Gepubliceerd: 1 juni 2017
Indiener(s): Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34730-IX-2.html
ID: 34730-IX-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2017 wijzigingen aan te brengen in de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) en de Nationale Schuld (IXA).

De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. Leeswijzer

De voorliggende suppletoire begroting bevat de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de begroting 2017 van het Ministerie van Financiën. In paragraaf 2.1 is een overzicht opgenomen van de belangrijkste mutaties (mutaties groter of gelijk aan € 10 mln. voor artikel 1 t/m 10). Ook worden de belangrijkste mutaties voor de financiering van de staatsschuld toegelicht. Paragraaf 2.2 bevat per beleidsartikel een tabel budgettaire gevolgen van beleid. Na de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt een toelichting op de cijfers uit de kolom «mutaties 1e suppletoire begroting» gegeven. Hierbij worden tenminste de mutaties groter of gelijk aan € 2,5 mln. of 5% van de ontwerpbegrotingstand toegelicht. De mutaties kunnen zowel beleidsmatig als technisch (bijvoorbeeld overboekingen en ramingbijstellingen) van aard zijn. Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften behoeven de technische mutaties niet te worden toegelicht. Mutaties in de apparaatsuitgaven worden, voor zover deze betrekking hebben op overheveling van formatieplaatsen binnen de begroting of op overheveling tussen Financiën en andere departementen, niet nader toegelicht. De toelichting op de mutatie van de belastingontvangsten is in de Voorjaarsnota opgenomen.

2. Het beleid

2.1.1. Overzicht belangrijkste suppletoire uitgaven- en ontvangstenmutaties

De belangrijkste mutaties (uitgaven en ontvangsten groter of gelijk aan € 10 mln.) worden in onderstaande tabellen weergegeven en onder de tabel toegelicht. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij het betreffende artikel.

Tabel: overzicht belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties (x € 1.000)
 

Art. nr.

Uitgaven 2017

Stand oorspronkelijke vastgestelde begroting 2017

 

6.568.021

     

Belangrijkste suppletoire mutaties:

   

1) Mutaties belastingdienst

1

195.414

2) Deelname aan internationale instellingen

4

– 77.828

3) Schade-uitkering EKV

5

– 17.400

4) Onvoorzien

10

– 88.001

5) Loonbijstelling

10

57.524

6) Prijsbijstelling

10

13.511

Overige uitgaven (saldo)

 

24.776

Stand 1e suppletoire begroting 2017

 

6.676.017

Toelichting

  • 1. De mutatie op de uitgaven bij de Belastingdienst betreft een saldopost van met name de volgende mutaties: Voor de uitvoering van de Investeringsagenda is vanuit de Aanvullende Post € 80,6 mln. voor de instroom van nieuwe medewerkers en innovatieve projecten overgeheveld naar het artikel van de Belastingdienst. Daarnaast is € 53,3 mln. voor de vertrekregeling overgeheveld vanuit artikel 10 (+ € 133,9 mln.). Tevens zijn er aanvullend middelen vrijgemaakt binnen de begroting van Financiën voor het aannemen van personeel in bedrijfskritische functies om daarmee de continuïteit van het primaire proces te borgen. Daarnaast is € 35 mln. beschikbaar gesteld voor het programma rationalisatie, dat bijdraagt aan het oplossen van de door de ARK als onvolkomenheid aangemerkte legacyproblematiek van verouderde en minder wendbare ICT-systemen.

  • 2. De uitkeringen van SMP- en ANFA-winsten aan Griekenland wordt uiteindelijk pas definitief besloten aan het einde van het derde Griekse programma in 2018. Vandaar dat de bedragen die vooralsnog gepland stonden voor 2017 in de begroting worden doorgeschoven naar 2018. Daarnaast schuiven de kapitaalverhogingen voor IBRD en IFC een cohort op naar 2018 t/m 2022.

  • 3. Momenteel doen zich geen directe grote schadedreigingen voor. Om deze reden kan de raming naar beneden worden bijgesteld.

  • 4. Er zijn middelen die gereserveerd stonden voor Switch overgeheveld naar artikel 1 voor het bekostigen van de vertrekregeling en het programma rationalisatie van de Belastingdienst.

  • 5. Het departement Financiën heeft in 2017 loonbijstelling van € 57,5 mln. ontvangen.

  • 6. Het departement Financiën heeft in 2017 prijsbijstelling van € 13,5 mln. ontvangen.

Tabel: overzicht belangrijkste suppletoire ontvangstenmutaties (x € 1.000)
 

Art. nr

Ontvangsten 2017

Stand oorspronkelijke vastgestelde begroting 2017

 

133.079.000

     

Belangrijkste suppletoire mutaties:

   

1) Belastingontvangsten

1

4.602.829

1) Ontvangsten boetes en schikkingen

1

– 45.000

2) Kosten vervolging

1

– 20.000

3) Opbrengst verkoop vermogenstitels

3

966.760

4) Dividend en afdrachten staatsdeelnemingen

3

– 32.000

5) Winstafdracht DNB

3

– 28.000

6) Lening SRH

3

160.000

7) Premies EKV

5

11.200

Overige ontvangsten (saldo)

 

8.306

Stand 1e suppletoire begroting 2017

 

138.703.095

Toelichting

  • 1. Het Hof heeft 7 juni 2016 geoordeeld dat er een wanverhouding bestaat tussen het niet tijdig betalen van de motorrijtuigenbelasting (MRB) en de opgelegde verzuimboete. Als gevolg van deze uitspraak zijn de boeteontvangsten op de begroting van de Belastingdienst (60 mln.) naar beneden bijgesteld. Voor een deel wordt deze tegenvaller gedekt met een structurele meevaller binnen het boetedossier (15 mln.). Per saldo wordt de raming met 45 mln. bijgesteld.

  • 2. Op basis van de realisatie 2016 wordt de raming van de ontvangsten van de doorberekende tarieven Kostenwet met € 20 mln. verlaagd.

  • 3. De verkoop van aandelen a.s.r. in januari en april 2017 heeft geleid tot een ontvangst van € 966,8 mln.

  • 4. De dividenden van staatsdeelnemingen vallen in 2017 lager uit dan verwacht. Dit heeft met name te maken met het methodebesluit van de ACM inzake Gasunie, wat leidt tot minder dividendontvangsten.

  • 5. Vanwege gedaalde marktrentes die leiden tot lagere rendementen valt de winstafdracht DNB in 2017 tegen.

  • 6. Op 1 mei jl. is de Kamer per brief geïnformeerd over het uitkeren van overtollige liquiditeiten van SRH aan de Staat, waarvoor SRH een vordering ontvangt. Deze transactie leidt tot een betalingsverplichting en ontvangst van naar verwachting € 160 mln. in 2017 (Kamerstuk 33 532, nr. 71).

  • 7. Reeds ontvangen premies EKV geven aanleiding tot een opwaartse bijstelling van de raming.

2.1.2 Overzicht belangrijkste mutaties schuldfinanciering en kasbeheer

In onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in uitgaven voor schuldfinanciering en kasbeheer weergegeven. De mutaties in deze posten zijn ook opgenomen in de tabellen in paragraaf 2.4. In die tabellen worden eveneens de overige mutaties gepresenteerd. Hieronder vallen de aflossingen en uitgiften van de staatsschuld en mutaties in de schuldverhouding van de Staat met de deelnemers aan het schatkistbankieren.

Overzicht belangrijkste mutaties schuldfinanciering en kasbeheer (x € 1 mln.)
 

2017

Mutaties netto rentelasten (EMU-saldo relevant) (+ is uitgave / – is ontvangst)

 

Stand ontwerpbegroting 2017

6.377

1. Bijstelling financieringsbehoefte

45

2. Bijstelling rentetarief

25

3. Effect schulduitgifte

22

4. Bijstelling rente interne schuldverhoudingen

– 10

Stand 1e suppletoire begroting 2017 (alleen EMU-saldo relevante rentelasten en -baten)

6.459

   

Overige mutaties (niet EMU-saldo relevant)

 

Stand ontwerpbegroting 2017

– 1.483

5. Bijstelling rentederivaten

– 295

Stand 1e suppletoire begroting 2017 (niet EMU-saldo relevante rentelasten en -baten)

– 1.778

   

Stand 1e Suppletoire begroting 2017 (rentelaten en -baten incl. kasstromen a.g.v. derivaten)

4.681

Toelichting

  • 1. De financieringsbehoefte is sinds het opstellen van de begroting afgenomen vanwege de gunstigere raming van het EMU-saldo. Dit heeft met name een effect op de rentelasten van de vlottende schuld. Door de negatieve rente op de geldmarkt ontvangt de Staat rente op de kortlopende schuld. Een lagere kortlopende schuld betekent daarom lagere inkomsten. De netto-rentelasten stijgen hierdoor met € 45 mln.

  • 2. De raming van het rentetarief is iets naar boven bijgesteld in de CEP-raming van het CPB. Dit heeft een stijging van de verwachte rentelasten met € 25 mln. tot gevolg.

  • 3. Op het moment van schulduitgifte worden de rentelasten vastgelegd tegen het dan geldende rentetarief. Als gevolg hiervan is de raming van de rentelasten met € 22 mln. toegenomen.

  • 4. De verwachte netto rentelasten op de interne schuldverhouding zijn met € 10 mln. afgenomen. Dit komt met name door hogere ontvangsten op de uitstaande leningen van de agentschappen.

  • 5. Het voortijdig beëindigen van rentederivaten leidt tot een bijstelling van de rentebaten met € 295 mln. Dit is het saldo van de eenmalige ontvangsten voortijdige beëindiging (+ € 473 mln.) en de bijstelling van de rentebaten op de langlopende rentederivaten (– € 178 mln.). De beëindigde rentederivaten hebben per saldo een voor de Staat positieve marktwaarde, waardoor er sprake is van eenmalige ontvangst. Daar staat tegenover dat op een beëindigd rentederivaat meerjarig geen rente meer wordt ontvangen.

2.2 De beleidsartikelen (Financiën)

Dit hoofdstuk bevat de budgettaire tabellen van beleid per artikel van begroting IX. In principe worden de mutaties groter of gelijk aan € 2,5 mln. of 5% van de ontwerpbegrotingstand toegelicht. De leeswijzer geeft nader aan welke mutaties wel en niet toegelicht worden, derhalve wordt naar de leeswijzer verwezen.

Artikel 1 Belastingen

Budgettaire gevolgen van beleid Bedragen x € 1.000
 

Ontwerpbegroting (1)

Mutaties via NvW, ISB, motie en amendementen (2)

Vastgestelde begroting (3)

Mutaties 1ste suppletoire begroting (4)

Stand 1ste suppletoire begroting (5=3+4)

Mutaties 2018

Mutaties 2019

Mutaties 2020

Mutaties 2021

Verplichtingen

2.924.355

0

2.924.355

108.835

3.033.190

84.491

14.968

– 19.433

– 15.977

                   

Uitgaven (1) + (2)

2.924.355

0

2.924.355

195.414

3.119.769

108.377

31.913

– 7.190

– 10.819

                   

(1) Programma-uitgaven

121.045

0

121.045

29.991

151.036

0

0

0

0

waarvan juridisch verplicht

100%

               
                   

Rente

115.090

0

115.090

0

115.090

0

0

0

0

Belasting- en invorderingsrente

115.090

0

115.090

0

115.090

0

0

0

0

                   

Bekostiging

5.955

0

5.955

0

5.955

0

0

0

0

Proceskosten

3.561

0

3.561

600

4.161

600

600

600

600

Overige programma-uitgaven

2.394

0

2.394

– 600

1.794

– 600

– 600

– 600

– 600

                   

