseerde systeem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer om ontheffingen laagdrempelig en goedkoop te verkrijgen,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

22-12-2016

29 984, nr. 702 Van Helvert verzoekt de regering om, bij ProRail erop aan te dringen om bij de beoogde besparingsmaatregelen als hard uitgangspunt te nemen dat het niet tot een duurder treinkaartje mag leiden,

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

22-12-2016

29 984, nr. 703 Van Helvert verzoekt de regering om, het voorliggende kabinetsbesluit in samenhang met de scenario’s nader te bekijken en de Kamer te informeren over haar bevindingen alvorens over te gaan tot het formuleren van een instellingswet,

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

22-12-2016

29 984, nr. 706 Bruins, verzoekt de regering, de randvoorwaarde «geen kosten bij de gebruikers» nader uit te werken, waarbij alle opties onderzocht worden,

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

22-12-2016

29 984, nr. 707 De Boer, verzoekt de regering om, naar aanleiding van het rijden van vier treinen vanuit Den Haag over de hsl naar België de prestatiecijfers niet te corrigeren voor deze aanpassing, maar volgens afspraak te handhaven

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 67 Ronnes verzoekt de regering, ook in de AMvB’s voor de Omgevingswet te borgen dat bestaande recreatieve wandel- en fietsroutes ten minste in stand blijven,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Luchtvaart

22-12-2016

31 936, nr. 375, de Leden Belhaj en Van Helvert, verzoekt de regering om, expliciet de mogelijkheden te onderzoeken om, volgens de inmiddels internationaal beproefde «green deal»-systematiek, ook afspraken te maken over efficiënter luchtruimgebruik met gelijkge-zinde landen buiten ons eigen functionele luchtruimblok, zodat alle mogelijkheden om efficiënter te vliegen maximaal en zo snel mogelijk worden benut,

Stas I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 81 Ronnes/Veldhoven verzoekt de regering, in overleg met de VNG de gemeenten ertoe te zetten dat uit oogpunt van gezondheid en welbevinden grenzen worden gesteld aan de maximale periode dat omgevingsvergunningen tijdelijk zijn vergund,

Minister I&M

Afdoening van de motie wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 70 Van Tongeren verzoekt de regering, de huidige minimalisatieverplichting voor zeer zorgwekkende stoffen zoals kwik en dioxine op te nemen in de AMvB’s of in de invoeringswet,

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 73 Cegerek verzoekt de regering, in de nota van toelichting van het Bkl te verhelderen wat het criterium zwaarwegende economische en maatschappelijke belangen inhoudt, en daarbij voldoende aandacht te schenken aan de wens om de afwijking van de grenswaarde niet langer te laten duren dan nodig,

Stas I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 74 Cegerek verzoekt de regering om in het Besluit kwaliteit leefomgeving te regelen dat gemeenten ook rekening moeten houden met geluid en trillingen van bedrijfsmatige activiteiten als zij tijdelijke geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige locaties toelaten in het omgevingsplan,

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 75 Cegerek/Veldman verzoekt de regering om in de implementatiemonitor de gevolgen van de toepassing van de afwegingsruimte van de decentrale overheden voor het beschermingsniveau en de regeldruk voor bedrijven te monitoren, en de Kamer daarover te informeren,

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Nucleaire veiligheid

22-11-2016

25 422, nr. 176, het Lid Remco Dijkstra verzoekt de regering, publicatie van de actuele rampbestrijdingsplannen te realiseren,

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 76 Smaling verzoekt de regering, een derde lid aan artikel 4.2 van het Omgevingsbe-sluit toe te voegen met de volgende strekking: «bij het betrekken van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties en bestuursorganen waarborgt het bevoegd gezag dat alle partijen op een gelijkwaardige wijze kunnen participeren»,

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Transportraad

30-11-2016

21 501-33, nr. 619, de Leden Visser/Ronnes verzoekt de regering om, zo snel mogelijk maatregelen te treffen om bij overtredingen van de rij- en rusttijden door buitenlandse kentekens deze gegevens langer op te slaan, zolang de broodnodige wet- en regelgeving nog niet geïmplementeerd is, zodat deze bestuurders niet de dans kunnen ontspringen,

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Energie 8 december 2016

31 239, nr. 248 Smaling/Vos verzoekt de regering om, in de nieuwe Omgevingswet een nieuw schadevergoedingsartikel op te nemen, teneinde een meer realistische schadevergoeding van de waardevermindering te bewerkstelligen,

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 57, Veldman verzoekt de regering, in het Besluit kwaliteit leefomgeving middels een instructieregel aan te geven dat bij het stellen van lokale omgevings-waarden een integrale afweging, met daarbij ook de economische effecten, zoals effecten op het vestigingsklimaat, werkgelegenheid en bereikbaarheid, moet worden gemaakt en aan het controlerende orgaan moet worden voorgelegd.

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 58, Veldman en Cegerek verzoeken de regering om in de invoeringswet op te nemen dat decentrale overheden gebruik moeten maken van inhoudelijk gevalideerde en onafhankelijke onderzoeken en dit na vaststellen van de invoeringswet uit te werken bij het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII, nr. 40 Hoogland verzoekt de regering, de transitie van ProRail zodanig vorm te geven dat deze geen invloed heeft op de arbeidsvoorwaarden (waaronder salaris en pensioenen) van het personeel, en ook niet op de prijs van treinkaartjes en gebruiksvergoeding,

Stas I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 61, Veldman en Cegerek verzoeken de regering, in de jaarlijkse Monitor Implementatie Omgevingswet de voortgang van de stapsgewijze ontwikkeling van het DSO op te nemen, en voor de ontwikkeling van de informatiehuizen specifieke «go/no go»-momenten in te bouwen, en de Kamer hierover te informeren.

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 59 Veldman/Cegerek verzoekt de regering om, via de invoeringswet te regelen dat het Rijk ook regels kan stellen over meet- en rekenmethoden bij algemene regels in decentrale regelgeving

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

33 118, nr. 63, van Veldhoven verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat hoogwaardige compensatie wordt gewaarborgd en te borgen dat natuurorganisaties betrokken worden bij het beoordelen van die kwaliteit.

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

Gewijzigde motie 33 118, nr. 80 Van Veldhoven verzoekt de regering om, in het Omgevingsbesluit te regelen dat de gemeenteraad bij de kennisgeving van het voornemen om een omgevingsplan vast te stellen aan moet geven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding worden betrokken

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Externe veiligheid en asbest

19-01-2017

25 834, nr. 121 motie Smaling verzoekt de regering, het ontzorgen van particulieren met asbestdaken kleiner dan 35 m2 expliciet aandacht te geven in de landelijke Programma-tische Aanpak Asbestdaken,

Stas I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd.

VAO Externe veiligheid en asbest

19-01-2017

25 834, nr. 119 motie Van Veldhoven verzoekt de regering, met een brief te komen waarin wordt ingegaan op de zorgen van de inspecteurs op de genoemde punten en de Kamer daar vóór de zomer over te informeren

Stas I&M

Het BRZO+ is gevraagd om na te gaan wat de stand van zaken is rond de punten genoemd in de motie.

VAO Externe veiligheid en asbest

19-01-2017

25 834, nr. 120 motie Van Veldhoven verzoekt de regering, in kaart te brengen hoe de analysecapaciteit van de Inspectie Leefomgeving en Transport kan worden versterkt, en dit te betrekken bij de nog te ontvangen analyse over de spanning tussen budget en taken bij de ILT,

Stas I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Externe veiligheid en asbest

19-01-2017

25 834, nr. 124 motie De Vries/Smaling verzoekt de regering, met behulp van bij de financiering betrokken partijen en gemeenten arrangementen te ontwikkelen voor eigenaren-bewoners, rekening houdend met draagkracht, en de Kamer daarover voor 1 juli 2017 te informeren, alsmede over de wijze waarop de te ontwikkelen arrangementen onder de aandacht van de doelgroep gebracht zullen worden,

Stas I&M

Deze motie wordt opgepakt in het kader van de programmatische aanpak asbestdaken. Met TK is afgesproken voortgang te rapporteren voor zomerreces, dat gebeurd medio juni.

wetsvoorstel van de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen overeenkomst van Parijs (34 589-(R2077)

25-01-2017

34 589, nr. 7 verzoekt de regering, prioriteit te geven aan de ratificatie van de overeenkomst van Parijs en alles te doen wat binnen haar vermogen ligt om de goedkeuring van de wet en de rijkswet nog vóór de komende Tweede Kamerverkiezingen te bewerkstelligen

Stas I&M

Afdoening wordt voorbereid.

wetsvoorstel van de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen overeenkomst van Parijs (34 589-(R2077)

25-01-2017

34 589, nr. 8 verzoekt de regering, een visie op deze problematiek te ontwikkelen en de sociale en financiële consequenties zichtbaar te maken,

Stas I&M

Afdoening wordt voorbereid.

wetsvoorstel van de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen overeenkomst van Parijs (34 589-(R2077)

25-01-2017

34 589, nr. 13 verzoekt de regering, in het EU 2030-raamwerk voor klimaat en energie het mogelijk te maken dat CO2-opslag in de bodem kan meetellen voor het halen van het non-ETS CO2-reductiedoel, ook in Nederland; verzoekt de regering, onderzoek te doen naar opslag van CO2 in de bovenste bodemlaag en naar het verdienmodel voor deze CO2-opslag, zodat hier in de regelgeving rekening mee gehouden kan worden,

Stas I&M

Afdoening wordt voorbereid.

wetsvoorstel van de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen overeenkomst van Parijs (34 589-(R2077)

25-01-2017

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de Nederlandse bedrijven hun CO2-uitstoot de komende 25 jaar significant kunnen reduceren, al dan niet via CCS,

Stas I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Dieselfraude

08-02-2017

31 209, nr. 207 Geurts Veldhoven Visser en Hoogland verzoekt de regering, de fabrikanten en de Duitse autoriteiten om opheldering te vragen en verder onderzoek te doen zodat inzichtelijk wordt wat de softwareaanpassing inhoudt en wat dit voor effect heeft op motorvermogen en verbruik,

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Dieselfraude

08-02-2017

31 209, nr. 208 Veldhoven en Hoogland verzoekt de regering, met een coalitie van progressieve lidstaten zich in Europees verband in te zetten voor: een Europese bevoegdheid tot onafhankelijk hertesten en opleggen van boetes; een Europees auditsysteem (of peerreviewsysteem) voor nationale typegoedkeuringsinstanties; een verbod om elders een typegoedkeuring te verkrijgen nadat deze elders werd geweigerd; regelmatige audits van testbedrijven door de typegoedkeuringsinstantie,

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

08-02-2017

Motie van het lid Visser 29 398, nr. 551 verzoekt de regering om, nader te onderzoeken of een dergelijke verbreding bijdraagt aan de verkeersveiligheid, inclusief de kosten, en daarmee past in de doelstellingen van het programma Meer Veilig; en verzoekt de regering, maximaal 5 miljoen hiervoor te reserveren, mits het inderdaad een doelmatige investering voor verkeersveiligheid blijkt

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Dieselfraude

08-02-2017

31 209, nr. 209 Hoogland en Veldhoven verzoekt de regering, wat betreft de in Nederland goedgekeurde voertuig-types, in overleg met de RDW zo spoedig mogelijk over te gaan tot een betekenisvolle actie bij auto’s van fabrikanten die de grens van het toelaatbare hebben overschreden en de Kamer hierover uiterlijk voorjaar 2017 te informeren; verzoekt de regering voorts, wat betreft voertuigen waarbij de grens van het toelaatbare is overschreden, maar die elders in de Europese Unie zijn goedgekeurd, verder aan te dringen op acties in Europees verband, en de Kamer hierover uiterlijk voorjaar 2017 te informeren,

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

08-02-2017

Motie van het lid Visser 29 398, nr. 554 verzoekt de regering, de Kamer voor 1 oktober 2017 te informeren over de termijn(en) waarop de verbeteringen geïnventariseerd en gerealiseerd zullen zijn; verzoekt de regering tevens om, interdepartementaal inzichtelijk te maken welke relevante databronnen beschikbaar zijn, en om deze te gebruiken om de informatie over verkeersongevallen te verbeteren.

Minister I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Duurzaamheid en Milieu

21-02-2017

Motie Ouwehand en Van Veldhoven verzoekt de regering, de metingen van broeikasgassen in Nederland te blijven financieren

Stas I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Duurzaamheid en Milieu

21-02-2017

Motie Ronnesverzoekt de regering om, de bestemde middelen in de compensatieregeling voor bestelbusjes zo snel mogelijk bij de geraakte ondernemers in aangrenzende gemeenten terecht te laten komen

Stas I&M

Afdoening wordt voorbereid.

VAO Duurzaamheid en Milieu

21-02-2017

30 196, nr. 533 verzoekt de regering om in het kader van de circulaire economie afgeschreven elektronica, zoals laptops en computers, van de rijks-overheid standaard aan te bieden voor hergebruik en in verdere levens-fasen te recyclen, waarmee deze tevens binnen bereik van sociale doelgroepen komt,

Stas I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid door BZK.

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409, nr. 136 Motie Helvert/Hoogland verzoekt de regering, in overleg met de provincie en de regiogemeenten te komen tot een gedragen plan en in de Voorjaarsnota aan te geven hoe, met meerdere departementen, de financiële haalbaarheid is,

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409, nr. 138 Motie Van Helvert/Jacobi verzoekt de regering om bij de bemiddeling over oplossingen, afspraken en toetsingsnormen ook de Kustwacht te betrekken als partij aan tafel waarmee afspraken gemaakt worden,

Minister I&M

motie 31 409-138 van de leden Jacobi en Van Helvert verzocht om ook de Kustwacht te betrekken bij de bemiddeling tussen Noordgat en de KNRM. Die bemiddeling tussen Noordgat, de KNRM en de Kustwacht loopt en de gesprekken zijn constructief. Er is inmiddels in kaart gebracht waar de schoen wringt en op dit moment worden de mogelijkheden voor zowel korte als middellange termijn oplossingen voor het geschil verkend. Voor de zomer zal de mediator de resultaten terugkoppelen aan mijn ministerie, waarna de kamer geïnformeerd zal worden.

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409, nr. 139 Motie Van Helvert verzoekt de regering, de aanbevelingen gedaan door de Europese Rekenkamer in het rapport «Zeevervoer in de EU in woelige wateren» over te nemen en de Kamer te informeren over hoe ze dat gaan doen,

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409, nr. 140 Motie Smaling/Jacobi verzoekt de regering om, de binnenvaartsector te ondersteunen met het opstarten van een pilot met het AGORA-veilingsysteem voor de duur van twee jaar, zich daarbij te richten op de spotmarkt, te zorgen dat de marktmeester een onafhankelijke positie krijgt en de resultaten van AGORA te monitoren; verzoekt de regering voorts om, de Tweede Kamer halfjaarlijks te informeren over de ontwikkelingen rondom de pilot met het AGORA-veilingsysteem,

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409, nr. 141 Motie Jacobi/De Boer verzoekt de regering, binnen enkele maanden een plan uit te werken over hoe de missiefinanciering van MARIN substantieel kan worden verhoogd, zodat reeds bij de eerstvolgende kabinetsformatie tot besluitvorming omtrent deze missiefinanciering kan worden overgegaan,

Minister I&M

Momenteel wordt interdepartementaal overleg gevoerd in afstemming op de voorbereiding van de kabinetsreactie op de evaluatie van TO2 instituten, waarna de Kamer deze zomer zal worden geïnformeerd over de stand van zaken.

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409, nr. 142 Motie Jacobi/Belhaj verzoekt de regering, concrete nadere stappen te zetten om te komen tot meer samenhangend beleid (weg, spoor en water) voor de grote vervoersstromen en de Kamer hierover in het voorjaar van 2017 te informeren,

Minister I&M

Naar verwachting wordt de visie deze zomer afgerond en aan uw Kamer gezonden.

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409, nr. 143 Motie Jacobi/Van Helvert verzoekt de regering, te bezien welke wet- en regelgeving moeten worden aangepast voor betere handhaving en zo snel als mogelijk nieuwe technieken te gebruiken bij de handhaving van snelheidsovertredingen op het water,

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409, nr. 144 Motie De Boer/Jacobi spreekt uit dat onderzocht dient te worden hoe de toezicht- en inspectieta-rieven in Nederland naar beneden kunnen worden bijgesteld in lijn met het advies van de Raad van State, en de Kamer hier voor de zomer 2017 over te informeren,

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid door EZ.

VAO Ruimtelijke Ordening

22-02-2017

verzoekt de regering in STRONG op te nemen dat schaliegaswinning voor het gehele Nederlandse grondgebied op land wordt uitgesloten, en het in de toekomst slechts aan de orde te stellen wanneer daar zwaarwegende redenen voor zijn

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Ruimtelijke Ordening

22-02-2017

verzoekt de regering, deze werkwijze onmiddellijk na vaststelling van Strong in te laten gaan en toe te passen op alle boven- en ondergrondse energieprojecten die impact hebben op de ruimtelijke ordening

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Luchtvaart

23-02-2017

roept de regering op om, ervoor te zorgen dat er meer concrete resultaten worden geboekt door middel van het selectiviteitsbeleid, en de Kamer hier zo spoedig mogelijk over te informeren

Stas I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VSO Subsidieregeling Fietsersbond

22-02-2017

verzoekt de regering, de doelstellingen van de subsidie aan de Fietsersbond duidelijker te koppelen aan de doelen uit de Agenda Fiets, deze hierop tussentijds te evalueren en de subsidieregeling eventueel de komende jaren hier inhoudelijk op te herijken en de Kamer hierover te informeren

Minister I&M

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Vindplaats

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

VAO Nucleaire veiligheid

16-05-2017

25 422, nr. 189 motie Wassenberg verzoekt de Nederlandse regering, om zich aan te sluiten bij Duitsland en Luxemburg en de Belgische regering dringend te verzoeken de kerncen-trale in Tihange te sluiten,

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Nucleaire veiligheid

16-05-2017

25 422, nr. 191 motie Remco Dijkstra verzoekt de regering, te zoeken naar een duurzame oplossing die ervoor zorgt dat het afval veilig door de NRG kan worden afgevoerd zodat de leveringszekerheid van medische isotopen en de nucleaire veiligheid geborgd zijn,

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Nucleaire veiligheid

16-05-2017

25 422, nr. 194 motie Van Eijs verzoekt de regering, lessen te trekken uit gevallen waarbij de (veilig-heids)procedures in twijfel werden getrokken, en de Kamer voor de zomer over de stand van zaken daarvan te informeren,

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

Debat omwonenden chemiebedrijf Dordrecht (Chemiepack) die jarenlang zijn blootgesteld aan giftige stoffen

17-05-2017

28 089, nr. 39 motie Eijs/Kroger verzoekt de regering om, de zorgen van alle omwonenden serieus te nemen door voor iedereen die dat wil, in samenwerking met lokale instanties, proactief een bloedonderzoek aan te bieden zodat geen enkele kans, hoe klein ook, onbenut wordt gelaten om verhoogde waarden te identificeren

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Transportraad

01-06-2017

21 501-33, nr. 641 Ronnes verzoekt de regering om, alle mogelijke juridische procedures te starten om de Duitse tolheffing tegen te houden en hierbij samen op te trekken met Oostenrijk,

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Transportraad

01-06-2017

21 501-33, nr. 644 Van Tongeren verzoekt de regering om, bij de Europese Commissie erop aan te dringen of het initiatief te nemen om in onderling overleg technologieën, zoals de SafeDrivePod, toe te passen in auto’s en vrachtauto’s,

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Milieuraad

08-06-2017

21 501-08, nr. 685 Dijkstra verzoekt de regering, zich in te zetten voor optimale flexibiliteit tussen alle sectoren om zo de doelen voor emissiereducties, in het bijzonder de landbouw, bebouwde omgeving en de mobiliteit, zo kosteneffectief mogelijk te kunnen halen, rekening houdend met de langeretermijn-opgave richting 2050, en de Kamer te informeren over de uitkomsten,

Stas I&M

De motie ondersteunt het beleid.

VAO Milieuraad

08-06-2017

21 501-08, nr. 686 verzoekt de regering, Europese medestanders te vinden om samen op te trekken voor een internationaal verdrag om plasticvervuiling tegen te gaan,

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Milieuraad

08-06-2017

21 501-08, nr. 687 Mulder verzoekt de regering om, te pleiten voor het terugdringen van CO2 in de luchtvaart binnen de Europese Unie met Europees beleid zolang het ICAO-verdrag zich nog niet bewezen heeft,

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

Dertigledendebat over de rol van de overheid inzake asbestslachtoffers

08-06-2017

25 834, nr. 129 Lacin verzoekt de regering, mogelijkheden te onderzoeken om slachtoffers zonder juridische omwegen gegarandeerd een snelle en volledige schadevergoeding te geven op het moment dat vastgesteld is dat er sprake is van mesothelioom, en gaat over tot de orde van de dag.

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

De Kamer wordt na het zomerreces geïnformeerd.

VAO Scheepvaart

21-06-2017

31 409, nr. 164 Lacin verzoekt de regering om, in overleg met het veld, tot concrete voorstellen te komen om de markttransparantie te verbeteren en deze voorstellen voor 1 september 2017 aan de Kamer aan te bieden,

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Scheepvaart

21-06-2017

31 409, nr. 166 Visser/Jette verzoekt de regering, te bezien hoe de werkwijzen, normen en tarieven van de verschillende inspectiediensten op elkaar kunnen worden afgestemd, daarbij de normen van de meest efficiënte dienst als uitgangspunt te nemen en de Tweede Kamer hierover te informeren,

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Scheepvaart

21-06-2017

31 409, nr. 167 Visser/Van Helvert verzoekt de regering, te onderzoeken of de boetetarieven in de binnen-vaartsector, in vergelijking met andere sectoren, niet uit de pas lopen, in dit onderzoek ook de werkwijze van de ILT te betrekken en de Kamer hierover te informeren,

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

Debat voornemen van de Amerikaanse president om het klimaatakkoord op te zeggen

21-06-2017

31 793, nr. 174 Veldhoven/Raan verzoekt de regering in te zetten op verdere versterking van de samen-werking op klimaatgebied met de Amerikaanse staten en steden die het Klimaatak-koord willen uitvoeren, en daarbij onder meer te kijken naar de mogelijkheden die Nijmegen als Europese Green Capital biedt alsook de kansen van Europese onderzoeksbudgetten te benutten;

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

Debat voornemen van de Amerikaanse president om het klimaatakkoord op te zeggen

21-06-2017

31 793, nr. 175 Kroger/Raam/Beckerman verzoekt de regering, alle mogelijkendiplomatieke middelen in te zetten om ervoor te zorgen dat landen binnen het klimaatakkoord van Parijs blijven; verzoekt de regering tevens, er alles aan te doen om steden en regionale overheden wereldwijd betrokken te houden bij het klimaatakkoord van Parijs,

Stas I&M

Deze motie ondersteunt het beleid

VAO Water

27-06-2017

27 625, nr. 389 Eijs/Geurts/Dik-Faber verzoekt de regering, in de nieuwe structurele aanpak van opkomendestoffen uit puntbronnen:

• concrete afspraken op te nemen over de bevoegdheden en rolverdeling van overheden bij (in)directe lozingen;

• zorg te dragen voor maximale transparantie over de stoffen die geloosd worden en de daarmee gepaard gaande risico’s bij de vergunningverlening

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Water

27-06-2017

27 625, nr. 391 Lacin verzoekt de regering, een handreiking op te stellen voor het bevoegd gezag die verduidelijkt hoe binnen de ABM- en de immissietoets rekening gehouden moet worden met de risico’s voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening,

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Water

27-06-2017

27 625, nr. 392 Brenkverzoekt de regering, in samenwerking met de betrokken partijen nader in kaart te brengen welke belemmeringen er wel en niet zijn weggenomen en met welke reden; verzoekt de regering tevens, met voortvarendheid de eventuele nog bestaande belemmeringen weg te nemen,

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

VAO Water

27-06-2017

27 625, nr. 401 Dik-Faber verzoekt de regering, aan de primaire doelstellingen van het Deltaprogramma waarmogelijk maatschappelijke opgaven, zoals natuurherstel, te koppelen en de verschillende budgetten in samenhang te beschouwen

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen Infrastructuur en Milieu

29-06-2017

34 725 XII, nr. 11 motie Eijs/Veldhoven verzoekt de regering, alle nog niet deelnemende gemeenten met klem aan te sporen om deel te nemen aan de benchmark peiljaar 2017, en de Kamer over de resultaten van die inspanning voor de begrotingsbehandeling van 2018 te informeren

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

VAO ERTMS/Spoorveiligheid

06-07-2017

33 652, nr. 55 Jetten/Kröger verzoekt de regering, concrete voorstellen uit te werken voor verlaging van de maximumsnelheid voor goederentreinen tussen 23.30 uur en 05.30 uur op trajecten door dorps- en stadskernen langs de Brabantroute en Bentheimroute tot 80 km/u zolang andere (bron)maatregelen onvoldoende effectief zijn en de Kamer voor de begrotingsbehandeling 2018 hierover te informeren

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

VAO ERTMS/Spoorveiligheid

06-07-2017

33 652, nr. 56 Kröger/Jetten verzoekt de regering om, de Kamer voor een eventueel routeringsbesluit te informeren op basis van welke criteria besloten zal worden om het routeringsbesluit in te zetten, en gaat

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

VAO ERTMS/Spoorveiligheid

06-07-2017

33 652, nr. 57 Kröger/Jetten verzoekt de regering, een kwalitatieve weging toe te passen die ervoor zorgt dat een zo groot mogelijk aandeel van de gevaarlijke stoffen via de Betuweroute vervoerd wordt, en de Kamer daarover te info

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen Infrastructuur en Milieu

29-06-2017

34 725-XII, nr. 9 Remco Dijkstra/Van Helvert verzoekt de regering, bij langdurige programma’s, in ieder geval: A.vooraf heldere, relevante doelen te formuleren en deze vast te stellen; B.in ieder geval bij cofinanciering prestatieafspraken te maken met partners met daarbij een resultaatverplichting; C.inzicht te geven in de effecten per maatregel

Minister I&M

Motie is in uitvoering.

Parlementair agenda punt [06-07-2017] – Emissie-eisen brom- en snorfietsen

30 175, nr. 253 Köger verzoekt de regering, nu alvast hierover met de brommer- en scooter-sector in gesprek te treden, zodat zij tijdig het aanbod aan kunnen passen

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

Parlementair agenda punt [06-07-2017] – Ontwerpbesluit vergoeding gebruik hoofdspoorweginfrastructuur

29 984, nr. 724 motie Middendorp/Jetten verzoekt de regering het behoud van een gelijk speelveld steviger te verankeren als voorwaarde voor het invoeren en vaststellen van de hoogte van de extra heffing in het ontwerpbesluit alvorens dit voor advies naar de Raad van State te sturen

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

Parlementair agenda punt [06-07-2017] – Ontwerpbesluit vergoeding gebruik hoofdspoorweginfrastructuur

29 984, nr. 726 motie Middendorp/Jetten verzoekt de regering, het adviescollege regeldruk, Actal, een toets te laten uitvoeren op de regeldruk incl. beleidsbesluiten en administratieve lasten van het ontwerpbesluit met extra aandacht voor de gevolgen van de concurrentiepositie van Nederlandse havens en de Tweede Kamer over de uitkomsten van die toets te informeren

Stas I&M

Motie is in uitvoering.

Toezeggingen bewindspersonen Infrastructuur en Milieu

Vindplaats

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

AO Loodsenwet

21-04-2010

De Minister zal het uitvoeren van de eindevaluatie naar Bedienen op afstand breder betrekken, en ook ondermeer Schuttevaer benaderen.

Minister I&M

Conform de toezegging aan de TK om een evaluatie uit te voeren van twee pilotprojecten: Zeeland (project MOBZ) en Limburg (project Regiocentrale zuid) waarbinnen bediening op afstand wordt gerealiseerd. Huidige planning: Limburg in 2016 en Zeeland in 2018/2019. De evaluatie kan pas worden opgesteld zodra deze pilotprojecten zijn afgerond. Naar verwachting oktober 2019.

AO Waterkwantiteit (2e termijn)

20-06-2011

De Kamer ontvangt in 2018 de evaluatie van de 50/50% financiering tussen Rijk en waterschappen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma

Minister I&M

De Kamer wordt in 2023 hierover geïnformeerd.

AO Duurzaam Hout (2e termijn)

04-12-2013

De Staatssecretaris van IenM gaat in overleg met het Verenigd Koninkrijk en andere gelijkgezinde EU-lidstaten over harmonisatie van of gezamenlijke toetsing van MCTS en informeert de Kamer hierover voor de zomer van 2014

Stas I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces 2017 geïnformeerd met de brief over algemeen bosbeleid.

Debat Rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs)

10-04-2014

Bij de evaluatie van de Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorvoertuigen 1993 zal de Minister rekening houden met administratieve kosten, proportionaliteit (welke groepen bestuurders vallen wel of niet onder de wet) en zal eventuele mazen in de wet onderzoeken

Minister I&M

De toezegging zal bij de evaluatie worden betrokken.

AO Waddenveren

23-04-2014

De Staatssecretaris bericht de Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheid om de concessieverlening voor de Waddenveren te decentraliseren naar de provincie.

Stas I&M

Onderzoek moet nog gestart worden. Dit jaar worden hierover afspraken gemaakt met provincie Fryslan.

AO Transportraad

28-05-2014

In het voorjaar van 2015 zal de Kamer nader worden geïnformeerd over het nader onderzoek naar de cabotageactiviteiten in Nederland en over de handhaving hierop in Nederland en andere EU-lidstaten.

Minister I&M

Het onderzoek zal op korte termijn aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

AO ERTMS/Spoorveiligheid

24-06-2014

De Staatssecretaris brengt bij de planuitwerking van ERTMS in beeld welke trajecten buiten PHS extra aandacht krijgen en waarom.

Stas I&M

Deze toezegging wordt meegenomen in de

onderzoeken die plaatsvinden in de Planuitwerkingsfase. Hier wordt de Tweede Kamer t.z.t. over geïnformeerd.

AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) – 2e termijn

15-10-2014

De staatsecretaris informeert de Kamer er schriftelijk over als ze een besluit neemt over een voorstel van NS om tariefdifferentiatie toe te passen.

Stas I&M

NS heeft tot op heden geen voorstel voor tariefdifferentiatie ingediend. In concessie is afgesproken dat NS een voorstel mag indienen.

AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) – 2e termijn

15-10-2014

De Staatssecretaris informeert de Kamer binnen twee maanden schriftelijk over hoe de aandacht voor het goederenvervoer geborgd wordt in de samenstelling van de directie van ProRail

Stas I&M

Aan deze toezegging kan pas voldaan worden als de opheffing van KeyRail afgerond is.

AO Water

17-11-2014

De Minister zal overleg plegen met haar ambtsgenoot van financiën over de verlenging van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds en zal de Kamer daar in verband met de ontwerpbegroting 2016 over informeren.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Scheepvaart

21-01-2015

De Minister informeert de Kamer over de mogelijkheid de BTW op walstroom af te schaffen.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Waddenzee en Noordzee

04-02-2015

De Minister zal de evaluatie van de Samenwerkingsagenda Waddenzee aan de Kamer doen toekomen

Minister I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces 2017 geïnformeerd.

Leefomgeving

26-02-2015

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer over de uitkomst van het overleg met het lid Van Veldhoven (D66) inzake aanpassing van de nalevingsverslagen geluidsproductieplafonds met betrekking tot de werkruimte van 1,5 db.

Stas I&M

Het aangekondigde overleg van de Staatssecretaris met het lid Van Veldhoven heeft nog niet plaatsgevonden. Nadat dit overleg heeft plaatsgevonden informeert de Staatssecretaris de Kamer.

Mondelinge vragen Van Veldhoven (D66)

22-01-2013

De Minister heeft toegezegd de Kamer te informeren als er meer duidelijkheid is hoe hoog de kosten zijn en waar de kosten van opruimen landen

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

Dertigledendebat

Thermphos

02-04-2015

De Minister zegt volledig toe inzicht te geven aan de Tweede Kamer als het hele proces, waaronder het zoveel mogelijk verhalen van de kosten op de boedel, achter de rug is.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO MIRT

02-07-2015

De Minister doet de Kamer binnenkort het besluit van de Europese Commissie over de toewijzing van TEN-T-gelden toekomen en daarna een kabinetsreactie daarop

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

Wijziging van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht

14-09-2015

De Staatssecretaris van I en M zal de volgende evaluatie [van het VTH-stelsel] in 2017 in ieder geval voor het in werking treden van de Omgevingswet aan de Kamer doen toekomen.

Stas I&M

Zal conform toezegging in 2017 gestand worden gedaan.

AO Luchtvaart

30-09-2015

De Staatssecretaris zal het ORS-advies aan de Kamer doen toekomen

Stas I&M

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

30-09-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer na 8 oktober verder informeren over het verloop van de infractieprocedure door de Europese Commissie inzake FABEC.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO ProRail

29-09-2015

Na elke aandeelhoudersvergadering (halfjaarlijks) zal de Staatssecretaris de Kamer op hoofdlijnen informeren over wat daarin is besproken

Stas I&M

Deze toezegging is een continue proces.

AO Externe veiligheid

30-09-2015

De Staatssecretaris zegt toe dat de inventarisatie van de risico's van windturbines, in relatie tot de risicokaarten, betrokken zal worden bij de regelgeving ten aanzien van de Omgevingswet.

Stas I&M

Risico's worden meegenomen in volgende Kamerbrief over windenergie.

AO Transportraad

01-10-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer op enig moment na vaststelling in Europees verband van de «Real Driving Emissions»-test informeren over openstaande risico’s op verstoring van de marktwerking in dit nieuwe systeem en mogelijkheden voor handhaving bij misstanden onder dit systeem. Daarbij zal de Kamer inzage worden geboden in de manier waarop de onafhankelijkheid van de verschillende toezichtsinstanties voor emissies afkomstig van auto’s in de Europese lidstaten is gewaarborgd.

Stas I&M

Op Europees niveau staat het toezicht door derden of voldaan wordt aan de emissielimieten van RDE pas begin 2017 op de agenda. Aan deze toezegging kan pas daarna invulling worden gegeven.

Begrotingsonderzoek Infrastructuur en Milieu

15-10-2015

De Minister komt begin 2016 terug op de evaluatie inzake het kasstelsel.

Minister I&M

De Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

Begrotingsonderzoek Infrastructuur en Milieu

15-10-2015

De Minister overlegt met haar collega van Financiën over het verwerken van de voortgang van DBFM-projecten in informatievoorziening van Infrastructuur en Milieu.

Minister I&M

De Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

Begrotingsbehandeling IenM

29-10-2015

De Minister zal de Kamer informeren over budgetspanningen

Minister I&M

De Kamer wordt volgens de planning toezegging geïnformeerd.

Begrotingsbehandeling IenM

29-10-2015

De Minister zal onderzoek laten doen naar de capaciteit binnen de ILT

Minister I&M

De Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO MIRT

23-11-2015

Vóór het algemeen overleg MIRT van juni 2017 wordt het onderzoek afgerond naar capaciteitsverruiming van de A2 Eindhoven-Weert. Over de uitkomst wordt de Kamer geïnformeerd.

Minister I&M

De Kamer wordt vóór het Notaoverleg MIRT van 2017 geïnformeerd.

AO MIRT

23-11-2015

De Minister zal de Kamer voor het notaoverleg MIRT van 2017 de evaluatie toesturen van de toepassing van de Code Participatie.

Minister I&M

De Kamer wordt vóór het Notaoverleg MIRT van 2017 geïnformeerd.

AO ProRail

03-12-2015

In het eerste kwartaal van 2016 ontvangt de Kamer actuele en nadere informatie over de risicoreserveringen en indexatieverschillen en de budgettaire gevolgen daarvan voor ProRail.

Stas I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd.

AO Omgevingswet

21-01-2016

De Minister zal naar de (verdeling van) proceskosten bij onteigeningsrechtszaken kijken en de Kamer een voorstel doen toekomen ten aanzien hiervan.

Minister I&M

De toezegging zal worden verwerkt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

AO Omgevingswet

21-01-2016

De Minister zal nochtans geen invulling geven aan hetgeen in het aan de Kamer voorgehangen ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (Kamerstuk 29 383, nr. 252) voor zover dit het bouwen in het kustgebied-gerelateerde gedeelte betreft.

Minister I&M

De toezegging zal worden verwerkt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

AO Omgevingswet

21-01-2016

De Minister zal bij de indiening van het wetsvoorstel inzake Grondeigendom voorbeelden geven van hoe realisatie van middeldure huurwoningen en andere typen woningen er in de praktijk uit zou kunnen gaan zien.

Minister I&M

De toezegging zal worden verwerkt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

AO OV, OV-Chipkaart en taxi

02-02-2016

De Staatssecretaris zal bij haar quick scan naar nieuwe betaalmogelijkheden in het openbaar vervoer ook het punt van de heer Houwers betrekken over contactloos betalen.

Stas I&M

De Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Leefomgeving

11-02-2016

De Staatssecretaris zal de resultaten van het overleg met het Platform Houtstook vóór het zomerreces aan de Kamer sturen.

Stas I&M

De brief zal in het vierde kwartaal van 2017 naar de Kamer worden gestuurd.

AO Spoor

17-02-2016

De Staatssecretaris zal voor de zomer van 2016 een plan van aanpak presenteren voor het mijden van de spits op het spoor.

Stas I&M

De Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Spoor

17-02-2016

De Staatssecretaris zal de Kamer voor de zomer van 2016 per brief informeren over gevelisolatie van huizen langs het spoor in Rheden.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

17-02-2016

In het najaar van 2016 zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over de uitkomst van haar gesprek met telefoonproviders over mobiele dekking in spoortunnels.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

17-02-2016

Na de zomer ontvangt de Kamer nadere informatie in het kader van maatregelen ter verhoging van de sociale veiligheid, waaronder invoering van een speciaal noodnummer.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

17-02-2016

De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de mogelijkheid de IZY van Parijs naar Brussel v.v. door te laten rijden naar Nederland.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

17-02-2016

De Kamer ontvangt nadere informatie over de spoorproblematiek in Hilversum.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

Debat

Omgevingswet

15-03-2016

T02249: Het in beeld brengen van de effecten op burgers en bedrijven inzake administratieve lasten bij regelgeving (33 962)

Minister I&M

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat

Omgevingswet

15-03-2016

T02255: Het bespreekbaar maken van het participatieproces in het overleg met medeoverheden (33 962)

Minister I&M

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat

Omgevingswet

15-03-2016

T02252: Het reflecteren op de weging inzake het aspect «waternorm» bij de invoeging van de Waterwet (33 962)

Minister I&M

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat

Omgevingswet

15-03-2016

T02253: Het geven van inzicht in de laatste stand van zaken omtrent participatie (33 962)

Minister I&M

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat

Omgevingswet

15-03-2016

T02250: Het op de hoogte houden van de Kamer over de vorderingen op het gebied van het opnemen van het onderwerp «schade» (33 962)

Minister I&M

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat

Omgevingswet

15-03-2016

T02248: Bij de vormgeving van de AMvB aangeven hoe om te gaan met de afwegingsruimte inzake geluid, geur en bodem (33 962)

Minister I&M

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat

Omgevingswet

15-03-2016

T02251: Het in lijn brengen van de Omgevingswet met de aangenomen motie EK 33 962, K (33 962)

Minister I&M

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

AO Nucleaire Veiligheid

24-05-2016

De Minister zal er zorg voor dragen dat de Kamer jaarlijks geïnformeerd wordt inzake de financiële zekerheidsstelling voor de ontmantelingskosten van de nucleaire installaties in Nederland

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Transportraad

25-05-2016

De Kamer zal worden geïnformeerd over relevante ontwikkelingen ten aanzien van de ITS-richtlijn.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

26-05-2016

De Minister van Infrastructuur en Milieu zal een onderzoek instellen naar een eventueel verbod op het gebruik van de mobiele telefoon op de fiets.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Milieuraad

14-06-2016

De Kamer zal in het BNC-fiche worden geïnformeerd over de bijmenging van biobrandstoffen en zal een overzichtje krijgen van de wijze waarop dit in Europa geregeld wordt.

Stas I&M

Deze wordt meegenomen in de brief die na de zomer van 2017 naar de Kamer gaat.

AO Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

De Staatssecretaris zal na de zomer een brief sturen over martkverkenning

Stas I&M

Deze wordt meegenomen in de brief die na de zomer van 2017 naar de Kamer gaat.

AO Havens

29-06-2016

De Minister zal de Kamer per brief informeren over de gevolgen van de brexit voor de beleidsterreinen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu zodra hierover meer duidelijk is.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Actieagenda Schiphol

07-07-2016

De Staatssecretaris zal verifiëren of de luchtvaartmaatschappijen op Schiphol op dit moment al meer geluidsbeperking (reductie van 20% in plaats van 5%) realiseren dan overeengekomen in het «Convenant hinderbeperking en ontwikkeling Schiphol middellange termijn» en zal de Kamer hierover schriftelijk informeren zodra de MER van Schiphol er is.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

07-07-2016

De Staatssecretaris zal voor het MIRT-overleg in december een brief aan de Kamer sturen over het plan van verschillende vervoerders over het meer integraal aanbieden van openbaar vervoer in de Randstad, en haar appreciatie daarvan.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Circulaire economie

05-10-2016

De Staatssecretaris zal een onderzoek (laten) uitvoeren naar de kosten en effectiviteit van het invoeren van een statiegeldsysteem voor kleine plastic flesjes en blikjes en dit onderzoek vóór de zomer van 2017 aan de kamer sturen, tegelijkertijd met de Raamovereenkomst verpakkingen.

Stas I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd.

Begrotingsonderzoek

12-10-2016

De Staatssecretaris zal de indicatoren spoorveiligheid in de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu verduidelijken.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

27-10-2016

Voor het kerstreces 2016–2017 ontvangt de Kamer informatie over de uitkomst van nader overleg tussen NS en de regio over de dienstregeling van de Kennemerlijn

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

27-10-2016

In de volgende voortgangsrapportage over het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (april 2017) ontvangt de Kamer informatie over de mogelijkheden en regionale wensen ten aanzien van de Zaanlijn.

Stas I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd.

AO Spoorveiligheid/ERTMS

10-11-2016

De Staatssecretaris stuurt de Kamer een brief naar aanleiding van de vraag van de heer Hoogland over het onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport naar het Arriva-incident in Noord-Nederland.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO MIRT

28-11-2016

In december 2016 informeert de Staatssecretaris de Kamer over het beleid ten aanzien van de niet beveiligde overwegen en de aanbod- en risicogestuurde aanpak daarvan.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO MIRT

28-11-2016

In december 2016 ontvangt de Kamer een brief over de uitkomsten van bestuurlijk overleg over fietsparkeren bij stations.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

30-11-2016

Nadat de Europese Commissie haar studie heeft gepubliceerd over functionele luchtruimblokken, zal de Staatssecretaris haar oordeel hierover naar de Kamer sturen.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

08-12-2016

Ten behoeve van het algemeen overleg Spoor op 20 december 2016 ontvangt de Kamer nadere informatie over de Kennemerlijn.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

08-12-2016

De Staatssecretaris zal de Kamer bij een voortgangsbrief over de taskforce/Beter Benutten op de hoogte brengen van de uitkomst van de bespreking over studentenkorting voor het gebruik van de OV-fiets.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

08-12-2016

Bij de evaluatie van de taximarkt zal de Staatssecretaris reageren op het rapport «Amsterdamse taxichauffeur aan het woord» dat door de heer Smaling is aangeboden.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Externe veiligheid

14-12-2016

De Staatssecretaris zal vóór de zomer van 2017 een update inzake asbestdaken aan de Kamer sturen.

Stas I&M

Vóór het zomerreces zal een update inzake asbestdaken aan de Kamer worden gestuurd.

AO Externe veiligheid

14-12-2016

De Staatssecretaris zal vóór de zomer van 2017 een analyse geven ten aanzien van de verschillen in naleving en handhaving met betrekking tot Majeure risicobedrijven (BRZO's) in de Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2016.

Stas I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd.

AO Spoor

20-12-2016

In mei 2017 krijgt de Kamer meer duidelijkheid over de softwareproblemen bij Bombardier

Stas I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd.

AO Spoor

20-12-2016

Voor de zomer van 2017 informeert de Staatssecretaris de Kamer over het effect van de herpositionering van ProRail op een eventuele btw-afdracht.

Stas I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd.

AO Spoor

20-12-2016

In oktober 2017 ontvangt de Kamer nadere informatie over de problemen met beton aan de HSL-Zuid.

Stas I&M

De Kamer zal in het najaar 2017 worden geïnformeerd.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

De Minister van Infrastructuur en Milieu zal in de nota van toelichting bij het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) een nadere toelichting c.q. concretisering ten aanzien van Rijksmonumenten geven, waarbij zij de mogelijkheid van een meldingsplicht in gemeentelijk verband voor vergunningsvrije rijksmonumentenactiviteiten aan zowel de buiten- als de binnenkant beschrijft.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

De Minister van Infrastructuur en Milieu zal het begrip «aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten» opnemen in een begripsbepaling bij de uitvoeringsregelgeving voor de Omgevingswet.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Wegen en verkeersveiligheid

18-01-2017

Voor de zomer van 2017 ontvangt de Kamer een brief van de Minister van I&M over het plan om appen en bellen op de fiets te verbieden

Minister I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces 2017 geïnformeerd

AO Wegen en verkeersveiligheid

18-01-2017

In het voorjaar van 2017 informeert de Minister van I&M de Kamer over de mogelijkheden voor de aanpak van fraude met de kilometerteller

Minister I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd.

AO Wegen en verkeersveiligheid

18-01-2017

Voor de zomer informeert de Minister van I&M de Kamer over verbetering en/of afschaffing van tunneldosering met het oog op het voorkomen van files.

Minister I&M

Het onderzoek is in het najaar van 2017 gereed. Zodra deze resultaten beschikbaar zijn zal de Kamer geïnformeerd worden.

Invoeringswet in verband met de Omgevingswet

19-12-2016

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal bezien hoe de bruikbaarheidseisen teruggeplaatst kunnen worden in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) mits er afwijkingsmogelijkheden voor gemeenten beschikbaar blijven. De Kamer zal over de uitwerking van deze mogelijkheid geïnformeerd worden uiterlijk bij het begin van de voorhangprocedure van het ontwerp-Invoeringsbesluit.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Duurzaam en Milieu

18-01-2017

De Staatssecretaris zegt toe dat in de brief van de Minister van Economische Zaken, die in april van dit jaar aan de Kamer wordt gestuurd over de monitoring en benchmark in het kader van het MVI, in zal worden gegaan op hoe CO2 daarin wordt opgenomen.

Stas I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces 2017 geïnformeerd

AO Duurzaam en Milieu

18-01-2017

De Staatssecretaris zal rond de zomer van 2017 de Kamer een brief sturen over hoe, mede naar aanleiding van het onderzoek getiteld «Cruciale delfstoffen raken op: er moeten delvingsquota komen», schaarse grondstoffen opgenomen zullen worden in de criteria.

Stas I&M

De Kamer wordt uiterlijk het najaar van 2017 geïnformeerd

AO Duurzaam en Milieu

18-01-2017

De Staatssecretaris zal vóór de zomer van 2017 een brief aan de Kamer sturen met daarin haar plannen ten aanzien van keurmerken, in wereldwijd verband, onder andere voor hout en cacao.

Stas I&M

De Kamer wordt voor het zomerreces 2017 geïnformeerd met de brief over algemeen bosbeleid.

AO Duurzaam en Milieu

18-01-2017

De Staatssecretaris zal inzake hormoonverstorende stoffen en het Deense voorbeeld in dat verband de Kamer een brief sturen in relatie tot het MVI.

Stas I&M

De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd.

AO Duurzaam en Milieu

18-01-2017

De Staatssecretaris zal vóór de zomer van 2017 een brief aan de Kamer sturen over de evaluatie van TPAC waarin zij ook ingaat op de inrichting van een brede expertcommissie over duurzame biomassa gericht op meerdere stromen.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Circulaire Economie/Leefomgeving

16-02-2017

De Staatssecretaris zal vóór het volgende algemeen overleg Circulaire economie in samenspraak met de Minister van Economische Zaken een brief aan de Kamer sturen over de financiële stromen ten behoeve van circulaire economie.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Circulaire Economie/Leefomgeving

16-02-2017

De Staatssecretaris zal het advies van de Gezondheidsraad inzake streefwaarden voor luchtkwaliteit eind 2017 aan de Kamer sturen.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Circulaire Economie/Leefomgeving

16-02-2017

De Staatssecretaris zal in het najaar van 2017, onder andere aan de hand van de «petitie-motie» van de «plasticsoupsurfer», met een voorstel komen ten aanzien van de 90% reductie van zwerfafval, inclusief een beschouwing ten aanzien van de Raamovereenkomst verpakkingen en andere onderzoeken en instrumenten aan de Kamer sturen. Hierbij heeft de Staatssecretaris aangegeven dat daarin óók een beschouwing van prijsprikkels wordt meegenomen. Voorts zal zij binnen één maand een nulmeting in dit verband aan de Kamer sturen.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Circulaire Economie/Leefomgeving

16-02-2017

Het resultaat van het nu lopende onderzoek naar de milieustraten zal eind dit jaar door de Staatssecretaris aan de Kamer worden gestuurd.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

23-02-2017

Indien er een bespreking plaats zal vinden tussen de Staatssecretaris en lokale bestuurders rond Schiphol over concrete voorstellen inzake de zorgen van omwonenden over de verkoopbaarheid van hun woningen, zal zij de Kamer hierover na afloop informeren.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

23-02-2017

De Staatssecretaris zal de Kamer voortaan een halfjaarlijkse voortgangsrapportage sturen over Lelystad Airport.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

23-02-2017

De Staatssecretaris zal de Kamer voor de zomer informeren over het ontwerpproces inzake Lelystad Airport en de aansluiting op het hogere luchtruim.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

23-02-2017

De Kamer zal voor maart 2017 worden geïnformeerd over schijnzelfstandigheid bij luchtvaartmaatschappijen.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

23-02-2017

Als er nieuws is over Insel Air, zal de Kamer worden geïnformeerd.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

23-02-2017

De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de vraag wat in de MER inzake Schiphol kan worden meegenomen en hierbij ingaan op de motie-Smaling (Kamerstuk 31 936-384).

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Nucleaire veiligheid

10-05-2017

De Minister zal in de volgende voortgangsbrief inzake nucleaire veiligheid uitleg geven over Euratom in verband met de Belgische kerncentrales

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

Vindplaats

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

AO Scheepvaart

06-06-2017

De Minister probeert de Kamer uiterlijk in september te informeren over een gelijk speelveld voor Nederlandse zeehavens en de Rotterdamse haven in het bijzonder.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

21-06-2017

De Kamer zal na de zomer worden geïnformeerd over de uitwerking van alle stappen in het dossier legionellapreventie.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

21-06-2017

De Kamer zal in de zomer worden geïnformeerd over de evaluatie van de drinkwaterregelgeving.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

21-06-2017

De Minister zal de Kamer informeren als er meer duidelijkheid is inzake Chemours. Hierbij zal ook de procedure worden uiteengezet voor de vergunningverlening bij lozingen en de procedure na overtredingen.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

21-06-2017

Na afstemming met de stakeholders zal de Kamer zo snel mogelijk worden geïnformeerd over de aanpak van lozingen in het kader van de aangepaste Algemene Beoordelingsmethodiek Stoffen en Preparaten (ABM) en emissietoets. Ook zal de Minister de handleiding meesturen, inclusief de richtlijnen voor opkomende stoffen.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

21-06-2017

De Kamer zal worden geïnformeerd over de gesprekken met de farmaceutische industrie over medicijnresten in het drinkwater.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

22-06-2017

Eind 2017 komt de Staatssecretaris terug op de vraag over verbetering van de dienstregeling bij station Dordrecht.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

AO Spoor

22-06-2017

In de jaarlijkse brief «Voortgang Betuweroute» zal worden ingegaan op de gevolgen van de vertragingen aan het derde spoor in Duitsland voor het spoorvervoer van goederen in Nederland.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

AO Spoor

22-06-2017

De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de uitkomst van het gesprek met NS over de tijdelijke inzet van een shuttlebus Breda-Noorderkempen, zolang de snelle trein naar Brussel niet rijdt.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen Infrastructuur en Milieu

29-06-2017

In de ontwerpbegroting voor 2018 wordt informatie opgenomen over: – de opzet van de onderzoeksmethodiek voor het nagaan van de relatie tussen de ontwikkeling ten aanzien van de luchtkwaliteit en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Minister I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen Infrastructuur en Milieu

29-06-2017

In het najaar ontvangt de Kamer een brief over de wijze waarop informatie over spoorprestaties op corridorniveau met de Kamer kan worden gedeeld.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen Infrastructuur en Milieu

29-06-2017

In de ontwerpbegroting voor 2018 wordt informatie opgenomen over: – de budgetbehoefte voor langjarig onderhoud, beheer en vervanging;

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

AO Spoorveiligheid en ERTMS

05-07-2017

In de volgende voortgangsrapportage zal de Staatssecretaris de risico's uitwerken die de Auditdienst Rijk signaleert voor de planuitwerking- en realisatiefase. Zij zal daarbij ook een planning per corridor opnemen. Bij toekomstige planningwijzigingen zal zij de Kamer ook direct informeren over de betekenis daarvan voor de scope en het budget van de ERTMS-uitrol.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

AO Spoorveiligheid en ERTMS

05-07-2017

De Staatssecretaris zal de Kamer op de hoogte blijven houden van de uitvoering van de motie De Boer/Hoogland d.d. 4 februari 2014 over het toetsen van ERTS-uitrolscenario's aan de veiligheid en economische meerwaarde (Kamerstuk 33 652, nr. 11).

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

AO Spoorveiligheid en ERTMS

05-07-2017

In het najaar ontvangt de Kamer de uitkomst van het onderzoek naar de afdwingbaarheid van langzaam rijden in de nacht met het oog op het beperken van booggeluid op locaties zoals in Tricht, Woerden, Rosmalen en Goes.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

AO Spoorveiligheid en ERTMS

05-07-2017

In het najaar informeert de Staatssecretaris de Kamer over de uitkomst van de innovatieve proeftuin van het programma niet-actief beveiligde overwegen.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

AO Spoorveiligheid en ERTMS

05-07-2017

De Staatssecretaris zal de Kamer in het najaar op de hoogte stellen van de uitkomst van bestuurlijk overleg over het informeren van omwonenden over hun handelingsperspectief bij calamiteiten op het spoor.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen Infrastructuur en Milieu

29-06-2017

De Staatssecretaris komt terug op de vraag van het lid Kröger (GroenLinks) ten aanzien van het stimuleren van circulaire economie via aanbestedingen.

Stas I&M

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

BIJLAGE 4 SUBSIDIEOVERZICHT

Begrotingsartikel

Naam subsidie (regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Laatste evaluatie1 (jaartal) (met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie2 (jaartal)

Einddatum subsidie3 (regeling) (jaartal)

 

Artikel 11 Integraal Waterbeleid

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieprogramma wereldwijd werken met water: Partners voor Water (HGIS)

680

0

0

0

0

0

0

2015

*

2015

 
   

Subsidieregeling waterveiligheid en waterzekerheid stedelijke delta's: Partners voor Water (HGIS)

2.242

3.500

4.000

4.000

1.500

500

0

*

2018

2021

 
   

Tijdelijke subsidieregeling IGRAC 2016–2021

400

400

400

400

400

400

0

*

2021

2021

 
   

Subsidieregeling Delta Alliance

320

400

250

200

0

0

0

*

2019

2019

4

 

Overig

                     
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland – Programma Partners voor Water 3 (HGIS)

3.049

0

0

0

0

0

0

     

5

   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland – Programma Partners voor Water 4 (HGIS)

5.016

7.641

7.352

7.402

10.102

11.102

8.802

     

5

 

Besluit

                     
   

St. Rioned – Project Kenniscoaches

0

172

0

0

0

0

0

   

2015

6

 

Begroting

                     
   

Instituut Fysieke Veiligheid – Project Water en Evacuatie

50

50

0

0

0

0

0

       
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 11.01 Algemeen Waterbeleid

0

21

0

0

0

0

0

       
   

Stichting Deltares – Bouw GeoCentrifuge

0

0

1.030

1.030

1.040

0

0

       
   

Incidentele subsidies 11.04 Waterkwaliteit

79

72

0

0

0

0

0

       
   

Totaal artikel

11.836

12.256

13.032

13.032

13.042

12.002

8.802

       

Artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling Geonovum

0

380

380

380

380

380

380

2014

2021

2021

4

   

Subsidieregeling transportkosten drinkwater BES

1.491

3.823

3.823

3.823

1.211

1.211

1.211

*

2022

2027

4

   

Subsidieregeling exploitatiekosten RWZI Bonaire

0

1.700

1.200

1.000

1.000

1.000

1.000

*

2022

2027

4

 

Besluit

                     
   

Provincie Friesland – Regiecollege Waddengebied 2015

12

0

0

0

0

0

0

2014

2019

2015

 
   

Besluit financiële bepalingen bodemsanering – Bedrijvenregeling

6.327

9.031

8.684

10.000

10.000

10.000

10.000

2015

2020

2024

 
   

Besluit financiële bepalingen bodemsanering – Collectieve saneringen

650

650

0

0

0

0

0

2015

2020

2024

 
 

Begroting

                     
   

Beleidsprogramma AAARO: Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp 2017–2021

0

1.215

1.215

1.215

1.215

0

0

2016

     
   

St. Landelijk Samenwerkingsverband GBKN – Beheerkosten van grootschalige topografie voor de periode 2016–2017

5.000

0

0

0

0

0

0

       
   

St. Landelijk Samenwerkingsverband GBKN – Afronding realisatieprogramma Basisregistratie grootschalige topografie 2017

0

945

0

0

0

0

0

       
   

St. SVB-BGT – Programma BGT 2016 en 2017

4.779

0

0

0

0

0

0

       
   

St. SVB-BGR – Afronding realisatieprogramma Basisregistratie grootschalige topografie 2017

0

342

0

0

0

0

0

       
   

St. Geonovum – Basisprogramma 2014–2016

380

0

0

0

0

0

0

2014

     
   

Provincie Friesland – Regiecollege Waddengebied

60

60

60

60

60

60

60

2014

     
   

Openbaar Lichaam Saba – Drinkwatervoorziening Saba

652

0

0

0

0

0

0

       
   

Water- en Energiebedrijf Bonaire N.V. – Exploitatiekosten RWZI Bonaire

2.229

0

0

0

0

0

0

       
 

Incidenteel

                     
   

Beleidsprogramma AAARO: Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp 2013–2016

716

0

0

0

0

0

0

2016

     
   

St. SVB-BGT – Transitiekosten 2014–2015

382

0

0

0

0

0

0

       
   

St. SVB-BGT – Kwaliteitszorg BGT

0

300

300

300

0

0

0

       
   

St. Bureau Commissie voor de Milieu-Effectrapportage – Programma Commissie MER

2.000

2.000

0

0

0

0

0

       
   

Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) – Implementatie omgevingswet

0

5.000

5.000

3.000

0

0

0

       
   

Unie van Waterschappen – Implementatie Omgevingswet

0

4.000

1.000

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 13.01 Ruimtelijk Instrumentarium

74

0

0

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 13.02 Geo-informatie

30

23

0

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 13.03 Gebiedsontwikkelen

0

0

0

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 13.04 Ruimtegebruik Bodem

31

0

0

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 13.05 Eenvoudig Beter

0

0

0

0

0

0

0

       
   

Totaal artikel

24.812

29.469

21.662

19.778

13.866

12.651

12.651

       

Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling Fietsersbond

581

600

600

600

600

600

600

2016

2021

2021

 
   

Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland

3.781

3.726

3.736

3.736

3.736

3.736

3.736

2014

2017

2018

 
   

Subsidieregeling SWOV

3.660

3.854

3.870

3.869

3.869

3.869

3.869

2014

2017

2018

 
   

Subsidieregeling Team Alert

399

771

765

765

765

764

764

2015

2017

2018

 
 

Begroting

                     
   

St. Consument en Veiligheid – Fietshelmproject Zeeland

20

0

0

0

0

0

0

       
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 14.01 Netwerk

545

535

50

50

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 14.02 Veiligheid

203

0

30

0

0

0

0

       
   

Totaal artikel

9.189

9.486

9.051

9.020

8.970

8.969

8.969

       

Artikel 15 Openbaar Vervoer

                     
 

Regeling

                     
   

Eenmalige subsidieregeling update software Boordcomputer taxi

0

           

2016

*

2016

 
 

Begroting

                     
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – OV-loket 2013–2015

50

                   
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – Beleidsondersteuning 2013–2015

19

                   
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – OV-loket 2016–2018

314

                   
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – Beleidsondersteuning 2016–2018

238

                   
   

St. Landelijk Klachtenmeldpunt Taxivervoer – Landelijk klachtenmeldpunt Taxivervoer 2016

48

                   
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 15.01 Openbaar Vervoer

112

                   
   

Totaal artikel

782

0

0

0

0

0

0

       

Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

                     
 

Wet

                     
   

Subsidie Contractsector/Bijzondere spoordiensten

0

0

0

0

0

0

0

2012

*

2014

 
 

Wet

                     
   

NS – Intercityverbinding Dordrecht–Breda

0

1.380

2.000

0

0

0

0

     

7

 

Regeling

                     
   

Tijdelijke subsidieregeling upgrade elektrische locomotieven ERTMS

180

0

0

0

0

0

0

 

*

2010

8

   

Subsidieregeling beheersing GSM-R interferentie

2.014

15.607

0

0

0

0

0

*

2017

2016

 
   

Tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten

1.871

2.400

2.200

2.900

3.000

2.938

3.000

*

2020

2022

 
   

Tijdelijke subsidieregeling Stichting Rocov Fryslân inzake consumenteninspraak Friese Waddenveren 2017–2021

0

12

12

12

12

12

12

*

2021

2021

4

   

Tijdelijke subsidieregeling SLKT 2017–2018

0

50

50

0

0

0

0

*

2018

2018

4

   

Subsidieregeling OV-Klantenbarometer

0

200

200

200

200

200

200

*

2020

2020

4

 

Begroting

                     
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – OV-loket 2016–2018

0

318

326

322

320

320

320

       
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – Beleidsondersteuning 2016–2018

0

238

237

240

238

238

238

       
   

Verkeersverbund Rhein-Ruhr – exploitatie Regional Expres 13

0

500

250

250

250

250

250

       
 

Convenant

                     
   

St. Bodemsanering NS (SBNS) – Bodemsanering NS-percelen

9.076

0

0

0

0

0

0

       
 

Incidenteel

                     
   

NS Reizigers BV – Sociale Veiligheid

2.300

4.100

3.600

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 16.01 Spoor

102

59

59

59

59

59

59

       
   

Totaal artikel

15.543

24.864

8.934

3.983

4.079

4.017

4.079

       

Artikel 17 Luchtvaart

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling KDC (Bijdrage Knowledge Development Centre)

36

37

50

50

50

50

50

2010

2017

2017

 
   

Regeling Bijdrage onderwerken graanresten

1.854

1.900

0

0

786

803

803

2014

2017

2017

 
 

Begroting

                     
   

Bijdrage Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS) / Omgevingsraad Schiphol (ORS)

428

369

369

369

369

369

369

       
   

Bijdrage commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis

175

140

140

140

140

140

140

       
   

St. Bevordering Kwaliteit Leefomgeving Schipholregio – Leefomgeving Schiphol

5.300

2.900

0

1.000

400

400

0

       
   

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. – Corporate Biofuel Programme

200

200

200

0

0

0

0

       
   

Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Zuid-Limburg – klachtenbehandeling AWACS-Geilenkirchen, Weeze-Niederrhein en Luik-Bierset

0

75

75

75

75

75

75

       
   

Stichting Avi-Assist – Luchtvaartveiligheid Zuidoost Afrika

0

50

50

50

0

0

0

       
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 17.01 Luchtvaart

462

1.548

790

790

197

0

0

       
   

Totaal artikel

8.455

7.219

1.674

2.474

2.017

1.837

1.437

       

Artikel 18 Scheepvaart en havens

                     
 

Regeling

                     
   

Tijdelijke subsidieregeling EICB 2012

0

           

2012

*

2013

 
   

Tijdelijke subsidieregeling kennismakingsstages scheepvaart

248

250

0

0

0

0

0

2014

2017

2017

 
   

Subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart

429

767

40

0

0

0

0

*

2017

2017

 
   

Subsidieregeling Topsector Logistiek

0

7.744

4.850

3.177

545

0

0

*

2020

2020

4

 

Incidenteel

                     
   

NWO – Subsidie Topsector Logistiek

4.337

0

0

0

0

0

0

       
   

Zero Emissie Transport (Low Carbon Freight)

765

106

85

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 18.01 Scheepvaart en Havens

146

69

69

68

0

0

0

       
   

Totaal artikel

5.926

8.936

5.044

3.245

545

0

0

       

Artikel 19 Klimaat

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieprogramma reductie overige broeikasgassen

36

0

0

0

0

0

0

2011

*

2012

 
   

Rijkscofinancieringsregeling Interreg V

0

696

1.689

267

0

0

0

*

2020

2020

 
   

Projectstimuleringsregeling Interreg V

638

0

200

0

0

0

0

*

2020

2020

 
 

Incidenteel

                     
   

Omgevingsdienst NL – Extra toezicht energiebesparing

570

1.860

600

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 19.01 Tegengaan klimaatverandering

1.187

277

176

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 19.01 Internationaal beleid, coordinatie en samenwerking

0

0

0

0

0

0

0

       
   

Totaal artikel

2.430

2.833

2.665

267

0

0

0

       

Artikel 20 Lucht en Geluid

                     
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 20.01 Lucht en geluid

50

4

0

0

0

0

0

       
   

Totaal artikel

50

4

0

0

0

0

0

       

Artikel 21 Duurzaamheid

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling St. Milieu Centraal – Programma Duurzaam Consumeren

0

350

350

350

350

350

350

2015

2020

2020

4

   

Subsidieregeling St. Milieukeurmerk – Milieukeurmerk en Ecolabel

0

350

350

350

350

350

350

2014

2020

2020

4

 

Besluit

                     
   

St. Milieu Centraal – Programma Duurzaam Consumeren

140

0

0

0

0

0

0

   

2015

6

   

St. Milieukeur – Milieukeurmerk en Ecolabel

86

0

0

0

0

0

0

   

2015

6

 

Incidenteel

                     
   

Programma CIRCO en Nederland Circulair

0

1.100

1.100

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 21.05 Duurzame Productketens

1.522

743

0

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 21.06 Natuurlijk Kapitaal

0

188

135

179

179

179

179

       
   

Totaal artikel

1.749

2.731

1.935

879

879

879

879

       

Artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling verwijderen asbestdaken

14.999

25.001

15.091

10.083

9.594

13.094

19.594

*

2021

2021

 
   

Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid BRZO-sector

0

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

*

2021

2021

 
 

Europese regeling

                     
   

EU-project NANoReg

491

1.089

0

0

0

0

0

       
   

EU-project ProSafe

609

246

0

0

0

0

0

       
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 22.01 Veiligheid Chemische Stoffen

336

385

175

175

175

175

175

       
   

Belangenvereniging Pyrotechniek Nederland – Safety Deal Vuurwerk

1.242

3

0

0

0

0

0

       
   

Incidentele subsidies 22.03 Veiligheid bedrijven en transport

932

506

1.604

1.663

3.555

1.755

1.755

       
   

Totaal artikel

18.609

29.230

18.870

13.921

15.324

17.024

23.524

       

Artikel 97 Algemeen Departement

                     
 

Wet

                     
   

Nederlands Normalisatie Instituut – Normalisatiewerkzaamheden radioactiviteitsmetingen 2013 – 2017

50

51

0

0

0

0

0

     

9

 

Besluit

                     
   

COVRA N.V. – Onderzoeksprogramma Eindberging Nucleair Afval (OPERA)

450

102

122

0

0

0

0

*

2019

2009

 
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling Urban Futures Studio

250

250

250

250

250

250

0

*

2021

2021

 
   

Subsidieregeling samenwerkende personeelsverenigingen I&M

0

                   
 

Begroting

                     
   

NWO – Programma Duurzame Logistiek

250

250

250

0

0

0

0

       
   

NWO – Programma Duurzame bereikbaarheid Randstad

0

                   
   

NWO – Programma Smart Urban Regions of the Future (SURF)

750

750

750

750

750

0

0

     

10

 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 97.01 Algemeen Departement

40

967

78

255

356

502

502

       
   

Totaal artikel

1.790

2.370

1.450

1.255

1.356

752

502

       
                           
   

Totaal Hoofdstuk XII

101.170

129.398

84.317

67.854

60.078

58.131

60.843

       

Toelichting

  • 1. Een * in deze kolom betekent dat een eerder evaluatiemoment op grond van de vigerende regelgeving niet aan de orde is. Bij subsidies waarvoor conform de Awb geen evaluatieverplichting is, is in deze kolom niets aangegeven tenzij er wel een evaluatie is uitgevoerd.

  • 2. Een * in deze kolom betekent dat een eerder evaluatiemoment op grond van de vigerende regelgeving niet aan de orde is. Bij subsidies waarvoor conform de Awb geen evaluatieverplichting is, is in deze kolom niets aangegeven tenzij er wel een evaluatie is uitgevoerd.

  • 3. Bij de subsidies die aangegeven zijn als Begrotingssubsidies en Incidentele Subsidies is geen einddatum aangegeven. Deze posten betreffen diverse subsidies die conform de Awb artikel 4:23 derde lid sub c en sub d worden verleend. Hieraan ligt derhalve geen subsidieregeling aan ten grondslag; een einddatum is niet aan de orde. Bij de Europese Regelingen zijn de evaluatiemomenten en einddatum niet van toepassing. Bij subsidies die rechtstreeks zijn gebaseerd op een formele wet is geen einddatum aangegeven omdat op grond van de vigerende Comptabiliteitswet 2001 geen horizonbepaling is verplicht.

  • 4. Nieuwe regeling, publicatie voorzien voor 2e helft 2017.

  • 5. De programmamiddelen voor de programma's Partners voor Water worden op het subsidie-artikel verantwoord.

  • 6. Het hieraan ten grondslag liggende Besluit Milieusubsidies is medio 2015 vervallen en niet geëvalueerd.

  • 7. Deze subsidie heeft, hoewel rechtstreeks gebaseerd op de Wet Personenvervoer 2000, een incidenteel karakter. Evaluatiemomenten zijn daarom niet opgenomen.

  • 8. Deze regeling is niet geëvalueerd.

  • 9. Deze subsidie is verstrekt op grond van de Kaderwet EZ-subsidies. Voor eventuele evaluaties wordt verwezen naar de informatie van het Ministerie van Economische Zaken.

  • 10. De voortgangsrapportage voor de Subsidie(regeling) Urban Futures Studio is te vinden op: https://www.uu.nl/sites/default/files/voortgangsrapportage_ufs_voor_ienm_juni_2017.pdf

BIJLAGE 5 EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK

Soort onderzoek

Onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

 

Waterkwantiteit

11

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Waterkwantiteit en kwaliteit

11

2020

2021

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442254

 

Waterkwantiteit

11

20141

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442254

 

Waterkwaliteit

11

2015

2015

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2015/11/23/beleidsdoorlichting-beleidsartikel-12-waterkwaliteit

           

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Leefomgevingsbalans (1x per 2 jaar)

11

 

2016

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/jaargang-2016

 

Deltaprogramma rapport «Koers houden in de Delta»

11

2016

2016

http://www.pbl.nl/publicaties/koers-houden-in-de-delta

 

Wettelijke ex post evaluatie Deltawet Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening

11

2016

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34513-1.html

 

Evaluatie water-RO; Naar een vloeiende lijn.Opdracht Deltaprogramma aan Rijnmond-Drechtsteden

11

2015

2016

https://www.deltacommissaris.nl/documenten/publicaties/2016/06/21/evaluatie-water-ro-naar-een-vloeiende-lijn

 

Tussentijdse beleidsevaluatie 3 grote waterveiligheidsprogramma’s «Regeling grote projecten», oa HWBP2,Ruimte voor de rivier en Maaswerken

11

2016

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-788518

 

Evaluatie structuurvisie derde nota Waddenzee

11

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-665763

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Eindrapport ex ante evaluatie van de Nederlandse plannen voor de Kaderrichtlijn Water

11

 

2016

http://www.pbl.nl/publicaties/waterkwaliteit-nu-en-in-de-toekomst

 

Ex (dur)ante evaluatie van de Nederlandse plannen voor de KRW

11

2018

2020

 
 

Nader onderzoek Windenergie op Zee-aanvulling Hollandse Kust

11

2015

2016

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2015/04/23/aanbieden-van-de-notitie-reikwijdte-en-detailniveau-aanvulling-gebied-hollandse-kust

 

Deltaprogramma

Ontwerp Nationaal Waterplan 2016–2021

Onder andere: overstromingsrisicobeheersplannen

11

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710-35.html

 

Onderzoeken mbt totstandkoming omgevingswet

11

   

http://www.omgevingswetportaal.nl/publicaties/publicaties-eenvoudig-beter

 

Actualisatie initiële beoordeling KRM: beoordeling het bereiken van de goede milieutoestand en daarbij behorende doelen in 2020 n.a.v. het treffen van maatregelen in het kader van bestaand en voorgenomen beleid

11

 

2018

 
 

Voortgangsrapportage uitvoering Programma van Maatregelen KRM, cf. art.8

11

2017

2018

 
 

Evaluatie doelmatigheid drinkwatervoorziening (evaluatie van hoofdstuk 5 vd drinkwaterwet ogv art 60 vd drinkwaterwet)

11

2017

2017

 
 

Evaluatieonderzoek of de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voldoende zijn opgevolgd (Gewijzigde motie van de leden Smaling en Jacobi TK 33 450 nr 40).

11

2016

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29684-124.html

 

Eindevaluatie maaswerken

11

2017

   
 

Eindevaluatie ruimte voor de rivier

11

2017

   
 

Benchmark monitoring financiele doelmatigheid

11

2017

   

Overig onderzoek

         
 

Jaarlijkse voortgangsrapportage De staat van ons water

11

 

Jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-350.html

 

Periodieke beoordeling van primaire waterkeringen:

ILT:Rapportage eerste beoordelingsronde primaire waterkeringen; Landelijke beoordeling 2017–2023

11

2017

2023

 
 

Toetsing van de Basiskustlijn (kustlijnkaartenboek)

11

 

Jaarlijks

https://data.overheid.nl/data/dataset/kustlijnkaartenboek-2017-af-te-beelden-trendwaarden-schaal-100000

 

5-jaarlijkse evaluatie activiteiten Schelde estuarium conform verdrag met Vlaanderen inzake samenwerken beleid en beheer

11

2018

   
 

Nader onderzoek naar de doorwerking van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening voor het Waddengebied

11

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-665764

 

PBL: Monitor SVIR (elke 2 jaar)

11

13

14

2016

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660-67.html

 

De kwaliteit van het drinkwater in Nederland sinds 2012 (jaarlijkse ILT rapportage)

11

 

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-382.html

 

Midterm review beleidsnota drinkwater

11

2018

2019

 
 

EC evaluatie over toestand zwemwater (jaarlijks)

11

 

Jaarlijks

https://www.eea.europa.eu/publications/european-bathing-water-quality-in-2016

 

RIVM beleidsevaluatie legionellapreventie

11

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34297-4.html

 

Evaluatie nieuwe regelgeving voor badinrichtingen

11

2016

2019

http://www.internetconsultatie.nl/zwembaden

 

ILT: bedrijfsvergelijking in de drinkwatersector

(benchmark 2012–2013)elke 3 jaar

11

 

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-277498.html

 

ILT: Jaarevaluatie drinkwatertarieven

(jaarlijks)

11

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-386.html

 

Beleidsverkenning Toekomstige rol en ambitie Rijk en Regio voor het Waddengebied

11

2016

2017

http://www.waddenzee.nl/overheid/regiecollege-waddengebied-rcw/rcw-vergaderingen/

 

Advies waterkwaliteit van adviescommissie water

11

2015

2016

 
 

Evaluatie beleidslijn Grote rivieren door RHDHV

11

2015

2016

http://www.vnrgemeenten.nl/uploads/media/Evaluatie_Beleidslijn_Grote_Rivieren-Eindrapport_26_februari_2016.pdf

 

Procesevaluatie naar dijken op veen II door Twijnstra Gudde

11

2016

   
 

Evaluatierapport Partners voor water 3 2010–2015

11

2016

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-378.html

           
 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442256

 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

2019

2020

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Leefomgevingsbalans PBL (1x per 2 jaar)

13

2015

2016

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/jaargang-2016

 

Evaluatie Besluit en regeling financiele bepalingen bodemsanering

13

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30015-52.html

 

Evaluatie structuurvisie derde nota Waddenzee

13

 

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-665763

 

Eindevaluatie sleutelprojecten

13

 

2020

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-8.html

           
 

Monitor omgevingswet

jaarlijks

13

2017

   
 

IBO flexibiliteit in infrastructurele planning

13

 

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-783234

 

Ex ante evaluatie Nationale omgevingsvisie

13

 

2018

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

Actualisatie KBA Inspire

13

 

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-749616

 

Kansrijk mobiliteitsbeleid

13

14

17

18

 

2016

http://www.cpb.nl/publicatie/kansrijk-mobiliteitsbeleid

Overig onderzoek

         
 

Structuurvisies

13

   

http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen?tabFilter=VISIE

 

PBL: Monitor SVIR

13

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660-67.html

 

Inspire monitor EU

13

2011

2017

http://inspire.jrc.ec.europa.eu/index.cfm/pageid/182

 

Ex-durante Evaluatie AMvB Ruimte 1e tranche

13

 

2017

 
 

Ex-durante evaluatie Wet voorkeursrecht gemeenten

13

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27581-53.html

 

Pionieren met

de Omgevingswet: houd het eenvoudig maak het beter.

13

2016

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-793805

 

Eindevaluatie en Voortgangsrapportage Groot Project RRAAM

13

 

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31089-121.html

 

Eindrapport evaluatie Ruimtelijke Adaptatie

13

 

2017

https://www.deltares.nl/app/uploads/2017/02/170131-Samenvatting-Tussentijdse-Evaluatie-DBRA.pdf

 

Uitvoeringsmonitor SVIR

jaarlijks

13

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660-63.html

 

Ex durante evaluatie SVIR

13

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-763852

 

Evaluatie code maatschappelijke participatie

13

2016

2017

 
 

Evaluatie flexibiliteit in de MIRT systematiek

13

2019

2019

 
 

Evaluatie stichting bodemcentrum

13

2016

2017

 
           
 

Wegen en Verkeersveiligheid

14

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Wegen en verkeersveiligheid

14

2016

2017

 
 

Plan van aanpak bd

14

2016

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-19.html

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Rijgeschiktheid langdurig gebruik Cat. III medicijnen

14

2015

2017

 

Voortgang Beter Benutten

 

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-15

 

Monitoring en evaluatie «beter benutten»

14, en 16

2012

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264684.html

 

Beter Benutten

   

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-763135

 

Voortgang Beter Benutten

   

2017

 
 

Voortgang Beter Benutten

   

2018

 
 

ARK rapport instandhouding hoofdwegennet

 

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-8.html

 

Effectonderzoek Wet Rijonderricht motorrijtuigen

14

2012

2013

http://wetten.overheid.nl/BWBR0024674/geldigheidsdatum_24-07-2013

 

Evaluatie meerjarenprogramma Geluidsanering

14

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-625588

 

Evaluatie aantal doden en gewonden in het verkeer/monitor verkeersveiligheid

14

 

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29398-463.html;

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-793170

 

Wettelijke evaluatie RDW

14

 

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-793149

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         

MKBA

         
 

Inventarisatie KBAs transportinfrastructuur 2001–2014

   

2015

http://www.syconomy.nl/Inventarisatie_MKBAs_def.pdf

 

Investeren in Infrastructuur

14

16

18

 

2016

http://www.cpb.nl/publicatie/investeren-in-infrastructuur

 

Toekomstverkenning welvaart en leefomgeving cahier mobiliteit

14

16

17

18

 

2016

http://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/bijlagen/cpb-pbl-boek-19-wlo-2015-mobiliteit.pdf

 

NMCA goederenvervoer integraal 2017

   

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-806239

 

NMCA Wegen

14

 

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-806234

Overig onderzoek

         
 

Voortgangsrapportage Tracewetplichtige trajecten (2x per jaar)

14

 

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34300-A-63.html

 

MIRT overzicht 2017

   

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-783152

 

Uitkomsten bestuurlijke overleggen MIRT

     

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-15

 

Mobiliteitsbeeld 2016

(jaarlijks)

14

16

17

18

2013

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31305-217.html

 

MIRT brief

jaarlijks

   

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-A-19.html

 

Alcoholslotprogramma

14

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29398-430.html

 

ILT: Staat van de veiligheid in de leefomgeving en transport 2014 en 2015

14

16

17

 

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28089-28.html; https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28089-29.html

 

Publieksrapportage rijkswegennet 2016

14

 

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-A-55.html

 

verslagen aan over de naleving van de geluidproductieplafonds langs rijkswegen en spoorwegen

14

 

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32252-59.html

 

NMCA

14

 

Tweejaarlijks vanaf 2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264683

 

Strategisch plan verkeersveiligheid

14

 

2018

 
           
 

Openbaar vervoer en Spoor

16

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Spoor

16

2018

2018

 
 

Openbaar vervoer

16

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442259

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Parlementair onderzoek onderhoud en innovatie spoor

16

2011

2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32707-27.html

 

Evaluatie HSL-Zuid groot project status IF artikel 17

16

   

Kamerstukken II, 22026

 

Evaluatie sociale veiligheid OV

16

2014

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28642-60.html

 

Evaluatie taxiwet

16

2014

2015

http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ienm/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/05/05/evaluatie-taxiwet.html

 

Evaluatie boordcomputer taxi

16

2015

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-807841

 

Ruimte voor de fiets

16

 

3jaarlijkse monitoring

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984-317.html

 

Evaluatie dubbeltariefsysteem taxi

16

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31521-72.html

 

OV-klantenbarometer

16

2013

2013

http://www.ovklantenbarometer.nl/

 

Eindrapport «Krachten bundelen voor toekomstvast doelgroepenvervoer en OV»

16

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25847-117.html

 

Benchmark gebruiksvergoeding spoorgoederenvervoer

16

 

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-579106

 

Beleidsevaluatie maximum tarieven taxivervoer

16

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-772802

 

Evaluatie aanlegprojecten spoor

16

2017

2025

 
 

Evaluatie beheer en onderhoud spoor

16

2017

2025

 

Ex-ante onderzoek naar doeltrefffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

ERTMS (voorkeursbeslissing)

16

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33652-14.html

 

PHS (voorkeursbeslissing)

16

 

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32404-74.html

 

NMCA Spoor 2030–2040

16

 

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-806235

 

Eindrapport – NMCA Bus Tram en Metro-2017

16

 

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-806236

Overig onderzoek

         
 

ERTMS groot project

16

2013

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33652-4.html

 

Evaluatie spoorwetgeving

 

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31987-10.html

 

LTSA-1

16

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984-384.html

 

LTSA-2

16+15

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984-474.html

 

Jaarlijkse evaluatie one stop shop op corridors Rotterdam-Genua en Rotterdam-Lyon

16

2014

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-33-508.html

 

Staat van de veiligheid in de leefomgeving en transport

16

 

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-478750

 

MER Evaluatie Betuweroute Aspect Sociaal

16

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-239593.html

 

Impact analyse EU DG Transport

16

2012

2013

http://ec.europa.eu/transport/facts-fundings/evaluations/index_en.htm

 

Jaarverslag van de Nederlandse Autoriteit voor spoorveiligheid

16

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29893-156.html

 

Ruimte voor de fiets

15

 

3 jaarlijkse monitoring

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/fiets/meer-fietsenstallingen-bij-stations

 

OV-klantenbarometer

16

2014

2014

http://www.crow.nl/vakgebieden/verkeer-en-vervoer/bibliotheek/kennisdocumenten/resultaten-onderzoek-ov-klantenbarometer-2014

 

Eindrapport «Krachten bundelen voor toekomstvast doelgroepenvervoer en OV»

16

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-239777

 

Mobiliteitsbeeld 2014

16

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31305-211.html

           
 

Luchtvaart

17

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Luchtvaart

17

2016

2017

 
 

Plan van aanpak bd

17

 

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-18.html

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Luchtvaart (GIS)

17

2012

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26959-140.html

 

Jaarverslagen Alderstafel en evaluatie

17

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29665-214.html

 

Evaluatie regeling versneld onderwerken graanresten

17

2016

2016

 
 

Evaluatie Schipholbeleid

17

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29665-211.html

 

Evaluatie gebruiksprognose Schiphol en safety

17

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-263.html

 

verslag uit over de in de Wet luchtvaart en het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol vastgelegde veiligheids- en milieuaspecten over de periode 1 november 2015 tot en met 31 oktober 2016.

17

2017

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29665-237.html

 

Monitor netwerkkwaliteit en staatsgaranties

17

2017

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-799580

 

Evaluatie bijdrage Commissie regionaal overleg luchthaven Schiphol /omgevingsraad Schiphol

17

2017

2017

 
 

Evaluatie Regeling commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis

17

2017

2017

 
 

Benchmark luchthavengelden en overheidsheffingen 2017

17

2017

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-799581

 

Evaluatie Knowledge and development center

17

2017

2017

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

KEA SMASH

13

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660-57.html

 

Actualisatie quick scan MKBA Schiphol en Lelystad Airport Middellange termijn

 

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-342891

 

Luchthavenbesluit Twente

17

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-198.html

 

Luchthavenbesluit Lelystad

Quick Scan Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse

17

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-264.html

 

Toets op de planning luchtverkeersdienstverlening Lelystad

17

 

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-388.html

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Bekostiging luchtverkeersleiding

     

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-258.html

Overig onderzoek

         
 

Uitvoeringsagenda Luchtvaartnota

17

2014

2015

 
 

Wettelijke ZBO evaluatie functioneren LVNL

17

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30398-1.html

 

Externe veiligheid

17

2013

 

http://easa.europa.eu/language/nl/home.php

 

Beleidsagenda luchtvaartveiligheid

17

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-2063.html

 

Gatewayreview Lelystad

17

2017

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-388.html

 

Evaluatie subsidie Knowledge & Development Center (KDC)

17

2017

2017

 
 

Een luchtvaartstrategie voor Europa

17

2016

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-2062.html

           
 

Scheepvaart en havens

18

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Scheepvaart en havens

18

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-22.html

 

Scheepvaart en havens

18

2020

2021

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Evaluatie subsidieregeling Zeehaveninnovatieproject IF artikel 15

18

2016

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-800901

 

Evaluatie Quick wins binnenhavens IF artikel 15

18

2017

2017

 
 

Evaluatie subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart

18

2017

2017

 

Ex-ante onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

KBA brughoogtes

18

 

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409-154.html

 

Vervolg KBA brughoogtes

18

2017

2017

 
           

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Totaaloverzicht Beheer, onderhoud, vervanging en renovatie wegen, vaarwegen en water

 

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-413631

 

Toelichting programma IDVV: De Nederlandse vaarwegen beter benut

 

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-61

 

Versterking marktstructuur binnenvaart

 

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409-79.html

 

Rijksbrede maritieme strategie 2015–2025

 

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409-70.html

 

Deelrapportage Vaarwegen voor de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA)

18

 

2017

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-806237

Overig onderzoek

         
 

Beveiliging door moedwillige verstoring – audit EC

18

2012

2012

Vertrouwelijk

 

Onderzoek naar de concurrentieverhoudingen tussen de zeehavens in Duitsland, Frankrijk, Nederland, Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk

18

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29862-24.html

 

Havenstaatcontrole 2013

 

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409-66.html

           
 

Klimaat

19

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

klimaat

 

2018

2018

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Agentschapsevaluatie NEa

19

2018

2018

 
 

IBO kostenefficiëntie CO2-reductiemaatregelen

 

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32813-122.html

 

Hernieuwbare energie: evaluatie Europese richtlijn (EZ)

EZ

   

http://ec.europa.eu/energy/studies/index_en.htm

 

Lokale klimaatinitiatieven

19

2013

2015

https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2015/06/29/evaluatie-lokale-klimaatagenda-2011-2014/evaluatie-lokale-klimaatagenda-2011-2014.pdf

 

SER energieakkoord (EZ)

EZ

2016

2016

 
 

ECN: Evaluatie Besluit Emissie-eisen middelgrote stookinstallaties

19

2012

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-231228.html

 

Kabinetsreactie op parlementair onderzoek naar klimaat

19

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33193-7.html

 

MIA/VAMIL

19

 

2013

ttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33752-5.html

 

CDM

19

 

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-346237.html

 

Energie Prestatie Keuringsysteem (EPK)

19

2016

2016

 

Ex-ante onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

- PBL

19

2015

2015

http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/150902Quickscan_Emissiereductie2020_final.pdf

 

Toekomstverkenning welvaart en leefomgeving cahier klimaat en energie

19

 

2015

http://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/bijlagen/cpb-pbl-boek-19-wlo-2015-klimaat-en-energie.pdf

Overig onderzoek

         
 

Voortgang klimaatbeleid in de balans voor de leefomgeving

19

 

2 jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31253-32.html

 

KIM: Beleidsopties voor vermindering van de CO2-uitstoot van het wegverkeer deel 1 en 2

.

19

 

2013

http://www.kimnet.nl/publicatie/beleidsopties-voor-vermindering-van-de-co2-uitstoot-van-het-wegverkeer

 

ECN/CE Delft/TNO: Scenarios for energy carriers in the transport sector

19

 

2014

http://www.energieakkoordser.nl/nieuws/brandstofvisie.aspx

 

TNO/CE Delft/ECN: Verzamelde kennisnotities ten behoeve van de visie duurzame brandstoffenmix

19

 

2014

http://www.energieakkoordser.nl/nieuws/brandstofvisie.aspx

 

Stratelligence: Kosten en effecten van de actie-agenda: inschatting van de potentie

19

 

2015

http://www.energieakkoordser.nl/nieuws/2015/ministerraad-duurzame-brandstofvisie.aspx

 

CE Delft/TNO/ECN: CO2-reductie door gedragsverandering in de verkeerssector

19

 

2014

http://www.cvs-congres.nl/cvspdfdocs_2015/cvs15_046.pdf

 

Tussenevaluatie Potential benefits of Triple A tyres in the Netherlands

19

2016

2018

2016

2018

 
 

PBL: Stimuleren van elektrisch rijden

19

 

2016

http://www.pbl.nl/publicaties/stimuleren-van-elektrisch-rijden-effect-van-enkele-beleidsprikkels

 

PBL: Effecten van autodelen op mobilteit en CO2-uitstoot

19

 

2016

http://www.pbl.nl/publicaties/effecten-van-autodelen-op-mobiliteit-en-co2-uitstoot

           
 

Geluid

20

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Geluid

 

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-17.html

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Allocatie budgetten Swung I

20

2012

2018

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

– Swung 1 en Meerjarenprogrammering geluidsanering 2018

     

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32252-56.html

           
 

Lucht

20

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Plan van aanpak beleidsdoorlichting luchtkwaliteit

   

2017

 
 

Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit

 

20182

2019

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Rapportage Euro VI subsidieregeling ongebruikte vrachtwagens en bussen

 

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-363446

 

Rapportage Euro VI subsidieregeling emissiearme taxi’s en bestelwagens

 

2015

2015

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

KIM: De lucht klaren. Over de relatie tussen verkeer, luchtkwaliteit en gezondheid en mogelijke aangrijpingspunten voor beleid.

 

2014

2015

http://www.kimnet.nl

 

Analyse leefomgevingseffecten verkiezingsprogramma’s 2017–2021

14, 19, 20

2017

2017

http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/pbl-2017-analyse-leefomgevingseffecten-verkiezingsprogramma%27s-2568.pdf

Overig onderzoek

         
 

Geluidmonitor

20

 

jaarlijks

http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2016/augustus/Geluidmonitor_2015_ Meetprogramma_RIVM_2015_ 2016_ten_behoeve_van_toetsing_ geluid_productie_plafonds_weg_en_rail_ verkeer

 

Jaarlijks monitoringrapport NSL

20

 

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30175-E.html

 

Jaarlijkse onderzoeken naar mogelijke knelpunten NSL

     

http://www.rijkswaterstaat.nl/wegen/wegbeheer/natuur-en-milieu/luchtkwaliteit/nationaal-samenwerkingsprogramma-luchtkwaliteit/documenten.aspx

           
 

Duurzaamheid

21

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Duurzaamheid

21

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442260

 

Duurzaamheid

21

2019

2020

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

De Regeling groenprojecten periode 2010–2016 zal in 2017 worden geëvalueerd

21

2017

2018

aangekondigd in brief aan TK 30 196 nr. 399

 

MIA/VAMIL

21

2017

2018

Genoemd in brief aan TK

33 752 van stas FIN van 17 sept. 2013

 

Het programma Van Afval Naar Grondstof

21

2017

2018

Uit 1ste vrtg brief aan de TK

 

Evaluatie instrument duurzaam inkopen

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-290001.html

 

Evaluatie ketenaanpak

21

2013

2013

http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/duurzaam_produceren/ketenaanpak/nieuws-ketenaanpak/

 

Voortgangsrapportage programma Van Afval Naar Grondstof (VANG)

21

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33043-41.html

 

Evaluatie of de voordelen van covergisting opwegen tegen de nadelen (EZ en IenM)

21

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33037-152.html

 

Evaluatie Activiteitenbesluit milieubeheer mbt landbouwactiviteiten

21

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29383-237.html

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Ex-ante-evaluatie ontwikkelingsrichtingen mestbeleid op realisatie milieudoelen voor de veehouderij

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-281083.html

 

Evaluatie Green Deals

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264765.html

 

Ex-ante evaluatie Circulaire economie (inclusief consumentenbeleid en Van Afval naar Grondstof (VANG))

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-234688.html

 

Evaluatie LAP 1 en 2

21

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-342379

 

Een verkennend onderzoek naar de haalbaarheid en wenselijkheid van doelstellingen met betrekking tot recycling en preventie van huishoudelijk afval

21

 

2016

http://www.cpb.nl/publicatie/verkennend-onderzoek-recycling-preventie-huishoudelijk-afval

Overig onderzoek

         
 

Voortgangsrapportage uitvoering Landelijk Afval Plan

21

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30872-161.html

 

National ecosystem assessment

PBL Quick Scan Hoofdlijnennotitie

21

2013

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-252785.html

 

PBL ea:monitor duurzaam Nederland

21

 

2014

http://www.pbl.nl/publicaties/2011/monitor-duurzaam-nederland-2011

           
 

Omgevingsveiligheid en milieurisico’s

22

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Omgevingsveiligheid en milieurisico’s

22

2018

2018

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Evaluatie GGO-beleid 2000–2013

22

2014

2016

 
 

Evaluatie TNS regeling

22

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28663-62.html

 

Voortgangsrapportage op grond van biocideverordening

22

2014

2020

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA

         
 

Actualisatie MKBA asbestdaken

22

 

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-514238

Overig onderzoek

         
 

Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2015

22

 

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-776785

 

Derde vijfjaarlijkse evaluatie resultaten beleid prioritaire stoffen

22

2016

2016

 
 

Tweede tussentijdse evaluatiedoelstelling vernieuwing stoffenbeleid (REACH/SOMS)

Gevolgen voor MKB Reach

22

2013

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-210976

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-08-548.html

 

Tussentijdse evaluatie omgaan met risico’s van nanotechnologie

22

2015

2016

 
 

Vierjaarlijkse wettelijke evaluatie Commissie Genetische Modificatie

Beleidsnota Biotechnologie; Brief regering; Aanbieding COGEM Trendanalyse Biotechnologie 2016

22

2015

2016

 
 

Evaluatie VTH, inclusief BRZO-OD structuur

22

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-573158.html

 

Evaluatie TNS regeling

22

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-478157.html

           
 

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

23

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

23

2018

2019

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Evaluatie Agentschap KNMI

 

2014

2015

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/12/18/doorlichting-knmi

 

Onderzoek naar de kwaliteit van het (klimaat)onderzoek en de operationele werkzaamheden.

 

2017

2017

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Overig onderzoek

         
 

Verkenning toekomst KNMI en heroverweging wet KNMI

23

 

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32379-8.html

 

Evaluatie wet taken metereologie en seismologie

23

2018

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33802-3.html

 

Belang Eurometsat satellieten voor KNMI

23

2012

 

http://www.knmi.nl/cms/content/95298/nieuwe_serie_meteosat-weersatellieten

           
 

Handhaving en Toezicht

24

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Handhaving en toezicht (keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door de ILT kunnen worden gemaakt).

24

2018

2019

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Evaluatie agentschap ILT

24

2014

2016

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Meerjarenplan 2015–2019 ILT

14

16

17

24

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-480938

 

Meerjarenplan 2016–2020 ILT

 

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-771829

Overig onderzoek

         
 

– 

       
X Noot
1

De eindevaluatie van Bestuurs Akkoord Water vindt in 2020 plaats. De beleidsdoorlichting vindt aansluitend plaats.

X Noot
2

De beleidsdoorlichting Luchtkwaliteit (artikel 20) vindt plaats na afronding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is verlengd tot de beoogde datum van invoering van de omgevingswet (2018).

Toelichting

Bij MIRT projecten en de te nemen voorkeursbeslissingen ligt altijd een MKBA ten grondslag. Deze wordt bij de voorkeursbeslissing openbaar. Over de voortgang van de besluitvorming over MIRT projecten wordt de Tweede Kamer ieder half jaar geïnformeerd via een rapportage.

KIM publiceert zijn werkprogramma en rapporten op http://www.kimnet.nl.

PBL publiceert zijn werkprogramma en onderzoeken op de site http://www.pbl.nl.

ILT publiceert haar rapporten op F.

BIJLAGE 6 OVERZICHTSCONSTRUCTIE MILIEU

In de ministerraad van 24 augustus 2001 is besloten om vanaf de begroting 2003 een Overzichtsconstructie Milieu op te nemen als vervanging van het Milieuprogramma. Dit is een overzicht waarin informatie bijeen wordt gebracht van (onderdelen van) beleidsartikelen van verschillende begrotingen met een milieudoelstelling. In de overzichtsconstructie zijn operationele doelen uit beleidsartikelen van de verschillende departementen opgenomen.

De overzichtsconstructie heeft een informerende functie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid op een beleidsterrein zichtbaar gemaakt in één begroting, ook al wordt het beleid door meerdere ministers ontwikkeld en/of uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

De Overzichtsconstructie Milieu is opgezet volgens de vigerende Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften. Er wordt een overzicht gegeven van alle met milieubeleid in verband staande artikelen en onderdelen bij IenM en andere ministeries. Begrotingsprestaties en -bedragen zijn niet in de overzichtsconstructie opgenomen; in de begrotingen van de ministeries kan de precieze invulling van het operationele doel worden teruggevonden.

De Overzichtsconstructie Milieu kent primair een thematische indeling waarbij is uitgegaan van de kerntaken van het milieubeleid bij het Ministerie van IenM:

  • 1. Klimaatverandering en luchtkwaliteit

  • 2. Duurzaam produceren

  • 3. Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

  • 4. Versterken van het internationale milieubeleid

  • 5. Leefomgevingskwaliteit

Aangezien een artikelonderdeel kan bijdragen aan meerdere taken, komen sommige onderdelen in de overzichtsconstructie op meerdere plaatsen voor. De overzichtsconstructie bevat geen andere informatie dan in de individuele begrotingen is terug te vinden.

Niet alle ministeries hebben specifieke beleidsdoelstellingen op milieugebied of de milieubijdrage is niet expliciet ondergebracht in een artikelonderdeel:

  • III Algemene Zaken (AZ)

    Algemene Zaken heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen milieu-uitgaven.

  • VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beleid en de kaders op het terrein van de bedrijfsvoering van de rijksdienst. Dit betreft onder meer duurzame faciliteiten, duurzame huisvesting en ict, duurzame mobiliteit en duurzaam inkopen. De uitgaven hiervoor maken onderdeel uit van de begrotingen van departementen zelf.

