Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 mei 2018
Tijdens het ordedebat van 3 april jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 68, item 30) heeft het lid Kops (PVV) aandacht gevraagd voor de stijgende energierekening die samenhangt met de klimaat- en energietransitie. Directe aanleiding hiervoor was een op 31 maart jl. verschenen artikel in het Algemeen Dagblad onder de titel «Bewoners Stieltjesstraat in kou uit angst voor torenhoge rekeningen». Ik ga hierbij in op uw verzoek om een reactie.
Het betreffende artikel in het Algemeen Dagblad richt zich op specifieke omstandigheden bij warmtelevering in een appartementencomplex in de Haagse wijk Laakkwartier. Deze specifieke omstandigheden hebben – anders dan wordt verondersteld – geen verband met de energietransitie die het kabinet inzet. Overigens heeft lid Beckerman van de fractie van de SP over de berichtgeving in het Algemeen Dagblad schriftelijke Kamervragen gesteld. Deze worden separaat beantwoord.
Zoals ik eerder al aangaf in mijn brief van 7 maart jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 166) met een reactie op het rapport van CE Delft onder de titel «Indicatoren voor een rechtvaardig klimaatbeleid», kan de klimaat- en energietransitie alleen draagvlak genieten als deze voor iedereen betaalbaar is en blijft. Daarom zet het kabinet in op een zo kosteneffectief mogelijke transitie. Zoals ook blijkt uit de aandacht die uw Kamer aan dit thema besteedt, is de verdeling van de lasten daarbij een van de grootste vraagstukken.
Zoals ik in de genoemde brief van 7 maart jl. aangaf (Kamerstuk 32 813, nr. 166), gaat het uiteindelijk om het vinden van de juiste balans in de bijdragen van huishoudens en bedrijven aan de kosten van de energietransitie. Ik kijk daarbij ook naar de vraag hoe – binnen de hierboven geschetste afweging – ervoor kan worden gezorgd dat «de vervuiler betaalt».
Speciale aandacht richt zich op de positie voor huurders met lagere inkomens die in het algemeen in een sociale huurwoning wonen. Met woningcorporaties zijn in het Energieakkoord afspraken gemaakt om het sociale huurwoningenbestand te verduurzamen. Deze afspraken worden thans ten uitvoer gebracht. Het energieverbruik van huurders in deze sociale huurwoningen zal daardoor dalen. Ook kan het eigen stookgedrag alsmede het vermijden van een onnodig elektriciteitsverbruik bijdragen aan een lagere energierekening.
Bij vaststelling van de Miljoenennota wordt jaarlijks bezien hoe de koopkracht van verschillende inkomensgroepen zich ontwikkelt. Wanneer er sprake is van een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling kan het kabinet op dat moment bijsturen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes