Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2017
Naar aanleiding van de behandeling van de Voorjaarsnota 2017 heeft uw Kamer een motie van het Kamerlid Omtzigt (CDA) aangenomen1 die de regering verzoekt in samenspraak met de Algemene Rekenkamer de onderzoeksmogelijkheden voor de Algemene Rekenkamer bij de Nationale Politie tegen het licht te houden. In deze brief wordt uiteengezet welke bevoegdheden de Algemene Rekenkamer op dit moment heeft bij de Nationale Politie. Er is op dit moment geen aanleiding om de huidige onderzoeksmogelijkheden aan te passen.
Allereerst onderstreep ik het belang van een goede verantwoording van en toezicht op de politie-uitgaven, zoals ook in het bovengenoemde debat naar voren is gekomen. De Nationale Politie is in de Politiewet 2012 aangemerkt als een zelfstandige organisatie binnen de overheid, die uniek is in zijn soort. De financiering van de Nationale Politie geschiedt grotendeels via een bijdrage vanuit de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ). De Minister van VenJ heeft bevoegdheden betreffende beleid en beheer van de politie. Zo stelt de Minister van VenJ de beheersplannen en de begroting van de Nationale Politie vast en stelt hij een externe accountant aan om de uitgaven van de Nationale Politie te controleren. De Minister van VenJ legt over de financiële bijdrage en zijn bevoegdheden ten aanzien van de Nationale Politie verantwoording af aan het parlement tijdens de reguliere begrotings- en verantwoordingscyclus van het Rijk, in het jaarverslag VenJ. De Algemene Rekenkamer voorziet als onafhankelijk instituut uw Tweede Kamer van op onderzoek gebaseerde informatie, die u kunt gebruiken bij de controle van de uitgaven van het Ministerie van VenJ. Op basis van de Comptabiliteitswet heeft de Algemene Rekenkamer de taak en bevoegdheid om onderzoek te doen naar de besteding van de VenJ-uitgaven, evenals naar de uitgaven en de taakuitvoering bij de Nationale Politie. Ter illustratie van deze laatste bevoegdheid verwijs ik u graag naar het rapport van de Algemene Rekenkamer over de ICT-uitgaven binnen de politie.2
In bestuurlijke en ambtelijke overleggen met de Algemene Rekenkamer is mij of de Minister van VenJ nooit gebleken dat de huidige onderzoeksmogelijkheden van de Algemene Rekenkamer bij de Nationale Politie niet toereikend zouden zijn. Ook in publicaties heeft de Algemene Rekenkamer dit nooit geproblematiseerd. De Rekenkamer heeft eerder wel opgemerkt dat het budgetrecht van de Staten-Generaal nu beperkt is tot autorisatie van de bijdrage aan de Nationale Politie op artikel 31 van de begroting van VenJ. Dit past wat mij betreft bij de sui generis status van de Nationale Politie. Verder constateert de Rekenkamer dat de Minister van VenJ volgens de huidige Politiewet 2012 vergaande bevoegdheden heeft ten aanzien van de bedrijfsvoering van de Nationale Politie. Zo stelt hij de begroting en het beheerplan van de politie vast en verdeelt hij de politiecapaciteit over de eenheden. Ook stelt hij, conform de wet, zelf de jaarrekening van de Nationale Politie vast waarmee hij zichzelf feitelijk decharge verleent.3 Dit laatste punt wordt bezien in het kader van eventuele aanbevelingen die de commissie Evaluatie Politiewet 2012 daarover doet.
Concluderend stel ik op basis van het bovenstaande vast dat de Algemene Rekenkamer verschillende mogelijkheden heeft om onderzoek te doen naar het financieel beheer en de bedrijfsvoering van de Nationale Politie en hier ook gebruik van maakt. Gelet hierop is er geen aanleiding om de onderzoeksmogelijkheden op dit punt aan te passen. Voorts stel ik vast dat het toezicht op de politie-uitgaven vanuit zowel de Minister van VenJ als de externe accountant deugdelijk is vorm gegeven waarbij geldt dat de nadere invulling van dit toezicht aan de Minister van VenJ is.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem