blz. |
||
---|---|---|
A. |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL |
2 |
B. |
BEGROTINGSTOELICHTING |
3 |
1. |
LEESWIJZER |
3 |
2. |
NIET-BELEIDSARTIKELEN |
4 |
Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis |
4 |
|
Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning |
7 |
|
Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen |
10 |
|
3. |
BIJLAGEN |
13 |
1. Moties en toezeggingen |
13 |
|
2. Extracomptabele bijlage |
14 |
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.
Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte
Deze memorie van toelichting betreft de begroting van de Koning voor het jaar 2018. De begroting bevat naast de grondwettelijke uitkering aan drie leden van het Koninklijk Huis (de Koning, Koningin Máxima en Prinses Beatrix) ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. De wijze van uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan de desbetreffende ministeries. Voor artikel 1 vindt de afrekening nog in het lopende begrotingsjaar plaats; bij de artikelen 2 en 3 zal de afrekening niet eerder dan in het volgende jaar kunnen plaatsvinden. De raming van de ontvangsten bij de artikelen is op nihil gesteld en zal alleen betrekking hebben op ontvangsten uit hoofde van de afrekeningen van voorgaande jaren. In aansluiting op de bepaling zoals die in artikel 8 van de Comptabiliteitswet is opgenomen, hebben de begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze begroting het karakter van een niet-beleidsartikel.
Groeiparagraaf
Ten opzichte van vorig jaar zijn geen significante wijzigingen opgenomen in de begroting.
Dit begrotingsartikel bevat de grondwettelijke uitkeringen krachtens de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, zoals deze wet luidt met ingang van 1 januari 2009.1
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2017 |
8.009 |
8.009 |
8.009 |
8.009 |
8.110 |
||
Nieuwe mutaties: |
|||||||
1. Extrapolatie grondwettelijke uitkeringen Koning, echtgenote van de Koning en Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap |
8.009 |
||||||
2. Nominale bijstelling grondwettelijke uitkeringen Koning, echtgenote van de Koning en Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap |
143 |
143 |
143 |
143 |
143 |
||
3. Extrapolatie grondwettelijke uitkering vermoedelijke opvolger van de Koning |
1.522 |
||||||
4. Nominale bijstelling grondwettelijke uitkering vermoedelijke opvolger van de Koning |
2 |
||||||
Stand ontwerpbegroting 2018 |
7.871 |
8.009 |
8.152 |
8.152 |
8.152 |
8.255 |
9.674 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2017 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2018 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
De uitkeringen bestaan uit een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De stijging in 2018 ten opzichte van 2017 volgt uit de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Deze houdt enerzijds rekening met de indexering die van toepassing is op de uitkeringen in de A-component en de helft van de B-component, en anderzijds met de consumentenprijsindex die van toepassing is op de materiële uitgaven als onderdeel van de B-component van de uitkeringen.
Voor de A-component is als basis genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, dat is aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State in het jaar 2017 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2018 verhoogd met de verwachte loonontwikkeling op basis van de contractloonstijging van de sector Rijk.
De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden, die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.
Als basis voor de B-component is genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit bedrag is voor de helft aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel in 2017 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2018 verhoogd met de verwachte loonontwikkeling op basis van de contractloonstijging van de sector Rijk. Voor de andere helft is het bedrag aangepast in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex in de maand juni 2016 afwijkt van het prijspeil in de maand juni van het jaar 2007 en vervolgens voor de jaren 2017 en 2018 verhoogd met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2017.
Indien de uiteindelijke loon- en prijsontwikkeling afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting genoemde bedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken. De raming over 2018 is als volgt samengesteld:
A |
B |
Totaal |
|
---|---|---|---|
Inkomen |
Personele en materiële uitgaven |
||
De Koning |
902 |
4.745 |
5.647 |
De echtgenote van de Koning |
358 |
618 |
976 |
De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap |
510 |
1.019 |
1.529 |
Totaal |
1.770 |
6.382 |
8.152 |
Grondwettelijke uitkeringen in 2021 en in het extrapolatiejaar 2022
Op 7 december 2021 bereikt de Prinses van Oranje de leeftijd van achttien jaar. Conform de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis ontvangt zij als vermoedelijke opvolger van de Koning vanaf dat moment een grondwettelijke uitkering. Op jaarbasis zou de uitkering voor de vermoedelijke opvolger van de Koning in totaal € 1.522.000 bedragen, waarvan € 268.000 de A-component (de inkomenscomponent) en € 1.254.000 de B-component (voor personele en materiële uitgaven) betreft. Naar rato vanaf de datum van 7 december 2021 betekent dit een grondwettelijke uitkering van € 103.000 in het jaar 2021, waarvan € 18.000 de A-component en € 85.000 de B-component betreft.
Voor het extrapolatiejaar 2022 wordt, conform de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, het volledige jaarbedrag voor de Prinses van Oranje geraamd. De raming van de grondwettelijke uitkeringen in 2022 is als volgt samengesteld:
A |
B |
Totaal |
|
---|---|---|---|
Inkomen |
Personele en materiële uitgaven |
||
De Koning |
902 |
4.745 |
5.647 |
De echtgenote van de Koning |
358 |
618 |
976 |
De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap |
510 |
1.019 |
1.529 |
De vermoedelijke opvolger van de Koning |
268 |
1.254 |
1.522 |
Totaal |
2.038 |
7.636 |
9.674 |
Begrotingsartikel 2 bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) namens de Koning worden ingediend bij de Minister-President en ten laste van deze begroting worden betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven, betreffende de uitgaven voor de inzet van luchtvaartuigen en de uitgaven voor de reis- en verblijfkosten die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk. De uitputting van dit begrotingsartikel vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis.
De primaire taak van de Dienst van het Koninklijk Huis is de ondersteuning van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix en overige leden van het Koninklijk Huis bij hun werkzaamheden. De Dienst van het Koninklijk Huis bestaat uit het Civiele Huis en het Militaire Huis. De diverse hofdepartementen van het Civiele Huis kennen ieder hun eigen discipline. Dit betreft onder meer administratie en financiën, huishoudelijke diensten, onderhoud en beheer van ter beschikking gestelde paleizen, vervoer en tevens beleidsinhoudelijke en praktische ondersteuning. Leden van het Militaire Huis ondersteunen de coördinatie en de uitvoering van evenementen en diverse veiligheidsaspecten rondom het Koninklijk Huis. Voor de Dienst van het Koninklijk Huis werken bijna 300 medewerkers (260 fte).
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2017 |
27.684 |
27.682 |
27.683 |
27.683 |
27.683 |
||
Mutatie eerste suppletoire begroting 2017 |
605 |
605 |
605 |
605 |
605 |
605 |
|
Nieuwe mutaties: |
|||||||
1. Extrapolatie |
27.683 |
||||||
Stand ontwerpbegroting 2018 |
27.744 |
28.289 |
28.287 |
28.288 |
28.288 |
28.288 |
28.288 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2017 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie eerste suppletoire begroting 2017 |
29 |
||||||
Stand ontwerpbegroting 2018 |
25 |
29 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
De personele en materiële uitgaven worden door de Dienst van het Koninklijk Huis verricht en vervolgens in rekening gebracht bij deze begroting. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel.
Personeel Dienst van het Koninklijk Huis |
18.206 |
Materieel Dienst van het Koninklijk Huis |
8.864 |
Materiële uitgaven faunabeheer |
303 |
Uitgaven voor luchtvaartuigen |
834 |
Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk |
80 |
Totaal |
28.287 |
Personeel Dienst van het Koninklijk Huis
Deze personeelsuitgaven hebben betrekking op 260 fte; dit is exclusief 16 post-actieven. Tevens is dit exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component. De uitgaven voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. het Departement van de Hofmaarschalk, het Koninklijk Huisarchief, het Koninklijk Staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel) en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (te weten het Koninklijk Paleis te Amsterdam, Paleis Huis ten Bosch en Paleis Noordeinde).
