Vastgesteld 26 juni 2017
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 14 juni 2017 voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu. Bij brief van 23 juni 2017 zijn ze door de Minister van Infrastructuur en Milieu beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Veldhoven
De griffier van de commissie, Tijdink
Vraag 1
Hoe wordt bij de overheveling in 2017 en 2018 van 9,3 miljoen euro van het Infrastructuurfonds naar Begrotingshoofdstuk XII voor sociale veiligheid bij de NS rekening gehouden met de motie-De Boer/Van Helvert (Kamerstuk 28 642, nr. 78)?
Antwoord 1
Met de inzet van de middelen wordt rekening gehouden met de motie De Boer/Van Helvert (Kamerstuk 28 642, nr. 82, dit is de gewijzigde motie nr. 78). Het overhevelen in 2017 en 2018 van het bedrag van het Infrastructuurfonds naar Begrotingshoofdstuk XII voor sociale veiligheid bij NS, zal de besteding van de middelen niet beïnvloeden.
Begin 2016 heb ik NS een eenmalige extra bijdrage toegezegd voor extra maatregelen om de sociale veiligheid te vergroten en dan met name voor het uitbreiding van flexibele veiligheidsteams (TK 28 642, nr. 72). Ik heb hierbij aangegeven dat de extra maatregelen bij moeten dragen aan de veiligheid van NS-personeel en andere medewerkers in het OV en aan de veiligheid van de reizigers. NS zal de extra bijdrage besteden aan de inzet van flexteams na 22.00 uur op zondag t/m woensdag, inhuur van beveiliging op stations en innovatieve toepassingen voor het hele OV. Daarnaast is in relatie tot de motie van belang dat op 26 oktober 2016 het integrale actieprogramma in het OV door vervoerders, vakbonden, politie, decentrale overheden en het Rijk is vastgesteld (TK 28 642, nr. 94). Door middel van concrete doelstellingen en 23 maatregelen werken we gezamenlijk aan het vergroten van de sociale veiligheid in het OV. De kasschuif zelf zorgt niet voor vertraging in projecten.
Vraag 2
Kan de kasschuif van 250 miljoen euro via het generale beeld naar 2018 en 2019 nader worden toegelicht?
Antwoord 2
In de budgettaire prognose op de fondsen voor 2017 is op de beide fondsen geconstateerd dat programma-uitgaven in latere jaren plaatsvinden dan voorzien. Dit wordt met name veroorzaakt door autonome wijzigingen in de programmering, waardoor de middelen niet in 2017, maar in latere jaren benodigd zijn. Autonome wijzigingen worden veroorzaakt door externe factoren en niet door beleidsmatige keuzes. Om de benodigde kasmiddelen op de programmering voor 2017 aan te laten sluiten, is een kasschuif in de Voorjaarsnota opgenomen.
Vraag 3
Waarom vindt deze plaats en kan dit geld niet worden ingezet voor projecten in 2017, bijvoorbeeld voor projecten en programma’s waarvoor bij ontwerpbegroting 2017 is besloten deze te temporiseren ter verlaging van de overprogrammering? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Bij de ontwerpbegroting 2017 zijn projecten en programma’s vertraagd om de overprogrammering over de gehele begrotingsperiode (tot en met 2021) te verlagen. Deze temporisering heeft vooral betrekking op projectuitgaven in de periode na 2020. Voor deze projecten stonden er dus vrijwel geen uitgaven in het jaar 2017 geraamd. Het is dus ook niet mogelijk om uitgaven voor deze projecten nu naar 2017 te versnellen. Verder zijn er op zo’n korte termijn ook geen verdere versnellingsopties naar dit jaar.
Vraag 4
In hoeverre is er nog sprake van overprogrammering na deze kasschuif?
Antwoord 4
In 2017 bedraagt de overprogrammering op het IF 363 miljoen euro en DF 47 miljoen euro in (totaal 410 miljoen euro). De benodigde overprogrammering wordt bij OB 2018 opnieuw bezien.
Vraag 5
Welke consequenties heeft de kasschuif in het Infrastructuurfonds voor de MIRT-projecten (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport)?
Antwoord 5
De kasschuif in het IF heeft geen consequenties voor de MIRT-projecten; er vindt door de kasschuif geen wijziging plaats in de MIRT-projecten. De schuif is het gevolg van autonome wijzigingen van de programmering. In het antwoord op vraag 2 is dit toegelicht. In de volgende jaren zijn de middelen benodigd voor de realisatie van de MIRT-projecten.
Vraag 6
Kan worden toegelicht waarom er in 2016 slechts een reservering van 40 miljoen euro is getroffen voor het regeringsvliegtuig?
Antwoord 6
Zoals gemeld in de begroting 2017 van IenM heeft het kabinet in 2016 als eerste stap € 40 miljoen in 2016 gereserveerd voor de kosten van de vervanging van het regeringsvliegtuig. Er is voor gekozen de totale kosten van de vervanging te dekken wanneer op grond van de uitkomsten van de aanbestedingsprocedure voor het vervangende toestel en van de verkoopprocedure van het oude regeringsvliegtuig duidelijk zou worden wat de totale kosten van de vervanging zouden zijn. Bij begroting 2017 was nog geen zicht op deze uitkomsten. Nu deze bekend zijn, is de Kamer bij eerste suppletoire begroting 2017 geïnformeerd over de dekking van de totale kosten van de vervanging.
Vraag 7
Wat is de omvang van het afgeroomde surplus aan eigen vermogen van de Inspectie Leefomgeving en Transport en welke afspraken zijn hierover gemaakt?
Antwoord 7
Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is conform de Regeling agentschappen gebonden aan een maximumomvang van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Met ILT is afgesproken dat – conform de Regeling agentschappen – het surplus eigen vermogen van € 4,8 miljoen (stand ultimo 2016) bij Voorjaarsnota 2017 zou worden afgedragen ten gunste van de eigenaar (IenM). Deze afdracht heeft inmiddels plaatsgevonden.
Vraag 8
Waarom vinden er overboekingen plaats ten behoeve van het programma Beter Benutten? Kunnen alle mutaties bij Voorjaarsnota die samenhangen met Beter Benutten schematisch worden weergegeven?
Antwoord 8
De middelen van Beter Benutten staan geraamd op het Infrafonds. Vanuit het IF vinden mutaties plaats om de uitgaven van de programmadirectie Beter Benutten te dekken die om verantwoordingstechnische redenen op H XII dienen plaats te vinden. Daarnaast vinden mutaties plaats naar het provincie- en gemeentefonds en de Brede Doeluitkering om de lagere overheden van financiële middelen te voorzien voor het uitvoeren van de met de regio afgesloten gebiedspakketten in de Twaalf Beter Benutten regio’s.
In de bijlage zijn de Voorjaarsnotamutaties opgenomen die samenhangen met Beter Benutten1.
N.a.a. de kabinetsreactie Interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) «Flexibiliteit in infrastructurele planning» wordt overigens een wetswijziging in gang gezet van de Wet Infrastructuurfonds die erop gericht is de reikwijdte van het IF zodanig te verbreden dat ook niet-investeringsuitgaven (zoals Beter Benutten) die direct bijdragen aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van investeringen in infrastructuur bekostigd kunnen worden uit het IF.
Vraag 9
Welke projecten worden met deze extra middelen precies gefinancierd?
Antwoord 9
In samenwerking met regionale overheden, werkgevers, vervoerders en verladers worden in 12 regio’s concrete maatregelenpakketten uitgevoerd. Inmiddels zijn op dit moment in totaal 179 Plannen van Aanpak in uitvoering genomen, onderverdeeld naar 467 maatregelen. Deze maatregelen op het gebied van infrastructurele wegaanpassingen (9%), logistiek (11%), ITS/incidentmanagement (8%), fiets (31%) en OV (17%) worden in samenhang met elkaar geïmplementeerd.
Vraag 10
Hoeveel is er tot nu totaal aan Beter Benutten 2 uitgegeven en welke resultaten zijn daarmee tot nu toe bereikt? Als de voorlopige resultaten nog niet bekend zijn, wanneer kan de Kamer daar dan wel informatie over verwachten?
Antwoord 10
De uitvoering van de maatregelen vindt decentraal plaats. Het Ministerie van IenM/programma Beter Benutten heeft geen financieel inzicht in jaarlijkse bestedingen en onderverdeling in projecten per regio. In de tweede helft van 2018 zal Beter Benutten 2 financieel worden afgehecht. Dan zijn de totale uitgaven per regio bekend.
Eind 2017 zullen via het MIRT-proces de eerste resultaten van het programma worden gecommuniceerd; in de tweede helft van 2018 zal een eindevaluatie van het programma worden opgesteld.
Vraag 11
Wat houdt de herschikking tussen de budgetten Opdrachten Wegverkeersbeleid en Opdrachten BOA (beleidsondersteuning en -advies) wegverkeersbeleid van 0,912 miljoen euro exact in?
Antwoord 11
In 2017 zijn er voor Beleidsondersteuning en Advies (BOA) minder opdrachten aan RWS verstrekt. De hierdoor ontstane budgettaire ruimte is aangewend voor extra opdrachtenbudget in het kader van wegverkeersbeleid.
Vraag 12
Is het een eenmalige subsidiëring die u levert aan Dutch Caribbean Air Navigation Service Provider (DC-ANSP)? En van welke «onaanvaardbare stijging voor het gebruik van luchtverkeersdienstverlening op en rond Bonaire International Airport» is er sprake? Hoe kan dit in de toekomst worden vermeden?
Antwoord 12
Deze subsidiëring is eenmalig en uitsluitend bedoeld voor de eerstkomende tariefperiode, die zal lopen t/m 31 december 2019. De desaldering in het kader van deze subsidie vindt plaats middels de Eurocontrol internal tax, zijnde het verschil tussen de ontvangsten afkomstig van Eurocontrol voor de luchtdienstverlening in het hogere luchtruim en de door de LVNL namens de Staat der Nederlanden aan Eurocontrol betaalde contributies inzake Eurocontrol. Hierdoor heeft de subsidie geen gevolgen voor de Nederlandse belastingbetaler.
Met de subsidiëring wordt voorkomen dat er sprake is van een dusdanige grote tariefstijging (ruim 150%) ten opzichte de vorige tariefperiode, dat deze kan leiden tot ernstige marktverstoring en een besluit van airlines om niet langer op Bonaire te vliegen. Met de subsidiëring wordt de tariefstijging beperkt tot een niveau dat door de markt geabsorbeerd kan worden en niet tot vraaguitval zal leiden. De hoogte van het tarief is afhankelijk van het verkeersvolume en de kosten voor de dienstverlening. Ten opzichte van de vorige tariefperiode bleek het verkeersvolume sterk afgenomen en zijn de kosten gestegen. Voor de volgende tariefperiode (vanaf 2020) wordt een stabielere tariefontwikkeling verwacht op basis van een realistisch geachte verkeersprognose. Al laat dit onverlet dat de ontwikkeling van het verkeersvolume in een kleine markt als Bonaire sterk afhankelijk is van externe factoren. Daarnaast zijn recent de luchtverkeersleidingsystemen voor Bonaire gemoderniseerd, en is er een nieuwe verkeerstoren in gebruik genomen. Hiermee is er geen noodzaak tot significante investeringen in de nabije toekomst, en is de verwachting dat de kostenstijging in de komende jaren beperkt zal zijn.
Vraag 13
Hoeveel geld gaat er precies naar de uitvoering van de Duurzame Brandstofvisie en waar worden deze middelen concreet aan uitgegeven?
Antwoord 13
Het kabinet heeft 30,1 miljoen euro, verdeeld over meerdere jaren, beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de Duurzame Brandstofvisie. Het geld zal naar verwachting worden besteed aan alternatieve tank- en laadinfrastructuur, zero- en low emissie vracht- en busvervoer en geavanceerde biobrandstoffen.
Ten behoeve van de uitvoering van het bestuursconvenant zero-emissie busvervoer zal aan het IPO een bijdrage worden geleverd via het provinciefonds. Een ander deel van de middelen wordt als cofinanciering ingezet zodat optimaal gebruik wordt gemaakt van middelen die vanuit Europese fondsen beschikbaar zijn. Tenslotte zal een RVO-subsidieregeling op basis van het Kaderbesluit Subsidies IenM beschikbaar komen, waarbij partijen projectvoorstellen kunnen indienen. Bij de toekenning van middelen onder de regeling zal een onafhankelijke expertcommissie worden betrokken.
Vraag 14
Van wat voor soort uitvoeringskosten is sprake bij de bijdrage aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEA)?
Antwoord 14
Het gaat om uitvoeringskosten voor het borgen dat bedrijven die deelnemen aan het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) en de wet- en regelgeving voor hernieuwbare energie vervoer en brandstoffen luchtverontreiniging (EV) aan hun verplichtingen voldoen. De uitvoeringskosten bestaan uit: het verlenen en actualiseren van emissievergunningen, het toewijzen en verlenen van emissierechten, het beheren van de registers voor EU ETS en EV en het toezicht houden op de naleving van wetten en regels.
Vraag 15
Is er in het kader van Carbon Pricing alleen sprake van een herschikking of van extra budget? Is het per saldo budgetneutraal?
Antwoord 15
De bijdrage aan de Wereldbank komt uit bestaande middelen, door middel van een herschikking, en leidt daarmee niet tot extra uitgaven. Daarmee is deze bijdrage budgetneutraal.
Vraag 16
Hoe profiteren de getroffen ondernemers exact van de 1 miljoen euro die vanuit de compensatieregeling voor ondernemers die wonen in steden met een milieuzone worden geheralloceerd naar de Duurzame Brandstofvisie?
Antwoord 16
Op dit moment ben ik in gesprek met EVO/Fenedex en betrokken gemeenten om tot een gedeeld beeld te komen op welke manier het beste invulling kan worden gegeven aan de motie Ronnes c.s. [TK 2016–2017, 30 196 nr. 531]. Nadat hierover overeenstemming is bereikt, moeten juridische en uitvoeringstechnische voorbereidingen worden getroffen om de subsidies te kunnen verstrekken. De ervaring leert dat hiervoor ongeveer 6 maanden nodig is en een subsidieregeling in de loop van 2018 kan worden opengesteld. Binnen de IenM-begroting zullen op dat moment de benodigde financiën worden gereserveerd.
Vraag 17
Om wat voor soort steekproefcontroleprogramma op het gebied van verkeersemissies van TNO gaat het? Hoeveel budget gaat daar precies heen?
Antwoord 17
Onder artikel 20.01.01 van de IenM-begroting is € 1,781 miljoen begroot voor Verkeersemissies. Van dat bedrag gaat ongeveer € 1 miljoen naar het steekproefcontroleprogramma Light Duty en Heavy Duty van TNO. Dat wordt ingezet voor het uitvoeren van emissiemetingen aan personen-, bestel- en vrachtauto’s. De meetresultaten zijn noodzakelijk voor onder andere het afleiden van emissiefactoren voor de berekeningen van de luchtkwaliteit in Nederland, het ontwikkelen van een roetfiltertest in de APK, de onderbouwing van onderhandelingen in Brussel, de ondersteuning voor gemeenten bij de keuze voor schonere bussen en vuilniswagens en de beleidsonderbouwing bij de transitie naar LNG vrachtwagens.
Vraag 18
Wat is de status van het project Slimme Gezonde Stad, dat in 2015 van start is gegaan? Op welke manier wordt gemeten of de projecten om Nederlandse steden slimmer en gezonder te maken, succesvol zijn? Wat is het beoogde doel van de Slimme Gezonde Stad, als het in 2018 eindigt? Wat is het resultaat van de inspanning in Maastricht?
Antwoord 18
Slimme en Gezonde Stad (SGS) is een programma met een looptijd van vier jaar: van begin 2015 tot en met medio 2018. Hierin maakt het Ministerie van IenM afspraken met andere overheden over het uitvoeren van projecten gericht op het permanent verbeteren van de leefomgevingskwaliteit in steden. Met de volgende zes steden zijn intentieovereenkomsten gesloten voor het uitvoeren van een SGS pilot: Rotterdam, Schiedam, Utrecht, Groningen, Nijmegen en Eindhoven. Tevens wordt er een kennis- en leertraject uitgevoerd. Zie www.slimmeengezondestad.nl
Er vindt vanuit het Ministerie van IenM, naast de reguliere, nationale monitoring van de luchtkwaliteit en de geluidmetingen langs rijks- en spoorwegen, geen additionele monitoring plaats van de luchtkwaliteit en geluidomgeving in de zes steden.
Het beoogde doel van het SGS programma is door middel van de in de intentieovereenkomsten vastgelegde afspraken in de zes steden te experimenteren met verschillende opties om de lucht- of geluidkwaliteit te verbeteren. De planning is om deze afspraken in 2018 uitgevoerd te hebben. De steden wisselen onderling en met andere steden hun leerervaringen uit in netwerkbijeenkomsten en congressen. Communicatie vindt ook plaats door middel van de website en publicaties. De partijen van de intentieovereenkomsten, waaronder de pilot-steden en het Ministerie van IenM, werken samen aan de uitvoering.
De projectorganisatie A2 Maastricht heeft een actieprogramma verduurzaming opgesteld, getiteld «Mijn Gezonde Groene Loper 2030». Het Ministerie van IenM heeft vanuit Slimme en Gezonde Stad budget beschikbaar gesteld om bij de uitwerking van het actieprogramma ook aandacht te kunnen geven aan gezondheidsaspecten bij de gebiedsontwikkeling; dit aanvullend op het bereikbaarheidsbudget voor de inmiddels opengestelde A2 tunnel.
Vraag 19
Om welke reden is de compensatieregeling milieuzonering mislukt?
Antwoord 19
Op dit moment ben ik in gesprek met EVO/Fenedex en betrokken gemeenten om tot een gedeeld beeld te komen op welke manier het beste invulling kan worden gegeven aan de motie Ronnes c.s. [TK 2016–2017, 30 196 nr. 531]. Nadat hierover overeenstemming is bereikt, moeten juridische en uitvoeringstechnische voorbereidingen worden getroffen om de subsidies te kunnen verstrekken. De ervaring leert dat hiervoor ongeveer 6 maanden nodig is en een subsidieregeling in de loop van 2018 kan worden opengesteld. Binnen de IenM-begroting zullen op dat moment de benodigde financiën worden gereserveerd.
Vraag 20
Hoe staat het met het afvalbeheer in Caribisch Nederland? Waarom is er een technische verschuiving nodig om inzicht te krijgen in de budgetten? Wanneer krijgt de Kamer dat inzicht?
Antwoord 20
Voor Bonaire is het plan «Afvalbeheer op Maat» opgesteld. Hieraan wordt in de periode 2017 – 2022 uitvoering gegeven. Hiervoor is € 10 mln. gereserveerd. Voor Sint Eustatius is voor 2018 € 0,3 mln. gereserveerd voor het afdekken van de stortplaats.
De technische verschuiving binnen het opdrachtenbudget op artikel 21.05.01 was nodig om een apart budget aan te maken om de uitgaven afvalbeheer Caribisch NL in de begrotingscyclus apart te kunnen begroten en te verantwoorden. De Kamer ontvangt het inzicht sinds de Ontwerpbegroting 2017.
Vraag 21
Wanneer komt er een evaluatie van de activiteiten en planning van Milieu Centraal?
Antwoord 21
In 2015 heeft een externe evaluatie plaats gevonden. Het rapport is op 29 februari 2016 naar de Kamer gezonden (Kamerstuk 30 196, nr. 402) en tijdens het Algemeen Overleg Duurzaamheid en Milieu van 18 januari 2017 aan de orde geweest.
Vraag 22
Hoeveel extra budget voor de subsidieregeling verwijderen asbestdaken is er naar uw inschatting in totaal nodig om alle eigenaren van asbestdaken te ondersteunen bij het saneren van hun dak?
Antwoord 22
De subsidieregeling verwijderen asbestdaken is bedoeld om de sanering te stimuleren zodat eigenaren van asbestdaken niet wachten met saneren tot 2023. De subsidieregeling is derhalve nooit bedoeld om de verwijdering van alle asbestdaken te subsidiëren.
Vraag 23
Wat is de toegevoegde waarde van het programmabureau versnellingsaanpak asbestdaken? Hoe is dit programmabureau samengesteld? Welke indicatoren zijn afgesproken? Gezien de versnelling in de toewijzing van het budget per jaar, wat gebeurt er als het budget op is? Wat gebeurt er voor de 2,2 miljoen euro?
Antwoord 23
Het programmabureau asbestdaken faciliteert het verbod op de asbestdaken door bijvoorbeeld communicatie en financieringsarrangementen te ontwikkelen en door wet- en regelgeving te analyseren op knelpunten. Dit alles in overleg met decentrale partners en branchepartijen. Ook ondersteunt het programmabureau partners bij het ontwikkelen van eigen saneringsprogramma’s. Het programmabureau bestaat uit 4 medewerkers (niet voltijd). De voortgang van de sanering wordt gevolgd door het verloop van de subsidieregeling en door het aantal gesaneerd m2. Het programmabureau wordt dit najaar gegund conform Europese aanbestedingsregels. Het bedrag van € 2,2, mln. is niet alleen bestemd voor de kosten van het programmabureau. Deze € 2,2 mln. wordt onder andere ingezet voor:
a. de uitvoeringskosten van de RVO voor de subsidieregeling verwijderen asbestdaken en de subsidieregeling versterken omgevingsveiligheid chemische sector. Deze kosten worden op artikel 19 verantwoord;
b. de binnen artikel 22 te verantwoorden uitgaven van het programmabureau en incidentele subsidies;
c. de kosten gemoeid met de overdracht van taken naar artikel 13 ten behoeve van de implementatie omgevingswet.
Vraag 24
Hadden de diensten voor Rijkswaterstaat, waarvoor de bijdrage aan het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KNMI) met 2,4 miljoen euro is verhoogd, niet uitgevoerd kunnen worden door een commerciële marktpartij? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Waarom zijn deze diensten direct naar het KNMI gegaan? In hoeverre strookt dit met het beleid dat het KNMI alleen verantwoordelijk is voor de kerninfrastructuur en niet mag concurreren met marktpartijen?
Antwoord 24
Voor veiligheid gerelateerde meteorologische dienstverlening zijn overheden bij wet gebonden aan het KNMI. Dat geldt ook voor de uitvoeringstaken van RWS gericht op waterveiligheid en veilig verkeer. RWS betaalt vanaf 2013 jaarlijks ongeveer 2,4 miljoen euro voor de dienstverlening die altijd al werd afgenomen.
Vraag 25
Welke consequenties hebben de loon- en prijsbijstellingen voor de besteedbare ruimte in het Infrastructuurfonds?
Antwoord 25
Bij de eerste suppletoire begroting is de loon- en prijsbijstelling toegevoegd aan artikel 99 Nominaal en onvoorzien op de begroting HXII. De loon- en prijsbijstelling wordt bij de ontwerpbegroting 2018 overgeheveld naar artikelen binnen de begroting Hoofdstuk XII, het Infrastructuurfonds, en het Deltafonds.
Op het Infrastructuurfonds wordt bij de ontwerpbegroting 2018 op basis van onderliggende (juridische) afspraken de loon- en prijsbijstelling aangewend om projecten en programma’s op het prijspeil van 2017 te brengen. De investeringsruimte wordt eveneens op prijspeil 2017 gebracht.
Vraag 26
Kan de mutatie op de post Onderhoud à 348 miljoen euro nader worden toegelicht?
Antwoord 26
Deze post van 348 miljoen betreft de nog uit te voeren werkzaamheden die vanaf de balans van het agentschap RWS worden toegevoegd aan het budget. In de agentschapsbegroting van Rijkswaterstaat is de balanspost reeds uitgevoerde/nog uit te voeren werkzaamheden opgenomen. De omvang van deze balanspost wordt aan het eind van ieder jaar rekenkundig bepaald. De post is bedoeld om vertragingen en/of versnellingen in de werkzaamheden van het agentschap Rijkswaterstaat op te vangen. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden kan immers blijken dat deze op een later of eerder moment gerealiseerd zullen worden dan tijdens de planning van de begroting was voorzien. Dat kan diverse oorzaken hebben. Zo wordt met uitstel en vervroegen van onderhoud beoogd om efficiënter en met minder hinder te werken. Daarnaast kan er sprake zijn van uitvoeringstegenvallers of vertragingen in de aanbestedingsprocedures.
Vraag 27
Wanneer zal de omvang van uw opdracht aan de NEA wel duidelijk zijn? Zal er vanaf dat moment niet meer met externe inzet worden gewerkt door de NEA?
Antwoord 27
De omvang van de opdracht van KLG aan de NEa voor 2017 is duidelijk. In het exploitatieoverzicht van de NEa is de opdracht middels post omzet IenM inzichtelijk gemaakt. De consequentie op het eigen personeel van de NEa is echter nog niet duidelijk. Zo lang dit niet duidelijk is wordt tijdelijk met externe inzet gewerkt.