Kamerstuk 34775-X-29

Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over de aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer bij de ontwerpbegroting 2018 van het ministerie van Defensie

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018

Gepubliceerd: 22 november 2017
Indiener(s): Han ten Broeke (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34775-X-29.html
ID: 34775-X-29

Nr. 29 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 22 november 2017

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van de Algemene Rekenkamer van 5 oktober 2017 inzake aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2018 van het Ministerie van Defensie (Kamerstuk 34 775 X, nr. 11).

De Minister en Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 17 november 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De griffier van de commissie, De Lange

1

Wat zijn de gevolgen van het tekort van 850 miljoen euro door de stijging van de dollarkoers voor de aanschaf van de F-35? Hoe wordt hierop ingespeeld?

Zoals bekend heeft de dollarkoers een effect op de ramingen voor het project Verwerving F-35. Het in de voortgangsrapportage gemelde tekort van € 850 miljoen berust op de koers van het Centraal Plan Bureau (CPB) in maart van dit jaar. In september heeft het CPB de raming aangepast. Op basis van de nieuwe koers is het tekort op het projectbudget aanzienlijk kleiner. U ontvangt nog voor de begrotingsbehandeling een brief over de eerstvolgende stap in het project.

2

Welke investeringen zijn er nodig voor de begroting van 2018 om de huidige ambities waar te maken?

4

Deelt u de opvatting van de Algemene Rekenkamer (AR) dat «het zaak is om voorrang te geven aan investeringen die nodig zijn om de huidige ambities waar te kunnen maken»? Kunt u aangeven aan welke uitgaven de extra fondsen in dat geval voorrang moet worden gegeven?

5

Deelt u tevens de opvattingen dat (pas) daarna nieuwe ambities aan bod moeten komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, aan welke denkt u dan?

Met het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) heeft dit kabinet voor de krijgsmacht, oplopend tot 2021, structureel ruim € 1,5 miljard extra vrijgemaakt. Daarmee wordt onder meer de operationele inzetbaarheid vergroot en worden noodzakelijke investeringen in vervanging en vernieuwing van materieel toekomstbestendig gefinancierd. In het eerste kwartaal van 2018 wordt uw Kamer met een nieuwe Defensienota geïnformeerd over de precieze aanwending van deze extra middelen.

3

Welke subsidie-uitgaven zijn er begroot voor de begroting voor 2018?

Voor 2018 is een bedrag van € 29,3 miljoen begroot voor subsidies. In bijlage 4.4 van de begroting is een overzicht opgenomen van de begrote subsidies.

4

Deelt u de opvatting van de Algemene Rekenkamer (AR) dat «het zaak is om voorrang te geven aan investeringen die nodig zijn om de huidige ambities waar te kunnen maken»? Kunt u aangeven aan welke uitgaven de extra fondsen in dat geval voorrang moet worden gegeven?

5

Deelt u tevens de opvattingen dat (pas) daarna nieuwe ambities aan bod moeten komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, aan welke denkt u dan?

Zie het antwoord op vraag 2.

6

Op welke wijze bent u voornemens de druk op de aanbestedingsprocedures te verminderen? Kunt u dat uitwerken?

12

Wat kunnen de gevolgen zijn van extra druk op het aanbestedingsproces als gevolg van een groeiend budget?

Te veel druk op het aanbestedingsproces kan leiden tot onzorgvuldigheden. Een zorgvuldige planning van investeringen kan de druk op het aanbestedingsproces verminderen. Daarnaast neemt Defensie een aantal concrete maatregelen die bijdragen aan een soepel verloop van het aanbestedingsproces. Dit zijn:

  • het verbeteren van prognoses van projecten door het standaardiseren van de methodiek voor ramingen en risicomanagement;

  • het realistischer maken van projectbudgetten door vanaf de plan-fase de schommelingen in prijspeil en valuta in de plannen te verwerken;

  • zodra projecten in uitvoering zijn, worden deze in principe ongemoeid gelaten;

  • het vereenvoudigen van het proces voor zowel DMP-projecten als voor kleinere projecten;

  • het verruimen van de toepassing van afroepcontracten;

  • het uitbreiden van de verwervingscapaciteit met tijdelijk personeel;

  • het versterken van opdrachtgeverschap en opdrachtnemerschap door het investeringsprogramma en individuele investeringsprojecten tijdig voor te leggen aan de uitvoeringsorganisaties.

7

Is er nog steeds sprake van een gebrek aan beheersbaarheid van de projectenportefeuille bij uw ministerie? Zo ja, op welke concrete manieren manifesteert zich dit?

De beheersbaarheid van de projectenportefeuille is in belangrijke mate verbeterd. Zo zijn bijvoorbeeld instructies opgesteld c.q. geactualiseerd voor het ramen van investeringen, voor risicomanagement en voor kosten- en baten analyses. Hiermee zet Defensie een stap naar verdere duurzaamheid in de planning en uitvoering van projecten.

8

Kunt u aangeven of de verruiming van het defensiebudget aanleiding geeft tot verdere besluitvorming over de aanschaf van de MQ-9 Reaper, zoals in 2016 door Minister Hennis-Plasschaert toegezegd? Zo ja, wat is de verwachte tijdslijn met betrekking tot de aanschaf en inzet van de Reaper, de training van het personeel, de stationering en eventuele bewapening? Kunt u de Kamer daarover thans informeren?

In het eerste kwartaal van 2018 zal de Kamer zoals gebruikelijk aan het begin van een kabinetsperiode een nota ontvangen over de hoofdlijnen van het defensiebeleid in de komende jaren, inclusief de voornemens ten aanzien van investeringen en de financiële onderbouwing daarvan. Defensie informeert de Kamer langs de lijnen van het Defensie Materieel Proces (DMP) over investeringsprojecten.

In 2013 is reeds de keuze gemaakt voor een combat proven toestel dat van de plank in een standaardconfiguratie gekocht kan worden. Het bewapenen van deze systemen valt echter niet binnen de reikwijdte van dit verwervingsproces en is derhalve niet aan de orde. Mochten in de toekomst andere inzichten ontstaan dan zal ik u daarover informeren.

Al in een eerder stadium bent u geïnformeerd over de beoogde stationering van deze systemen op Vliegbasis Leeuwarden. Dit voornemen is tot op heden niet gewijzigd.

9

Kunt u aangeven op welke termijn de A-brieven over de nieuwe M-fregatten en mijnenbestrijdingsvaartuigen zullen worden verzonden, gezien de door de AR beschreven druk op het Nederlandse aanbestedingsproces en het feit dat de Belgen al verder zijn in hun processen hieromtrent? Kunt u dit ook voor alle andere projecten aangeven? Zo nee, kunt u uiteenzetten waarom dit niet kan en waarom dit langer moet duren?

In het eerste kwartaal van 2018 zal de Kamer, zoals gebruikelijk aan het begin van een kabinetsperiode, een nota ontvangen over de hoofdlijnen van het defensiebeleid in de komende jaren, inclusief de voornemens ten aanzien van investeringen en de financiële onderbouwing daarvan. Defensie informeert de Kamer langs de lijnen van het Defensie Materieel Proces (DMP) over investeringsprojecten.

10

Kunt u uiteenzetten wat de gevolgen zijn van de aanhangige artikel 100-brieven voor de gereedheid? Welke knelpunten levert dit op voor u en hoe worden deze ondervangen?

19

Kunt u een concreter beeld schetsen van de daadwerkelijke invloed op de gereedheid van de inzet in de missie in Mali, de strijd tegen IS en Operation Resolute Support? Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen van de voorgenomen inzet van de F-16 volgend jaar in Irak voor de personele en materiele gereedheid?

Voor een beschrijving van de invloed van inzet op de gereedheid verwijs ik naar het vertrouwelijke deel van de Inzetbaarheidsrapportage 2017 (Kamerstuk 33 763, nr. 133). Inzet is zowel van invloed op de gereedheid van de uitgezonden eenheid als op het gereedstellingsproces van andere eenheden. Bij verzoeken tot nieuwe missies en verlengingen van bestaande missies houdt Defensie rekening met de effecten op de gereedheid. Daar waar inzet verstrekkende gevolgen heeft voor de gereedheid worden maatregelen genomen. Voorbeelden hiervan zijn het terugtrekken van de helikopters en speciale eenheden uit Mali en het onttrekken van de jachtvliegtuigen aan de strijd tegen IS.

11

In hoeverre kunnen met de groei van de begroting voor 2018 de geconstateerde beperkingen in de gereedheid worden opgelost?

Het vorige kabinet heeft het defensiebudget gefaseerd verhoogd. Met deze extra middelen kan Defensie de basisgereedheid op orde brengen en een belangrijk deel van de beperkingen en knelpunten in de inzetbaarheid opheffen. Met de intensivering van dit kabinet, oplopend tot € 1,5 miljard in 2021, kunnen belangrijke vervolgstappen worden gezet gericht op het op peil brengen van de operationele (gevechts)ondersteuning en de noodzakelijke vervangingsinvesteringen, alsmede vernieuwing en versterking van de huidige krijgsmacht. Ook wordt een start gemaakt met de uitbreiding en vernieuwing van het cyber- en informatiedomein en het oprichten van een Special Operations Command (SOCOM). Hiermee wordt de inzetbaarheid van de krijgsmacht verbeterd en kan de gereedheid op de lange termijn worden gehandhaafd.

12

Wat kunnen de gevolgen zijn van extra druk op het aanbestedingsproces als gevolg van een groeiend budget?

Zie het antwoord op vraag 6.

13

Hoeveel oefeningen van de luchtmobiele brigade hebben niet plaats kunnen vinden vanwege de Chinook inzet in Mali? Zijn hier vervangende oefeningen voor georganiseerd? Zijn er ook andere onderdelen van de krijgsmacht die hierdoor in mindere mate hebben kunnen oefenen? Ligt er een plan om een dergelijk scenario in de toekomst te voorkomen?

De geplande oefeningen hebben doorgang kunnen vinden, maar zijn gedeeltelijk met alternatieve middelen uitgevoerd. De beschikbare helikoptercapaciteit van Defensie is niet voldoende om zowel de gereedstelling van de luchtmobiele brigade als de inzet van helikopters in missies gelijktijdig uit te voeren. In de inzetbaarheidsrapportages heb ik u geïnformeerd over de mate waarin de basisgereedheid is beperkt door de lagere beschikbaarheid van helikopters voor de luchtmobiele brigade. Met de extra middelen voor Defensie vanuit het regeerakkoord wordt het mogelijk het aantal vlieguren van de Chinook te verhogen waardoor beter wordt aangesloten bij de behoefte.

14

Deelt u de opvatting van de AR dat «nog maar beperkt criteria» zijn ontwikkeld voor het beoordelen van de personele gereedheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze geeft u opvolging aan deze constatering?

16

Aan de hand van welke criteria beoordeelt u de personele gereedheid?

De personele gereedheid wordt op dit moment beoordeeld aan de hand van de kwantitatieve en kwalitatieve personele gereedheid. De kwantitatieve personele gereedheid wordt uitgedrukt in een vullingspercentage. De kwalitatieve personele gereedheid is gebaseerd op een kwalitatieve beoordeling van de commandanten. Commandanten hebben doorgaans zelf het beste inzicht in hun eenheid. Daarom is het professionele oordeel van de commandanten, juist over kwalitatieve aspecten zoals leiderschap en moreel van groot belang.

Defensie onderschrijft de noodzaak om het meten van de personele gereedheid verder te verbeteren vanuit de gedachte «uniformeer waar mogelijk, differentieer en kwalificeer waar nodig». Vanwege de enorme verscheidenheid aan eenheden is het een aanzienlijke opgave om indicatoren samen te stellen die helpen om de personele gereedheid van alle militairen te bepalen. In het programma «Kwalificatiestructuur Defensie: kwaliteit in beeld» wordt hieraan gewerkt.

15

Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken met betrekking tot de personele vulling of functiecategorieën waar «de schaarste sterk voelbaar is»? Kunt u dat toelichten?

Zoals vermeld in de P-rapportage midden 2017 (bijlage bij Kamerstuk 34 500 X, nr. 90) betreffen de huidige schaarstecategorieën de volgende functiegebieden: geneeskundige/medische specialismen, techniek, informatie- en communicatietechnologie, logistiek en manoeuvre-capaciteit. Uit veiligheidsoverweging is het voor Defensie onwenselijk om gedetailleerd in te gaan op deze categorieën.

16

Aan de hand van welke criteria beoordeelt u de personele gereedheid?

Zie het antwoord op vraag 14.

17

Hebt u de indruk dat u «geen volledig inzicht» heeft in de effecten van de gereedstelling op de inzet van de gereedstelling? Zo nee, welke maatregelen neemt u om een dergelijk volledig inzicht tot stand te brengen?

Die indruk wordt niet gedeeld. Inzet voor missies onttrekt voor lange of korte duur personeel en materieel aan het generieke gereedstellingproces. Dit heeft effect op de generieke gereedheid van de hierbij betrokken eenheden. Deze effecten op de gereedstelling en eventuele maatregelen zijn onderdeel van een Artikel 100-brief die uw Kamer ontvangt bij besluiten over de inzet van militaire eenheden. Bovendien wordt de Kamer in de inzetbaarheidsrapportage halfjaarlijks geïnformeerd over de operationele gereedheid. De Algemene Rekenkamer verwijst in haar brief (Kamerstuk 34 775 X, nr. 11) naar het Interdepartementaal Beleidsonderzoek «Zicht op gereedheid». In de beleidsreactie op dit rapport zal nader worden ingegaan op het inzicht in de effecten van inzet op gereedstelling.

18

Bent u voornemens om in lijn met de aanbeveling van de AR in de startnotitie duidelijker te onderbouwen waar meerjarencijfers op zijn gebaseerd?

De meerjarencijfers zijn gebaseerd op de begroting 2018. In de departementale tabbladen, bijlage van de Startnota (Kamerstuk 34 775, nr. 54), zijn per begrotingshoofdstuk budgettaire wijzigingen inzichtelijk gemaakt ten opzichte van de begroting 2018. Naast de verwerking van de maatregelen uit het Regeerakkoord is hierin ook de middellange termijnraming van het Centraal Planbureau verwerkt. Via nota’s van wijziging worden vervolgens aanpassingen op de begrotingshoofdstukken aan uw Kamer voorgelegd ter goedkeuring. Met deze informatie wordt uw Kamer volledig geïnformeerd over de opbouw van de meerjarencijfers.

19

Kunt u een concreter beeld schetsen van de daadwerkelijke invloed op de gereedheid van de inzet in de missie in Mali, de strijd tegen IS en Operation Resolute Support? Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen van de voorgenomen inzet van de F-16 volgend jaar in Irak voor de personele en materiele gereedheid?

Zie het antwoord op vraag 10.

20

Deelt u de opvatting van de AR dat de transparantie over de uitgaven van de NAVO verbeterd kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid de transparantie over de NAVO-uitgaven te vergroten? Zo ja, hoe?

Nederland heeft zich de afgelopen jaren hard gemaakt voor meer transparantie van de Navo-uitgaven. Nederland zal erop blijven toezien dat de besluiten ter bevordering van de financiële transparantie en verantwoording worden uitgevoerd. Tevens blijft ons land zich binnen de Navo inzetten voor het verder vergroten van de transparantie en verantwoording.

21

Wat zijn voor u de gevolgen van het feit dat ongeveer een derde van de gecontroleerde NAVO-jaarrekeningen al jaren geen goedkeurend oordeel krijgen?

De financiële verantwoording van de getoetste Navo entiteiten is op zich in orde. Het zijn problemen van materiële aard die het verkrijgen van een goedkeurend oordeel van de International Board of Auditors (IBAN) beletten. De jaarrekeningen van de Navo entiteiten worden door de IBAN getoetst langs internationaal erkende standaarden. Enkele processen waren in 2015 zo ingericht dat de Navo niet kon voldoen aan deze standaarden. Inmiddels is een verbeterproces gestart dat ertoe moet leiden dat een goedkeurend oordeel wordt verkregen.