Materieel Dienst van het Koninklijk Huis
De materiële uitgaven hebben betrekking op uitgaven voor de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, paarden en rijtuigen) en voor de gebruikskosten voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (inclusief de verwarming en verlichting). Daarnaast bevatten zij de kosten voor telecommunicatie, accountantscontrole, advisering en de kosten van facilitaire aard zoals voor bureauvoorzieningen. Hieronder vallen ook dotaties aan bestemmingsreserves voor langetermijninvesteringen. Ten slotte worden binnen de materiële uitgaven ook de kosten verantwoord die betrekking hebben op het departement Faunabeheer. Naast de personeelsuitgaven voor zes faunabeheerders ter grootte van € 408.000, die een onderdeel vormen van de in de vorige alinea genoemde totale personeelsuitgaven, wordt een bedrag geraamd van € 195.000 voor het onderhoud van de wegen en de wildrasters, de zogenoemde infrastructurele kosten van het Kroondomein Het Loo. Daarnaast wordt een bedrag geraamd van € 92.000 voor de exploitatie van de terreinauto’s en een bedrag van € 16.000 aan «materiële» personeelsuitgaven voor reiskosten, opleidingen, accountantskosten, etc.
Uitgaven voor luchtvaartuigen
De hier begrote uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten van het Koninklijk Huis.
Op grond van het Besluit van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, van 20 december 2013, nr. IENM/BSK-2013/304193, tot wijziging van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de troonswisseling en de aanpassing van de franchise voor het Koninklijk Huis (Staatscourant 2014, nr. 188), kunnen de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis gebruikmaken van het regeringsvliegtuig.2 Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het Ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, draagt de vluchtcoördinator zorg voor civiele inhuur.3
Per 1 juni 2017 is het regeringsvliegtuig PH-KBX niet meer inzetbaar. De voor het regeringsvliegtuig opgenomen raming voor 2018, die is gebaseerd op de raming van 2017, zal worden ingezet voor inhuur.
Openbaar belang |
Uren |
Tarief |
Bedrag |
---|---|---|---|
Inzet Regeringsvliegtuig |
N.v.t. |
N.v.t. |
393.0001 |
Inzet Gulfstream KLu |
25 |
2.632 |
65.800 |
Inhuur civiele helikopters |
variabel |
25.000 |
|
Inhuur civiele vliegtuigen |
variabel |
350.000 |
|
Totaal |
|
|
833.800 |
In 2018 is het regeringsvliegtuig niet beschikbaar. Op basis van de raming van 2017 is een bedrag voor 2018 geraamd, dat zal worden ingezet voor inhuur.
Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk
De uitgaven van € 80.000 die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden geraamd. Indien er in een jaar geen werkbezoek plaatsvindt, zullen deze middelen vrijvallen en in een jaar dat er wel een werkbezoek zal worden afgelegd, zullen de uitgaven in dat jaar via een suppletoire begroting eventueel worden bijgesteld.
Op dit begrotingsartikel worden de uitgaven geraamd die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning. Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende Minister. De uitgaven worden primair geraamd en verantwoord ten laste van desbetreffende begrotingen en zullen vervolgens door de Minister (rechtstreeks) worden doorbelast aan de begroting van de Koning, die daarvoor een raming bevat. Daartegenover ontstaat dan een ontvangstenraming op desbetreffende begroting.
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2017 |
5.728 |
5.710 |
5.711 |
5.714 |
5.714 |
||
Mutatie eerste suppletoire begroting 2017 |
119 |
96 |
97 |
97 |
98 |
98 |
|
Nieuwe mutaties: |
|||||||
1. Extrapolatie |
5.714 |
||||||
2. Loon- en prijsbijstelling Militaire Huis 2017 |
39 |
39 |
39 |
39 |
39 |
39 |
|
Stand ontwerpbegroting 2018 |
5.736 |
5.886 |
5.845 |
5.847 |
5.850 |
5.851 |
5.851 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2017 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie eerste suppletoire begroting 2017 |
33 |
||||||
Stand ontwerpbegroting 2018 |
16 |
33 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen begrotingsartikel 3 over 2018. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component.
2018 |
|
---|---|
Doorbelaste personele uitgaven |
4.361 |
Doorbelaste materiële uitgaven |
1.484 |
Totaal |
5.845 |
w.v. RVD |
1.557 |
w.v. Militaire Huis |
1.857 |
w.v. Kabinet van de Koning |
2.431 |
Rijksvoorlichtingsdienst
De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) verzorgt de communicatie over de Koning en de leden van het Koninklijk Huis. Het betreft jaarlijks de volgende activiteiten:
a. mediabegeleiding van circa 250 publieke optredens in binnen- en buitenland, zoals evenementen en staatsbezoeken;
b. woordvoering en beantwoording van mediavragen en afhandeling van interviewverzoeken;
c. uitgeven van circa 300 persberichten over de activiteiten en werkzaamheden;
d. inhoudelijk beheer van de online communicatieactiviteiten zoals Facebook, Twitter, YouTube, Instagram en de website.
Bij de uitvoering van deze activiteiten wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds. De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedraagt 12,5 fte.
Militaire Huis
Het Militaire Huis is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). De activiteiten van het Militaire Huis betreffen onder meer:
a. het (mede-)organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis;
b. het coördineren van veiligheidsaspecten binnen de DKH en namens DKH met externe partners in de veiligheidsketen;
c. het onderhouden van de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie;
d. het verzorgen van het militaire ceremonieel aan het hof.
De geraamde personele inzet voor 2018 betreft 15 fte.
De begrotingsmutatie voor het Militaire Huis betreft de loon- en prijsbijstelling 2017, waarvoor vanuit de aanvullende posten arbeidsvoorwaarden en prijsbijstelling budget is overgeheveld. De loonbijstelling bestaat uit een vergoeding voor de contractloonontwikkeling en de ontwikkeling in sociale werkgeverslasten en de prijsbijstelling bestaat uit een vergoeding voor de prijsstijgingen. De mutaties voor loon- en prijsbijstelling voor de RVD, het Kabinet van de Koning en de Dienst van het Koninklijk Huis zijn al bij eerste suppletoire begroting 2017 verwerkt.
Kabinet van de Koning
Het Kabinet van de Koning ondersteunt als kleine, eigenstandige overheidsorganisatie de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten. Het Kabinet van de Koning valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister-President. De taken van het Kabinet van de Koning omvatten met name:
a. Informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken. Voorbeelden van ontvangsten zijn het aanbieden van geloofsbrieven door ambassadeurs van andere landen en het beëdigen van hoge functionarissen waarvoor in de wet is vastgelegd dat dit geschiedt ten overstaan van de Koning. Bezoeken van de Koning omvatten, naast de genoemde buitenlandse bezoeken, onder meer werkbezoeken met ministers en staatssecretarissen en streekbezoeken.
b. Tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie.
c. Opstellen en overbrengen van boodschappen aan andere staatshoofden en aan internationale autoriteiten.
d. Behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften. Deze brieven worden op het Kabinet aan de hand van een analyse van de onderhavige problematiek overgedragen aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein.
e. Registreren, bewaren en aan het Nationaal Archief overdragen van wetten en koninklijke besluiten.
De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedraagt 25,5 fte.
Omschrijving van de motie of toezegging |
Vindplaats |
Stand van zaken |
---|---|---|
De Minister-President zal zich zo snel mogelijk met de Tweede Kamer verstaan over de opdrachtverlening en over de onderzoekers die worden benaderd voor het aangekondigde historische onderzoek naar de overwegingen die een rol hebben gespeeld bij de bepaling van het inkomensbestanddeel. De Minister-President zal de opvattingen van de Tweede Kamer meewegen, onder meer over de vraag of daarbij een rol is voor de Algemene Rekenkamer. Het onderzoek zal in ieder geval onafhankelijk worden uitgevoerd. |
Begrotingsbehandeling 2017, 27 oktober 2016 |
De invulling van deze toezegging heeft plaatsgevonden middels de brief van 14 december 2016 van de Minister-President aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 550 I, nr. 8) en het besluit van de instelling van het onderzoeksteam (Stcr. 2017 nr. 8697). |
De Minister-President is bereid alle stukken, waar RTL toegang toe had, openbaar te maken, voor zover het niet gaat over de persoonlijke financiën van individuele leden van het Koninklijk Huis. Daarover zal overleg plaatsvinden met het Nationaal Archief en met de historici die het onderzoek gaan uitvoeren. Omdat het invloed op het onderzoek kan hebben, zal met hen worden gesproken over openbaarmaking na afronding van het onderzoek of al tijdens het onderzoek. |
Begrotingsbehandeling 2017, 27 oktober 2016 |
Middels de brief van 28 augustus 2017 (Kamerstukken II, 2016-2017, 34 550 I, nr. 10) heeft de Minister-President de Kamer geïnformeerd dat het onderzoek uiterlijk 30 november 2017 gereed zal zijn. De openbaarmaking van de stukken kan plaatsvinden na afronding van het onderzoek. |
Binnen de Rijksbegroting worden ook op begrotingen van andere ministeries uitgaven geraamd die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd. Het gaat om de begrotingen van Veiligheid en Justitie en Defensie voor de beveiliging, Wonen en Rijksdienst voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. De betreffende ministers zijn ervoor verantwoordelijk. De begroting van de Koning en deze andere begrotingen vormen het stelsel van te ramen en verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap.
In deze extracomptabele bijlage worden bovengenoemde uitgaven gepresenteerd. Door deze uitgaven op een integrale wijze bij de begroting van de Koning te presenteren, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.
Naast de uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd, zijn ook andere onderwerpen opgenomen in paragraaf 2 «Overige onderwerpen». Dit betreft de uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck en een verwijzing naar de stichtingen die vermogensbestanddelen bevatten die functioneel zijn voor de uitoefening van het koningschap.
De voor 2018 geraamde uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht.4
(x € 1.000) |
Raming 2018 |
---|---|
Buitenlandse Zaken |
2.000 |
Voor uitgaven ten behoeve van uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis, inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders, Corps Diplomatique en Internationale Organisaties wordt € 2 mln. geraamd.
(x € 1.000) |
Raming 2018 |
---|---|
Wonen en Rijksdienst |
15.000 |
Krachtens de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (artikel 4) worden drie paleizen ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam. De uitvoering hiervan vindt plaats via de begroting van Wonen en Rijksdienst.
Als bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor huisvesting van het Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken is in de begroting € 38 mln. opgenomen, waarvan € 15 mln. voor de paleizen.
De € 15 mln. voor de paleizen die aan het Rijksvastgoedbedrijf wordt betaald, is opgebouwd uit een aantal componenten.
• Ten eerste € 6 mln. rente en afschrijving voor investeringen die via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf.
• Ten tweede € 6 mln. voor regulier onderhoud. Hiervoor worden de technische installaties onderhouden en – indien zij aan het einde van hun technische levensduur zijn – vervangen, worden storingen verholpen, en worden gebouwen geschilderd, onderhouden en hersteld. Evenzo worden terreinen onderhouden en hersteld. Voor het onderhoud aan de paleizen geldt, vanwege het veelal monumentale karakter van de objecten, een hogere norm dan voor kantoren.
• Het restant (€ 3 mln.) betreft betalingen voor met name kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving (o.a. brandveiligheid), kosten voor kleinere aanpassingen, voor apparaatinzet en voor heffingen.
Ook voor latere jaren zijn deze middelen nodig, omdat gebouwen structureel onderhouden moeten worden, er langdurig wordt afgeschreven en er rente wordt betaald op de leningen. In de middelen zijn begrepen de kosten voor rente en afschrijving van de investeringen in paleis Huis ten Bosch (circa € 0,9 mln. per jaar vanaf 2019).
Conform een toezegging van de Minister-President gedaan bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2016 van de Koning geeft onderstaande meerjarenplanning inzicht in geplande onderzoeken naar en het meerjarig groot onderhoud/renovatie van de paleizen. Over de wijze waarop zulke projecten gefinancierd worden is de Tweede Kamer geïnformeerd in de brief van 2 december 2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 45).
