Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2018
Op 16 september 2017 publiceerde de Volkskrant een artikel over een misbruikzaak bij Defensie die dateerde uit 1982. Een voormalige defensiemedewerker vertelde tijdens zijn opleiding aan de Koninklijke Militaire School (KMS) te zijn misbruikt door een aantal leden van zijn peloton. Op 19 september jl. zijn over deze misbruikzaak Kamervragen gesteld door de leden Diks (GL), Karabulut (SP), Belhaj (D66) en Van den Hul (PvdA). In de beantwoording van de Kamervragen heeft de toenmalige Minister van Defensie aangekondigd een intern onderzoek te laten uitvoeren (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nrs. 216 en 217).
Onderzoek
Defensie heeft op 10 oktober 2017 een commissie opdracht gegeven een intern onderzoek uit te voeren. In de periode 10 oktober 2017 tot 31 januari 2018 is door deze commissie onderzoek verricht naar deze zaak. Het incident zelf, de rollen van de onderzochte personen en de meldingen aan respectievelijk het kader, de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) en de Koninklijke Marechaussee (KMar) zijn onderzocht. Op 7 februari jl. heeft de onderzoekscommissie haar rapport aan de Secretaris-Generaal van Defensie aangeboden.
Uit privacyoverwegingen worden hierna alleen in algemene zin de belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek beschreven.
Ontoelaatbaar gedrag
Uit het rapport blijkt dat de onderzoekscommissie het aannemelijk acht dat er sprake was van seksueel misbruik. Ik vind het verschrikkelijk wat het slachtoffer is overkomen. Laat ik duidelijk zijn dat dit soort gedrag, ook al is het ruim 35 jaar geleden gebeurd, volstrekt onacceptabel is en indruist tegen de normen en waarden van de krijgsmacht.
Melding
Of er destijds door het slachtoffer melding is gemaakt en hoe er met de melding is omgegaan heeft de commissie 35 jaar na dato niet met zekerheid vast kunnen stellen. Dit betekent niet dat er geen melding is geweest, maar dat de onderzoekers dit niet vast konden stellen. De commissie heeft ook onderzocht hoe in 2015 met de melding van het slachtoffer is omgegaan door de IGK en de KMar. Ondanks dat er bij de IGK en bij de KMar volgens protocollen is gehandeld, begrijp ik goed dat het slachtoffer zich niet gehoord heeft gevoeld. Defensie had de melder als slachtoffer beter moeten ondersteunen. Ik laat onderzoeken of de protocollen bij zowel de IGK als de KMar op dit punt kunnen worden verbeterd. Voor aanpassing van de protocollen van de KMar ligt de verantwoordelijkheid bij het OM, waarmee het gesprek hierover zal worden aangegaan. Daarnaast loopt in dit kader het onderzoek van de commissie-Giebels naar de verbetering van het meldingssysteem (waaronder de afhandeling van meldingen), de meldingsbereidheid en de nazorg.
Nazorg
Ik benadruk dat Defensie een zorgplicht heeft voor haar personeel. Deze zorgplicht geldt onverkort ook voor deze oud-medewerker. Momenteel ondersteunt Defensie het slachtoffer met een zorgcoördinator. De zorgcoördinator heeft onder meer bedrijfsmaatschappelijk werk ingeschakeld. In overleg met het slachtoffer zal voor hem en zijn partner een zorgplan worden opgesteld. Defensie zal, zo lang als nodig, blijven voorzien in benodigde steun.
Het slachtoffer verdient respect omdat hij ondanks de hindernissen die hij heeft ondervonden bij het aankaarten van dit incident, toch heeft doorgezet. Hij heeft de bereidheid uitgesproken om zijn verhaal intern te vertellen. Defensie waardeert dat; hij kan en wil daarmee een voorbeeld zijn voor andere (oud) defensiemedewerkers die te maken hebben gehad met ontoelaatbaar gedrag om ook melding te maken. Deze casus zal tevens als geanonimiseerde zaak worden gebruikt in de training van defensiepersoneel.
Tot slot
Deze misbruikzaak is in juridische zin verjaard. Dat maakt dat het juridisch gezien niet meer mogelijk is om maatregelen op te leggen. In deze zaak is dat strijdig met mijn gevoel van rechtvaardigheid. Wat wel mogelijk is, zullen we doen. Daarom zullen degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan het ontoelaatbare gedrag daarop zowel mondeling als schriftelijk worden aangesproken op het hoogste niveau. Het slachtoffer en zijn partner wordt de nodige zorg aangeboden. Defensie zal lessen trekken uit deze casus om in geval van ontoelaatbaar gedrag adequaat te reageren. De protocollen van de IGK en de KMar zullen tegen het licht moeten worden gehouden.
Dit gedrag hoort absoluut niet thuis bij Defensie, ruim 35 jaar geleden niet en nu niet. Het staat haaks op waar Defensie voor staat. Ontoelaatbaar gedrag dient te worden gemeld en degenen die zich daaraan schuldig hebben gemaakt zullen worden aangepakt met alle middelen die ons daarvoor ter beschikking staan.
De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser