Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 februari 2018
Hierbij informeer ik u over de uitkomst van de uitvoering van de motie van de leden Von Martels en Amhaouch over de realisering van de opwaardering van de Maaslijn (Kamerstuk 34 775 A, nr. 54).
Daarbij heeft u mij verzocht inzichtelijk te maken hoeveel het Ministerie van IenW bijdraagt aan de opwaardering van de Maaslijn. De volgende rijksbijdragen zijn toegezegd:
• € 30,25 mln. incl. btw voor de elektrificatie1
• € 25,2 mln. incl. btw voor de versnellingsmaatregelen op de Noordelijke en de Zuidelijke Maaslijn2
• € 18 mln. incl. btw voor de Spoorwegovergang Vierpaardjes3
• € 1 mln. risicoreservering voor de opstelsporen4
In totaal draagt het Rijk € 74,45 mln. bij aan de opwaardering van de Maaslijn. Daarnaast heeft IenW een reservering gemaakt van € 6,5 mln. incl. btw voor de realisatie van station Grubbenvorst.
Ik heb conform het verzoek uit de motie overleg gevoerd met de provincie Limburg, die daarbij mede namens de provincies Noord-Brabant en Gelderland heeft opgetreden. Overigens spreken het Ministerie van IenW en de provincie Limburg elkaar met enige regelmaat over de voortgang van de projecten uit de Limburger railagenda. Uit het overleg over de uitvoering van deze motie is het volgende naar voren gekomen:
De financiële uitdaging voor de realisatie van de opwaardering van de Maaslijn mét station Grubbenvorst Greenport-Venlo (verder «GGV») bedraagt minimaal 10,7 mln., uitgaande van de goedkoopste variant. Dit bedrag is vermeld in de afwegingsnotitie, die de provincie Limburg heeft opgesteld in september 2017.
Dit bedrag is niet gevalideerd door ProRail. Deze raming is gebaseerd op een kostenniveau van 2014. Sindsdien is het prijspeil gestegen en zijn de kosten toegenomen. De kostentoename wordt verklaard door toepassing van de indexering van prijspeil 2014 naar prijspeil 2017, door bijstelling van de overhead-kosten voor projectmanagement en engineering en door voortschrijdend inzicht over de te nemen maatregelen bij de nadere uitwerking van het project. De indexstijging voor de periode 2016–2017 is alleen al 2,73%. Het feitelijke, actuele tekort zal in alle gevallen hoger zijn dan € 10,7 mln. Ik heb hierover samen met de provincie Limburg geconcludeerd dat het financiële tekort op het project Maaslijn redelijkerwijs niet door rijk en provincie kan worden opgevangen.
De rijksbijdrage voor nieuwe kleine stations bedraagt, conform de afspraken met uw Kamer, maximaal € 6,5 mln. Uit de schriftelijke ronde van het Bestuurlijk Opdrachtgeversoverleg Maaslijn blijkt dat de bestuurders van de betrokken provincies onlangs op basis van nieuwe inzichten hebben ingestemd met het voorstel om station GGV uit de scope van de opwaardering van de Maaslijn te halen. De provincies zijn als risicodragend opdrachtgever van dit regionale project verantwoordelijk voor deze besluitvorming. Ik heb de provincie Limburg gevraagd deze scopewijziging schriftelijk aan mij te bevestigen. Zodra ik deze bevestiging heb ontvangen, zal ik de reservering van de rijksbijdrage voor station GGV intrekken.
Uit het nader gevoerde overleg met de provincie Limburg zijn twee niet-financiële oplossingsrichtingen naar voren gekomen:
• Voor de korte termijn is voor Greenport Venlo in 2018 een tijdelijke uurdienst per bus gerealiseerd en is de aansluiting van de bestaande lijnen vanuit Grubbenvorst op station Blerick structureel verbeterd. In de komende periode wordt de structurele OV-ontsluiting van Greenport Venlo door de provincie Limburg samen met de gebiedspartners verder onderzocht met een belangrijke focus op de «Last Mile opgave».
• Het blijft mogelijk om op (lange) termijn het station GGV alsnog te realiseren. De provincie Limburg kan deze ambitie inbrengen in de verdere uitwerking van het Toekomstbeeld OV 2040. Daarbij zal uiteraard naast de benodigde investering ook de te verwachten omvang van de vervoervraag een rol spelen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer