Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2017
Graag informeer ik u met deze brief hoe verschillende moties die op mijn beleidsterrein liggen zijn uitgevoerd en hoe gevolg is gegeven aan diverse toezeggingen. Daarnaast wordt in deze brief ook ingegaan op de stand van zaken van enkele nog openstaande moties en toezeggingen.
De hierna opgenomen moties en toezeggingen beschouw ik als afgehandeld.
Evaluatie werkkostenregeling
Bij de behandeling van het Belastingplan 2017 is de motie van het lid Aukje de Vries aangenomen waarin de regering werd verzocht de evaluatie van de werkkostenregeling1 een jaar te vervroegen van 2018 naar 2017.2 In augustus 2017 is de opdracht voor deze evaluatie verleend aan het onderzoeksbureau.
Opleggen van meerdere boetes bij te late betaling in termijnen
Tijdens de plenaire behandeling van de Voorjaarsnota3 op 5 juli 2017 heeft het lid Omtzigt naar aanleiding van de uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch van 23 februari 20174 een vraag gesteld over het beleid ter zake van door de ontvanger van de Belastingdienst opgelegde bestuurlijke boeten. Hierbij beantwoord ik deze vraag.
Met ingang van 1 januari 2010 kan de ontvanger onder meer een verzuimboete opleggen als een belastingschuldige een aanslagbelasting niet, gedeeltelijk niet dan wel niet binnen de op het aanslagbiljet vermelde termijn of termijnen heeft betaald (artikel 63b van de Invorderingswet 1990 (IW 1990)). Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2010 heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat de verzuimboete kan worden opgelegd aan degene die stelselmatig niet, niet volledig of te laat betaalt.5 Ook heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat hij met betrekking tot deze verzuimboete beleidsregels zal uitvaardigen.6 Deze beleidsregels zijn met ingang van 25 februari 2011 opgenomen in de Leidraad Invordering 2008.
Volgens de beleidsregels bedraagt de boete vanwege een betaalverzuim in beginsel 5 procent van de niet, gedeeltelijk niet of niet binnen de termijn betaalde belasting, tot het wettelijk maximum van inmiddels € 5.278 met een minimum van € 50. In de beleidsregels staat tevens dat als een aanslag in meerdere termijnen betaald mag worden, er met betrekking tot die aanslag ook meerdere verzuimen kunnen voorkomen, die even zoveel beboetbare feiten opleveren. Ik kan het lid Omtzigt dus antwoorden dat als de belastingschuldige gebruikmaakt van de mogelijkheid om een aanslag in meerdere termijnen te betalen en hij meerdere termijnen niet of niet tijdig betaalt, hij inderdaad voor dezelfde aanslag meerdere malen beboet kan worden. Elke niet (tijdige) betaling staat namelijk op zichzelf en is daarom een afzonderlijke overtreding. Het geldende boetebeleid is in lijn met deze algemene grondregel van sanctierecht en met hetgeen in de parlementaire geschiedenis is gezegd.
Tot slot heb ik besloten geen cassatie in te stellen tegen de genoemde uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch. Naar mijn mening heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat uit de wetsgeschiedenis zou volgen dat een verzuimboete wegens het niet, gedeeltelijk niet dan wel niet binnen de op het aanslagbiljet vermelde termijn of termijnen betalen van een aanslagbelasting alleen kan worden opgelegd aan notoire wanbetalers. Omdat de ontvanger van de Belastingdienst niet had beslist op een verzoek om uitstel van betaling van de betreffende belastingschuldige, verhindert het zorgvuldigheidsbeginsel echter het opleggen van een verzuimboete in deze zaak. Vandaar dat geen cassatieberoep in de betreffende zaak is ingesteld.
FATCA7
In mijn brief van 12 juli 20178 heb ik aangegeven om in deze motie- en toezeggingenbrief een update te geven van de voortgang van de Nederlandse inspanningen en verdere ontwikkelingen op het FATCA-dossier. Medio juli heeft op het departement wederom een overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), diverse financiële instellingen en Americans Overseas. Daarbij is gesproken over de toegang tot bankdiensten van Nederlanders met de Amerikaanse nationaliteit (hierna: US Persons). Daarbij zijn verschillende punten aan de orde gekomen.
Allereerst is gesproken over de lange doorlooptijd van de SSN/TIN-aanvraagprocedure9 in bepaalde gevallen. Het Amerikaanse consulaat heeft aangegeven dat op verzoek een brief afgegeven wordt aan een persoon die een SSN/TIN aanvraagt. In deze brief wordt bevestigd dat de aanvraagprocedure is gestart. Met een dergelijke brief kan een US Person aan een financiële instelling laten zien dat het aanvraagtraject is gestart. Vanuit de NVB is toegezegd dat een nieuwe bankrekening bij voldoende financiële instellingen kan worden geopend als een kopie hiervan wordt overlegd.
Het is evenwel ook in het belang van een US Person om – indien dat nog niet is gebeurd – spoedig de SSN/TIN-aanvraagprocedure te starten. Een dergelijk nummer is nodig om te kunnen voldoen aan Amerikaanse belastingaangifteplicht. Op het moment kennen de Verenigde Staten van Amerika nog een inkeerprocedure voor gevallen waarin niet opzettelijk niet voldaan is aan de Amerikaanse aangifteplicht.10
Vanuit het Ministerie van Financiën is wederom contact opgenomen met het Amerikaanse consulaat met suggesties om US Persons die nog geen SSN/TIN hebben beter te bereiken. Zo is vanuit het Ministerie gesuggereerd om extra informatie over de verplichting om een SSN/TIN aan te vragen op te nemen in de periodieke nieuwsbrief die door het Amerikaanse consulaat wordt verstuurd. Het contact met het Amerikaanse consulaat heeft geleid tot een overleg dat begin oktober plaats zal vinden. Hierbij zal ook een afvaardiging vanuit de Federal Benefits Unit in Ierland11 aanwezig zijn en zullen van Nederlandse zijde andere stakeholders, zoals Americans Overseas, worden uitgenodigd.
Tot slot is gesproken over de door de IRS12 aangekondigde FATCA guidance voor situaties waarin financiële instellingen niet voor alle bestaande rekeningen over een SSN/TIN beschikken. Afhankelijk van de vormgeving van de guidance, kan deze guidance (een deel van) de zorgen van Nederlandse financiële instellingen over de impact en reikwijdte van Amerikaanse regelgeving wegnemen. Het Ministerie heeft voorstellen gedaan voor de vormgeving van de transitionele guidance en deze voorgelegd aan de Amerikaanse collega’s. Hierbij is met name gesuggereerd om de (Amerikaanse) uitvoering van de FATCA meer in lijn te brengen met de uitvoering van de Common Reporting Standard (CRS), de in OESO-verband ontwikkelde standaard op het gebied van automatische gegevensuitwisseling.
Ik zal uw Kamer informeren bij een reactie vanuit Amerikaanse zijde op eerdere Nederlandse initiatieven en initiatieven in Europees verband op het gebied van de FATCA.13
Naast over de hiervoor genoemde afgedane moties en toezeggingen wil ik u ook graag informeren over de stand van zaken van de nog openstaande moties en toezeggingen voor zover op dit moment relevant.
CFC-maatregel14
De motie van het lid Groot15 roept het kabinet op om bij de implementatie van de Anti Tax Avoidance Directive16 (hierna: ATAD1) voor de CFC-maatregel aan te sluiten bij model A. Voor de CFC-maatregel biedt ATAD1 de EU-lidstaten twee benaderingen (model A en model B) om het inkomen van een CFC in de belastinggrondslag van de belastingplichtige te betrekken. Kort gezegd grijpt model A aan bij bepaalde (voornamelijk passieve) inkomstenstromen (zoals rente, royalty’s en dividenden) van de CFC, tenzij sprake is van wezenlijke economische activiteiten. Model B gaat, anders dan de categoriale benadering van model A, uit van een benadering op basis van het arm’s-lengthbeginsel. Model B merkt inkomen als CFC-inkomen aan voor zover het inkomen betreft dat via kunstmatige structuren, die zijn opgezet met als wezenlijk doel een belastingvoordeel te verkrijgen, naar de CFC wordt geleid. Hierbij is het van belang dat het inkomen dat bij de CFC neerslaat, wordt gegenereerd door de functies die de belastingplichtige verricht. In de periode van 10 juli 2017 tot en met 21 augustus 2017 heeft openbare internetconsultatie van een conceptwetsvoorstel voor de implementatie van ATAD1 plaatsgevonden. In lijn met de motie van het lid Groot is in het conceptwetsvoorstel de CFC-maatregel uitgewerkt uitgaande van model A. Bij de internetconsultatie is daarnaast de vraag gesteld of belangstellenden een voorkeur hebben voor model A of model B. Op dit moment worden de reacties op de internetconsultatie bestudeerd en vinden op ambtelijk niveau verdiepende consultatiegesprekken plaats met belanghebbenden naar aanleiding van hun schriftelijke reactie. Het kabinet is voornemens om begin 2018 het wetsvoorstel voor de implementatie van ATAD1 in te dienen bij de Tweede Kamer.
Elektronisch berichtenverkeer
In januari 2017 is de motie van het lid Omtzigt aangenomen waarin hij verzoekt de berichtenstromen in het kader van de inkomensheffing zoals genoemd in de 18e halfjaarsrapportage, te weten ambtshalve aanslagen, navorderingsaanslagen, ambtshalve verminderingen, beslissingen op bezwaar, carry back, reactie op verzoeken voor een voorlopige aanslag en teruggaven bij middeling, zowel op papier als digitaal te verzenden, zonder dat de gewenningstermijn van twee jaar aanvangt.17
Achtergrond van de motie is dat het van groot belang is om tijdig kennis te nemen van de genoemde berichten, omdat zij een bezwaartermijn van zes weken kennen en daarna definitief vaststaan. De noodzakelijke voorzieningen, zoals een machtigingsvoorziening voor niet-natuurlijke personen en een verbetering van de notificatiefunctie op de berichtenbox, om dit ook voor mensen die digitaal minder vaardig zijn mogelijk te maken, zijn nog niet gereed.
Tijdens het Algemeen Overleg over de Belastingdienst op 8 juni 2017 heb ik wederom bevestigd dat ik geen plannen heb om over te gaan tot uitsluitend digitale verzending van nieuwe berichten aan particulieren totdat de machtigingsvoorziening niet-natuurlijke personen en de verbeterde notificatiefunctie op de berichtenbox gereed zijn.18 Tot die tijd blijft de Belastingdienst de berichten die nu al zowel digitaal als op papier worden verzonden digitaal en op papier verzenden. Dat betreft ook de in de motie genoemde berichtenstromen.
Zoals ik ook eerder heb aangegeven, geldt een gewenningstermijn van ten minste twee jaar waarin deze berichten zowel digitaal als op papier worden gestuurd. Als de bovengenoemde voorzieningen gereed zijn, treed ik opnieuw in overleg met uw Kamer over de mogelijkheden tot uitbreiding van uitsluitend digitaal te verzenden berichtenstromen en de termijn waarop dat kan plaatsvinden.
Grondslagverbreding vennootschapsbelasting
Tijdens het plenaire debat op 19 januari 2017 over belastingontwijking is de regering in de motie van de leden Schouten en Van Weyenberg19 verzocht om in het Belastingplan 2018 met voorstellen te komen om de grondslag van de vennootschapsbelasting (Vpb) te verbreden en om bij de terugsluis van de opbrengsten het evenwichtiger maken van de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen mee te nemen.
Op 31 december 2018 dient de in EU-verband overeengekomen richtlijn tegen belastingontwijking, de zogenoemde «Anti Tax Avoidance Directive» (ATAD1), in de nationale wetgeving te zijn geïmplementeerd.20 De richtlijn bevat een generieke renteaftrekbeperking in de vorm van een earningsstrippingmaatregel. Deze maatregel heeft primair het karakter van een maatregel tegen belastingontwijking, maar heeft als bijkomend voordeel dat eigen en vreemd vermogen in voorkomende gevallen meer gelijk worden behandeld. Daarnaast bewerkstelligt deze maatregel een verbreding van de grondslag in de Vpb. Voor deze maatregel geldt dat er bij de implementatie enkele keuzes kunnen worden gemaakt die tot gevolg hebben dat de maatregel, naast het bestrijden van belastingontwijking, meer gericht is op een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen. Besluitvorming hierover, alsmede over mogelijke andere maatregelen die de Vpb-grondslag verbreden en over eventuele terugsluismogelijkheden, is aan een nieuw kabinet. In de periode van 10 juli 2017 tot en met 21 augustus 2017 heeft openbare internetconsultatie van een conceptwetsvoorstel voor de implementatie vanATAD1 plaatsgevonden. In de tweede helft van 2017 vindt nadere uitwerking van het conceptwetsvoorstel plaats naar aanleiding van de reacties uit de internetconsultatie alsmede naar aanleiding van te maken politieke keuzes. Het kabinet is voornemens om begin 2018 het wetsvoorstel voor de implementatie van ATAD1 in te dienen bij de Tweede Kamer.
Middelloonfranchise bij combinatiepensioenregelingen
Tijdens het wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2017 op 7 november 2016 heb ik de toezegging gedaan om de tijdelijke goedkeuring om een middelloonfranchise te hanteren bij combinatiepensioenregelingen, om te zetten in een permanente aanwijzing.21 Deze aanwijzing wordt dit najaar opgenomen in de actualisering van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 6 november 2015, nr. BLKB2015/830 (Stcrt. 2015, 40404).
Eventuele vrijstelling van btw bij de toelatingsexamens in het onderwijs
De gedane toezegging om terug te komen op de vraag over btw-heffing en toelatingsexamens in het beroepsonderwijs22, neemt meer tijd in beslag dan was voorzien. Ik streef ernaar om zo spoedig mogelijk met een inhoudelijke reactie te komen.
Kloof tussen een- en tweeverdieners kleiner maken
Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2017 in de Tweede Kamer heeft het lid Schouten een amendement ingediend dat de regering verzocht de uitbetaling van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting tegen het partnerinkomen af te bouwen in lijn met de reeds ingezette afbouw van de uitbetaling van de algemene heffingskorting tegen het partnerinkomen. Dit amendement is ontraden. Het kabinet stond positief tegenover de maatregel maar vond dat het op het moment van de behandeling van het Belastingplan 2017 niet over voldoende informatie beschikte om het voorstel alsnog aan het Belastingplan toe te voegen. Daarbij is wel de toezegging gedaan het voorstel te betrekken bij de voorbereiding van het Belastingplan 2018.23 Nog steeds staat het kabinet positief tegenover het voorstel. Het is echter niet aan een demissionair kabinet om maatregelen in het belastingplan op te nemen met substantiële koopkracht en budgettaire effecten. Een volgend kabinet kan er voor kiezen het voorstel op te nemen in een regeerakkoord.
Turboverdeling
Bij de behandeling van het Belastingplan 2017 hebben de leden van de fractie van de VVD gevraagd hoe moet worden omgegaan met schulden en vorderingen die zijn ontstaan bij de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap door middel van een zogenoemde turboverdeling.24 Uit signalen uit de praktijk bleek dat het mogelijk wenselijk is het fiscale recht meer in lijn te brengen met het civiele recht. Hierop heb ik toegezegd deze wens nader te onderzoeken en er in een brief aan uw Kamer in het voorjaar van 2017 op terug te komen. Dit onderzoek loopt nog. Ik zal uw Kamer informeren zodra de uitkomsten van het onderzoek beschikbaar zijn.
Ik hoop met deze brief u naar tevredenheid van uw Kamer te hebben geïnformeerd. Vanzelfsprekend ben ik graag bereid om – indien uw Kamer dit wenst – van gedachten te wisselen over de inhoud van deze brief.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes