Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2017
De Staten van Sint Maarten hebben op 2 november 2017 een motie van wantrouwen aangenomen die zich richt tegen de Minister-President van Sint-Maarten, de heer Marlin, en vijf van zijn zes Ministers. Daarop heeft de heer Marlin aan de Gouverneur van Sint Maarten het ontslag aangeboden van zijn hele kabinet. De Gouverneur heeft vervolgens het ontslag in beraad genomen, in afwachting van de vorming en installatie van een nieuw kabinet.
Op 10 november 2017 hebben de Staten wederom een motie aangenomen. Deze motie houdt in dat de heer William Marlin per direct wordt ontheven van zijn taken als premier en Minister van Algemene Zaken en dat de waarnemend premier, de heer Rafael Boasman, als interim Minister-President van Sint Maarten zal optreden. Tenslotte wordt in de motie een beroep gedaan op de Gouverneur van Sint Maarten om het besluit van de Staten met onmiddellijke ingang te formaliseren en te effectueren. De Minister-President heeft daarop niet de gebruikelijke stap gezet om, nadat hij dat in de ministerraad van Sint Maarten heeft besproken, een voordracht voor ontslag te doen en de Gouverneur te verzoeken het reeds in beraad gehouden ontslag met onmiddellijke ingang te effectueren.
Hiermee wordt de staatsrechtelijke basisregel dat een Minister die niet langer het vertrouwen geniet van het parlement, vertrekt, geschonden. Overigens is deze vertrouwensregel in de Staatsregeling van Sint Maarten expliciet neergelegd in artikel 33, tweede lid: «Indien een Minister het vertrouwen van de Staten niet langer heeft, stelt hij zijn ambt ter beschikking». Volgens de toelichting op de Staatsregeling treedt hij buiten de constitutionele rechtsorde, indien hij weigert op te stappen.
Doordat de Minister-President, in strijd met zijn eed dat hij de Staatsregeling van Sint Maarten steeds zal helpen onderhouden, zich niet aan dit beginsel van de parlementaire democratie houdt en de uitdrukkelijke wens van de Staten negeert, is de deugdelijkheid van bestuur zo ernstig in geding, dat de Koninkrijksregering ingrijpen in het kader van de waarborgfunctie van het Koninkrijk, noodzakelijk acht.
De huidige situatie verschilt van die in 2015, toen de Staten van Sint Maarten een motie van wantrouwen tegen het kabinet-Gumbs hadden aangenomen. De Ministers van het kabinet-Gumbs weigerden hun ambt ter beschikking te stellen, zolang het ontbindingsbesluit niet was vastgesteld door de Gouverneur. De Gouverneur heeft toen enige tijd genomen om zich te beraden op de situatie en heeft uiteindelijk drie rechters om advies gevraagd. In die omstandigheden was er geen grond voor ingrijpen in het kader van de waarborgfunctie, omdat de instellingen van het land zelf zochten naar een oplossing. Nu op 10 november wederom een motie van wantrouwen tegen Minister-President Marlin is aangenomen, is zijn aanblijven totdat een interim-kabinet is geformeerd, geen staatsrechtelijk aanvaardbare oplossing.
De Minister-President weigert kennelijk uit eigen beweging gevolg te geven aan de uitdrukkelijke wens van de Staten om te vertrekken. Op grond van de Staatsregeling kan alleen de nieuwe Minister-President het ontslagbesluit van een Minister-President van een contraseign voorzien. Er kan worden beargumenteerd dat aangezien de demissionaire Minister-President weigert te vertrekken, de vice-premier, die tevens de door de Staten beoogde interim Minister-President is, de voordracht moet doen tot het ontslag van de Minister-President. Nu de vice-premier kennelijk daartoe ook geen aanstalten heeft gemaakt en de Gouverneur als landsorgaan niet bij machte is het vertrek van de demissionaire Minister-President alsnog te bewerkstelligen, kan de koninkrijksregering de Gouverneur een aanwijzing geven. De Gouverneur is de eerst aangewezene om het algemeen belang van het Koninkrijk te behartigen. Dit is in artikel 15, eerste lid van het reglement van de Gouverneur als volgt geformuleerd: «De Gouverneur vertegenwoordigt de regering van het Koninkrijk en waakt daarbij over het algemeen belang van het Koninkrijk overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en met inachtneming van de bij of krachtens koninklijk besluit te geven aanwijzingen. Hij is verantwoordelijk aan de regering van het Koninkrijk.» Tot het algemeen belang van het Koninkrijk behoort in ieder geval de naleving van constitutionele basisregels als de goede werking van de vertrouwensregel. Het gaat hier om deugdelijk bestuur, onderdeel van de waarborgfunctie als bedoeld in artikel 43 van het Statuut.
Op 24 november 2017 is op mijn voordracht, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad van het Koninkrijk, een koninklijk besluit vastgesteld houdende aanwijzing aan de Gouverneur van Sint Maarten die ertoe strekt te bevorderen dat de Minister-President van Sint Maarten wordt ontslagen en opgevolgd. Het koninklijk besluit treedt in werking zodra dit aan de Gouverneur in persoon is overhandigd en zal zo spoedig mogelijk in de Staatscourant en het Afkondigingsblad van Sint Maarten worden bekendgemaakt.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops