Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 november 2017
Deze brief bevat de nadere uitwerking van en aanvulling op artikel 15 (Media) uit de Rijksbegroting 2018 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW). Dit is de basis voor het debat met uw Kamer over de budgetten voor 2018 van de instellingen die taken uitvoeren die in de Mediawet 2008 zijn vastgelegd. In afzonderlijke hoofdstukken ga ik achtereenvolgens in op de landelijke publieke omroep (hoofdstuk 1), de regionale en lokale omroep (hoofdstuk 2), het financieel kader en de budgetten (hoofdstuk 3) en enkele overige onderwerpen, waaronder journalistiek (hoofdstuk 4). Maar eerst geef ik u een introductie die in het kort de context beschrijft.
Introductie
Het belang van vrije media en journalistiek
Vrije, onafhankelijke media zijn onmisbaar in onze democratische samenleving. Ze ondersteunen en versterken de rechtsstaat. Media informeren de samenleving, controleren de macht, geven duiding aan het nieuws en bieden een podium voor opinie en debat. Zij stellen mensen in staat hun mening te vormen, deel te nemen aan maatschappelijke discussies en gebruik te maken van democratische rechten. Nederland is gezegend met vrije, onafhankelijke, pluriforme en kwalitatief goede media, zowel publiek als commercieel, en staat traditioneel hoog op de internationale indexen voor persvrijheid. Daar mogen we trots op zijn en dat moeten we koesteren en beschermen. Want vrijheid van meningsuiting en vrije media zijn geen rustig bezit. Dat vrije, onafhankelijke media geen vanzelfsprekendheid zijn, laat de situatie elders in de wereld zien. De persvrijheid staat op veel plaatsen onder druk en in veel gebieden zijn journalisten hun leven niet zeker. Zo signaleert Reporters Without Borders in zijn World Press Freedom Index dat op alle vijf de continenten de persvrijheid terugloopt. En dat niet alleen ver weg, maar ook dichterbij, tot aan en zelfs binnen onze Europese grenzen. Ook in Nederland moeten we alert zijn.
Globalisering en technologische ontwikkelingen hebben grote maatschappelijke gevolgen. Grote wereldwijde technologische bedrijven en diensten bepalen – gedreven door commerciële belangen – steeds sterker wat we aan informatie te horen en te zien krijgen. Daarnaast is het door de techniek ook voor individuele personen mogelijk geworden om snel en anoniem boodschappen en beelden de wereld in te sturen. Een tweet, een blog en een vlog zijn zo geplaatst. Iedereen kan op gemakkelijke wijze informatie verspreiden, zonder dat daar professionele journalistiek tussen zit. Er ontstaan informatiebubbels waarin alleen gelijkgestemden informatie en kennis delen die hun straatje te pas komt. De bedenkelijke kanten daarvan worden steeds zichtbaarder: onbetrouwbare, bewust gemanipuleerde en zelfs valse informatie verspreidt zich snel. Dit heeft merkbaar invloed op de manier waarop we met elkaar omgaan en kan zelfs ontwrichtend werken. Debatten polariseren, meningen en democratische processen worden sluipenderwijs beïnvloed en mensen praten niet meer mét elkaar, maar tegen en over elkaar. Het is daarom van belang dat we hier zicht op krijgen en bekijken wat we kunnen doen om dat tegen te gaan. De media en de journalistieke sector spelen daarbij een belangrijke rol. Voor hen geldt het adagium «comment is free, but facts are sacred.»1 Vanuit dat adagium zijn er al goede initiatieven ondernomen. Verschillende Nederlandse nieuwsmedia gebruiken inmiddels factcheckers. En tijdens verkiezingsdebatten, zoals bij de laatst gehouden Tweede Kamer-verkiezingen, werden live de feiten gecheckt. Het is goed om ook naar initiatieven in het buitenland te kijken. Ik noem bijvoorbeeld de zogenaamde crosschecks van 17 Franse nieuwsorganisaties, die zich aan elkaar verbonden hebben om opbouwend kritisch elkaars werk te beoordelen. En ook in Europees verband worden inmiddels acties ondernomen om nepnieuws tegen te gaan.2 Ik zal in gesprek gaan met partijen in de media- en journalistieke sector om te kijken hoe we in Nederland de kwaliteit en betrouwbaarheid van de informatievoorziening kunnen handhaven. Daarnaast is het van belang dat ook via onderwijs en goede voorlichting mensen mediawijs gemaakt worden.
Zoals gezegd is de rol van journalistiek van eminent belang. Maar de journalistiek heeft het lastig. Dat komt omdat de businessmodellen in de journalistieke sector nog in hoge mate afhankelijk zijn van reclame-inkomsten. Die verdienmodellen komen echter steeds meer onder druk te staan. Een trend die in de hele mediasector optreedt. Dat vormt een bedreiging voor de productie van kwalitatief hoogstaand media-aanbod. Het risico bestaat dat journalisten steeds minder tijd hebben om onderzoek te doen en steeds meer al bestaand nieuws doorgeven, al dan niet in een nieuw jasje gestoken. Dit kabinet bevordert de onderzoeksjournalistiek, onder meer door er extra geld voor uit te trekken. Daarnaast zal ik in overleg met partijen uit de sector onderzoek gaan doen naar alternatieve verdienmodellen in de journalistieke sector. In hoofdstuk 4 zal ik daar meer over zeggen.
Publieke omroep
Nederland heeft een uniek publiek omroepbestel, dat via ledenorganisaties een krachtige maatschappelijke worteling heeft en daardoor garant staat voor pluriformiteit. De publieke omroep vervult een onmisbare rol in onze samenleving. Hij heeft tot taak onafhankelijke programma’s te maken, los van politieke of financiële belangen. Programma’s met journalistiek aanbod van hoge kwaliteit en programma’s die gemaakt worden vanuit en ons kennis laten nemen van de pluriformiteit aan overtuigingen, opvattingen en interesses op maatschappelijk, levensbeschouwelijk en cultureel gebied. Daarbij biedt de publieke omroep een afwisselend palet van drama, documentaires, film, jeugd- en kunstprogramma’s. De publieke omroep is van en voor iedereen en biedt een veilige plek voor verantwoord aanbod voor alle leeftijdsgroepen, met name ook kinderen. En natuurlijk kan men van mening verschillen over de kwaliteit van het ene of het andere programma en men kan menen dat onderwerpen of visies onderbelicht blijven of juist te veel aandacht krijgen. Maar het publieke aanbod wordt door kijkers en luisteraars gewaardeerd met een 8,2.3 Programma’s van de publieke omroep, en niet alleen die van de landelijke, vallen internationaal in de prijzen.
Dit kabinet staat voor een stevige publieke omroep op alle niveaus. Het is geen gemakkelijke opgave om als publieke omroep een sterke positie te houden in het overvolle medialandschap dat meer en meer gedomineerd lijkt te worden door grote internationale spelers. Gelet op de financiële mogelijkheden van de mediabegroting de komende jaren ligt daar een uitdaging. Ik zie mij geconfronteerd met een tegenvallende financiële situatie: de beschikbare middelen voor de publieke omroep staan de komende jaren onder druk. De reclame-inkomsten van de Stichting Etherreclame (Ster) uit traditionele televisie en radio blijken onverwacht sterk te dalen. De reclame-inkomsten uit traditionele media lopen in de hele mediasector – ook print – voor alle betrokken partijen onverwacht snel terug. Adverteerders bewegen mee met hun doelgroepen en steken hun advertentiebudget steeds meer in online reclame. De mogelijkheden om vanuit de Algemene Mediareserve (AMr) de dalende Ster-inkomsten op te vangen, zijn bovendien nagenoeg uitgeput. In 2018 kunnen we de dalende reclame-inkomsten nog opvangen vanuit de AMr, zodat ruimte ontstaat voor overleg met alle betrokken partijen over de ontstane situatie. Vanaf 2019 kan de daling niet meer vanuit de AMr worden opgevangen. Dat betekent dat in deze kabinetsperiode de uitgaven vanuit de mediabegroting opnieuw in balans gebracht moeten worden met de inkomsten. Ik werk dat verder uit in hoofdstuk 3.
Journalistiek aanbod op lokaal en regionaal niveau
In hoofdstuk 3 en 4 ga ik nader in op het journalistieke aanbod op lokaal en regionaal niveau. Voor het handhaven van goede informatievoorziening op lokaal en regionaal niveau is samenwerking essentieel. Dit kabinet wil werken aan voldoende onafhankelijk journalistiek aanbod op lokaal en regionaal niveau door het bevorderen van samenwerking, zowel publiek-publiek als publiek-privaat. Er zijn de afgelopen tijd al maatregelen genomen en ontwikkelingen in gang gezet. In de genoemde hoofdstukken ga ik hier op in en informeer ik u over het beleid voor de komende tijd.
De afgelopen jaren heeft de publieke omroep te maken gekregen met ingrijpende wetswijzigingen. Ook de laatste wetswijziging van eind 2016 heeft veel impact. Deze wetswijziging scherpt de taakopdracht aan, bevordert de pluriformiteit van de programmering door meer openheid en publieksbetrokkenheid en verstevigt de sturende en coördinerende rol van de NPO. De landelijke publieke omroep werkt aan de uitvoering van de wetswijziging en er zijn afspraken gemaakt in een nieuwe Prestatieovereenkomst die deze zomer is gesloten. Daarover is uw Kamer in september geïnformeerd.4 Het is nu zaak te focussen op wat de publieke omroep te doen staat in de komende periode.
Elke vijf jaar maakt de landelijke publieke omroep een Concessiebeleidsplan. Hierin staat wat de programmatische ambities en doelen voor de komende jaren zijn en wat de landelijke publieke omroep gaat doen om die te halen. Het huidige Concessiebeleidsplan beslaat de periode 2016–2020. Op basis hiervan sluiten de NPO en de Minister een Prestatieovereenkomst. Daarin staan concrete afspraken over kwalitatieve en kwantitatieve doelen, publieksbetrokkenheid en publieksbereik. In de jaarlijkse meerjarenbegroting beschrijft de landelijke publieke omroep hoe hij het komende jaar te werk gaat en in de jaarlijkse Terugblik rapporteert hij wat er bereikt is. Hierna zal ik enkele punten uit het Concessiebeleidsplan 2016–2020 noemen en kort de Terugblik over 2016 aanhalen. Daarna zal ik iets zeggen over de Prestatieovereenkomst. Tot slot maak ik enkele opmerkingen over de meerjarenbegroting 2018 van de NPO.
Herkenbaar en relevant blijven in een veranderde wereld en in een snel veranderend medialandschap waar digitalisering, internationalisering en commercialisering de boventoon voeren. Dat is de centrale ambitie van het huidige Concessiebeleidsplan. Eenheid met behoud van pluriformiteit, programma’s met publieke waarden, vernieuwend, open en betrokken, dat zijn kernzaken waar de NPO aan werkt. Door een veelkleurige programmering aan te bieden onder «NPO» als herkenbaar merk. Door journalistiek, Nederlandse series en films, kinderprogramma’s, documentaires, educatie en informatie, muziek en kunst als kern van de programmering te nemen. Door geld vrij te maken voor nieuwe ideeën en nieuw talent. Door open te staan voor goede programma-ideeën van buiten. Door extra te investeren in online toegang en online-aanbod. En door het benutten van nog meer mogelijkheden om contact en interactie met kijkers en luisteraars te organiseren.
Ik vind het belangrijk dat de publieke omroep zorgvuldig verslag doet. Uit de Terugblik 2016 blijkt onder meer dat 94% van de programma’s voldeed aan de doelstelling voor de publieke waarde van een 7,5 en dat het publiek de publieke waarde van de programma's gemiddeld het cijfer 8,2 geeft. Maar uit de Terugblik blijkt ook dat in algemene zin de publieke omroep nog tekort schiet als het gaat om etnische en culturele afspiegeling en dat de bereiksdoelstellingen, met name onder jongeren, niet zijn gehaald. De publieke omroep is zich daarvan bewust en wil daar aan werken door jaarlijks doelstellingen te formuleren en acties te benoemen om die doelstellingen te realiseren. Daarover zijn afspraken gemaakt in een nieuwe Prestatieovereenkomst.
De laatste wetswijziging heeft zoals gezegd behoorlijke impact in Hilversum. Toch is het gelukt om samen met de NPO en het Commissariaat een Prestatieovereenkomst te sluiten. Ik waardeer dan ook de inspanningen van de NPO om tot een overeenkomst te komen. Ik licht er een paar onderwerpen uit die terugkomen in de Begroting 2018 van de NPO5.
Kwaliteit, publieke waarde en pluriformiteit
Ik vind het belangrijk dat de publieke omroep voortdurend peilt wat kijkers en luisteraars vinden van de programma’s. Kwaliteit en publieke waarde zijn daarbij sleutelwoorden. Bij kwaliteit gaat het over vakmanschap waarmee programma’s worden gemaakt. Publieke waarde heeft betrekking op onder meer onafhankelijkheid, betrouwbaarheid, pluriformiteit, diversiteit en authenticiteit.
Diversiteit is onderwerp van actuele maatschappelijke discussie. Uit de Terugblik 2016 blijkt dat daar nog extra inspanningen nodig zijn. Het streven naar een betere weerspiegeling van de gehele samenleving staat terecht hoog op de agenda van de publieke omroep. De voorzitter van de raad van bestuur van de NPO agendeert dit onderwerp regelmatig. Diversiteit weegt voortaan zwaarder mee bij de keuze voor nieuwe programma's.6
Afgesproken is dat de NPO nulmetingen gaat doen wat het publiek vindt van de kwaliteit, de publieke waarde en de representatie van vrouwen en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Vervolgens zal ik met de NPO afspraken maken over jaarlijkse doelstellingen vanaf 2018.
Bereik
Het is de taak van de publieke omroep om niet alleen een breed publiek te bedienen, maar juist ook de specifiekere publieksgroepen. Iedere Nederlander moet immers iets van zijn gading kunnen vinden bij de publieke omroep. Dat is niet voor alle publieksgroepen even gemakkelijk. Vooral het bereik onder de jongere leeftijdsgroepen blijft achter bij de doelstellingen. Afgesproken is dat de NPO jaarlijks minimaal de doelstellingen realiseert die voor de verschillende leeftijdsgroepen in de Begroting zijn opgenomen.
Journalistieke kwaliteit
Goede journalistiek heeft impact, zet onderwerpen op de agenda van het maatschappelijke en politieke debat en is onmisbaar voor controle van de macht. De NPO gaat een nulmeting uitvoeren naar wat het publiek vindt van de impact en de kwaliteit van de journalistieke televisie- en radioprogramma’s. Ook daarover maak ik nadere afspraken met de NPO. Dat sluit mooi aan bij de ambitie van dit kabinet om goede journalistiek te bevorderen.
Levensbeschouwelijke programmering
Met het verdwijnen van de omroepen op kerkelijke en levensbeschouwelijke grondslag zijn programma’s die de verschillende stromingen op dat terrein aan bod laten komen geen vanzelfsprekend onderdeel meer van de programmering. Ik hecht er echter aan dat religieus en levensbeschouwelijk aanbod gewaarborgd blijft binnen de publieke omroep. Het is goed dat we kennis kunnen nemen van de drijfveren en overtuigingen van mensen. Dat leidt tot beter begrip, verdraagzaamheid en vreedzaam samenleven. De publieke omroep moet daaraan blijven bijdragen. De weerspiegeling van religie en levensbeschouwing in het media-aanbod behoort tot de algemene mediaopdracht van de publieke omroep en verdient een goede plaats in de programmering. Daarin toont de publieke omroep zijn publieke waarde en onderscheidende karakter. Het is belangrijk dat levensbeschouwelijke programmering brede maatschappelijke aansluiting houdt. Kerkgenootschappen en levensbeschouwelijke genootschappen moeten in samenspraak met de landelijke publieke omroepen betrokken blijven bij de invulling van het programmabeleid en de productie. Ik ben blij dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt. De NPO besteedt jaarlijks minimaal EUR 12 mln voor levensbeschouwelijke televisieprogramma’s, verdeeld over de hoofdstromingen in Nederland. Daarnaast maakt de NPO ruimte en budget vrij voor brede levensbeschouwelijke programmering en maakt afspraken met de omroepen over gegarandeerde budgetten en zendtijd. In zijn algemeenheid ben ik tevreden over hoe het nu gaat. Ik ben voornemens dit aan het einde van de concessieperiode te evalueren.
In de Begroting 2018 beschrijft de NPO hoe het komende jaar invulling aan de taakopdracht wordt gegeven: met welk media-aanbod, op welke aanbodkanalen en met welke middelen. Het Commissariaat voor de Media (Commissariaat) en de Raad voor Cultuur hebben over de Begroting 2018 geadviseerd7.
Advies Commissariaat
Het Commissariaat legt het accent op drie aspecten: transparantie en doelmatigheid, diversiteit en pluriformiteit, en het bereik van jongeren. Hij stelt vast dat de landelijke publieke omroep goede stappen heeft gezet. In de Begroting 2018 geeft de NPO – voor het eerst – inzicht in de kosten per aanboddomein en per domein verdeeld naar de kosten per net en per zender.8 En de NPO benoemt maatregelen om te zorgen dat geld doelmatig wordt besteed. Verder beschrijft de NPO nadere concrete acties om de doelstellingen voor diversiteit en pluriformiteit in het aanbod te halen.
Het Commissariaat merkt op dat concrete acties prima zijn, maar laten zien wat deze acties daadwerkelijk opleveren is minstens zo belangrijk. En de NPO blijft moeite houden om de jonge doelgroepen goed te bereiken. Eerder dan het verlagen van de doelstellingen zouden extra inspanningen te verwachten zijn. Bereik blijft namelijk cruciaal om impact te hebben en daar moet de NPO aan blijven werken, dat ben ik met Commissariaat eens.
Advies van Raad voor Cultuur
In zijn advies focust de Raad op de openheid van het bestel, de financiën, het bereik en het onderscheidend vermogen van de publieke omroep ten opzichte die van andere media-aanbieders. In grote lijnen laat de Raad zich overwegend positief uit over de begroting 2018. Zo vindt de Raad het een goede zaak dat de NPO zich inzet om de topsalarissen binnen het publieke bestel te beperken. Ook de voornemens van de NPO om zijn zichtbaarheid te vergroten via online platforms, zoals social media, en het concretiseren van een aantal ambities en acties in prestatieafspraken kunnen bij de Raad rekenen op bijval.
Wel plaatst de Raad een aantal kritische kanttekeningen. Zo is de Raad positief over de openheid van het bestel als gevolg van de genoemde wetswijziging van eind 2016, maar het moet nog blijken in hoeverre dit in de praktijk zal leiden tot een betere toegang voor externe producenten. De evaluatie die de NPO in zijn begroting heeft aangekondigd moet dit uitwijzen. Hoewel de NPO de ambitie uitspreekt om de zichtbaarheid van publieke content ook online vorm te geven, wordt deze ambitie volgens de Raad niet afdoende vertaald naar het budget dat de NPO daarvoor beschikbaar stelt. Ten slotte wijst de Raad op het belang van de klassieke muziek voor het onderscheidend vermogen. De NPO moet ervoor waken dat dit genre niet verder onder budgettaire druk komt te staan.
Ik zal de adviezen van het Commissariaat en de Raad voor Cultuur betrekken in gesprekken met de NPO ter voorbereiding van de begroting voor 2019.
De lokale en regionale publieke omroepen verzorgen nieuws en ander aanbod over wat zich dicht bij huis afspeelt, over de buurt, de stad, de streek en de cultuur waar mensen zich thuis en betrokken bij voelen. Lokale en regionale omroepen zijn de waakhonden van de lokale en regionale democratie en zijn een podium voor lokale en regionale cultuur. Dit kabinet wil de journalistieke informatievoorziening op lokaal en regionaal niveau versterken langs drie lijnen: samenwerking (publiek en privaat), organisatie en financiering van de lokale omroepen en extra geld voor onderzoeksjournalistiek. Ik hoop uw Kamer hierover in de loop van volgend jaar nader te informeren. Hieronder geef ik de actuele stand van zaken weer van de regionale en lokale publieke omroep. In hoofdstuk 4 ga ik in op de middelen voor onderzoeksjournalistiek.
Begin 2016 is er een nieuwe bestuursstructuur voor de regionale publieke omroep gekomen. De dertien regionale omroepen voeren de publieke mediaopdracht uit onder leiding van de RPO. Sindsdien geldt voor de regionale publieke omroep eenzelfde beleids- en verantwoordingscyclus als voor de landelijke publieke omroep. De RPO schrijft samen met de regionale omroepen elke vijf jaar een Concessiebeleidsplan. Daarin staat op welke manier zij hun taak gaan uitvoeren en wat hun ambities zijn. Het Commissariaat en de Raad voor Cultuur adviseren de Minister daarover9. En net als bij de landelijke publieke omroep sluiten de RPO en de Minister een Prestatieovereenkomst met concrete afspraken over kwalitatieve en kwantitatieve doelen, publieksbetrokkenheid en publieksbereik.
Het Concessiebeleidsplein 2017–2025 is het allereerste Concessiebeleidsplan dat de RPO en de regionale omroepen gezamenlijk hebben gemaakt11. Alle betrokkenen hebben tijd nodig om te wennen aan de nieuwe organisatiestructuur en aan elkaar. Ik waardeer daarom de inspanningen en het resultaat. Het Concessiebeleidsplan behandelt belangrijke thema’s en bevat goede voornemens, zoals het versterken van de journalistieke taak, het verstevigen van de band met het publiek en de intensivering van de samenwerking met lokale omroepen. Maar er zijn belangrijke punten die verbetering behoeven. Zo merken het Commissariaat en de Raad voor Cultuur op dat de doelstellingen nog niet concreet genoeg zijn en dat duidelijker moet worden hoe de RPO zijn taken gaat uitvoeren.12 Ik zal deze opmerkingen betrekken bij het verdere gesprek over de uitwerking van het plan in de Begroting 2019 en 2020. Op basis van de afspraken die daar uit voortkomen zal ik de formele concessie verlenen aan de RPO. Die heeft dan een looptijd van acht jaar.13 Met de RPO is afgesproken dat er in 2020 over de eerste periode een evaluatie wordt uitgevoerd. De raad van toezicht van de RPO zal een onafhankelijke commissie instellen die de evaluatie gaat doen. Die evaluatie dient om afspraken en doelstellingen uit het concessiebeleidsplan bij te werken en aan te vullen voor de periode 2021–2025.
De RPO had tot doel om in de Begroting 2018 de doelstellingen uit het Concessiebeleidsplan om te zetten in concrete voornemens voor 201814. Volgens het Commissariaat is de Begroting een eerste stap. Maar er is meer concrete invulling nodig om duidelijkheid te krijgen over hoe de publieke media-opdracht wordt uitgevoerd, doelstellingen worden gerealiseerd en de wijze waarop de RPO zijn taken concreet gaat uitvoeren. Bijvoorbeeld als het gaat om de distributiestrategie, doelmatig gebruik van middelen en samenwerking. De RPO heeft op mijn verzoek in aanvulling op de begroting een concreter activiteitenplan voor 2018 opgesteld. Het activiteitenplan laat duidelijk zien welk werk de RPO in 2018 zal verrichten. Ik zal de RPO vragen om in zijn jaarverslag over 2018 te rapporteren over het effect van zijn werkzaamheden met het oog op betere uitvoering van de publieke mediaopdracht door de regionale publieke omroepsector. Over de begroting 2019 overleg ik nog met de RPO.
De dertien regionale omroepen dienen de aanvragen voor bekostiging in bij het Commissariaat. Die aanvragen bevatten begrotingen die afgestemd moeten zijn op de begroting van de RPO.15 Volgens het Commissariaat hebben de meeste hun begroting inderdaad afgestemd op de begroting van de RPO en het concessiebeleidsplan. Sommige hebben echter voor een afwijkende opzet gekozen. Daardoor is niet altijd duidelijk in hoeverre bij het concessiebeleidsplan en de begroting van de RPO is aangesloten. Ik zal de desbetreffende regionale omroepen vragen om dit eventueel met hulp van de RPO te verbeteren.
Volgens het regeerakkoord is de realisatie van regiovensters op de kanalen van de landelijke publieke omroep een goed voorbeeld om samenwerking te bevorderen. De NPO en de RPO werken op dit moment aan een plan van aanpak voor een pilot. Aandachtspunten daarin zijn de praktische uitvoerbaarheid (welke zender, welke tijdstippen en live of opgenomen), eventuele wettelijke belemmeringen, de te verwachten baten en kosten van de pilot en de medewerking van distributeurs. De pilot zal helpen om hiervan een goed beeld te krijgen en om te kijken welke afspraken tussen betrokken partijen nodig zijn. Ik ben met de NPO en RPO in gesprek en verwacht binnenkort de opzet van de pilot te ontvangen. Wanneer die breed gedragen en goed onderbouwd is, dan ben ik bereid om te onderzoeken of ik de pilot financieel kan ondersteunen.
Dit kabinet werkt aan voldoende onafhankelijk journalistiek aanbod op lokaal en regionaal niveau. Door de overheveling van taken van het Rijk naar de gemeenten is dat belang alleen maar toegenomen. Om de publieke informatievoorziening en journalistieke infrastructuur op lokaal niveau op peil te houden, is samenwerking en professionalisering hard nodig.
De stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO) werkt aan de professionalisering van de lokale publieke omroep. De kernactiviteiten van de NLPO beogen de coördinatie en samenwerking te versterken en voorzieningen te treffen. De NLPO ondersteunt onder andere de transformatie van ongeveer 260 lokale publieke omroepen naar ongeveer 80 streekomroepen. Ik zal in 2018 een bedrag van EUR 1,547 mln aan de NLPO beschikbaar stellen voor de uitvoering voor activiteiten die de NLPO heeft beschreven in zijn jaarplan. In dit bedrag is nog geen rekening gehouden met een consumentenprijsindexvergoeding voor het jaar 2018. Deze wordt wel toegekend, zie paragraaf 3.2.
In het regeerakkoord staat dat het kabinet zich zal beraden op de organisatie en financiering van de lokale omroepen. Dat doe ik samen met de sector. In de loop van 2018 zal ik uw Kamer nader informeren.
De RPO en de NLPO gaan samen onderzoeken hoe de samenwerking op regionaal en lokaal niveau structureel vorm kan krijgen. Intensivering van de samenwerking helpt om de journalistieke infrastructuur op lokaal en regionaal niveau te versterken. Daarom wil het kabinet dat bevorderen. De voornemens van de NLPO en de RPO zal ik betrekken in het overleg over de organisatie en financiering van de lokale omroepen.
In dit hoofdstuk sta ik stil bij de ontwikkeling van de mediabegroting. Daarbij zetten onverwacht tegenvallende financiële vooruitzichten met betrekking tot de Ster-inkomsten de mediabegroting en de uitgaven daaruit onder druk. Ik tref een situatie aan waarin de komende jaren de Ster-inkomsten naar verwachting sterk zullen dalen en waarin de mogelijkheden om die reclametegenvallers via de mediabegroting – in het bijzonder de AMr – op te blijven vangen nagenoeg zijn uitgeput. Uitgaande van de huidige inzichten en bij ongewijzigd (reclame)beleid zal de consequentie zijn dat het beschikbare budget voor de landelijke publieke omroep met ingang van 2019 moet worden verlaagd om de inkomsten en de uitgaven van de mediabegroting in balans te brengen. Ik voorzie dat ik daarbij de wettelijk gegarandeerde vloer in het budget van de landelijke publieke omroep lager moet vaststellen.16 Het jaar 2018 moet benut worden om te kijken welke acties de landelijke publieke omroep kan nemen opdat deze verlaging zo beperkt mogelijk kan blijven. Hierna ga ik uitgebreid in op de financiële situatie en ontwikkeling van de mediabegroting en de consequenties daarvan voor de voorgenomen budgetvaststelling.
In artikel 15 van de Rijksbegroting van OCW is de bekostiging van het beleidsartikel Media geregeld.17 In dit hoofdstuk geef ik een nadere toelichting op de onderdelen «Bekostiging» en «Bijdragen ZBO’s/RWT’s», omdat die worden gefinancierd met de rijksmediabijdrage en de Ster-inkomsten. Deze zijn weergegeven in tabel 1, die ook de aansluiting inzichtelijk maakt tussen de rijksbegroting en de begroting in deze mediabegrotingsbrief. Een nadere toelichting op deze aansluiting is opgenomen in bijlage 1d.
Stand totale uitgaven van Artikel 15 (Media) van de Rijksbegroting 2018 |
989.426 |
Uitgaven overige artikelen (niet-rijksmediabijdrage) |
– 3.239 |
mutatie consumentenprijsindexvergoeding (wordt in het voorjaar 2018 bekend) |
0 |
mutatie raming Inkomsten van de Stichting Etherreclame (Ster) |
– 28.400 |
mutatie raming Rente op Algemene Mediareserve |
– 500 |
Totaal beschikbaar budget |
957.287 |
Rijksmediabijdrage |
779.687 |
Ster-inkomsten |
177.600 |
Totaal beschikbaar budget Mediabegroting 2018 |
957.287 |
De rijksmediabijdrage en de Ster-inkomsten worden hierna toegelicht.
Rijksmediabijdrage
De rijksmediabijdrage is een dotatie uit de algemene middelen die jaarlijks wordt overgemaakt naar de mediabegroting. In de Mediawet 2008 is het minimumniveau van de rijksmediabijdrage vastgelegd.18 Dat minimum wordt elk jaar bijgesteld overeenkomstig de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor het desbetreffende jaar geraamde index voor de groei van het aantal huishoudens in Nederland en de door het Centraal Planbureau (CPB) voor het desbetreffende jaar geraamde consumentenprijsindex.
In het bedrag van de rijksmediabijdrage in tabel 1 is nog geen rekening gehouden met de consumentenprijsindex 2018.
Ster-inkomsten
De mediabegroting wordt verder gevoed met de opbrengsten van de Ster-reclame op de landelijke publieke aanbodkanalen. De gerealiseerde opbrengsten draagt de Ster af aan de Minister, na aftrek van de door de Minister goedgekeurde uitgaven voor de kosten van de Ster.
In 2016 waren de Ster-inkomsten EUR 17 mln lager dan vooraf was geraamd in de mediabegroting.19 Deze tegenvaller is opgevangen door geld uit de AMr te gebruiken. Begin dit jaar heeft de Ster gewaarschuwd dat ook voor 2017 rekening moet worden gehouden met een forse tegenvaller ten opzichte van de raming in de mediabegroting voor 2017. Deze waarschuwing heeft de urgentie vergroot om een onderzoek te laten uitvoeren naar de toekomstige ontwikkeling van de reclame-inkomsten. Hiertoe bestond al een voornemen, waarover uw Kamer in de mediabegrotingsbrief voor 2017 is geïnformeerd.20 Er werd toen nog geen rekening gehouden met dalende reclame-inkomsten in 2017, maar wel met onzekerheid voor 2018 en verder.
Het onderzoek naar de toekomstige ontwikkeling van de reclame-inkomsten is eerder dit jaar uitgevoerd door Ernst & Young Advisory (EY)21. EY heeft een raming opgesteld van de ontwikkeling van de reclame-inkomsten voor de periode 2017 tot en met 2022. EY is daarbij uitgegaan van ongewijzigd reclamebeleid van de NPO, ongewijzigde wet- en regelgeving en de ontwikkelingen in de reclamemarkt.
Op basis van zeer recente informatie van de Ster over de inkomstenontwikkeling over 2017 houd ik voor 2017 rekening met een extra tegenvaller van EUR 3,4 mln ten opzichte van de raming van EY. Voor 2017 houd ik rekening met een totale tegenvaller van EUR 18 mln ten opzichte van de raming in de mediabegroting. In het algemeen overleg met uw Kamer op 28 juni 2017 kwam al aan de orde dat rekening wordt gehouden met dalende reclame-inkomsten als gevolg van ontwikkelingen in de markt. De tegenvaller over 2017 kan nog worden opgevangen via de AMr.
Volgens de raming van EY is ook voor de jaren na 2017 een sterke en structurele daling van de Ster-inkomsten te verwachten. In tabel 2 is voor de jaren 2018–2022 de huidige raming van de Ster-inkomsten in de rijksbegroting afgezet tegen de raming van EY waarbij ik voorzichtigheidshalve ook voor de komende jaren rekening houd met de voorgenoemde extra tegenvaller van EUR 3,4 mln.
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Raming rijksbegroting |
199.000 |
206.000 |
199.000 |
206.000 |
199.000 |
206.000 |
Raming EY |
184.400 |
181.000 |
166.400 |
169.800 |
147.700 |
155.600 |
Actualisatie Ster 2017 |
– 3.400 |
– 3.400 |
– 3.400 |
– 3.400 |
– 3.400 |
– 3.400 |
Tegenvaller mediabegroting |
18.000 |
28.400 |
36.000 |
39.600 |
54.700 |
53.800 |
Volgens EY zijn er drie belangrijke redenen voor de verwachte structurele daling. Allereerst krimpt de lineaire tv-reclamemarkt door daling van de lineaire kijktijd op het traditionele tv-scherm.22 Steeds minder mensen kijken via een tv-scherm naar programma’s op het oorspronkelijke moment van uitzenden of uitgesteld binnen zeven dagen, terwijl de Ster juist hieruit het grootste deel van haar inkomsten realiseert. Steeds vaker wordt content online bekeken. De tweede reden is dat ook de lineaire radiomarkt krimpt. De impact daarvan op de reclame-inkomsten voor de Ster is kleiner, omdat de radioreclamemarkt kleiner is. De derde reden is dat de Ster beperkt actief is op de online reclamemarkt. Dat heeft te maken met de risico’s die online reclame heeft voor de landelijke publieke omroep, zoals ten aanzien van de naleving van privacywet- en regelgeving.
Een nadere toelichting op de uitkomsten van het onderzoek van EY vindt u in het rapport dat als bijlage bij deze brief is gevoegd.
De uitgaven uit de mediabegroting 2018 zijn in de volgende tabel weergegeven.23
2018 |
|
---|---|
Landelijke publieke omroep |
793.968 |
Regionale publieke omroep |
142.303 |
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG) |
22.579 |
Stichting Omroep Muziek (SOM) |
16.144 |
Commissariaat voor de Media (CvdM) |
4.793 |
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SvdJ) |
2.105 |
Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO) |
1.547 |
Mediawijsheid-expertisecentrum |
1.498 |
Overige uitgaven mediabeleid |
750 |
Totaal uitgaven |
985.687 |
Totaal inkomsten (zie paragraaf 1.1) |
957.287 |
Tekort mediabegroting: mutatie Algemene Mediareserve |
28.400 |
Consumentenprijsindex24
De bedragen in tabel 3 zijn exclusief consumentenprijsindexvergoeding 2018. Bij de vaststelling van de budgetten over 2018 zal ik rekening houden met de raming die het CPB voor 2018 heeft afgegeven in de Macro Economische Verkenningen, te weten 1,4%. De definitieve hoogte van de consumentenprijsindexvergoeding 2018 wordt in het voorjaar van 2018 vastgesteld door de Minister van Financiën op basis van de raming van het CPB in het Centraal Economisch Plan. Eventuele verschillen tussen deze raming en de raming in de Macro Economische Verkenningen worden verrekend bij de vaststelling van het budget voor het begrotingsjaar 2019.25
Tekort mediabegroting
Ik houd voor 2018 rekening met een negatief saldo van de mediabegroting van EUR 28,4 mln, zoals blijkt uit tabel 3. Dit komt door de daling van de Ster-inkomsten in 2018. In 2018 kan ik dit negatieve saldo nog éénmaal ten laste van de AMr brengen.
Op basis van de raming van EY en recente informatie van de Ster over de inkomstenontwikkeling in 2017 is bij ongewijzigd beleid en wetgeving ook voor 2019 en verder een sterke daling van de Ster-inkomsten te verwachten. Tabel 4 maakt dit inzichtelijk. Wanneer er niets gebeurt, ontstaan tekorten. Opgeteld over de jaren 2018–2022 gaat het om een totaalbedrag van EUR 212,5 mln. Een structurele daling van de inkomsten is niet op te vangen met de AMr. Ik licht dat toe in paragraaf 3.5.
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|
Inkomsten |
|||||
Rijksmediabijdrage |
779.687 |
783.955 |
790.033 |
795.126 |
801.253 |
Reclame-inkomsten |
177.600 |
163.000 |
166.400 |
144.300 |
152.200 |
Rente-inkomsten Algemene Mediareserve |
– |
– |
– |
– |
– |
Totaal inkomsten |
957.287 |
946.955 |
956.433 |
939.426 |
953.453 |
Uitgaven |
|||||
Landelijke publieke omroep |
793.968 |
791.168 |
803.159 |
800.037 |
811.857 |
Overige instellingen en uitgaven |
191.719 |
191.787 |
192.874 |
194.089 |
195.397 |
Totaal uitgaven |
985.687 |
982.955 |
996.033 |
994.126 |
1.007.253 |
Jaarlijkse exploitatiesaldo Mediabegroting (mutatie Algemene Mediareserve) |
– 28.400 |
– 36.000 |
– 39.600 |
– 54.700 |
– 53.800 |
Cumulatieve mutatie Algemene Mediareserve |
– 28.400 |
– 64.400 |
– 104.000 |
– 158.700 |
– 212.500 |
Verlaging uitgaven mediabegroting
Om structurele tekorten te voorkomen moet ik de uitgaven van de mediabegroting in lijn brengen met de inkomsten. Ik ben daarom van plan om de verlaging van de uitgaven met ingang van 2019 te vertalen naar een lager budget voor de landelijke publieke omroep.
Artikel 2.148a Mediawet 2008 bepaalt dat aan het begin van de vijfjaarlijkse erkenningperiode een bedrag wordt vastgesteld dat gedurende die periode elk jaar minimaal ter beschikking wordt gesteld aan de landelijke publieke omroep. Dit artikel beoogt budgetstabiliteit en is van toepassing sinds begrotingsjaar 2016.26 Om begrotingsproblemen te voorkomen geeft het artikel echter de mogelijkheid om tussentijds het minimumbudget te verlagen. Dat is het geval wanneer veranderde omstandigheden zich in overwegende mate verzetten tegen ongewijzigde voortzetting. Volgens de toelichting bij het artikel gaat het bijvoorbeeld om een tegenvaller binnen de mediabegroting die niet meer kan worden opgevangen door de AMr, zoals een onverwachte en grote daling van de Ster-inkomsten. Dat is precies de situatie waar we nu voor komen te staan.
Ik houd er rekening mee dat de verlaging van het budget in 2019 lager uitkomt dan het huidige minimumbudget dat op grond van artikel 2.148a in 2016 voor de landelijke publieke omroep is bepaald. Ik voorzie dan ook dat ik het minimumbudget met ingang van 2019 moet verlagen. Volgens artikel 2.148a moet ik daarbij een redelijke termijn in acht nemen. Dat doe ik door het minimumbudget pas met ingang van 2019 te verlagen. Ik vind het onredelijk om dat al in 2018 te doen vanwege de forse omvang van de verwachte verlaging. Verder heeft de landelijke publieke omroep al voorbereidingen in gang gezet voor de programmering van volgend jaar. Een verlaging in 2018 zou de planning en continuïteit van de programmering kunnen schaden. Daarnaast houd ik er ook rekening mee dat er personele gevolgen zijn. Ruim een jaar moet niettemin voldoende zijn voor de landelijke publieke omroep om te anticiperen. Te meer omdat in 2017 de NPO al in een vroegtijdig stadium ambtelijk en bestuurlijk en zowel schriftelijk als mondeling is geïnformeerd over een scenario waarin een budgetverlaging waarschijnlijk wordt.
Het kan zijn dat de landelijke publieke omroep schade lijdt omdat hij in vertrouwen op het eerder vastgestelde minimumbudget anders heeft gehandeld dan hij met inachtneming van een lager bedrag zou hebben gedaan. Volgens artikel 2.148a moet de schade – aan te tonen door de NPO – vergoed worden.
Duurzame bekostiging
EY heeft in een tweede onderzoek gekeken in hoeverre de landelijke publieke omroep de reclame-inkomsten kan vergroten door het reclamebeleid van de landelijke publieke omroep te wijzigen27. Ook is EY nagegaan hoe de landelijke publieke omroep de inkomsten uit andere bronnen, zoals distributievergoedingen, kan vergroten.28 Op basis van dit onderzoek zal ik in de aanloop naar 2019 met de landelijke publieke omroep bespreken in hoeverre een en ander kan helpen om een budgetaanpassing zoveel mogelijk te vermijden door het vergroten van de reclame-inkomsten (door aanpassing van het reclamebeleid) en/of het effect ervan zoveel mogelijk op te vangen (door het verhogen van de inkomsten uit andere bronnen). Ik wil echter waken voor teveel optimisme. De meest belovende mogelijkheden, zoals «programmatic trading», zijn lastig uit te voeren vanwege privacywet- en regelgeving.29 En ook de uitwerking en uitvoering van de inkomstenopties verdienen in organisatorische zin aandacht. Volgens zowel EY als TwynstraGudde is namelijk een integrale en slagvaardige aanpak van alle verdienmogelijkheden nodig. Zij hebben daar ook voorstellen voor gedaan.30
De AMr vervult een belangrijke rol in de bekostigingssystematiek van de mediabegroting. De AMr kan op grond van artikel 2.166 Mediawet 2008 gebruikt worden voor de opvang van dalende Ster-inkomsten, voor bijdragen in reorganisatiekosten als gevolg van overheidsbesluiten en voor financiering van de door het Commissariaat aan te houden rekening-courantverhouding voor betalingen aan de instellingen.
Verwachte ontwikkeling AMr in 2017
Vanwege de dalende middelen van de AMr zal ik voortaan in de mediabegrotingsbrief meer inzicht geven in de ontwikkeling van de AMr. Ik hanteer daarbij de financiële informatie die het Commissariaat als beheerder van de AMr in zijn jaarrekening vermeldt. Die informatie wordt door de accountant van het Commissariaat gecontroleerd. De verwachte ontwikkeling van de AMr in 2017 is in tabel 5 samengevat.
Ontwikkeling Algemene Mediareserve in 2017 (bedragen in € mln) |
|
---|---|
Liquide middelen ultimo 2016 conform jaarrekening Commissariaat voor de Media |
95,1 |
Saldo directe uitgaven en ontvangsten Algemene Mediareserve |
15,0 |
Verwacht exploitatieresultaat mediabegroting 2017 |
– 21,1 |
Verwacht saldo Algemene Mediareserve ultimo 2017 |
88,9 |
De bedragen in tabel 5 zijn nader toegelicht in bijlage 1a «Algemene Mediareserve».
Verwachte ontwikkeling AMr voor 2018 en verder
Voor 2018 en verder verwacht ik in ieder geval de volgende uitgaven uit de AMr:
a. een aanvraag van de landelijke publieke omroep voor de kosten van grote sportevenementen in 2018 en 2020. Het gaat om een totaalbedrag van EUR 51,8 mln. Dit bedrag is door de NPO gespaard doordat overtollige reserves bij de landelijke publieke omroep zijn afgeroomd en apart gezet in de AMr.31 Op basis van de begrotingsaanvraag van de NPO voor 2018 en zijn meerjarige uitgavenraming ga ik er van uit dat het volledige bedrag nodig is;
b. uitgaven voor de frictiekostenregeling voor de regionale publieke omroepen. U bent hierover eerder dit jaar geïnformeerd bij brief van 16 januari 2017.32 De frictiekostenregeling is bedoeld voor bijdragen in reorganisatiekosten als gevolg van de taakstelling van het vorige kabinet en voor bijdragen in reorganisatiekosten die verband houden met samenwerkingsprojecten. Ik houd voor 2018 en verder rekening met een totaalbedrag van EUR 18,9 mln;
c. aanvulling van het verwachte tekort op de mediabegroting in 2018 van EUR 28,4 mln als gevolg van de dalende Ster-inkomsten (zie ook paragraaf 3.2 en 3.3).
De genoemde verwachte uitgaven in 2018 en verder zijn in tabel 6 weergegeven. Ik ga er hierbij vanuit dat vanaf 2019 tekorten op de mediabegroting worden vermeden door uit te gaan van een conservatieve raming van de Ster-inkomsten.
Verwachte uitgaven Algemene Mediareserve 2018 en verder (bedragen in € mln) |
|
---|---|
Grote sportevenementen landelijke publieke omroep |
– 51,8 |
Bijdrage in verband met frictiekostenregeling regionale publieke omroep |
– 18,9 |
Verwacht exploitatieresultaat 2018 |
– 28,4 |
Totaal |
– 99,1 |
De financiële ontwikkeling van de AMr is op basis van een aantal aannames in de hierna volgende grafiek weergegeven (blauwe lijn). Deze ontwikkeling is afgezet tegen het bedrag dat structureel in de AMr aanwezig moet zijn (rode lijn) om ervoor te zorgen dat het Commissariaat betalingen kan doen aan de landelijke publieke omroep, de regionale publieke omroep en andere instellingen.
De grafiek laat zien dat de AMr bij ongewijzigd beleid naar verwachting in 2019 een tekort heeft. Het tekort stijgt van EUR 16,7 mln in 2019 naar EUR 41,7 mln in 2022. Hierbij is nog geen rekening gehouden met eventuele uitgaven aan de landelijke publieke omroep in verband met schade. Als de NPO namelijk kan aantonen dat hij schade lijdt omdat hij in vertrouwen op het eerder vastgestelde minimumbudget anders heeft gehandeld dan hij met inachtneming van een lager bedrag zou hebben gedaan, dan moet volgens artikel 2.148a Mediawet 2008 schade worden vergoed (zie paragraaf 3.4).
Grafiek 1. Verwachte volgtijdelijke ontwikkeling Algemene Mediareserve
De AMr kon in het verleden groeien door meevallers in de Ster-inkomsten en de afroming van reserves van de landelijke publieke omroep. Bij een realistische raming zijn meevallers in de Ster-inkomsten niet te verwachten. En mede door de verlaging van het budget met ingang van 2019 zal de landelijke publieke omroep zijn reserves nodig hebben, zodat er waarschijnlijk weinig afgeroomd kan worden.
Een tekort in de AMr is onwenselijk, omdat dan elders binnen de OCW-begroting geld gevonden moet worden om het tekort aan te vullen. Ik zal daarom bij de verlaging van het budget voor de landelijke publieke omroep met ingang van 2019 rekening houden met de financiële ontwikkeling van de AMr om een tekort te vermijden en om voldoende middelen aan te houden met het oog op functies van de AMr.
Budgetaanvraag 2018
Voor 2018 stel ik een bedrag vast van in totaal EUR 802,187 mln (EUR 793,968 mln exclusief consumentenprijsindexvergoeding) ten behoeve van de landelijke publieke omroep.33 Ik ga daarbij uit van de geraamde Ster-inkomsten en de middelen die vanuit de rijksmediabijdrage beschikbaar zijn voor de NPO. Hierbij verhoog ik het bedrag van de beschikbare middelen van de rijksmediabijdrage met de consumentenprijs- en huishoudensindex 2018. De reclame-inkomsten verhoog ik niet met de consumentenprijs- en de huishoudensindex. Op grond van artikel 2.144 Mediawet 2008 wordt namelijk uitsluitend de rijksmediabijdrage jaarlijks bijgesteld met de consumentenprijs- en de huishoudensindex. Dit is niet het geval bij de Ster-inkomsten.
Verder ben ik bij de berekening van het beschikbare budget voor 2018 uitgegaan van de huidige raming van de Ster-inkomsten in de rijksbegroting. Die raming gaat uit van een bedrag van EUR 206 mln. In paragraaf 3.2 heb ik toegelicht dat de raming van EY voor 2018 uitgaat van een bedrag van EUR 181 mln. Dit bedrag ligt aanzienlijk lager dan de huidige raming in de rijksbegroting. Als ik echter de raming van EY zou hanteren bij de berekeningswijze van het beschikbare budget, dan zou dit budget lager zijn dan het minimumbudget dat volgens artikel 2.148a Mediawet 2008 van toepassing is voor 2018. En voor een dergelijke ingreep is de termijn waarop dit zou moeten gebeuren te kort.
Het bedrag voor 2018 van EUR 802,187 mln is lager dan het bedrag van EUR 804,116 mln dat de NPO in zijn (aangepaste) Begroting voor 2018 heeft aangevraagd.34 Dat komt omdat de NPO een andere berekeningswijze hanteert. De NPO neemt voor het budget voor 2018 het totale toegekende budget van 2017 voor de landelijke publieke omroep (dat is dus inclusief de Ster-inkomsten), trekt daar de opgelegde ZBO-kortingen van de kabinetten Rutte I en II van af en verhoogt dan het hele bedrag met de consumentenprijs- en de huishoudensindex.
De NPO vraagt in zijn Begroting 2018 ook budget aan voor Stichting Omroep Muziek van EUR 16,059 mln. Dit bedrag is inclusief naburige rechten en consumentenprijsindexvergoeding voor 2018.35 Dit bedrag ken ik toe.36
Verder vraagt de NPO in zijn Begroting 2018 een bedrag van EUR 26,813 mln aan vanuit de AMr voor het jaar 2018 voor de bekostiging van de meerkosten van grote sportevenementen. Het Commissariaat voor de Media heeft vastgesteld dat dit bedrag samenhangt met uitgaven die verband houden met de uitzendrechten van grote sportevenementen. Op basis daarvan besluit ik om het voorgenoemde bedrag in 2018 beschikbaar te stellen.
Verlaging budget met ingang van 2019
Bij het vaststellen van het budget voor 2019 baseer ik mij op de raming van EY van de Ster-inkomsten in 2019 en 2020 en recente informatie van de Ster over de inkomstenontwikkeling in 2017. Zoals eerder opgemerkt, houd ik ook rekening met de financiële ontwikkeling van de AMr. Tot slot vind ik het ook belangrijk dat het nieuwe budgetniveau voldoende ruimte biedt voor een stabiele en voorspelbare ontwikkeling van het budget van de landelijke publieke omroep voor de resterende periode van de huidige erkenningsperiode. Hiervan uitgaande zal de financiële ondergrens met ingang van 2.019 EUR 740 mln bedragen (inclusief consumentenprijs- en huishoudensindexvergoeding). De definitieve ondergrens zal via de rijksbegroting voor 2019 ter instemming aan uw Kamer worden voorgelegd. In 2018 kan de landelijke publieke omroep kijken met welke maatregelen de definitieve verlaging van de ondergrens zo beperkt mogelijk kan blijven en in hoeverre de landelijke publieke omroep de verlaging kan opvangen met andere inkomstenopties, zoals de inkomsten van de vergoeding van distributeurs. Ik zal daarover in gesprek gaan met de NPO.
Begroting en bekostigingsaanvraag stichting RPO en regionale omroepen
De Begroting 2018 is de eerste gezamenlijke jaarbegroting voor de RPO en de dertien regionale publieke omroepen die de stichting RPO heeft opgesteld. Volgens het Commissariaat ontbreken daar nog een paar zaken aan, zoals een raming voor de volgende vier jaar, inzicht in de structurele kosten en een toelichting op de werkzaamheden en begrotingsposten. De RPO heeft een deel van deze informatie aangevuld, onder andere in een activiteitenplan. Ik zal met de RPO overleggen over verbetering van de begroting voor 2019.
De RPO heeft in de Begroting 2018 een bedrag van in totaal EUR 143,717 mln voor 2018 aangevraagd voor de bekostiging van zowel de stichting RPO als de regionale omroepen. In deze begroting heeft de RPO een (voorlopige) consumentenprijsindexvergoeding van 1% voor het jaar 2018 meegenomen bij de budgetaanvraag van de regionale omroepen. In deze mediabegrotingsbrief wordt gewerkt met bedragen zonder de consumentenprijsindexvergoeding 2018. Deze wordt wel toegekend. Dit is in paragraaf 3.3 toegelicht.
Voor 2018 kan ik maximaal een bedrag van EUR 142,303 mln exclusief consumentenprijsindexvergoeding beschikbaar stellen. Van dit bedrag is EUR 0,795 mln bestemd voor de stichting RPO. Op basis van de begrotingsaanvraag en het advies van het Commissariaat stel ik het budget voor de regionale omroepen voor 2018 vast op EUR 141,508 mln (exclusief consumentenprijsindexvergoeding 2018).
Aandachtspunten begrotingen regionale omroepen
De regionale omroepen dienen aanvragen in bij het Commissariaat om voor bekostiging in aanmerking te komen. Deze zijn inmiddels tijdig ingediend. Het Commissariaat verleent vervolgens bijdragen aan de regionale omroepen op basis van een procentuele verdeling die in het Mediabesluit 2008 is vastgelegd.37
Het Commissariaat heeft de begrotingen van de regionale omroepen beoordeeld. Hierbij heeft het Commissariaat bij de begrotingen van een aantal omroepen aandachtspunten gesignaleerd. Hierna geef ik een toelichting op de bevindingen van het Commissariaat. Ik zal het Commissariaat vragen om in het kader van de budgetvaststelling voor 2018 bij de betreffende omroepen hiervoor aandacht te vragen. De bevindingen van het Commissariaat licht ik hierna kort toe.
Negen van de dertien regionale omroepen hebben een sluitende begroting. Drie hebben een positief resultaat begroot. Het Commissariaat constateert dat RTV Oost een negatief resultaat laat zien, ook voor de periode 2019–2022. Twaalf regionale omroepen hebben een meerjarenbegroting 2019–2022 verstrekt. De uitzondering is Regionale Omroep Rotterdam Rijnmond. Deze omroep heeft geen meerjarenperspectief in de begroting opgenomen. De meeste omroepen hebben in het geval van voorgenomen investeringen die nader toegelicht, met uitzondering van RTV Noord, de Regionale Omroep West en de Stichting Regionale Omroep Rotterdam Rijnmond. Het Commissariaat heeft bij deze omroepen de aard van de investeringen niet kunnen vaststellen.
In een open, democratische samenleving is onafhankelijke journalistiek van groot belang. Journalisten en journalistieke organisaties hebben een belangrijke maatschappelijke rol. Zij informeren het publiek, controleren de macht en bieden een platform voor debat. Zo stellen zij burgers in staat een mening te vormen, keuzes te maken en gebruik te maken van democratische rechten. Door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen verandert echter de journalistieke infrastructuur. Het lijkt erop dat deze ontwikkelingen de journalistiek kwetsbaar maken, zeker op lokaal en regionaal niveau en op het gebied van onderzoeksjournalistiek. Bevordering van de journalistiek is dan ook een centraal thema in de paragraaf over media in het regeerakkoord. Ook het mediagebruik verandert en daarmee het effect dat nieuws en media hebben op mensen. Het informatieaanbod is gigantisch en verschijnt tegenwoordig direct en steeds vaker zonder tussenkomst van professionele journalistiek op je computer, tablet of mobiele telefoon. En de herkomst is vaak niet duidelijk. Dat maakt het lastiger om de betrouwbaarheid te beoordelen. Het is niet voor niets dat in het regeerakkoord ook staat dat digitale geletterdheid, waaronder mediawijsheid, meer aandacht moet krijgen in het onderwijscurriculum.
Het vorige kabinet heeft op 14 juli 2017 een brief over de toekomst van de onafhankelijke journalistiek in Nederland aan uw Kamer gestuurd.38 Daarin staan de ontwikkelingen die van invloed zijn op de journalistiek uitgebreid beschreven en worden onderzoeken en rondetafelgesprekken met de sector over onafhankelijke journalistiek aangekondigd. De onderzoeksopzet die in de brief staat, bevat relevante thema’s, zoals verdienmodellen in de journalistiek, het maatschappelijke effect van personalisering van nieuws, regionale en lokale journalistiek en onderzoeksjournalistiek. Ik kan daarop voortbouwen en zal daarbij gebruik maken van de inbreng van uw Kamer in het schriftelijk overleg over de genoemde brief.39 Zo zal ik bij het uitwerken van de onderzoeken de suggestie van uw Kamer volgen om meer ruimte te bieden voor het bedenken van oplossingen voor de kwetsbaarheden en risico’s in de journalistiek. Bijvoorbeeld door die aan de orde te stellen in de rondetafelgesprekken met de sector. In onderzoek naar het functioneren van de regionale en lokale journalistiek in andere landen zal ik de onderzoekers vragen om daaruit concrete mogelijkheden te destilleren die kunnen helpen om de journalistiek in Nederland te versterken. Na het verwerken van het regeerakkoord, de inbreng van uw Kamer in het schriftelijk overleg en gesprekken met betrokken partijen, kunnen de onderzoeken starten. Ik streef ernaar om de resultaten van deze onderzoeken medio 2018 aan uw Kamer te sturen.
In het regeerakkoord is extra geld uitgetrokken voor onderzoeksjournalistiek. Een deel van deze middelen wil ik gebruiken om onderzoeksjournalistiek direct te stimuleren. Door bijvoorbeeld extra budget toe te kennen aan het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en door het versterken van innovatieve journalistieke initiatieven via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Regionale en lokale journalistiek zijn hierbij een aandachtspunt. Daarnaast spelen ook opleidingen journalistiek een belangrijke rol. Daarom ga ik in gesprek met verschillende opleidingen journalistiek om het belang van gedegen onderzoeksjournalistiek in de opleidingen te benadrukken en te bezien hoe aan gespecialiseerde onderzoeksjournalistiek ook via die weg een financiële impuls kan worden gegeven. Ik zal in het eerste kwartaal van 2018 een voorstel aan uw Kamer sturen voor de besteding van de extra middelen in 2018. Keuzes over de structurele besteding van middelen voor onderzoeksjournalistiek maak ik op basis van gesprekken met de sector en de uitkomsten van de voorgenomen onderzoeken naar de toekomst van de journalistiek. Dat voorstel kunt u in de tweede helft van 2018 verwachten.
Tijdens het algemeen overleg op 28 juni 2017 is toegezegd uw Kamer nader te informeren over de rol van de Nederlandse Vereniging voor Journalistiek (NVJ) bij de bewaking van de kwaliteit van de journalistiek.40 De NVJ wil eraan bijdragen dat journalisten hun vak volgens professionele normen kunnen uitoefenen en scholing kunnen genieten. Via het vakblad, zijn website en debatten wil de NVJ discussie teweegbrengen over journalistieke keuzes. De NVJ heeft een klachtinstituut opgericht waar klachten over de uitoefening van het vak en publicaties worden beoordeeld: de Raad voor de Journalistiek. De NVJ wil echter niet als kwaliteitskeurmeester optreden. Journalistiek is een open beroep dat voor iedereen toegankelijk moet te zijn. De NVJ wil graag de normen uitdragen die in zijn ogen nodig zijn om het vak op professionele wijze uit te oefenen. Maar volgens de NVJ is het uiteindelijk aan het publiek om de kwaliteit van journalisten en journalistieke publicaties te bepalen.
Op 29 mei 2017 is uw Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de omroepdistributiewet en het vervolg op de beleidsvoornemens van het vorige kabinet over de toekomst van het huidige televisiestandaardpakket.41
Het omroepdistributiebeleid moet bezien worden in nauwe samenhang met het telecombeleid van het Ministerie van EZ. Het komende jaar zal door het Ministerie van EZ, samen met het Ministerie van OCW, een nota over omroepdistributie worden opgesteld. De nota over omroepdistributie wordt in twee delen uitgebracht. Op 10 oktober 2017 is het eerste deel verschenen. Dat deel gaat over kwesties die op korte termijn spelen, zoals de commerciële radiovergunningen.42 Naar verwachting zal medio 2018 het tweede deel van deze nota uitkomen. Daarin wordt de kabinetsvisie op omroepdistributie voor de komende vijf tot tien jaar beschreven. Om tot die visie te komen heeft het vorige kabinet al een aantal onderzoeken uit laten voeren en adviezen gevraagd. Daaronder een advies van de Raad voor de Cultuur over de positie van het cultureel audiovisueel product in Nederland, een onderzoek van het adviesbureau KWINK naar media- wettelijke doorgifteverplichtingen (met name de «must carry»- verplichting) en een onderzoek naar de afschakeling en het alternatief gebruik van AM- en FM-banden (EZ). Deze adviezen en onderzoeken worden begin 2018 verwacht.
De salarissen van presentatoren bij de publieke omroep is de afgelopen jaren een aantal keren onderwerp van debat in de Kamer geweest. Daarbij heeft de Kamer gepleit voor het hanteren van het normbedrag van de Wet normering topinkomens (WNT) en het niet langer toestaan van uitzonderingen. Het vorige kabinet heeft in december 2016 de NPO gesommeerd een meer verantwoord belonings- en inhuurbeleid te voeren. Daarop heeft de NPO in september 2017 een herzien Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep 2017 (BPPO) ter goedkeuring voorgelegd. Op 25 september 2017 heeft het vorige kabinet goedkeuring verleend en op 5 oktober 2017 is het nieuwe beloningskader in werking getreden. Uw Kamer heeft daarover op 12 oktober 2017 een brief ontvangen.43 Ik zal de toepassing van het nieuwe beloningskader nauwlettend volgen.
Slot
Media en journalistiek zijn onmisbaar voor een goede werking van onze democratische rechtsstaat. Zij vormen vaak het venster waardoor we naar onze samenleving kijken. Voor betrouwbare informatie en context is vakwerk, onder meer door onderzoeksjournalisten, van groot belang om een open en eerlijk beeld van onze maatschappij te krijgen. Kwaliteitsjournalistiek verifieert de feiten, graaft dieper, brengt nuances aan en zorgt voor duiding. Alleen op die manier kunnen we voor onze meningsvorming voldoende vertrouwen op de informatie die ons bereikt. Dat is een van de voorwaarden voor het goed functioneren van onze democratische rechtsstaat en open samenleving. Ik wil daaraan bijdragen door journalistiek op alle niveaus te bevorderen en door burgers mediawijs te maken via goed onderwijs. En het is goed dat er naast commerciële media ook een stevige publieke informatievoorziening is. Een publieke omroep die zonder de druk van de markt garant kan staan voor publieke waarden in het media-aanbod, die opinievorming, cultuur, educatie en levensbeschouwing in alle genres biedt en die zich richt op alle doelgroepen, groot en klein. Zoals gezegd ligt daar een uitdaging, gelet op de financiële situatie de komende jaren. Die uitdaging ga ik graag aan en ik zie er naar uit daarover met uw Kamer op basis van deze brief te spreken op 27 november.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Saldo Algemene Mediareserve ultimo 2016
Het saldo van de Algemene Mediareserve (AMr) bedroeg ultimo 2016 conform de jaarrekening van het Commissariaat voor de Media (Commissariaat) EUR 127,8 mln inclusief vorderingen op de Ster en de NTR. Wanneer deze vorderingen in mindering worden gebracht op het totaalsaldo van de AMr, dan bedroeg het saldo liquide middelen in de AMr ultimo 2.016 EUR 95,1 mln.
De vordering op de Ster is een jaarlijks terugkerende vordering en houdt verband met het feit dat de Ster de reclame-inkomsten afdraagt aan het Commissariaat als beheerder van de AMr. Een deel van de reclame-inkomsten kan de Ster aan het einde van een begrotingsjaar nog niet afdragen aan het Commissariaat, omdat de Ster die nog niet heeft ontvangen van zijn adverteerders. Hierdoor ontstaat er aan einde van elk begrotingsjaar een vordering vanuit de AMr op de Ster.
De vordering op de NTR houdt verband met het feit dat bij de toenmalige opsplitsing van de NOS en NPS de NPS een lening kreeg vanuit de AMr om zijn balans te versterken. Deze lening is overgenomen door de NTR als zijn rechtsopvolger.
Het saldo van de AMr ultimo 2016 is weergegeven in de onderstaande tabel.
Saldo Algemene Mediareserve (AMR) ultimo 2016 (bedragen in EUR mln) |
|
---|---|
Saldo AMR conform jaarrekening CvdM ultimo 2016 |
127,8 |
Vordering op Ster |
23,9 |
Vordering op NTR |
8,8 |
Liquide middelen AMR ultimo 20161 |
95,1 |
In het kader van het Schatkistbankieren houdt het Commissariaat een rekening aan bij het Ministerie van Financiën. Het saldo bedroeg ultimo 2.016 EUR 101,948 mln. Onderdeel van dit saldo is een bedrag van EUR 6,850 mln dat het Commissariaat tijdelijk op deze rekening aanhoudt voor de bekostiging van frictiekosten. Het netto-saldo liquide middelen in de AMr bedroeg ultimo 2.016 EUR 95,098 mln.
Directe uitgaven en ontvangsten 2017
In 2017 hebben zowel directe uitgaven als ontvangsten plaatsgevonden vanuit de AMr. Deze uitgaven zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Dit jaar is de vordering van EUR 23,9 mln ontvangen die ultimo 2016 openstond bij de Ster. De achtergrond hiervan is hiervoor toegelicht.
Verder is een uitkering gedaan aan de landelijke publieke omroep. Het gaat hierbij om de middelen die waren gereserveerd voor de bekostiging van de frictiekostenregeling van de landelijke publieke omroep. Deze middelen waren in eerdere begrotingsjaren ingehouden op de consumentenprijsindexvergoeding van de landelijke publieke omroep. De frictiekostenregeling is inmiddels afgelopen en een bedrag van EUR 8,0 mln was niet benut. Conform een eerdere toezegging in de mediabegrotingsbrief inzake 2012 zijn deze resterende middelen via de reguliere bekostigingssystematiek op basis van de mediabegrotingsbrief inzake 2017 toegekend aan de landelijke publieke omroep. Deze middelen zijn vervolgens dit jaar uitgekeerd aan de landelijke publieke omroep.
Daarnaast is een klein bedrag van EUR 33 duizend ontvangen in verband met de eindafrekening van de Stichting Humanistische Omroep die als zogenoemde «2.42-omroep» met ingang van 2016 geen bekostiging meer heeft ontvangen vanuit de mediabegroting. Verder wordt dit jaar van het Mediafonds een bedrag van EUR 1,5 mln verwacht dat resteert na de opheffing ervan en valt een bedrag vrij van EUR 248 duizend in verband met de afwikkeling van de frictiekostenregeling voor Stichting Omroep Muziek (SOM).
Daarnaast worden naar verwachting dit jaar uitgaven gedaan voor een totaalbedrag van EUR 2,6 mln in verband met de frictiekostenregeling die van toepassing is voor de regionale publieke media-instellingen. De Kamer is hierover eerder dit jaar geïnformeerd.44
De directe uitgaven en ontvangsten gedurende 2017 zijn weergegeven in de tabel 2.
Directe uitgaven en ontvangsten AMR in 2017 (bedragen in EUR mln) |
|
---|---|
Ontvangst vordering Ster |
23,9 |
Uitkering resterende middelen frictiekostenregeling landelijke publieke omroep |
– 8,0 |
Ontvangst eindafrekening Stichting Humanistische Omroep |
0,0 |
Opheffing Mediafonds |
1,5 |
Ontvangst vrijgevallen middelen inzake frictiekosten 2011–2015 SOM |
0,2 |
Verwachte uitgaven frictiekostenregeling regionale publieke media-instellingen t.b.v. Omroep Flevoland |
– 0,6 |
Verwachte uitgaven frictiekostenregeling regionale publieke media-instellingen t.b.v. RTV Utrecht |
– 1,0 |
Verwachte uitgaven frictiekostenregeling regionale publieke media-instellingen t.b.v. St. RTV Drenthe |
– 0,2 |
Verwachte uitgaven frictiekostenregeling regionale publieke media-instellingen t.b.v. Zeeland |
– 0,5 |
Verwachte uitgaven frictiekostenregeling regionale publieke media-instellingen t.b.v. Stichting Regionale Radio Noord |
– 0,5 |
Saldo directe uitgaven en ontvangsten AMR in 2017 |
15,0 |
Over de verwachte uitgaven in verband met de frictiekostenregeling voor de regionale publieke media-instellingen die in tabel 2 zijn vermeld, is nog geen besluit genomen. Voor een aantal uitgaven is ook nog geen advies ontvangen van het Commissariaat en de stichting RPO. Aan de vermelde bedragen kunnen dus geen rechten worden ontleend.
Verwacht exploitatieresultaat mediabegroting 2017
Naast directe uitgaven en ontvangsten wordt het saldo van de AMr ook beïnvloed door het exploitatieresultaat van de mediabegroting over 2017. Dit exploitatieresultaat wordt namelijk jaarlijks gesaldeerd met de AMr. Voor 2017 wordt op basis van de huidige inzichten en aannames uitgegaan van een negatief exploitatieresultaat van EUR 21,1 mln.
De belangrijkste oorzaak daarvan is de verwachte tegenvaller van de reclame-inkomsten. Die waren in de rijksbegroting geraamd op EUR 199 mln, maar zullen naar verwachting uitkomen op een bedrag van EUR 181 mln. Verder zijn er dit jaar extra uitgaven gedaan in verband met de juridische kosten die gepaard gaan met de afwikkeling van de zogenoemde «2.42-omroepen».
Verder is een extra financiële bijdrage verleend aan SOM in verband met de selectie, de digitalisering en de transitie van zijn collectie. Ook is dit jaar een extra uitgave gedaan als bijdrage aan de stichting Regionale Publieke Omroep ter ondersteuning van zijn coördinerende taken ten aanzien van de regionale publieke media-instellingen.
Vanuit OCW werden extra middelen beschikbaar gesteld voor de bekostiging van de consumentenprijsindexvergoeding over 2017 die nodig waren om het tekort aan te vullen dat was ontstaan doordat over 2015 en 2016 niet voldoende consumentenprijsindexvergoeding beschikbaar was gesteld voor de bekostiging van de mediabegroting en die ook in 2017 een tekort dreigde op te leveren.
Het tekort van EUR 9,5 mln als gevolg van de niet ontvangen consumentenprijsindexvergoeding over 2015 en 2016 was een belangrijk onderdeel van het verlies van EUR 10,5 mln op de mediabegroting over 2017 die in de mediabegrotingsbrief inzake 2017 was voorzien. Het resterende verlies van EUR 1,0 mln was het gevolg van het feit dat de uitgaven over 2017 hoger lagen dan de ontvangsten als gevolg van het feit dat de huidige raming van de reclame-inkomsten in de rijksbegroting een wisselend verloop kent. In de even jaren zijn die hoger geraamd dan in de oneven jaren, omdat de ervaring tot nu toe was dat in de even jaren de reclame-inkomsten hoger uitpakten als gevolg van de populariteit van de sportevenementen in de even jaren, zoals het EK/WK Voetbal en de Olympische Spelen. De uitgaven bewegen tot nu toe niet volledig mee met de reclame-inkomsten, waardoor er jaarlijks een mismatch is tussen de uitgaven en ontvangsten die wordt opgevangen door de AMr.
De samenstelling van het verwachte exploitatieresultaat van de mediabegroting over 2017 is in tabel 3 weergegeven.
Verwacht exploitatieresultaat mediabegroting 2017 (bedragen in EUR mln) |
|
---|---|
Tegenvaller reclame-inkomsten |
– 18,0 |
Bijdrage juridische kosten 2.42-omroepen |
– 0,3 |
Bijdrage Stichting Omroep Muziek selectie, digitalisering en transitie collectie |
– 0,3 |
Financiële bijdrage RPO |
– 1,5 |
Volledige compensatie wettelijke prijsindexatievergoedingen 2015 en 2016 |
9,5 |
Mismatch ontvangsten en uitgaven i.v.m. kasritmeverschillen (conform de mediabegrotingsbrief 2017) |
– 10,5 |
Verwacht exploitatieresultaat mediabegroting 2017 |
– 21,1 |
Ontwikkeling Algemene Mediareserve in 2017
Hiervoor is het saldo van de AMr ultimo 2016 toegelicht, evenals de (verwachte) directe uitgaven en ontvangsten in 2017 en het verwachte exploitatieresultaat van de Mediabegroting over 2017. Deze ontwikkelingen resulteren in een verwacht saldo van EUR 65,1 mln van de liquide middelen in de AMr ultimo 2017. Hierbij is ook rekening gehouden met het feit dat aan het einde van een begrotingsjaar vanuit de AMr altijd een vordering op de Ster uitstaat die verband houdt met gerealiseerde reclame-inkomsten in het betreffende begrotingsjaar die nog niet door adverteerders en mediabureaus zijn betaald aan de Ster. Hierbij is voor ultimo 2017 gemakshalve rekening gehouden met hetzelfde bedrag dat ultimo 2016 openstond. Het verwachte saldo liquide middelen ultimo 2017 is weergegeven in tabel 4.
Ontwikkeling Algemene Mediareserve in 2017 (bedragen in EUR mln) |
|
---|---|
Liquide middelen ultimo 2016 conform jaarrekening Commissariaat voor de Media |
95,1 |
Saldo directe uitgaven en ontvangsten Algemene Mediareserve |
15,0 |
Verwacht exploitatieresultaat mediabegroting 2017 |
– 21,1 |
Vordering op Ster |
– 23,9 |
Verwacht saldo liquide middelen Algemene Mediareserve ultimo 2017 |
65,1 |
De praktijk leert dat de vordering die ultimo begrotingsjaar uitstaat op de Ster in het begin van het daaropvolgende begrotingsjaar wordt betaald. Wanneer deze vordering wordt meegenomen in de het saldo van de AMr, dan bedraagt het saldo EUR 88,9 mln ultimo 2017. Dit is weergegeven in tabel 5.
Ontwikkeling Algemene Mediareserve in 2017 (bedragen in EUR mln) |
|
---|---|
Liquide middelen ultimo 2016 conform jaarrekening Commissariaat voor de Media |
95,1 |
Saldo directe uitgaven en ontvangsten Algemene Mediareserve |
15,0 |
Verwacht exploitatieresultaat mediabegroting 2017 |
– 21,1 |
Verwacht saldo Algemene Mediareserve ultimo 2017 |
88,9 |
In deze bijlage geef ik u een toelichting op de financiële bijdrage die de afgelopen jaren vanuit de AMr beschikbaar is gesteld aan instellingen ten behoeve van de bekostiging van hun frictiekosten als gevolg van de taakstellingen van Rutte I en Rutte II.
Frictiekosten kabinet-Rutte I
In aanvulling op het overzicht van verleende bijdragen vanuit de AMr in de mediabegrotingsbrief over 2017 heb ik een bijdrage verleend van EUR 4,3 miljoen aan het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid inzake de frictiekosten gedurende de periode 2013 tot en met 2015. Dit bedrag is reeds verwerkt in het saldo van de AMr ultimo 2016, maar kon niet meer meegenomen worden in het overzicht frictiekosten van de mediabegrotingsbrief 2017. Verder is een bedrag van EUR 0,25 miljoen teruggeboekt naar de AMr. Dit heeft te maken met het door de SOM teveel ontvangen bijdrage in de frictiekosten gedurende de periode 2011 tot en met 2015. Deze wijzigingen (totaal EUR 4,05 miljoen) resulteren in een totale OCW-bijdrage in de frictiekosten van EUR 98,14 miljoen die is bekostigd vanuit de AMr. De onderstaande tabel geeft weer welke instellingen frictiekostenbijdragen hebben ontvangen naar aanleiding van de bezuinigingen van het kabinet-Rutte I.
Instelling |
Totaal volgens de mediabegrotingsbrief 2017 |
Wijziging(en) |
Totaal volgens de mediabegrotingsbrief 2018 |
---|---|---|---|
Landelijke publieke omroep (LPO) |
35,08 |
35,08 |
|
Beeld en Geluid (NIBG) |
0,00 |
4,30 |
4,30 |
Wereldomroep |
22,12 |
22,12 |
|
SOM (voorheen MCO) en het Metropole orkest (MO) |
35,08 |
– 0,25 |
34,84 |
Kabelraden.nl |
0,04 |
0,04 |
|
Commissariaat voor de Media (CvdM) |
1,77 |
1,77 |
|
Totaal |
94,09 |
4,05 |
98,14 |
Frictiekosten kabinet-Rutte II (onderdeel Media)
In aanvulling op het overzicht van verleende bijdragen vanuit de AMR in de mediabegrotingsbrief over 2017 heb ik een bijdrage verleend van EUR 0,3 miljoen voor de kosten van de lopende rechtszaken bij de voormalige 2.42 omroepen. Hiernaast heb ik een bedrag van EUR 0,03 miljoen ontvangen ten behoeve van de AMr naar aanleiding van de eindafrekening van de Stichting Humanistische Omroep. Deze wijzigingen (totaal EUR 0,27 miljoen) resulteren in een totale OCW-bijdrage in de frictiekosten van EUR 3,97 miljoen die is bekostigd vanuit de AMr. De onderstaande tabel geeft weer welke instellingen een bijdrage hebben ontvangen voor de bekostiging van de frictiekosten naar aanleiding van de bezuinigingen van het kabinet-Rutte II.
Instelling |
Totaal volgens de mediabegrotingsbrief 2017 |
Wijziging(en) |
Totaal volgens de mediabegrotingsbrief 2018 |
---|---|---|---|
Landelijke publieke omroep (incl. 2.42-omroepen) |
3,70 |
0,27 |
3,97 |
Totaal |
3,70 |
0,27 |
3,97 |
In de komende jaren verwacht ik een aantal mutaties in de AMr inzake de frictiekosten. Voor meer informatie, zie tabel 5 en tabel 6 van de mediabegrotingsbrief 2018.
In de onderstaande tabel staan de uitgaven volgens het Jaarverslag 2016 van OCW (JV OCW), de jaarrekening 2016 van het Commissariaat (JRR CvdM) en de Financiële Terugblik 2016 van de Nederlandse Publieke Omroep (Financiële Terugblik NPO).45
JV OCW (1) |
hiervan niet betaald via CvdM (2) |
JV OCW gecorrigeerd (= 1 – 2) |
JRR CvdM |
Financiële Terugblik NPO |
|
---|---|---|---|---|---|
Landelijke publieke omroep |
765,5 |
206,5 |
559,0 |
805,4 |
791,7 |
Stg. Omroep Muziek |
16,0 |
0,2 |
15,8 |
15,8 |
|
Uitzenden (uitzenden en uitzendgereedmaken) |
25,6 |
25,6 |
25,6 |
||
COBO-fonds |
8,1 |
8,1 |
8,1 |
||
BVN |
1,5 |
Aansluiting Rijksjaarverslag 2016 OCW en Jaarrekening CvdM 2016
Het bedrag in de jaarrekening van het Commissariaat van EUR 805,4 mln bestaat uit de door OCW betaalde bedragen voor landelijke publieke omroep van EUR 559,0 mln, Stichting Omroep Muziek (SOM) van EUR 16 mln en COBO-fonds van EUR 8,1 mln. Daarnaast zit in dit bedrag de reclame- en renteontvangsten op de AMr van EUR 206,5 mln en de onttrekking aan de AMr van EUR 16 mln ten behoeve van de superevenementen. Van de betalingen aan de SOM heeft EUR 0,2 mln betrekking op de digitalisering van de muziekbibliotheek. Dit bedrag is door OCW rechtstreeks aan de SOM betaald. In eerste instantie was er sprake van een betaling van EUR 0,15 mln, die via het Commissariaat zou plaatsvinden. Dit bedrag heeft het Commissariaat als ontvangst opgenomen in de jaarrekening en daartegenover ook als uitgaven, terwijl er noch een ontvangst noch een betaling heeft plaatsgevonden. Per saldo is dus het juiste bedrag van EUR 15,8 mln verantwoord.
Aansluiting Jaarrekening CvdM 2016 en Financiële Terugblik NPO 2016
Zoals hiervoor vermeld, is het bedrag van EUR 805,4 mln in de jaarrekening van het Commissariaat een totaal van diverse posten. De NPO splitst dat in de Financiële Terugblik weer over een aantal posten. De belangrijkste post is hier Media-aanbod 2016 van EUR 791,7 mln, die hier wordt vergeleken met Landelijke Publiek Omroep bij het Commissariaat van EUR 805,4 mln. Enerzijds zitten er in het bedrag Media-aanbod van EUR 791,7 mln van de Financiële Terugblik de volgende extra bedragen: EUR 25,6 mln voor Uitzenden en EUR 0,7 mln voor overige verschillen. Anderzijds zijn de volgende bedragen bij de NPO apart verantwoord en maken geen deel uit van het bedrag voor Media-aanbod: SOM ad EUR 15,8 mln, COBO-fonds van EUR 8,1 mln, BVN van EUR 1,5 mln, inzet NPO-middelen COBO en BVN van EUR 2,7 miljoen en mutatie overlopende passiva van EUR 11,8 miljoen.
Rijksjaarverslag 2016 |
Bij/Af |
Financiële Terugblik NPO |
|
---|---|---|---|
Landelijke publiek omroep |
559,0 |
559,0 |
|
Reclame- en renteontvangsten (van CvdM) |
206,5 |
206,5 |
|
Budget voor Uitzenden |
25,6 |
25,6 |
|
Superevenementen (uit AMr) |
16,0 |
16,0 |
|
BVN (afzonderlijk verantwoord bij NPO) |
– 1,5 |
– 1,5 |
|
Inzet NPO-middelen COBO en BVN |
– 2,7 |
– 2,7 |
|
Mutatie overlopende passiva |
– 11,8 |
– 11,8 |
|
Overige verschillen |
0,7 |
0,7 |
|
Totaal Landelijke Publieke Omroep |
559,0 |
232,8 |
791,7 |
Deze bijlage licht de aansluiting toe tussen de rijksbegroting en de mediabegroting. Deze aansluiting wordt gemaakt aan de hand van de onderstaande tabel. Deze tabel is in paragraaf 3.2 nader toegelicht en geeft inzicht in de hoogte van de van rijksmediabijdrage en de Ster-inkomsten.
Inkomsten mediabegroting 2018 |
2018 |
---|---|
Rijksmediabijdrage |
779.687 |
Ster-inkomsten |
177.600 |
Totaal |
957.287 |
Het totaalbedrag van EUR 957,287 mln sluit aan op de rijksbegroting. De onderstaande tabel laat deze aansluiting zien.
Stand totale uitgaven van Artikel 15 (Media) van de Rijksbegroting 2018 |
989.426 |
Uitgaven overige artikelen (niet-rijksmediabijdrage) |
– 3.239 |
mutatie prijsindices 2018 (t/m 2022) [wordt in het voorjaar 2018 bekend] |
0 |
mutatie raming Inkomsten van de Stichting Etherreclame (Ster) |
– 28.400 |
mutatie raming Rente op Algemene Mediareserve |
– 500 |
Totaal beschikbaar budget Media |
957.287 |
De posten in tabel 11 worden hierna toegelicht.
Uitgaven overige artikelen
De post «uitgaven overige artikelen» bestaat uit enkele posten die in tabel 15.2 van artikel 15 van de Rijksbegroting 2018 van OCW zijn opgenomen: een deelbedrag van de post «Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve» (ramingsverschillen consumentenprijsindexvergoeding), de post «subsidies» en de post «uitvoering internationale verdragen en contributies». Deze posten maken geen deel uit de mediabegroting 2018. De bijbehorende bedragen zijn in de volgende tabel opgenomen.
Uitgaven overige artikelen |
2018 |
---|---|
Post «Subsidies» (artikel 15 van de Rijksbegroting OCW) |
919 |
Post «Opdrachten» (artikel 15 van de Rijksbegroting OCW) |
0 |
Post «Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties» (artikel 15 van de Rijksbegroting OCW) |
35 |
Ramingsverschillen consumentenprijsindexvergoeding |
2.285 |
Totaal |
3.239 |
Inkomsten Ster
De inkomsten over 2018 vallen naar verwachting lager uit dan geraamd in de rijksbegroting. De verwachte daling is gebaseerd op een onderzoek van EY en recente informatie van de Ster, zoals toegelicht in paragraaf 3.2.
Rente-inkomsten AMr
De gelden van de AMr worden beheerd door het Commissariaat. Het Commissariaat stalt deze gelden conform de regeling Schatkistbankieren bij de Minister van Financiën. De liquide middelen in de AMr zijn sterk afgenomen, onder andere door de opvang van tegenvallers in de Ster-inkomsten. De stand van de AMr geef ik weer in paragraaf 3.5. Daarnaast vergoedt de Minister van Financiën momenteel geen rente over de middelen die bij hem zijn ondergebracht. Ik houd er dan ook rekening mee dat er over 2018 geen rente-inkomsten zijn.
Uitgaven
De volgende tabel laat de aansluiting zien tussen de begrote uitgaven van de mediabegroting en die van de rijksbegroting.
Exclusief consumentenprijsindexvergoeding |
Jaar 2018 [artikel 15 van de Rijksbegroting 2018 van OCW] |
Jaar 2018 [mediabegrotingsbrief 2018: tabel 3] |
Verschil |
---|---|---|---|
Landelijke publieke omroep1 |
785.713 |
793.968 |
– 8.255 |
Regionale publieke omroep |
140.735 |
142.303 |
– 1.568 |
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG) |
22.579 |
22.579 |
0 |
Stichting Omroep Muziek (SOM) |
16.144 |
16.144 |
0 |
Commissariaat voor de Media (CvdM) |
4.793 |
4.793 |
0 |
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SvdJ) |
2.105 |
2.105 |
0 |
Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO) [Post «Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland» van de Rijksbegroting 2018 OCW] |
1.547 |
1.547 |
0 |
Mediawijsheid-expertisecentrum |
1.498 |
1.498 |
0 |
Overige uitgaven mediabeleid [Post «Overige bekostiging media (uit rente AMR)» van de Rijksbegroting 2018 OCW] |
500 |
750 |
– 250 |
Totaal uitgaven |
975.614 |
985.687 |
– 10.073 |
Totaal inkomsten (zie tabel 11) |
957.287 |
||
Tekort mediabegroting: mutatie Amr |
– 28.400 |
Hierna worden de verschillen toegelicht die in de bovenstaande tabel zijn opgenomen.
Het verschil bij de landelijke publieke omroep wordt veroorzaakt door een andere berekeningswijze. Het bedrag in de rijksbegroting gaat uit van een berekeningswijze waarbij het budget wordt gebaseerd op het budget van voorgaand begrotingsjaar, waarbij geen rekening wordt gehouden met het wisselende verloop van de reclame-inkomsten en de huishoudensindexvergoeding. Bij de berekening van het budget in de mediabegroting wordt het budget daarentegen afgestemd op de inkomsten van de mediabegroting. Het budget voor de landelijke publieke omroep is hierbij gebaseerd op de middelen die vanuit de rijksmediabijdrage beschikbaar zijn voor de landelijke publieke omroep en de (huidige) raming van de Ster-inkomsten in de rijksbegroting. Ten aanzien van de beschikbare middelen vanuit de rijksmediabijdrage is ook rekening gehouden met de beschikbare huishoudensindexvergoeding.
Bij de regionale publieke omroep kent het verschil twee oorzaken. Allereerst was in de rijksbegroting nog geen rekening gehouden met het budget voor de stichting RPO van EUR 0,795 mln. Dit komt omdat in het voorgaande begrotingsjaar nog geen structureel budget hiervoor was vrijgemaakt. Ten tweede was in de rijksbegroting geen rekening gehouden met een extra bedrag van EUR 0,773 mln voor de regionale publieke media-instellingen ter bekostiging van hun budgettaire knelpunt doordat de taakstelling van Rutte II hoger uitvalt dan zij eerder hadden berekend. Deze twee factoren verklaren het verschil van EUR 1,568 mln.
Het verschil bij «Overige uitgaven mediabeleid» hangt samen met de activiteiten die voor 2018 in vergelijking met 2017 worden bekostigd. Hierbij liggen de verwachte uitgaven hoger doordat voor 2018 ook rekening wordt gehouden met de kosten in verband met extern onderzoek.