Vastgesteld 27 juni 2017
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 14 juni 2017 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 26 juni 2017 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
1
Met welke maatregelen is de taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's uit het regeerakkoord 2010 belegd? Met welke maatregelen is de taakstelling rijksoverheid (incl. ZBO's) uit het regeerakkoord 2012 belegd? Welk bedrag van deze cumulatieve taakstellingen is thans gerealiseerd? Kan in een tabel inzichtelijk gemaakt worden wat de beoogde taakstelling was en hoeveel er gerealiseerd is (per jaar vanaf 2010 en doorlopend tot het laatste jaar)?
Antwoord:
Het kabinet streeft naar een efficiënte rijksdienst. Om dat te bereiken zijn in de regeerakkoorden 2010 (Rutte I) en 2012 (Rutte II) taakstellingen voor personeel en materieel ingeboekt op de begrotingen van de kerndepartementen, baten-lastenagentschappen en ZBO’s, de zogeheten apparaatsbudgetten. Deze budgetten omvatten de kosten voor eigen personeel, externe inhuur, huisvesting en ICT.
Bij aanvang van de regeerperiodes in 2010 en 2012 hebben alle ministeries de opgelegde taakstellingen verwerkt in hun begrotingen. Een toelichting op de invulling van de taakstelling Rutte II is terug te vinden onder het «Centraal apparaat» artikel van elk departement.
Bezuinigingen Rijksdienst (bedragen x € 1 miljard) |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Regeerakkoord 2010 |
0 |
0,4 |
1,1 |
1,5 |
1,6 |
1,7 |
1,8 |
Regeerakkoord 2012 |
0,4 |
0,9 |
1,1 |
||||
Totaal |
0 |
0,4 |
1,1 |
1,5 |
2,2 |
2,7 |
2,9 |
De vakministers zijn op hun eigen begroting verantwoordelijk om de ingeboekte taakstellingen met maatregelen in te vullen en deze te realiseren. Om de vakministers daarbij te helpen is bij Rutte I het programma Compacte Rijksdienst gestart (afgerond per 1-1-2016) en bij Rutte II de hervormingsagenda Rijksdienst. De realisatie van de taakstellingen bij de verschillende onderdelen wordt niet centraal bijgehouden, maar is aan de vakministers.
Los van de taakstellingen Rutte I en II heeft het kabinet – naast jaarlijkse indexatie van budgetten – besluiten genomen om te intensiveren op apparaat. In de begroting is het saldo van plussen en minnen zichtbaar.
2
Wat wordt ermee bedoeld dat de doorbelastingsopgave 2015 voor de jaren 2017 en 2018 een alternatieve invulling heeft? Waarom is er minder uitgegeven aan de Generieke Digitale Infrastructuur?
Antwoord:
De doorbelastingsopgave is het betalen van de afnemende gebruikers voor gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). De doorbelastingsopgave voor 2017 en 2018 is ingevuld door departementen. Deze departementen komen niet noodzakelijkerwijs één op één overeen met de organisaties die daadwerkelijk gebruik maken van de GDI. 2017 en 2018 zijn overbruggingsjaren naar een doorbelasting van de GDI naar gebruikers per 2019.
Het bedrag met betrekking tot de GDI-doorbelasting dat bij eerste suppletoire begroting zichtbaar is, betreft een kasschuif om het betreffende deel van de bijdragen van de departementen van 2017 naar 2018 over te hevelen. Dit leidt dus niet tot een vermindering van het GDI budget.
3
Waarom is meer uitgegeven aan dienstverleningsopdrachten door andere ministeries? Zijn de prijzen van producten verhoogd of is er sprake van een hogere vraag? In hoeverre is deze onderlinge dienstverlening ook vennootschapsbelastingplichtig?