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Onderzoek |
Koninklijk Paleis Amsterdam |
Koninklijk Paleis Amsterdam |
– |
– |
– |
– |
Renovatie/groot onderhoud: |
||||||
• Paleis Huis ten Bosch |
lopend |
lopend |
geen |
geen |
geen |
geen |
• Koninklijk Paleis Amsterdam |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
• Paleis Noordeinde |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Paleis Huis ten Bosch
De totale investeringen voor de renovatie zijn begroot op € 59 mln. Via de begroting van Wonen en Rijksdienst wordt via de leenfaciliteit meerjarig in totaal € 15 mln. bijgedragen aan de renovatie. De overige € 44 mln. komt ten laste van de voor het paleis gecreëerde voorziening op de balans van het agentschap Rijksvastgoedbedrijf. Oplevering van het gerenoveerde paleis is voorzien eind 2018.
Paleis Noordeinde
In 2018 worden geen verbouwingen of renovaties uitgevoerd.
Koninklijk Paleis Amsterdam
Voor 2018 staan geen verbouwingen of renovaties op het programma. Wel wordt een multidisciplinair bouwhistorisch onderzoek in de Burgerzaal uitgevoerd. Dit is nodig om een bouwkundig plan te kunnen maken voor een mogelijke toekomstige renovatie van de zaal.
Veiligheid en Justitie (begroting VI, artikel 36)
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft op basis van de Politiewet 2012 de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en woon- en werkverblijven. De Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Defensie zorgen voor de uitvoering daarvan in personele zin. Deze ministers hebben middelen voor deze beveiligingstaken op hun begroting staan, ongeacht of deze uitgaven voor beveiliging betrekking hebben op leden van het kabinet, van de Kamers der Staten-Generaal of het Koninklijk Huis. De Minister voor Wonen en Rijksdienst zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.
Defensie (begroting X, artikel 5), uitgaven bewaking koninklijke paleizen
De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De uitvoering is opgedragen aan de KMar. Het gezag over de KMar berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries van Veiligheid en Justitie, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Defensie. In artikel 4 van de Politiewet (2012) wordt de KMar onder meer het bewaken en beveiligen van koninklijke paleizen opgedragen.
Defensie (begroting X, artikel 2, apparaatsuitgaven), uitgaven Groene Draeck
De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. De uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck betreffen met name personele uitgaven en worden daarom onder dit instrument begroot. Naar aanleiding van het second opinion onderzoek bij brief van 2 juni 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 X, nr. 110) en de motie Van der Burg (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 I, nr. 6) heeft de Minister-President, mede namens de Minister van Defensie, gemeld dat het jaarlijkse onderhoudsbudget naar € 87.000,– is bijgesteld. De uitvoering van het onderhoud blijft bij het Ministerie van Defensie zolang Prinses Beatrix gebruik maakt van de Groene Draeck. Daarbij is aangegeven dat de daadwerkelijke uitgaven ook bij Defensie over de jaren heen fluctueren. Gestuurd wordt op het niet overschrijden van het totale bedrag (€ 435.000 over een periode van vijf jaar (2016 t/m 2020), gemiddeld € 87.000 per jaar). Dit gemiddelde is geëxtrapoleerd naar 2021 en 2022. Dit betreft het hieronder gepresenteerde begrote budget.
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|
Onderhoud Groene Draeck |
87 |
87 |
87 |
87 |
87 |
Stichtingen
Op de website van het Koninklijk Huis is een overzicht van stichtingen opgenomen, waarin vermogensbestanddelen zijn ondergebracht die functioneel zijn voor het uitoefenen van het koningschap. Te denken valt aan de stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau, waarin bijvoorbeeld de Gouden Koets is ondergebracht, en de stichting Koninklijke Geschenken, die de geschenken beheert welke aan de Koning zijn aangeboden bij bijvoorbeeld staatsbezoeken. Voor meer informatie over de stichtingen wordt verwezen naar de rubriek «Financiën Koninklijk Huis» op www.koninklijkhuis.nl. In deze rubriek is informatie beschikbaar over diverse aan het Koninklijk Huis gerelateerde financiële onderwerpen, zoals de begroting van de Koning, maar ook over andere (financiële) onderwerpen die losstaan van de begrotingssystematiek.