Vastgesteld 8 december 2017
De vaste commissie voor Infrastructuur en staat heeft op 27 november 2017 overleg gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en staat, over:
– het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2018 (Kamerstuk 34 775 XII);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 19 september 2017 inzake het MIRT Overzicht 2018 (Kamerstuk 34 775 A, nr. 4);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 2 oktober 2017 inzake de 30ste voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier (Kamerstuk 30 080, nr. 87);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 2 oktober 2017 inzake de 32ste voortgangsrapportage Zandmaas en Grensmaas (Kamerstuk 18 106, nr. 241);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 2 oktober 2017 inzake de 12de voortgangsrapportage (VGR12) van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) met peildatum 30 juni 2017 (Kamerstuk 32 698, nr. 37);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 19 september 2017 inzake het Deltaprogramma 2018 (Kamerstuk 34 775 J, nr. 4);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 november 2017 met de antwoorden op vragen van de commissie over het Deltaprogramma 2018 (Kamerstuk 34 775 J, nr. 5);
– het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2018 (Kamerstuk 34 775 J);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 november 2017 met het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2018 (Kamerstuk 34 775 J, nr. 6);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 15 december 2016 inzake financiering eerste fase Marker Wadden (Kamerstuk 33 576, nr. 94);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 6 juli 2017 inzake uitkomsten bestuurlijk overleg over dijkversterking bij Uitdam en Durgerdam van 5 juli 2017 (Kamerstukken 32 698 en 31 710, nr. 36);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 5 juli 2017 inzake structurele aanpak van opkomende stoffen uit puntbronnen in relatie tot bescherming drinkwaterbronnen (Kamerstuk 27 625, nr. 404);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 5 juli 2017 met het afschrift van de brief van 5 juli 2017 aan de drinkwaterbedrijven, bevoegde gezagen en andere betrokkenen over de maximale concentratie pyrazool in drinkwater (Kamerstuk 27 625, nr. 403);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 6 juli 2017 inzake het RIVM-briefrapport «Inventarisatie mogelijke risico's van antiparasitaire diergeneesmiddelen voor grondwater en oppervlaktewater» (Kamerstuk 29 683, nr. 233);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 19 oktober 2017 inzake ketenaanpak medicijnresten uit water (Kamerstuk 27 625, nr. 408);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 17 oktober 2017 inzake de uitvoering van de motie van het lid Van Brenk over de inzet van waterschappen op circulaire economie (Kamerstuk 27 625, nr. 392) (Kamerstuk 33 043, nr. 73);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 9 oktober 2017 inzake vermogenskostenvoet en maximaal aandeel eigen vermogen drinkwaterbedrijven 2018–2019 (Kamerstuk 27 625, nr. 407);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 23 oktober 2017 inzake doorvaart en medegebruik van windparken op zee (Kamerstukken 29 675 en 33 450, nr. 189);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 november 2017 over stand van zaken inzake legionellapreventie (Kamerstuk 26 442, nr. 58);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 november 2017 inzake de actuele stand van zaken ten aanzien van enkele waterdossiers (Kamerstuk 27 625, nr. 409);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 november 2017 inzake het RIVM-rapport GenX in drinkwater (Kamerstuk 28 089, nr. 53);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 november 2017 met de reactie op het verzoek van het lid Laçin, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 8 november 2017, over het bericht «Bacteriën in drinkwater Vlaardingen aangetroffen» (Kamerstuk 27 625, nr. 412);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 november 2017 inzake het rapport Evaluatie doelmatigheid Drinkwaterwet (Kamerstuk 27 625, nr. 410);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 november 2017 met nadere informatie over de berichtgeving rondom de innamestops van ruw water door drinkwaterbedrijven (Kamerstuk 27 625, nr. 411);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 2 december 2016 inzake de Nationale Klimaatadaptatiestrategie 2016 (NAS) (Kamerstuk 31 793, nr. 162);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 24 november 2017 met reactie op het verzoek van het lid Arissen, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 21 november 2017 over het lozen van GenX in het oppervlaktewater (Kamerstuk 28 089, nr. 54).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Tijdink
Voorzitter: Van Oosten
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Arissen, Bisschop, Van Brenk, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Geurts, Laçin, Van Oosten, Sienot en Van Tongeren,
en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 12.00 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik stel voor dat we een aanvang nemen met het wetgevingsoverleg Water, in aanwezigheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Een wetgevingsoverleg kan ertoe leiden dat u moties kunt indienen. Dat zal dan het geval zijn in de tweede termijn.
Ik wil nog wel een paar huishoudelijke opmerkingen maken. We hebben een eindtijd met elkaar afgesproken, 19.00 uur. Ik zie het als mijn belangrijkste taak ervoor te waken dat we niet over dat tijdstip heen gaan. En het is natuurlijk mijn ambitie om het eerder af te ronden. Maar nogmaals, wat dat betreft ben ik als was in uw handen: dat is dan wel aan u. Ik wil afspreken dat we interrupties in tweeën doen en dat u het mij, als ik zie dat de een of de andere collega een enorm voorschot neemt of een koploperspositie inneemt in het aantal interrupties, toestaat om daar een opmerking over te mogen maken ter bescherming van de rest en ter bescherming van de eindtijd van 19.00 uur. Maar laten we kijken hoe we uitkomen. Ik zal ook de Minister aanspreken wanneer ik meen dat haar antwoorden op de interrupties et cetera wellicht wat lang duren. Maar we horen wel of dat aan de orde zou kunnen zijn.
We hebben spreektijden met elkaar afgesproken. Omdat het een wetgevingsoverleg is, bent u in principe vrij om dat onbeperkt te doen, maar we hebben net al de eindtijd afgesproken. U heeft ook allen een indicatietijd meegekregen. Ik stel voor dat u zich daar gewoon aan houdt. Dat is het makkelijkst. Normaal gesproken wordt voor de sprekersvolgorde de volgorde van de partijen gehanteerd. Maar ik heb net gevraagd of u er bezwaar tegen heeft als ik nu de volgorde hanteer waarin u bent gaan zitten. Daar lijkt u geen bezwaar tegen te hebben. Voor een groot deel lijkt dat ook wel overeen te komen met de lijst als zodanig. Maar niet helemaal: de heer Laçin is later binnengekomen. Hij maakt er geen bezwaar tegen om het anders te doen. Ik stel voor om dan maar gewoon te beginnen.
In dit geval betekent dat dat ik als eerste het woord geef aan de heer Remco Dijkstra namens de VVD. We blijven ook allemaal op dezelfde plek zitten, want ik heb ook weleens een situatie gehad dat de leden aan de andere kant gingen zitten, maar dat is bij deze commissie niet aan de orde.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. We hebben in Nederland allemaal droge voeten – dat hopen we althans, zeker vandaag met al die regen – terwijl twee derde van Nederland onder de zeespiegel ligt. Ik blijf dat persoonlijk echt een prachtige prestatie vinden, want Nederland zou regelmatig onder water staan zonder onze dijken, zonder onze bescherming. In dit gebied, het laagland onder de zeespiegel, wonen miljoenen mensen en wordt het grootste deel van onze dagelijkse boterham verdiend. Om ons allemaal te beschermen is het Deltaprogramma opgesteld, met daarin de Deltaplannen voor waterveiligheid, voor zoetwater en recent aangevuld voor ruimtelijke adaptatie.
Voorzitter. We zijn zo ongeveer het enige land ter wereld waarin investeringen in waterbeheer en waterkwaliteit langjarig gegarandeerd zijn. Momenteel worden alle dijken geïnspecteerd conform de nieuwe normen voor waterveiligheid, die eerder dit jaar zijn ingegaan. Met het geld vanuit het Deltafonds wordt zo een nieuw investeringsprogramma opgezet om ons veilig en droog te houden. Daarnaast investeert Nederland fors in waterkwaliteit. Voldoende beschikbaarheid van zoet water is van groot belang voor bijvoorbeeld de agrarische sector en de industrie. We hebben een flinke opgave als het gaat om de waterkwaliteit tot 2027, om te voldoen aan de Europese normen voor waterkwaliteit. Door de geografische ligging van ons land is het ook lastig om deze doelen te behalen.
Voorzitter. We hebben onze zaken goed voor elkaar in dit natte landje, maar dat is geen reden om achterover te leunen. Want de zeespiegel stijgt en er komen hevige regenbuien. Onze boeren hebben last van verzilting van de bodem, van ondergelopen akkers of, zoals vorig jaar, van verwoesting door hagel. De VVD wil los van hoe dit komt, zorgen dat mensen schoon drinkwater uit hun kraan hebben en geen ondergelopen kelders.
Ik zal mij bij dit wetgevingsoverleg richten op een aantal zaken. Ten eerste klimaatadaptie. Ten tweede: de plannen, maar hoe verder? Ten derde de topsector water. Ten vierde de waterveiligheid en ten slotte de waterkwaliteit.
Ik begin met klimaatadaptatie. Het is niet voor niets dat het nieuwe VN-klimaatcentrum, het nieuwe Global Center of Excellence on Climate Adaptation, aan Nederland is toegewezen. Ik was zelf aanwezig, samen met collega's, bij de lancering van het klimaatcentrum tijdens de klimaattop in Bonn. Ook de Minister was daarbij. Er was een goede stemming en het was een goede zaak dat dat naar Nederland komt. De kern van dit centrum is dat, als landen problemen hebben met gevolgen van klimaatverandering, zij bij dit VN-centrum terechtkunnen voor de beste oplossing, om ideeën uit te wisselen, om wereldwijd klimaatproblemen het hoofd te bieden. Wat werkt goed om mensen te beschermen tegen de stijgende zeespiegel en de gevolgen van het tekort of het teveel aan water? Maar naast dijken zijn er natuurlijk ook andere oplossingen denkbaar, zoals mangrovebossen, om, zoals we in Indonesië op dit moment testen, de golfslag van de zee te breken. 90% van alle natuurrampen op de wereld heeft te maken met water. Ook Nederland heeft zelf veel ervaring met waterproblemen. Kennis wordt gedeeld, maar ook de gevolgen van hitte of extreme droogte. Mijn vraag aan de Minister is hoe de rest van de wereld tegen Nederland aankijkt. Wordt klimaatadaptatie, naast water en voedsel, ons volgende exportproduct?
Ik complimenteer de Minister dat zij met het nieuwe Deltaplan voor ruimtelijke adaptatie en de nationale adaptatiestrategie laat zien dat Nederland vooroploopt in de wereld. Dat zijn grotendeels de verdiensten van zeven jaar een VVD-Minister, uw voorgangster Melanie Schultz van Haegen, aan het roer. Zij was ook een prominente ambassadrice op het gebied van watermanagement voor ons land, en ik hoop dat u dat ook bent in de toekomst.
Aanpassen aan veranderde omstandigheden en bescherming zoeken tegen wateroverlast is altijd goed. De strijd tegen water zit ons van oudsher in de genen. Maar toch is het niet vanzelfsprekend. Het blijft nodig om de waterberging in steden te verbeteren en te onderhouden, en om veilige dijken en genoeg afvoer via rivieren en rioolnetwerken te garanderen. En wie is dan verantwoordelijk voor wat? De waterschappen vervullen belangrijk werk en ook gemeenten en steden zijn zich steeds bewuster van wat nodig is om droge voeten te houden. Het maken van afspraken met decentrale overheden, en het klimaatbestendiger maken en inrichten van Nederland, is daarom verstandig. De waterschappen vragen om extra middelen en bieden de steden hun expertise aan. Hoe gaan we dat verder invullen? Hoe gaan we het geld verdelen? Voor welk doel en met welk concreet meetbaar resultaat?
Dan de topsector Water. Internationaal is die topsector goed voor ongeveer 2% van onze export. Hij heeft een toegevoegde waarde van bijna 6,5 miljard euro per jaar. Daar is de VVD blij mee.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Eerst even een check. Is dit laatste stukje van het betoog van de heer Dijkstra het enige wat hij over de Financiën zegt? Of komt hij daar nog op terug?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Welke financiën bedoelt mevrouw Van Tongeren? Want ik heb zo meteen wel nog een vraag over de 230 miljoen die de Deltacommissaris heeft beoogd.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dan wacht ik wel tot de opmerking over de Deltacommissaris. Ik heb zelf wat vragen over hoe de VVD daartegen aankijkt. Dan kan de heer Dijkstra pratende alvast nadenken over watermanagement, -beheer en -onderhoud en de mogelijke tekorten in die categorie.
De voorzitter:
Prima, vervolgt u uw betoog.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ja, ik ga verder. Ik was bij de Topsector Water, en zo meteen kom ik nog op een tweetal bedragen. Die topsector heeft een toegevoegde waarde van 6,5 miljard. Daar zijn we blij mee. Welke groeimogelijkheden zijn er verder nog? Welke specifieke niches zouden we eventueel kunnen invullen? Hoe gaan we meer kansen pakken, met water en watermanagement, voor deze topsector? En wat is de vooruitgang bij het Nederlandse klimaatfonds? Hoe voorkomen we allerlei invulling – soms wel hobbymatig, zo lijkt het wel – zodat zo meteen de flexibiliteit ontbreekt die we met elkaar wensen? Hoe kunnen bedrijven en kennisinstellingen in Nederland profiteren van deze exportkansen? En welke belemmeringen zijn er nog? Hoe zit het met het verlenen van exportkredieten, wat in het verleden een probleem was? Hoe speelt het ministerie een rol richting de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking als het gaat om die internationale klimaatgelden, om ervoor te zorgen dat onze baggeraars, onze onderzoekers en ingenieurs er wijzer van worden? Spelen die exportkredieten nog steeds een grote rol om onze bedrijven overzee een concurrerende positie te kunnen verschaffen? En welke rol kan de overheid hebben als wij als eerste klant iets gaan doen?
Voorzitter. Wij lopen internationaal voorop. Niet voor niets kijkt de hele wereld naar Nederland om te zien hoe die gekke Hollanders het hier in hun kikkerlandje doen qua waterveiligheid en beheer. De VVD is er op trots op dat Nederland als een van de weinige landen ter wereld investeringen heeft gedaan in waterbeheer en waterkwaliteit, en dat we dat dus ook langjarig garanderen. Dat we met deze kennis ook nog eens geld kunnen omzetten door andere landen in de wereld te helpen met hun waterproblematiek, is een mooie bijkomstigheid. Dit is een schoolvoorbeeld van hoe omgevings- en klimaatbeleid met economie samen kunnen gaan. En wil de Minister ter inspiratie van ons en anderen voorbeelden met ons blijven delen? We moeten onze successen volgens mij vieren. En hoe betrekken we onze inwoners, kennisinstellingen en bedrijven daar meer bij?
Ik kom op waterveiligheid. Ons deltaprogramma is zo opgezet dat we tijdig kunnen bijsturen. Dat biedt de beste garantie voor het voorkomen van schade. Ik heb wel vragen over de financiering en de invulling daarvan richting de decentrale overheden. Zo wil de Deltacommissaris meer geld: 230 miljoen per jaar over de periode 2018–2025. Dat is dus zeven keer 230 miljoen. Dat is dan bedoeld voor projecten van Ruimte voor de Rivier en klimaatadaptatieprojecten. Ook de Unie van Waterschappen roert zich, net zoals milieuorganisaties, die nu al een bestemming voor het geld weten. Ik wil graag van de Minister weten wat ze daarvan vindt, want het geld is natuurlijk niet oneindig. Gelet op de opgave die we tot 2050 hebben, moet het beschikbare geld wat betreft de VVD gaan naar de kerntaak «waterveiligheid». Investeren in veiligheidsprojecten in combinatie met natuurontwikkeling kan nuttig zijn, bijvoorbeeld in het kader van bouwen met de natuur, maar het kan niet zo zijn dat versterking van de natuur vooropstaat in plaats van het behouden van droge voeten. In het regeerakkoord is 275 miljoen gealloceerd voor natuur en waterkwaliteit. Graag hoor ik van de Minister wanneer de Kamer een nadere uitwerking krijgt. Eventueel heb ik daar al een motie voor.
Ik kom op het blokje «overzees, waterkwaliteit, nieuwe stoffen en drinkwater». Daarna kom ik tot een afronding, voorzitter.
Bij «overzees» heb ik een vraag naar aanleiding van de orkaan Irma. Deze verwoestte de watervoorziening op de Bovenwindse Eilanden Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten. Gelukkig is het snel hersteld. De ellende is groot. Hoe kunnen we de beschikbaarheid van drinkwater orkaanproof maken? De kwetsbaarheid is groot. De gevolgen zijn ook groot, want schoon drinkwater is een eerste levensbehoefte. Kan de Minister ons specifiek informeren over de drinkwatervoorziening en de toekomstbestendigheid van de situatie op de BES-eilanden en Sint-Maarten?
Wat betreft de waterkwaliteit zitten we met de situatie dat ons open water inmiddels zo schoon is dat er soms onvoldoende voedingsstoffen voor vissen in zitten. Het is schoon, maar tegelijkertijd halen we de Europese normen voor waterkwaliteit niet gemakkelijk. Dat doet eigenlijk geen recht aan onze inzet en aan de prestaties van Nederland. Door onze ligging blijven we afhankelijk van de inzet van buurlanden. Er zit ook een spanningsveld tussen veiligheid en kwaliteit. Denk aan het afsluiten van open water, zoals in de provincie Zeeland is gebeurd. De strijd tegen het wassende zeewater is goed, maar de kwaliteit holt door de stilstand wel achteruit en dat levert weer nieuwe problemen op.
Ik kom nu op het kopje «nieuwe stoffen». Een Europese aanpak om op te treden tegen medicijnresten, hormoonverstorende stoffen, nitraten en gewasbeschermingsmiddelen in het water verdient de voorkeur. Daarmee krijg je een gelijk speelveld en vermijd je extra nationale regelgeving. Ik wil weten hoe het kabinet met relevante sectoren in gesprek gaat om deze problematiek aan te pakken. Transparantie over lozingen, met name van chemische stoffen, in ons water hoort daarbij, evenals dezelfde Europese meetmethoden. De kwaliteit van ons water is in de afgenomen decennia flink verbeterd, maar een geloosde stof als GenX zie je liever niet in het water. Nu lijken er ook meerdere bronnen te zijn, wellicht in het buitenland. Hoe zit dat? Zijn onze meetmethoden uniform? Hoe doen ze dat in Duitsland en België? Ook daar hebben ze immers chemische industrie, en wij zitten in het stroomgebied van de Rijn en de Maas.
We hebben in Nederland het best betaalbare drinkwater ter wereld en dat willen we graag zo houden. Het Nederlandse drinkwater kan overal veilig worden gedronken. Dat is ons veel waard. Ons drinkwater is goed. Dat blijkt ook weer uit recente brieven van de Minister, maar vooral ook uit proeven die dagelijks worden gedaan. In 99,93% van de metingen voldoet ons water. Tegenwoordig kunnen we ook stoffen waarnemen tot een miljardste gram. Dat konden we vroeger natuurlijk niet. Meten is weten. Maar het geeft ook weleens wat ophef als het niet goed is. We hebben een goede zuivering, maar het voorkomen aan de bron is zeker zo verstandig. Ook nieuwe stoffen moeten herkend kunnen worden. Ik zie dat het regeerakkoord daar ook in voorziet. Dat juicht de VVD toe. We worden graag op de hoogte gehouden.
Voorzitter, ik kom tot een afronding. Ik heb gesproken over klimaatadaptatie, veiligheid en waterkwaliteit. De VVD wil...
De voorzitter:
Mijnheer Dijkstra. Ik dacht dat mevrouw Van Tongeren nu wilde interrumperen, maar u mag van haar uw afronding afmaken. Neem me niet kwalijk.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De VVD wil kosteneffectieve maatregelen die rekening houden met een gelijk speelveld. Dat is niet alleen belangrijk voor ons drinkwater, maar ook voor onze economie, want de land- en tuinbouw en de procesindustrie kunnen niet zonder water. Dan zijn er niet per se extra regels nodig, maar wel slimmere maatregelen en handhaving. Laten we ons land beschermen en de kwaliteit van ons water bewaken. Water biedt ons kansen. Ons waterrijke land moet veilig zijn om te wonen met droge voeten en zo min mogelijk overlast, voor nu en in de toekomst. Dat blijft een opgave waaraan we blijven werken.
Dank u wel.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Omdat het een begrotingsbehandeling is, wil ik een specifieke vraag stellen. Hoe kijkt de VVD nu naar de begroting? Het lijkt er toch heel erg op dat er een jaarlijks tekort is van bijna 20 miljoen bij het watermanagementbeheersysteem en onderhoudssysteem. Ook is er een dreigend bij het hoofdwatersysteem vanwege uitgesteld onderhoud. We hebben daar ook een technische briefing over gehad van de Rekenkamer. We hebben net een mooi pleidooi gehoord van alles wat wij doen op watergebied en hoe belangrijk dat is. Het lijkt me zorgelijk als daar tekorten in vallen. Ik ben dus benieuwd hoe de VVD daartegen aankijkt. Als de heer Dijkstra daar geen mening over heeft, kunnen we die vraag samen misschien ook aan de Minister stellen. Hoe worden deze tekorten opgevangen? En als ze niet opgevangen worden, wat voor effecten heeft dat dan op het hoofdwatersysteem en op het onderhoud?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik stel voor dat u die vraag ook aan de Minister stelt. Ik ben net zoals u geïnteresseerd in het antwoord. Nu heb ik wel gemerkt, ook in andere sectoren, dat politiek betekent dat je keuzes moet maken. Economie is een soort wetenschap over schaarste en over de verdeling van middelen. Als je alle wensen in heel Nederland zou willen honoreren, of dat nou gaat om water of wegen, waar we morgen over komen te spreken, dan zou je eigenlijk een soort geldboom in de tuin willen hebben waarvan je oneindig kunt putten. Dat is natuurlijk niet het geval. Als het gaat om water moeten wij dus ook keuzes maken. Wij zeggen daarbij: veiligheid staat voor ons voorop. Daarnaast kun je ook allerlei nevendoelen realiseren, maar veiligheid staat voorop. Er blijft altijd een spanning tussen het beschikbare geld en wat je daarmee wilt bereiken. Wat ik in mijn pleidooi heb proberen te benadrukken, is dat wij op de goede weg zijn, maar dat we niet achterover moeten leunen. We moeten continu investeren en innoveren. Maar het blijft keuzes maken, ook qua centjes.
De voorzitter:
Afrondende vraag, mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat was een serie van aaneengeschakelde clichés die bij elke begrotingsbehandeling de komende maanden toegepast kan worden. Ik wil dit meer specifiek. Als waterveiligheid zo belangrijk is, deelt de VVD dan met mij dat je op waterveiligheid geen tekorten kunt hebben in de begroting?
De voorzitter:
Ten slotte, meneer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Nee, ik wil dat wij droge voeten houden. Alles wat daarvoor nodig is, moeten we zeker doen. Maar er zijn altijd keuzes te maken. We hebben bepaalde risico's met elkaar afgesproken. Helemaal nul risico is natuurlijk niet realistisch.
De heer Bisschop (SGP):
Ik zou daar toch graag even op door willen gaan. Dat scheelt mij straks weer spreektijd. Bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma is 81 miljoen weggehaald en de programmering is voor 49 miljoen opgehoogd. Dat leidt toch bijna definitief tot budgetoverschrijding? Het lijkt mij dat dit het aangewezen moment is om in ieder geval elkaar te bevragen naar de mogelijkheden die wij zien om dat te dekken. En via elkaar moeten wij de vraag ook bij de Minister neerleggen. Dat doe ik dan bij dezen maar alvast, maar ik ben ook zeer benieuwd naar de reactie van collega Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Een beetje hetzelfde antwoord: extra geld is altijd welkom, maar je zult ook af en toe keuzes moeten maken. Soms kunnen dingen heel mooi samengaan. Denk aan klimaatadaptatie en waterveiligheid. Er zijn heel mooie combinaties waarbij je de ruimtelijke ontwikkeling kunt koppelen aan waterveiligheid, puur bijvoorbeeld omdat het vaak een heel mooie plek is om te wonen. Ik ben op zoek naar dat soort koppelkansen om te kijken of je met minder middelen meer kunt doen. Als je minder middelen hebt, vraag ik me af of je niet creatief kunt zijn om eventueel extra verdienmodellen daarin te brengen, puur omdat mensen bijvoorbeeld heel graag aan het water willen wonen. Afgelopen week zag ik nog voorbeelden van waar dat heel gewild was door mensen. Daar ben ik naar op zoek. Een mooi voorbeeld is bijvoorbeeld ook de nevengeul bij Lent. Daar is recreatie toegevoegd aan het primaire doel, namelijk waterveiligheid.
De heer Bisschop (SGP):
Betekent dit dan bijvoorbeeld dat collega Dijkstra in het hoogwaterbeschermingsprogramma een taakstellende bezuiniging van 32 miljoen accepteert, zijnde minder 81 miljoen en toegevoegd extra programmering... Wat zeg ik? Eigenlijk is het verschil nog veel groter, want je moet het optellen. Dat conflicteert toch met elkaar? Dat kunnen wij, denk ik, in een begrotingsbehandeling niet afdoen met te zeggen: oké, dan is dat even een ongedekte cheque. Ik heb ook niet een-op-een de oplossing, maar ik zou de heer Dijkstra nadrukkelijk willen uitdagen om zijn financiële brein hierop los te laten en wat dekkingsmogelijkheden aan te geven.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik stel voor dat wij deze vraag doorgeleiden naar de Minister. Ik moet eerlijk zijn; ik weet niet precies wat je voor 32 miljoen of voor 40 miljoen kunt doen en waar die verschillen precies zitten. Ik weet wel dat wij in dit land keuzes moeten maken. Wij zeggen: waterveiligheid op één. Laten wij iedere euro nu zo goed mogelijk inzetten, laten wij kijken of wij extra euro's kunnen maken, maar het is niet oneindig, mensen! Laten wij elkaar niet voor de gek houden. Er zijn heel veel wensen op heel veel gebied en wij zullen daarin keuzes moeten maken en ons laten informeren door de specialisten in het veld. Volgens mij hebben wij in Nederland behoorlijk wat mensen in huis die heel goed weten wat precies nodig is en daar luister ik graag naar.
De voorzitter:
Het is duidelijk dat dit onderwerp nog terugkomt. Het thema water kan zich verheugen in veel interesse van de zijde van de Kamer, want ook collega Arissen van de Partij voor de Dieren is aangeschoven. Dit betekent dat ik u allen, inclusief de staf en de Minister, ga vragen om een plek op te schuiven. Nadat wij dat hebben gedaan is de heer Geurts aan het woord voor zijn bijdrage. Waar mevrouw Arissen nu zit, kan zij niet interrumperen en ik wil u haar interrupties niet onthouden. Dus wij moeten even één plek opschuiven.
Allemaal veel dank voor uw flexibiliteit, zou ik het maar willen noemen. Het woord is aan de heer Geurts namens het CDA voor zijn bijdrage in eerste termijn.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Nederland is een voorbeeld in de wereld door onze waterwerken zoals de Deltawerken, de Afsluitdijk en de grote droogleggingen. De uitdagingen voor de bescherming van onze kustlijn en het overstromingsgevaar bij grote rivieren blijven; met het Deltaprogramma beschermen wij ons hiertegen. Het CDA ziet ook uitdagingen voor de toekomst. Zo zullen er op een gegeven moment sluizen moeten komen in de Nieuwe Waterweg. Is de Minister het met mij eens dat rekening moet worden gehouden met de komst van deze sluizen? Bieden grote werken als deze ook kansen voor de toekomst, zo vraag ik haar via de voorzitter. Verder ben ik benieuwd hoe de Minister het topsectorenbeleid water gaat vormgeven. Worden hier bijvoorbeeld Wetsus en de WaterCampus in Leeuwarden betrokken?
Dan kom ik bij waterveiligheid. Het CDA is ervan overtuigd dat de veiligheid centraal moet staan in het Deltaprogramma. Natuurlijk is het goed om te bekijken hoe bij de ruimtelijke inrichting ook andere aspecten als natuur, recreatie en mogelijk andere economische activiteiten betrokken kunnen worden. Echter, niet vergeten moet worden dat de waterveiligheid het belangrijkste doel is. Daarom vraag ik aan de Minister wie de regie heeft om bij het proces voor hoogwaterbeschermingsprojecten te borgen dat de veiligheid van al onze inwoners centraal staat.
Dat is het bruggetje naar de onrust over het hoogwaterbeschermingsplan voor Varik-Heesselt. De plannen kennen voor- en tegenstanders. Vele bewoners in dit gebied zijn bezorgd en dat geeft onzekerheid. Diverse inwoners van Varik en Heesselt vrezen dat zij in een gevaarlijke badkuip komen te wonen. Daarnaast zijn er vele vragen te stellen bij de technische oplossingen zoals een valmuur en de beoogde kosten. Ik heb de volgende vragen aan de Minister. Hoe is de stand van zaken rondom Varik-Heesselt en welke rol heeft de Tweede Kamer nog in dit proces? Want voor het CDA staat waterveiligheid voorop en niet eerst het creëren van nieuwe natuur tegen onbekende kosten en met minder veiligheid. Daarom moet goed bekend zijn wat wij willen bereiken voor de waterveiligheid, op welke manieren die gerealiseerd kan worden en welke gevolgen deze varianten hebben voor mensen en voor de kosten die zij met zich brengen. Is dit voldoende in beeld, zo vraag ik de Minister.
Dan kom ik bij de Markermeerdijk. Ik heb met de vorige Minister gediscussieerd over nut en noodzaak van een gemaal in de Houtribdijk. Ik wilde graag op korte termijn onderzoek laten doen naar een plan voor een gemaal. De toenmalige Minister zag de urgentie niet. Intussen is de situatie alweer gewijzigd, want door de Deltacommissaris is een nieuwe oplossing voor Uitdam aangedragen. Bij Uitdam komt er een vooroeverbestorting met een aantal versterkingen door middel van stalen nagels. De uitvoering van de versterking bij Durgerdam wordt uitgesteld. Nu vraag ik mij af of de oplossing die de Deltacommissaris voor Uitdam heeft bedacht, niet ook geschikt is voor een groter stuk van de Markermeerdijken. Is de Minister bereid dit te bekijken? En zo ja, op welke termijn? Om onduidelijkheden te voorkomen: als ik spreek over «geschikt voor een groter stuk», dan heb ik het niet over Hoorn en zijn projecten voor het strand-, fiets- en voetpad Westerdijk.
Voorzitter. Ik kom bij klimaatadaptatie. Ons land moeten we ook beschermen tegen extreem weer, zoals hitte, droogte en grote regenval. Het CDA hoort graag hoe de Minister aankijkt tegen het omgaan met extreem weer. Welke rol ziet zij hierbij weggelegd voor het ministerie en de Rijkswaterstaat en welke voor de waterschappen en het individu? Vorig jaar is mijn motie inzake klimaatadaptatie door de Kamer breed omarmd en is de regio Zuid-Nederland als koploper gepositioneerd. Ik hoor graag van de Minister wat in de praktijk de feitelijke gevolgen hiervan zijn voor deze koploperregio. Ziet de Minister voor het Rijk een rol als aanjager weggelegd, met een financiële ondersteuning voor koploperprojecten ten behoeve van klimaatadaptatie? Limburg, en met name het waterschap in Limburg, Gelderland en Overijssel zijn al voortvarend bezig met klimaatadaptatieprojecten. Ziet u ruimte voor het Rijk om hieraan bij te dragen?
Dan kom ik bij de waterkwaliteit.
De voorzitter:
Meneer Geurts, voordat u aan het volgend blokje begint, wil mevrouw Van Tongeren u nog een vraag stellen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik begin benieuwd te worden naar de amendementen van het CDA op de begroting. Ten eerste is er gevraagd om een sluis in Nieuwe Waterweg. Ik ben benieuwd hoe het CDA dat wil gaan dekken. Het Deltafonds kent nu al een tekort. Daar hadden wij het net al even over in het interruptiedebatje. De heer Geurts pleit terecht voor meer geld voor klimaatadaptatie; dat is nodig. Dat ben ik roerend met hem eens. Wellicht kunnen wij hiervoor samen een mooi amendement schrijven opdat er meer geld die kant op gaat. Hoe kijkt het CDA daartegen aan?
De heer Geurts (CDA):
Het is mooi dat de GroenLinksfractie het vandaag over geld heeft. Ik kijk even terug naar de historie rondom de sluis bij de Waterweg. Dit bevindt zich in een fase waarin zo ongeveer nog aan de planvorming moet worden begonnen. Vorig jaar heb ik daar tijdens de debatten uitgebreid met de Minister over gesproken. Ik zal dat hier vandaag niet herhalen, maar dit bevindt zich echt in een voorstadium van planvorming. Er is dus nog helemaal geen sprake van dat hiervoor gelden richting een begroting gestuurd moeten worden.
Bij het tweede punt, rondom klimaatadaptatie, heeft mevrouw Van Tongeren niet heel goed geluisterd. Ik dank haar voor deze interruptie, want nu kan ik daar wat nader op ingaan. Ik vraag de Minister of zij de koploperprojecten ziet. Die vinden op dit moment plaats met gelden uit de regio zelf. Om die wat verder te brengen, zou er mogelijk wat geld van de overheid bij moeten. Mijn open vraag aan de Minister is of zij daartoe bereid is. Tegen de GroenLinksfractie zeg ik dat dit niet vandaag, niet van de week of dit jaar hoeft. Als de Minister daartoe bereid is, mag zij daar wat mij betreft met voorstellen over komen. Die kunnen wij dan volgend jaar bij de Voorjaarsnota bespreken. Het huidige kabinet is immers net is aangetreden en heeft nog te maken met de begroting van een vorig kabinet. Ik kan mij heel goed voorstellen dat dit bij de Voorjaarsnota wordt betrokken. Zo wordt de Minister ruimte gegeven om haar beleid vorm te geven.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, een eventuele vervolgvraag?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. We hebben de lopende begroting, maar het Deltafonds kent fondsvorming. In van allerlei stukken met achtergrondinformatie, die de heer Geurts vast ook heeft gelezen, staat dat het tot 2031 min of meer is belegd met de huidige plannen. De enige manier om het te doen, is dus radicaal schrappen in de huidige plannen of geld bijpassen op de lange termijn. Als het plan voor Nieuwe Waterweg pas is bedoeld voor na 2031 en verdere plannen voor klimaatadaptatie wat betreft het CDA ook pas na 2031 moeten worden uitgevoerd, dan blijft de tekst overeind. Zo niet, dan zou het CDA aan moeten geven waar die fondsen dan vandaan zouden moeten komen. Dit is een begrotingsbehandeling, dus vandaar dat GroenLinks het over geld heeft.
De heer Geurts (CDA):
Ik zal proberen het kort te houden. De sluis is in ieder geval niet al volgend jaar aan de orde. De planvorming moet nog beginnen. Dus ik zie nog niet dat we hiervoor zouden moeten bijsturen in de begroting. Ik proef in ieder geval steun van GroenLinks voor het sluizenplan, wat al winst is. Wat betreft het laatste punt over klimaatadaptatie: als u het regeerakkoord goed gelezen heeft, zijn er een aantal posten die op dit moment nog staan bij Financiën en die door de Minister geactiveerd kunnen worden mits ze daar een goed beleidsplan en afrekenbare doelen bij heeft, zoals dat gebruikelijk is. Die kunnen dan geactiveerd worden. Ik kan mij heel goed voorstellen dat dat plaatsvindt bij de Voorjaarsnota volgend jaar.
De voorzitter:
Ik zag ook nog een vraag van de heer Sienot.
De heer Sienot (D66):
We delen natuurlijk de ambitie van het CDA om klimaatadaptatie te bevorderen. Waar we wel van opkijken is het feit dat dit specifiek voor deze drie provincies wordt ingestoken, terwijl het volgens mij een probleem is dat landelijk met voortvarendheid moet worden opgepakt. Is het CDA dat met ons eens?
De heer Geurts (CDA):
Ja, maar wat je op dit moment ziet is dat in een aantal regio's in het zuiden van Nederland, met name Limburg, Brabant, Overijssel en Gelderland, waterschappen, gemeenten en provincies vooroplopen ten aanzien van deze materie. Dat noem ik dan koploperprojecten. Als we die nog wat verder vanuit het Rijk zouden kunnen aanjagen, zouden de uitkomsten daarvan voor heel Nederland toepasbaar gemaakt kunnen worden. Dat betekent dat men zich in andere waterschappen op andere projecten kan richten, maar men is daar nog niet zo ver als in deze provincie. Met name in de regio Zuid hebben ze natuurlijk te maken gehad met overstromingen, met weerrampen, wat de urgentie nog verder aangejaagd heeft.
De voorzitter:
Een afrondende vraag nog.
De heer Sienot (D66):
Dank voor deze onderbouwing. Ik blijf overeind houden dat het een landelijk probleem is dat landelijk snel moet worden aangepakt. Deze koploperregio's kunnen heel goed hun kennis delen met andere regio's. Ik zie juist ook weer in andere regio's dat daar ook koploperprojecten zijn. Ik denk aan Drenthe waar ze met De Onlanden heel slimme dingen hebben gedaan. Dus ik zou eigenlijk willen vragen of deze motie, deze oproep breder getrokken kan worden, want dan kan ik die wel goed volgen.
De voorzitter:
De heer Geurts voor eventueel een kort antwoord nog.
De heer Geurts (CDA):
Ik heb mij gericht op een aantal deelgebieden die echt vooroplopen. Ik zit even na te denken hoe ik dan de woorden van de D66-fractie moet interpreteren. Ik begrijp ze zo dat de koplopers iets minder hard moeten lopen zodat de rest van Nederland ook bij kan blijven. Welnu, dat is niet wat ik zoek.
De voorzitter:
ik stel voor dat u doorgaat met uw bijdrage. Wellicht dat de heer Sienot een reden voelt om er in zijn bijdrage weer op door te gaan, maar dat is straks aan hem.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter.
Dan kom ik bij waterkwaliteit. Het CDA leest dat er een supportteam is gekomen voor het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Goed dat er meer ondersteuning is voor het DAW. Het regeerakkoord maakt ook meer middelen vrij voor het verbeteren van de waterkwaliteit en dat kan heel gericht met maatwerk via het DAW. Is de Minister bereid om de mogelijkheden te bekijken om de werking en ondersteuning van het DAW te vergroten? De afgelopen jaren namen hoeveelheden medicijnresten, micro- en nanoplastics of andere hormoonverstorende stoffen toe in het oppervlaktewater. Mijn Europese CDA-collega Annie Schreijer heeft ook vragen aan de Commissie gesteld over hoe de transparantie van te lozen stoffen op het oppervlaktewater verbeterd gaat worden. Daarnaast maakt de CDA-fractie zich zorgen over de toenemende dumpingen van drugsafval. Bovendien wordt xtc in het rioolwater maar voor 50% in de rioolwaterzuiveringen afgebroken en komt die in ons grondwater terecht. Het regeerakkoord geeft aan dat het kabinet komt met een programma om stoffen op een kosteneffectieve manier terug te dringen. Wanneer komt de Minister hiermee naar de Kamer?
Bij de waterkwaliteit zijn we hard op weg de parameters op orde te krijgen, terwijl we hard doorwerken aan die kwaliteit, die ook steeds beter wordt. Wat de normeringen van de waterkwaliteit betreft is het belangrijk dat waterschappen rekening houden met alle aspecten en met de ruimte die de Kaderrichtlijn Water biedt. In dat kader vraag ik de Minister wanneer de resultaten van de regionale analyses in het kader van de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater naar de Kamer worden gestuurd.
Dan kom ik bij een heel ander onderwerp, namelijk doorvaart en medegebruik van windparken. Het CDA dringt er bij de Minister op aan om er in Europees verband ten behoeve van de doorvaart door Duitse windparken en in ons eigen land voor te zorgen dat doorvaart mogelijk wordt. In de laatste brief van de Minister staat dat er een second opinion komt en dat er daarom nog geen doorvaart zou zijn in 2017. Gaat de Minister doorvaart en medegebruik in 2018 wel mogelijk maken?
Dan de Marker Wadden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het onderwerp windparken boeit mij natuurlijk enorm. Stel dat wij de vissers toegang gaan geven tot alle windparken, wordt dan ook de belemmering opgeheven die nu hier en daar door de visserij wordt opgelegd aan het aanwijzen van gebieden voor windparken? Het is van tweeën een: of niet in een windpark vissen, en dan kun je op sommige plekken geen windparken neerzetten vanwege de visserij, of de vissers in die windparken toelaten, maar dan ook geen belemmeringen vanuit de visserij tegen nieuw aan te wijzen gebieden voor windparken.
De heer Geurts (CDA):
Ik zit even over deze vraag na te denken, want nu wordt gevraagd of ik weet of de visserij wel of niet belemmeringen gaat opwerpen. Op dit moment worden windparken neergezet, wordt daarna gekeken wat er in dat gebied nog meer aan economische activiteiten gebeurt en wordt gewoon de visserij verboden. U ziet ook – want daarom vraag ik dit ook – dat op dit moment doorvaart in bijvoorbeeld Duitse windparken, maar ook in Nederland niet mogelijk is, net zo min als medegebruik. Dus mag ook recreatief rondvaartverkeer in bepaalde windparken niet. Dus het is niet zo dat de visserij de belemmering is. Nee, de windparken zijn de belemmering geworden voor economische activiteiten. Met doorvaart bedoel ik dat vissers die nu uren moeten omvaren om op de visgronden te komen er wel doorheen mogen, zodat zij sneller naar de visgronden kunnen voor de visserij.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, nog voor een korte vraag. En ook in de richting van de heer Geurts: probeert u tot wat kortere antwoorden te komen, anders wordt uw bijdrage opgerekt, daar moet ik op letten.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Vanuit de visserij zijn natuurlijk wel degelijk allerlei belemmeringen naar voren gebracht, bijvoorbeeld om op de Doggersbank geen windmolenparken neer te zetten, want die zouden gevaarlijk zijn als vissersschepen daar tussendoor moeten varen. Vervolgens wordt van de parken die wel gerealiseerd worden gezegd: daar neemt de visstand natuurlijk toe, want dat zijn zeereservaten, dus daar willen wij nu graag vissen. Ik wil graag van de heer Geurts weten of we zorgen dat overal windparken kunnen komen zonder belemmering vanuit de visserij, of dat we zeggen: die parken komen maar op beperkte plekken en dan blijft de visserij daar ook uit. Het is het een of het ander. Er is wel degelijk vanuit visserijbelang over hele stukken van de Noordzee gezegd: daar mogen geen windparken komen, want wij willen daar vissen.
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk, mevrouw Van Tongeren. De heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
De CDA-fractie betoogt al vele jaren – anders verval ik in herhaling – dat ze doorvaart en medegebruik van windparken mogelijk wil maken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw bijdrage.
De heer Geurts (CDA):
Dan kom ik bij de Marker Wadden. Dat gaat over de opgespoten eilanden in het Markermeer. Welke ecologische doelen wil men hiermee bereiken en worden deze doelen nu ook gerealiseerd? Dat vraag ik via de voorzitter aan de Minister. Wordt verder bijgehouden wat dit project precies oplevert, zodat dat kan worden meegenomen in de beslissing over een mogelijke tweede fase?
Ik kom bij mijn laatste punt, de evaluatie van de Drinkwaterwet. Het CDA vraagt al enige tijd naar verbeteringen van de financiële verantwoording van de waterbedrijven. Eigenlijk wordt al jaren niet voldaan aan de wet. Uit de evaluatie blijkt dat de causale relatie tussen de prestatievergelijking, daling van de kosten en de doelmatigheid van de sector niet kwantitatief kan worden vastgesteld. De aanbeveling wordt gedaan om dit te verbeteren door periodiek onafhankelijk onderzoek. Over deze aanbeveling zegt de Minister «interessant», maar ze verplicht het niet. Uit de evaluatie blijkt dat ILT voor de prestatievergelijking niet echt een meerwaarde heeft, omdat dit al gedaan wordt door de Vewin. Het invullen van de prestatievergelijking wordt ook in de brief van de Minister neergelegd bij de sector. Ik vraag de Minister of het mogelijk is dat ILT de gegevens van de drinkwaterbedrijven in de prestatievergelijking zou controleren. Ik vraag mij namelijk af wat in het huidige systeem de rol is van ILT. Wat betekent toezicht als je de gegevens niet controleert? Dan is het alleen een check of je alle vakjes hebt ingevuld. Na vijf jaar zou je toch vast moeten kunnen stellen wat er beter kan aan het systeem en daarop moeten kunnen acteren?
Voorzitter, ik ben mooi binnen de tijd gebleven.
De voorzitter:
Zeker, waarvoor dank. Dan geef ik nu het woord aan de heer Sienot namens D66.
De heer Sienot (D66):
Dank u wel.
Voorzitter. 250.000 mensen en 1 miljoen dieren moesten worden geëvacueerd uit het rivierengebied tijdens de hoogwaters van ’93 en ’95. Zo'n situatie ligt nu veel minder voor de hand, want op 30 plaatsen hebben we rivieren de ruimte gegeven. Geen hogere dijken, toch droge voeten. Nederlanders vinden altijd weer nieuwe wegen om te leven met het water. We vragen ons nu vaker af: hoe kan specifieke natuurontwikkeling ons helpen in de strijd tegen het water? We bedenken slimme oplossingen. Natuur waar het kan, techniek waar het moet. En de wereld kijkt nieuwsgierig mee. Mijn collega van de VVD zei het ook al.
Frisdenker Daan Roosegaarde wierp onlangs nog nieuw licht op een icoon van onze strijd tegen water: de Afsluitdijk. Je rijdt daar nu door een lichtpoort zonder elektrische verlichting. De monumentale torens aan beide kanten van de dijk lichten alleen op als je met je koplamp erop schijnt. Geen stroom, toch licht op de Afsluitdijk. Dat typeert hoe wij waterveiligheidsprojecten zien. Zorg voor droge voeten en pak meteen kansen mee, voor natuur, recreatie en ondernemerschap. In mijn bijdrage licht ik graag toe hoe wij als D66 deze typisch Nederlandse manier van fris kijken willen voortzetten om veilig te blijven leven aan en van het water. Ik stip daarbij drie punten aan: waterveiligheid, waterkwaliteit en klimaatadaptatie.
Bij diverse waterveiligheidsprojecten bouwen we samen met de natuur. Denk aan de Waalsprong in Nijmegen of aan het strand bij de Hondsbossche Zeewering. In het jargon, dat ik na drie weken inmiddels een beetje heb geleerd, heet dat «meekoppelkansen». Hoe wil de Minister deze aanpak voortzetten? Vaak zien we bij waterveiligheidsprojecten een wirwar van overheden en overheidsinstanties met elk verschillende taken en verantwoordelijkheden. Dat levert een complex samenspel op tussen een of meerdere gemeentes en provincies, Rijkswaterstaat, het Rijksvastgoedbedrijf, de Deltacommissaris. Maar als we meekoppelkansen echt goed willen benutten, dan is ook helderheid over wie waarover gaat van groot belang. Mijn voorganger, Rob Jetten, stelde eerder dit jaar Kamervragen over de Spiegelwaal bij Nijmegen. Het was voor de lokale zwemvereniging namelijk niet helder wat nu wel en niet mocht op het nieuwe water. Dat is ongewenst. Het kost ook nog eens veel geld om een vergunning te krijgen. D66 pleit daarom voor één loket waar initiatiefnemers na afronding van een waterveiligheidsproject terechtkunnen voor het ontplooien van nieuwe activiteiten, als het even kan tegen een faire kostprijs. Ik overweeg een motie op dit punt.
Voorzitter. Als we water de ruimte geven, houden we natuurlijk wel rekening met de mensen die al wonen in een nieuw aangewezen inundatiegebied. Neem de mensen in de Rondehoep in gemeente Ouder-Amstel. Wat kan het Rijk betekenen voor de inwoners die daar net buiten het officiële inundatiegebied wonen? Want als het water echt hoog komt, vrezen ook zij voor natte voeten. Graag horen wij dat de Minister toezegt dat ook zij voor deze mensen bekijkt welke garanties geboden kunnen worden in het geval het water hun onverhoopt tot de lippen staat.
Wat te denken van Varik-Heesselt? Mijn collega van het CDA repte er net ook al over. De variant met een hoogwatergeul zorgde daar voor veel commotie. Wij vragen ons af: kan de Minister als de keuze valt op eilandvorming daadwerkelijk de veiligheid voor die inwoners garanderen? Wil zij toezeggen dat zij bij de definitieve besluitvorming extra aandacht besteedt aan de door de bewoners gewenste invulling van de droge geul, die echt iets toevoegt aan het gebied?
Ten slotte op dit punt wil ik de Minister vragen naar de stand van zaken van het onderzoek naar maatregelen met buurlanden om hoog water te voorkomen. Mijn collega Salima Belhaj heeft daar eerder een motie over ingediend.
Daarmee kom ik op het tweede punt dat ik wil aanstippen: waterkwaliteit. Dat is ook zo'n vanzelfsprekendheid. Gezond water stroomt zo uit de kraan. Houwen zo! Ik sluit overigens om te beginnen graag aan bij de vraag van de VVD over de BES-eilanden. Dan sta ik graag stil bij een aantal punten die D66 ook belangrijk vindt. Allereerst het terugdringen van medicijnresten. Dat begint voor ons bij de bron. Wat niet in het water komt, hoef je er ook niet uit te halen. Succesvolle proeven op dit gebied moeten wij niet langer zien als een prachtig voorbeeld, maar als de nieuwe standaard. Dokters kunnen bewuster voorschrijven door rekening te houden met milieueffecten. We kunnen diclofenac bijvoorbeeld vervangen door het milieuvriendelijker alternatief naproxen. Ziekenhuizen kunnen het afvalwater ter plekke zuiveren. Het bevat daarna geen medicijnresten meer. Apothekers kunnen op nog veel meer plaatsen helpen om medicijnresten en niet-gebruikte medicijnen in te zamelen. In 25% van de gemeenten verloopt dat helaas nog steeds moeizaam. Wij zijn benieuwd of de Minister de voorbeelden die ik noemde ook als een nieuwe standaard ziet. Wij hebben een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om achterblijvende gemeenten aan te sporen om apothekers te benutten bij de inzameling van medicijnen
Dat brengt mij op Chemours. Je komt er bijna niet omheen als je het over waterkwaliteit hebt. Bij het debat over Chemours vroeg mijn collega Jessica van Eijs per motie om een actieve informatie- en monitoringsplicht voor bedrijven die stoffen lozen in het water. Hoe staat het met de uitvoering van deze aangenomen motie? Graag krijg ik een reactie van de Minister.
Als je praat over waterkwaliteit, ontkom je al helemaal niet aan de Kaderrichtlijn Water. Deze norm is soms wel drie keer strenger dan die uit de Nitraatrichtlijn. Het regeerakkoord roept op tot samenwerking tussen overheden, tot maatwerk en pilots om te voldoen aan deze richtlijnen. Hoe gaat de Minister dit plan uitvoeren? Mijn collega van de VVD, Remco Dijkstra, had het ook al over de 275 miljoen die gereserveerd is voor natuur en waterkwaliteit. Wij zien graag dat met dat geld een blijvend positief effect wordt bereikt. De gezamenlijke natuurorganisaties hebben daarvoor een interessant voorstel. Wij zijn benieuwd of de Minister hierover serieus met hen in gesprek wil gaan.
De voorzitter:
voordat u met het volgende blokje begint: mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook ik werd enthousiast over het voorstel van een aantal natuur- en milieuorganisaties en ook omdat nu al twee keer de BES-eilanden zijn genoemd. Ik was benieuwd of de Sienot iets concreter kan zijn. Dat wij moeten helpen bij de gevolgen van die orkaan is vanzelfsprekend, maar hierbij gaat het echt om het toevoegen van natuur- en waterkwaliteit, ook op de BES-eilanden. Aan wat voor dingen wordt dan bij D66 bijvoorbeeld gedacht?
De heer Sienot (D66):
Ik denk dat je die vraag vooral lokaal op een goede manier moet oplossen. Het lijkt mij niet zinnig om daar nu heel concrete voorbeelden bij te noemen. Ik denk dat het goed is, nu dat eiland zo is getroffen door die ramp, de mensen daar te helpen op een manier die past bij de regio. Dat weten ze daar goed en wij hebben allerlei experts die hen daar heel goed bij kunnen helpen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben toevallig woordvoerder Koninkrijksrelaties, dus wellicht heb ik het daardoor iets helderder in beeld, maar de BES-eilanden zijn bijzondere gemeenten van Nederland. Daarvoor wordt nu geld gevraagd. Sint-Maarten is een zelfstandig land. Dat krijgt hulp van ons omdat daar een orkaan is geweest. Ik kan mij voorstellen dat nog niet iedereen helder heeft wat er nodig is, maar een groot probleem is daar natuurlijk hoe je aan drinkwater komt. De heer Dijksma zei het al. Als er uit die hoek wat steun komt voor een goede behandeling, zodat daar voor iedereen goed en schoon drinkwater beschikbaar is, ben ik heel blij met de uitspraken van D66.
De voorzitter:
U bedoelde de heer Dijkstra natuurlijk, maar goed. De heer Sienot ter afronding, of niet. Wat u wilt.
De heer Sienot (D66):
Het wordt een beetje kritisch. Het lijkt op de inbreng van de heer Dijkstra enigszins geamendeerd door GroenLinks en dan met mijn duiding.
De voorzitter:
Dat gaan wij niet doen. Voor u uw bijdrage vervolgt, is er nog een vraag van de heer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik ga even door op het punt van de medicijnen. Hoe ziet u dat voor zich? Medicijnen worden aan mensen uitgedeeld; ik hoop niet te veel, maar ook niet te weinig. Die medicijnen moet je doorslikken. Wat je over hebt of wat over de datum is, moet je weggooien of, beter nog, terugbrengen naar de apotheek. Wat is nu precies de rol van de rijksoverheid hierin? U heeft het enerzijds over de VNG, over de apothekers en over de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Anderzijds hebben we te maken met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat als het gaat om zuivering. We hebben echter te maken met het Ministerie van VWS die moet controleren of wel de goede medicijnen worden voorgeschreven. Gaan we op dat vlak ook iets doen? Ik ben een beetje confuus. Hoe ziet u dat voor zich en wat is de rol van dit ministerie om ervoor te zorgen dat mensen die medicijnen over hebben of niet meer gebruiken, die netjes terugbrengen?
De heer Sienot (D66):
Dank voor deze vraag. Kijk, er is de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water. Het Rijk heeft de verantwoordelijkheid om dat te coördineren. Er zijn verschillende afspraken voor apothekers gemaakt, zodat zij makkelijk en zonder kosten als een vooruitgeschoven post de medicijnresten in kunnen zamelen. Ik haal mijn medicijnen bij de apotheek – gelukkig niet zo vaak – en als ze over zijn, kan ik ze daar ook weer inleveren. Dat is de normale en ook gezonde route. Die willen wij bevorderen. In 75% van de gemeenten gaat het al goed. In 25% van de gemeenten blijft het achter ondanks de gemaakte afspraken. Daar willen wij verbetering in. We horen graag van de Minister of zij wil toezeggen dat ze de gemeenten daar enigszins toe zal aansporen. Dat is het deel van de apothekers.
Verder is er een aantal zaken die je echt als best practises kunt zien. Sommige ziekenhuizen slagen erin om al vroeg alles te zuiveren. Zo zijn er meer kleine stappen die je kunt zetten. Ik noemde het anders voorschijven al. Je kunt eraan werken om die zaken in het hele land beter door te voeren. Het Rijk kan daarin een coördinerende en aanjagende rol hebben. Daar waar nodig kunnen met de VNG of andere relevante partijen de juiste afspraken gemaakt worden. Zo kun je dat in beweging zetten. Er was wat misverstand her en der over de ketenaanpak die ik gelijk uit de wereld zal helpen. Het is hartstikke goed dat wij water zuiveren en ook dat wij de medicijnresten er uithalen. Maar het is nog mooier als die resten helemaal niet in het water komen. Vandaar ons verzoek om vooral de bron veel aandacht te geven. Ik hoop dat ik het hiermee enigszins heb verduidelijkt.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Zoals de heer Sienot zegt, kun je dat al terugbrengen naar de apotheek. Veel mensen doen dat ook. Ik begrijp dat dit in een kwart van de gemeenten nog onvoldoende loopt. Daarvoor is voorlichting een oplossing. Uiteindelijk vallen medicijnresten onder het klein chemisch afval. Je wilt niet dat mensen die in de prullenbak gooien of door de wc spoelen. Je wilt dat de mensen die resten terugbrengen naar de apotheek. Voorlichting is het primaire punt volgens mij. Is dat zo?
De heer Sienot (D66):
Voorlichting en het de apothekers heel makkelijk maken. Dat is helaas nog niet overal het geval. Dan zijn ze ook minder happig om mee te doen.
Ik kom op het terugbrengen van microplastics. Die moeten snel uit het water. In het regeerakkoord staat dat het kabinet hiervoor met beleid komt in overleg met de relevante sectoren. D66 vraagt zich af welke sectoren de Minister op het oog heeft en hoe zij dit lastige probleem te lijf gaan. Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. Dit brengt mij op het derde en laatste punt van mijn inbreng: de klimaatadaptatie. Het water stijgt, de bodem daalt en de stormen worden heftiger. Dit is geen luchtig weerpraatje, maar een serieuze zaak waar we ons op voor moeten bereiden. Ik sluit mij graag aan bij de vragen van de VVD naar het advies van de Deltacommissaris. Gezien de groeiende urgentie om werk te maken van klimaatadaptatie vragen wij ons af of hier de natuur ook op een kosteneffectieve manier het werk doet voor het bevorderen van veiligheid. Wij zijn benieuwd naar de reactie van de Minister op het advies om een substantieel extra bedrag toe te voegen voor de uitvoering van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie.
Voorzitter. We zien ook nog een andere kans, een kans voor de waterschappen. Ons valt op dat de waterschappen veel weten en kunnen als het om klimaatadaptatie gaat. Bovendien kunnen ze met hun regionale verantwoordelijkheid een goede voortrekkersrol vervullen bij het realiseren van klimaatprojecten, met name op het gebied van veenweidegebieden. Is het wellicht een idee om klimaatadaptatie als wettelijke taak toe te voegen aan de verantwoordelijkheden van de waterschappen? Hoe denkt de Minister daarover?
Ook in gemeentes ligt een grote opgave voor klimaatadaptatie. Ons bereiken signalen dat bij veel gemeentes nog kennis en kunde ontbreekt over hoe je hier in de gebouwde omgeving mee omgaat, terwijl in andere steden als Utrecht en Nijmegen al projecten lopen. Is de Minister bereid om met de VNG te kijken hoe we er samen voor kunnen zorgen dat alle Nederlandse gemeenten de strijd aanbinden met hittestress en hoosbuien, bijvoorbeeld met geveltuinen en ontstening van tuinen?
Voorzitter, ik rond af.
De voorzitter:
Eerst wil de heer Geurts u nog een vraag stellen.
De heer Geurts (CDA):
Ik zou de cliffhanger niet willen verstoren. De vraag over klimaatadaptie werd mij net ook gesteld. Ik heb nog eens over die koploperprojecten zitten nadenken. Een waterschap Limburg heeft 40 miljoen euro gereserveerd om klimaatadaptieprojecten te doen. Wat zou erop tegen zijn om dat vanuit het Rijk nog wat verder aan te jagen? Het zijn substantiële bedragen, absoluut niet genoeg om een koploperproject tot een goed einde te brengen. Wat is erop tegen om zo'n regio die vooroploopt, waarin een samenwerking is tussen waterschap, provincies – het zijn er twee, Brabant en Limburg – en gemeentes, te ondersteunen?
De heer Sienot (D66):
Daar is natuurlijk niet zoveel op tegen, ware het niet dat er in allerlei gebieden in Nederland koplopersprojecten zijn en het jammer is om ons vooral op het zuiden te willen richten. Die indruk lijkt u tenminste te wekken, terwijl er in het Deltagebied ook overstromingen kunnen zijn en mensen daar ook allerlei heel snelle, slimme dingen doen. In Utrecht gebeuren er ook allerlei slimme dingen. Ik zou dat dus willen voorkomen. Nogmaals, ik ben het ermee eens dat klimaatadaptatie en koplopers op dat terrein moeten worden ondersteund op manieren die passen binnen de budgetten en bij de rol van het Rijk, maar wel in het hele land, want het is overal een uitdaging.
De heer Geurts (CDA):
We zitten dan wel niet dicht bij elkaar, maar ik merk toch dat we met deze woorden dichter bij elkaar komen. Er is ook bij D66 dus absoluut ruimte om dit soort projecten die vooroplopen een extra schwung te geven, een extra aanzet. Ik ben blij dat D66 daar ook voor voelt.
De voorzitter:
Dat is niet echt een vraag. Misschien wil de heer Sienot kort reageren? Dat lijkt niet het geval. Mevrouw Dik-Faber heeft ook een vraag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De afgelopen kabinetsperiode heeft mijn fractie een aantal voorstellen gedaan over het takenpakket van de waterschappen. Ik hoorde net dat de waterschappen een belangrijke rol kunnen vervullen bij klimaatadaptatie. We weten ook dat de waterschappen een belangrijke rol vervullen in de circulaire economie, door grondstoffen uit het rioolwater te halen. Alleen kregen die voorstellen nooit een meerderheid doordat D66 ze niet steunde. D66 wil namelijk de waterschappen afschaffen. Dat is altijd het standpunt geweest van D66, maar nu hoorde ik ineens dat er een taak bij moet. Betekent dit dat D66 een nieuw standpunt heeft? Kunnen we de discussie over het afschaffen van de waterschappen nu gewoon achter ons laten?
De heer Sienot (D66):
U kent D66 als een partij die graag vooruitkijkt. Volgens mij is het een gegeven dat de waterschappen er zijn. Als ze er toch zijn, zijn wij ook een pragmatische partij die zegt: laten we ze dan vooral goed benutten voor de uitdagingen die we als land hebben. Klimaatadaptatie is een grote uitdaging. De waterschappen kunnen vanuit hun regionale verantwoordelijkheid en speciale kennis en kunde echt heel veel betekenen. Ik denk aan veenweidegebieden. Het inklinken van het veen levert net zo veel CO2-uitstoot op als 2 miljoen auto's in ons land. Daar ligt dus een uitdaging. Dat vinden wij op dit moment zwaarder wegen dan de discussie waaraan u refereert.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben blij om dit te horen. Ik omarm dit maar als een nieuwe koers van de D66-fractie, waarbij we vanuit het bestaan van de waterschappen bekijken wat de waterschappen kunnen doen om bij te dragen aan de maatschappelijke problemen in ons land. Volgens mij doen ze dat heel goed. Dat heb ik ook D66 horen zeggen.
De voorzitter:
Maakt u uw bijdrage af, mijnheer Sienot.
De heer Sienot (D66):
Na deze mooie steunbetuiging, voorzitter, zal ik afronden.
Om te leven met water hoeven we niet automatisch te kiezen voor vertrouwde oplossingen om te bereiken wat we heel vanzelfsprekend vinden: droge voeten, schoon drinkwater en een schuilplaats voor de regen. Daarom blijft D66 pleiten voor het meepakken van kansen bij waterveiligheidsprojecten, meer focus op een bronaanpak om ons drinkwater gezond te houden, en doortastendheid om ons land goed voor te bereiden op klimaatverandering.
Dank voor uw aandacht. We kijken met belangstelling uit naar de antwoorden van de Minister.
De heer Laçin (SP):
Ik hoor de D66-fractie praten over de bronaanpak als het gaat om medicijnresten, over minder medicijnresten door betere voorlichting en over milieuvriendelijker medicijnen. Mijn vraag gaat over wat D66 vindt van de bronaanpak in relatie tot de chemische industrie. We hebben veel chemische bedrijven die bijvoorbeeld ook GenX lozen in ons water en het milieu. Chemours werd al genoemd door D66 zelf. Vindt D66 dat de huidige Europese regelgeving, het REACH-systeem, voldoet? Of is D66 ook voorstander van strengere regels met betrekking tot chemische lozing?
De heer Sienot (D66):
Mijn collega, Jessica van Eijs, heeft hier enige tijd geleden een heel goede motie over ingediend. Die ging over de informatieplicht van chemische bedrijven, om duidelijk te maken wat ze lozen. Dat zien wij als een belangrijke route. Ondernemers moeten vooral kunnen ondernemen, maar het moet ook wel duidelijk zijn wat ze eventueel aan schade aanrichten aan het milieu. Dan moet je onmiddellijk in gesprek over hoe je dat kunt voorkomen. Een van de zaken die daar ook bij hoort, is hoe je de troep die eventueel in het water gaat, zo vroeg mogelijk kunt signaleren en daarvoor met elkaar naar een oplossing zoeken. Vandaar die informatieplicht. Zo kijken we daarnaar.
De heer Laçin (SP):
Ik vind het al heel wat dat D66 chemische stoffen «troep» noemt. Daar ben ik blij mee. Alleen was dat niet mijn vraag. Mijn vraag is of de D66-fractie voor strengere regels is met betrekking tot lozing. Wat vindt zij van het huidige systeem, het REACH-systeem, waarbij stoffen geregistreerd worden in Finland en vervolgens op de markt komen zonder, wat ons betreft, voldoende toezicht? Voldoet het huidige systeem of is D66 voor een strengere aanpak van lozingen en chemische stoffen op de markt?
De voorzitter:
Afrondend op dit punt, de heer Sienot.
De heer Sienot (D66):
Dit is een heel interessante suggestie die de SP hier opwekt. Ik zou die graag doorspelen aan de Minister om te horen hoe zij daarnaar kijkt. De heer Laçin heeft mij er niet over gehoord in mijn inbreng, dus zo kijken we er op dit moment niet naar. Ik heb de heer Laçin verteld over de actieve informatieplicht, het tijdig signaleren en de bronaanpak waar we nadruk op willen leggen. Daar zou ik het voor dit moment bij willen laten.
De voorzitter:
Waarmee we aan het eind zijn gekomen van de bijdrage van de heer Sienot. Of nee, de heer Bisschop wil u nog een vraag stellen. De heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Ja voorzitter, want ik verkeer in verwarring. Ik hoor D66 een gloedvol pleidooi houden voor taakuitbreiding voor waterschappen. Ik dacht dat ik iets anders had gelezen. Dus ik zit even de site van D66 te checken en lees daar letterlijk: «D66 wil de waterschappen laten opgaan in het middenbestuur als uitvoeringsorganisaties.» Dan lijkt het me een tegengestelde beweging om het takenpakket van de waterschappen te vergroten. Betekent dit dat D66, inderdaad gedreven door haar pragmatische houding, nu zegt de waterschappen te accepteren? Dit ligt een beetje in het verlengde van de vragen van mevrouw Dik. Zou de heer Sienot de verwarring kunnen opheffen?
De heer Sienot (D66):
Ik weet niet of ik uw verwarring kan opheffen. Volgens mij heb ik er net namens onze partij duidelijke taal over gesproken. De waterschappen zijn er. De uitdaging van klimaatadaptatie ligt er. De waterschappen kunnen daar een heel zinnige rol in spelen, vaak overigens met coördinerende en uitvoerende taken. Ik zie de twee standpunten niet eens als heel tegenstrijdig. Feit is dat de waterschappen er zijn en feit is dat wij ze graag, zolang ze er zijn, zo goed mogelijk willen benutten voor de uitdagingen waar ons land voor staat.
De heer Bisschop (SGP):
Dank voor deze lenigheid van geest, maar in mijn besef zijn «opheffen» en «uitbreiding van takenpakket» redelijk tegengesteld. Maar goed, ik noteer met dankbaarheid dat D66 haar standpunt ten aanzien van de waterschappen in realistische zin heeft bijgesteld.
De voorzitter:
We komen volgens mij nu aan bij mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ja, dank. Voorzitter. 50PLUS is enthousiast over de investeringsagenda «Naar een duurzaam Nederland» van gemeenten, provincies en waterschappen. Zij willen er samen voor gaan. Dat lijkt me een heerlijke start voor een nieuwe Minister. In deze investeringsagenda wordt aandacht gevraagd voor klimaatadaptatie. Ze vragen daarvoor een bijdrage van 230 miljoen. Ook de Deltacommissaris vraagt daarvoor een bijdrage. Gaat de Minister deze verzoeken honoreren?
50PLUS wil het hebben over de Ketenaanpak medicijnresten uit water. Veel betrokken partijen maken afspraken met elkaar om het gehalte aan medicijnresten in oppervlakte- en drinkwater verder terug te dringen. Ook farmaceutische bedrijven worden daarbij betrokken, maar de vorige Minister gaf aan dat dat moeizaam gaat. Het is belangrijk dat farmaceuten openheid van zaken geven over de samenstelling van hun middelen. Daarnaast is ook een materiële bijdrage van de farmacie van belang. Maar ook die is deels ongewis. Uit de brief van 19 oktober bleek dat deze sector 6 miljoen bijdraagt aan een onderzoek om voor de belangrijkste medicijnen een milieubeoordeling uit te voeren. Kan de Minister dat nader toelichten? Wanneer kunnen we resultaten verwachten? Welke andere vorderingen zijn er in de ketenaanpak wat betreft de farmaceutische industrie? Voor een aantal middelen is de veilige waarde al overschreden. Dat levert gevaar voor de volksgezondheid op. Er is een onderzoek gedaan waarvan de uitkomst suggereert dat het toenemende aantal kinderen met autisme een gevolg kan zijn van het hoge gehalte aan medicijnresten. Wat is de reactie van de Minister?
Nog steeds bestaan er verschillen in de inname en de kosten voor apothekers van medicijnafval. 50PLUS vraagt de Minister om een uniforme regeling op dit punt te initiëren. Graag een reactie. Is de Minister bereid om ambitieuze én concrete streefwaarden op te stellen?
In het kader van de ketenaanpak zullen zuiveringspilots worden gestart. Vewin pleit voor de inzet van deze pilots bij rioolzuiveringsinstallaties die direct gelieerd zijn aan drinkwaterinnamepunten. 50PLUS voelt hier veel voor. Wat is de reactie van de Minister hierop?
De motie van 50PLUS over het wegnemen van belemmeringen voor waterschappen bij het terugwinnen van waardevolle grondstoffen uit afvalwater is een halfjaar geleden aangenomen. Volgens de brief van de Minister is deze motie uitgevoerd, maar daar valt nog wel een discussie over te voeren. Volgens de waterschappen zijn de belemmeringen nog niet weggenomen. Denk aan exportmogelijkheden. De Minister raakt zijdelings nog enkele andere onderwerpen aan. Kan zij de actuele stand van zaken weergeven? Wij stellen voor om de green deal op dit punt, die eind dit jaar afloopt, te verlengen. Wij overwegen een motie hierover. Graag een reactie.
Ik houd even een certificaat omhoog, want 50PLUS heeft duurzameontwikkelingsdoel 6, Schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen, geadopteerd. Water kan, hetzij door droogte, hetzij door grote overstromingen, leiden tot grootschalige migratie in delen van de wereld. Het is triest dat anno 2017 de primaire levensbehoefte schoon drinkwater niet voor iedereen toegankelijk is. Onze kennis en kunde dienen we in te zetten om daar waar nodig hulp te bieden. Mogen we ervan uitgaan dat de Minister hier oog voor heeft en hierin een actieve rol wil spelen?
50PLUS heeft al eerder gevraagd waarom kennisdeling over gevaarlijke stoffen tussen bedrijven en de overheid een mate van vrijblijvendheid kent. Zeker wat betreft het lozen op oppervlaktewater zou er meer verplichting op moeten rusten. De REACH-verordening, die net al werd genoemd, toetst niet aan drinkwater maar aan volksgezondheid. Dat zijn echt twee verschillende dingen. Is de Minister het met 50PLUS eens dat hier dwingender regels voor zouden moeten komen?
Waarom moeten waterschappen btw betalen aan het Rijk voor diensten die zij laten verrichten door derden? Gemeenten worden hiervoor gecompenseerd uit het Btw-compensatiefonds. Nu zien we dat er allerlei constructies in het leven worden geroepen om dit te omzeilen. Een gelijke regeling lijkt ons wenselijk. Hoe ziet de Minister dit?