Antwoord:
Het kerndepartement van BZK sluit geen dienstverleningsopdrachten (DVO) met andere ministeries. Derhalve kan niet beoordeeld worden of er meer aan dienstverleningsopdrachten is uitgegeven door andere ministeries. BZK sluit wel dienstverleningsovereenkomsten met baten-lastenagentschappen. Hiervoor is de systematiek dat ieder jaar bij 1e suppletoire wet de uitgaven en ontvangsten worden verhoogd ten opzichte van de stand Ontwerpbegroting; er is hierbij voor 2017 geen sprake van substantieel hogere prijzen van producten of een hogere vraag.
De mutatie houdt verband met de overheveling van het budget van het Ministerie van VenJ naar dat van BZK. Deze budgetoverheveling volgt uit de dienstverlening op het gebied van Personeel & Organisatie (P&O) die BZK verricht voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie (het Bestuursdepartement). Het is vooralsnog niet de verwachting dat dit tot hogere uitgaven leidt.
Dienstverlening voortvloeiend uit afgesloten DVO’s tussen ministeries is niet vennootschapsbelastingplichtig.
4
Wanneer is het initiële budget voor BRP vastgesteld en kunt u een overzicht geven van de momenten dat dit budget is bijgesteld en met hoeveel?
Antwoord:
Het door u gevraagde overzicht, ervan uitgaande dat u hiermee de situatie bij operatie Basisregistratie Personen bedoelt, treft u met nadere toelichting aan bij de informatie over de operatie Basisregistratie Personen op het Rijksictdashboard (rijksictdashboard.nl). De geschatte meerjarige projectkosten bedroegen in 2009 € 29,59 mln. Dit bedrag is bij de doorstart in 2013 bijgesteld tot een totaal van € 75 mln. De laatste bijstelling heeft plaatsgevonden in februari 2016, waarmee het budget voor de operatie BRP op het huidige kader van in totaal van € 82,95 mln. is vastgesteld.
5
Wanneer is de initiële tijdsplanning voor BRP vastgesteld en kunt u een overzicht geven van de momenten dat deze tijdsplanning is aangepast?
Antwoord:
Het door u gevraagde overzicht, ervan uitgaande dat u hiermee de situatie bij operatie Basisregistratie Personen bedoelt, treft u met nadere toelichting aan bij de informatie over de operatie BRP op het Rijksictdashboard (rijksictdashboard.nl).
De geschatte doorlooptijd voor het project bedroeg per 01-03-2009 74 maanden met als einddatum 01-05-2015. Per 01-09-2011 is deze doorlooptijd verlengd tot 86 maanden met als einddatum 01-05-2016. Eind 2013 is de doorlooptijd verlengd tot 118 maanden met als einddatum 31-12-2018. In februari 2016 is een verlenging van de doorlooptijd tot 134 maanden gemeld met als einddatum 15-05-2020.
6
In hoeverre is de bijdrage voor de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens bestemd voor het oplossen van gesignaleerde problemen bij het BRP?
Antwoord:
De bijdrage voor de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens is niet bestemd voor de kosten van de verwachte uitloop in de doorlooptijd van de operatie BRP. Verder verwijs ik u naar het antwoord bij vraag 7.
7
Waarom is de bijdrage voor de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens bijna verdubbeld (van 18 miljoen euro naar 38 miljoen euro)?
Antwoord:
Voor het overgrote deel (€ 17 mln.) is deze toename van € 20 mln. het gevolg van de toevoeging van extra budget voor de voorbereiding van de inbeheername van de nieuwe ICT voorzieningen die door het programma operatie BRP worden gebouwd. Daarnaast is sprake van extra kosten voor het regulier beheer. De raming voor de inbeheername en de dekking daarvan zal worden bezien in het kader van de vervolgaanpak naar aanleiding van het kabinetsstandpunt over het BIT-advies operatie BRP. Dit kabinetsstandpunt zult u voor het zomerreces ontvangen.
8
Wat is de oorzaak van de stijging van de kosten voor het regulier beheer en de exploitatie van de Basisregistratie Personen?
Antwoord:
In de afgelopen jaren zijn de kosten voor het beheer en de exploitatie van de centrale voorzieningen voor de BRP gestegen. Dit komt onder andere door de strengere eisen met betrekking tot informatieveiligheid en de hogere vergoeding die gemeenten ontvangen voor de gestegen kosten als gevolg van de toename van het aantal registraties van niet-ingezetenen.
9
Wie maakt gebruik van de Basisregistratie Personen? Welke en hoeveel instanties/gemeenten zijn dat inmiddels?
Antwoord:
Ruim duizend (overheids)instanties gebruiken gegevens uit de BRP, waaronder alle gemeenten, grote uitvoeringsorganisaties als de Belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank en het Centraal Justitieel Incassobureau, en organisaties met een publieke functie zoals zorgverzekeraars en pensioenfondsen.
10
Hoeveel stijging van de kosten is verbonden aan regulier beheer en exploitatie, overgang van de huidige ICT-voorzieningen voor het BRP-stelsel naar de nieuwe ICT-voorzieningen en de aanpassingen in het stelsel als gevolg daarvan? Graag een onderverdeling van de uitgaven naar deze drie categorieën over de begrotingsjaren 2017, 2018, 2019, 2020 en 2021.
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 7. De meerjarige raming voor de inbeheername en de dekking daarvan zal worden bezien in het kader van de vervolgaanpak naar aanleiding van het kabinetsstandpunt over het BIT-advies operatie BRP.
11
Welke aanpassingen aan het stelsel zijn noodzakelijk als gevolg van de overgang van de huidige ICT-voorzieningen voor het BRP-stelsel naar de nieuwe ICT-voorzieningen? Wat zijn de huidige ICT-voorzieningen? En wat zijn de nieuwe ICT-voorzieningen?
Antwoord:
Om de overgang van de huidige ICT-voorzieningen naar de nieuwe mogelijk te maken, worden migratievoorzieningen gebouwd. De noodzakelijke aanpassingen van de ICT-voorzieningen zullen worden bezien in het kader van de vervolgaanpak naar aanleiding van het kabinetsstandpunt over het BIT-advies operatie BRP. Zie verder het antwoord op vraag 10.
12
Hoe verhoudt de toename van de personele uitgaven zicht tot het streven naar een compacte overheid?
Antwoord:
In het kader van Compacte Overheid neemt BZK – daar waar dit efficiënt is – taken over van andere departementen. De gedachte is dat het bundelen van de taken bij één ministerie (schaal) voordelen biedt ten opzichte van het organiseren van taken per departement en een bijdrage levert aan een efficiënt ingerichte bedrijfsvoering.
Bij BZK zijn en worden veel gebundelde bedrijfsvoeringstaken organisatorisch ondergebracht. De personele uitgaven van BZK nemen hiermee toe. Zo worden ieder jaar bij voorjaar werkzaamheden in rekening gebracht bij departementen. Een voorbeeld hiervan is Doc-Direkt, welk onderdeel ieder jaar inkomsten ontvangt van overige departementen en derden. Deze inkomsten zijn ter dekking van de personele uitgaven die nodig zijn om de gezamenlijke archiefwerkzaamheden uit te voeren.
Verder zijn er taken overgedragen aan BZK met de gedachte dat gezamenlijke uitvoering de efficiency in de bedrijfsvoering rijksbreed verbetert. Zo is in het kader van interdepartementale samenwerking besloten dat BZK de P&O dienstverlening gaat verzorgen voor het bestuursdepartement van het Ministerie van Veiligheid & Justitie (V&J). V&J heeft de taken en bijbehorende budgetten op dit terrein overgeheveld naar BZK. Ook de Algemene Bestuursdienst (ABD) ontvangt middelen van andere departementen voor onder meer het vergroten van het ontwikkelaanbod voor het hoger management binnen de Rijksdienst.