Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2018
Hierbij zend ik u de jaarlijkse rapportagebrief over de aanpak van internationale misdrijven.1 Deze rapportagebrief geeft een uiteenzetting van de strafrechtelijke en vreemdelingrechtelijke aanpak van internationale misdrijven in 2017. Hierbij kan worden gedacht aan de opsporingsonderzoeken en strafrechtelijke resultaten van het Landelijk Parket (LP) van het Openbaar Ministerie (OM) en het Team Internationale Misdrijven (TIM) van de Nationale Politie. Ook wordt u geïnformeerd over de vreemdelingrechtelijke aanpak onder artikel 1F Vluchtelingenverdrag (hierna Vlv).2 Met speciale aandacht wordt stilgestaan bij de vreemdelingendossiers waarin artikel 1F Vlv is tegengeworpen (hierna 1F-dossiers). Tevens bevat deze brief een cijfermatige rapportage van de vreemdelingrechtelijke gegevens met betrekking tot 1F-zaken en de inzet gepleegd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Ook wordt u geïnformeerd over de ketenbrede aanpak waarbij ketenpartners samenwerken om te voorkomen dat plegers van internationale misdrijven in Nederland een veilige haven kunnen vinden. Tot slot vindt u informatie over de wijze waarop op internationaal niveau is samengewerkt en welke resultaten er zijn behaald.
Bij het cluster Internationale Misdrijven van het LP en het TIM van de Nationale Politie liepen in 2017 op het gebied van internationale misdrijven 11 actieve opsporingsonderzoeken. Er is in 2017 één nieuw strafrechtelijk onderzoek naar internationale misdrijven gestart. Het onderzoek is gestart naar aanleiding van informatie van een buitenlandse overheid. In figuur 13 is weergegeven welke bronnen de aanleiding hebben gegeven tot het starten van alle lopende onderzoeken in 2017.
Het TIM en het LP hebben in 2017 twee onderzoeken moeten stopzetten. In één onderzoek is de verdachte uit Nederland vertrokken, waardoor de jurisdictie in dat onderzoek verviel. In het andere onderzoek is de zaak tegen de verdachte geseponeerd toen bleek dat deze persoon niet de verdachte was. Daarnaast lagen er in 2017 17 onderzoeken (tijdelijk) stil of zijn niet opgestart, vanwege onder meer het gebrek aan capaciteit bij het TIM. Dit kent meerdere oorzaken. De capaciteit van het TIM is afgelopen jaren deels ingezet ten aanzien van MH17 onderzoek. Ook levert het TIM waar nodig bijstand aan overige werkzaamheden van de Nationale Politie, zoals ondersteuning bij de vluchtelingenstroom. Tot slot is in 2017 sprake geweest van vacatures en ziekte binnen het TIM. In het regeerakkoord en vervolgens in de begroting 2018 is 1 miljoen euro structureel vrijgemaakt voor het versterken van het TIM.
Daarnaast heeft het OM dit jaar besloten om de vervolging te staken tegen een 66-jarige Nederlandse Afghaan, Sadeq A., vanwege gebrek aan voldoende bewijs. De man werd eind oktober 2015 aangehouden in zijn woonplaats Rotterdam op verdenking van het plegen van oorlogsmisdrijven in 1979 in Afghanistan.4
Het LP en het TIM doen onderzoek naar de actuele migratiestroom vanuit conflictgebieden. Momenteel lopen er meerdere opsporingsonderzoeken met betrekking tot het conflict in Syrië. Binnen deze migrantenstroomstroom bevinden zich, naast verdachten, ook slachtoffers en getuigen van internationale misdrijven. Zij kunnen over relevante informatie beschikken betreffende deze misdrijven. Ook wordt er onderzoek verricht naar zaken waarin sprake is van conflicten die langer geleden hebben plaatsgevonden (met een Nederlandse verdachte, een verdachte die in Nederland verblijft of indien er sprake is van een Nederlands slachtoffer). De verdeling van de lopende onderzoeken naar startjaar van de onderzoeken is in onderstaand diagram te zien.
Figuur 2: De lopende opsporingsonderzoeken in 2017 bij het LP en het TIM ingedeeld naar startjaar
In 2017 was een aantal omvangrijke zaken betreffende internationale misdrijven onder de rechter. Zo is de Nederlandse zakenman Guus K. door het Hof Den Bosch op 21 april 2017 veroordeeld tot 19 jaar gevangenisstraf.5 Guus K. werd veroordeeld voor illegale wapenhandel en medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven in Liberia en Guinee. Op 8 december 2017 is Guus K. aangehouden in zijn woning in Kaapstad (Zuid-Afrika). De aanhouding vond plaats op verzoek van het Nederlandse OM. Nederland heeft een uitleveringsverzoek gedaan aan Zuid Afrika vanwege zijn veroordeling tot 19 jaar gevangenisstraf.
De rechtbank Den Haag heeft op 15 december 2017 de 63-jarige Ethiopische Nederlander Eshetu A. conform de eis veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf vanwege het plegen van oorlogsmisdrijven in 1978 in de provincie Gojjam in Ethiopië.6 Daar was destijds een burgeroorlog gaande tussen het militaire regime van de Derg en oppositiegroepen. Verdachte was de vertegenwoordiger van de Derg in Gojjam. De verdachte is door de rechtbank veroordeeld voor betrokkenheid bij arbitraire vrijheidsberoving, opsluiting onder mensonterende omstandigheden, marteling, het opleggen en uitvoeren van buitengerechtelijke gevangenisstraffen aan een groot aantal personen en het doden van 75 personen. De rechtbank heeft aan een aantal van de slachtoffers schadevergoeding toegekend.7 De verdachte en het OM zijn tegen het vonnis van de rechtbank in hoger beroep gegaan.
Er is zowel nationaal als internationaal veel media-aandacht uitgegaan naar deze omvangrijke IM-zaken. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van alle IM-(straf)zaken die in 2017 onder de rechter waren.
Het LP had in 2017 ook bijzondere aandacht voor 1F-dossiers. Dit zijn dossiers waarin de IND artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag heeft tegengeworpen. Als de IND een vreemdeling artikel 1F Vlv heeft tegengeworpen wordt het LP daarvan op de hoogte gesteld en wordt het dossier ter beschikking gesteld.8 Artikel 1F Vlv bepaalt dat personen niet in aanmerking komen voor bescherming van het Vluchtelingenverdrag wanneer er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan (onder meer) internationale misdrijven.
In onderstaand schema worden de instroom en verwerking door het LP en TIM van de 1F-dossiers weergegeven. In 2017 zijn er 7 dossiers in behandeling genomen voor oriënterend onderzoek.
Instroom en verwerking 1F-dossiers 2017 |
|
---|---|
Totaal aantal 1F-dossiers binnengekomen bij het LP in 2017, waarvan: |
16 |
Aantal dossiers opgelegd1 |
7 |
Aantal dossiers afgevoerd2 |
2 |
Aantal dossiers in behandeling genomen voor oriënterend onderzoek |
7 |
Uitleveringen3 |
0 |
Dossiers waarin een tijdelijke belemmering voor opsporing en vervolging aanwezig is worden opgelegd door het LP. Deze dossiers kunnen op een later tijdstip resulteren in een herbeoordeling of een oriënterend onderzoek.
Bij afvoeren gaat het om dossiers die niet tot nadere actie van het LP en het TIM zullen leiden, omdat een permanent beletsel is geconstateerd voor een succesvol opsporingsonderzoek, zoals het ontbreken van rechtsmacht.
Het uitgangspunt is dat opsporing en vervolging van internationale misdrijven zoveel mogelijk moet plaatsvinden in het land waar de misdrijven zijn gepleegd. Daar bevindt zich het bewijs en daar zijn de procesdeelnemers ingevoerd in taal, cultuur en achtergronden van de gebeurtenissen. Bovendien bevinden zich daar over het algemeen de meeste slachtoffers en getuigen. In alle IM-zaken wordt daarom bekeken of de verdachte kan worden uitgeleverd. Door de uitleveringen komt Nederland verdrags- en mensenrechtelijke verplichtingen na, die van wezenlijk belang zijn voor de handhaving en het bestaan van de internationale rechtsorde. Hiermee kan straffeloosheid voor de meest ernstige misdrijven worden voorkomen. Als uitlevering niet mogelijk is, wordt beoordeeld of de verdachte in Nederland kan worden vervolgd.
In 2017 zijn lopende procedures van eerdere uitleveringszaken voortgezet. De monitoring van de uitleveringen van Jean Claude I. en Jean Baptiste M. is hier een voorbeeld van. Deze twee Rwandese verdachten van genocide zijn op 12 november 2016 uitgeleverd aan Rwanda. De gerechtelijke procedure in Rwanda wordt op advies van de Nederlandse rechter gemonitord door de International Commission of Jurists (ICJ). Deze monitoring missie wordt gefinancierd door Nederland.9 Uit de monitoringsrapporten blijkt dat de procedurele waarborgen door de Rwandese autoriteiten worden nageleefd.10
In 2017 zijn door medewerkers van het TIM en het LP 14 inkomende rechtshulpverzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om assistentie aan opsporing en vervolging van internationale misdrijven door buitenlandse autoriteiten en internationale hoven en tribunalen, bijvoorbeeld door het horen van getuigen of het verstrekken van informatie. Deze verzoeken vergen een aanzienlijke capaciteit van zowel het LP (cluster IM), het TIM, de rechter-commissaris IM als in enkele gevallen van de IND.
De kern van het 1F-beleid is dat slachtoffers worden beschermd en niet de daders.11 Het gaat bij tegenwerping van artikel 1F Vlv zonder uitzondering om zeer ernstige misdrijven die buiten Nederland zijn gepleegd, het plegen van oorlogsmisdrijven, niet-politieke ernstige misdrijven en/of het schenden van mensenrechten. Het uitgangspunt is dat Nederland geen vluchthaven wil zijn en straffeloosheid van plegers van internationale misdrijven wil tegen gaan. Handhaving van artikel 1F Vlv is inherent aan het waarborgen van de integriteit en het maatschappelijk draagvlak van het systeem van internationale bescherming van vluchtelingen. Artikel 1F Vlv betreft niet alleen een rechtsregel die in Nederland wordt toegepast, maar is door middel van de EU Kwalificatierichtlijn ook opgenomen in de Europese regelgeving.12
Artikel 1F Vlv wordt tegengeworpen als er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat een vreemdeling weet heeft gehad van de in artikel 1F Vlv genoemde misdrijven en daar persoonlijk (mede)verantwoordelijk voor kan worden gehouden (zogenoemde knowing and personal participation). Een indicatie hiervoor is niet voldoende om artikel 1F Vlv tegen te werpen: er moet sprake zijn van «ernstige redenen» die zorgvuldig zijn onderbouwd en gemotiveerd. De bewijslast voor de tegenwerping en onderbouwing van artikel 1F Vlv ligt bij de IND. Van een strafrechtelijke vervolging of veroordeling hoeft geen sprake te zijn.
Vanwege de complexiteit van dit soort zaken wordt de beoordeling gedaan door een gespecialiseerde afdeling, de Unit 1F, van de IND. Een vreemdeling wordt uitgebreid in de gelegenheid gesteld om zijn argumenten naar voren te brengen. De vreemdeling kan in beroep gaan tegen de beslissing van de IND om de artikel 1F-tegenwerping te laten toetsen door de rechter. 1F-ers komen niet in aanmerking voor rechtmatig verblijf en moeten uit Nederland vertrekken. Tevens worden alle dossiers waarin aan een vreemdeling artikel 1F Vlv wordt tegengeworpen door de IND overgedragen aan het OM.
De Unit 1F verricht onderzoek naar vreemdelingen ten aanzien van wie er aanwijzingen bestaan dat zij in verband kunnen worden gebracht met gedragingen als genoemd in artikel 1F Vlv. Dit onderzoek kan plaatsvinden in het kader van een asielprocedure, maar ook naar aanleiding van een verzoek tot naturalisatie of de aanvraag van een reguliere verblijfsvergunning. Verder kunnen reeds verleende verblijfsvergunningen asiel en regulier op grond van artikel 1F Vlv worden ingetrokken. Voor alle asielzoekers geldt dat de IND een screening uitvoert na de aanmeldfase van het asielproces. Bij deze screening is er specifieke aandacht voor signalen die kunnen wijzen op oorlogsmisdrijven (1F), nationale veiligheid, (identiteits-, nationaliteits- of visum-) fraude of bijvoorbeeld mensensmokkel en -handel. Bij aanwijzingen dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan mensenrechtenschendingen wordt een 1F-onderzoek opgestart door de Unit 1F. Ook tijdens de asielprocedure kunnen bij de IND signalen binnenkomen waaruit 1F-indicaties naar voren komen (zoals klik- of tipbrieven van burgers, slachtoffers/getuigen van 1F-misdrijven of meldingen vanuit de vreemdelingenketen), waarna een 1F-onderzoek kan worden gestart.
Het onderzoek van de Unit 1F kan resulteren in: de tegenwerping van artikel 1F Vlv, de conclusie dat artikel 1F Vlv niet van toepassing is, of het voortijdig afbreken van het onderzoek omdat bijvoorbeeld een asielaanvraag is ingetrokken of de vreemdeling uit Nederland is vertrokken. Verder behandelt de Unit 1F procedures die leiden tot ongewenstverklaring en het opleggen van inreisverboden ten aanzien van vreemdelingen aan wie artikel 1F Vlv is tegengeworpen. Ook worden eventuele vervolgprocedures van vreemdelingen aan wie artikel 1F Vlv is tegengeworpen door de Unit 1F afgehandeld.
Cijfermatige gegevens
In 2017 zijn ongeveer 110 onderzoeken uitgevoerd naar vreemdelingen die in verband kunnen worden gebracht met 1F-gedragingen. Bij ongeveer 25 van de 110 vreemdelingen heeft dit onderzoek geleid tot het tegenwerpen van artikel 1F Vlv in eerste aanleg.13 Van deze groep is bij ongeveer 15 een artikel 3 EVRM beletsel voor terugkeer naar het land van herkomst aangenomen. Verder hebben van deze groep nagenoeg alle vreemdelingen een zwaar inreisverbod dan wel ongewenstverklaring opgelegd gekregen. Vanaf de eerste tegenwerpingen van artikel 1F Vlv in 1992 tot en met 31 december 2017 is aan ongeveer 1.000 vreemdelingen in eerste aanleg 1F Vlv tegengeworpen.14
De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) regisseert het vertrek van vreemdelingen die geen recht hebben op verblijf in Nederland. DT&V stimuleert de terugkeer onder meer door het voeren van vertrekgesprekken.
Een groot deel van de 1F-zaken die door de DT&V wordt behandeld, betreft vreemdelingen die niet gedwongen uitgezet kunnen worden naar hun eigen land van herkomst wegens strijd met artikel 3 EVRM. Ook deze vreemdelingen moeten Nederland verlaten, zo nodig naar een ander land waar de toegang gewaarborgd is. Om Nederland te kunnen verlaten is de medewerking van de vreemdeling essentieel. Het komt vaak voor dat vreemdelingen niet meewerken aan hun zogenaamde vertrekplicht. Verder is een gedwongen terugkeer van vreemdelingen ten aanzien van wie geen 3-EVRM-beletsel bestaat, sterk afhankelijk van de bereidheid van de autoriteiten van het land van herkomst om mee te werken aan de terugkeer.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld kon de terugkeer in een aantal zaken van Afghaanse 1F-ers niet worden geëffectueerd in verband met door de rechter opgelegde voorlopige maatregelen, waaronder interim measures van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Het EHRM heeft uitspraak gedaan in alle tot nu toe aan de Nederlandse regering gecommuniceerde klachten inzake 1F-ers. De klachten zijn door het EHRM gemotiveerd niet-ontvankelijk verklaard en een enkele zaak is van de rol geschrapt.
Alle zaken zijn onder de aandacht gebracht van de DT&V. De klachten betroffen bijvoorbeeld Afghaanse 1F-ers die tijdens het voormalig communistische regime in Afghanistan werkzaam waren voor de veiligheidsdienst KhAD/WAD of daaraan gerelateerd werk hadden verricht. Het EHRM heeft geoordeeld dat de terugkeer van Afghaanse KhAD/WAD officieren aan wie artikel 1F Vlv is tegengeworpen niet met zich meebrengt dat sprake is van een reëel risico op een met artikel 3 EVRM verboden behandeling. Datzelfde geldt voor een persoon met een hoge militaire functie in het Afghaanse communistische leger die heeft samengewerkt met de KhAD/WAD. Daarnaast heeft het EHRM, in de gevallen waarin sprake is van familie- en gezinsleven tussen de Afghaanse 1F-er en rechtmatig in Nederland verblijvende gezinsleden, geoordeeld dat artikel 8 EVRM niet in de weg staat aan de uitzetting van de Afghaanse 1F-er. In 2017 zijn ongeveer vijf Afghaanse 1F-ers aantoonbaar uit Nederland vertrokken naar Afghanistan, waarbij een enkeling zelfstandig is teruggekeerd en de anderen gedwongen.
Cijfermatige gegevens
Het aantal vreemdelingendossiers in de werkvoorraad van de DT&V waarin sprake is van artikel 1F Vlv, bedroeg eind 2017 ongeveer 100.15 Ongeveer 50 procent van deze categorie vreemdelingen heeft de Afghaanse nationaliteit. In 2017 hebben ongeveer 10 1F-ers Nederland aantoonbaar verlaten, waarvan meer dan de helft gedwongen.
Er is geconstateerd dat vanwege problemen met de datakwaliteit de cijfermatige gegevens in de vreemdelingrechtelijke paragraaf in de RIM van 2008, 2011, 2012 en 2014 in een enkel geval kleine onnauwkeurigheden bevatten. Deze onnauwkeurigheden hebben mij doen besluiten in de onderhavige brief geen cijfermatige gegevens op te nemen over de terugkeer van vreemdelingen aan wie artikel 1F Vlv is tegengeworpen en bij wie een beletsel bestaat voor terugkeer naar het land van herkomst. Ik werk er aan in een volgende RIM weer betrouwbare gegevens op te nemen.
Voor de integrale aanpak van de bestrijding van internationale misdrijven is een Stuurgroep Internationale Misdrijven verantwoordelijk. In deze stuurgroep nemen het OM, de Nationale Politie, de IND, het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de DT&V deel. Er vinden regelmatig afstemmingsoverleggen plaats tussen deze organisaties. Daarnaast werken zij ook op ad hoc basis veel met elkaar samen.
Het LP, het TIM en de IND (en eventueel de DT&V en het Ministerie van Justitie en Veiligheid) nemen daarnaast structureel deel aan de werkgroepen Rwanda en Actuele Conflicten. Dit betreft casusoverleggen over de in Rwanda gepleegde genocide in 1994, en over internationale misdrijven die zijn begaan gedurende actuele conflicten zoals in Syrië en Irak.
Door het OM en de politie wordt verder samengewerkt met private organisaties zoals niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die over een goede informatiepositie beschikken. Vanuit het TIM en het LP, cluster IM, wordt bovendien samenwerking gezocht met collega’s van andere gelieerde aandachtsgebieden zoals de politieteams Contraterrorisme (CTER).
Daarnaast wordt geïnvesteerd in het vergroten van de bekendheid van het aandachtsgebied internationale misdrijven. Doel is de bekendheid van het TIM bij ketenpartners te vergroten. Door het geven van voorlichting bij medewerkers van onder andere de verschillende COA-locaties en de CTER, wordt er bewustwording gecreëerd op het gebied van internationale misdrijven en wordt de samenwerking met deze partijen verstevigd. Het herkennen van signalen van internationale misdrijven binnen de keten staat hierbij centraal. Daarnaast wordt getracht de bekendheid van het TIM bij slachtoffers en aangevers van internationale misdrijven te vergroten. Zo plaatst het OM belangrijke informatie over IM-zaken op haar website.16 Hierbij speelt, naast de folder van het TIM met informatie en contactgegevens, de proactieve inzet van de ketenpartners een belangrijke rol.17
Een ander voorbeeld dat bij heeft gedragen aan het vergroten van de bekendheid van de inzet van het TIM is de documentaire «de Oorlogsrecherche», die door BNN/VARA is gemaakt. De documentaire belicht verschillende kanten van het rechercheren op internationale misdrijven en is in drie delen uitgezonden in juni 2017. Daarnaast was het werk van Unit 1F van de IND te zien in de documentaire «Het kaf en het koren, de IND op zoek naar oorlogsmisdadigers» van de KRO-NCRV.
Het TIM maakt in toenemende mate gebruik van «big data» en daaruit volgt een behoefte aan kennis over analyse en technologie. Het LP en het TIM blijven deze ontwikkelingen op de voet volgen en zullen, waar mogelijk, gebruik maken van (nieuwe) IT-middelen, zoals geo-locatie, gelaatsvergelijking, data-analyse, image-search etc.18
War Crimes Unit
In aanloop naar de inwerkingtreding op 1 mei 2017 van de nieuwe EU-richtlijnen inzake Europol hebben de Duitse War Crimes Unit en het TIM het initiatief genomen richting Europol om operationele invulling te geven aan de uitbreiding van het mandaat in de richtlijn. Februari jongstleden heeft het TIM een Expert Meeting georganiseerd bij Europol waarbij alle Europese War Crimes Units aanwezig waren. Dit heeft geresulteerd in een voorstel tot het oprichten van een Focal Point War Crimes / Analysis Project International Core Crimes op dit thema. Dit voorstel kreeg brede steun vanuit de lidstaten en is aangenomen door Europol. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan het operationaliseren van het voorstel. Het analyseren van door (lid)staten (War Crimes Units) aangeleverde informatie is een taak van Europol. Het achterliggende doel is het genereren en terugkoppelen van verbanden tussen informatie die van belang zijn voor lopende opsporingsonderzoeken of het starten van nieuwe opsporingsonderzoeken.
EU Exclusion Netwerk
In de vorige rapportagebrief (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 105) is uw Kamer geïnformeerd over de voortrekkersrol van Nederland in het opzetten van het EU Exclusion Network. Het doel van dit netwerk is onder andere om de informatiepositie te versterken, kennis over te dragen en best practices uit te wisselen aangaande de toepassing van artikel 1F Vlv. Het netwerk is in 2017 onder de European Asylum Support Office (EASO) operationeel geworden. Op 22 en 23 november vond op Malta een bijeenkomst van het netwerk plaats met als centrale thema exclusion (1F) in relatie tot Afghanistan.
Genocide Netwerk en EU-dag tegen straffeloosheid
Internationale samenwerking en informatie-uitwisseling vindt ook plaats via het EU Netwerk van nationale aanspreekpunten inzake genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven (hierna het Genocide Netwerk). Zowel het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het LP en het TIM zijn aangesloten bij de meetings van het Genocide Netwerk. In 2017 gingen de bijeenkomsten onder meer over actuele conflicten en de samenwerking met NGO’s. Daarnaast hebben het LP en het TIM in 2017 ook de EU coordination meetings bijgewoond bij Eurojust met als thema Syrië en de Caesar Files.19
Op 23 mei 2017 vond de tweede EU-dag tegen straffeloosheid plaats. Malta nam hiermee het stokje over van Nederland, dat in 2016 de eerste EU-dag heeft georganiseerd onder het Nederlandse EU-voorzitterschap. Het doel van dit initiatief is om binnen de EU aandacht te vestigen op internationale misdrijven.20 De intentie is om van deze EU-dag een jaarlijks terugkerend event te maken. Bulgarije zal, tijdens haar voorzitterschap van de EU in de eerste helft van 2018, de derde EU-dag tegen straffeloosheid organiseren.
MVRUIM
De versterking van de internationale samenwerking tussen staten is voor Nederland van groot belang. Zoals eerder in dit kader gerapporteerd maakt Nederland zich, samen met Argentinië, België, Senegal, Slovenië en recent ook Mongolië, hard voor een Multilateraal Verdrag voor Rechtshulp en Uitlevering bij Internationale Misdrijven (MVRUIM). De afgelopen jaren is er vooral gefocust op het werven van steun voor de totstandkoming van dit verdrag. Dit heeft ertoe geleid dat reeds 59 landen hun steun hebben uitgesproken, waaronder recentelijk ook Duitsland en Frankrijk. Inmiddels zijn ook de voorbereidingen voor het organiseren van verdragsonderhandelingen in volle gang. In dat kader heeft Nederland in oktober jongstleden een internationale conferentie over MVRUIM georganiseerd. Naar verwachting zullen de daadwerkelijke verdragsonderhandelingen eind 2018 starten.
De aanpak van internationale misdrijven blijft een belangrijk aandachtspunt van dit kabinet. De brede aanpak door middel van strafrechtelijke interventies, de inzet van het 1F-beleid, de ketenbrede aanpak en de inzet op verbetering van de internationale samenwerking en het internationale juridisch kader zullen hier een essentiële bijdrage aan leveren.
Wij zien ernaar uit om uw Kamer over de nationale en internationale samenwerking in de aankomende Rapportagebrief Internationale Misdrijven nader te informeren.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers
Zaken in eerste aanleg
Eshetu A. (Ethiopië)
Op 29 september 2015 heeft de politie een 61-jarige man uit Ethiopië met de Nederlandse nationaliteit aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij oorlogsmisdrijven in Ethiopië. Hij zou zich eind jaren zeventig als vertegenwoordiger van het toenmalige militaire regime schuldig hebben gemaakt aan opsluiting van, marteling van en moord op (vermeende) tegenstanders van het regime.
De inhoudelijke behandeling van deze zaak is in november 2016 door de rechtbank Den Haag aangehouden, omdat de verdachte twee nieuwe advocaten in de arm heeft genomen. Vanaf 30 oktober 2017 is de inhoudelijke behandeling van de zaak voortgezet en op 15 december heeft de rechtbank Eshetu A. veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. De verdachte en het OM zijn tegen het vonnis in hoger beroep gegaan.
M. Al-K. (Irak)
Het opsporingsonderzoek Durian is gestart naar aanleiding van een uit Irak afkomstig arrestatiebevel. De verdachte in deze zaak is een voormalig rechter van het Iraaks Hoger Strafhof en wordt verdacht van onder andere valsheid in geschrifte, gijzeling en opzettelijke vrijheidsberoving. Hij zou op valse gronden arrestatiebevelen hebben laten uitgaan voor zijn schoonzoon en diens oudste broer. In dit arrestatiebevel werd om aanhouding en uitlevering van hen verzocht terzake moord en/of genocide en/of misdrijven tegen de menselijkheid gepleegd in 1999 te Irak. Deze zaak is op 25 en 26 januari 2018 inhoudelijk behandeld door de rechtbank Den Haag. Het OM heeft zes jaar gevangenisstraf geëist.21 De rechtbank doet op 9 februari 2018 uitspraak.
Zaken in hoger beroep/cassatie
LTTE (Sri Lanka)
In oktober 2011 heeft de rechtbank Den Haag vijf verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen van twee tot zes jaar, vanwege hun leidende rol binnen de Sri-Lankaanse Liberation Tigers of Tamil Eelam (Tamil Tijgers, LTTE). Het Gerechtshof in Den Haag heeft op 30 april 2015 de vijf verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van negentien maanden tot zes jaar en drie maanden voor hun aandeel in de activiteiten van de LTTE in Nederland en op Sri Lanka. Het Hof achtte bewezen dat de verdachten deel hadden uit gemaakt van de LTTE. In cassatie is de vraag aan de orde gekomen of de verdachten voor deelname aan de LTTE alleen in Sri Lanka kunnen worden vervolgd of ook in Nederland. De Hoge Raad heeft op 4 april 2017 geoordeeld dat vervolging in Nederland mogelijk is.
Guus K. (Liberia)
De Nederlandse zakenman Guus K. is schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden gepleegd door strijdkrachten van Charles Taylor in Liberia en de republiek Guinee tussen 2000 en 2003. Ook is hij schuldig bevonden van het schenden van het wapenembargo ingesteld door de Verenigde Naties door wapens te leveren aan het regime van Taylor. Guus K. is op 21 april 2017 door het Hof Den Bosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 jaar. Op 8 december 2017 heeft Interpol Zuid-Afrika Guus K. aangehouden in zijn woning in Kaapstad. De aanhouding vond plaats op verzoek van het Nederlandse OM. Guus K. is in cassatie gegaan tegen het arrest van het Hof.
Uitleveringszaken
Jean-Claude I. en Jean Baptiste M. (Rwanda)
In 2016 zijn de van genocide verdachten Jean-Claude I. en Jean Baptiste M. uitgeleverd aan Rwanda. Jean-Claude I. zou als leider van een paramilitaire militie hebben deelgenomen aan aanvallen op Tutsi's tijdens de genocide in Rwanda in 1994. Jean Baptiste M. wordt verdacht van onder meer genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden in zijn hoedanigheid als politiek leider van een extremistische Hutu-partij. De feitelijke uitlevering heeft plaatsgevonden op 12 november 2016. De gerechtelijke procedure in Rwanda wordt op advies van de Nederlandse rechter gemonitord door de International Commission of Jurists (ICJ).22 In beide zaken is de pre-trial phase inmiddels beëindigd: sinds september 2017 verkeren beide in de trial phase. De zaken dienen voor kamers bestaande uit elk drie rechters.