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk, u bent inmiddels over uw tijd heen.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb nog vijf zinnen, voorzitter.
De voorzitter:
Als u die heel snel uitspreekt...
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik doe mijn best. Het voornemen om in 2019 belasting te gaan heffen op zuiveringsslib stimuleert de ontwikkeling van innovatieve methoden voor afvalwaterzuivering niet. 50PLUS is van mening dat waterschappen hiervan gevrijwaard moeten worden. Is de Minister het daarmee eens?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Dan kom ik bij de heer Van Aalst namens de PVV voor zijn bijdrage in eerste termijn.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel voorzitter. Waterveiligheid is voor Nederland een groot goed. Niemand wil een herhaling van de watersnoodramp van 1953 die aan meer dan 1.800 mensen het leven kostte. «Dat nooit weer» was de collectieve gedachte en dus werd het Deltaplan ingesteld. Dat heeft ertoe geleid dat Nederland nu wereldwijd koploper is op het gebied van waterveiligheid. De PVV is hier trots op en vindt het belangrijk dat wij hier ook koploper in blijven. Wij moeten dus blijven investeren in het verstevigen en onderhouden van onze dijken.
Voorzitter, dat gezegd hebbende is het des te treuriger dat het deltaplan van vandaag de dag doordrenkt is van allerlei klimaathysterie. Vooral het Deltaprogramma leest weg als een script van een heel slechte Hollywoodrampenfilm, een script geschreven door de klimaatfantasten van het KNMI. Zij kunnen niet eens voorspellen of we deze winter een Elfstedentocht krijgen, maar menen wel te weten hoe het weer er in Nederland in 2050 uitziet. En nee, dat zijn niet die matige, zachte, koele en natte zomers die we nu kennen, want anders is het geen spannende film. De trailer die we twee jaar geleden in het NOS-journaal zagen, toen daarin een nepweerbericht van de toekomst werd uitgezonden, was al veelbelovend, maar het plot zoals dat in het Deltaprogramma is uitgewerkt, is nog veel spannender. Nederland zal steeds vaker getroffen worden door extreme neerslaggebeurtenissen, supercells en overstromingen. Bovendien zullen mensen door langdurige periodes van hitte en droogte, vooral in de steden, gebukt gaan onder de hittestress, zeker in de zogenaamde «hitte-eilanden». Ja, u hoort het goed: hitte-eilanden. Vandaar dat grote steden zoals Amsterdam en Rotterdam nu speciale programma's hebben opgestart om deze op te sporen.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik luister aandachtig. Is het standpunt van de PVV voor wat betreft de klimaatverandering gewijzigd?
De heer Van Aalst (PVV):
Nee, het standpunt is zeker niet gewijzigd. De PVV heeft altijd gezegd dat klimaatverandering van alle tijden is. We moeten vooral kijken naar de feiten en ons daaraan aanpassen.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik hoor de PVV wel praten over hevige regenval en hittestress. Hoe moet ik dat dan duiden?
De heer Van Aalst (PVV):
Dat heeft waarschijnlijk weer te maken met de extreme weersomstandigheden die waarschijnlijk bij de VVD voorbijkomen. Wij constateren dat er vooral extreem veel aandacht is van de media. Als voorbeeld kan ik mooi iets aangeven over de zwaarste stormen in Nederland. De afgelopen jaren komen niet voor in de top tien. Sterker nog: 1990 staat op één en de een-na-zwaarste storm was in 1976. Wij zien dus vooral dat er heel veel aandacht is voor extreem weer in plaats van dat er echt extreem weer plaatsvindt.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u uw bijdrage vervolgt. Overigens wil ik wel gezegd hebben dat dit heerlijk korte interrupties en korte antwoorden waren. Laat dat wellicht een stimulans zijn voor de andere collega's. Dit staat natuurlijk los van de thematiek die besproken wordt.
De heer Van Aalst (PVV):
Ja, voorzitter, zeker gezien de zeven kantjes die de voorzitter ons gestuurd heeft om het vooral kort te houden.
Voorzitter. Amsterdam en Rotterdam hebben nu speciale programma's opgestart om deze eilanden op te sporen, genaamd «Amsterwarm» en «Hotterdam». Voorzitter, ik verzin dit niet. Dit staat echt in het script op pagina 64. Dit brengt mij wel bij mijn eerste vraag aan de Minister. Zijn deze zogenaamde «hitte-eilanden» al gevonden? Ik ben daar natuurlijk wel benieuwd naar, want als we volgend jaar weer zo'n druilerige, koele, typisch Hollandse zomer hebben, weet ik waar ik moet zijn voor wat extra warmte. Verder ben ik benieuwd hoeveel geld en mankracht er met deze en aanverwante projecten in andere gemeentes gemoeid zijn. Hoeveel draagt het Rijk hieraan bij? Wordt dit vanuit het Deltafonds gefinancierd?
Voorzitter. Dat is slechts het begin, want zoals je van een B-film mag verwachten, wordt het nog gekker. Want hoe overleven we nou in dit door de klimaatfantasten van het KNMI geschetste apocalyptische toekomstbeeld? Nou goed, ik zal de mensen op de tribune en de mensen thuis niet langer in spanning laten. Als u het Deltaprogramma voor u heeft en even doorbladert naar pagina 124 en 125, dan kunt u de ontknoping aanschouwen. Daar treft u prachtige illustraties aan van onze toekomstige woningen en wijken, die ervoor zullen zorgen dat wij de doemscenario's overleven. Door simpelweg onze huizen te voorzien van groene daken, grindstroken en waterdoorlatende tegels met infiltratiekratten kunnen wij het toekomstige klimaat het hoofd bieden. Mochten deze maatregelen niet afdoende zijn, dan kunnen wij gelukkig in iedere wijk gebruikmaken van verhoogde straten die als vluchtroutes zullen dienen en schaduwrijke bomen die verkoeling bieden tegen plotseling opkomende hittestress. Zo leefden wij nog lang en gelukkig. The end.
Ik moet toegeven dat het niet echt een heel spannende plotwending is en dit roept ook wel de nodige vragen op, want op zich zijn wij er als PVV blij mee dat nu wordt erkend dat klimaatverandering van alle tijden is en dat, als die zich al voordoet, er niets anders opzit dan ons daaraan aan te passen. Het zou mooi zijn als dit tot mijn collega's zou doordringen, want dan kunnen wij dat miljarden verslindende Parijsakkoord door de versnipperaar halen. Maar goed, die discussie hoort tegenwoordig in een andere zaal, in een ander theater thuis en daarom wil ik het hierbij laten. Echter, ook de makers van dit script, het Deltaprogramma, hebben in hun enthousiasme hun fantasie iets te veel op hol laten slaan. Ook hier is men er, net als bij het Parijsakoord, van uitgegaan dat er een vrijwel oneindig budget is zonder de vraag te stellen wie dit allemaal gaat betalen. Bovendien, zelfs al zou dit allemaal uitkomen, waarom is er dan niet gekozen voor eenvoudige oplossingen om bijvoorbeeld huizen en kantoren koel te houden zoals een airco? Zoals ik een aantal maanden geleden in het ridicule debatje over de opwarming van de steden heb aangeven: blijkbaar weet men in andere delen van de wereld prima te overleven onder veel extremere weersomstandigheden.
De voorzitter:
Even een punt nu, want nu geef ik de heer Sienot de mogelijkheid om u een vraag te stellen.
De heer Sienot (D66):
Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Dit is natuurlijk een heel creatief betoog, maar ik heb wel moeite met wat over het KNMI wordt gezegd. Het KNMI spreekt namens zo'n 97% van de wetenschappers. Wij moeten als beleidsmakers, als politici, ons beleid maken op basis van wat de meeste artsen zeggen, om het even zo te zeggen, en niet op basis van wat die ene andere arts zegt. Kennelijk luistert de PVV liever naar die 3% andere meningen in plaats van veilig te koersen op die 97%. Dat is één. Wat vindt de PVV daarvan?
Ik heb nog een tweede vraag. Zo hysterisch is de klimaatonzin niet, zoals u dat allemaal zegt, want verzekeringsmaatschappijen betalen al bakken geld extra vanwege klimaatverandering wereldwijd. De laatste tien jaren waren wereldwijd de warmste jaren. Er worden voortdurend weerrecords gebroken. Bent u daar ook mee bekend? Ik zou heel graag een reactie krijgen op het feit dat de schade en de warmte echt reëel meetbaar zijn en ook worden gevoeld. Onlangs nog bij de boeren in Brabant die heel zware hagelstenen en ongekend noodweer over zich heen kregen, zoals de Deltacommissaris ons ook vertelde.
Ik ben heel benieuwd hoe u dat allemaal plaatst te midden van uw fantasie over klimaathysterie.
De heer Van Aalst (PVV):
Heel simpel. Ik kan op deze hele lange vraag heel kort antwoorden. Wij beperken ons tot de feiten en als u kijkt naar de fantasten van het KNMI: die hebben alleen maar doorkijken en daar gaan wij de miljarden die daarmee zijn gemoeid, niet in investeren.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Van Tongeren, maar een punt van de orde mag altijd.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het KNMI is een agentschap van het ministerie. Deze mensen kunnen zich in het openbaar niet verdedigen tegen deze aantijgingen. Kunnen wij het bij feitelijkheden laten in plaats van deze mensen continu fantasten te noemen?
De voorzitter:
Waarvan akte, mevrouw Van Tongeren. Ik ga nu toch terug naar de heer Van Aalst die met de beantwoording bezig was dan wel daarmee vrijwel klaar was, had ik het idee.
De heer Van Aalst (PVV):
Ja zeker, voorzitter. U vindt ons aan uw zijde wat betreft de feitelijkheden. Ja, wij beperken ons juist tot de feitelijkheden.
De voorzitter:
Ik vraag aan de heer Sienot of hij behoefte heeft aan een vervolgvraag. Dat is niet het geval. Dan mag de heer Van Aalst verder met zijn betoog.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u, wel voorzitter. Dus, waarom is daar niet naar gekeken en laten wij van ons belastinggeld blijkbaar in iedere gemeente een aantal ambtenaren los die idiote onpraktische oplossingen bedenken? Kan de Minister aangeven hoeveel mensen in Nederland zich hiermee bezighouden en hoeveel belastinggeld hiermee is gemoeid? Heeft zij hier enige indicatie van of kan zij tenminste aangeven hoeveel mensen op haar departement hiermee bezig zijn?
Tenslotte nog even wat serieuze zaken. Er is de laatste tijd veel te doen over ons drinkwater, zeker met betrekking tot GenX en recentelijk de poepbacterie in Vlaardingen. Daarover nog wat vragen. Ten eerste: hoe lang heeft het geduurd voordat deze verontreiniging werd opgemerkt? Hoeveel mensen zijn er daadwerkelijk ziek geworden? Had dit incident voorkomen kunnen worden? Zo ja, hoe?
Dan over naar GenX dat nu bij drie drinkwaterbedrijven is aangetroffen, al is het in beperkte hoeveelheden. Wat mij nog het meest verbaast, is dat de waterschappen hier verbaasd over zijn. Immers, door diezelfde overheid zijn vergunningen afgegeven om GenX direct of indirect op het oppervlaktewater te lozen. Dus hoe kan het dat de betrokken waterschappen aangeven niet op de hoogte te zijn van de stoffen die zich in het water bevinden dat onder hun beheer valt? En hoe zit dit met de drinkwaterbedrijven en Rijkswaterstaat? Waren zij daarvan wel op de hoogte? Of werden zij ook nog verrast door het RIVM-onderzoek? Verder ben ik benieuwd waarom het handhavingstraject nog minstens een halfjaar moet duren. Immers, de hoeveelheid GenX in het water is nu vastgesteld. Het is mijns inziens nu alleen nog een kwestie van vaststellen of hierbij aan de desbetreffende vergunningen werd voldaan, ja of nee, of ons drinkwater nu werkelijk in gevaar is door GenX en dergelijke stoffen en of hier sprake is van een paniekzaaierij die vergelijkbaar is met die bij de fictieve klimaathysterie van het Deltaprogramma.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Dijkstra nog een vraag heeft.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik zat even te malen over de opmerking over «die klimaatfantasten bij het KNMI», zoals u het noemde. Gaat het in uw optiek dan alleen over de klimaatscenario's die het KNMI maakt? Volgens mij zijn die best wel zorgvuldig en met inachtneming van meerdere varianten gemaakt. Of geldt dit voor het hele KNMI, dus ook voor de dingen die het doet op het gebied van seismologie of de weerberichten? Kunt u dat wat meer duiden?
De heer Van Aalst (PVV):
Het gaat met name om de scenario's. Wij constateren dat dit voornamelijk doorkijken zijn en dat zij dus niet gebaseerd zijn op feiten.
De voorzitter:
De heer Dijkstra, afrondend.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik vind het een beetje jammer. Deze mensen zijn wetenschappelijk bezig in een Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut dat er al 125 jaar is. Daar zitten geen koekenbakkers, meneer Van Aalst. U kunt er van alles van vinden en u kunt geloven in klimaatverandering of niet, maar ik denk dat we best wel trots kunnen zijn op wat wij in De Bilt hebben en op wat daar gebeurt. Vervolgens is het aan ons om daar politiek mee te bedrijven. Maar dit wegzetten als ware het onzin of met name wetenschappers wegzetten als waren het fantasten, dat gaat mij echt te ver.
De voorzitter:
U blijft altijd via mij praten natuurlijk, anders ben ik hier functieloos. De heer Van Aalst, nog afrondend?
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter, heel kort. Via u zou ik mijn collega van de VVD gewoon willen melden dat de PVV zich beperkt tot de feiten en zich niet baseert op aannames van het KNMI.
De voorzitter:
De heer Geurts wil u ook nog een vraag stellen.
De heer Geurts (CDA):
Ik sla toch even aan op de «klimaathysterie van het Deltaprogramma», een van de uitspraken aan het eind van het betoog van de PVV-fractie. Betekent dit dat de PVV-fractie tegen de inhoud van het Deltaprogramma is? Is zij dus tegen de verhoging van dijken en tegen het opspuiten van onze voorzieningen in het westen?
De heer Van Aalst (PVV):
Nee, voorzitter, dan moet ik iets tegen meneer Geurts zeggen wat hij net tegen mevrouw Van Tongeren zei, namelijk dat hij iets beter moet luisteren. Ik heb gezegd dat wij moeite hebben met het gedeelte uit het Deltaprogramma waarin de klimaathysterie wordt beschreven, maar niet met het verhogen, het verstevigen en het onderhoud van de dijken. Juist niet. Wat ons betreft is het Deltaprogramma daar ooit voor samengesteld en daar zouden wij het geld ook graag aan besteed zien.
De voorzitter:
Dat is daarmee duidelijk. Ik stel voor dat we doorgaan naar mevrouw Van Tongeren voor de bijdrage van GroenLinks.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben ongelofelijk blij te horen dat de VVD nu het KNMI omarmt. Het is nog niet zo heel lang geleden dat de VVD het KNMI wilde afschaffen en dat ik ook in de plenaire zaal enorm aan de gang ben geweest om het KNMI te behouden. Dus de complimenten met dit voortschrijdend inzicht. Hetzelfde geldt voor D66 en het behoud van de waterschappen. Zo zie je maar weer: ook de regeringspartijen kunnen best van hun standpunten terugkomen als, zoals de heer Van Aalst ook zei, de onderliggende feiten daar aanleiding toe geven.
Vandaag spreken wij met een nieuwe, kersverse Minister. Welkom in het midden van dit gezelschap en bij deze begroting. GroenLinks is erg benieuwd welke toon zij gaat zetten, welk stempel zij gaat drukken op dit beleid en wat haar voornaamste aandacht zal krijgen. De brieven die wij hebben gekregen, lezen wij toch een beetje als van de Minister voor 2018, want bij de meeste onderwerpen wordt gezegd: ik kom met een update, een visie, een aanpak. Dat begrijpen we; dit is een nieuwe Minister, dus we willen daar zeker de ruimte voor geven. In mijn bijdrage zal ik proberen ook een aantal accenten te leggen. Ik hoop dat de Minister en ik elkaar daarop kunnen vinden.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, voordat u verdergaat wil de heer Sienot u een vraag stellen. Neemt u mij niet kwalijk, meneer Sienot, dat ik u niet zag. Ik zie u steeds slecht doordat de tafel waaraan wij zitten een bocht maakt. Meneer Sienot, het woord is aan u.
De heer Sienot (D66):
Het gebeurt niet zo vaak dat mensen mij slecht zien. Ik ben bijna twee meter. Dus dat is ook wel een leuke ervaring. In reactie op mevrouw Van Tongeren wil ik heel even iets rechtzetten. Ik begrijp niet helemaal van welke standpunten wij zijn teruggekomen. Even kort en goed, mevrouw Van Tongeren. De waterschappen zijn er, zo heb ik gezegd, en die kunnen we goed gebruiken in de strijd tegen klimaatverandering. Dat heb ik gezegd. Dat is ons standpunt daarover en dat is volgens mij een heel helder standpunt. Dus van keren kan geen sprake zijn.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat is nou jammer. We proberen met z'n allen een elegante beweging te maken om te zeggen dat het fijn is dat we het belang van waterschappen erkennen, maar het standpunt van D66 is, zoals mijn buurman zo-even voorlas van de site van D66, dat de waterschappen afgeschaft moeten worden. En wat we hier doen, is waterschappen een aantal extra taken geven. Dus ik ben er blij mee dat D66 dat doet en het is ook bijzonder essentieel gezien een heleboel van de punten uit de betogen van meerdere collega's.
De heer Sienot (D66):
Dank voor deze toelichting van mevrouw Van Tongeren. Ik wil nogmaals benadrukken dat dit echt een andere discussie is. We hebben het hier over heel andere zaken. Daar zou ik het graag bij willen houden. In die zaken spelen de waterschappen een goede rol en dat hoort u ons zeggen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
We zijn dus allemaal blij met het KNMI en we zijn blij met de waterschappen want die hebben we hard nodig. Ik was net begonnen met ook blij te zijn met de nieuwe Minister. Tsja, blij, blij, blij!
Dan kom ik te spreken over drinkwaterveiligheid. We hebben heel veel water van boven, bijvoorbeeld vandaag. Er komt ook meer water op meerdere momenten in de rivieren, zo zeg ik ook tegen de heer Van Aalst; dat kun je meten. Onze bodem is in fors tempo aan het dalen als gevolg van inklinking, terwijl de zeespiegel stijgt. Al deze dingen zijn goed te meten. Er ligt dus een enorme uitdaging voor ons land en voor ons en deze Minister. Drinkwater is op heel veel plekken veilig, maar zoals een aantal collega's ook betoogde, is er een stijgend aantal innamestops voor de drinkwaterbedrijven vanwege te hoge concentraties van schadelijke stoffen, onder andere in het Maaswater en in Twente. Hoe kijkt Onze Minister daartegenaan en hoe gaan we daartegen optreden?
Een uitdaging voor het ministerie is het volgende. Je hebt een bewindspersoon die gaat over de drinkwaterkwaliteit, maar de andere, bijvoorbeeld bij landbouw, zit bij een ander ministerie. Hoe kijkt deze Minister ertegenaan, als je met een delta-aanpak de waterkwaliteit wilt bevorderen, waarbij het ene ministerie gaat over de vervuilers, de landbouw, en deze Minister gaat over het water goed en schoon houden? Hoe wil zij dat gaan aanpakken?
Dan de ondergrond, een onderwerp waar ik al jaren mee bezig ben. We zijn in de vorige kabinetsperiode bezig geweest met de Structuurvisie Schaliegas en de Structuurvisie Ondergrond. Nu zullen sommige mensen zich afvragen wat dit te maken heeft met water. Ons grondwater zit natuurlijk in de ondergrond. Alles wat je daar doet, heeft effect op grondwater. Het gaat dan niet alleen om wat erdoorheen sijpelt maar ook om het boren in de ondergrond. Deze onderwerpen zijn nu verkast naar nog weer een ander ministerie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Dus wederom: hoe kijkt deze Minister hiertegenaan? Hebben we het coördinatieprobleem met de Omgevingswet verkleind en hebben we het nu met de indeling van deze ministeries niet juist weer vergroot?
Is de Minister het met GroenLinks eens dat de landbouw en dus het landbouwgif de grootste uitdaging vormen voor onze waterkwaliteit? Andere onderwerpen, zoals medicijnresten en chemische stoffen, dragen er ook aan bij maar de grootste bron zijn toch echt wel allerlei landbouwbestrijdingsmiddelen die gebruikt worden binnen de landbouw. Ondanks alle nationale en Europese regels overschrijden we nog steeds structureel de normen en vragen we nog steeds om uitstel. De Minister erkent in haar brief van 20 november dat de grootste opgave ligt bij het terugdringen van de meststoffen. Dus daar zou ik graag een reactie op krijgen. Het is in ieder geval goed dat de Minister dit scherp op haar netvlies heeft staan. Hoe zit het wat betreft de ILT met de handhaving van de regels die we hebben? Hebben we voldoende gekwalificeerde inspecteurs en hoe zit het met de mogelijke pakkans? We hebben natuurlijk allemaal de problematiek in Brabant gevolgd, waarvan gezegd wordt dat de boetes zelfs lager zijn dan het tarief voor de mestverwerking. Klopt dat en hoe kijkt de Minister daartegenaan?
Dan waterlozingen en afvalwaterlozingen. Hoe kijkt het nieuwe kabinet aan tegen een heffing op het lozen van afvalwater? Dan denk ik vooral ook aan warm water. Door klimaatverandering worden de rivieren warmer. Hoe warmer het water is dat je daarop loost, hoe meer problemen je krijgt voor de kwaliteit in de rivieren en vervolgens ook voor de innamepunten van ons drinkwater.
Chemours is al voldoende aan de orde geweest. Na de grote ramp bij Moerdijk, waarbij er zowel door de ramp als door het bluswater een innamestop van het drinkwater moest komen en de waterschappen enorm veel extra kosten hebben gehad, ben ik benieuwd hoe het nu staat met een quickscan naar de gevaarlijke stoffen bij Brzo-bedrijven die ook lozen. Zijn nu alle uitkomsten van die quickscan naar de veiligheid geheel verwerkt en zijn de scores van de bedrijven allemaal groen? Dit is eigenlijk een soortgelijke vraag die ook door D66 gesteld is.
Dan kom ik bij stroom en de mijnbouw. Op vijftien plaatsen in Nederland wordt giftig afvalwater van de mijnbouw in onze ondergrond geïnjecteerd. Dat gaat echt in heel grote hoeveelheden, via een buisleiding. Voor de hoeveelheid moet je alleen al in Twente denken aan 700 tankwagens vol giftig afvalwater per dag. In Twente gaat dat vanaf Schoonebeek met een leiding onder een natuurgebied door. Daar zijn al zestien lekkages geweest. Daarop zou moeten worden gemonitord door SodM. Hoe staat het met de veiligheid van drinkwater in Twente? Hoe zit het met die maandelijks metingen? En is daar voldoende personeel, dus budget, voor aanwezig? Dat hoor ik graag van de Minister.
Wat inklinking en vernatting betreft, het Hoogwaterbeschermingsprogramma is goed op weg, maar het verbaast mij – ik wil graag van de Minister weten of dat klopt – dat wij het volgens mij op de oude normen voor de dijken nooit hebben gehaald dat heel Nederland...
Ben ik door mijn tijd heen?
De voorzitter:
Ja, maar die loopt nog. Gaat u vooral door. Ik probeerde u voorzichtig te wenken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik zag wat gebaren waarvan ik niet wist dat ze voor mij bedoeld waren en die ik niet goed kon interpreteren. Sorry, voorzitter. Ik ken uw handgebaren nog niet goed genoeg, maar dat gaat komen.
... dat de dijken niet voldoen aan de normen die wij vroeger hadden maar ook dat de dijken niet voldoen aan de normen die wij nu hebben.
Dan ga ik de voorzitter vragen om twee minuten van mijn tijd uit de tweede termijn naar mijn eerste termijn te halen. Ik wil namelijk ook nog vragen hoe het bijvoorbeeld staat met rampenplannen als Ringdijk 14 springt. Daarover hebben we veel debatten gehad in het verleden.
Wat de bodemdaling betreft, staan er mooie passages in het regeerakkoord over onderwaterdrainage en lokaal maatwerk. Kan de Minister ons daarover iets verder voorlichten?
De bak van de A5 in Midden-Delfland levert een groot probleem op voor het waterschap, want dat heeft ontheffing gekregen om daar veel meer te pompen dan oorspronkelijk mogelijk was. Is het niet veel beter om de onderkant van die bak gewoon goed waterdicht te maken dan daar tot in de eeuwigheid enorm te pompen? Want als je op een plek water wegtrekt door te pompen, stroomt dat er vanzelf weer naartoe en moet je eindeloos blijven pompen.
Dan de vraag over het doorvaren van windmolenparken. Klopt het nu dat in onze wetgeving gezegd is dat daar vanwege de veiligheid door grotere schepen gewoon niet mag worden gevaren? Klopt het ook dat bij het aanwijzen van de windparken is gekeken of dat te veel belemmeringen oplevert voor de visserij?
Als allerlaatste uitsmijter de BES-eilanden. Ik ben heel blij dat er aandacht is om te zorgen dat daar geld naartoe komt. Ik nodig ook graag de Minister uit om aan te geven wat wij uit de 275 miljoen voor onze BES-eilanden op het gebied van waterkwaliteit en drinkwaterkwaliteit willen doen.
Dank u voor de coulance, voorzitter.
De voorzitter:
Die coulance heeft u gekregen en die krijgen ook mevrouw Dik-Faber en mevrouw Arissen, want zij hebben ook gevraagd zo creatief te zijn met hun spreektijd in de tweede termijn. Dat betekent wel dat ik u alle drie echt kritisch ga volgen in uw tweede termijn. Dus u heeft twee minuten en de collega's dadelijk maar een minuut. Daar ga ik u ook echt aan houden, anders krijg ik ruzie met de andere collega's.
De heer Bisschop (SGP):
Krachtig handhaven, voorzitter! Dank u wel.
Ik wil mij graag aansluiten bij de collega's die mevrouw de Minister van harte welkom geheten hebben in ons midden. Ook ik verheug mij op de samenwerking. Ik wens haar heel veel vreugde toe op het dossier water. U hebt het al gemerkt: never a dull moment. Ja, er is veel te doen. Droge voeten moeten gegarandeerd worden. Er moet voldoende zoet water beschikbaar zijn. Minder medicijnresten. Noem het allemaal maar op.
Voorzitter. Ik wil een aantal punten aan de orde stellen. Allereerst de hoogwatergeul Varik-Heesselt. Binnenkort worden knopen doorgehakt over de maatregelen. Grosso modo is er de keuze tussen óf een hoogwatergeul óf dijkversterking met buitendijkse maatregelen. De MER-rapportage wijst erop dat er door de hoogwatergeul die dat gebied insluit een soort badkuip ontstaat die snel volloopt als het misgaat. Daartegenover wijzen Delftse wetenschappers erop dat dijkversterking veel effectiever is als het gaat om het fenomeen piping. Dijkversterking is daarbij veel effectiever dan rivierverruiming en waterstandsverlaging. Spaargaren constateert dat binnen de grenzen van de huidige uiterwaarden veel meer waterstandsverlaging kan worden gerealiseerd, maar dat dit niet wordt meegenomen in verband met milieuwetgeving. Nou, dat is een mooie cocktail, waar nog bij komt dat dijkverzwaring veel goedkoper is. Mijn vraag aan de Minister is dan ook concreet: is de Minister bereid om het alternatief dijkversterking een serieuze kans te geven in de afweging die op dit dossier gemaakt moet worden?
Om nog even bij de rivieren te blijven: overheden zijn bezig met de Lange Termijn Ambitie Rivieren, maar wachten op streefwaarden voor de waterstandslijn. Op welke termijn zijn die streefwaarden te verwachten?
Voorzitter. Ik had een uitvoerig punt over het Deltafonds, maar een van de vragen die ik had met betrekking tot de budgetten, is via collega Dijkstra al doorgeleid naar de Minister, dus die vraag laat ik rusten. Ik heb een andere vraag die daarbij aansluit. De Deltacommissaris heeft geadviseerd om de komende jaren jaarlijks 230 miljoen euro extra uit te trekken voor de bescherming van ons land tegen extreme weersomstandigheden. We zullen de discussie over de vraag hoe dat nou precies komt, maar niet voeren. Dat is meer de insteek van de PVV-collega's. Mijn vraag is: hoe kijkt de Minister tegen deze oproep aan? Stel dat we dit niet doen. Hoe groot is dan het risico dat de maatschappij in de toekomst tegen miljarden euro's meer schade aanloopt?
Even iets over de watertoets. Het nieuwe kabinet wil bij het Deltaprogramma de nadruk leggen op het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van Nederland. Dat is van harte ondersteund. Maar betekent dat dat de Minister zich ook gaat inzetten voor een verplichte watertoets bij de omgevingsvisies? Die vraag heb ik al eens eerder gesteld, maar ik blijf erop hameren, want ik denk dat het hiermee kan beginnen.
Tot slot de bodemdaling in de veengebieden. Waterschappen, steden en boeren kampen daar met bodemdaling. Dat betekent grote risico's met betrekking tot waterveiligheid en wateroverlast. Het gaat de samenleving miljarden euro's kosten. Is de Minister bereid dit onderwerp mee te nemen in het aangekondigde bestuursakkoord klimaatadaptatie?
Voorzitter, ik dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Bisschop. Dan gaan we door naar de heer Laçin, namens de SP.
De heer Laçin (SP):
Dank voorzitter. Ik als geboren en getogen Rotterdammer heb heel veel met het onderwerp water. Tot acht maanden geleden keek ik er heel anders tegenaan, maar nu ik meerdere maanden ervaring heb opgedaan, zie ik toch dat er heel veel processen zijn. Ik ben echt onder de indruk van wat ik heb gezien de afgelopen maanden. Ik ben bijvoorbeeld op werkbezoek geweest bij Evides en heb gezien hoe ons drinkwater gezuiverd wordt voordat het uit de kraan kan stromen. Ik heb ook met verschillende groepen gesproken over waterveiligheid. Daar zal ik later op terugkomen.
Ik wil beginnen met de waterkwaliteit, voorzitter. Op 17 mei van dit jaar hield ik mijn maidenspeech over de lozingen van GenX door Chemours in Dordrecht. We zijn nu ruim zes maanden verder en het is eigenlijk geen moment stil geweest rondom de lozingen en de druk op ons drinkwater. Vandaag nog lazen we in de krant dat er jaarlijks 140.000 kilo aan medicijnresten in ons water terechtkomt. Daar werd ook al eerder aan gerefereerd. Terug naar GenX. Het is inmiddels door verschillende waterbedrijven aangetroffen in ons drinkwater. Omwonenden van de Chemoursfabriek kregen te horen dat zij maar beter geen groente en fruit uit eigen tuin konden eten. Wij wachten nog steeds op een reactie van Chemours over de eventueel illegale lozing in het water. Kan de Minister hier inmiddels al meer over vertellen?
Nog vorige week werd een zeer hoge concentratie GenX aangetroffen in het oppervlaktewater in Eindhoven, terwijl er geen fabriek staat geregistreerd in die omgeving waar met GenX wordt gewerkt. Hoe kan dit, wil ik de Minister vragen. Zijn wij inmiddels zover dat bedrijven zonder vergunning chemische stoffen lozen in ons milieu, of komt het uit het buitenland? Wat gaat de Minister doen om goed in beeld te brengen welke bedrijven in ons land chemische stoffen lozen en welke stoffen er worden geloosd? Dat overzicht moet er snel komen. Met het huidige REACH-systeem staan de deuren voor chemiegiganten wagenwijd open. Continu komen er stoffen op de markt waarvan wij de langetermijneffecten op onze gezondheid en het milieu niet kennen. Waterbedrijven slaan alarm en geven te kennen dat zij steeds meer en vaker moeten zuiveren om schoon drinkwater te kunnen leveren. Naast actieve lozing van chemische stoffen hebben zij ook te maken met bijvoorbeeld medicijnresten en mestafval van de landbouw. De kosten van deze extra zuiveringen mogen niet op het bordje van de consument terechtkomen. Is de Minister het met de SP eens dat de vervuiler moet betalen voor deze extra kosten? Kan de Minister deze extra kosten voor zuiveringen door waterbedrijven in beeld brengen en met de Kamer delen?
Ik heb eerder gepleit voor strengere Europese regels voor stoffen die op de markt komen en voor meer mogelijkheden voor het bevoegd gezag om vergunningen aan te scherpen of in te trekken. Wat gaat deze Minister doen om vervuilers aan te pakken, zowel nationaal als Europees, en te garanderen dat onze drinkwaterbronnen beschermd blijven? Ik overweeg een motie op dit punt om de Minister het noodzakelijke steuntje in de rug te geven.
Dan wil ik het hebben over ruimtelijke adaptatie. Bij het indelen van onze ruimte moeten wij rekening houden met klimaatverandering. Doen wij dit niet, dan krijgen wij te maken met risico's voor onze gezondheid, veiligheid en economie. In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie staat dat de huidige aanpak partijen onvoldoende weet te prikkelen om vaart te maken met deze aanpak. Ook geven waterschappen, gemeenten en provincies aan dat er jaarlijks 230 miljoen extra nodig is voor een gedegen aanpak. Wat vindt de Minister hiervan? Kan zij reageren op dit verzoek van de waterschappen, gemeenten en provincies?
Onderdeel van deze ruimtelijke adaptatie is ook het aanpakken van bodemdaling. Mijn buurman refereerde er ook al aan. Bodemdaling is een groot gevaar voor onze samenleving. In de documentaire Het zinkende land wordt dit pijnlijk blootgelegd. Verschillende onderzoeken wijzen uit dat schade aan huizen en infrastructuur en wateroverlast mede ontstaan door bodemdaling. Het onderhoud dat wordt gepleegd, is vaak niet meer dan symptoombestrijding; de ware oorzaak wordt nauwelijks aangepakt. Het is hoog tijd voor een actieplan om bodemdaling tegen te gaan. Het Rijk speelt hierin ook een belangrijke rol, omdat dit een landelijk probleem is.
Het woord bodemdaling komt niet voor in het regeerakkoord. Uit gesprekken met onder anderen de Deltacommissaris bleek ook dat het tegengaan van bodemdaling geen onderdeel is van het Deltaprogramma. Wat gaat de Minister doen om dit probleem aan te pakken? Welke plannen liggen er? Hebben we voldoende kennis en inzicht wat betreft bodemdaling? Hoe wordt deze kennis gedeeld met bijvoorbeeld provincies en waterschappen die er regionaal en lokaal mee aan de slag gaan? Ook op dit punt overweeg ik een motie in te dienen in mijn tweede termijn. Graag een reactie.
Tot slot twee concrete punten. Wat betreft waterveiligheid staan wij er goed voor. Wij zijn wat dat betreft wereldwijd koploper. Onze dijken zijn een voorbeeld, maar lokaal zijn er ook zorgen bij inwoners. Zo ook in Varik-Heesselt, waaraan een aantal van ons ook refereerde. Het plan voor een hoogwatergeul stuit op veel verzet van de inwoners en zou volgens de milieueffectrapportage, uitgevoerd door Sweco, ook niet veilig zijn. Actiegroep Waalzinnig heeft alternatieven aangedragen die ook voldoen aan de waterveiligheidseisen, waarbij niemand hoeft te verhuizen. Hoe staat het met dit proces? Heeft de Minister gesproken met inwoners en hun zorgen gehoord? Welke stappen worden op korte termijn gezet?
Ook de versterking van de Markermeerdijk stuit op veel verzet van inwoners, van Durgerdam tot Hoorn. Zij vinden dat nut en noodzaak van de huidige plannen onvoldoende zijn aangetoond. Vorige maand nog spraken dertien inwoners in tijdens de Statenvergadering van de commissie ruimte en wonen. Kent de Minister de zorgen die daar leven en wat gaat zij daarmee doen?
Tot slot. Ik heb aan de vorige Minister schriftelijke vragen gesteld over de veteranenziekte. Uit onderzoek afgelopen zomer van het RIVM bleek dat steeds meer mensen besmet raken met de legionellabacterie. De vorige Minister gaf in haar beantwoording aan dat zij geen aanleiding ziet tot nader onderzoek. Ik wil deze Minister vragen om hier nogmaals naar te kijken en toch nader onderzoek te doen, vooral op plekken waar hygiëne ontzettend belangrijk is, zoals in ziekenhuizen en op campings op piekmomenten. Is de Minister hiertoe bereid?
De heer Sienot (D66):
Ik kom terug op REACH en de richtlijnen op Europees niveau. Op zich kunnen wij er een eind in meegaan dat de richtlijnen beter moeten worden opgesteld. De implementatie en de monitoring moeten ook goed kunnen worden uitgevoerd. Kan de heer Laçin dat garanderen? Anders zijn we een extra papieren tijger aan het optuigen.
De heer Laçin (SP):
Die garantie zou ik graag willen geven, maar ik maak die wetgeving niet. Ik ben zeker voorstander van sterke verbetering van de informatieplicht en vervolgens van de handhaving en het toezicht.
Terug naar REACH. De SP vindt dat dit systeem op dit moment de deur wagenwijd openzet voor chemiebedrijven die stoffen produceren en registreren zonder voldoende toezicht. Drinkwaterbedrijven geven dat zelf ook aan. Door een tekort aan capaciteit in verschillende lidstaten – ook in Nederland – wordt maar 5% van de dossiers die in Finland worden aangeleverd en vervolgens naar de lidstaten gaan, gecontroleerd. Dat kan niet! Ook worden stoffen met de kennis van nu geregistreerd. Wij weten bijvoorbeeld niet wat GenX op langere termijn met onze volksgezondheid en het milieu doet. Wij zijn voorstander van het niet toestaan van die stoffen. Stoffen mogen pas op de markt komen als bewezen is dat er geen risico's op langere termijn aan zijn verbonden. Als die risico's te groot zijn, moeten ze gewoon verboden worden.
De heer Sienot (D66):
Van de laatste opmerkingen van de SP word ik een beetje onrustig. Geen stoffen meer whatsoever is nogal een uitspraak. Is dat realistisch? Is dat uitvoerbaar? Of gaan we gewoon ondernemers het ondernemen onmogelijk maken?
De heer Laçin (SP):
Wij maken niemand iets onmogelijk. We willen gewoon dat die chemische troep, waar u het ook over had, niet in ons drinkwater en niet in ons milieu terechtkomt. Dat is ons standpunt. Het RIVM heeft het over veiligheidsnormen en gezondheidsnormen. De vraag die wij ons moeten stellen is: willen wij dat GenX in ons drinkwater zit ja of nee? Ons antwoord is heel duidelijk nee. Pas als wij weten wat stoffen op langere termijn met onze gezondheid en met ons milieu doen, kan er een beslissing genomen worden. Als er geen risico's zijn, mag het wat ons betreft wel. Dit is niet alleen een SP-standpunt. In het Madridstatement onderschrijven ruim 200 wetenschappers dit punt. We hebben het net uitgebreid over het belang van de wetenschap gehad. Ook dit punt onderschrijft dat volgens mij.
De voorzitter:
Dan komen we bij mevrouw Dik-Faber voor haar bijdrage in eerste termijn namens de ChristenUnie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Welkom aan deze Minister van mijn partij, de ChristenUnie. Er is veel te doen. Ook op het gebied van water en klimaatverandering zal er veel gebeuren. Ik denk dat de klimaatverandering ons land drastisch zal veranderen. Het uitstellen van keuzes of het maken van verkeerde keuzes pakken duurder uit. Een bekend Nederlands onderzoeksbureau heeft uitgerekend dat de schade oploopt tot 71 miljard euro in 30 jaar tijd als wij niets doen. De Deltacommissaris pleit ervoor om tot en met 2025 jaarlijks 2030 miljoen extra toe te voegen aan het Deltafonds. Wat is de reactie van de Minister hierop? Er komt een bestuursakkoord met medeoverheden waarin afspraken worden gemaakt over klimaatadaptatie. Gaat de Minister hier komend jaar al mee aan de slag?
Voorzitter. De ChristenUnie vindt het belangrijk dat het Rijk betrokken blijft bij slappe bodems en bodemdaling. De problemen zijn te groot om alleen bij decentrale overheden te beleggen. Door peilverlaging en oxidatie van veenweiden stoot de Nederlandse natuur meer CO2 uit dan ze opneemt. Op welke manier kan de landbouw nog toekomst hebben in deze gebieden? Die vraag moeten we met elkaar op enig moment beantwoorden. In stedelijk gebied zijn er problemen met verzakkingen van wegen en woningen. Wat zijn de plannen van de Minister? Het lijkt me inderdaad een goed idee om dit probleem aan de orde te stellen in het bestuursakkoord klimaatadaptatie, zoals zojuist door de SGP is voorgesteld. Voelt de Minister zich met haar departement mede-eigenaar?
Ik kom nu op het punt van de waterkwaliteit. Voor verbetering van de waterkwaliteit is in november 2016 de Intentieverklaring Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater ondertekend. Ziet de Minister er ook meerwaarde in om in een bestuursakkoord afspraken te maken over inzet, financiering, monitoring en doelen?
Voorzitter. De Europese Kaderrichtlijn Water en Nitraatrichtlijn werken dezelfde kant op, maar gaan uit van andere normen. Provincies trekken nu bij mij aan de bel. Er is duidelijkheid nodig over welke doelen gehaald moeten worden, zodat ook duidelijk is voor welke opgave bijvoorbeeld de landbouw staat. Wil de Minister hierover het gesprek voeren in Europa? De herziening van de Kaderrichtlijn Water in 2019 en de aanstaande hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid bieden volgens mij goede aanknopingspunten.
Het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer is een belangrijk instrument om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen. Hiervoor is 20 miljoen beschikbaar vanuit het GLB en 20 miljoen vanuit de waterschappen. Ik krijg signalen dat het geld niet tijdig besteed kan worden, waardoor Brussel het geld mogelijk gaat terugvorderen. Hoe gaat de Minister dat voorkomen?
Dan schoon drinkwater. De drinkwaterbedrijven trekken ook aan de bel – het is druk bij de bel, voorzitter. Ze zien te vaak dat er bij innamepunten onbekende stoffen in het water zitten waarvan de bron en de risico's niet duidelijk zijn. Ziet de Minister mogelijkheden om de industrie te verplichten tot één het maken van actuele overzichten van stoffen die geloosd worden en twee het delen van deze overzichten met de vergunningverstrekker en de drinkwaterbedrijven?
Voorzitter. De medicijnresten zijn voor mijn fractie een belangrijk punt. Ik heb daarover een aantal vragen. Het zou volgens de ChristenUnie goed zijn om normen voor medicijnresten in het water te stellen, hoe ingewikkeld ook, zodat we weten waar we met elkaar naartoe werken. Welke mogelijkheden ziet de Minister om heldere doelen op te stellen zodat er daadwerkelijk een samenhangende aanpak komt?
De Minister start een aantal pilots om te komen tot een betere zuivering, en daarvoor is 30 miljoen beschikbaar. Heeft zij daarbij ook aandacht voor zuivering bij drinkwaterinnamepunten? En is de Minister bereid om ook eerder in de keten pilots te doen starten en kennisdeling te ondersteunen, zodat de goede voorbeelden een nieuwe standaard worden? We moeten niet alleen kijken naar end-of-pipeoplossingen, maar ook naar maatregelen eerder in de keten.
Ik kom bij mijn laatste punt op dit onderwerp. Nog steeds kunnen mensen in een kwart van de gemeenten geen medicijnresten inleveren bij hun apotheker omdat apothekers daarvoor moeten betalen. Wil de Minister gemeenten hierop aanspreken?
Voorzitter. Grondstoffen uit rioolwater zijn volgens de wet afvalstoffen. Deze definitie belemmert de bijdrage van waterschappen aan de circulaire economie. Welke Europese en nationale drempels zijn er? Wil de Minister dit in het kader van het grondstoffenakkoord agenderen, zodat er een oplossing komt?
In het regeerakkoord staat een bijdrage van 275 miljoen voor natuur en waterkwaliteit. Daar is mijn fractie natuurlijk erg blij mee. De natuurorganisaties hebben gezamenlijk een aansprekend voorstel gedaan. Wil de Minister ook met deze organisaties het gesprek gaan voeren? Ik ben benieuwd naar de plannen van de Minister. Wanneer kan de Kamer deze tegemoetzien?
Voorzitter. Een ander punt in het regeerakkoord is de beheerautoriteit voor het Waddengebied. Ook op dat gebied ben ik benieuwd naar de plannen van de Minister.
Ik kom bij mijn laatste punt, en ben daarmee precies binnen mijn tijd gebleven. Een halfjaar geleden is een motie van mijn fractie aangenomen die stelt dat de waterveiligheid vooropstaat, maar dat we de kansen om maatschappelijke opgaven mee te koppelen ook moeten benutten. Heeft de Minister kennisgenomen van die motie? Hoe gaat zij deze uitvoeren?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Dik-Faber. U heeft de klok ook zelf laten meelopen, want het klopt exact. Nu zijn de vijf minuten voorbij. Dan kunnen we door naar mevrouw Arissen namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik zal ook even mijn klokje aanzetten.
Vorige week bleek dat de giftige chemische stof GenX is aangetroffen in het drinkwater van drie Nederlandse waterbedrijven. De nieuwe Minister concludeert dat het drinkwater in Nederland veilig is en de monitoring in orde. Wel zullen er extra middelen worden ingezet om in het jaar 2018 de kennis en kunde van het bevoegd gezag te vergroten. Hoe is het mogelijk dat de Minister stelt dat ons drinkwater veilig is? Hoe is het mogelijk, gezien de recente onverwachte ontdekking van GenX in de rioolzuivering van Eindhoven, waarvan de concentratie zelfs 130 nanogram bedraagt? Rijkswaterstaat en de waterschappen moeten nog nader onderzoek doen naar waar deze concentraties GenX vandaan komen, nu de lozingen van Chemours hier geen invloed op hebben. Wie GenX loost en hoeveel precies, weet de Minister niet. Waarom is dat niet eerder aan de Kamer gemeld? Tot nu toe werd verondersteld dat alleen Chemours GenX loost. Nu wordt er blijkbaar rekening gehouden met de mogelijkheid dat ook bedrijven die niet vergunningsplichtig zijn, GenX lozen. Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. Chemiecriminelen die onderhandelen over de voorwaarden waaronder zij giftige stoffen in ons water, in onze lucht en in onze bodem kunnen lozen, krijgen wederom vrij spel. En de burgers moeten, ook volgens deze nieuwe Minister, gewoon rustig gaan slapen. De Partij voor de Dieren vindt het schokkend dat men niet leert van de grote misstanden en schade aan de volksgezondheid die de grote broer van GenX, namelijk C8, heeft aangericht. Waar gaat het hier nu om? Wat de Partij voor de Dieren betreft dat giftige stoffen zoals GenX niet thuishoren in ons drinkwater, niet in onze natuur en niet in ons lichaam.
In de Amerikaanse staat North Carolina wordt Chemours voor de rechter gesleept wegens het verzwijgen van relevante gezondheids- en milieuonderzoeken, net als moederbedrijf DuPont eerder met C8, waardoor mensen ernstig ziek zijn geworden, ook in Nederland. En de Minister durft werkelijk te beweren dat het allemaal niet zo erg is. Hoe kunnen we überhaupt veilige grenswaarden stellen voor een stof als GenX, waarvan nog immer onduidelijk is hoe schadelijk die precies is? Immers, in de structurele aanpak opkomende stoffen, waar GenX onder geschaard wordt, staat dat het gaat om een niet-wettelijk genormeerde stof waarvan de schadelijkheid nog niet volledig is vastgesteld. Graag een reactie.
Voorzitter. Om maar liefst 89 van de 200 grondwaterwinningsputten zijn tussen 2000 en 2015 hogere doses meststoffen gemeten dan wettelijk toegestaan. Niet voor niets dat de Vereniging van Waterbedrijven alarm heeft geslagen over de waterkwaliteit en de zuiveringskosten. En niet voor niets worden zij gesteund door het rapport Evaluatie Meststoffenwet 2016 van het Planbureau voor de Leefomgeving. De Meststoffenwet is ingevoerd om onder andere de waterkwaliteit te verbeteren, die in de afgelopen decennia met name is aangetast door het gebruik van mest en landbouwgif. «Het blauwe goud», zo wordt het water terecht genoemd. Drinkwater is essentieel voor ons bestaan. Daarom zullen we extra inspanningen moeten leveren om de kwaliteit te verhogen.
Want wat schrijft het PBL? Ten eerste dat de uitvoering van het vijfde zogenoemde Nitraatactieprogramma, of NAP, niet voldoende werkt. De aanscherpingen ten opzichte van het vierde NAP hebben niet de benodigde effecten gehad. Er zijn duidelijke signalen dat we over een aantal jaar kunnen concluderen dat ook het zesde NAP de doelstellingen niet haalt, zo blijkt uit de MER, de milieueffectrapportage. Kan de Minister aangeven in hoeverre het zesde NAP moet worden aangescherpt om wel te voldoen aan de doelstellingen? Ik citeer van pagina 25: «Met het huidige beleid worden de KRW-doelen in 2027 niet gehaald; de gemiddelde fosforconcentraties in het oppervlaktewater overschrijden de KRW-doelen met een factor twee tot drie.» Kan de Minister hierop ingaan? Deelt zij de analyse dat de Meststoffenwet niet voldoet voor het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water? Tot slot blijkt op pagina 30 dat er onder agrarische ondernemers weinig begrip is voor de waterkwaliteitsdoelen en dat de houding jegens de bijkomende maatregelen ten koste kunnen gaan van de naleving en de effectiviteit van de mestregels. Hoe beoordeelt de Minister die kennelijke houding en deelt zij de mening dat dit zorgwekkend is?
Tot slot nog kort over de microplastics, de kleine deeltjes plastic die in onder andere cosmetica en tandpasta worden verwerkt. Deze belanden via onze afvoerputjes in ons andere afvoerputje, namelijk het milieu, en blijven daar eeuwig. Het gaat daarbij om grote hoeveelheden die terechtkomen in onze oceanen en zeeën. Heel veel dieren ondervinden de gevolgen hiervan. Het is onmogelijk om dit op te ruimen, terwijl onze wateren meer dan 70% van het aardoppervlak bestrijken. Welk belang is in dezen groter dan het belang van een schoon milieu? Welk belang belet ons om microplastics te verbieden? Daarom vraag ik de Minister om welk belang het gaat en of zij niet tot een verbod kan komen. Welke mogelijkheid ziet zij als aanjager in Europa om het gebruik van microplastics in Nederland wel te verbieden? Kan in de REACH-verordening, de EU-verordening voor chemische stoffen, een verbod op toelating of, beter gezegd, een algeheel verbod worden geregeld?
Voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Prima. Ik stel vast dat dat nu geen vragen oplevert. Dan stel ik voor dat we gaan schorsen tot 14.30 uur, waarna we dit overleg voortzetten. Ik heb begrepen dat de Minister daarmee voldoende voorbereidingstijd heeft. Om te beginnen zal de Minister dan de vragen beantwoorden die door u zijn gesteld in eerste termijn.
De vergadering wordt van 13.55 uur tot 14.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Collega's, ik zie dat de Minister zich keurig aan de tijd heeft gehouden. We zouden om 14.30 uur weer verdergaan en ze is hier, net als haar ambtelijke staf. Wij zijn vrijwel compleet, dus stel ik voor dat we beginnen met de eerste termijn van de zijde van de Minister, waarin de Minister wordt verzocht antwoord te geven op de diverse vragen die aan haar zijn gesteld. Ik zeg tegen de collega's nog even dat we de interrupties in tweeën houden. Als ik daartoe reden zie, zeg ik wie vooroploopt in het aantal interrupties. Het woord is aan de Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik graag de Kamerleden bedanken voor hun inbreng en ook voor het warme welkom. Ik heb er ontzettend veel zin in om samen met de Kamer op dit mooie dossier aan de slag te mogen gaan. U kunt ervan verzekerd zijn dat ik er alles aan zal doen om dit ministerschap niet in het water te laten vallen.
Ik wil de beantwoording van de vragen in vier blokjes indelen: een blokje «waterveiligheid», een blok «ruimtelijke adaptatie», een blokje «waterkwaliteit» en een blokje «water internationaal». Eerst wil ik een algemene introductie geven.
Water. Meerdere sprekers vanmiddag zeiden het: iedereen in Nederland heeft er wel wat mee. Hoewel de meeste mensen mij kennen als een Brabantse, ben ik opgegroeid in Harderwijk, aan het water dus. U ziet het natuurlijk aan mijn leeftijd, het was de tijd dat aan de overkant Zuidelijk Flevoland werd drooggelegd. Dronten ontstond, net als Lelystad en Almere: het nieuwe land. Nederland is een land van waterbouwers. Omdat water in Nederland zo belangrijk is, zou ik me kunnen voorstellen dat Kamerleden zijn gaan tellen hoe vaak het woord «water» nu voorkomt in het regeerakkoord. Het is tegenwoordig soms een sport. Ik heb het ook even gedaan: het komt 26 keer voor. Dat is dan inclusief woorden als «waterschappen», «Rijkswaterstaat» en «territoriale wateren». Op het eerste gezicht misschien niet zo heel veel voor een land dat niet eens zou bestaan als we ons niet tegen het water zouden wapenen. Maar u en ik weten wel beter. Het Deltaprogramma bijvoorbeeld, wordt met één zin genoemd, maar er gaat een hele wereld achter schuil, zoals we vandaag hebben kunnen zien. Hetzelfde geldt voor de Europese Kaderrichtlijn Water. Ik denk dat we kunnen stellen dat de waterpartners in Nederland aan een half woord genoeg hebben om te weten wat hen te doen staat.
De opgaven zijn groot, zowel op het gebied van waterveiligheid, als op het gebied van waterkwaliteit. Vanwege onze ligging in een delta krijgt Nederland veel last van klimaatverandering. Een stijgende zeespiegel, meer water dat via rivieren ons land binnenkomt, extremere regenval en langere perioden van droogte – het komt allemaal op ons af en sneller ook dan we dachten. De heftige regenbuien die voor 2050 waren voorspeld, vallen nu al. Ook op het gebied van waterkwaliteit heeft Nederland een grotere uitdaging dan veel andere landen, omdat we zo klein en dichtbevolkt zijn. We werken er hard aan om het water en het drinkwater veilig te houden. We zijn op het goede pad. De Nederlandse wateren zijn in decennia niet zo schoon geweest. Maar de dreigingen zijn ook groter. Mest en gewasbeschermingsmiddelen, medicijnresten, nieuwe chemische stoffen – de Kamer noemde het allemaal, en terecht. We bestaan zelf voor het grootste deel uit water, onze natuur leeft van water, onze economie draait erop, ons eten is ervan afhankelijk. Schoon water is rijkdom. Schoon water was, is en blijft hard werken.
Ik wil nu beginnen met de beantwoording van het eerste blokje: de vragen over waterveiligheid. Ik begin met waterveiligheid, de bescherming van ons land tegen overstromingen: een thema met een lange traditie en een groot draagvlak in de samenleving en in de Kamer. De afgelopen jaren zijn er grote stappen gezet. De zwakke schakels in de Noordzeekust zijn aangepakt, onze kust is nu bestand tegen zware stormen. Meer dan 30 projecten van Ruimte voor de Rivier zijn opgeleverd, met parels als de nevengeul bij Nijmegen en de boerderijen op terpen in de Noordwaard. 4 miljoen bewoners van het rivierengebied zijn beter beschermd tegen overstromingen én de leefomgeving is mooier geworden. Ook internationaal wordt Ruimte voor de Rivier als voorbeeld van onze aanpak gezien. Ook langs de Maas is veel gebeurd de afgelopen jaren. Onlangs nog hebben wij gevierd dat het project Grensmaas zijn hoogwaterdoelstelling gehaald heeft. De bewoners zijn nu vijf keer veiliger dan in de jaren negentig.
We perken de natuur niet in, maar we bouwen met de natuur, zoals bij de Zandmotor bij Kijkduin. Onze waterkeringen moeten sinds begin dit jaar voldoen aan nieuwe, strengere waterveiligheidsnormen. De grootste opgave in de komende jaren is dat we alle waterkeringen in Nederland langs die nieuwe meetlat leggen. Daaruit volgt welke keringen in welke volgorde van prioriteit aangepakt moeten worden in het Hoogwaterbeschermingsprogramma. De grote uitdaging daarbij zijn de hogere afvoeren van de rivieren in de toekomst.
Samen met de regio's onderzoeken we daarnaast hoe we ook na 2028 op diverse plekken in Nederland opnieuw Ruimte voor de Rivier-achtige projecten op kunnen zetten met waterveiligheidsdoelen en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de natuur, de waterkwaliteit et cetera. Zo'n aanpak is wel duurder dan alleen dijkversterkingen. De meerkosten van het meekoppelen van regionale doelen en opgaven moeten in belangrijke mate door de regio worden gedragen. Daarover wil ik heldere spelregels afspreken. Zo moet de urgentie voor deze projecten in de regio zo concreet en stevig gevoeld worden dat ze hoe dan ook zouden worden uitgevoerd. Het meekoppelen ervan aan de waterveiligheidsaanpak moet aantoonbaar voordeel opleveren. Volgend jaar wil ik hierover afspraken maken met de provincies, de waterschappen en eventueel ook gemeenten.
Dan wil ik nu even kijken naar wat meer specifieke vragen hierover, door u allen gesteld. Meerderen van u hebben gevraagd naar de 230 miljoen die is voorgesteld. De Deltacommissaris heeft gesproken over een substantieel bedrag. Ik wil ten eerste kijken hoe ik zonder meerkosten voor het waterveiligheidsbudget oplossingen voor waterveiligheid kan bieden die het voor partners mogelijk maken om hun doelen mee te koppelen. Tegelijkertijd kijk ik met de medeoverheden waar en hoe budgetten voor andere doelen, zoals natuur, kunnen worden gekoppeld aan projecten vanuit het Deltafonds. U kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan bestaande budgetten voor waterkwaliteit, het budget dat met het regeerakkoord beschikbaar is gesteld voor waterkwaliteit en natuur en de medefinanciering door regionale overheden. Overigens heeft de Deltacommissaris geadviseerd om jaarlijks een substantieel budget beschikbaar te maken voor het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie en voor rivierverruiming, niet specifiek voor natuur, zonder daarbij een bedrag te noemen. Zoals gezegd was het bedrag van 230 miljoen een suggestie van de koepels voor Ruimtelijke Adaptatie.
Voor de zomer heeft uw Kamer de motie-Dik-Faber op stuk nr. 401 (27 625) aangenomen, die oproept om aan primaire doelen van het Deltaprogramma waar mogelijk maatschappelijke opgaven te koppelen en budgetten in samenhang te bezien. Net als mijn voorganger sta ik achter de aanpak van meekoppelen om op die manier werk met werk te maken. Maar de veiligheid staat voorop. Bij elke dijkversterking kijken we naar de meekoppelkansen voor natuur, recreatie, ruimtelijke kwaliteit, economie enzovoorts. Dat geldt in het bijzonder voor rivieren waar waterveiligheid vorm krijgt via het samenspel tussen dijkversterking en rivierverruiming. Wat mij betreft gebeurt dat onder heldere voorwaarden. Er moet in de regio dus echt urgentie zijn. Het moet gaan om projecten die er hoe dan ook zouden komen. Er moet investeringsbereidheid zijn bij de regionale partners om de meerkosten te betalen. Middelen voor waterveiligheid zijn niet voor andere doelen. Er moeten dus aantoonbare voordelen zijn om het gezamenlijk te doen.
De voorzitter:
Ik zocht even naar een goed moment om u te onderbreken. Dat is altijd even zoeken. Ik begin met mevrouw Van Brenk. Zij wilde u een vraag stellen.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik wilde heel even vragen of de Minister ook de vraag wil beantwoorden die volgens mij heel veel leden hebben gesteld. Gaat u het verzoek om 230 miljoen voor ruimtelijke adaptatie honoreren? Dat kon ik niet opmaken uit haar betoog.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat kan ik ook niet een-op-een zeggen. Ik heb geprobeerd aan te geven dat ik de komende tijd met alle relevante partners om tafel ga. Ik heb daar nog geen kans voor gehad. Mevrouw Van Tongeren had het over de Minister van 2018. Ik ben vandaag precies een maand in functie. Net als wij bij het MIRT hebben gezegd, wil ik eerst met de regionale overheden in gesprek voordat wij beslissingen nemen. Ik wil dit heel graag met alle betrokken partners in de regio kunnen bespreken en daar dan inderdaad in 2018 met een goed doordacht plan op terugkomen. Velen van u hebben het al gezegd: wil ik dit geld los krijgen bij het Ministerie van Financiën, dan moet het ook een goede doelmatigheidstoets kunnen doorstaan. Dat is nu nog net even te kort door de bocht.
De voorzitter:
Vervolgt u uw beantwoording.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan is er nog een vraag van de fractie van de SGP. Vanaf 2022 is er een gat van 20 miljoen op de post beheer en onderhoud van watersystemen. In de begroting voor 2018 zijn voor de periode 2018–2021 de budgetten in overeenstemming gebracht met de budgetbehoefte. Voor de periode daarna ligt de prognose van het benodigde langjarige bedrag om het huidige prestatieniveau van beheer en onderhoud te handhaven, hoger dan het beschikbare budget; dat is terecht geconstateerd. Voor het verschil is een reservering van 50% getroffen binnen de investeringsruimte van het Deltafonds. Er wordt bekeken welke maatregelen zoals versobering of aanpassing van de prestatiedoelen misschien hier en daar, mogelijk zijn om budgetbehoefte en budget met elkaar in overeenstemming te brengen en wat dan de consequenties zijn voor het hoofdwatersysteem. Daarom zal de komende periode worden bekeken welke maatregelen wij daarvoor precies kunnen gebruiken. Op basis hiervan kan in de aanloop naar het programma voor 2020–2025 worden overgegaan tot het treffen van maatregelen of het aanpassen van het budget om te voorkomen dat er achterstanden ontstaan. U weet dat ook van de wegen: uitgesteld onderhoud is inherent aan de werkwijze waarbij werkzaamheden soms worden gecombineerd om besparingen te realiseren en hinder voor gebruikers te beperken. Uiteraard let ik er erg op dat de hoeveelheid uitgesteld onderhoud niet omslaat in achterstallig onderhoud, want dat willen wij met z'n allen voorkomen.
De voorzitter:
Mevrouw de Minister. De heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Een kleine vraag hierbij: hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Op welke manier kunnen wij meeleven?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zodra hier meer over bekend is en wij beslissingen nemen, komt dat zo snel mogelijk naar de Kamer. Wij hebben een actieve informatieplicht.
De voorzitter:
Is dit afdoende voor de heer Bisschop? Ja.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik zal het volgende mapje openmaken.
De voorzitter:
Is dit het einde van het blokje?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee, nee, er komen nog veel meer onderdelen, maar ook waterveiligheid is weer in sub-blokjes ingedeeld.
De voorzitter:
Dus voor de andere toehoorders, wij zitten nog in waterveiligheid. Gaat u door.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb hier nog een paar vragen over de topsector. De heer Dijkstra heeft gevraagd hoe bedrijven en kennisinstellingen kunnen profiteren van exportkansen en welke belemmeringen er nog zijn. De Nederlandse Staat heeft Nederlandse exporteurs in 2016 middels 96 polissen met een volume van 2,7 miljard met behulp van exportkredietverzekeringen gefaciliteerd. De blijvende interesse van het Nederlandse bedrijfsleven is een signaal dat die exportkredietverzekering nog altijd een grote rol speelt bij het behoud van een concurrerende Nederlandse exportindustrie. De Nederlandse baggeraars maken bij hun overzeese activiteiten veelvuldig gebruik van die exportkredietverzekering. De samenwerking tussen de watersector en het Ministerie van BHOS is intensief. Op verschillende grote internationale projecten wordt nauw samengewerkt om de kansen te pakken waar die liggen voor de watersector en dat is dus inclusief de baggeraars. Het is dus een generiek instrument om additioneel aan de markt het Nederlandse exporterende bedrijfsleven te ondersteunen, en Nederlandse bedrijven weten hun weg daarnaar goed te vinden. Er is overigens geen sprake van stilstand bij het instrumentarium, want maatschappelijk verantwoord ondernemen neemt ook een prominente plaats in bij het beoordelen van die projecten.
Dan is er nog gevraagd naar de voortgang bij het Nederlands klimaatfonds. In het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt over het klimaatfonds. Daarvoor is de Minister van BHOS verantwoordelijk, dus ik verwijs naar haar.
De voorzitter:
Opnieuw een vraag van mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik kan het even niet laten, maar ik sla aan op het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het is in Nederland goed gebruik, mede dankzij de waterschappen, waarin allerlei groeperingen vertegenwoordigd zijn, om in goed overleg tot een oplossing te komen, met een afweging van de belangen van alle partijen. Wij horen dat dit in het buitenland nog weleens vergeten wordt. Als we praten over maatschappelijk verantwoord ondernemen, is het ook van groot belang om te kijken of de bevolking inspraak heeft en wat het voor hen doet. Mag ik ervan uitgaan dat de Minister dat daar ook mee bedoelt?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Uiteraard. Ik denk dat het altijd belangrijk is, niet alleen in Nederland, maar ook elders in de wereld, om te kijken naar de belangen van alle stakeholders. Ik heb geen aanwijzingen dat dit nu niet gebeurt. Mocht u die wel hebben, dan hoor ik het graag, want dat is niet wat we met z'n allen willen.
Het CDA heeft gevraagd hoe de Minister het topsectorbeleid Water vorm gaat geven. Worden Wetsus en de WaterCampus Leeuwarden hierbij betrokken? Het generieke topsectorenbeleid wordt, zoals u weet, vormgegeven door mijn collega van Economische Zaken en Klimaat. In de komende maanden zullen EZK, OCW en de vakdepartementen nadere uitwerking geven aan de afspraken in het regeerakkoord. Een belangrijk element is de focus op economische kansen en maatschappelijke uitdagingen, waaronder landbouw, water, voedsel en sleuteltechnologieën, het benutten van regionale kansen en van de inkoopkracht van de overheid. Voor meer details hierover verwijs ik naar het algemeen overleg Bedrijfslevenbeleid van 21 december, waar dit meer kan worden besproken. De topsector Water & Maritiem wordt binnen de kaders van het generieke topsectorenbeleid door bedrijven, kennisinstellingen en overheden gezamenlijk vormgegeven. Ik kan u melden dat Wetsus en de WaterCampus Leeuwarden daarbij alreeds belangrijke partners zijn.
Dan is de vraag gesteld welke potentieel succesvolle niches er worden opgepakt binnen de topsector Water. De deelsectoren Deltatechnologie, Watertechnologie en Maritieme Technologie worden gezien als kansrijke niches om innovatieve oplossingen te ontwikkelen. Voorbeelden hiervan zijn: meer terugwinning van nutriënten op het gebied van Watertechnologie; bij Deltatechnologie: bouwen met zand en slib en vervanging van natte kunstwerken; schonere, slimmere schepen op het gebied van Maritieme Technologie. Donderdag mag ik nog gaan kijken naar smart shipping in Rotterdam. Dat zijn allemaal voorbeelden die u zou kunnen rekenen onder de succesvolle niches.
Dan ga ik verder met een onderwerp waarover u bijna allemaal vragen heeft gesteld: hoe is de stand van zaken rondom Varik-Heesselt en welke rol heeft de Kamer nog in dit proces? De verkenning zit in de eindfase. Er liggen twee potentiële voorkeursalternatieven op tafel, die door bijna alle woordvoerders zijn genoemd. De stuurgroep van het project neemt in januari 2018 een eerste besluit over het voorkeursalternatief. Dit wordt vervolgens aan de dagelijks besturen van gemeenten, waterschap en provincie voorgelegd. Begin maart 2018 komt de stuurgroep met haar definitieve voorstel voor een voorkeursalternatief. Dat voorstel zal de regio aan mij voorleggen. Ik verwacht dus in mei 2018 de voorkeursbeslissing te kunnen nemen. Ik zal de Kamer uiteraard over mijn beslissing informeren, zoals gebruikelijk. U zult denken: zo makkelijk komt u er niet mee weg. Er is ook gevraagd of de Minister het alternatief dijkversterking een serieuze kans wil geven. Een van de twee potentiële voorkeursalternatieven is dat alternatief dijkversterking. Dat alternatief is net als die andere alternatieven zorgvuldig onderzocht, onder andere in een MER en een MKBA. Het is dus nu eerst de taak van de stuurgroep om een besluit over het voorkeursalternatief te nemen, maar ik kan u verzekeren dat dit net zo serieus is bekeken als het andere.
Door de SGP is nog gevraagd...
De voorzitter:
Toch nog een vraag van de heer Sienot. Nu wel.
De heer Sienot (D66):
Ja, nu wel. In mijn bijdrage in eerste termijn vroeg ik aan de Minister of de bewoners, die een heel sterke voorkeur hadden, ook in tweede instantie door de stuurgroep echt heel goed betrokken worden bij het proces. Dat betreft meer dan alleen dijkversterking, want er wordt ook bekeken hoe we meer kunnen halen uit de nieuwe geul die ontstaat.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Uiteraard is het altijd van belang om bewoners er goed bij te betrekken. Het is in eerste instantie natuurlijk aan de stuurgroep om dat zelf goed te doen. We zijn daarmee in gesprek en we zullen er zeker bij hen op blijven aandringen ervoor te zorgen dat dit proces zorgvuldig plaatsvindt.
Verder is gevraagd wat het in de praktijk voor mensen betekent. De waterveiligheid is natuurlijk een uitdrukkelijk aandachtspunt daarbij. De provincie heeft al veel gedaan om de bewoners bij dit project te betrekken. Ik neem aan dat zij dat zeker zal blijven doen, zeker in de cruciale fase die nu komt. Nogmaals, de verkenning heeft de alternatieven en gevolgen zorgvuldig in beeld gebracht conform de daarvoor geldende spelregels en dat is echt wel met een gedegen aanpak gebeurd.
De voorzitter:
Meneer Sienot, ter afronding.
De heer Sienot (D66):
Ter afronding. Ik wil het even helemaal scherp krijgen.
Dank u wel, Minister, voor de beantwoording. Het gaat erom dat die droge geul ook echt iets toevoegt aan het gebied als hij niet onder water staat. Ik begrijp het stuk over veiligheid. Ik hoor ook dat daar nu met de bewoners goed naar wordt gekeken, maar het gaat dus ook om het tweede deel: wat kunnen we er nog meer mee?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik begrijp heel goed dat u dat zegt. In mijn algemene inleiding over meekoppelkansen – een mooi scrabblewoord – heb ik al aangegeven dat wij in eerste instantie aan de lat staan voor de waterveiligheid. Er moet dus worden aangetoond dat het nadrukkelijk echt meerwaarde heeft om het op een andere manier te doen dan alleen door middel van dijkversterking. Het is dus in eerste instantie aan de regio om te laten zien dat daar grote belangen mee gemoeid zijn en dat dit niet ten koste gaat van de veiligheid.
De heer Geurts (CDA):
Ik ga toch even door over Varik-Heesselt. Ik snap het antwoord van de Minister gelet op het proces op dit moment. Maar ik kan mij zo voorstellen dat er vanuit de regio een verdeeld advies naar de Minister komt. Is de Minister dan bereid om met de Kamer het gesprek aan te gaan voordat zij een definitief besluit neemt?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, om eerst nog met u een gesprek aan te gaan... Ik ga ervan uit dat ik alle gegevens uit het hele proces op tafel heb. Ik neem aan dat ik een goed onderbouwd voorkeursbesluit krijg en dan is het niet gebruikelijk dat ik dat eerst aan de Kamer ga voorleggen. U kunt mij achteraf ter verantwoording roepen, maar we gaan dat besluit natuurlijk op een heel zorgvuldige wijze nemen.
De voorzitter:
De heer Geurts, ter afronding.
