Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2018
Graag bied ik u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, hierbij de gevraagde brief aan de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de actuele situatie in Marokko en de Westelijke Sahara.
Marokko is voor Nederland een belangrijke partner, waarmee al ruim 400 jaar betrekkingen bestaan. De relatie kent bovendien een speciale dimensie vanwege het feit dat ca. 400.000 Nederlanders Marokkaanse wortels hebben. Daarnaast is Marokko een belangrijk land met kansen en uitdagingen in een instabiele regio aan de grens met Europa.
Een van mijn eerste uitgaande bezoeken als Minister van Buitenlandse Zaken ging daarom naar Rabat voor een uitgebreide kennismaking. Op 20 april jl. heb ik gesproken met premier Othmani, Minister van Justitie Auajjar, Minister van Binnenlandse Zaken Laftit, Minister voor Migratie en Marokkanen in het Buitenland Benoutiq en de heer Yazami, voorzitter van de nationale mensenrechtenraad, alsook uiteraard met de Minister van Buitenlandse Zaken, Nasser Bourita. In de gesprekken heb ik aangegeven dat Nederland wil investeren in een brede samenwerking op alle terreinen en dat Nederland ook zaken die minder goed gaan bespreekbaar wil maken.
Tijdens mijn bezoek heb ik veel dossiers in de onderlinge samenwerking kunnen bespreken. Belangrijke onderwerpen waren het verbeteren van de bilaterale migratiesamenwerking (terugkeer en overname van uitgeprocedeerde asielzoekers en irreguliere migranten) en de samenwerking op sociaal gebied, zoals betere afspraken op de uitvoering van controles op fraude met Nederlandse bijstandsgelden. Wat betreft de terugkeer van irreguliere migranten, is recentelijk sprake van een verbetering. De afspraken op migratie en sociale zaken worden nu ambtelijk uitgewerkt. Zo ligt er een nieuw Nederlands voorstel om de samenwerking waar het gaat om de praktische uitvoering van vermogensonderzoeken om fraude tegen te gaan bij bijstandsuitkeringen aan te scherpen.
Ook heb ik afspraken gemaakt om de economische samenwerking te verbeteren (in lijn ook met motie van de leden Bouali en Van Den Hul (Kamerstuk 34 725 XVII, nr. 14)). Zo is met Marokko afgesproken om op korte termijn een honorair consulaat in Tanger te openen en worden twee Orange Corners in Rabat en Tanger opgericht om economische samenwerking, starts-up, investeringen, maatschappelijk verantwoord ondernemen en culturele partnerschappen te stimuleren. Marokko waardeert onze inspanningen om het Nederlandse en Marokkaanse bedrijfsleven met elkaar te verbinden.
Met betrekking tot de situatie in de Rif heb ik aangegeven dat het toepassen van de rechtsstaatsprincipes noodzakelijk is. Daarnaast is het bieden van kansen op werk aan de grote aantallen jongeren van belang. Dat is niet alleen onze zorg en specifiek bij de Nederlanders die banden hebben met dit gebied, maar ook in het belang van Marokko zelf voor duurzame ontwikkeling. Het is daarom belangrijk dat waarnemers en journalisten goed toegang hebben tot de Rif en maatschappelijke organisaties kunnen spreken. Het verkrijgen van betrouwbare, eigen informatie is essentieel om met elkaar in gesprek te blijven. Daarnaast heb ik ook aandacht gevraagd voor de Nederlanders die zich ongerust maken dat zij mogelijk vervolgd zullen worden voor in Nederland verrichte activiteiten ter ondersteuning van de Rif-acties wanneer zij naar Marokko gaan. Mij is verzekerd dat deze niets te vrezen hebben zolang zij geen overtredingen hebben begaan in Marokko zelf. Zoals toegezegd bij het AO RBZ van 22 februari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1853), is de behandeling van arrestanten, mede in relatie tot de protesten in de Rif, regelmatig aangekaart bij de Marokkaanse autoriteiten. In reactie hierop stelden de Marokkaanse autoriteiten dat gevangenen in verband met de Rif-onrust in Casablanca meer bezoekmogelijkheden krijgen dan andere gevangenen. Ook wordt gratis transport ter beschikking gesteld voor familieleden. Het is van belang dat Marokko de internationale normen voor de behandeling van gevangenen respecteert.
Op het Westelijke Sahara dossier heb ik aangegeven dat een politieke oplossing binnen VN-kader moet worden gevonden. Nederland heeft vertrouwen in VN-gezant, Horst Köhler, en vraagt de partijen met hem te werken aan een politieke oplossing. Tijdens het debat en verlengen van het mandaat van de VN-missie voor de Westelijke Sahara, MINURSO, heeft Nederland als lid van de VN Veiligheidsraad dat ook benoemd. De missie is met een kort termijn van zes maanden verlengd, zodat snel kan worden geëvalueerd of Marokko en Polisario tot constructieve stappen kunnen komen. Nederland volgt de ontwikkelingen nauwgezet.
Naast migratie, sociale zekerheid en mensenrechten is de relatie breed. Zo werkt Nederland ook op cultureel vlak samen en heeft de opening van het Nederlands Instituut in Marokko (NIMAR) in 2017 bijgedragen aan het uitwisselen van academische ervaringen, inzichten en trainingen. Ook op justitiële, veiligheids- en politiesamenwerking zijn de banden goed. Zo werken Nederland en Marokko intensief samen als co-voorzitters van het Global Counterterrorism Forum. In dit forum worden best practices gedeeld en aanbevelingen gedaan aan de lidstaten.
De bilaterale relaties blijven van groot belang voor zowel Marokko als Nederland. Komende jaren hoop ik de samenwerking verder te verbeteren; beter samenwerken waar dat kan en met elkaar in gesprek blijven over actuele kwesties of problemen waar het moet. Mijn ambtsgenoot en ik hebben daarom afgesproken elkaar in elk geval jaarlijks te ontmoeten en op hoogambtelijk niveau vaker in gesprek te gaan. Zo kunnen wij problemen eerder signaleren, elkaar aanspreken en werken aan een sterke relatie in het belang van Nederland en Marokko.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok