Vastgesteld 22 september 2017
De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.
Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE |
blz. |
|||
I. |
ALGEMEEN |
1 |
||
1. |
Achtergrond |
1 |
||
2. |
Uitgaven voor de SDE+ en tarieven voor de opslag duurzame energie |
2 |
||
2.1 |
Begrotingsreserve duurzame energie |
2 |
||
2.2 |
Tarieven ODE |
2 |
||
2.3 |
Lastenverdeling huishoudens en bedrijven |
2 |
||
3. |
Overig |
3 |
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de wijziging van de Wet opslag duurzame energie in verband met de vaststelling van tarieven voor 2018. Hierover hebben deze leden enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend voorstel. Zij hebben hierbij de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoeveel middelen in de begrotingsreserve duurzame energie niet juridisch verplicht zijn. Deze leden vragen hoeveel middelen voorgenomen onttrokken worden aan de begrotingsreserve. Daarnaast vragen zij waarom de niet-juridische middelen in de begrotingsreserve duurzame energie niet zo snel mogelijk worden ingezet, bijvoorbeeld door de tarieven minder te laten oplopen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering welk verschil er is tussen de voorgenomen tarieven bij aanvang van het huidige kabinet en de met deze wetswijziging voorgestelde tarieven.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de opslag voor duurzame energie (ODE) zich de komende jaren naar verwachting zal ontwikkelen. Hoe hoog gaat het aandeel ODE op de energierekening zowel in absolute bedragen als in relatieve zin over 5 jaar zijn, en over 10 jaar?
De leden van de CDA-fractie vragen of het evenwichtig verdelen van de lasten van de ODE voor het bedrijfsleven betekent dat de verschuiving van de energiebelasting van minder op elektriciteit naar meer op aardgas wordt opgevangen met een andere verdeling van de lasten in de ODE.
De leden van de SP-fractie benadrukken het belang van investeringen in de ontwikkeling van duurzame energie. Zij zijn echter kritisch op de wijze waarop dit nu wordt vormgegeven. De oorspronkelijke doelstelling van de ODE, namelijk dat de vervuiler betaalt en het geld wordt terug geïnvesteerd in effectieve milieumaatregelen, lijkt steeds verder weg te raken.
Het risico dat de goed bedoelde opslag voor duurzame energie uiteindelijk zou veranderen in een steeds zwaardere last voor de laagste inkomens lijkt met voorliggend voorstel te worden bewaarheid. Deze leden vragen of met de vaststelling van de tarieven voor volgend jaar rekening is gehouden met de koopkracht van huishoudens met lagere inkomens. Zo ja, acht de regering een verdubbeling van het tarief voor alle huishoudens een redelijke lastenverzwaring? Zij zien graag een verdere toelichting hierop. Verder vragen de leden van de SP-fractie hoe deze voorgestelde verhoging zich verhoudt tot de stelling in het Belastingplan 2018 waarin staat dat er geen sprake is van een lastenverzwaring door het naar bedeneden bijstellen van het tarief opslag duurzame energie ten opzichte van het Regeerakkoord.
Deze leden vinden het teleurstellend te lezen dat bij de afweging tussen lastenverzwaring voor huishoudens en de concurrentiepositie van grote bedrijven, de huishoudens aan het kortste eind trekken. Graag horen zij hier een verdere reflectie van de regering op. Zijn het immers niet de bedrijven die verreweg de meeste klimaatschade aanrichten, aldus deze leden. De leden van de SP-fractie vragen dan ook waarom wordt vastgehouden aan deze 50–50 verhouding tussen bedrijven en huishoudens.
Deze leden vragen of met de huidige gegevens uitgewerkt kan worden hoe zwaar de energierekening gaat drukken op het besteedbaar inkomen van huishoudens met lage en middeninkomens. Bij het laatste overzicht werd immers uitgegaan van energiebesparende maatregelen die een sterk vertekend beeld van de werkelijkheid geven.
De leden van de SP-fractie vragen verder in te gaan op het feit dat de opbrengst van de ODE via de SDE-regeling vooral bij bedrijven terechtkomt. Zo betalen deze bedrijven relatief het minst voor de schade die ze aanrichten, maar profiteren ze het meest van de opbrengsten. En zijn het juist de lagere inkomens die geen geld hebben voor verduurzamingsmaatregelen, omdat de subsidie niet opweegt tegen de kosten. Deze leden vragen hier een verdere reflectie op van de regering.
De leden van de SP-fractie wijzen nogmaals op het belang van een eerlijke sociale energietransitie, waarbij de grootste vervuilers het meest betalen, ook lage inkomens profiteren van duurzaamheidsinvesteringen en het draagvlak onder de burgers wordt vergroot in plaats van steeds verder ondermijnd. Forse investeringen zijn nodig, maar deze dienen niet voor het grootste deel door de Nederlandse huishoudens te worden opgebracht.
De leden van de CDA-fractie vragen of in beeld is hoeveel wind- en zonne-energie projecten nog terwijl zij goed produceren worden vervangen of afgebroken omdat de subsidietermijn is afgelopen. Deze leden vragen of dit ook met de SDE en de huidige SDE+ te verwachten is en of dit voorkomen kan worden. Zij vragen de regering of onderzoek gedaan kan worden om zo lang mogelijk profijt te hebben van duurzame energieprojecten gerealiseerd met de SDE+-regeling aangezien zonnepanelen en windmolens steeds langer meekunnen. Kunnen bijvoorbeeld voorwaarden gesteld worden zodat na het aflopen van de subsidie evengoed de duurzame energieproductie wordt behouden of langere termijnen te stellen aan de subsidieverlenging?
De fungerend voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, De Vos