Vastgesteld 6 oktober 2017
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De waarnemend griffier van de commissie, Tielens-Tripels
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet marktordening gezondheidszorg, de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling ter implementatie van de richtlijn nr. 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) (PbEU 2016, L 26) (Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie) (hierna: het wetsvoorstel) en hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en brengen het volgende naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij maken van de gelegenheid gebruik tot het stellen van enkele vragen.
De leden van D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden constateren dat de implementatie van de richtlijn verzekeringsdistributie leidt tot een gelijker speelveld binnen de Europese verzekeringsmarkt, met grotere transparantie en een hoger niveau van consumentenbescherming.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat veel zaken nog geregeld moeten worden in de Vrijstellingsregeling Wft (Wet financieel toezicht), het Besluit Markttoegang financiële onderondernemingen Wft en Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen (Bgfo). Wanneer is c.q. wordt dit geregeld, zeker gelet op de ingangsdatum van 23 februari 2018? Hoe worden de betreffende sectoren betrokken bij de totstandkoming? Hoe wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd? Wanneer zijn ook de technische reguleringsnormen en voorschriften van de Europese pensioen- en verzekeraarstoezichthouder (EIOPA) duidelijk en wat gaat daar nog in geregeld worden? Zij lezen op verschillende plekken in de wet dat de financiële dienstverlener kan afgaan op de informatie die door de cliënt zelf is verstrekt en geen aanvullende vragen hoeft te stellen. De leden van de VVD-fractie vinden dat een goede lijn. De vraag is wel wat dat betekent. Graag een toelichting daarop van de regering.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in de richtlijn verzekeringsdistributie een aantal wijzigingen van definities plaatsvindt en ook de reikwijdte wordt aangepast. Voor welke (deel-)sectoren vloeien er aanzienlijke gevolgen voort uit de nieuwe richtlijn en wat zijn die gevolgen?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering wat de hoogtes van de sancties zijn die de Autoriteit Financiële Markten (AFM) op kan leggen voor overtredingen op basis van deze richtlijn.
De leden van de CDA-fractie maken uit de beschrijving op, dat het voorgestelde doel en de inhoud van de richtlijn in belangrijke mate overlappen met de bestaande Nederlandse wetgeving. Deelt de regering deze opvatting? Kan de regering de belangrijkste verschillen met de bestaande Nederlandse wetgeving op een rij zetten?
De leden van de SP-fractie constateren dat na de financiële crisis door de regering eindelijk is gehandeld teneinde een betere consumentenbescherming van polishouders en verbetering van de verkooppraktijken voor verschillende verzekeringsproducten ten behoeve van de burger af te dwingen. Dit vinden deze leden belangrijk, omdat veel verzekeringsproducten voor de burger complex waren en tegelijkertijd noodzakelijk om te hebben. De verzekeringssector was niet altijd dienend aan het belang van de consument en dan moet een overheid bescherming bieden via regulering. Het handhaven van het provisieverbod met de implementatie van de EU-richtlijn onderstreept dit belang. De druk vanuit de sector voor een herziening van de ontvlechting tussen aanbieders en adviseurs zien de leden van de SP-fractie echter toenemen. In het verleden hebben vormen om het provisieverbod te ontwijken, zoals een provisietransparantie, niet gefunctioneerd. Hoe wordt dit voorkomen op basis van het voorliggende gedrag?
Welk ánder strategisch gedrag om onder de werking van deze richtlijn uit te komen, bijvoorbeeld door het creëren van nieuwe functies en/of terminologie, is er mogelijk? De voorgenoemde leden vragen de regering of de EU-richtlijn en de implementatie voldoende rekening houden met algeheel werkende principes waar nieuw gecreëerde functies of producten automatisch onder vallen. De leden van de SP-fractie vragen de regering, op het vlak van de zelfregulering van de sector, niet naïef te zijn. Er is veel correctie ten aanzien van het agressieve gedrag van de financiële sector nodig, via regelgeving én zelfs tot Europese wetgeving aan toe. De overheid corrigeert in het belang van de klanten en het algemeen belang een sector die een belangrijke dienst aanbiedt en tegelijkertijd winstmaximalisatie als kernstreven heeft. Via solvabiliteitseisen, producteisen, provisieverbod, uitbreiding van toezicht en sanctiemogelijkheden en vele andere maatregelen repareert de overheid marktfalen. Juist omdat dit marktfalen onverminderd op kan treden, dient de regering niet terughoudend te zijn met het implementeren van de opties van de EU-lidstaten, zo oordelen de leden van de SP-fractie.
De leden van de VVD-fractie waarderen dat er een duidelijk overzicht is opgenomen van de lidstaatopties en het al dan niet gebruiken daarvan. Zij willen nog wel graag weten hoe andere EU-lidstaten hiermee omgaan c.q. om zijn gegaan. Van welke lidstaatopties maken andere EU-lidstaten gebruik? Hoe wordt de richtlijn verzekeringsdistributie in andere EU-lidstaten uitgevoerd? Hoe ver zijn andere EU-lidstaten zoals Frankrijk daarmee? In hoeverre wordt daar de werking van de regelgeving en/of delen c.q. lagere regelgeving uitgesteld? In hoeverre mag dit? Wat zijn daarvan de gevolgen?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat het verschil is tussen de gebruikte en gekozen lidstaatoptie van de verbonden bemiddelaar en de niet gebruikte lidstaatoptie voor de samenwerking voor de registerinschrijving van bemiddelaars en waarom gekozen wordt voor de eerste optie.
Er wordt bij de lidstaatopties aangegeven dat het bij onafhankelijk advies belangrijk is dat de adviseur of de bemiddelaar een toereikend aantal verzekeringen met elkaar vergelijkt van verschillende verzekeraars en dat daarom gebruik wordt gemaakt van de lidstaatoptie uit de richtlijn verzekeringsdistributie. Bij de Hypothekenrichtlijn (Mortgage Credit Directive – MCD) heeft ook een discussie plaatsgevonden over onafhankelijk advies en het gebruik van de naam «onafhankelijk adviseur». Toen leek de regering geen voorstander van de mogelijkheid op dat punt iets te regelen. Hoe moet dit ten opzichte van elkaar gezien worden? Kan de regering hierop reageren?
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op, dat Nederland ervoor gekozen heeft gebruik te maken van drie lidstaatopties. Zij vragen de regering per gekozen lidstaatoptie te motiveren waarom hiervan gebruik zal worden gemaakt.
Tevens vragen de leden van de PVV-fractie een overzicht waarin vermeld wordt van welke lidstaatopties de ons omringende landen gebruik zullen maken. In hoeverre brengt dit een concurrentienadeel voor Nederland met zich mee?
De leden van de CDA-fractie kunnen in principe instemmen met de keuzes die de regering heeft gemaakt om van bepaalde lidstaatopties wel of niet gebruik te maken. Over de lidstaatoptie die het verbod betreft op het verstrekken van provisies of andere vergoedingen, vragen deze leden het volgende: betekent het gebruik maken van deze lidstaatoptie dat er materieel iets verandert aan het provisieverbod zoals dat reeds in de wet is vastgelegd? Ook vragen deze leden naar het gebruik van de lidstaatoptie op basis van artikel 29, derde lid en vierde alinea: klopt het dat de Wft straks naast het bestaande begrip onafhankelijke analyse ook spreekt over onafhankelijk advies? Kan de regering aangeven welk verschil zij hiermee beoogt weer te geven? Welke redenatie zit er achter het introduceren van een nieuwe term?
De leden van D66-fractie ondersteunen het feit dat de implementatie van deze richtlijn zal leiden tot een gelijker speelveld binnen de Europese verzekeringsmarkt. Zij lezen ook dat het hier gaat om minimumharmonisatie en dat de EU-lidstaten aanvullende regels kunnen blijven stellen. Deze leden ondersteunen in dit kader de handhaving van het provisieverbod voor complexe producten. Dit verhoogt de bescherming van de cliënt. Zij vragen welke andere EU-lidstaten, in het kader van een gelijk speelveld, een dergelijk provisieverbod voornemens zijn te handhaven of in te voeren.
Het valt de leden van de SP-fractie op dat er voor is gekozen enkel op het gebied van het provisieverbod de ruimte van een lidstaatoptie te gebruiken. Dit vinden zij positief, maar zij vragen wel of het verstandig is om op het gebied van verplicht advies niet te kiezen voor een lidstaatoptie. Deze leden vinden ook dat mensen moeten kunnen kiezen voor advies. De richtlijn richt zich echter niet op de gebruikers en hun wensen, maar op de bescherming van de gebruiker. Daarom is het argument om verplicht advies bij bepaalde producten af te laten hangen van de klant onjuist. De leden van de SP-fractie vragen de regering wat er tegen een verplicht advies is bij producten waarbij sprake is van een beleggingselement, maar bijvoorbeeld ook bij producten die wettelijk verplicht zijn (aansprakelijkheid, zorgverzekering) of zeer noodzakelijk zijn voor bijvoorbeeld de inkomenspositie (arbeidsongeschiktheid). Is de regering bereid haar keuze, deze lidstaatoptie niet in te vullen, te herzien?
Hetzelfde vragen deze leden op het gebied van de lidstaatoptie voor koppelverkoop. Uiteraard kan een klant voordeel hebben bij het afnemen van meerdere producten van één verzekeraar, maar er zijn situaties denkbaar waarbij dat niet in het belang van de klant is, maar er aan agressief aanbod wordt gedaan. Is het mogelijk om – zonder het activeren van deze lidstaatoptie – in te grijpen als een verzekeraar of adviseur evident de positie misbruikt ten opzichte van de klant teneinde zelf meer producten te verkopen? Deze leden horen graag wat de mogelijkheden zijn en willen de regering verzoeken de optie tot het implementeren van deze lidstaatoptie open te houden. Zij krijgen graag een uitgebreide reactie op dit punt.
De leden van de SP-fractie vinden het provisieverbod erg belangrijk, maar de onafhankelijkheid van de adviseur ook en begrijpen daarom niet waarom de lidstaatoptie onder artikel 29, derde lid niet wordt geïmplementeerd. Deze optie biedt de regering de mogelijkheid om wettelijk voor te schrijven dat helder moet zijn dat een zichzelf onafhankelijk noemende adviseur ook advies geeft op basis van objectieve analyse van de producten die voor de consument voor handen zijn. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat dit leidt tot betere bescherming van de consument. Nu wordt de klant geïnformeerd via het dienstverleningsdocument over de analyse van het product en of die is gebaseerd op selectieve of objectieve analyse. Hierbij mogen de adviseurs die selectief analyseren zich onafhankelijk noemen, terwijl zij een relatie hebben met een verzekeraar. Deze leden vragen een analyse van de huidige situatie, waaronder bijvoorbeeld de begrijpelijkheid van het dienstverleningsdocument en roepen de regering op de optie, om wettelijk vast te leggen dat een onafhankelijke adviseur ook echt onafhankelijk de markt onderzoekt, te implementeren.
De leden van de SP-fractie erkennen het bestaande provisieverbod geldt als een cruciale stap voor een gezonde en dienstbare financiële sector. Een deel van de burgers heeft het financieel niet breed of bijvoorbeeld een onzekere arbeidspositie waardoor zij voor goed advies niet kunnen betalen of de hoogte hen afschrikt om het advies te vragen. Het effect van onderverzekering of geheel onverzekerd zijn neemt door verschillende oorzaken toe bij met name de kwetsbare groepen in de samenleving. Erkent de regering dat de toegang tot financieel advies voor essentiële verzekeringen voor burgers met een laag inkomen en/of zonder vermogen ook toegankelijk moet zijn? De leden van de SP-fractie erkennen dat de prijs van de verzekering transparanter is omdat bemiddelingskosten niet verdisconteerd zijn en de premie uiteindelijk lager is. Is de ervaring van een fors bedrag voor enkel het advies soms een te hoge drempel? Is de regering bereid- binnen de huidige kaders van het provisieverbod en de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie – te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om deze drempels weg te nemen? Wellicht zijn er mogelijkheden van gespreid betalen van de advieskosten, of kan een gemeente via armoedegelden iets betekenen voor mensen?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de reikwijdte van de richtlijn is verbreed: ook «direct writers» vallen onder de richtlijn verzekeringsdistributie. Wat is voor «direct writers» het verschil tussen de huidige regelgeving en de nieuwe regelgeving? Wat zijn daarvan de gevolgen? Waarom vielen zij vroeger niet onder de regelgeving? Zij willen graag dezelfde vragen ook voor de vergelijkingssites beantwoord zien.
In Nederland hebben wij ook te maken met gevolmachtigden, onderlinge verzekeraars, etc. In hoeverre worden zij geraakt? Onder meer het Verbond van Verzekeraars heeft eerder opmerkingen gemaakt over de positie van de gevolmachtigden, zo blijkt uit de consultatieparagraaf. In hoeverre is met de aanpassingen aan deze bezwaren tegemoet gekomen?
De richtlijn verzekeringsdistributie is onder bepaalde voorwaarden niet van toepassing op personen die verzekeringen verkopen in aanvulling op de levering van een zaak of de verlening van een dienst. Wat zijn de voorwaarden? Wat zijn de mogelijkheden, bijvoorbeeld voor vrijstellingen? Wat gaat hierover opgenomen worden in het Vrijstellingsbesluit Wft?
De leden van de CDA-fractie vragen of onderhavige richtlijn ook van toepassing is op autobedrijven en hun verkopers die een garantietermijn aanbieden bij verkoop van een auto, aangezien recent in het nieuws[11] was dat dit ook als een verzekeringsproduct gezien moet worden?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre er sprake is van proportionaliteit in de regelgeving van de richtlijn verzekeringsdistributie voor bijvoorbeeld het mkb? Welke mogelijkheden biedt de richtlijn om proportionaliteit in de implementatie aan te brengen, bijvoorbeeld door een vrijstellingsgrens en/of vrijstellingsbesluit, want op grond van de vrijstellingsregeling Wft worden ziektekostenverzekeraars vrijgesteld van de artikelen die betrekking hebben op informatievoorziening? Van welke mogelijkheden wordt wel gebruik gemaakt en van welke niet, en waarom?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre een (her-)verzekeringsbemiddelaar met een zetel in Nederland maar een hoofdvestiging in een andere EU-lidstaat, waarvan de AFM heeft toegestaan dat de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat het toezicht zal uitoefenen, moet voldoen aan alle eisen die in Nederland gelden?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering de notificatieprocedure voor bemiddelaars in verzekeringen in Nederland en voor bemiddelaars met een zetel in een andere lidstaat die voornemens zijn diensten te verlenen via een in Nederland gelegen bijkantoor toe te lichten. Wat verandert er voor deze verzekeraars en bemiddelaars als gevolg van dit wetsvoorstel?
De leden van de CDA-fractie vragen aan welke regels verzekeraars en bemiddelaars uit derde landen van buiten de EU zijn gebonden. Wat wijzigt er voor hen met de implementatie van deze richtlijn?
De leden van de VVD-fractie vragen welke vakbekwaamheidseisen voor verzekeraars nieuw zijn en nog niet eerder waren gecodificeerd. Wat is daar de consequentie van?
De leden van de CDA-fractie vragen of bemiddelaars en werknemers van bedrijven die een vergunning hebben buiten Nederland, maar die onder onderhavige richtlijn actief worden in Nederland, aan exact dezelfde eisen voor vakbekwaamheid moeten voldoen als bemiddelaars en werknemers die actief zijn onder een Nederlandse vergunning. Indien dit het geval is, hoe wordt dit dan gehandhaafd? Is de AFM dan bevoegd om bijvoorbeeld ten aanzien van Belgische adviseurs die ook in Nederland bemiddelen in verzekeringen te handhaven? Indien de eisen voor vakbekwaamheid verschillen, hoe garandeert de regering dan een gelijk speelveld tussen Nederlandse bemiddelaars en verzekeraars en niet-Nederlandse bemiddelaars en verzekeraars?
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat met de implementatie van onderhavige richtlijn, ook leidinggevenden die zelf niet direct klanten adviseren onder dezelfde vakbekwaamheidseisen vallen als medewerkers die wel direct klanten adviseren. Indien dit het geval is, vragen deze leden of dit een bedoeld effect van de richtlijn is en of de regering vindt dat dit een wenselijk effect is.
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat na publicatie van de wijzigingsvoorstellen duidelijk wordt wat concreet de nieuwe transparantieregels en informatieverplichtingen zijn voor (her)verzekeraars, en dat de uitwerkingen daarvan worden opgenomen in het Bgfo. Bij nieuwe producten en dienstverlening dient de wetgever van tevoren de mogelijke risico’s en maatschappelijke effecten zorgvuldig te beoordelen. Kan de regering aangeven hoe wordt voorkomen dat veranderingen in het Bgfo tot onvoorziene risico’s leiden? Hoe worden beoogde effecten op de marktpartijen en de maatschappij geïdentificeerd en de risico’s gewogen?
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een adviseur, bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent de cliënt moet informeren over het objectieve karakter van zijn of haar advies. Zij vragen de regering hoe de aanbieder van het product dit objectieve karakter moet vaststellen en of hier objectieve criteria voor worden ontwikkeld.
De leden van de CDA-fractie vragen of toekomstige Nederlandse uitgevers van het informatiedocument zijn of worden betrokken bij de totstandkoming van het document. Hoe garandeert de regering dat betreffende partijen -en in navolging daarvan consumenten- niet worden geconfronteerd met een document dat zeer onduidelijk is?
De leden van de CDA-fractie vragen welke eisen er materieel anders zijn voor zorgverzekeringen dan voor andere verzekeringen, anders dan de reeds in de memorie van toelichting genoemde vrijstelling voor de verstrekking van het informatiedocument.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of vergelijkingssites voor zorgverzekeringen onder de werking van dit wetsvoorstel vallen. Bekend is dat het afsluiten van een zorgverzekering via een vergelijkingssite het verdienmodel van die vergelijkingssite is. Valt het vergelijken onder advies of onder informatie? Behoort de vergelijkingssite transparanter aan te geven dat zij verdient aan eenieder die via hen overgaat tot het afsluiten van een zorgverzekering?
Zorgverzekeraars geven de afgelopen jaren telkens meer uit aan acquisitiekosten, waaronder een provisie (beloning) voor klanten die via een website of een website-advertentie binnenkomen. Hoe verhoudt die betaalde provisie zich – waar de overstappende verzekerde zich vaak niet van bewust is – tot het provisieverbod? Kan de regering hier uitgebreid op in gaan?
De leden van de PVV-fractie constateren dat er taken voor EIOPA in de EU-richtlijn zijn opgenomen. Zij vragen de regering welke nieuwe taken EIOPA met dit wetvoorstel erbij krijgt en welke consequenties dit heeft. Vindt er een overdracht plaats van bepaalde bevoegdheden die de AFM heeft naar EIOPA? Zo ja, om welke bevoegdheden gaat het hier?
De leden van de VVD-fractie merken op dat het totaal aantal nevenverzekeringstussenpersonen dat valt onder de richtlijn verzekeringsdistributie wordt geschat op 5.000, waarvan waarschijnlijk 2.500 vallen onder de vrijstellingsregeling. Wat zijn de gevolgen voor deze bedrijven? Om hoeveel motor- en fietsenzaken gaat het? Om hoeveel reisbureaus gaat het? Welk type bedrijven gaan wel en niet onder de vrijstellingsregeling vallen? Wat zijn de gevolgen voor deze bedrijven, ook als het gaat om administratieve lasten?
Kan de regering een reactie geven op het artikel op AmWeb d.d. 14 juli 2017 dat de financieel adviseurs gebukt gaan onder de regeldruk vanuit Europa, waaronder de richtlijn verzekeringsdistributie?
Welke waarborgen zijn er dat de implementatiewet «techniekneutraal» is en dus niet aangepast moet worden bij technologische vernieuwingen in de sector?
Kan de regering ook een reactie geven op het artikel op AmWeb d.d. 5 december 2015 dat consumenten verzuipen in de informatie? Klopt het dat consumenten niet beter maar slechter geïnformeerd worden door Insurance Distribution Directive (IDD)? Zo nee, waarom niet?