De heer Geurts (CDA):
Ik maak mij toch wat zorgen over dit proces. Als dat zo zou gaan, is de Minister dan bereid om geen onomkeerbare stappen te nemen nadat ze het besluit genomen heeft en voordat ze met de Kamer heeft gesproken?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Volgens mij heeft u in dit soort gevallen, waarin besluiten niet in één dag in een implementatie worden omgezet, altijd de mogelijkheid om mij weer van zo'n pad af te halen.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw beantwoording.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kom nu bij het blokje over de Markermeerdijken.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, de Minister was begonnen met een zin over de SGP. Uiteraard spits ik dan extra mijn oren.
De voorzitter:
Maakt u die zin dan alstublieft even af, Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat was voor u natuurlijk een mooie cliffhanger. Inderdaad, de SGP had nog gevraagd of bij Varik-Heesselt de waterveiligheid voorop staat. Zoals ik al in mijn inleiding aangaf, is waterveiligheid, de bescherming tegen overstroming, voor Nederland van levensbelang. Juist bij Varik-Heesselt staan wij als IenW voor waterveiligheid. Die staat bij mij dus voorop. En nogmaals, de regio kan meekoppelkansen voor het gebied aandragen. In het geval van de geul gaat het om droge natuur. Rijk en regio moeten samen naar die integrale aanpak kijken. In de verkenning wordt bekeken hoe die mogelijkheden eventueel kunnen worden meegekoppeld, maar dan moet er echt geen risico zijn voor de veiligheid en dan moet er in de regio echt een groot draagvlak zijn voor die maatregelen.
Ik kom bij de Markermeerdijken. De SP heeft gevraagd of de Minister de zorgen kent van de bewoners van de Markermeerdijken en wat zij daaraan gaat doen. Die zorgen zijn bij ons bekend. Ik wil benadrukken dat in de eerste plaats het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier verantwoordelijk is voor de uitvoering van deze dijkversterking. Omdat er begin dit jaar onrust was over de Markermeerdijken, was er reden om in 2017 twee keer een bestuurlijk overleg te organiseren met het waterschap, de provincie en de Deltacommissaris, om advies te vragen voor Uitdam. De uitkomst van deze overleggen heb ik u begin juli gemeld. Voor Uitdam is voor een vernagelingsvariant gekozen. Bij Durgerdam wordt een jaar extra tijd genomen voor de dijkversterking. Ik blijf de voortgang daarvan goed volgen.
Misschien moet ik meteen maar even doorgaan over die oplossing voor Uitdam, want daar is ook naar gevraagd. De heer Geurts vroeg of de oplossing die de Deltacommissaris daarvoor heeft bedacht ook niet geschikt is voor een groter stuk van de Markermeerdijken, of de Minister bereid is om dat te bekijken en, zo ja, op welke termijn. De versterkingsopgave bij Uitdam is complex, vooral vanwege de karakteristieke bebouwing, dicht langs de dijk, en de bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit. Om die reden is de Deltacommissaris gevraagd om samen met alle betrokken te adviseren over een oplossing voor de dijkversterking. De situatie aldaar is uniek. Voor de overige trajecten van de Markermeerdijken, met andere unieke kenmerken, zijn andere versterkingsoplossingen gekozen, die daar weer goed bij passen. Er is dus echt gezocht naar maatwerk. Een traject met de Deltacommissaris lijkt daar niet nodig te zijn.
De heer Geurts vroeg verder naar de Markerwadden: welke ecologische doelen willen wij daarmee bereiken? Het ecologische doel is om vissen, water- en rietvogels in het Markermeer meer opgroei- en leefgebied te geven. De natuurkwaliteit van het Markermeer loopt al jaren terug. Vooral de vogel- en visstand is sinds de jaren negentig sterk afgenomen. Grote hoeveelheden opwervelend slib belemmeren de groei van waterplanten en driehoeksmosselen. Watervogels en vissen vinden er steeds minder voedsel. De aanleg van die moerasrijke eilanden moet eigenlijk het begin vormen van een ecologische verbetering aldaar. De ontwikkeling van een robuust ecosysteem in het Markermeer is in 2013 door het Rijk als doel vastgelegd in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer. Door voor het bouwen van de eilanden slib uit het Markermeer te halen wordt tevens een positief effect verwacht op de waterkwaliteit. Het project zal intensief gemonitord worden. Die monitoring is zelfs al begonnen nu de aanleg nog gaande is, om ook goede nulmetingen te hebben. Op 8 maart jongstleden heeft mijn voorganger aangekondigd om extra budget, 1,5 miljoen euro, beschikbaar te stellen voor onderzoek en monitoring. De uitkomsten van die monitoring wegen ook zeker mee in de beslissing over een mogelijke tweede fase. Dat over dit onderwerp.
Dan ga ik naar mevrouw Van Tongeren, over de ontheffing voor de pompen van de bak bij de A4. Zo omschrijf ik het maar even kortheidshalve. Mevrouw Van Tongeren zegt dat de ontheffing voor veel meer water is dan mogelijk is en vraagt zich af of we die bak niet waterdicht moeten maken, zodat er niet meer gepompt hoeft te worden. Op dit moment hebben alle betrokken partijen geconstateerd dat het systeem aan zijn doelstelling voldoet. Het effect van de A4 op het eerste watervoerende pakket wordt nagenoeg volledig genivelleerd. Rijkswaterstaat dient een jaarlijkse evaluatie op te stellen. Daarnaast dient elke tien jaar een inventarisatie te worden uitgevoerd door een onafhankelijk bureau naar de eventuele beschikbare en bewezen technische mogelijkheden om de waterdichtheid van de constructie verder te vergroten. Er wordt vaak gesproken over het verpompen van miljoenen liters water. Dat klopt formeel, maar in de beeldvorming wordt het wel erg groot gemaakt. Ter vergelijking: de omvang van de vergunning is vergelijkbaar met de onttrekking die nodig is voor de bouw van een parkeergarage. Dit om het even in perspectief te plaatsen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Die parkeergarage bouw je natuurlijk één keer en dit gebeurt permanent. Er is niet voor niets een ontheffing verleend. Het druist dus tegen onze regels in. Mijn vraag was wat er op termijn, als je alle kosten meeneemt, goedkoper is. Dat is een argument waar VVD-Ministers in het algemeen gevoelig voor zijn. Je kunt permanent blijven pompen, of één keer de onderkant van die bak waterdicht maken. Dan heb je geen ontheffing meer nodig en ook geen grote pompcapaciteit.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nogmaals, alle betrokken partijen hebben gesteld dat dit op dit moment aan de doelstelling voldoet. Rijkswater evalueert dit jaarlijks. Dat lijkt me een goed moment om nog eens specifiek te bekijken hoe dit zich ontwikkelt, of er structureel een andere oplossing moet komen of dat dit toch de goedkoopste oplossing is. U schat het goed in dat ik overal terdege goed op de centjes wil blijven letten.
De voorzitter:
Afrondend, kort.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat is precies de vraag. De kosten gaan nu van Rijkswaterstaat naar de waterschappen, dus naar de burgers in de regio, die eraan meebetalen. De Minister zegt toe om erop terug te komen en om te bekijken wat de goedkoopste oplossing is als je naar de totale kosten kijkt. Dat zie ik op termijn met enthousiasme tegemoet.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan zijn er nog een heel aantal vragen gesteld over de windmolenparken, de doorvaart en het medegebruik. Het CDA vroeg wanneer de windparken opengaan voor doorvaart en medegebruik. Verwacht wordt dat de second opinion waar mijn voorganger in een eerdere brief over sprak op tijd wordt afgerond. De operationele parken kunnen dan voor het vaarseizoen van 2018 worden opengesteld. Zodra er een definitieve datum is, zal er een voorlichtingscampagne worden gestart over de regels die dan gelden.
Dan de cliffhanger voor de heer Bisschop van de SGP. Op welke termijn zijn de streefwaarden voor de waterstandlijn te verwachten? Met de regionale partners werk ik aan een langetermijnambitie voor de rivieren, waarbij we afspraken maken over een combinatie van dijkversterking en rivierverruiming tot 2050. Op basis van die afspraken over de toekomstige pakketten en de financiering ervan zullen we een waterstandlijn bepalen, waarmee men bij projecten op korte termijn al rekening kan houden bij het dijkontwerp. Daarmee zorg ik er enerzijds voor dat noodzakelijke dijkversterkingen geen onnodige vertraging oplopen en anderzijds dat dijken niet onnodig hoog en kostbaar worden aangelegd. We streven ernaar deze afspraken in het voorjaar van 2018 te maken en waar nodig maken we maatwerkafspraken voor lopende projecten.
Verder heeft de SGP gevraagd of de Minister zich wil inzetten voor een verplichte watertoets bij de omgevingsvisie. Dat een watertoets zal worden verricht op een omgevingsvisie is in het bestuursakkoord Water afgesproken. Dus die borging met bestuurlijke afspraken is voldoende. In het besluit Kwaliteit leefomgeving worden geen inhoudelijke eisen gesteld aan de omgevingsvisie. Het is een strategische visie en heeft niet een juridische doorwerking als omgevingsplan. Op wetsniveau is het ook niet passend geacht om instructieregels voor de omgevingsvisie op te stellen. Die grondslag is er daarom ook niet. Het stellen van instructieregels over de inhoud van de omgevingsvisie zou los van de wettelijke grondslag ook een aantal onwenselijke gevolgen kunnen hebben. Het ligt niet voor de hand dat het dan beperkt zou blijven tot de watertoets omdat een regel daarover als precedent tot een roep om meer instructieregels zou kunnen leiden. Dat zou kunnen leiden tot discussies over de vraag of aan alle inhoudsvereisten is voldaan terwijl het moet gaan over de inhoud en de kwaliteit van het geformuleerde beleid.
De heer Geurts heeft gevraagd naar de nieuwe sluizen in de Nieuwe Waterweg. Is de Minister het ermee eens dat rekening gehouden moet worden met de komst van die sluizen en bieden grote werken als deze ook geen kans voor de toekomst? Begin 2016 heeft mijn voorganger de Kamer met een brief nader geïnformeerd over sluizen in de Nieuwe Waterweg. De sluizen kunnen op langere termijn een volwaardig te overwegen alternatief zijn voor de waterveiligheids- en zoetwateropgave van Rijnmond-Drechtsteden. Bij de vervanging van de Maeslantkering zal dat plan als een volwaardig alternatief in beschouwing worden genomen. Op basis van de huidige inzichten en kennis start die beschouwing naar verwachting rond 2040, dus niet op korte termijn. Continu wordt de vinger aan de pols gehouden wat betreft nieuwe inzichten, zodat indien nodig deze beschouwing eerder kan worden gestart. De Maeslantkering is tussen 2070 en – het klinkt heel raar om uit te spreken – 2100 aan vervanging toe, afhankelijk van de zeespiegelstijging; dat is dus wel heel erg ver in de toekomst.
De heer Sienot heeft gevraagd naar de Rondehoep. Wat kan het Rijk betekenen voor eigenaren buiten de inundatiezone? Al vanaf 2005 wordt er gekeken naar de Rondehoep als mogelijke calamiteitenberging. In 2010 is het door de provincie aangewezen als noodoverloopgebied in haar structuurvisie. Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft dat verder uitgewerkt en wil een inlaat aanleggen om controle te hebben over de inundatie wanneer het gebied ingezet zal moeten worden. Dat is immers beter dan het doorsteken of het opblazen van een dijk in geval van nood. Het ontwerpprojectplan ligt op dit moment ter inzage tot en met 30 november. Het proces heeft zorgvuldig plaatsgevonden. Er zijn schadebeperkende maatregelen voorzien en in geval van schade wordt die ook volledig vergoed. Het lijkt mij dat het voldoende geborgd is en dat er met de belangen van de mensen zorgvuldig is rekening gehouden.
De heer Sienot (D66):
Voor een groep bewoners zijn schadebeperkende maatregelen geregeld maar er is ook een groep voor wie dit niet geldt maar die wel een gelijke kans heeft op ellende op het moment dat de dijk moet worden doorgeprikt. Wat kunnen we voor die groep betekenen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Als mensen er daadwerkelijk schade door zullen ondervinden, dan wordt daar natuurlijk ook rekening mee gehouden. Ik neem aan dat als mensen zich er zorgen over maken, ze ook op het ontwerpprojectplan reacties hebben kunnen geven.
De heer Sienot (D66):
Ik heb eerlijk gezegd het gevoel dat we hier toch een klein beetje langs elkaar heen praten. Ik waardeer het antwoord van de Minister, laat ik dat benadrukken, maar het klopt naar mijn smaak niet helemaal. Ik durf het bijna niet te zeggen, want het is een taak van de waterschappen om voor die eventuele kosten op te draaien, maar het punt is dat er dus bewoners buiten die zone zitten die even veel kans op problemen kunnen hebben maar die buiten de garantiestellingen vallen. Wat kunt u nu betekenen voor die mensen? Dat vraag ik via de voorzitter.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het is in eerste instantie natuurlijk aan de provincie en de waterschappen, die dit proces ook hebben begeleid. De keringen zijn geen primaire keringen, dus wij gaan daar niet rechtstreeks over. Ik ga ervan uit dat provincie en waterschappen een zorgvuldig proces hebben doorlopen. Wij hebben geen signalen dat dat niet zo is, maar anders is het verstandig om hen erop aan te spreken, omdat zij er primair voor verantwoordelijk zijn dat hier een zorgvuldig proces heeft plaatsgevonden.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verder gaat met de beantwoording.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan blijf ik wel bij de heer Sienot, die ook heeft gevraagd hoe het staat met het onderzoek naar maatregelen met buurlanden om hoogwater te voorkomen. Momenteel vindt onderzoek plaats naar overstromingsrisico's in het grensgebied met Noordrijn-Westfalen. Dit onderzoek doen wij gezamenlijk met hen en het wordt in 2018 afgerond. Zodra dat is afgerond, zal ik uw Kamer daarover informeren.
Daarnaast overleggen we in de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn en de Internationale Maascommissie doorlopend met onze buurlanden over maatregelen om het stroomgebied van Rijn en Maas veiliger te maken. De effecten van maatregelen, overleg en onderzoek zullen ook worden opgenomen in de Nederlandse uitgangspunten voor het beoordelen en ontwerpen van de keringen, dus dat is een voortdurend proces waarover wij met elkaar in overleg zijn. Nogmaals, specifiek onderzoek vindt plaats gezamenlijk met Noordrijn-Westfalen omdat dat onze belangrijkste buur in het rivierengebied is.
De voorzitter:
Toch nog een keer de heer Sienot. U gaat voorzichtig naar de koploperspositie, maar dat is aan u.
De heer Sienot (D66):
Ik weet niet hoe ik dat moet duiden, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter:
U moet dat zo duiden. De Minister heeft aangegeven dat er blokjes zijn. Wat ik alleen maar probeer te doen, is het aantal interrupties binnen de blokjes enigszins te matigen, om te voorkomen dat we bij de blokjes vast komen te zitten. Maar dat neemt niet weg dat dit wellicht een nieuw thema is binnen dat blokje. Daarvoor geef ik u de mogelijkheid om een vraag te stellen.
De heer Sienot (D66):
In mijn beleving is het een nieuw blokje, want het gaat over de motie van de leden Koşer Kaya en Belhaj. Ik vond het antwoord van de Minister zo veelbelovend dat ik haar wel zou willen vragen of zij er misschien een briefje over wil sturen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik ben best bereid u daarover een briefje te sturen, maar dat is dan wel een procesbrief, want het onderzoek is nog niet afgerond en ik kan daarin alleen herhalen welk overleg en welk onderzoek er is. Maar ik ben graag bereid dat te doen, geen enkel probleem.
De voorzitter:
Daar moet u het denk ik nu even doen, anders kunt u er in de tweede termijn nog op terugkomen. De Minister voor de verdere beantwoording.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan ga ik naar GroenLinks over Dijkring 14, die heeft gevraagd of het beeld klopt dat er als het hier misgaat onvoldoende pompcapaciteit is en dat de hulpdiensten er niet voldoende geëquipeerd zijn. De voormalige Dijkring 14, een groot deel van Zuid-Holland, is met de nieuwe normen onverdeeld in verschillende trajecten. Per traject zijn de gevolgen van een overstroming anders en dus ook de norm. Omdat de gevolgen vaak groot zijn, geldt voor de trajecten een strenge norm. Bij het bepalen van de hoogte van de norm is ook rekening gehouden met het feit dat de gevolgen van een overstroming lang merkbaar kunnen zijn, bijvoorbeeld omdat het lang duurt om het gebied weer droog te krijgen. De veiligheidsregio's houden rekening met onverhoopte overstromingen en oefenen ook wat zij dan zouden moeten doen. Zo deed de Veiligheidsregio Hollands Midden een rampenoefening waarbij een dijkdoorbraak bij Bodegraven-Reeuwijk werd nagebootst, dus ze zijn er voortdurend mee bezig.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik begrijp het antwoord van de Minister en ik ben ook blij dat we er voortdurend mee bezig zijn, maar in principe is in Nederland het overlijdensrisico 10 op de -5. Ik wil graag weten zijn we daar al of in welk jaar zijn we daar? Uit de verhalen die ik gelezen heb, blijkt dat we zelfs niet voldoende ambulances hebben om de mensen die niet kunnen lopen, niet kunnen fietsen of niet met de auto het gebied uit kunnen gaan, daar tijdig uit te krijgen. Dat geldt bijvoorbeeld in de regio waar ik woon, in Amsterdam. Hebben we iets van een jaartal als het gaat om de vraag wanneer het voor elkaar is? Op wat voor niveau zitten we nu? Ik praat even door totdat het briefje bij de Minister aankomt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat is heel charmant van u. Nou moet ik het ook nog kunnen lezen.
Mevrouw Van Tongeren zei net al «2050». Dit briefje is ook echt niet te lezen. De Randstad...
De voorzitter:
Ik stel voor dat...
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik stel voor dat we u in tweede termijn een fatsoenlijk antwoord geven, mevrouw Van Tongeren, want dit werkt zo niet.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Of te zijner tijd per brief. Dat vind ik ook uitstekend.
De voorzitter:
We proberen het in tweede termijn. Dat scheelt wellicht een brief. En anders krijgt u een brief.
De Minister gaat verder.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Prima. We gaan door met de vraag over inklinking en vernatting. Klopt het dat de dijken in heel Nederland nooit voldaan hebben aan de oude normen en dat ze ook niet voldoen aan de nieuwe normen? Het antwoord is ja. In 2011 en 2013 is gerapporteerd over de oude normen. Circa 2.400 kilometer keringen voldeed en circa 1.300 kilometer voldeed niet. Daarom versterken waterschappen en Rijkswaterstaat deze keringen, onder andere in het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Ik verwacht dat een deel van de keringen, vooral die in het Rivierengebied, ook niet zal voldoen aan de nieuwe normen. Met de nieuwe normen wordt doelmatiger geïnvesteerd daar waar de risico's het grootst zijn. Het doel is om in 2050 overal in Nederland aan de normen te voldoen. Een aantal keringen is al beoordeeld ten opzichte van de nieuwe normen en is ook opgenomen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma 2018. Het zal dus nog enige tijd vergen voordat we dat helemaal op orde hebben.
Deze vraag is de laatste in dit blokje: wil de Minister ter inspiratie goede voorbeelden blijven delen? Daar ben ik uiteraard graag toe bereid. Ik noem een voorbeeldje. Recent is het boek Voorbij de dijken verschenen, met daarin 30 voorbeelden in het kader van Ruimte voor de Rivier, Maaswerken en het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Ik zal in de toekomst graag met u en ook breder blijven communiceren over de goede voorbeelden. Dat boek is overigens beschikbaar voor de vaste commissie voor I&W. Het boek Voorbij de dijken komt dus uw kant op, als u het niet al heeft.
De voorzitter:
Had de heer Sienot een vraag. Ja, toch.
De heer Sienot (D66):
Ik doe een kleine check, want ik weet niet of het nog aan de orde komt. Ik had een vraag gesteld over één loket. Dat punt had ik zelf staan bij waterveiligheid. Het gaat om één loket bij waterveiligheidsprojecten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Eigenlijk is dat al een beetje staand beleid, gelet op hoe het nu gaat. We hebben met de Omgevingswet al veranderingen in gang gezet. Dus eigenlijk zou het al praktijk moeten zijn. Als u nog tegen knelpunten bent aangelopen, horen wij dat graag van u.
Dan wil ik graag doorgaan met het volgende blokje. Dat is het blokje Waterkwaliteit.
De voorzitter:
Dat is blokje nummer 3.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kom weer bij de heer Sienot. Hij vraagt: hoe geeft u invulling aan het gezamenlijk halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water? Daar hebben ook heel veel andere leden over gesproken. Via de Delta-aanpak Waterkwaliteit geef ik met alle partijen samen invulling aan het halen van de waterkwaliteitsdoelen. In de Delta-aanpak werken alle betrokken nationale en regionale overheden, de kennisinstituten en de betrokken maatschappelijke organisaties – daar vallen ook natuur- en milieuorganisaties onder – samen. Het betreft dus de volle breedte van maatschappelijke organisaties op het gebied van landbouw, drinkwater, natuur, industrie en geneesmiddelen. Alle mogelijke stakeholders worden hierbij betrokken.
De heer Geurts vraagt hoe het staat met de regionale analyses waterkwaliteit. Waterbeheerders voeren momenteel de regionale analyses uit, waarbij wordt gekeken naar de toestand, de doelen, de resterende opgave en de maatregelen, inclusief de kosten die mogelijk aanvullend nodig zijn. Hierbij worden recente meetgegevens en nieuwe kennis en instrumenten toegepast. De analyses worden in de loop van 2018 afgerond, waarna er in 2019 een nationale integratie zal plaatsvinden. De aansturing vindt plaats via het bestuurlijk overleg van de Delta-aanpak Waterkwaliteit. De informatie vormt de basis voor de ontwerpstroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water die eind 2020 ter inzage zullen worden gelegd.
Hoe gaat de Minister in gesprek met de sector? Daar heb ik eigenlijk net al iets over gezegd. Dan een vraag die velen van u hebben gesteld: kunt u aangeven hoe u de 275 miljoen euro voor natuur en waterkwaliteit uit het regeerakkoord gaat inzetten? Zoals al blijkt uit de woorden «natuur en waterkwaliteit»: natuur zit bij mijn collega van LNV. Met collega Schouten ga ik hier natuurlijk in goed gezamenlijk overleg invulling aan geven. Met die extra middelen kan een stevige impuls worden gegeven aan het realiseren van doelen voor zowel natuur als waterkwaliteit. Daar gaan de Delta-aanpak Waterkwaliteit en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, waar de heer Geurts het ook al over had, ook over. Momenteel ben ik dus met Carola Schouten in overleg om een doelmatig bestedingsplan uit te werken. Als wij dat niet aanleveren, gaat het Ministerie van Financiën, terecht, het geld ook niet vrijgeven.
Op dit moment denken wij op de volgende manier uitwerking te geven aan het inzetten van die 275 miljoen voor natuur en waterkwaliteit. In de eerste plaats willen wij stimuleren dat medicijnresten en andere stoffen uit het water gaan. Het tweede punt is het verminderen van de nadelige effecten van landbouw op natuur en waterkwaliteit. Het derde punt is een impuls geven aan de toekomstbestendige inrichting van grote wateren. Wij denken dat wij daarmee samenhangend kunnen bijdragen aan het bereiken van de doelen van de Kaderrichtlijn Water, de Nitraatrichtlijn en Natura 2000. Maar nogmaals, details kan ik u daar verder nog niet over geven. Dat zijn onze eerste gedachten.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Gaat de Minister ook overleggen met Staatssecretaris Knops, die Caribisch Nederland onder zijn hoede heeft?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Waar dat relevant is, lijkt het mij zeker van belang dat wij dat ook goed met hem afstemmen, ja.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb een motie in voorbereiding, maar ik begrijp al uit het antwoord dat wij ermee bezig zijn. Is een en ander voor de voorjaarsnota te verwachten? Zo ja, dan hoef ik geen motie in te dienen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat is zeker de bedoeling, want wij willen zo snel mogelijk aan de slag om de middelen naar de ministeries te krijgen en daarmee de goede dingen te gaan doen.
De voorzitter:
U vervolgt uw beantwoording.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De normen van de Kaderrichtlijn Water zijn anders dan die van de Nitraatrichtlijn. Hoe ga ik dat nu combineren? Verschillende leden hebben daarnaar gevraagd. In januari 2016 is uw Kamer uitgebreid per brief geïnformeerd over de wijze waarop wij in Nederland verschillende Europese richtlijnen in samenhang oppakken. Ik kan mij voorstellen dat dit niet bij iedereen voor in het geheugen zit, dus wellicht kunnen wij dat nog even opnieuw aan u doen toekomen. Daarvoor werken de Ministeries van IenW en LNV intensief samen. Er ligt hier ook een taak voor de waterbeheerders, bijvoorbeeld door dezelfde meetprogramma's te gebruiken en gegevens uit te wisselen. Zij kunnen daar zelf ook meer samenhang in brengen. Daarnaast wil Nederland op Europees niveau de samenhang in de uitvoering van Europese richtlijnen verbeteren. Daarnaast werken wij uiteraard intensief samen met LNV om beide doelen te halen. Nogmaals: ook via het Deltplan Agrarisch Waterbeheer. Wij moeten nu eenmaal aan beide richtlijnen voldoen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb een korte vraag hierover. Ik ben blij dat de Minister dit op het netvlies heeft en ook in Europa de discussie wil gaan voeren. Nu is op Europees niveau de discussie gestart over de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de tussenevaluatie van de Kaderrichtlijn Water. Deelt de Minister mijn standpunt dat dit ook kansen biedt om te bekijken hoe we de richtlijnen beter op elkaar kunnen laten aansluiten?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik ben het zeer met mevrouw Dik-Faber eens dat daar echt kansen liggen. Als er wetgeving herzien wordt, moet je zeker kijken of je het makkelijker kunt stroomlijnen en onduidelijkheden kunt wegnemen. Daar zal ik samen met collega Schouten graag aan werken.
Mevrouw Arissen (PvdD):
De Minister zegt dat de nadelige effecten van de landbouw op de waterkwaliteit moeten worden verminderd. Ik had daarover een aantal vragen gesteld waarop ik nog geen scherpe beantwoording heb gekregen, onder andere over het NAP. Hoeveel scherper moet het zesde NAP worden ingericht omdat er meer... Die gaat u nog beantwoorden? Oké, excuses. Dan wacht ik even.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Er lag nog een ander blaadje voor me, maar dat heb ik nu even naar voren gehaald. De MER van het opgestelde zesde actieprogramma wijst uit dat de doelen niet gehaald worden, en u vroeg wat we daaraan gaan doen. De periode van inspraak op de ontwerpMER van het zesde actieprogramma is afgelopen vrijdag geëindigd. Er zijn zestien inspraakreacties ontvangen. Afgelopen vrijdag hebben medewerkers van LNV en IenW de MER met de Commissie voor de m.e.r. besproken. Verkregen inspraakreacties en de reactie van de Commissie voor de m.e.r. worden meegenomen bij het aanpassen van het ontwerp tot een definitief nitraatactieprogramma. De Minister van LNV zal u hierover mede namens mij en de Staatssecretaris van IenW informeren. Dat komt dus binnenkort uw kant op.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik heb een vervolgvraag. De Meststoffenwet is primair een milieuwet, maar de nevendoelen bij de invulling van die wet zijn het behoud van het evenwicht op de mestmarkt en het economisch perspectief voor de landbouwsector. De nevendoelen mogen toch niet belangrijker zijn dan het primaire doel van de wet? Is de Minister dat met ons eens?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het zou gek zijn als ik zou zeggen dat nevendoelen belangrijker zijn dan het primaire doel. Ik ben het dus met u eens dat dat nooit het geval mag zijn. U kunt ervan verzekerd zijn dat de samenwerking van mijzelf met de Staatssecretaris en met de Minister van LNV erop gericht is om de doelen te halen.
Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd hoe ik de verantwoordelijkheid van LNV voor de vervuiling door de landbouw aan mijn verantwoordelijkheid voor het schoonhouden van het water verbind. Dat ligt in het verlengde van wat ik net aan mevrouw Arissen heb geantwoord: ik werk zeer intensief samen met mijn collega van LNV. LNV heeft de Intentieverklaring Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater ook expliciet ondertekend; dat mogen we ook vaststellen. Volgens mij val ik in herhaling als ik hier verder op doorga.
De voorzitter:
Dan zou ik u adviseren om vooral door te gaan.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Precies! Dat dacht ik ook.
De heer Van Aalst van de PVV vroeg: vindt u ook dat in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid verbetering van de waterkwaliteit van het oppervlaktewater een belangrijk doel moet zijn? De Minister van LNV is als eerste verantwoordelijk voor de discussie over het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid. Gezien de opgave voor de verbetering van de waterkwaliteit in het landelijk gebied zal zij dit nadrukkelijk meewegen, want zij is niet alleen Minister van Landbouw, maar ook van Natuur. Die afstemming is daarmee goed geborgd.
De heer Van Aalst (PVV):
Een interessante vraag, maar volgens mij kwam die niet van mijn fractie.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Oké! Dan was-ie van iemand anders. Ik vond het eerlijk gezegd ook al een beetje vreemd. Daar zal dan een foutje mee gemaakt zijn. Dat maakt verder niet uit, want iemand had de vraag gesteld.
De voorzitter:
Wil de eigenaar van de vraag zich nog bekendmaken? Gaat u anders maar door.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Mevrouw Dik-Faber heeft nog gevraagd naar het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, een belangrijk instrument om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen. Hiervoor is 20 miljoen beschikbaar vanuit het gemeenschappelijk landbouwbeleid en 20 miljoen vanuit de waterschappen.
Mevrouw Dik-Faber, u zegt dat u signalen krijgt dat het geld niet tijdig besteed kan worden waardoor Brussel dat geld mogelijk terugvordert. U vraagt hoe we dat gaan voorkomen. Tijdige besteding van de middelen uit het POP – het is eigenlijk het Plattelandsontwikkelingsprogramma dat eronder ligt – voor het realiseren van waterdoelen heeft nadrukkelijk de aandacht van alle betrokken partijen. U weet dat provincies daarbij een sleutelfunctie hebben. Het zal dan ook geagendeerd worden voor het overleg van de Minister van LNV, begin volgend jaar, met de vertegenwoordigers van de provincies die gaan over de uitvoering van het POP.
Er is gevraagd of ik een heffing wil op het lozen van warm water of water in zijn algemeenheid. Er zijn bedrijven die koelwater lozen. Het gaat dan vaak om een restlozing. Uiteraard streven we ernaar dat warmte zo nuttig mogelijk wordt gebruikt of dat vooraf koeling plaatsvindt. Voor een restlozing hebben bedrijven een vergunning nodig. Die vergunning wordt alleen afgegeven als de restlozing geen schade toebrengt aan het milieu. Een heffing voor warm water is daarmee wat mij betreft niet nodig.
Ziet de Minister mogelijkheden om de industrie te verplichten tot het maken van actuele overzichten van stoffen die geloosd worden en het delen van deze overzichten met de vergunningverstrekker en de drinkwaterbedrijven? Conform de aangenomen motie-Van Eijs/Kröger die ingediend is in het plenaire debat over Chemours op 21 september jongstleden, heb ik een onderzoek uitgezet om te kijken wat binnen de huidige wet- en regelgeving mogelijk is omtrent informatievoorziening over lozingen aan bevoegd gezag en drinkwaterbedrijven. Daarnaast wordt gekeken naar opties om dit te verbeteren, inclusief voor- en nadelen. Zodra de resultaten van dit onderzoek beschikbaar zijn, zal ik u daar nader over informeren.
Bent u bereid om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van normering van een aantal veelvoorkomende stoffen zodat alle ketenpartijen zich daarop kunnen richten en de doelen helder zijn? Op 5 juli is de Kamer geïnformeerd over de structurele aanpak opkomende stoffen. Hierin wordt onder andere gekeken welke stoffen mogelijk normering nodig hebben. Als het geen persistente of zeer zorgwekkende stof is, dan is de aanpak met de door de RIVM opgestelde richtwaarden zeer efficiënt. De aandacht van IenW kan dan gericht blijven op deze zeer zorgwekkende stoffen. Voor deze stoffen is nader onderzoek naar risico's en effecten nodig. Op basis hiervan kan pas worden bepaald of een richtwaarde van het RIVM of een wettelijke norm van ons, van IenW, nodig is. Ik ben dus zeker bereid om onderzoek te doen naar normering van stoffen, maar niet naar de «veelvoorkomende stoffen», zoals mevrouw Dik-Faber die noemt. Het gaat wat ons betreft dan om de, vergeef me de term, «zeer zorgwekkende stoffen». Wettelijke normering is een lang traject dat veel onderzoek vergt. Wettelijke normering voor alle veelvoorkomende stoffen is derhalve niet de meest geëigende weg. Veel van die stoffen hebben weinig of geen humane risico's. Natuurlijk ben ik wel bereid om dit nogmaals te onderzoeken voor de zeer zorgwekkende stoffen. Sterker nog, ik kan mevrouw Dik-Faber verzekeren dat ik dat op dit moment al aan het doen ben.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik begrijp helemaal de keuze van de Minister om vooral te focussen op stoffen die mogelijk schadelijk zijn voor de gezondheid of voor ecosystemen en dat niet alle stoffen die heel vaak voorkomen schadelijk zijn. Ik vroeg mij af: wordt er ook gekeken naar onderzoek in het buitenland? Ik weet dat bijvoorbeeld Zwitserland koploper hierin is. Kunnen we komen tot een Europese aanpak of is er al een Europese aanpak waarbij verschillende landen samen optrekken? Want elk land loopt tegen dezelfde problemen aan.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het lijkt me natuurlijk heel verstandig dat niet ieder land zijn eigen wiel opnieuw gaat uitvinden. In de internationale gremia die ik straks al even noemde, zoals de Internationale Rijncommissie en dergelijke, wordt daar ook al over gesproken. We volgen natuurlijk goed wat er in andere Europese landen gebeurt en ik zal daar ook waar die kans zich voordoet in contacten met Europese collega's aandacht voor vragen.
Bijna alle sprekers hebben gevraagd naar het onderzoek naar de tweede GenX-bron in Brabant en hoe dat nou kon. De concentraties GenX zijn gemeten naar aanleiding van onze wens om precies te weten wat en waar er wordt geloosd. De betrokken waterschappen zijn samen met Rijkswaterstaat en de omgevingsdienst een brononderzoek gestart. Inmiddels heeft een bedrijf zich gemeld dat mogelijk de bron kan zijn van de GenX bij Aarle-Rixtel. Deze melding wordt nu nader onderzocht. Over de mogelijke bron van de verhoogde concentratie GenX in Eindhoven is nog geen nieuws te melden. Als de resultaten van het onderzoek begin volgend jaar beschikbaar zijn, zal ik u nader informeren. We moeten natuurlijk heel precies weten wat er aan de hand is. Maar zodra we weten wat er aan de hand is, zullen we u daarover informeren.
De heer Laçin (SP):
Dat is interessant om te horen. Wat mij vooral bezighoudt, is: heeft dit bedrijf een vergunning hiervoor?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat kan ik op dit moment natuurlijk nog niet zeggen zolang we nog niet zeker weten of het om dat bedrijf gaat en of dat dan ook het totaalplaatje is. Ik beantwoord maar meteen de vragen die u in brede zin had gesteld. Er staat in de omgeving van Eindhoven geen fabriek bekend die GenX mag lozen. Hoe kan dat dan, is eigenlijk uw vraag. Nogmaals, zowel voor het oppervlaktewater als voor het drinkwater is er een uitgebreid monitoringsprogramma. Na het aantreffen van GenX bij de drinkwaterbedrijven rond Chemours zijn die drinkwaterbedrijven uitgebreid gaan meten. Dat is ook een onderdeel van het RIVM-onderzoek. Vooralsnog was het uitgangspunt dat GenX-stoffen als puntlozing alleen in Dordrecht konden vrijkomen. Wij hebben gemerkt dat dit ook elders is aangetoond. Toen bleek dat er een mogelijk bovenstroomse bron aan de orde was, zijn de betrokken waterschappen direct hiervan in kennis gesteld en is het onderzoek gestart.