    Gemeenten en provincies ontvangen van het Rijk verschillende bijdragen voor milieu. Deels staan die uitgaven op de betreffende departementale begrotingen (specifieke uitkering) en deels maken zij onderdeel uit van het Gemeente- (B) en/of het Provinciefonds (C) (algemene uitkering, integratie- of decentralisatie-uitkering). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is beheerder van beide fondsen; de Staatssecretaris van Financiën is medefondsbeheerder.

  • VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)

    OCW heeft geen taken en specifieke doelen ten aanzien van milieubeleid. OCW oormerkt geen subsidies of begrotingsbedragen aan milieubeleid.

  • IX Financiën (Fin)

    Financiën heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

    Voor de volledigheid is voor de fiscale ontvangsten uit de diverse vergroeningsmaatregelen wel een verwijzing in de overzichtsconstructie opgenomen naar het desbetreffende overzicht van fiscale regelingen in bijlage 6 en het belastingontvangstenoverzicht in bijlage 2 van de Miljoenennota. Er mag overigens geen relatie gelegd worden tussen fiscale ontvangsten en milieu-uitgaven; milieugerelateerde fiscale ontvangsten zijn uit hun aard niet geoormerkt voor milieu-uitgaven.

  • X Defensie (Def)

    Defensie heeft in de Ontwerpbegroting voor 2017 geoormerkte uitgaven voor energiebesparende maatregelen voor de bestaande infrastructuur (artikel 6). Daarnaast heeft Defensie niet zichtbare milieu-uitgaven in investerings- en exploitatiebudgetten. Deze niet zichtbare uitgaven betreffen onder andere de (meer)kosten voor inkoop van groene stroom, meerkosten voor duurzaam bouwen en energie-efficiënte apparaten en voertuigen, het bodemsaneringsprogramma en energiebesparende maatregelen op militaire kampementen.

Taak 1: Klimaatverandering en luchtkwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

X

Def

6

 

Investeringen krijgsmacht

XII

IenM

14

14.01

Netwerk

XII

IenM

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

19

19.01

Tegengaan klimaatverandering

XII

IenM

20

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder

XII

IenM

23

23.01

Meteorologie en seismologie

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenM

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZ

4

 

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

XIII

EZ

6

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XVIII

WenR

2

2.1

Energie en bouwkwaliteit

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 6 en 13 van de Miljoenennota

Taak 2: Duurzaam produceren

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

XII

IenM

11

11.04

Waterkwaliteit

XII

IenM

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenM

21

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

XII

IenM

21

21.05

Duurzame Productketens

XII

IenM

21

21.06

Natuurlijk kapitaal

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenM

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZ

6

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XIII

EZ

8

 

Natuur en biodiversiteit

XVII

BHOS

2

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 6 en 13 van de Miljoenennota

Taak 3: Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

VI

VenJ

36

36.2

Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

22

22.01

Veiligheid chemische stoffen

XII

IenM

22

22.02

Veiligheid biotechnologie

XII

IenM

22

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenM

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZ

6

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XV

SZW

1

 

Subsidies, bekostiging en opdrachten

XV

SZW

6

 

Inkomensoverdrachten

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 6 en 13 van de Miljoenennota

Taak 4: Versterken van het internationale milieubeleid

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

V

BZ

1

1.1

Goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak

V

BZ

2

2.4

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband

V

BZ

3

3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

V

BZ

3

3.2

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s, incl. ontwikkelingslanden

V

BZ

3

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

XII

IenM

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

19

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenM

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZ

2

 

Bedrijvenbeleid: innovatief & duurzaam ondernemen

XIII

EZ

6

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XIII

EZ

8

 

Natuur

XVI

VWS

1

1.1

Gezondheidsbescherming

XVI

VWS

6

6.1

Passend sport- en beweegaanbod

XVI

VWS

10

 

Gezondheidsraad

XVII

BHOS

2

2.1

Toename van voedselzekerheid

XVII

BHOS

1

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

XVII

BHOS

2

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

XVII

BHOS

2

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

XVIII

WenR

2

2.1

Energie en bouwkwaliteit

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 6 en 13 van de Miljoenennota

Taak 5: Leefomgevingskwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

XII

IenM

11

11.04

Waterkwaliteit

XII

IenM

13

13.01

Ruimtelijk Instrumentarium

XII

IenM

13

13.04

Ruimtegebruik bodem

XII

IenM

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

20

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder

XII

IenM

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZ

8

 

Natuur

XVII

BHOS

2

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

XVIII

WenR

2

2.3

Kwaliteit woonomgeving

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 6 en 13 van de Miljoenennota

BIJLAGE 7 AFKORTINGENLIJST

A.

 

AAARO

Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp

AAS

Amsterdam Airport Schiphol

ABS

ACI

Absolute waarde

Airports Council International

ACM

ADT

Autoriteit Consument & Markt

Area Development Twente

AMvB

Algemene maatregel van bestuur

ANVS

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

AO

APGdat

Algemeen Overleg

Aircraft Performance Group data

APK

Algemene Periodieke Keuring

AR

Algemene Rekenkamer

ATC

ATFM

Air Traffic Control

Air Traffic Management

AWACS

Airbone Warning And Control Station

AWB

Algemene Wet Bestuursrecht

AZ

Ministerie van Algemene Zaken

   

B.

 

BAW

Bestuursakkoord Water

BBP

Bruto Binnenlands Product

BDU

Brede Doeluitkering

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Bevb

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Bevi

Besluit externe veiligheidinrichtingen

Bevt

Besluit externe veiligheid transportroutes

BGT

Basisregistratie Grootschalige Topografie

BIRK

Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit

BNP

Bruto Nationaal Product

BOA

Beleidsondersteuning en Advies

BRG

Bestaand Rotterdams Gebied

BRZO

Besluit Risico’s Zware Ongevallen

BSV

Bureau Sanering Verkeerslawaai

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

   

C.

 

CBR

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCR

Centrale Commissie voor de Rijnvaart

CDM

Clean Development Mechanism

Chw

Crisis- en herstelwet

CLH

Classification and Labelling Harmonisation

CLRTAP

Convention on Long-Range Transboundary Air Pollution

CLSK

Commando Luchtstrijdkrachten

CO2

Koolstofdioxide

COGEM

Commissie Genetische Modificatie

CPB

Centraal Planbureau

CROS

Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol

CROW/KpVV

CROW Kennisplatform Verkeer en Vervoer

Ctgb

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

   

D.

 

dB(A)

Decibel (audio)

DBFM

DC-ANSP

Design-Build-Finance-Maintenance

Dutch Carribean Air Navigation Service Provider

DCC

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing

DEF

Ministerie van Defensie

DF

Deltafonds

DGB

Directoraat-Generaal Bereikbaarheid

   

E.

 

EASA

European Aviation Safety Agency

EB

Eenvoudig Beter

EC

Europese Commissie

ECAC

European Civil Aviation Conference

ECHA

European Chemicals Agency

ECMFW

European Centre for Medium-Range Weather Forecasts

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

EEA

European Environment Agency

EICB

Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart

EMSA

Europese Maritieme Veiligheidsagentschap

EMV

Meerjarige onderzoeksprogramma elektromagnetische velden

ERRU

European Register of Road Transport Undertakings

ERTMS

European Rail Traffic Management System

ESA

European Space Agency

ESO

ESPO

Ernstige Scheepsongevallen

European Sea Ports Organisation

ESTEC

European Space Research and Technology Centre

EU

Europese Unie

EU ETS

Europese CO2 emissiehandelssysteem / EU Emissions Trading System

EVOA

Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen

EZ

Ministerie van Economische Zaken

   

F.

 

FABEC

Functional Airspace Block Europe Central

Fin

Ministerie van Financiën

FLO

Functioneel Leeftijdontslag

FP

Functioneel Parket

   

G.

 

GBKN

Grootschalige Basiskaart Nederland

GGO

Genetisch Gemodificeerd Organisme

GDI

Generieke Digitale Infrastructuur

GIS

Geluidsisolatie Schiphol

GT

Bruto Tonnage

GVKA

Geïntegreerde Verplichtingen-Kasadministratie

   

H.

 

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HSL

Hogesnelheidslijn

HVWN

Hoofdvaarwegennet

HWBP

Hoogwaterbeschermingsprogramma

HWS

Hoofdwatersysteem

HWN

Hoofdwegennet

   

I.

 

IALA

International Association of Lighthouse Authorities

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICAO

ICBR

International Civil Aviation Organization

Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk

ICT

Informatie- en communicatie Technologie

IDDRI

Institute for Sustainable Development and International Relations

IenM

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IF

Infrastructuurfonds

IGRAC

International Groundwater Resources Assessment Centre

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

ILUC

Indirect Land-Use Cahange emissions

IMO

International Maritime Organisation

Inspire

Europese Richtlijn voor harmonisatie van geo-informatie

Interreg

Programma voor transnationale samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening

IOD

Inlichtingen- en Opsporingsdienst

IOV

Impuls Omgevingsveiligheid

IPCC

Intergovernmental Panel on Climate Change

IPO

Interprovinciaal Overleg

ITS

Intelligente Transportsystemen

IV

Informatievoorziening

IWA

Internationale Wateraanpak

   

K.

 

KDC

Knowledge & Development Center

KIM

Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

KLM

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

KNMI

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

KNRM

Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij

KRM

Kaderrichtlijn Mariene Strategie

KRW

(Europese) Kaderrichtlijn Water

Kton

Kiloton (miljoen kilo)

   

L.

 

LAP

Landelijk Afvalbeheerplan

LAVS

Landelijk Asbest Volg Systeem

Lden

Day-evening-night level

LIB

Luchthavenindelingbesluit

Lnight

Night Level

LSNed

Leidingenstraat Nederland

LTSA

Lange Termijn Spooragenda

LVB

Luchthavenverkeerbesluit Schiphol

LVNL

Luchtverkeersleiding Nederland

   

M.

 

MDN

Monitor Duurzaam Nederland

MER

Milieueffectrapportage

MIA

Milieu investeringsaftrek

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

MJPG

Meerjarenprogramma Geluidsanering

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MKBA

Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse

MOU

Memorandum of Understanding

MSW

Maritiem Single Window

Mton

Megaton (1 miljard kilo)

MTOW

Maximum Take-Off Weight

MVI

MW

Maatschappelijk verantwoord inkopen

Megawatt

   

N.

 

NCAP

New Car Assessment Programme

NDC

Nationaal Data Centre

NDOV

Nationale Data Openbaar Vervoer

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

NEC

NEV

Nationale Energieverkenning

Nationale Energie Verkenning

NGR

Nationaal Geo Register

NH3

NHTV

Ammoniak

Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer

NIWO

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoerorganisatie

NKWK

Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat

NLC

Nederlandse Loodsencorporatie

NMCA

Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse

NMVOS

Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan

NNHS

Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel Schiphol

NO2

Stikstofdioxide

NOVB

Nationaal Openbaar Vervoer Beraad

NOVI

Nationale Omgevingsvisie

NOx

Stikstofoxiden

NRV

National Reference Value

NS

NSA

Nederlandse Spoorwegen

National Safety Authority (Nederlandse autoriteit Spoorveiligheid)

NSL

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

NSO

Netherlands Space Office

NSP

Nieuwe Sleutel Projecten

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

   

O.

 

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OD

Omgevingsdiensten

OECD

Organisation for Economic Co-operation and Development

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OLO

Omgevingsloket Online

ORS

Omgevingsraad Schiphol

OSPAR

Oslo-Parijs

OTIF

Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires

OV

Openbaar vervoer

OVIN

Onderzoek naar Verplaatsingen in Nederland

OVV

Onderzoeksraad voor Veiligheid

Ow

Omgevingswet

   

P.

 

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PDOK

Publieke Dienstverlening op de Kaart

PGS (15)

Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen

PHS

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PM10

Fijnstof met een aerodynamische diameter kleiner dan 10 micrometer

PRB

Performance Review Body

PROVIA

Global Programme on Climate Change, Vulnerability, Impacts and Adaption

PRTR

Kiev Protocol on Pollutant Release and Transfer Registers

PSR

Projectstimuleringsregeling

   

R.

 

RAC

Committee for Risk Assessment

RACE

Realisatie Acceleratie Circulaire Economie

RCW

Regiecollege Waddengebied

RDW

Rijksdienst voor het Wegverkeer

REACH

Registratie, Evaluatie en Autorisatie Chemische Stoffen

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIONED

Stichting Riolering Nederland

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RMO

Risk Management Options

RMRG

Regeling Maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid

ROVER

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer

RRAAM

Rijk – regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer

RSP

Regiospecifiek Pakket

RVO.nl

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

RvB

Rijksvastgoedbedrijf

RvS

Raad van State

RWS

Rijkswaterstaat

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

   

S.

 

SACN

Stichting Airport Coordination Netherlands

SBNS

Stichtingen Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SEAC

Solar Energy Application Centre

SECA

Sulphur Emmission Control Area

SER

Sociaal-Economische Raad

SEV-III

Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening

SGEL

Slachtoffers en Gewogen Ernstige Letsels

SMASH

Structuurvisie Mainport Schiphol Haarlemmermeer

SO2

Zwaveldioxide

SSO

Shared Services Organisatie

SSP

State Safety Programme 2015–2019

StAB

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

STS

Stoptonend Sein

SURF

Smart Urban Regions in the Future

SVHC

Substance of Very High Concern

SVIR

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

SWOV

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid

SWUNG

Samen Weken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidsbeleid

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

   

T.

 

TK

Tweede Kamer

TNO

Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderwijs

TNS

tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom

TRG

Totaal Risicogewicht Grenswaarde

TVG

Totaal Volume Geluid

   

U.

 

UNISDR

United Nations International Strategy for Disaster Reduction

UNEP

United Nations Environment Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

UvW

Unie van Waterschappen

   

V.

 

VAMEX

Stichting Vaarbewijzen- en Marifoon Examens

VAMIL

Vrijwillige afschrijving milieu-investeringen

VANG

Van Afval Naar Grondstof

VenW

Verkeer en Waterstaat

VN

Verenigde Naties

VNECE

Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (United Nations Economic Commission for Europe, UNECE)

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VOS

Vluchtige Organische Stoffen

VROM

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

VVN

Veilig Verkeer Nederland

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

   

W.

 

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wbb

Wet bodembescherming

WenR

Ministerie voor Wonen en Rijksdienst

WGP

Water Global Practice

WMO

WHO

Wereld Meteorologische Organisatie

Wereldgezondheidsorganisatie

   

Z.

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZESO’s

Zeer Ernstige Scheepvaartongevallen