De voorgenoemde leden vragen in hoeverre dit wetsvoorstel effecten heeft voor de mogelijkheden voor de sector om te innoveren? Kan de regering reageren op de opmerkingen van de voorzitter van de Europese Verzekeringskoepel Insurance Europe dat door de IDD de innovatie geschaad wordt? Kan eveneens ingegaan worden op de opmerkingen dat de IDD ervoor zorgt dat «consumenten chocola moeten maken van 161 papieren documenten»?
De Europese Commissie schatte de gemiddelde structurele nalevingskosten op 730 euro per onderneming. In de wet wordt gesproken over 5.000 euro per onderneming. Waar wordt dit grote verschil door verklaard? Is er zicht op wat de uiteindelijke nalevingskosten in andere EU-lidstaten is? Wat is het verschil tussen de term «onafhankelijk advies», zoals opgenomen in de implementatiewet en het nu reeds geldende «objectieve analyse» uit de Bgfo? Welke gevolgen heeft het gebruik van het begrip «onafhankelijk advies» in de praktijk? Welke gevolgen heeft dit voor de financieel adviseurs en voor het verplichte dienstverleningsdocument? In hoeverre wordt een en ander meegenomen in de lopende evaluatie van het provisieverbod? In hoeverre worden de informatie-eisen op een gelijke wijze vormgegeven in de Wft, de Pensioenwet en de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg)?
De leden van de PVV-fractie willen graag weten hoe de regering voorkomt dat de hogere administratieve lasten en nalevingskosten worden doorberekend aan de klant. Tevens vragen zij een overzicht van de cumulatieve effecten van de stapeling van Europese maatregelen op de verzekeringssector. Met welke Europese wet- en regelgeving heeft de verzekeringssector te maken en wat zijn de kosten die dit jaarlijks met zich meebrengt tot en met het jaar 2021?
Verder vragen de leden van de PVV-fractie een overzicht van de negatieve gevolgen die dit wetsvoorstel met zich meebrengt. Leidt dit wetsvoorstel ertoe dat de ontwikkeling van nieuwe producten die aan de veranderende klantwens voldoen, wordt geblokkeerd?
De leden van de VVD-fractie merken op dat een reisbureau bijvoorbeeld een annuleringsverzekering of een reisverzekering kan verkopen bij een reis. Dat kan op zich ook handig zijn voor de consument. Welke gevolgen heeft de voorliggende regelgeving voor deze praktijk? De premie mag niet hoger zijn dan 600 euro pro rata per jaar en het premiebedrag mag niet hoger zijn dan 200 euro per persoon. Waar is dat bepaald c.q. vastgelegd? In het geval van een reis, mag dan de annuleringsverzekering plus de reisverzekering niet meer zijn dan 200 euro per persoon of mag elke verzekering maximaal 200 euro per persoon zijn? Hoe valt deze regelgeving uit bij het boeken voor grotere groepen?
De leden van de CDA-fractie vragen of de implementatie van onderhavige EU-richtlijn ook leidt tot meer toezichtlasten die de AFM zal doorberekenen aan het bedrijfsleven. Kan de AFM een eventuele toename in de kosten dekken binnen de bestaande kaders?
De leden van de VVD-fractie vragen welke sectoren worden geraakt door de regelgeving met betrekking tot de nevenverzekeringstussenpersonen? Hoe is de regelgeving hiervoor in de huidige wet en regelgeving? Welke problemen en/of knelpunten zijn er op dit moment met deze nevenverzekeringstussenpersonen?
Voor nevenverzekeringstussenpersonen geldt dat deze personen die verantwoordelijk zijn voor het als nevenactiviteit distribueren van verzekeringen over voldoende kennis en vakbekwaamheid moeten beschikken, zo lezen deze leden. In hoeverre geldt dit ook als zij vallen onder de vrijstelling?
Z (artikel 4:23)
De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt verstaan onder een «duurzame drager».
AE
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre, hoe en wanneer gebruik gaat worden gemaakt van de mogelijkheid om bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur (AMvB) in artikel 4:93 nadere regels te stellen? Idem voor de AMvB in artikel 47b van de Pensioenwet?
ARTIKEL VI
De leden van de VVD-fractie merken op dat het de bedoeling is de wet op 23 februari 2018 in werking te laten treden. In hoeverre is dit een realistische en haalbare termijn, ook voor het bedrijfsleven?