De voorzitter:
Heeft de heer Laçin nog een aanvullende vraag? Dat recht heeft u; het was uw interruptie. Dat is niet het geval. Ik zag mevrouw Arissen en de heer Van Aalst. Of toch wel? Toch wel, sorry. Pardon, u bent.
De heer Laçin (SP):
Heel kort. Ik begrijp het antwoord van de Minister: dat onderzoek loopt. U zegt zelf dat het bedrijf zich heeft gemeld. Daarom stel ik die vraag. Het bedrijf meldt zichzelf. Heeft dit bedrijf dan een vergunning daarvoor? Ik wacht even de vragen van de collega's af.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kan dit stukje wel alvast beantwoorden. In het onderzoek dat we doen, wordt ook heel nadrukkelijk gekeken of bedrijven vergunningen hebben. Ik kan dat nu nog niet zeggen, maar er wordt natuurlijk naar gekeken of ze een vergunning hadden.
De heer Van Aalst (PVV):
Even daarop aansluitend ook een vraag van ons. Misschien kan de Minister die meteen meenemen in de beantwoording. Hoe is het mogelijk dat de waterschappen zo verrast waren? Die moeten dit toch al eerder opmerken? Dit moeten ze toch niet uit een RIVM-onderzoek halen? Dit moeten ze toch zelf eerder vinden? Was Rijkswaterstaat hier ook niet van op de hoogte, net als de waterschappen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zodra er signalen waren, is dit meteen opgepakt door de betrokken waterschappen en zijn ze erachteraan gegaan. Er is nu een uitvoerig onderzoek. Het RIVM, Rijkswaterstaat en alle betrokkenen pakken dit goed op. Maar als er iets is waar je niet van weet, dan is het toch lastig om daar op voorhand al een onderzoek naar te starten. We willen het onderzoek goed en grondig doen en dat kost tijd.
U hebt ook gevraagd waarom het nog een halfjaar duurt. Rijkswaterstaat heeft ook een handhavingstraject opgestart. De eerste stappen daarvan zijn doorlopen. Onder andere is nadere informatie opgevraagd bij het bedrijf om te onderzoeken waar die lozing precies van afkomstig is. Daar is nu niet echt een duidelijke bron uit naar voren gekomen en daarom moet verder worden gezocht naar de herkomst. Er loopt bijvoorbeeld een intensief onderzoek naar het rioleringsstelsel van het hele terrein. Verder heeft Rijkswaterstaat onderzoek gedaan naar concentraties GenX in het afvalwater van het bedrijf. Op basis van de informatie en nader onderzoek maakt Rijkswaterstaat in het tweede kwartaal van 2018 de eindconclusie van het handhavingstraject bekend. Uiteraard zal ik uw Kamer daar meteen over informeren.
De heer Van Aalst (PVV):
Toch nog een korte vraag. Is er nu wel of niet een vergunning afgegeven aan het bedrijf dat zich gemeld heeft? Dat zou het natuurlijk op z'n minst opmerkelijk maken dat het waterschap dan blijkbaar niet op de hoogte was van het afgeven van een vergunning.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat is nog niet bekend. Zolang het nog onderzocht wordt, kan ik daar natuurlijk ook geen antwoord op geven. Maar ik kan nogmaals bevestigen: zodra wij het naadje van de kous weten, zodra het onderzoek is afgerond, laat ik dat onverwijld aan u weten.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik begrijp waarschijnlijk iets totaal niet. We hebben in de Kamer al een aantal keer uitgebreid gedebatteerd over Chemours, dat ook illegaal GenX geloosd heeft. Het gaat hier om een zogenaamde gepatenteerde chemische stof. Nu staat er in uw Kamerbrief, ik citeer: «In deze verkenning worden niet alleen vergunningplichtige bedrijven meegenomen maar ook de bedrijven die vallen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit.» Als we daarin kijken, wordt er gezegd in het kader van de aanpak opkomende stoffen, waar GenX ook onder geschaard wordt, dat het gaat om niet-wettelijk genormeerde stoffen waarvan de schadelijkheid nog niet volledig is vastgesteld. Daar begrijp ik werkelijk helemaal niets van. Kan de Minister daar nog iets over zeggen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Er is natuurlijk scherp gekeken naar de vergunning. U gaf aan dat er reden is geweest om een handhavingstraject op te starten. Dat is meteen opgestart. Ik heb u net aangegeven dat dit heel goed en zorgvuldig moet worden gedaan. Daar wordt dus zeer scherp naar gekeken. Daarnaast heeft zich het verschijnsel voorgedaan dat, gealarmeerd door het eerdere verhaal, waterschappen er nog scherper op zijn gaan letten en dat GenX, tot verbazing van iedereen, ook in Brabant is aangetroffen. Ook daar zitten de waterschappen en alle partijen er nu bovenop om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen. Nogmaals, het lijkt erop dat een bedrijf zich heeft gemeld. Er wordt nu verder onderzocht wat daar precies is gebeurd. Was er een bedrijf met een vergunning of niet? Maar je kunt ook niet uitsluiten dat er een andere bron kan zijn. We moeten dus heel zorgvuldig naar het totaalplaatje kijken. We moeten ook kijken of er misschien bovenstrooms nog meer binnenkomt. Wat belangrijk is voor dit moment, is dat we wel onder de veilige norm van het drinkwater zitten. Daar zit dus geen risico. Dat wordt voortdurend gemonitord.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Dit punt laat ik heel even rusten. Ik sla even aan op het laatste wat de Minister zei, dat we nog binnen de veilige norm zitten. Als in de Verenigde Staten wordt gezegd dat Chemours milieuonderzoeken en gezondheidsonderzoeken heeft achtergehouden waarin relevante informatie zou staan en waaruit zou blijken dat de stof veel schadelijker is dan tot nu toe werd gesteld, hoe kan de Minister dan veilige normeringen vaststellen? Hoe kan zij stellen dat het drinkwater veilig is, terwijl de stof op steeds meer plekken in Nederland wordt gevonden en we weten nog niet wat daarvan de concentratie is?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het ministerie stelt niet de normen vast voor de veiligheid. Dat wordt gedaan door het RIVM. Deze vragen kunt u dus beter aan het RIVM stellen. Wij worden geacht de normen die zij stelt, wettelijk te handhaven. Dat geldt natuurlijk ook voor de drinkwaterbedrijven.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat er een tweede bron gevonden wordt, daar schrik je best wel van. Tenminste, dat doe ik wel, want dat had ik niet verwacht. Dan krijg je onrust en dan gaan mensen zich zorgen maken. Dan vraag ik me af: is het daadwerkelijk GenX of is het een stof die daar zwaar op lijkt? Ik kan me voorstellen dat er in allerlei drugsdumpingen ook dit soort stoffen voorkomen. Toen ik in eerste instantie hoorde van een tweede bron, dacht ik: komt het niet gewoon uit het buitenland overwaaien of overstromen? Bij Leverkusen gebruiken ze volgens mij ook Gen-X. Dan zit het ook in ons water. Ik vind het goed dat de Minister zegt «naadje van de kous». Ik zou graag de toezegging willen dat zij de Kamer, zodra dat kan, zo goed mogelijk gaat informeren over wat er precies aan de hand is. Dan weten we waar we aan toe zijn.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat wil ik heel graag toezeggen. Ik begrijp de ongerustheid over dit onderwerp. De naam alleen al klinkt eng, eerlijk gezegd: Gen-X. Het is van het grootste belang dat we met alle betrokken partijen a. het handhavingstraject bij Chemours goed oppakken en b. heel zorgvuldig en scherp onderzoeken wat er nu aan de hand is met het bedrijf dat zich heeft gemeld. Alles wijst erop dat het gewoon een tweede Nederlandse bron is, geen buitenlandse. We moeten zo snel mogelijk precies weten wat er is gebeurd. Was het een bedrijf dat een vergunning had? De heer Laçin vroeg daarnaar. Waarom wisten we dat dan niet? Enzovoorts. Dat gaan we allemaal voor u op een rijtje zetten.
De voorzitter:
Ik zie steeds meer vingers verschijnen op dit punt. Ik weet weer niet wie er het eerst was. De heer Laçin houdt het goed bij: het was mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. We zitten hier echt met een probleem. Als je een norm alleen kunt vaststellen als je een stof echt kent, terwijl bedrijven al nieuwe stoffen gebruiken die wij nog niet kennen maar die mogelijk wel giftig zijn, kun je dat volgens GroenLinks alleen oplossen met een voorzorgsprincipe: een bedrijf mag niks lozen totdat het melding heeft gedaan en gebleken is dat het veilig is, in plaats van andersom, zoals het nu is. Nu mag je alles lozen wat niet verboden is.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Voor de Brzo-bedrijven geldt al dat ze alle stoffen die ze lozen bekend moeten maken. In die zin hebben we dat zicht al. Je kunt nooit helemaal uitsluiten dat er weer iets nieuws wordt gebruikt dat we nog niet kennen. Er zijn ook richtwaarden mogelijk. In die zin is toch het RIVM de aangewezen organisatie om de risico's als eerste in kaart te brengen en het bij ons te melden als er een stof is waar we op moeten letten in het water.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het RIVM is natuurlijk geen wetgevende macht, maar dat is de Minister wel. De Minister zegt dat het Brzo-regime goed werkt voor de Brzo-bedrijven. Moeten we zo'n regime dan eigenlijk niet voor alle bedrijven hebben, omdat drinkwater van levensbelang is? Is aangetoond dat het veilig is, dan mag er geloosd worden, maar voor die tijd niet. Dus alles wat je aan nieuwe stoffen ongereguleerd wilt gaan lozen, moet je melden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Blijft natuurlijk staan dat het RIVM de organisatie is die ons moet adviseren over de aard van de stoffen en de risico's die daarmee verband houden. Daar gaan wij als Ministerie van IenW niet over. De eerste stap ligt daar. Vervolgens moet bij ons op de radar komen of een stof wel of niet een potentieel risico is. Op basis van het advies bepalen wij of het wordt toegelaten of niet.
Dan is er nog gevraagd of...
De voorzitter:
Eén seconde nog, mevrouw de Minister. Er is een vraag van de heer Laçin. Ik ben nog niet zo bekend met deze materie, dus ik moet een beetje zoeken of de vragen zien op het thema dat u behandelt, maar dat houden de collega's goed in de gaten. Het woord is aan de heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. Ik begrijp de zorgvuldigheid van de Minister ten aanzien van het tweede bedrijf dat zich heeft gemeld. Ik wil de vraag eigenlijk iets breder trekken. Gen-X is een gepatenteerde stof waarvan we weten dat Chemours het loost. Het komt vrij in het productieproces en vervolgens wordt het geloosd. Dat weten we van Chemours. Zijn er naast Chemours andere bedrijven waarvan we weten dat ze een vergunning hebben in Nederland voor de stof Gen-X?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De informatie is dat Chemours het enige bedrijf is dat het produceert. Andere informatie is ons niet bekend. Ja?
De voorzitter:
Nee, de heer Van Aalst. Ik ga er nu wel een beetje op letten dat u steeds interrupties pleegt over nieuwe thema's. Daar moet u mij een klein beetje bij helpen, want dat kan ik niet altijd goed overzien.
De heer Van Aalst (PVV):
Dit zal mijn tweede termijn beperken, dus vandaar dat ik deze vraag even stel. Ik had deze vraag eigenlijk al gesteld, maar ik heb die nog niet beantwoord gekregen. Dit sluit aan op de lozingen van Chemours. Kan de Minister ons gewoon klip-en-klaar vertellen of er enigszins gevaar is voor de volksgezondheid, ja of nee?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het klip-en-klare antwoord is: nee, er is geen gevaar, want we blijven ruim onder de normen die het RIVM heeft aangegeven. Dus dat is gewoon de norm die wij handhaven.
Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd of er wel voldoende inspecteurs zijn bij de ILT en of er wel voldoende kennis is. De ILT ziet de waterkwaliteit en het drinkwater als belangrijke aandachtspunten. Met de extra metingen ligt er nadruk op de goede uitvoering van die structurele aanpak. De ILT laat daarmee ook zien dat de inspectie goed aangesloten is, want die is hier meteen bij betrokken. Los van de ILT wil ik wel extra aandacht besteden aan goede vergunningverlening, monitoring, toezicht en handhaving, want dat is natuurlijk ook belangrijk.
De voorzitter:
Mevrouw Arissen wilde net nog een vraag stellen over een ander punt. Of niet?
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik kom nog heel even terug op de vraag of GenX schadelijk is of niet. De Minister zei net, als ik me niet vergis, dat GenX niet schadelijk is. Begrijp ik dat goed?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee, nee, nee, nee. Dat zou een heel rare uitspraak zijn. Nee. De concentraties die zijn aangetroffen, vallen ruim binnen de gestelde normen. Daarmee kon ik de vraag van de heer Van Aalst beantwoorden. Er is in het drinkwater geen risico geweest voor de volksgezondheid.
De voorzitter:
Daarmee is de vraag van mevrouw Arissen beantwoord. Maar kijk, er komen steeds meer mensen met vragen naar aanleiding van reeds behandelde vragen en opmerkingen. Dat kan, maar het is niet heel efficiënt. Ik zag dat mevrouw Van Tongeren nog een vraag wilde stellen over het thema dat de Minister net heeft besproken. Ik zou willen voorstellen om het vorige onderwerp helemaal af te ronden en om nog even te kijken of er collega's zijn die naar aanleiding daarvan nog een opmerking willen maken. Dat is niet meer het geval, of toch: mevrouw Arissen, helemaal afrondend. Dan gaan we daarna naar mevrouw Van Tongeren op dat andere onderwerp. Mevrouw Arissen: een afrondende vervolgvraag.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Op de website van het RIVM staat inderdaad dat GenX zeer schadelijk is voor de voortplanting, de lever et cetera. Ook vindt er ophoping in het lichaam plaats, net als bij PFOA. Vervolgens wordt er gezegd: «Het drinkwaterbedrijf Oasen heeft berekend wat er bij huidige uitstoot in de toekomst te verwachten is aan hoeveelheden FRD-903 in het drinkwater. Het RIVM heeft deze resultaten getoetst aan de indicatieve richtwaarde. Daaruit blijkt dat de concentratie FRD-903 de richtwaarden in de toekomst bij de huidige uitstoot nét niet overschrijdt.» Dat is dan de veilige richtwaarde die op dit moment is vastgesteld en waarvan de Partij voor de Dieren eigenlijk vindt dat je die niet kunt vaststellen. Maar graag krijg ik een reactie hierop.
De voorzitter:
Kort antwoord van de Minister. Anders nemen wij dit mee in de tweede termijn, want ik zie steeds meer berichten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het RIVM is de organisatie die die normen stelt. Wij kunnen niet anders dan daarop handhaven. Dus als het RIVM stelt dat het veilig is, dan is het veilig.
De voorzitter:
Daar zullen we het voor nu even mee moeten doen. Wilt u voor mijn begrip nog even het onderwerp herhalen waar mevrouw Van Tongeren dadelijk een vraag over gaat stellen? Dat was het punt dat u net heeft behandeld. Waar ging dat ook alweer over?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat ging over de ILT.
De voorzitter:
ILT. Wilt u ook nog even zeggen – dat kan mevrouw Van Tongeren vast – wat dat eigenlijk is? Mevrouw Van Tongeren, kunt u dat doen voor mij en de toehoorders wellicht, althans de niet-ingevoerden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat is onze inspectie op een heel breed terrein van onderwerpen in onze leefomgeving. Dat gaat van luchtvaart tot waterkwaliteit. Dat sluit aan bij het werk dat het SodM, het Staatstoezicht op de Mijnen, moet doen. Dat zijn twee grote inspecties die wij in Nederland hebben.
De voorzitter:
Ik heb een beeld en nu uw vraag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Oké. Dank u wel voor de mogelijkheid om een kort hoorcollege te geven. Mijn vraag is: heeft de ILT voldoende medewerkerscapaciteit? Want op veel van de terreinen waar de mensen van de ILT verantwoordelijk voor zijn, wordt er een zwaar beroep op hen gedaan. De GroenLinksfractie bereiken signalen dat zij eigenlijk over hun max heen zitten. Klopt dat of zegt de Minister: er is ruim voldoende capaciteit en het loopt prima bij de ILT?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb dat signaal niet gekregen van de ILT. De ILT gaat, zoals u weet, over naar een meer risicogericht toezicht waarbij je niet alles voortdurend door iedereen laat controleren, maar je je echt focust op de risico's. Dat brengt een zekere efficiency met zich mee. Daarnaast zijn er natuurlijk ook veranderingen mogelijk op andere terreinen waar de ILT toezicht houdt door bijvoorbeeld data-analyse waardoor niet meer elke keer alles door een persoon hoeft te worden gezien. Er zijn dus allerlei efficiencyslagen en veranderingen van processen bij de ILT gaande, waardoor de ILT niet het gevoel heeft dat zij de taken niet aan kan. Er komt, dacht ik, ook nog een algemeen overleg leefomgeving waarin waarschijnlijk wat meer op de rol van de ILT en het risicogestuurd toezicht kan worden ingegaan.
De voorzitter:
Een afrondende vervolgvraag van mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik begrijp dat daar op de methodes, onderhandel toezicht, toezicht vakanties en dergelijke, kan worden ingegaan, maar de vraag hier is – wij zijn met de begroting bezig – of er voldoende budget voor de ILT is en of de ILT zoals die nu is, is toegesneden is op haar wettelijke taak. Daar hoort een Minister in dit geval bevestigend op te antwoorden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, anders hadden zij vast bij mij aan de bel getrokken dat het niet zo is. Ik ga er dus vanuit dat zij kunnen doen waarvoor zij aan de lat staan.
De heer Laçin (SP):
Aansluitend hierop. De Minister zegt dat de ILT overgaat naar een risicogestuurde aanpak en dat niet alles en iedereen continu worden gecontroleerd. Nu hebben wij het net over GenX gehad. Ik wil niet per se teruggrijpen naar dat onderwerp, maar het gaat mij om het aspect van de ILT hierin. Juist in de fase waarin wij nog niet zijn overgegaan naar een risicogestuurde aanpak zien wij al dat de handhaving tekortschiet. Er is een bedrijf in Nederland dat gewoon loost en geen vergunning heeft en wij komen daar pas achter als wij zelf controleren. Wij weten nu nog niet eens hoe lang het al aan de gang is. Kleeft er geen groot gevaar aan als de ILT naar risicogestuurd gaat terwijl het al niet boven tafel komt in de huidige aanpak waarin meer gecontroleerd zou moeten worden? «Boven water komt» is misschien toepasselijker.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat denk ik niet, want de ILT heeft dit zelf ontdekt. Het blijkt dus dat zij heel goed tegen hun taken zijn opgewassen, omdat zij degenen zij die dit ontdekt hebben.
De voorzitter:
De heer Laçin, afrondend.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
En vervolgens gaan er allerlei andere partijen ook mee aan de slag, maar daar is het vandaan gekomen.
De heer Laçin (SP):
Dat klopt, voorzitter, maar dat is wel naar aanleiding van wat rond Dordrecht is gebeurd. Het is dus niet zo dat de ILT op onderzoek is uitgegaan en daarachter is gekomen. Volgens mij hebben de gebeurtenissen rond Dordrecht en in ruim tien gemeenten in Zuid-Holland waar GenX is aangetroffen in het drinkwater, aanleiding gegeven om hier breder naar te gaan te kijken. Het is toen pas aan het licht gekomen.
De voorzitter:
Afrondend, de Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik denk dat de ILT een goede rol heeft gespeeld en snel heeft opgeschaald. Dankzij de ILT is dit nu ook weer verder aan het licht gekomen.
Meerdere woordvoerders, onder anderen de heer Sienot, hebben een vraag gesteld over de bronaanpak. Dan heb ik het nu over het onderwerp van de medicijnresten. Ziet u de bronaanpak als standaard? Wij hebben een en-en-beleid nodig. Ik blijf me inzetten op maatregelen die echt het verschil maken. Dat is aan de bron en wat u daarover heeft gezegd wat wij daarin kunnen verbeteren in de zin van de 25% van de apotheken waar het nog niet gebeurt, om gemeenten daarop aan te spreken, en wat de zorgsector nog kan doen. Dat pleidooi onderschrijf ik zeer, maar wij moeten ons ook realiseren dat wij het met die bronaanpak nooit opgelost krijgen, omdat er toch nog heel veel via onze eigen urine en ontlasting en noem maar op overal in terechtkomt. Dat is een andere vorm van bronaanpak. Dat kunt u zeggen dat er minder medicijnen moeten worden gebruikt en andere middelen moeten worden voorschreven. Uiteindelijk zullen we ook altijd aan het einde op de zuiveringskant moeten blijven inzetten. Alles wat we kunnen doen om die bronaanpak te verbeteren, daar moeten we zeker naar kijken, maar we moeten ook niet vergeten dat we er aan het einde zorg voor moeten blijven dragen om het eruit te halen. Ik denk dat we het daarover eens zijn. Ik zie bronaanpak wel als standaard, zoals men vroeg, maar niet als zaligmakend, want met alleen een bronaanpak red je het eigenlijk niet.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Opnieuw ben ik het helemaal eens met de Minister dat we aan beide kanten aan de kar moeten trekken; end-of-pipe maar ook bronaanpak. Ik heb ook het woord «standaard» laten vallen. Wat mij betreft gaat het dan ook om allerlei pilots die we uitvoeren. Ik merk dat er veel goede initiatieven zijn, terwijl de regie ontbreekt, zodat mensen het niet van elkaar weten. Die pilots hebben ook weer een einde. Ze hebben wellicht een goed resultaat, maar worden dan niet breder ingevoerd. Ergens gaat daar iets mis. Ziet de Minister dat ook? Wat zouden we daaraan kunnen doen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik denk dat mevrouw Dik-Faber de spijker op de kop slaat. We zijn ook samen met de waterschappen bezig met pilots om de kennis en ervaringen bij elkaar te brengen en te bundelen, zodat de best practices gedeeld kunnen worden en we van elkaar kunnen leren bij de verschillende projecten.
De heer Sienot (D66):
Een kleine toelichting, zodat het niet wegloopt. Dit is ook precies wat wij bedoelen. Natuurlijk moet je zuiveren uit het water. Dat is mooi. Maar alles waarvan je kunt voorkomen dat het in het water komt, hoef je er ook niet uit te halen. De practices die daarvoor zijn, moeten gewoon standard practices worden; exact. Als de Minister dat zegt, word ik daar heel vrolijk van.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan worden we samen vrolijk, want ik denk dat het heel goed is om en-en te doen; aan de voorkant voorkomen door farmafilters bij de ziekenhuizen en allerlei opties die genoemd zijn, dus verbeteren waar we kunnen, maar tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat we altijd end-of-pipe nog moeten kunnen blijven zuiveren. Er zijn nog vragen gesteld over een uniforme aanpak van de inzameling via apotheken. Dat willen we ook graag stimuleren met goede communicatie eromheen. Er zijn onlangs acties geweest op Twitter en met allerlei radiospotjes over ons water, om medicijnen in te leveren. Dat soort activiteiten zullen we zeker ook blijven doorzetten.
Mevrouw Van Brenk heeft aandacht gevraagd voor Sustainable Development Goal 6. Er ligt een kans om onze kennis en kunde daarover te delen. Nederland onderschrijft de ambitieuze SDG-doelen op het gebied van water. Drinkwater en sanitatie zijn daarvan belangrijke onderdelen, naast de andere watergerelateerde doelen. Ik blijf me daarvoor graag inzetten in verschillende internationale gremia en via bilaterale en multilaterale samenwerking. De uitvoering van waterverdragen hoort daar bijvoorbeeld ook bij. De aanzet daarvoor is neergelegd in de Internationale Waterambitie, die ook alweer een tijdje geleden, in 2016, naar de Tweede Kamer is gestuurd.
Vorige week heeft het ministerie met de United Nations een Global Workshop georganiseerd, om kennis over dit onderwerp te delen. Ik kan u melden dat daarbij meer dan 150 deelnemers uit 78 landen aanwezig waren, dus er is heel veel belangstelling voor.
In het UN High-level Political Forum 2018 zal de internationale inzet op het gebied van water en watergerelateerde rampen voor het eerst worden besproken. In lijn met de Nederlandse waterambities zal ik onze inzet in het internationale veld daar ook graag presenteren.
De heer Geurts merkte op dat in het regeerakkoord staat dat het kabinet komt met een programma om stoffen op een kosteneffectieve manier terug te dringen. De heer Geurts heeft ook nog een opmerking gemaakt over het dumpen van drugsafval. Ik verwijs hierbij even naar de Structurele aanpak van opkomende stoffen, waarover de Kamer op 5 juli een brief heeft ontvangen. Daarin wordt gesproken over een verbetering van bestaande processen en een efficiëntere manier van omgaan met die opkomende stoffen. Dat houdt in dat we de nieuwe stoffen voorleggen aan de Stuurgroep integrale normstelling stoffen, waar ook het RIVM aan deelneemt. Het RIVM voert ook een quickscan uit op die stoffen. Stoffen die in een reguliere stofgroep vallen, krijgen een RIVM-richtwaarde. Die komt op de website van het RIVM te staan en wordt ook bij de vergunningverlening gebruikt. Stoffen met persistente eigenschappen of zeer zorgwekkende stoffen worden eruit gehaald. Zij volgen een apart onderzoekstraject. Op basis hiervan wordt bekeken of een stof een richtwaarde of een wettelijke waarde moet krijgen. Dat proces kan enige tijd duren, maar door de structurele aanpak kan de inzet juist op deze stoffen worden geconcentreerd. Dat heb ik eigenlijk straks ook al in de richting van mevrouw Dik-Faber aangegeven. Ik zal u daarover jaarlijks blijven informeren, bijvoorbeeld in De Staat van Ons Water.
Dan is er nog wel het een en ander gevraagd over de REACH-systematiek. Het klopt dat er in de REACH-systematiek geen regels zitten voor drinkwater. Wat de REACH-verordening wel oplevert, is een kader waarin we gegevens over stoffen beschikbaar krijgen. Maar dat gaat alleen om stoffen die geproduceerd of geïmporteerd worden. Stoffen die alleen ontstaan tijdens de productie en dan worden geloosd, dus afvalstoffen, vallen niet onder REACH. In de praktijk krijgen we al heel veel informatie via REACH, zoals over het effect van een stof op de gezondheid of op het milieu. Als een bedrijf een lozingsvergunning aanvraagt en er weinig informatie is over een stof, dan moet het bevoegd gezag de vraag stellen of een lozing verantwoord is op basis van beschikbare gegevens. Als gegevens ontbreken, dan moet de aanvrager die alsnog aanleveren. Dus het bevoegd gezag heeft in al deze situaties wel degelijk de belangrijke verantwoordelijkheid om de vraag te stellen of die lozing verantwoord kan plaatsvinden.
De heer Laçin (SP):
Volgens mij raken wij nu aan een onderwerp dat belangrijk is, namelijk dat het REACH-systeem te weinig of geen rekening houdt met het drinkwaterbelang. Vindt de Minister net als wij dat dit in het REACH-systeem ingepast zou moeten worden?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Op dit moment wordt er in het Europese gewerkt aan een herziening van het hele REACH-wetgevingsprogramma. Nederland zal zich daarin uitdrukkelijk roeren en proberen om daar meer stoffen in te krijgen. We zullen daar dus zeer met deze bril op kijken naar de hele herziening van de REACH-wetgeving.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Laçin op dit punt.
De heer Laçin (SP):
Ja, heel kort. Wanneer kunnen wij daar meer informatie over verwachten? Wanneer wordt het besproken in Europa?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De exacte planning daarvan moet ik u even schuldig blijven. Ik weet dat het eraan komt omdat ik een potentieel woordvoerder op dit onderwerp was toen ik nog Europarlementariër was, maar dit is onderdeel van de portefeuille van de Staatssecretaris, mevrouw Van Velhoven. Ik stel voor dat u haar daarop bevraagt.
De voorzitter:
En ik stel voor dat u doorgaat met de beantwoording.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, dat ga ik graag doen.
Is de Minister bereid om te bekijken wat de mogelijkheden zijn voor het vergroten van de werking en ondersteuning van het DAW, het agrarisch waterbeheer? Ja, is daarop het antwoord. In overleg met de Minister van LNV wordt dit meegenomen bij de uitwerking van de enveloppe voor natuur en waterkwaliteit.
Dan kom ik op de legionellabesmettingen, waar de heer Laçin ook naar heeft gevraagd. Hij heeft daar ook schriftelijke vragen over gesteld. In antwoord op de schriftelijke vragen heeft mijn voorganger aangegeven dat er in de afgelopen zes jaar inderdaad sprake is geweest van een geleidelijke toename van het aantal gemelde legionellosepatiënten, dat deze toename vele oorzaken kan hebben, zoals een verbeterde diagnose, de uitvoering van de meldplicht en, mogelijk, de weersomstandigheden, en dat in 2016 het aantal gemelde patiënten vrijwel even hoog was als in 2010. In het door mijn voorganger gegeven antwoord is al aangegeven dat het RIVM de ontwikkelingen nauwlettend volgt. Tegen de achtergrond daarvan zie ik nu, twee maanden na die beantwoording, geen nieuwe ontwikkelingen die het zouden rechtvaardigen om het eerdere standpunt te herzien. Het RIVM monitort dit dus. Mocht daar iets bijzonders uit komen, dan informeren wij u uiteraard meteen.
De voorzitter:
Meneer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Ik vraag me af of ik al koploper ben, voorzitter.
De voorzitter:
Ik kan u zeggen dat u wel in de buurt komt.
De heer Laçin (SP):
Ik doe mijn best, voorzitter. De Minister zegt dat haar voorganger heeft aangegeven dat het meerdere oorzaken kan hebben. Volgens de SP ligt juist daarin de noodzaak om onderzoek te gaan doen, om duidelijkheid te krijgen over welke aanleiding het echt is. We moeten het niet laten bij mogelijkheden. Eerlijk gezegd vinden wij dat een beetje zwak. Wij willen graag weten waardoor het komt.
De voorzitter:
Uw punt is duidelijk.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
In aanvulling daarop kan ik nog zeggen dat niet alleen het RIVM monitort, maar ook de GGD. En daarbij meet men natuurlijk niet alleen maar het aantal gevallen; men kijkt wel degelijk ook naar de oorzaken ervan. Mocht daar iets belangwekkends aan wijzigingen uit komen, dan zullen wij u dat meteen laten weten.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat met uw beantwoording, Minister. Aan de collega's zeg ik dat er veel vragen zijn gesteld. Natuurlijk hoeft niet de beantwoording van elke vraag tot een interruptie te leiden; anders zitten we hier nog na 19.00 uur. U heeft allen ook nog een tweede termijn. De Minister vraag ik natuurlijk om de vragen zo scherp mogelijk te beantwoorden, zodat dat niet tot twijfel kan leiden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u, voorzitter. Er is nog een vraag gesteld over de farmaceutische industrie, die 6 miljoen betaalt aan onderzoek. Tot 2006 was er geen Europese verplichting tot het leveren van milieu-informatie bij de toelating van geneesmiddelen. Daardoor is er geen informatie beschikbaar over de milieueffecten van een groot aantal geneesmiddelen. Met die 6 miljoen prioriteert men de medicijnen waarvan die informatie als eerste beschikbaar moet komen en worden testen ontwikkeld om de risico's te meten. De eerste onderzoeken worden nu gedaan. Deze informatie is essentieel om te kunnen beoordelen of normering nodig is en wat in de vergunning kan komen te staan. Dat de farmaceutische industrie hieraan meewerkt, is dus essentieel.
Hebben medicijnenresten autisme tot effect? Het RIVM heeft het onderzoek bekeken. In het betreffende onderzoek zijn hersencellen blootgesteld aan milieuconcentraties medicijnen. Dat onderzoek liet effecten zien op bepaalde mechanismen die ook in verband worden gebracht met autisme, maar het RIVM constateert wel dat het te ver gaat om hiertussen een causale relatie te veronderstellen.
Mevrouw Arissen vroeg nog wat ik ga doen aan de microplastics. Het regeerakkoord kondigde een beleidsprogramma aan voor microplastics, medicijnresten en hormoonverstorende stoffen in het oppervlaktewater. Voor medicijnresten en hormoonverstorende stoffen is de ketenaanpak Medicijnresten uit Water gestart, die samen met het werk aan opkomende stoffen deze onderwerpen dekt. Voor microplastics werkt IenW, nationaal en in EU-verband, in het kader van de circulaire economie aan het sluiten van kringlopen, ook die van plastic. U heeft daarover binnenkort, op 13 december, overleg met de Staatssecretaris.
Daarnaast werk ik aan monitoring en aan onderzoek naar de effecten op zee en in de oceaan. In aanvulling op deze aandachtsvelden ga ik ook werken aan de link tussen de lozing van microplastics en het transport naar zee: om hoeveel gaat het precies, via welke route, wat zijn de effecten op zoetwatermilieu en bodemleven? Ik kom daar graag in een volgend overleg nog op terug. Wat ikzelf nog een heel leuk voorbeeld hiervan vind: Boyan Slat, die we allemaal kennen van de projecten in de oceaan, heeft naast het schoonmaken van de zee ook een nieuw kleinschaliger project, waarmee hij dat ook in de rivieren wil doen. In de richting van diegenen die vroegen of wij voldoende uitdragen wat wij in Nederland allemaal te bieden hebben, zeg ik het volgende. Ik had vorige week een delegatie uit Indonesië op bezoek. Die delegatie is ook bij Boyan langs geweest, om te kijken naar de nieuwe variant die je in de rivier kunt gebruiken. De delegatie had daar ook heel veel interesse in. Wij proberen dus wel steeds die combinatie te maken. Wij informeren u daar verder over, maar de meer gedetailleerde vragen kunnen het beste aan de orde komen in het overleg met de Staatssecretaris op 15 december.
Mevrouw Dik-Faber zei dat grondstoffen uit rioolwater afvalstoffen zijn. Zij vroeg of er een oplossing voor komt. Dit onderwerp speelt al enige jaren, ook Europees, bijvoorbeeld de vraag of fosfaat uit rioolwater kan worden gebruikt als kunstmest. Momenteel loopt er een onderzoek naar het risico op pathogene en milieuresten, zowel door het RIVM als in Europees verband door het Joint Research Center. Mochten die onderzoeken laten zien dat de risico's verwaarloosbaar zijn, dan zouden we een en ander kunnen opnemen in de lijst van bijproducten in het kader van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Er wordt dus naar gekeken, maar het is een ingewikkeld traject, omdat het per stof heel zorgvuldig beoordeeld moet worden.
Dan kom ik op heel andere vragen. Mevrouw Van Brenk vroeg of er vrijwaring van btw kan zijn voor de waterschappen. De afvoer en kosten van zuiveringsslib zijn onderdeel van de taken van waterschappen. Waterschappen kunnen hiervoor geen btw terugvorderen. Daarom ben ik er geen voorstander van om de waterschappen een uitzonderingspositie te geven.
Ik kom op het injecteren van afvalwater in Twente. Hoe zit het met de maandelijkse metingen? Gedurende de injectie vindt er voortdurend monitoring plaats. Er worden beheersmaatregelen genomen om de kans op risico's te minimaliseren. Het Staatstoezicht op de Mijnen houdt toezicht en heeft hiervoor ook de kennis. De Minister van EZ heeft uw Kamer twee jaar geleden hierover geïnformeerd. De beoordeling van de risico's voor drinkwater worden hier natuurlijk in meegenomen. Indien er aanleiding voor is, kunnen aanvullende eisen worden gesteld aan het drinkwater. Er wordt dus voldoende naar gekeken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Sinds die twee jaar is er natuurlijk een hele reeks aan incidenten aan het licht gekomen in Twente. Een van de problemen was dat er geen nulmeting was. Als je niet weet wat de stand van zaken is voordat er een lekkage komt, weet je bij het begin van een kleine lekkage ook niet dat het een lekkage is. Uit mijn hoofd zeg ik dat er iets van 400 putten zijn in Twente. Er is toen gezegd dat er nulmetingen zouden moeten komen. Tussen de twee ministeries zit dit deel van de verantwoordelijkheid volgens mij bij deze Minister. Daarom vraag ik haar om daarnaar te kijken. Als dit niet het geval is, wil ik deze vraag ook prima herhalen bij de EZK-begroting. Het gaat mij erom dat een en ander niet is afgehandeld met wat er twee jaar geleden gebeurd is. Heel recent zijn namelijk nieuwe lekkages ontdekt, bijvoorbeeld bij Hardenberg. Er gaan daar ook hele reeksen bomen dood, omdat het grondwater te slecht is. Het is dus echt een reëel probleem.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Volgens onze informatie hoort dit echt thuis bij het Ministerie van EZK. Mocht u daar hetzelfde antwoord krijgen, dan moeten we echt serieus met elkaar om de tafel. Maar ik ga ervan uit dat dit klopt.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk, op dit punt?
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Nee.
De voorzitter:
Wel op een ander punt? Dan toch mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Even over het vorige punt. In mijn beleving werden er even twee dingen bij elkaar gevoegd. Ik heb een vraag gesteld over de zuiveringsheffing die in 2019 van kracht gaat. Dit staat in het regeerakkoord. Mijn specifieke vraag was: kunnen de waterschappen daarvan vrijgesteld worden? In mijn beleving betalen burgers anders twee keer. Burgers betalen al voor de heffing en nu gaat het Rijk de waterschappen, als ze niet uitgezonderd worden, extra belasten. Dan betalen we als burgers het dubbele. Het idee van «de vervuiler betaalt» spreekt ons wel aan, maar in dit geval zou ik wel willen horen of er een uitzonderingspositie voor de waterschappen kan worden gemaakt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar moet ik even nader naar kijken. Vindt u het goed dat ik daar in tweede termijn een antwoord op geef? Ik kom er dan even op terug.
De voorzitter:
Dan komt het in tweede termijn. Met het oog op de tijd: u bent bijna door dit blok heen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daarna komt het blokje Ruimtelijke adaptatie.
De voorzitter:
En dan nog de blokjes Kwaliteit en Internationaal.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja.
De voorzitter:
Oké. Gaat u verder.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan ga ik nu over naar het blokje Ruimtelijke adaptatie. De Deltacommissaris...
De voorzitter:
O, mevrouw Van Brenk heeft toch nog een interruptie.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Een vraag van mij is niet beantwoord. Misschien kan ik die nog heel even in herinnering brengen. Die vraag ging over de zuiveringspilots. Kunnen die bij de inwinningsstukken plaatsvinden? Ik heb ook nog geen antwoord op de vraag over de verlenging van de green deal.
De voorzitter:
Ik zag ook dat de heer Laçin nog een onbeantwoorde vraag lijkt te hebben. Het zijn er zelfs twee. Als u die kort benoemt, kunnen we kijken of die in eerste termijn nog worden beantwoord dan wel door de Minister in tweede termijn meegenomen worden.
De heer Laçin (SP):
Ik heb twee vragen...
De voorzitter:
Niet helemaal herhalen. Alleen even aanstippen welke vragen dat waren.
De heer Laçin (SP):
Dat zal ik doen. De eerste vraag die nog niet beantwoord is, gaat over eventuele illegale lozingen van Chemours. Daar is schriftelijk overleg over geweest met Chemours. Kan de Minister ons daar meer over vertellen?
De voorzitter:
En de tweede vraag.
De heer Laçin (SP):
De tweede vraag ging over de kosten van extra zuivering door drinkwaterbedrijven. Is de Minister het met ons eens dat de vervuiler dat moet betalen en niet de gebruiker?
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Minister of deze vragen al zijn beantwoord dan wel in eerste termijn nog beantwoord worden dan wel in tweede termijn beantwoord worden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Laat ik gemakshalve maar zeggen dat we die vragen in tweede termijn beantwoorden. Dan kan ik ook zeker stellen dat we die goed beantwoorden. Ik beantwoord nu wel die ene vraag van mevrouw Van Brenk over de innamepunten. Dat is wel degelijk een van de prioriteiten als het gaat om de projecten waar we naar kijken. We gaan bekijken waar we die testen het beste kunnen doen. Dat doen we op de grootste risicoplekken. Daar zijn die innamepunten zeker ook bij. Die vraag is bij dezen beantwoord.
Ruimtelijke adaptatie. De Deltacommissaris heeft afgelopen Prinsjesdag het eerste Deltaplan Ruimtelijke adaptatie aangeboden. Dat gaat over ruimte voor de regen, klimaatbestendig bouwen en het landelijk gebied inrichten maar ook over oplossingen voor toenemende hittestress en droogte. Het kan niemand toch ontgaan dat het weer extremer wordt? Neem afgelopen zomer. In de derde week van juni hadden we een hittegolf. We hebben de bruggen met water besproeid om te zorgen dat ze bleven werken. De droogte was volgens boeren noodweer voor het gewas. Nog geen week later, op 28 juni, viel in één dag zoveel regen als normaal in één maand. De maand juli was in het noordoosten van ons land nog niet eerder zo nat. Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie komt dus geen moment te vroeg. Als we niets doen, kan er tot 2050 in onze steden ruim 70 miljard euro aan schade ontstaan. Ik geloof dat mevrouw Dik-Faber het ook noemde. De gemeenten, de waterschappen en de provincies brengen uiterlijk 2019 hun kwetsbaarheden in beeld. Daarvoor gaan ze stresstesten doen. Deze herhalen ze elke zes jaar. Op basis daarvan gaan zij doelen en maatregelen formuleren. Een plan waar tienduizenden mensen mee aan de slag moeten, van waterambtenaren tot plantsoenendienst, van aannemer tot architect. Via het Deltaprogramma zullen we de uitvoering monitoren.
Ook het Rijk zelf gaat aan de slag met stresstesten en het klimaatbestendig maken van de eigen netwerken. Dat geldt natuurlijk vooral voor Rijkswaterstaat. We onderzoeken ook de klimaatbestendigheid van rijksgebouwen en we kijken naar de klimaatbestendigheid van nationale, vitale en kwetsbare infrastructuur, bijvoorbeeld de energievoorziening en de drinkwatervoorziening, waar we ook al veel over gesproken hebben. Om te zorgen dat het niet bij plannen blijft, zullen Rijk en medeoverheden op korte termijn een bestuursakkoord klimaatadaptatie ondertekenen. We streven naar een akkoord in het eerste kwartaal van 2018.
Voordat ik aan de beantwoording van de vragen begin, moet mij iets van het hart over wat er van de zijde van de PVV over het KNMI te berde is gebracht. Ik zou dat heel erg ver van mij willen werpen. Ik ben ontzettend enthousiast over de mensen daar. Zij werken snoeihard. Nederland mag heel trots zijn. In het Europees Parlement mocht ik ook woordvoerder zijn over ruimtevaart. Nog niet zo lang geleden was ik aanwezig bij de lancering van de Sentinel-5. Er is toen ook een fantastische Nederlandse bijdrage in de vorm van Tropomi de ruimte in gegaan. Dat is een supergedetailleerd meetinstrument waarmee wij allerlei stofjes in onze atmosfeer heel precies kunnen meten. Wij hebben daarvan heel veel profijt voor precisielandbouw, maar ook voor milieudoelstellingen en de maritieme sector. Tegen de woordvoerder van de PVV zou ik bijna zeggen dat het tegenovergestelde aan de orde is van wat hij daarover heeft opgemerkt. Die mensen moeten wij ontzettend in ere houden en wij moeten heel trots op hen zijn.
De heer Van Aalst (PVV):
Nu wordt het heel merkwaardig. Ik had dit natuurlijk al genoteerd voor mijn tweede termijn. Mevrouw Van Tongeren helpt mij wel even herinneren dat de VVD in 2011 heel andere bewoordingen koos om ook het KNMI af te schaffen. Ik vond het dus bijzonder dat deze opmerking nu van de Minister komt. Wat wij gezegd hebben, is dat het fantasten waren. Daar blijven wij ook bij en dat is logisch. Als er vanuit het KNMI een beeld wordt geschetst en slechts een doorkijk wordt gegeven naar 2050, niet gebaseerd op feiten, vinden wij dat wij dat mogen afdoen als een fantasie. Vandaar de bewoording fantasten. Ik vind dit heel merkwaardig van een VVD-Minister, van wie een collega nog in 2011 ertoe heeft opgeroepen om het KNMI af te schaffen omdat het zich alleen beperkte tot het IPCC. Maar goed, wij hebben wel vaker gezien dat er partijen uit de kast zijn gekomen en een ander standpunt hebben ingenomen wat betreft waterschappen. Vandaag geldt dat voor de VVD wat betreft de fanaten van het KNMI.
De voorzitter:
De opmerking van de heer Van Aalst was volgens mij helder. Een korte reactie van de Minister. Zij moet ook nog vragen beantwoorden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Tegen de heer Van Aalst zou ik zeggen: verdiep u eens in het onderwerp Tropomi, bijvoorbeeld. Dan zult u zien dat het bij uitstek gaat om feiten. Het gaat om meten. Meten is weten en alle veranderingen waarover wij spreken, zijn gewoon meetbaar en die zijn vastgesteld. Ik denk dat wij elkaar daarin vinden dat wij naar de feiten moeten kijken. Wat de verandering bij de VVD betreft: dit had betrekking op al dan niet verzelfstandigen. Het ging er niet om, het helemaal aan de kant te schuiven en af te schaffen. Daar is nooit sprake van geweest.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Dan wil ik toch graag even mijn punt van orde onder de aandacht brengen. Het is goed gebruik in dit huis dat wij ambtenaren, maar ook medewerkers van agentschappen, die zich hier niet publiekelijk kunnen verdedigen, niet aanvallen. Als iemand de inhoud, een rapport of een mening niet vindt deugen, oké. Maar een bijvoeglijk naamwoord hangen aan de persoon die daar werkzaam is... Ik zou de voorzitter willen vragen om samen met de andere leden van de commissie erop te letten dat wij dit niet doen en dat wij het debat houden op de inhoud. Over de inhoud mag de heer Van Aalst zeggen dat het een fantasie is.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, ik heb in de eerste termijn ook gezegd «waarvan akte». Uw opmerking is terecht. Wij spreken hier geen ambtenaren aan als zodanig, omdat zij zich hier niet kunnen verantwoorden. Wij spreken de Minister aan. Wij mogen natuurlijk wel wat vinden van het werk dat is geleverd; dat spreekt voor zich. Ook daarop spreken wij dan de Minister aan. Maar ik heb de Minister ook heel duidelijk horen opkomen voor haar mensen bij het KNMI. Daarom vond ik het wel verantwoord om het langs deze weg te laten lopen, om het maar zo te stellen. Dan stel ik voor dat wij nu, indachtig uw punt van orde, verdergaan met de beantwoording door de Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Het KNMI valt overigens onder mijn collega Staatssecretaris Van Veldhoven, maar dat neemt niet weg dat ik als Minister ook buitengewoon enthousiast ben, zowel over de mensen als over het werk dat zij doen.
Dan kom ik nu op de vragen. Hoe kijkt de Minister aan tegen extreem weer en grote aandacht voor klimaatadaptatie? Uit analyses blijkt dat klimaatverandering nu al zichtbaar is, bijvoorbeeld in de statistieken van extreme regenbuien. Extreme neerslaggebeurtenissen komen nu twee tot vijf keer zo vaak voor in vergelijking met 1950. In de toekomst neemt dit nog verder toe, tot tien keer zo vaak in 2085. Ook perioden met hitte nemen toe. Klimaatscenario's van het KNMI laten zien dat niet alleen de gemiddelde temperatuur toeneemt, maar ook het aantal zomerse of tropische dagen. We zien ook langere perioden van droogte. En nogmaals, als we niets doen, gaat dat heel grote schade opleveren.
Er zijn ook vragen gesteld over het Deltaprogramma en de financiering met betrekking tot decentrale overheden. De Deltacommissaris wil meer geld en de waterschappen en milieuorganisaties roeren zich. Eigenlijk heeft bijna iedereen gevraagd: wat vindt de Minister daarvan? Ik vind de versnelde aanpak van het klimaatbestendig maken van ons land erg belangrijk. Deze aanpak is beschreven in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. De koepels hebben in maart 2017 hun investeringsagenda gepresenteerd. Ze vragen daarin een bijdrage van het Rijk van 230 miljoen per jaar voor versnelling van de aanpak van klimaatadaptatie. De Deltacommissaris heeft ook geadviseerd om substantiële middelen toe te voegen. U hebt allemaal geconstateerd dat die gevraagde gelden niet expliciet in het regeerakkoord zijn opgenomen. Ook waterkwaliteit en de aanpak van medicijnresten vragen om extra geld. Op dit moment zijn wij met de koepels in gesprek om te komen tot een bestuursakkoord klimaatadaptatie. Ik wil dat in 2018 afsluiten. Ik kan nu nog geen toezeggingen doen over toekenning van eventuele middelen door het Rijk. Ik kan daarom ook nog niet aangeven hoe meetbare doelen voor die benodigde middelen gemonitord worden. Ik wil daar graag met de koepels over in gesprek en kan u daarover pas informeren wanneer daarin keuzes zijn gemaakt.
Wat is de verantwoordelijkheidsverdeling van overheden met betrekking tot klimaatadaptatie? Alle overheden zijn op eigen niveau verantwoordelijk om zich aan te passen aan en voor te bereiden op klimaatverandering, want de ambities van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie kunnen alleen gerealiseerd worden als alle overheden met elkaar en met private partijen, maatschappelijke organisaties en burgers samenwerken. Toenemende wateroverlast, hittestress en droogte worden vooral lokaal en regionaal ervaren. Daarom ligt het accent van de maatregelen ook daar bij de gemeenten, waterschappen en provincies. Provincies en gemeenten stellen in samenspraak met waterschappen in hun omgevingsvisies de kaders vast. Gemeenten vertalen die weer door naar omgevingsplannen, ook in samenspraak met de waterschappen. Het Rijk heeft de verantwoordelijkheid voor de adaptatie van het eigen vastgoed, het hoofdwatersysteem en de hoofdinfrastructuur. Daarnaast heeft het Rijk een coördinerende rol om de nationale, vitale en kwetsbare functies beter bestand te maken tegen de gevolgen van het veranderende klimaat.
Ik kom nu bij het onderwerp bodemdaling, dat ook door velen van u is genoemd. In veengebieden kampen waterschappen, steden en boeren met bodemdaling. Dat betekent grote risico's met betrekking tot de waterveiligheid en wateroverlast. Dit gaat de samenleving miljarden kosten. De vraag was of ik dit onderwerp wil meenemen in het aangekondigde bestuursakkoord klimaatadaptatie. Door de complexiteit van de problematiek en de grote regionale verschillen is een regionale aanpak nodig om in samenspraak met alle betrokkenen in het gebied tot regionaal maatwerk te komen. De problematiek raakt ook heel duidelijk aan nationale dossiers. Dan hebben we het vooral over klimaatmitigatie in verband met de CO2-emissies door de afbraak van veen. Maar dit raakt natuurlijk ook aan waterveiligheid, landbouw, natuur en biodiversiteit. Het hangt allemaal samen. Bodemdaling wordt om die reden nadrukkelijk meegenomen in de stresstesten waarover ik zojuist sprak. Het delen van kennis op dit punt is ook heel belangrijk. Dat wil ik zeker blijven stimuleren. Met het oog op alle rijksbrede belangen die ik net opsomde, wil ik me er graag voor inzetten om samen met de andere betrokken bewindslieden – die van EZK en die van LNV – de provincies te vragen om het voortouw te nemen om in samenspraak met waterschappen, gemeenten en alle andere partners regionaal samenhangende veenbodemvisies op te stellen als onderdeel van de regionale klimaatstrategie. Daar is dus geen nationale blauwdruk voor mogelijk omdat dat regionaal heel erg verschilt.
De heer Bisschop (SGP):
Dank voor de toelichting. De Minister reikt een heleboel argumenten aan om het juist wel onderdeel van dat bestuursakkoord te laten maken, juist omdat het zo'n verwevenheid heeft met al die bestuurslagen. Dat het in het ene gebied in Nederland anders ligt dan in het andere gebied is vanzelfsprekend. Ik zou ervoor willen pleiten om die integrale benadering bestuurlijke aanpak te bevorderen en die daar onderdeel van te laten uitmaken. Kan de Minister deze redenering volgen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De Minister kan die redenering volgen. Sterker nog, ik denk dat het een heel goede redenering is. Dat is ook eigenlijk wel zoals wij het voor ons zien, als maar duidelijk is dat dat regionale maatwerk echt in de regio zelf moet gebeuren. Maar wij vinden het natuurlijk belangrijk en het kan op die manier in onze nationale aanpak worden opgenomen, nogmaals vooral in afstemming met de collega's van BZK en LNV. Dat lijkt me duidelijk.
De heer Bisschop (SGP):
Begrijp ik goed dat de Minister deze redenering niet alleen volgt maar zelfs omarmt?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Als u daar blij van wordt, dan omarm ik die.
De heer Bisschop (SGP):
Ik word daar heel blij van, dank u wel. En het scheelt weer een motie.
De voorzitter:
Dat is ook waar. We gaan gauw door met de rest van de beantwoording.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Kunt u van klimaatadaptatie een wettelijke taak van de waterschappen maken? De waterschappen hebben de wettelijke taak van het waterbeheer en de afvalwaterzuivering. Het aanpassen van het watersysteem naar klimaatverandering om te blijven voldoen aan de wettelijke gebiedsnormen wateroverlast hoort in dat kader bij de taak van de waterschappen. Daarnaast hebben gemeenten de wettelijke taak voor de inzameling van afvloeiend hemelwater. Dat zit dus eigenlijk ook al bij hen volgens de wet. Gemeenten en provincies maken keuzen in de ruimtelijke inrichting van stedelijk en landelijk gebied en horen daarbij ook rekening te houden met klimaatverandering. Alle overheden hebben in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie gezamenlijke afspraken gemaakt over de aanpassing aan klimaatverandering. De taken van de waterschappen liggen dus al grotendeels wettelijk vast. Er is niet direct een noodzaak om die uit te breiden met klimaatadaptatie, omdat alles wat daaraan raakt eigenlijk al in de verschillende wetten is geregeld.
Kunt u toezeggen het waterschap Limburg en de provincies Overijssel en Gelderland financieel te ondersteunen voor klimaatadaptatie? De heer Geurts vroeg daarnaar. In tweede instantie noemde hij Brabant ook daarbij. Ik waardeer de voortvarende aanpak van klimaatadaptatie in die regio's zeer. Het is ook heel goed dat koplopers zelf al hard aan het werk zijn en zelf ook grote investeringen doen. Laten we dat ook vooral niet vergeten. Ik ken de wens voor extra middelen van het Rijk. Andere onderwerpen, zoals waterkwaliteit – we hebben het net over de medicijnresten gehad – en waterveiligheid, vragen echter ook om extra inzet. Opgeteld zijn de wateropgaven aanzienlijk groter dan de beschikbare anderhalf miljard investeringsruimte in het Deltafonds. Ik breng momenteel alle vraagstukken in kaart en ik wil graag een zorgvuldige afweging maken. Ik kom dan weer terug op dat bestuursakkoord klimaatadaptatie dat ik met alle betrokken organen wil afsluiten en waarvan ik hoop dat we het in het begin van 2018 kunnen sluiten. Daar zal ik deze keuzes in gaan maken. Daarom kan ik nu nog geen middelen toezeggen. Ik ga graag om de tafel om samen aan de slag te gaan voor een verdere uitwerking. Ik steun dus niet alleen de koplopers, maar ook het peloton als het gaat om de mensen met plannen voor het Deltafonds. En we gaan uiteraard ook ervaringen van koplopers proberen te delen met andere gebieden.
Er is gesproken over klimaatadaptatie als exportproduct. Nederland geldt al als de wereldkampioen water. Ik heb straks al even iets gezegd over een delegatie uit Indonesië die ik op bezoek heb gehad. Ik heb afgelopen week ook een delegatie van de Wereldbank op bezoek gehad en gesproken over het Global Centre of Excellence on Climate Adaptation – het is een hele mondvol – dat wij gaan krijgen in Rotterdam en Groningen. Zij waren er bijzonder in geïnteresseerd. Ik denk dat het weer een heel mooi extra visitekaartje is om alle waterkennis en -kunde die wij hebben, ook op het gebied van adaptatie, voor het voetlicht te brengen. Het bijzonder mooie van dit nieuwe centrum vind ik dat het niet de zoveelste denktank is, met alle eerbied die ik voor denktanks heb, maar dat het hierbij ook heel erg gaat om het kunnen verspreiden van de goede projecten die er zijn geweest om te komen tot een opschaling, om te komen tot een mainstreaming van die projecten, zodat landen die daar graag gebruik van willen maken dat ook in de praktijk kunnen brengen.
Bij veel gemeenten ontbreekt nog de expertise over klimaatadaptatie; willen we hier iets aan doen? Klimaatadaptatie is inderdaad een relatief nieuw begrip. Dat geldt zeker voor een aspect als hitte. Het delen van praktijkkennis van de uitvoering is heel belangrijk om te kunnen versnellen en intensiveren. Op initiatief van het Deltaprogramma wordt een platform Samen klimaatbestendig ingesteld, een netwerk dat kennisdeling faciliteert. Een voorbeeld is dat diverse gemeenten al hittekaarten hebben gemaakt om te kunnen bepalen of die hitte tot opgaven leidt. Ik weet niet of de heer Van Aalst daar zijn hitte-eiland kan uitzoeken, maar er zijn dus al kaarten beschikbaar...
De voorzitter:
We gaan nu niet uitdagen! We gaan nou even door.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee, nee. Maar het platform kan die aanpak overdragen aan gemeenten die nog niet zover zijn.
Dan het laatste. Kan de Minister aangeven hoeveel mensen zich in Nederland bezighouden met klimaatadaptatie bij Rijk en gemeenten en wat die mensen allemaal kosten? Dat kan de Minister niet. We zijn in Nederland met gemeenten, provincies, waterschappen, bedrijven en burgers samen bezig om alles in kaart te brengen. We sluiten zo veel mogelijk aan bij andere ingrepen in de leefomgeving en de ruimtelijke inrichting. Ik zou heel veel mensen tekort gaan doen als ik nu aantallen zou gaan noemen. Dan ben ik klaar met dit blok.
De voorzitter:
Bent u daarmee aan het eind gekomen of nog niet? Ik begreep dat dit het laatste blok was.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Er is nog een categorie overige.
De voorzitter:
O, een categorie overige. Dat is altijd riskant. Nou, dan gaan we nog even zitten. Mevrouw de Minister!
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het is een dun mapje, maar ik wil wel graag iedereen recht doen.
De voorzitter:
Daar heeft u geheel gelijk in. De Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De VVD heeft gevraagd welke rol de overheid kan hebben als eerste klant. De overheid heeft een belangrijke rol als launching customer. Rijkswaterstaat trekt gezamenlijk met het bedrijfsleven en kennisinstellingen op om innovaties te ontwikkelen, gericht op de doelstellingen van het kabinet. Dit vindt onder andere plaats in uitvoeringsprojecten en -programma's zoals Marker Wadden, het Hoogwaterbeschermingsprogramma en de Building with Nature-aanpak. Door innovaties te laten zien in de uitvoeringspraktijk kan Nederland laten zien dat we internationaal vooroplopen.
Mevrouw Van Brenk had het erover dat waterschaarste en droogte ook tot migratie leiden. Triest dat er niet voor iedereen schoon drinkwater beschikbaar is; hebben we daar oog voor? Daar hebben we zeker oog voor. Nederland werkt internationaal zeer actief mee aan het helpen oplossen van grote internationale watervraagstukken. Zelfs onze Minister-President is lid van het VN High Level Panel on Water, dat in maart ook nog met aanbevelingen zal komen. Zelf zal ik ook actief werken aan het realiseren van de verschillende waterambities – we hebben het er al over gehad – met de Sustainable Development Goals.
Gevraagd is of de Structuurvisie Ondergrond bij een ander ministerie zit. De Structuurvisie Ondergrond is wel bij het Ministerie van IenW gebleven vanwege de relatie met bodem. Dat zit dan weer in het takenpakket van de Staatssecretaris, zeg ik in de richting van mevrouw Van Tongeren. Er is nu een uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond. Daarbinnen vindt uitwerking plaats. Er volgt ook nog een algemeen overleg over de Structuurvisie Ondergrond, waarin dat uitgebreid aan de orde kan komen. Dan krijgt u dus te maken met Staatssecretaris Van Veldhoven.
Gaat de Nederlandse regering de reparaties op Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius orkaanbestendig uitvoeren? Het antwoord daarop is ja. Vanuit IenW ben ik verantwoordelijk voor de infrastructuur. Dat houdt naast wegen, haven en luchthaven ook een goede drinkwatervoorziening op Saba en Sint-Eustatius in. Er is inmiddels een interdepartementale commissie aan de slag om de wederopbouw te coördineren. Bij die wederopbouw, onder aansturing van BZK, wordt gestreefd naar orkaanbestendige wederopbouw. Voor IenW betreft dit zowel de waterveiligheid als de waterkwaliteit. Gedacht moet worden aan het orkaanbestendig wederopbouwen van de drinkwatervoorzieningen. Deze staan aan de haven vanwege de inname van zeewater. Voorkomen moet worden dat deze bij een volgende orkaan opnieuw beschadigd zou kunnen worden.
Daarnaast heeft IenW ook subsidie beschikbaar voor betrouwbaar drinkwater. Dit budget is vooral bedoeld voor drinkwater, maar een goede aanpak verbetert ook de waterkwaliteit en kan ook weer een positief effect hebben op de natuurkwaliteit. Natuurbeleid loopt via LNV, maar ik werk graag samen met LNV om te kijken waar we kansen kunnen pakken en dingen kunnen combineren.
De voorzitter:
Ik zie dat er nog een paar vragen van u komen, mevrouw Van Tongeren. Zullen we die eerst meenemen alvorens te interrumperen? Dan is het compleet.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, want mevrouw Van Tongeren heeft ook gevraagd of er van die 275 miljoen ook wat kan worden besteed aan Caribisch Nederland voor het drinkwater. Het is vooral bedoeld voor de uitvoering van het natuur- en waterkwaliteitsbeleid. Voor Caribisch Nederland kan ook geld worden ingezet uit het budget voor de regio's, waar het gaat om Nederlandse gemeenten. Ik zal me daar ook zeker hard voor maken. Daarnaast wordt in het regeerakkoord het budget voor de BES-gemeenten verhoogd. Daar kan natuurlijk ook gebruik van gemaakt worden.
De voorzitter:
Afgedaan, mevrouw Van Tongeren, of niet? Nee? Mevrouw Van Tongeren, kort alstublieft, vanwege de tijd.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Bij de begroting Koninkrijksrelaties is een motie van mijn hand aangenomen om bij de wederopbouw ook te kijken naar duurzaam. Ik ga ervan uit dat dat ook geldt voor de infra, waar deze Minister verantwoordelijk voor is, op de BES-eilanden en op Sint-Maarten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Kortheidshalve: ja.
De voorzitter:
Dan gaan we door met de verdere beantwoording.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan is er nog een vraag gesteld door mevrouw Dik-Faber over de beheersautoriteit Wadden. Hoe staat het daarmee? Dan kom ik wederom bij de collega van LNV. Wij zijn samen het regiecollege voor de Wadden. Wij zijn samen aan het kijken, met overige relevante partijen, hoe dit het beste vormgegeven kan worden, zowel naar vorm als naar inhoud. De inzet is om u daarover nog te informeren voor het algemeen overleg Wadden, dat staat gepland voor 24 januari 2018.
Er was nog een specifieke vraag over de toekomstbestendigheid van de zoetwatervoorziening op Sint-Maarten. Die had ik eigenlijk beter net hiervoor kunnen beantwoorden. Er staat eigenlijk niets nieuws in.
Volgens mij heb ik nu dan alle vragen beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Dan zijn we daarmee aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de beantwoording van de Minister. Dat betekent dat we doorgaan naar een tweede termijn, voor zover daar behoefte aan bestaat. Dat is het geval. Ik heb zelf wel behoefte aan een korte schorsing. Wellicht anderen ook. We schorsen tot 16.55 uur, want ik wil wel op tijd door om 19.00 uur te halen.
De vergadering wordt van 16.42 uur tot 16.54 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik meld mevrouw Arissen af voor de rest van de vergadering. Zij heeft een andere Kamerverplichting. Dat betekent dat wij door kunnen gaan met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. In die termijn heeft u ook de gelegenheid om moties in te dienen. Met inmiddels een tweetal collega's heb ik heel strakke afspraken over de spreektijd; de anderen zal ik ook houden aan hun spreektijd, maar zij hadden nog iets meer tijd over.
Ik stel voor dat we er maar gewoon mee beginnen. Eerste spreker is de heer Dijkstra namens de VVD.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de Minister voor haar antwoorden. Ik zag uw ogen een aantal keren glinsteren, en dat was in Bonn, toen u eigenlijk het VN-klimaatcentrum in ontvangst nam, en nu net ook weer toen u daar bevlogen over sprak als visitekaartje voor Nederland. Ik zag dat ook toen u begon over de Tropomi, de satelliet waarmee je hele mooie dingen kunt doen. Eigenlijk geldt dat voor meerdere onderwerpen. Ik vind het van belang dat we u als ambassadrice van ons water kunnen zien, samen met alle bedrijven, instellingen en anderen die er dagelijks hard aan werken dat we onze droge voeten behouden. Wat dat betreft hebben we internationaal ook heel veel te bieden. Wat ik ook hoop, maar daar kunt u misschien ook wat over zeggen, is dat we onze infrastructuur zo klimaatbestendig mogelijk maken. Dat geldt toch ook voor onze wegen en dergelijke, waar we morgen over gaan praten. Ook moeten we onze rivieren zo robuust mogelijk maken naar de toekomst toe. In die zin ben ik wel benieuwd hoe we die rivieren, bijvoorbeeld de Rijn, de Waal – wat natuurlijk een uitvloeisel is van de Rijn – en de Maas na 2050 in ons landschap hebben liggen. Zijn ze dan nog hetzelfde als nu? Is er dan nog voldoende water of lopen die rivieren dan op een andere manier? Het is misschien goed om er een keer over te filosoferen hoe Nederland als delta – want we zijn altijd gegroeid en veranderd – er dan uitziet met zijn rivieren. Misschien kan de Minister erop ingaan hoe we die rivieren ook robuust houden naar de toekomst toe.
Dan heel concreet over de dijkophoging en de nevengeul Varik-Heesselt. Het besluit valt in januari, dus we zullen dat proces zeker niet verstoren, maar we houden de vinger aan de pols.
Ten slotte. De Minister heeft het een en ander gezegd over de medicijnaanpak. Het is belangrijk dat dat terugkomt op het moment dat we het geld, dat we nu hebben voor natuur en waterkwaliteit, daarvoor ter beschikking stellen.
U heeft al een toezegging gedaan om bij de Voorjaarsnota te komen met een beleidsvoorstel over hoe dat verder wordt ingevuld, met hopelijk daaraan gekoppeld meetbare doelen. Ik realiseer me dat dat voor natuur best wel ingewikkeld is, maar ik hoop toch dat als we geld uitgeven, we kunnen zeggen: dit is ervoor teruggekomen. Maar daarover zal ik geen motie indienen. Ik heb geen enkele motie. Ik wens u veel succes en dank u dat u ambassadrice van ons water wilt zijn.
De voorzitter:
Opnieuw moet de Minister mij wijzen op het feit dat de heer Sienot een vraag wil stellen. Dat ligt puur aan mij, in de verkeerde hoek.
De heer Sienot (D66):
Zolang ik bij de Minister nog niet in de verkeerde hoek zit, is er nog een goede balans.
Heel kort, mijnheer de voorzitter. Ik begrijp het streven van meneer Dijkstra van de VVD heel goed en ik juich ook toe dat dat we snel met een plan voor dat geld komen. Hij zegt het zelf ook al: het is lastig voor natuur om meetbare doelen op te stellen. Ik ben ook heel benieuwd of hij wellicht methodieken kent waarmee dat zou kunnen, gewoon voor mijn begrip. Want zelf weet ik dat het nogal lastig is.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik zei het niet voor niks en keek ook in uw richting om u even uit te dagen: dat is inderdaad lastig. U zit bij mij dan inderdaad in de linkerhoek van het spectrum. Misschien dat er KPI's, een soort indicatoren, voor zijn, maar ik weet het niet. Je kunt er wel over nadenken, want op het moment dat je 275 miljoen of zo veel miljoenen uitgeeft aan wat we allemaal met elkaar doen, zou het toch wel fijn zijn als de belastingbetaler ziet dat hij waar voor zijn geld krijgt. Het zou mooi zijn als hij ziet: ik heb hier een mooi project à raison van zoveel. Of: ik heb droge voeten en dit en dit is het me waard. Het blijft altijd ingewikkeld, maar ik denk wel dat we een poging moeten wagen, zonder dat we vervallen in bureaucratie, om wat we doen meetbaar te maken, zodat je waar krijgt voor je euro.
De heer Sienot (D66):
Dat is een loffelijk streven. Daar wil ik het voor dit moment bij laten.
De voorzitter:
Oké, meneer Dijkstra, vervolgt u uw bijdrage.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Nee, ik was klaar, voorzitter.
De voorzitter:
Prima, dank. Dat heeft u in een kort tijdsbestek mogen doen. Dat scheelt weer.
Dan komen we bij de heer Geurts namens het CDA in de tweede termijn.
De heer Geurts (CDA):
Dank u, voorzitter. Voor de heer Dijkstra zitten wij allemaal links, maar voor de kijkers zit ik rechts van de heer Dijkstra; dat even als aftrap.
Ik wil de Minister danken voor haar antwoorden. Ik zie uit naar de verdere samenwerking en volgens mij moet dat ook wel lukken. Ik hoorde haar bij de aftrap aangeven dat zij een Gelderse oorsprong heeft. Daar voel ik me zeer bij thuis. Gelderland is ook de provincie waar het meeste water doorheen stroomt in Nederland. Het is goed dat we een Minister hebben die dat ook begrijpt.
Ik ben blij dat de Minister duidelijk heeft aangegeven dat waterveiligheid voorop blijft staan. Ik zou zeggen: houd dat vast. In de vorige periode werd er nogal eens een aanval op die stelling gepleegd. Ik ben ook blij dat de Minister in gesprek gaat met de regio's over de wateropgave. Ik heb daar een vraag bij: wanneer verwacht de Minister de uitkomst van deze gesprekken met de Kamer te kunnen delen?
U zult begrijp dat Varik-Heesselt mijn bijzondere aandacht heeft. Ik ben heel benieuwd hoe dat gaat verlopen. Daar zullen we volgend jaar wel weer op terugkomen, denk ik.
Dan de Markermeerdijken. De Minister gaf aan dat de situatie bij Uitdam uniek is. Dat leidt ook tot een unieke oplossing, met een vooroeverbestorting en een aantal versterkingen door middel van stalen nagels. Ik begrijp dat ook, maar ik heb toch een vraag. Ik wil het voor mezelf beter in kaart krijgen. Is de Minister bereid om in een brief de verschillen aan te geven tussen de dijk bij Uitdam en de dijk elders? Hoe wordt de dijk versterkt op elke unieke plaats? Dan krijg ik in beeld «dit gebeurt bij Uitdam» – Burgerdam wordt even opgeschort – «en dit gebeurt op het resttraject tot Hoorn».
Dan heb ik nog het punt van klimaatadaptatie. De koplopers steken hun nek uit. Ik vind dat daar wel wat tegenover kan staan, zodat de hardlopers geen doodlopers worden. Ik denk ook te mogen constateren dat de Minister en het CDA een gedeeld doel hebben. Ik neem aan dat de Minister in gesprek gaat met deze koplopers, als input voor het bestuursakkoord en bij de uitvoering van het uitvoeringsprogramma Nationale Adaptatiestrategie. Ik hoop dat zij de toezegging kan doen dat ze met de koplopers in gesprek gaat ter voorbereiding op het samenstellen van het bestuursakkoord.
Dan nog een laatste punt. Ik heb een vraag gesteld over de Drinkwaterwet. Ik heb in de hoeveelheid antwoorden niet meegekregen dat ik een antwoord op mijn vraag heb gehad. Het is nogal een technisch maar zeker geen onbelangrijk dossier, zeker gezien het feit dat we al een heel aantal jaren niet voldoen aan de wet. Wellicht kan de Minister daar schriftelijk op terugkomen.
Voorzitter, daar wilde ik het bij laten in de tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Geurts. Dan komen we bij de heer Sienot namens D66.
De heer Sienot (D66):
Dank u wel, mijnheer de voorzitter. We zijn allereerst heel blij dat de Minister in elk geval het belang van de meekoppelkansen ziet. Over de nadere invulling komen we vast later nog te spreken, want wij zijn wel van plan om de Minister daaraan te herinneren.
Over Ronde Hoep wil ik de Minister vragen of zij bereid is om schriftelijk kort terug te komen op de mogelijkheden voor mensen die buiten de inundatiezone wonen. Wellicht is ze minimaal bereid om een signaal aan de regio te geven dat er goed gekeken moet worden naar wat er wordt gedaan voor deze bewonersgroep. Graag een reactie daarop.
We waren heel verheugd over de antwoorden van de Minister over een eenloketfunctie met betrekking tot waterveiligheidsprojecten. Ze noemde dat staand beleid. Wij krijgen de indruk dat het nog niet overal zo uitpakt. Om dat te bevestigen willen wij graag een motie indienen.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat waterveiligheidsprojecten vaak nieuwe kansen opleveren op het gebied van onder andere natuur, recreatie en ondernemen;
constaterende dat deze projecten vaak gepaard gaan met een complexe mix van verantwoordelijkheden en bevoegdheden van overheden en uitvoerende overheidsinstanties zoals Rijkswaterstaat, wat het moeilijk kan maken voor mensen en ondernemers om in te spelen op de nieuwe mogelijkheden die deze projecten vaak opleveren;
van mening dat het in elke fase van het proces, en bij uitstek na afronding van een project, glashelder moet zijn waar initiatiefnemers terechtkunnen om kansen aan te dragen en nieuwe kansen te grijpen;
verzoekt de regering hiervoor zorg te dragen door in de verkenningsfase een initiatievenloket in te richten waar wordt bekeken of hun initiatieven direct in te passen zijn in het waterveiligheidsproject;
verzoekt de regering tevens te stimuleren dat mensen en ondernemers na afloop van een waterveiligheidsproject met initiatieven terechtkunnen bij één overheidsloket, waarbij het tarief voor vergunningen altijd goed onderbouwd moet zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sienot en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (34 775-J).
De heer Sienot (D66):
Ik ga nu in op de waterkwaliteit en de bronaanpak. Ik dank de Minister voor haar reactie. We zijn het erover eens dat de bronaanpak niet de enige aanpak is. Er zullen altijd resten in het water komen en die moeten dan inderdaad achteraf eruit worden gezuiverd. Maar waar dat vooraf kan, graag vooraf en maak van die succesvolle voorbeelden dan ook standaardpraktijken. Om er zeker van te zijn dat ook de resterende 25% van de gemeenten succesvol medicijnresten gaat inzamelen, dien ik de volgende motie in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in bijna 25% van de gemeenten de inzameling van niet-gebruikte geneesmiddelen nog altijd moeizaam verloopt;
constaterende dat er tussen Rijk, VNG en KNMP afspraken zijn gemaakt over de inzameling van medicijnen door de apotheek;
overwegende dat het beter is om te voorkomen dat er medicijnafval in het water komt dan om het water achteraf te moeten reinigen;
verzoekt de regering om in VNG-verband te zorgen dat in alle Nederlandse gemeenten de apotheek gaat functioneren als een vooruitgeschoven post van de gemeentelijke kca-inzameling en de Kamer hierover voor de zomer van 2018 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sienot en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (34 775-J).
De heer Sienot (D66):
Het is fijn dat er nu een onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden voor actieve informatieplicht, als we het over Chemours hebben. Kan de Minister een indicatie geven wanneer we de resultaten van de uitvoering van die motie mogen verwachten?
Wat de 275 miljoen voor natuur- en waterkwaliteit betreft: het is mooi dat er geld gaat naar het verwijderen van medicijnresten uit water. Natuur werd wat laat en weinig genoemd. Kan de Minister zeggen of er nog wel ruimte is voor specifieke natuurprojecten, bijvoorbeeld de Marker Wadden of de grote waterprojecten?
Ik kom bij het laatste punt. Ik ben blij dat de Minister een bestuursakkoord gaat sluiten over klimaatadaptatie. Dat belooft wat. Wij zien de inhoud van dat akkoord met belangstelling tegemoet. De Minister wil gemeenten hierin steunen. Dat is wat D66 graag wilde horen. Het is goed dat daar een kennisplatform voor komt. Wellicht volgt er nog een brief over hoe dat in z'n werk zal gaan. We horen de Minister ook duidelijk zeggen dat ze hier eerst een zorgvuldige afweging wil maken over de extra middelen voor koplopers voor klimaatadaptatie. Dat is ook wat D66 wil: eerst in heel Nederland in kaart brengen waar de koplopers zitten en die waar mogelijk allemaal steunen. Laten we onszelf niet beperken, zou ik zeggen.
Dank u wel, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter:
Dan komen we bij mevrouw Van Brenk, van 50PLUS.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor de toezegging om de zuiveringspilots in te zetten bij de drinkwaterinnamepunten. Dat scheelt weer een motie. Ik wacht nog op de antwoorden in de tweede termijn en ik trek de motie met liefde meteen in als de Minister straks de gevraagde toezegging doet, maar toch dien ik de volgende motie in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de green deal Grondstoffen die het Rijk en de Unie van Waterschappen hebben gesloten, eind 2017 verloopt;
overwegende dat een blijvende inzet op circulaire economie noodzakelijk is;
verzoekt de regering, deze green deal te verlengen en zo mogelijk aan te scherpen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (34 775-J).
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Tot slot dien ik een motie in waarvan ik hoop dat de Minister die als een steun zal ervaren.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het voor de gezondheid van de mens en het ecologisch systeem van belang is dat er zo min mogelijk schadelijke stoffen worden geloosd in het oppervlaktewater;
overwegende dat het momenteel niet verplicht is voor bedrijven om relevante kennis over gevaarlijke stoffen te delen;
overwegende dat de REACH-verordening hier niet volledig in voorziet omdat zij alleen toetst aan volksgezondheid en niet aan drinkwater;
verzoekt de regering te streven naar een verbetering van de kennisdeling over gevaarlijke stoffen, zo mogelijk in Europees verband,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (34 775-J).
Dan geef ik het woord aan de heer Van Aalst, namens de PVV.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga het kort houden. Ik zal niet meer te veel woorden vuilmaken aan het fantasiebeleid van de Minister; ik zal de ambtenaren buiten beschouwing laten. Het enige wat ik daarover wil zeggen, is dat de Minister heeft voorspeld dat er in 2085 tien keer zoveel regenbuien zullen zijn. Ik zou haar dus in ieder geval de suggestie willen doen of zij richting het zomerreces voor ons de weersvoorspelling wil doen voordat we met z'n allen op zomerreces gaan. Het lijkt mij heel goed om te weten waar die buien dan gaan vallen.
Verder vraag ik mij wat betreft de hittestressproblemen in de stad af of hittestress wel een prioriteit is voor de mensen. Als ik kijk naar de woningmarkt, vraag ik mij af of de mensen suïcidaal zijn of dat het niet speelt voor die mensen.
Tot slot dien ik een motie in namens de PVV.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op basis van klimaatscenario's allerlei fantasievolle programma's ontwikkeld worden zonder enige realiteitszin en oog voor enige financiële dekking en verantwoordelijkheid;
overwegende dat dit zonder aanvullende financiële middelen ten koste gaat van de beschikbare middelen voor waterveiligheid;
verzoekt de regering om alle aan klimaatscenario's gerelateerde elementen uit het Deltaprogramma en Deltafonds te schrappen en de daardoor vrijgekomen middelen te benutten voor het verstevigen van de dijken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (34 775-J).
Dan mag ik het woord geven aan mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de grootste bedreiging van ons oppervlakte- en drinkwater voortkomt uit de nitraatvervuiling door de veehouderij;
constaterende dat in 40 grondwaterbeschermingsgebieden normoverschrijdingen van de Kaderrichtlijn Water dreigen of reeds aanwezig zijn;
verzoekt de regering in kaart te brengen welke aanvullende maatregelen nodig zijn zodat de afgesproken doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water behaald zullen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (34 775-J).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mijnbouw een risico voor ons drinkwater met zich meebrengt;
verzoekt de regering de kwaliteit van drinkwater en dus grondwater voorrang te geven en dit te verwerken in de Structuurvisie Ondergrond en andere relevante regelgeving,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (34 775-J).
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Deze laatste motie dien ik toch hier in, omdat dit nu het Ministerie van IenW is. Het Ministerie van EZK gaat over de mijnbouw. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken gaat over de Structuurvisie Ondergrond. Maar dit ministerie is verantwoordelijk voor de drinkwaterkwaliteit. Vitens heeft bijvoorbeeld al gevraagd of het SodM beter kan monitoren bij Weerselo. Dat betreft alle drie de ministeries. Ik probeer te voorkomen dat we van het kastje naar de muur gaan. Daarom vraag ik daar hier aandacht voor.
Verder bedank ik de Minister voor haar fijne inslag, voor haar beantwoording van de vragen en voor de gedane toezeggingen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Bisschop namens de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Laat ik met mijn dank aan de Minister beginnen. Ik dank haar voor de plezierige wijze waarop de vragen zijn afgehandeld. Wij hadden een motie voorbereid om het punt van de bodemdaling in ieder geval nadrukkelijk te koppelen aan het te sluiten bestuursakkoord. De Minister heeft op dat punt een toezegging gedaan. Op enkele andere vragen kwam er ook iets in de sfeer van een toezegging, dus voor ons is er geen aanleiding om dan alsnog moties in te dienen.
Dank, voorzitter. Daar wil ik het even bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Laçin van de SP.
De heer Laçin (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil ook beginnen met het bedanken van de Minister voor de antwoorden die zij heeft gegeven op onze vragen. Ik wil nog heel even terugkomen op het punt van de ILT waar we het net over hadden. Ik wil daar nog iets aan toevoegen. Ik zei net dat GenX in het drinkwater eigenlijk is gevonden op initiatief van het Algemeen Dagblad. Toen zijn er testen gedaan. Vervolgens heeft het RIVM het onderzoek opgepakt.
Ik had twee moties in gedachten, maar wat betreft de bodemdaling heeft de Minister een aantal toezeggingen – zo zal ik ze maar noemen – gedaan. Er komt een bestuursakkoord klimaatadaptatie in het eerste kwartaal 2018, zo meen ik te hebben gehoord. Ik zou daarin heel graag willen zien dat de kennisprogramma's, kennis en inzicht, goed gebundeld worden en dat er vervolgens ook heldere doelen worden gesteld om bodemdaling te bestrijden of aan te pakken. Als dat zo is – ik wacht hiervoor even op het antwoord van de Minister straks – zal ik die motie niet indienen.
Ik heb wel een motie op het punt van opkomende stoffen, zoals GenX, en de aanpak daarvan.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Minister in de structurele aanpak opkomende stoffen uit puntbronnen in relatie tot bescherming drinkwaterbronnen heeft aangegeven de mogelijkheid te onderzoeken om de informatievoorziening over geloosde stoffen te verbeteren;
constaterende dat uitvoering gegeven moet worden aan de motie-Laçin (27 635, nr. 391) waarin is opgeroepen een handreiking op te stellen voor het bevoegd gezag over hoe binnen de ABM- en immissietoets rekening gehouden moet worden met de risico's voor veiligstelling van de drinkwatervoorziening;
constaterende dat in de motie-Van Eijs (27 625, nr. 389) is aangegeven dat er nog stappen te zetten zijn in de aanpak van opkomende stoffen in relatie tot bescherming van drinkwater(bronnen), waarbij de regering ook is verzocht concrete afspraken te maken over de bevoegdheden en rolverdeling van overheden bij (in)directe lozingen;
constaterende dat in het regeerakkoord opkomende stoffen niet worden genoemd in relatie tot de bescherming van oppervlaktewater en (drink)waterbronnen;
verzoekt de regering de problematiek van opkomende stoffen ten aanzien van de (drink)waterkwaliteit te betrekken bij de uitwerking van het regeerakkoord;
verzoekt de regering tevens een actieplan met duidelijke mijlpalen op te stellen om in vervolg op de structurele aanpak opkomende stoffen concrete invulling te gegeven aan bescherming van drinkwater(bronnen),
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin, Van Brenk en Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14 (34 775-J).
Dan geef ik het woord aan mevrouw Dik-Faber, namens de ChristenUnie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Minister danken voor haar beantwoording, bijvoorbeeld op het punt van bodemdaling. Daar ben ik heel tevreden over. Ik heb nu nog alleen maar tijd om de motie in te dienen, dus ik ga daar nu toe over.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het RIVM schat dat jaarlijks 140.000 kilo medicijnresten en 30.000 kilo röntgencontrastvloeistof in het water terechtkomen en dat dit de komende jaren alleen maar zal toenemen door het toenemende medicijngebruik;
constaterende dat er een ketenaanpak medicijnresten uit water is gestart, waarbij voor alle stappen in de keten – van farmaceut tot patiënt – stappen nodig zijn;
overwegende dat artsen het beste medicijn voor de patiënt moeten kunnen blijven voorschrijven;
overwegende dat het van belang is om niet alleen naar end-of-pipe oplossingen te kijken, maar ook eerder in de keten maatregelen te treffen;
overwegende dat een samenhangende aanpak en doelen ontbreken en het van belang is dat de overheid hierbij de regie heeft;
verzoekt de regering om ook eerder in de keten pilots te doen starten en kennisdeling te ondersteunen, zodat er een samenhangende aanpak van bron tot eindpunt ontstaat;
verzoekt de regering tevens te onderzoeken wat het meest effectieve instrument is voor aanpak van een aantal veelvoorkomende stoffen eerder in de keten, zodat alle ketenpartijen zich daarop kunnen richten en de doelen helder zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15 (34 775-J).
Daarmee bent u, precies binnen de tijd, ook aan het eind gekomen van uw bijdrage in de tweede termijn, zoals we hadden afgesproken. De Minister heeft aangegeven vijftien tot twintig minuten nodig te hebben voor de voorbereiding van haar kwalificatie van de ingediende moties, dus ik schors de vergadering tot 17.35 uur.
De vergadering wordt van 17.16 uur tot 17.35 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik had al aangekondigd dat mevrouw Dik-Faber, net als mevrouw Arissen, op enig moment deze vergadering moest verlaten wegens andere Kamerverplichtingen. Ik geef het woord aan de Minister voor haar beantwoording in tweede termijn en voor het geven van haar oordeel over de ingediende moties.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst nog een paar vragen uit de eerste termijn die waren blijven liggen. Mevrouw Van Tongeren heeft aandacht gevraagd voor een betere monitoring, ook door het SodM. Ik zal me altijd graag inzetten voor goede monitoring. Ik stel voor dat ik met Vitens bekijk welke monitoring nodig is voor de drinkwaterbron bij Weerselo.
De heer Sienot is nog een keer teruggekomen op de Ronde Hoep. Hij heeft gevraagd of we daar schriftelijk op konden terugkomen. Ik wil hem toch verwijzen naar het waterschap, want wij hebben zelf niet echt bevoegdheden. Het waterschap is echt aan zet om met potentiële getroffenen in gesprek te raken.
Mevrouw Van Brenk sprak over de green deal. Zoals u aangaf, mevrouw Van Brenk, is die met diverse partijen opgesteld en ook door diverse partijen ondertekend. Het doel is belemmeringen wegnemen. Ik wil voorstellen om dit eerst met de medeondertekenaars te bespreken, want ik kan hier niet eenzijdig iets over zeggen. Als u dat goedvindt, wil ik dat eerst doen.
De heer Geurts heeft geconstateerd dat ik vragen niet heb beantwoord over de drinkwaterbedrijven; de prestatievergelijking. Hij heeft zelf al voorgesteld om dit eventueel schriftelijk te doen. Dat wil ik graag op die manier doen.
Voor zover ik het kan overzien, waren dit de vragen uit de eerste termijn.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Er zou nog iets gezegd worden over de boete op zuiveringsslib die ik onder de aandacht bracht.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar kom ik zo meteen nog even op terug. Was er nog een andere vraag?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De robuustheid van de rivieren Rijn, Waal en Maas na 2050. Hebben we ergens een doorkijkje die kant op?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Maar dat was een vraag uit de tweede termijn en die ga ik nog apart behandelen. Het ging net even over de vragen uit de eerste termijn die waren blijven liggen.
De voorzitter:
Ook de heer Laçin heeft nog een vraag uit de eerste termijn.
De heer Laçin (SP):
Twee vragen zelfs. De ene ging over de eventueel illegale lozing en het schriftelijke antwoord daarop dat Chemours zou geven. Kan dat al met de Kamer gedeeld worden? De andere ging over de kosten van de extra zuivering: de vervuiler moet die betalen en niet de gebruiker, de consument.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Op de eerste vraag kunnen we nog geen antwoord geven, want de informatie is nog niet volledig. U moet dus nog even geduld hebben. Als we die informatie wel volledig hebben, wordt u daarover uiteraard geïnformeerd.
Inmiddels heb ik het antwoord op de vraag van mevrouw Van Brenk. De afvoer van zuiveringsslib en de kosten daarvan zijn onderdeel van de taken van de waterschappen. De waterschappen kunnen hiervoor geen btw terugvorderen. Daarom ben ik er geen voorstander van om de waterschappen een uitzonderingspositie te geven.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Het zijn echt twee dingen door elkaar.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het kwam mij al bekend voor. Ik heb dit antwoord al gegeven. We komen er nog even op terug, als u het goedvindt.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ja.
De voorzitter:
We kijken of het nu nog kan worden meegenomen, anders moet het schriftelijk, denk ik.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Anders gaan we het schriftelijk doen.
De voorzitter:
De heer Laçin had de laatste overgebleven vraag. Misschien is het antwoord daarop inmiddels gevonden. Ik ben even kwijt wat het onderwerp was. Mogelijk weet de Minister het wel.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb het nog niet. Als u het goedvindt, ga ik nog even door met het beantwoorden van andere vragen. Wellicht hebben we dan op het eind een antwoord.
Ik kom nu bij de heer Sienot: kan de Minister zeggen of in de 275 miljoen voor natuur en waterkwaliteit nog ruimte is voor natuurprojecten, zoals de Marker Wadden? In eerste termijn heb ik aangegeven dat ik samen met de Minister van LNV onder meer kijk naar de mogelijkheid van een impuls aan de toekomstbestendige inrichting van de grote wateren. Dan hebben we het uitdrukkelijk ook over natuur. Op dit moment kan ik niet in detail treden over de bestemming van de middelen, maar natuur is wel degelijk een van de aandachtspunten.
Dan de uitkomsten van de regionale analyses. De vraag van de heer Geurts was: wanneer kan de Minister die uitkomsten met de Tweede Kamer delen? Ik stel voor dat ik u bij het volgende overleg met de Kamer telkens informeer over de uitvoering van de Delta-aanpak. Hopelijk kan ik u volgend jaar november, bij het volgende WGO, meer vertellen over die regionale analyses.
De heer Sienot heeft gevraagd naar de uitvoering van de motie over de informatieplicht voor chemische bedrijven: wanneer komt dat naar de Tweede Kamer? Ik zal u bij of voorafgaand aan het AO Water van juni 2018 daar graag over informeren.
De heer Geurts heeft gevraagd of wij een brief kunnen sturen waarin de verschillen tussen Uitdam en de rest van de Markermeerdijken precies worden toegelicht. Dat wil ik graag toezeggen; dat gaan we dus schriftelijk doen.
Ga ik in gesprek met de koplopers in de regio? Bij het BO MIRT-Zuid op 6 december ben ik al in gesprek met de regionale bestuurders over die kopgroepprojecten. Wat betreft de overige koplopers, het peloton of hoe u het ook wilt noemen: ongetwijfeld zullen alle regionale bestuurders tijdens die BO MIRT-ronde hun projecten voor het voetlicht kunnen brengen. Dat is dus allemaal ruim op tijd in beeld voor het bestuursakkoord dat we in 2018 willen afsluiten.
Kan er nog een brief komen over de kennisdeling van de gemeenten via een platform? Dan heb ik het over klimaatadaptatie. Het platform wordt ingesteld. Ik stel voor om u via het jaarlijkse Deltaprogramma op Prinsjesdag ook hierover te informeren.
Wanneer deelt de Minister de gesprekken met de regio over water met de Kamer? Tijdens het BO MIRT ga ik in gesprek met de regio's, ook over hun klimaatadaptatieopgave. Voor het notaoverleg over het MIRT stuur ik een brief over de bestuurlijke MIRT-overleggen die ik dan inmiddels heb gehouden met de regio's. Dit onderwerp zal dus op die manier bij u terugkomen.
De heer Laçin vroeg naar de bodemdaling en het bestuursakkoord: wordt het kennisprogramma meegenomen in het bestuursakkoord? Ja, ik heb u eigenlijk al toegezegd dat ik die kennisprogramma's over bodemdaling graag wil blijven stimuleren. De effecten van bodemdaling neem ik mee bij het bestuursakkoord met de andere overheden.
De voorzitter:
Misschien is de vraag van de heer Laçin inmiddels gevonden, althans het antwoord daarop.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb hier de vraag van mevrouw Van Brenk over de zuiveringsheffing. Zij zegt dat waterschappen daarvan vrijgesteld moeten worden, want burgers betalen al voor zuivering. Dan zouden ze nog eens moeten betalen via de waterschappen en dat zou niet de bedoeling moeten zijn. Dat was de juiste vraag, toch? Dit betreft algemene heffingen op afvalstoffen. Vrijstelling van waterschappen is daarbij niet aan de orde als uitzondering. Ik ga hier bovendien niet over. Dit soort uitzonderingen is aan de Minister van Financiën. Meer kan ik u daar niet over melden.
Ik moet de heer Laçin tot mijn grote spijt teleurstellen, maar ik stel voor dat we schriftelijk alsnog op zijn vraag antwoord geven. Dat gaan we echt zo snel mogelijk proberen.
De voorzitter:
Is het duidelijk welke vraag van de heer Laçin dat betreft?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Misschien kan de vraag voor de zekerheid...
De heer Laçin (SP):
Ik zal de vraag heel kort herhalen. Drinkwaterbedrijven geven aan dat de extra zuiveringen extra kosten met zich meebrengen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De extra zuiveringslasten voor drinkwaterbedrijven zijn door het Planbureau voor de Leefomgeving in de rapportage «Kwaliteit voor later 2, Evaluatie van het waterkwaliteitsbeleid» in 2012 in kaart gebracht. In de periode van 2015 tot 2021 zijn er jaarlijks 35 miljoen euro aan extra kosten voor additionele zuivering. Dat bedrag komt bovenop de 44 miljoen euro die nu al nodig is om ongewenste stoffen uit het water te zuiveren. Het gaat van 2015 tot 2021 dus om 35 miljoen extra kosten voor die additionele zuivering. Ja?
De voorzitter:
De heer Laçin, ten slotte.
De heer Laçin (SP):
Ja, dat was een deel van de vraag, om te kijken wat de kosten zijn. Het draait erom of de Minister het met ons eens is dat die kosten voor rekening van de vervuiler moeten komen, en dat drinkwaterbedrijven deze niet door moeten belasten aan de consument, zoals zij aangeven.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Uitgangspunt is dat wij altijd graag willen dat de vervuiler betaalt. Als dit hier spaak zou lopen, dan trekken wij ook aan de bel.
De voorzitter:
Houd u het beiden in de gaten of zegt de heer Laçin dat hij toch iets meer wil weten? Afrondend, de heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Inderdaad afrondend, want anders gaan we het debat opnieuw openen en dat is niet de bedoeling. Ik vind in de gaten houden op dit vlak niet voldoende, omdat de rekening bij ons allemaal op het bordje gaat komen. Ik vraag de Minister om de Kamer schriftelijk te informeren hoe zij dit in de gaten gaat houden en welke maatregelen zij wil treffen zodat de vervuiler echt gaat betalen.
De voorzitter:
Voordat ik mevrouw Van Brenk het woord geef, wil ik eerst horen wat de Minister hierop zegt, want wellicht is haar vraag dan ook beantwoord.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik stel voor dat we hier dan even schriftelijk antwoord op geven, want het is niet eenvoudig. Het is niet een-op-een te koppelen, dus het lijkt mij verstandig dat wij daarover een duidelijke brief maken.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk, toch nog, maar daarna echt ten slotte.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Het gaat mij er even om of ik een motie wil aanhouden. De Minister heeft net gezegd dat er partners nodig zijn voor die green deal. Kan ik ervan uitgaan dat zij daartoe bereid is? Dan houd ik de motie aan.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nou ja, het gaat erom dat het doel gehaald wordt. Ik denk dat we die opvatting delen. We moeten eerst vaststellen of we dat kunnen halen. Dat moet ik echt met de andere partners bespreken. Dan zou het tot aanpassingen kunnen leiden, maar ik zou graag eerst het gesprek met de andere partners willen aangaan.
De voorzitter:
Dan kom ik even tussenbeide, want ik sprak u net kritisch aan, omdat ik dacht dat het ging over het punt van de heer Laçin, maar u hebt het over iets heel anders, namelijk over uw motie. De Minister komt nog bij de behandeling van de moties. Dat lijkt mij het geschikte moment om aan te geven of u deze wilt aanhouden of niet, afhankelijk van wat de Minister ermee beoogt te doen. Komt u nu bij de moties? Dan stel ik voor dat u daarmee begint.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Over de motie-Sienot/Dik-Faber op stuk nr. 7 over de éénloketfunctie bij waterveiligheidsprojecten heb ik gezegd dat deze wat mij betreft staand beleid is en dat eigenlijk alles al geregeld is. Als u het op prijs stelt om dat nog een keer bevestigd te hebben, zou ik zeggen: oordeel Kamer.
De motie-Sienot/Dik-Faber op stuk nr. 8 gaat erover dat de inzameling van niet-gebruikte geneesmiddelen bij 25% van de gemeenten nog moeizaam gaat. Ook daarover kan ik zeggen dat ik er inhoudelijk geen problemen mee heb, dus oordeel Kamer.
Dan kom ik bij de bewuste motie van mevrouw Van Brenk.
De voorzitter:
Een seconde. Meneer Sienot heeft een vraag over de tweede motie, neem ik aan.
De heer Sienot (D66):
Ja, als u zegt dat er inhoudelijk geen problemen zijn, dan zou ik mij ook kunnen voorstellen dat de Minister deze overneemt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat wil ik graag doen, als u zich realiseert dat er dan niet meer over gestemd wordt.
De voorzitter:
Wacht even, wacht even, zonder onbeleefd te willen zijn tegen mijn collega of de bewindspersoon, ik heb begrepen dat het in een wetgevingsoverleg procedureel niet mogelijk is om moties over te nemen. Wellicht kunt u gezamenlijk tot een ander soort uitwerking komen. Dat vind ik allemaal prima. Maar overnemen kan niet, omdat we niet in de plenaire zaal zitten. Dat staat in het Reglement van Orde, artikel 66, lid 7.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik denk dat u dan met «oordeel Kamer» goed bediend wordt.
Dan kom ik bij de motie-Van Brenk op stuk nr. 9 over de green deal. Ik verzoek haar om deze motie aan te houden, tot ik overleg heb gehad met de medeondertekenaars over hoe zij daarin zitten.
De voorzitter:
Even horen wat mevrouw Van Brenk wil zeggen, al hoeft zij er natuurlijk niets mee te doen.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik ben tevreden met die toezegging. Ik zou alleen graag van de Minister willen horen wanneer zij daarover uitsluitsel denkt te kunnen geven.
De voorzitter:
Ik wil van u wel horen of u de motie aanhoudt of niet.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dan houd ik haar aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Brenk stel ik voor haar motie (34 775-J, nr. 9) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk had nog een vraag aan de Minister
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat zal wel begin volgend jaar worden. Ik moet realistisch zijn. Voor de kerst gaat dat allemaal niet meer lukken, vrees ik.
De voorzitter:
Nu motie 4.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Motie 4, op stuk nr. 10, gaat over REACH. Ik zou daar eigenlijk hetzelfde over willen zeggen als over de motie van de heer Sienot. Wat mij betreft is ze eigenlijk overbodig, maar als u er waarde aan hecht om dit herbevestigd te krijgen, laat ik het oordeel aan de Kamer.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
We hebben laatst een brief van de voorzitter gehad over overbodige moties en over hoe we daarmee omgaan. Als we alles aan het oordeel van de Kamer laten, kunnen we wel het hele regeerakkoord gaan opschrijven.
De voorzitter:
Dit is een terechte opmerking van de heer Dijkstra. Ik had als voorzitter moeten ingrijpen; ik was niet scherp genoeg. Sinds wij die brief hebben ontvangen, kunnen wij niet alles meer. Ik zeg in de richting van de Minister: óf u laat het oordeel aan de Kamer, óf u ontraadt de motie, óf u verzoekt om de motie aan te houden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nou, dit is ons eerste overleg samen. Laat ik daarom zeggen: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Genoteerd: oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan motie 5, op stuk nr. 11. Ik denk niet dat het voor de heer Van Aalst als een verrassing zal komen dat ik deze motie ga ontraden. Hij vroeg mij ook nog om weersvoorspellingen te gaan doen voor de zomer. In dat kader zie ik de bui al hangen: ik ga u niet overtuigen.
Ik zou mevrouw Van Tongeren en de heer Grashoff willen vragen om de zesde motie, die op stuk nr. 12, aan te houden. Die evaluatie komt volgend jaar en ik zou die graag eerst willen afwachten.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ga even overleggen met mijn collega, maar ik denk dat we dat hoogstwaarschijnlijk wel gaan doen. Wij zullen dat aan de Griffie melden.
De voorzitter:
Tot die tijd doet u niks. Maar wij moeten dan wel weten wat u doet in het geval dat de motie niet wordt aangehouden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan zou ik haar ontraden, vanwege die evaluatie.
De voorzitter:
Ik noteer: dan ontraden. En als de motie wordt aangehouden, komt ze niet in stemming. Dat zullen wij horen vóór de stemming.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Motie 7, op stuk nr. 13, zou ik willen ontraden, omdat daarin wordt verzocht om de kwaliteit van het drinkwater, en dus het grondwater, voorrang te geven. Ik denk dat we alle belangen in een goede balans moeten afwegen, dus ik zou er niet voor zijn om daaraan voorrang te geven. Ik ontraad deze motie dus.
In motie 8, op stuk nr. 14, wordt eigenlijk gevraagd om een actieplan in het vervolg op de structurele aanpak opkomende stoffen. Maar die structurele aanpak opkomende stoffen ís eigenlijk het actieplan. Deze motie is wat mij betreft dus overbodig. Conform de nieuwe regels ontraad ik haar dus.
De voorzitter:
Ik heb staan dat dat motie 9 is, maar mijn griffier zegt dat het motie 8 is.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik had haar ook staan als «motie 8».
De voorzitter:
Ja, ik keek niet goed. Motie 8 wordt dus ontraden. Motie 9?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De laatste motie, die op stuk nr. 15 van de leden Dik-Faber en Sienot, gaat over medicijnresten. Ik laat ook over deze motie het oordeel aan de Kamer.
Dat waren ze, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Volgens mij zijn we daarmee ook gekomen aan het eind van dit wetgevingsoverleg. Dat hebben we dus keurig binnen de tijd gedaan, met dien verstande dat ik u nog wel mee ga nemen in een aantal toezeggingen. Dat zijn er flink wat, dus gaat u er even goed voor zitten. Ik vraag in het bijzonder de Minister om goed te luisteren of ik het goed zeg, want het is aan de Minister om de toezeggingen ook na te komen. En zoals altijd zijn de Kamerleden even scherp om te verifiëren of ik het wel goed verwoord. U begrijpt dat we nu geen discussies meer gaan openen.
Hier staat «toegezegde brieven». De Kamer krijgt er flink wat.
– De Kamer zal worden geïnformeerd in het kader van het gat op de post «beheer en onderhoud».
Als tweede toezegging zal de Kamer worden geïnformeerd over het besluit van de Minister over Varik-Heesselt.
– Als nummer 3 zal de Kamer worden geïnformeerd over de kosten van de pompen bij de A4.
– Nummer 4: de Kamer zal in 2018 worden geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar mogelijke maatregelen om samen met de buurlanden overstromingen te voorkomen.
– Nummer 5: vóór de Voorjaarsnota zal de Kamer worden geïnformeerd over de precieze invulling van de 275 miljoen euro voor de verbetering van de natuur- en waterkwaliteit.
– Nummer 6: de Kamer zal worden geïnformeerd over het onderzoek naar de mogelijkheden van informatievoorziening aan het bevoegd gezag en drinkwaterbedrijven over lozingen uit de industrie.
– Nummer 7: de Kamer zal begin 2008 worden geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de tweede GenX-bron in Noord-Brabant.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat is in 2018. 2008 gaat niet meer lukken.
De voorzitter:
Ik begin opnieuw.
– De Kamer zal begin 2018 worden geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de tweede GenX-bron in Noord-Brabant. In het tweede kwartaal krijgt de Kamer de uitkomsten van het handhavingstraject door Rijkswaterstaat.
– Nummer 8: de Kamer zal voor het algemeen overleg Wadden worden geïnformeerd over de beheersautoriteit Wadden.
– Nummer 9: de Kamer zal schriftelijk worden geïnformeerd over de prestatievergelijking van de drinkwaterbedrijven.
– Nummer 10: de Kamer wordt geïnformeerd over de verschillen tussen de dijk bij Uitdam en de rest van het traject Markermeerdijken.
– Nummer 11: de Kamer zal voor het notaoverleg MIRT worden geïnformeerd over het gesprek van de waterregio's (bestuurlijke overleggen MIRT).
– Nummer 12: de Minister zal schriftelijk terugkomen op de vraag van de heer Laçin over de kosten van de drinkwaterzuivering.
Dat laatste punt hebben we net uitvoerig behandeld. Dat heeft iedereen genoteerd. Daarmee zijn we aan het einde gekomen... Nee, mevrouw Van Tongeren heeft nog een toezegging gemist, of heeft een aanvulling.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Twee zelfs.
De voorzitter:
Twee toezeggingen! We vragen aan de Minister om scherp op te letten en aan de collega's of er niet wat wordt toegevoegd.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De eerste ging niet alleen over de kosten van het pompen, maar over de kosten van het pompen versus het waterdicht maken van de bodem van de bak. Maar de Minister heeft de toezegging strak.
De voorzitter:
Dat is duidelijk.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb er ook een staan over overleg met Staatssecretaris Knops over de duurzaamheid van de infra na Irma.
De voorzitter:
Dit wordt bevestigd.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dan is er ook nog een toezegging gedaan over Vitens bij Weerselo. Ik hoef geen brief, maar ik wil wel dat het gebeurt.
De voorzitter:
Ik heb het alleen over toegezegde brieven. Ik heb wel hier en daar wat meer toezeggingen gehoord, maar die waren niet in de vorm van een brief. Ze keren wel terug op de agenda.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het hoeft voor mij niet allemaal in een specifieke brief, maar gewoon wanneer het aan de orde is. De toezegging over Vitens rond Weerselo vind ik dan bijvoorbeeld wel vrij interessant.
De voorzitter:
U heeft het nog een keer benoemd.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Precies.
De voorzitter:
Het staat ook in de notulen van deze vergadering. Als u wilt dat de Minister er wat mee doet, kan ik me voorstellen dat u de Minister er ook aan gaat herinneren als ze niet met nadere informatie komt. Ik stel ten slotte nog vast dat volgende week dinsdag over de ingediende moties wordt gestemd. Ik dank de Minister, haar staf en de collega's, ook voor hun voortvarendheid, want we zijn een uur voor de eindtijd klaar. Dank u wel, fijne avond.
Sluiting 17.58 uur.