Bijdrage Agentschappen

0

0

0

29.991

29.991

0

0

0

0

Bijdrage aan Logius

0

0

0

29.991

29.991

0

0

0

0

                   

(2) Apparaatsuitgaven

2.803.310

0

2.803.310

165.423

2.968.733

108.377

31.913

– 7.190

– 10.819

                   

Personele uitgaven

2.089.360

0

2.089.360

251.148

2.340.508

76.719

39.319

14.319

14.319

waarvan: Eigen personeel

1.957.604

0

1.957.604

168.205

2.125.809

74.319

39.319

14.319

14.319

waarvan: Inhuur externen

131.756

0

131.756

82.943

214.699

2.400

0

0

0

                   

Materiële uitgaven

713.950

0

713.950

– 85.725

628.225

31.658

– 7.406

– 21.509

– 25.138

waarvan: ICT

227.761

0

227.761

– 30.199

197.562

39.600

0

0

0

waarvan: Bijdrage SSO's

174.518

0

174.518

6.509

181.027

0

0

0

0

waarvan: Overige

311.671

0

311.671

– 62.035

249.636

– 7.942

– 7.406

– 21.509

– 25.138

                   

Ontvangsten (3) + (4)

128.560.352

– 50.000

128.510.352

4.539.178

133.049.530

– 63.379

– 63.365

– 63.550

– 63.549

                   

(3) Programma-ontvangsten

128.539.772

– 50.000

128.489.772

4.537.829

133.027.601

– 65.000

– 65.000

– 65.000

– 65.000

Waarvan:

                 

Belastingontvangsten

127.681.119

– 50.000

127.631.119

4.602.829

132.233.948

0

0

0

0

                   

Rente

392.600

0

392.600

0

392.600

0

0

0

0

Belasting- en invorderingsrente

392.600

0

392.600

0

392.600

0

0

0

0

                   

Boetes en schikkingen

248.777

0

248.777

– 45.000

203.777

– 45.000

– 45.000

– 45.000

– 45.000

Ontvangsten boetes en schikkingen

248.777

0

248.777

– 45.000

203.777

– 45.000

– 45.000

– 45.000

– 45.000

                   

Bekostiging

217.276

0

217.276

– 20.000

197.276

– 20.000

– 20.000

– 20.000

– 20.000

Kosten vervolging

217.276

0

217.276

– 20.000

197.276

– 20.000

– 20.000

– 20.000

– 20.000

                   

(4) Apparaatsontvangsten

20.580

0

20.580

1.349

21.929

1.621

1.635

1.450

1.451

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Uitgaven (+ € 195,4 mln.)

De mutatie op de uitgaven betreft een saldopost van de volgende mutaties:

  • Voor de uitvoering van de Investeringsagenda is vanuit de Aanvullende Post € 80,6 mln. voor de instroom van nieuwe medewerkers en innovatieve projecten overgeheveld naar het artikel van de Belastingdienst. Daarnaast is € 53,3 mln. inzake de vertrekregeling overgeheveld vanuit artikel 10 (+ € 133,9 mln.);

  • Er zijn daarbovenop extra middelen vrijgemaakt binnen de begroting van Financiën voor het aannemen van personeel om daarmee de continuïteit van het primaire proces te borgen. Hiermee kunnen in 2017 490 FTE worden geworven voor bedrijfskritische functies, zie Kamerstukken II 2016–2017 31 066 nr. 33 1 (+ € 5 mln.);

  • Extra middelen om (ICT)-systemen en processen robuuster te maken (+ € 35 mln.);

  • Additionele middelen voor IV-uitgaven ten behoeve van de continuïteit van het primaire proces (+ € 10,9 mln.);

  • Een budgetneutrale desaldering in verband met de lagere ontvangsten kosten vervolging. Zie ook de toelichting bij opbrengsten Kosten vervolging (– € 20 mln.);

  • In 2016 was een onderuitputting op het apparaatbudget van de Belastingdienst aan de orde. Conform de gebruikelijke systematiek, is een deel hiervan aan de begroting van de Belastingdienst in 2017 toegekend (+ € 30 mln.);

  • Interdepartementale overboekingen en overige mutaties (per saldo + € 0,8 mln.).

Daarnaast heeft een budgetneutrale herschikking van de budgetten op artikelonderdeelniveau plaatsgevonden. De budgetten op artikelonderdeelniveau worden periodiek herijkt om recht te doen aan de dynamiek in de uitvoering. Een van deze herijking is de presentatie van de uitgaven aan Logius. Bij Ontwerpwet 2017 stonden deze onder apparaatsuitgaven gepresenteerd als ICT uitgaven. Echter, om betere aansluiting te krijgen bij de rijksbegrotingvoorschriften zijn deze uitgaven bij de 1e suppletoire apart gepresenteerd als bijdrage agentschappen onder programma uitgaven.

Ontvangsten

Belastingontvangsten (+ € 4,6 mld.)

In de Voorjaarsnota 2017 worden de mutaties van de belastingontvangsten toegelicht. De aansluiting met de bedragen in de begrotingstoelichting (artikel 1 Belastingen, tabel budgettaire gevolgen van beleid) ziet er als volgt uit:

 

Stand vastgestelde 2017 (1)

Mutaties 1e suppletoire (2)

Stand 1ste suppletoire begroting (3) = (1) + (2)

Totaal belastingontvangsten

159.979.411

5.302.725

165.282.136

– /- Afdracht Gemeentefonds

27.193.169

609.714

27.802.883

– /- Afdracht Provinciefonds

2.199.585

85.639

2.285.224

– /- Afdracht BTW-Compensatiefonds

2.922.888

9.556

2.932.444

– /- Afdracht BES-fonds

32.650

8.884

41.534

Belastingontvangsten IX

127.631.119

4.602.829

132.233.948

Apparaatontvangsten (+ € 1,4 mln.)

De Belastingdienst verwacht de komende jaren hogere apparaatontvangsten in verband met de doorbelasting van de verrichte werkzaamheden voor derden.

Boetes en schikkingen (– € 45,0 mln.)

Het Hof heeft 7 juni 2016 geoordeeld dat er een wanverhouding bestaat tussen het niet tijdig betalen van de motorrijtuigenbelasting (MRB) en de opgelegde verzuimboete. Als gevolg van deze uitspraak zijn de boeteontvangsten op de begroting van de Belastingdienst (€ 60 mln.) naar beneden bijgesteld. Voor een deel wordt deze tegenvaller gedekt met een structurele meevaller binnen het boetedossier (€ 15 mln.). Per saldo wordt de raming met € 45 mln. bijgesteld.

Opbrengsten Kosten vervolging (– € 20,0 mln.)

Op basis van de realisatie 2016 wordt de raming van de ontvangsten van de doorberekende tarieven Kostenwet met € 20 mln. verlaagd.

Artikel 2 Financiële Markten

Budgettaire gevolgen van beleid Bedragen x € 1.000
 

Ontwerp begroting (1)

Mutaties via NvW, ISB, motie en amendementen (2)

Vastgestelde begroting (3)

Mutaties 1ste suppletoire begroting (4)

Stand 1ste suppletoire begroting (5=3+4)

Mutaties 2018

Mutaties 2019

Mutaties 2020

Mutaties 2021

Verplichtingen

21.334

0

21.334

142.784

164.118

– 4.161

– 4.161

– 4.161

– 4.161

                   

waarvan garantieverplichtingen

                 

Garantie BES

 

0

0

135.000

135.000

0

0

0

0

                   

Uitgaven

21.334

0

21.334

7.784

29.118

6.259

165

65

65

                   

waarvan juridisch verplicht

63%

               
                   

Subsidies

436

0

436

0

436

0

0

0

0

CDFD

436

0

436

0

436

0

0

0

0

                   

Garanties

0

0

0

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Garantie Bes

0

0

0

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

                   

Bekostiging

12.772

0

12.772

478

13.250

265

165

65

65

Rechtspraak Financiële Markten

1.259

0

1.259

0

1.259

0

0

0

0

Muntcirculatie

11.263

0

11.263

0

11.263

0

0

0

0

Toezicht en handhaving MIF

250

0

250

0

250

– 130

– 130

– 130

– 130

PSD II

0

0

0

278

278

195

195

195

195

Overig

0

0

0

200

200

200

100

0

0

                   

Opdrachten

5.182

0

5.182

5.783

10.965

– 1.156

0

0

0

Wijzer in geldzaken

272

0

272

1.184

1.456

0

0

0

0

CDFD

4.910

0

4.910

1.199

6.109

– 1.156

0

0

0

Overig

0

0

0

3.400

3.400

0

0

0

0

                   

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

2.544

0

2.544

893

3.437

7.150

0

0

0

Bijdrage BES-toezicht en FEC

2.544

0

2.544

893

3.437

7.150

0

0

0

                   

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

400

0

400

– 370

30

0

0

0

0

Caribean Financial Action Taskforce

20

0

20

10

30

0

0

0

0

IASB

380

0

380

– 380

0

0

0

0

0

                   

Ontvangsten

13.927

0

13.927

432

14.359

0

0

0

0

                   

Bekostiging

5.184

0

5.184

0

5.184

0

0

0

0

Ontvangsten muntwezen

5.184

0

5.184

0

5.184

0

0

0

0

                   

Overig

8.743

0

8.743

432

9.175

0

0

0

0

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Garantie Bes (+ € 136 mln.)

Voor de BES wordt een depositogarantiestelsel (DGS) opgezet. Een amvb met die strekking zal naar verwachting voor de zomer van 2017 voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State. Voornemen is dat dit een DGS is dat ex post wordt gevuld. Hiertoe wordt een garantieregeling vastgesteld. De jaarlijkse premie daarvoor bedraagt € 1 mln. Deze premie wordt in een begrotingsreserve gestort waaruit geput kan worden indien er getrokken wordt op de garantie.

PSD II (+ € 0,3 mln.)

In het wetsvoorstel ter implementatie van de PSD II richtlijn (betaaldiensten) wordt de ACM als toezichthouder aangewezen voor een drietal onderdelen, te weten 1) surcharging, 2) toegang tot betaalsystemen en 3) toegang tot een betaalrekening bij een kredietinstelling. Op grond van de bestaande wetgeving (van EZ) kunnen deze kosten niet worden doorberekend aan de sector. En dient FIN in dit geval deze toezichtkosten te betalen.

Bekostiging overig (+ € 0,2 mln.)

In 2016 is een IMVO-bankenconvenant gesloten. De Minister van Financiën heeft zich in dat kader gecommitteerd om een deel van de kosten op zich te nemen. Deze kosten bedragen maximaal € 500.000 (cumulatief) met een looptijd van 3 jaar.

Wijzer in Geldzaken (+ € 1,2 mln.)

De activiteiten van Wijzer in Geldzaken worden mede gefinancierd met behulp van bijdragen die zijn verkregen van de sector. De sector heeft onlangs bevestigd dit jaar voor € 1,1 mln. zal bijdragen. Dientengevolge zullen de uitgaven met een overeenkomstig bedrag toenemen. Daarnaast zijn er in 2016 voor € 0,1 mln. aan programmaverplichtingen aangegaan die in 2017 worden betaald.

CDFD (+ € 1,2 mln.)

Met ingang van 1 april 2017 heeft de Minister het legestarief per afgenomen Wft-examen verhoogd van € 46 naar € 67 voor de periode tot 1 april 2019. Dit kostendekkende tarief is gebaseerd op recente prognoses inzake het aantal af te nemen examens in de periode tot 1 april 2019 en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten. Het budget is in overeenstemming gebracht met de aangepaste leges en de examenprognoses.

Overige opdrachten (+ € 3,4 mln.)

Deze mutatie betreft de compensatie voor depositohouders van de DSB-bank (incl. uitvoeringskosten). Doordat de door de oude DGS-richtlijn voorgeschreven betalingstermijn onjuist is omgezet in nationale wetgeving, is besloten dat Financiën deze kosten voor haar rekening neemt. Deze directe kosten worden geraamd op € 1,3 mln. De uitvoeringskosten van deze regeling worden geraamd op € 2,1 mln.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s (+ € 0,9 mln.)

Deze mutatie is opgebouwd uit drie onderdelen. Ten eerste de kosten (€ 0,4 mln.) voor het opstarten en onderhouden van het UBO-register, een register met informatie over uiteindelijke belanghebbenden (UBO’s) van BV’s, NV’s en andere juridische entiteiten zoals stichtingen, verenigingen en maatschappen. Ten tweede voert het FEC op verzoek van de betrokken ministers, in 2017 en 2018 een (pilot)project uit naar ongewenste buitenlandse financiering van non-profitorganisaties. De uitvoering van het (pilot)project vergt de extra inzet van specifieke analisten. Die kunnen deels door de FEC-partners worden geleverd en zullen deels extern door het FEC moeten worden geworven. In eerste instantie gaat het alleen om de financiering gedurende de pilot (2017–2018, € 0,2 mln.) Ten slotte zijn de gerealiseerde kosten van het toezicht van DNB op de BES-eilanden toegenomen het gevolg van de inhaalslag die heeft plaatsgevonden met de toetsing van beleidsbepalers op de BES. Verder vroeg het toezicht op bijkantoren van op Curaçao of Sint Maarten gevestigde instellingen in 2016 verhoogde aandacht (€ 0,3 mln.)

IASB (– € 0,4 mln.)

De betaling van het IASB voor 2017 heeft in 2016 plaatsgevonden. Dit leidt tot een eenmalige meevaller op het IASB in 2017.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Budgettaire gevolgen van beleid Bedragen x € 1.000
 

Ontwerpbegroting (1)

Mutaties via NvW, ISB, motie en amendementen (2)

Vastgestelde begroting (3)

Mutaties 1ste suppletoire begroting (4)

Stand 1ste suppletoire begroting (5=3+4)

Mutaties 2018

Mutaties 2019

Mutaties 2020

Mutaties 2021

Verplichtingen

169.528

0

169.528

7.972

177.500

– 352.596

– 282.596

– 2.596

– 2.596

waarvan betalingsverplichtingen

                 

Lening SRH

0

0

0

160.000

160.000

0

0

0

0

Kapitaaluitbreiding TenneT

150.000

0

150.000

– 150.000

0

– 350.000

– 280.000

0

0

                   

Uitgaven

169.528

0

169.528

– 2.028

167.500

– 2.596

– 2.596

– 2.596

– 2.596

                   

waarvan juridisch verplicht

99%

               
                   

Bijdrage aan RWT

10.096

0

10.096

– 2.596

7.500

– 2.596

– 2.596

– 2.596

– 2.596

NLFI

10.096

0

10.096

– 2.596

7.500

– 2.596

– 2.596

– 2.596

– 2.596

                   

Garantie

4.900

0

4.900

0

4.900

0

0

0

0

Dotatie begrotingsreserve TenneT

4.800

0

4.800

0

4.800

0

0

0

0

Regeling BF

100

0

100

0

100

0

0

0

0

                   

Opdrachten

4.532

0

4.532

568

5.100

0

0

0

0

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

4.532

0

4.532

568

5.100

0

0

0

0

                   

Vermogensverschaffing

150.000

0

150.000

0

150.000

0

0

0

0

Kapitaalinjectie TenneT

150.000

0

150.000

0

150.000

0

0

0

0

                   

Ontvangsten

1.316.590

0

1.316.590

1.064.099

2.380.689

– 84.500

– 22.500

– 2.500

– 278.500

                   

Vermogensonttrekking

1.301.625

0

1.301.625

906.760

2.208.385

– 82.000

– 20.000

0

– 276.000

Opbrengst verkoop vermogenstitels

0

0

0

966.760

966.760

0

0

0

0

Dividend en afdrachten staatsdeelnemingen

1.232.625

0

1.232.625

– 32.000

1.200.625

– 21.000

– 4.000

0

– 28.000

Winstafdracht DNB

69.000

0

69.000

– 28.000

41.000

– 61.000

– 16.000

0

– 248.000

waarvan SMP-Griekenland

54.000

0

54.000

0

54.000

0

0

0

0

waarvan investeringsportefeuille DNB

36.000

0

36.000

0

36.000

0

0

0

0

                   

Bijdrage aan RWT

9.250

0

9.250

– 1.793

7.457

– 2.500

– 2.500

– 2.500

– 2.500

NLFI

9.250

0

9.250

– 1.793

7.457

– 2.500

– 2.500

– 2.500

– 2.500

                   

Garanties

5.715

0

5.715

– 868

4.847

0

0

0

0

Premie-ontvangsten garantie Tennet

4.800

0

4.800

0

4.800

0

0

0

0

 

915

0

915

– 868

47

0

0

0

0

                   

Lening

0

0

0

160.000

160.000

0

0

0

0

Lening SRH

0

0

0

160.000

160.000

0

0

0

0

Toelichting

Verplichtingen

Lening SRH (+ € 160 mln.)

Op 1 mei jl. is de Kamer per brief geïnformeerd over het uitkeren van overtollige liquiditeiten van SRH aan de Staat, waarvoor SRH een vordering ontvangt. Dit wordt gedaan opdat SRH niet, op last van de accountant, dient te beschikken over een actief beleggingsbeleid. Deze transactie leidt tot een betalingsverplichting van de staat aan SRH en ontvangst voor de staat van naar verwachting € 160 mln. in 2017.

Kapitaaluitbreiding TenneT (– € 150 mln.)

Eind 2016 is de kapitaaluitbreiding TenneT in een contract geformaliseerd. Hiermee is de betalingsverplichting, die eerder begroot was voor 2017 t/m 2019, verschoven naar 2016.

Dit is ook zo in het jaarverslag over 2016 verwerkt. Er verandert niets aan de uitgaven, die nog altijd in 2017 t/m 2019 gepland staan.

Uitgaven

NLFI (– € 2,6 mln.)

De begroting van NLFI wordt meerjarig met € 2,6 mln. naar beneden bijgesteld, omdat NLFI structureel minder geld kwijt is aan de uitvoering van haar aandeelhouderschap i.v.m. de afbouw van het staatsbelang in de financiële deelnemingen.

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen (+ € 0,6 mln.)

Vanwege kosten die gemaakt worden omtrent onderzoek naar o.a. de onteigening van SNS Reaal wordt er in 2017 € 0,6 mln. meer aan uitvoeringskosten verwacht.

Ontvangsten

Opbrengst verkoop vermogenstitels (+ € 966,8 mln.)

De verkoop van aandelen a.s.r. in januari en april 2017 heeft geleid tot een ontvangst van € 966,8 mln.

Dividend en afdrachten staatsdeelnemingen (– € 32 mln.)

De dividenden van staatsdeelnemingen vallen in 2017 lager uit dan verwacht. Dit heeft met name te maken met het methodebesluit van de ACM inzake Gasunie, wat leidt tot minder dividendontvangsten.

Winstafdracht DNB (– € 28 mln.)

Vanwege gedaalde marktrentes die leiden tot lagere rendementen valt de winstafdracht DNB in 2017 tegen.

NLFI (– € 1,8 mln.)

De begroting van NLFI wordt meerjarig met € 2,5 mln. naar beneden bijgesteld. Incidenteel is er 2017 daarnaast een meevaller van € 0,7 mln. als gevolg van een verrekening over 2016.

Garantie overig (– € 0,9 mln.)

De garantie aan de NS inzake de Eurofima-leningen is in 2017 naar beneden bijgesteld, aangezien de gegarandeerde leningen grotendeels zijn afbetaald. Dit leidt ook tot een lagere garantiepremie.

Lening SRH (+ € 160 mln.)

Op 1 mei jl. is de Kamer per brief geïnformeerd over het uitkeren van overtollige liquiditeiten van SRH aan de Staat, waarvoor SRH een vordering ontvangt. Dit wordt gedaan opdat SRH niet, op last van de accountant, dient te beschikken over een actief beleggingsbeleid. Deze transactie leidt tot een betalingsverplichting van de staat aan SRH en ontvangst voor de staat van naar verwachting € 160 mln. in 2017.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

Budgettaire gevolgen van beleid Bedragen x € 1.000
 

Ontwerp

begroting (1)

Mutaties via NvW, ISB, motie en amendementen (2)

Vastgestelde begroting (3)

Mutaties 1ste suppletoire begroting (4)

Stand 1ste suppletoire begroting (5=3+4)

Mutaties 2018

Mutaties 2019

Mutaties 2020

Mutaties 2021

Verplichtingen

983.089

0

983.089

13.522.172

14.505.261

– 364.728

– 294.728

– 14.728

– 14.728

                   

Waarvan garantieverplichtingen:

                 

Garantie kredieten EU-betalingsbalanssteun

– 10.000

0

– 10.000

0

– 10.000

0

0

0

0

Garantie EFSM

– 12.000

0

– 12.000

0

– 12.000

0

0

0

0

Garanties aan DNB inzake IMF

0

0

0

13.600.000

13.600.000

0

0

0

0

                   

Uitgaven

121.757

0

121.757

– 77.828

43.929

416.286

344.545

276.558

218.238

                   

Waarvan juridisch verplicht

99%

               
                   

Deelname aan internationale instellingen

120.080

0

120.080

– 77.828

42.252

67.817

5.075

– 260

– 440

Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen

19.556

0

19.556

– 15.831

3.725

0

0

0

0

Deelname AIIB

37.944

0

37.944

583

38.527

5.557

5.045

0

0

Uitkering aan Griekenland

62.580

0

62.580

– 62.580

0

62.260

30

– 260

– 440

                   

Opdrachten

1.677

0

1.677

0

1.677

0

0

0

0

Technische assistentie kiesgroeplanden

1.677

0

1.677

0

1.677

0

0

0

0

                   
                   

Ontvangsten

3.799

0

3.799

0

3.799

0

0

0

0

                   

Deelname aan internationale organisaties

655

0

655

0

655

0

0

0

0

Ontvangsten IFI's

655

0

655

0

655

0

0

0

0

                   

Lening

3.144

0

3.144

0

3.144

0

0

0

0

Renteontvangsten lening Griekenland

3.144

0

3.144

0

3.144

0

0

0

0

Toelichting

Verplichtingen

Garantie aan DNB inzake IMF (+ € 13,6 mld.)

In 2017 zal cf. het middels aangekondigde voornemen een nieuwe bilaterale lening met het IMF worden afgesloten voor hetzelfde bedrag als de voorgaande lening uit 2012 die reeds verlopen is (€ 13,6 mld.). De Nederlandse bilaterale lening wordt verstrekt door DNB. De Nederlandse Staat staat voor het volledige bedrag garant (Kamerstuk 21501 07, nr. 1398). Zie bijlage voor het ingevulde toetsingskader1.

Uitgaven

Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen (– € 15,8 mln.)

Omdat de eventuele kapitaalverhogingen voor IBRD en IFC pas vanaf 2018 plaats zullen vinden zijn de stelposten in 2017 t/m 2021 verschoven naar 2018 t/m 2022.

Deelname AIIB (+ € 0,6 mln.)

De toegezegde Nederlandse kapitaalstorting bij de AIIB is USD 206,3 mln. en is voor de begroting afhankelijk van de wisselkoers van de Euro. Deze kapitaalstorting wordt tussen 2015 en 2019 in 5 gelijke tranches van elk USD 41,26 mln. betaald. In 2017 zal de derde tranche worden betaald van € 38,5 mln. Door wisselkoerseffecten vallen deze kosten hoger uit dan eerder geraamd.

Uitkering aan Griekenland (– € 62,6 mln.)

Onderdeel van het tweede leningenprogramma voor Griekenland was dat de inkomsten van nationale centrale banken uit Griekse staatsobligaties (Securities Markets Programme, afgekort SMP en de Agreement on Net Financial Assets, afgekort ANFA), die niet zijn meegenomen in de obligatieomruil van februari 2012, kunnen worden doorgegeven aan Griekenland. Door het aflopen van het tweede leningenprogramma zijn deze betalingen opgeschort. De uitkering van SMP- en ANFA-winsten die in de ontwerpbegroting gepland stonden voor 2017 zullen eventueel pas in 2018 plaatsvinden. Een mogelijk besluit hiertoe wordt aan het einde van het Griekse leningenprogramma in 2018 genomen.

Artikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

Budgettaire gevolgen van beleid Bedragen x € 1.000
 

Ontwerp begroting (1)

Mutaties via NvW, ISB, motie en amendementen (2)

Vastgestelde begroting (3)

Mutaties 1ste suppletoire begroting (4)

Stand 1ste suppletoire begroting (5=3+4)

Mutaties 2018

Mutaties 2019

Mutaties 2020

Mutaties 2021

Verplichtingen

10.616.525

0

10.616.525

0

10.616.525

0

0

0

0

waarvan garantieverplichtingen:

                 

Reguliere EKV

10.000.000

0

10.000.000

0

10.000.000

0

0

0

0

Investeringsverzekeringen

453.780

0

453.780

0

453.780

0

0

0

0

MIGA

150.000

0

150.000

0

150.000

0

0

0

0

                   

Uitgaven

88.145

0

88.145

– 17.400

70.745

– 12.700

– 4.800

– 4.800

– 4.800

                   

waarvan juridisch verplicht

100%

               
                   

Garanties

75.400

0

75.400

– 17.400

58.000

– 12.700

– 4.800

– 4.800

– 4.800

Schade-uitkering EKV

74.900

0

74.900

– 17.400

57.500

– 12.700

– 4.800

– 4.800

– 4.800

Schade-uitkering investeringsverzekeringen

500

0

500

0

500

0

0

0

0

                   

Opdrachten

12.687

0

12.687

0

12.687

0

0

0

0

Kostenvergoeding Atradius DSB

12.687

0

12.687

0

12.687

0

0

0

0

                   

Overige

58

0

58

0

58

0

0

0

0

Overige uitgaven

58

0

58

0

58

0

0

0

0

                   

Ontvangsten

257.092

0

257.092

11.200

268.292

11.200

0

0

0

Premies EKV

88.800

0

88.800

11.200

100.000

11.200

0

0

0

Premies investeringsverzekeringen

1.250

0

1.250

0

1.250

0

0

0

0

Schaderestituties EKV

154.542

0

154.542

0

154.542

0

0

0

0

Onttrekking begrotingsreserve Seno-Gom

12.500

0

12.500

0

12.500

0

0

0

0

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Schade-uitkering EKV (– € 17,4 mln.)

Momenteel doen zich geen directe grote schadedreigingen voor. Om deze reden kan de raming naar beneden worden bijgesteld.

Ontvangsten

Premies EKV (+ € 11,2 mln.)

Reeds ontvangen premies geven aanleiding tot een opwaartse bijstelling van de raming.

Artikel 6 BTW-compensatiefonds

Budgettaire gevolgen van beleid Bedragen x € 1.000
 

Ontwerp begroting (1)

Mutaties via NvW, ISB, motie en amendementen (2)

Vastgestelde begroting (3)

Mutaties 1ste suppletoire begroting (4)

Stand 1ste suppletoire begroting (5=3+4)

Mutaties 2018

Mutaties 2019

Mutaties 2020

Mutaties 2021

Verplichtingen

2.922.888

0

2.922.888

9.556

2.932.444

52

0

0

0

                   

Uitgaven

2.922.888

0

2.922.888

9.556

2.932.444

52

0

0

0

                   

waarvan juridisch verplicht

100%

               
                   

Bijdrage aan medeoverheden

2.922.888

0

2.922.888

9.556

2.932.444

52

0

0

0

w.v. bijdragen aan gemeenten en kaderwetgebieden

2.540.453

0

2.540.453

5.233

2.545.686

0

0

0

0

w.v. bijdragen aan provincies

382.435

0

382.435

4.323

386.758

52

0

0

0

                   

Ontvangsten

2.922.888

0

2.922.888

9.556

2.932.444

52

0

0

0

Toelichting

Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten

Het BCF is bijgesteld als gevolg van enkele overhevelingen van ministeries naar het Gemeente- en Provinciefonds. Omdat gemeenten en provincies voor deze uitkeringen recht hebben op btw- compensatie, wordt een deel van de uitkering overgeheveld naar het BCF.

Artikel 7 Beheer materiële activa

Budgettaire gevolgen van beleid Bedragen x € 1.000
 

Ontwerp begroting (1)

Mutaties via NvW, ISB, motie en amendementen (2)

Vastgestelde begroting (3)

Mutaties 1ste suppletoire begroting (4)

Stand 1ste suppletoire begroting (5=3+4)

Mutaties 2018

Mutaties 2019

Mutaties 2020

Mutaties 2021

Verplichtingen

308

0

308

– 308

0

– 308

– 308

– 308

– 308

                   

Uitgaven

308

0

308

– 308

0

– 308

– 308

– 308

– 308

                   

waarvan juridisch verplicht

0%

               
                   

Opdrachten

308

0

308

– 308

0

– 308

– 308

– 308

– 308

Beheerskosten DRZ

308

0

308

– 308

0

– 308

– 308

– 308

– 308

                   

Ontvangsten

1.800

0

1.800

– 1.800

0

– 1.800

– 1.800

– 1.800

– 1.800

                   

Programma-ontvangsten

1.800

0

1.800

– 1.800

0

– 1.800

– 1.800

– 1.800

– 1.800

Vervreemding DRZ

1.800

0

1.800

– 1.800

0

– 1.800

– 1.800

– 1.800

– 1.800

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Beheerskosten DRZ (– € 0,3 mln.)

Op grond van art. 16 van het Besluit Inbeslaggenomen Voorwerpen, dienen de ontvangsten en uitgaven van op grond van art. 94 en 94a Sv in beslag genomen voorwerpen op de begroting van Veiligheid & Justitie verantwoord te worden. Deze overheveling van begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld) naar begrotingshoofdstuk VI (Veiligheid & Justitie) voorziet hierin.

Ontvangsten

Vervreemding DRZ (– € 1,8 mln.)

Op grond van art. 16 van het Besluit Inbeslaggenomen Voorwerpen, dienen de ontvangsten en uitgaven van op grond van art. 94 en 94a Sv in beslag genomen voorwerpen op de begroting van Veiligheid & Justitie verantwoord te worden. Deze overheveling van begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld) naar begrotingshoofdstuk VI (Veiligheid & Justitie) voorziet hierin.

2.3 De niet-beleidsartikelen

Artikel 8 Centraal Apparaat

Budgettaire gevolgen van beleid Bedragen x € 1.000
 

Ontwerp begroting (1)

Mutaties via NvW, ISB, motie en amendementen (2)

Vastgestelde begroting (3)

Mutaties 1ste suppletoire begroting (4)

Stand 1ste suppletoire begroting (5=3+4)

Mutaties 2018

Mutaties 2019

Mutaties 2020

Mutaties 2021

Verplichtingen

229.148

0

229.148

9.772

238.920

9.772

4.752

4.041

3.927

                   

Uitgaven

229.148

0

229.148

9.772

238.920

4.752

4.041

3.927

3.927

                   

Personeel Kerndepartement

156.910

0

156.910

1.556

158.466

3.720

3.354

3.240

3.240

Eigen personeel

148.076

0

148.076

1.574

149.650

3.606

3.240

3.240

3.240

Inhuur externen

8.080

0

8.080

– 18

8.062

114

114

0

0

Overig personeel

754

0

754

0

754

0

0

0

0

                   

Materieel Kerndepartement

72.238

0

72.238

8.216

80.454

1.032

687

687

687

waarvan ICT

6.518

0

6.518

5.820

12.338

2.690

2.440

2.440

2.440

waarvan bijdrage aan SSO's

36.479

0

36.479

1.308

37.787

1.018

1.018

1.018

1.018

waarvan overig materieel

29.241

0

29.241

1.088

30.329

– 2.676

– 2.771

– 2.771

– 2.771

                   

Ontvangsten

52.552

0

52.552

1.430

53.982

1.000

1.000

886

886

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Personeel kerndepartement (+ € 1,6 mln.)

De verhoging van het personeelsbudget wordt voornamelijk verklaard door extra uitgaven voor de invulling van arbeidsplaatsen uit de Participatiewet en een desaldering voor IF’ers.

Materieel kerndepartement (+ € 8,2 mln.)

De verhoging van het budget wordt voornamelijk verklaard door een verhoging van het ICT budget (€ 5,8 mln). Dat komt door het doorschuiven naar 2017 van investeringen in het Beslagportaal van Domeinen Roerende Zaken en in een systeem van het Agentschap. Daarnaast zullen investeringen in een nieuwe infrastructuur plaatsvinden en heeft de nieuwe kostprijsberekening van het SSO-ICT nadelig uitgepakt voor Financiën.

Ontvangsten

Apparaatontvangsten (+ € 1,4 mln.)

De verhoging wordt voornamelijk verklaard door desalderingen voor IF’ers en het omslagstelsel zodat budget en realisatie naar verwachting meer in overeenstemming zijn met elkaar.

Artikel 10 Nominaal en onvoorzien

Budgettaire gevolgen van beleid Bedragen x € 1.000
 

Ontwerp begroting (1)

Mutaties via NvW, ISB, motie en amendementen (2)

Vastgestel de begroting (3)

Mutaties 1ste suppletoire begroting (4)

Stand 1ste suppletoire begroting (5=3+4)

Mutaties 2018

Mutaties 2019

Mutaties 2020

Mutaties 2021

Verplichtingen

90.558

0

90.558

37.743

128.301

12.628

– 13.689

– 19.836

943

                   

Uitgaven

90.558

0

90.558

– 16.966

73.592

71.942

67.166

108.921

985

Onvoorzien

90.558

0

90.558

– 88.001

2.557

3.276

– 419

42.381

– 65.119

Loonbijstelling

0

0

0

57.524

57.524

55.739

54.768

53.786

53.432

Prijsbijstelling

0

0

0

13.511

13.511

12.927

12.817

12.754

12.672

                   

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Onvoorzien (– € 88,0 mln.)

Er zijn middelen die gereserveerd stonden voor Switch overgeheveld naar artikel 1 voor het bekostigen van de vertrekregeling van de Belastingdienst. Daarnaast zijn er middelen overgeheveld naar de Belastingdienst voor het programma rationalisatie.

Loon- en prijsbijstelling (+ € 71,0 mln.)

Het departement Financiën heeft loonbijstelling van € 57,5 mln. en prijsbijstelling van € 13,5 mln. ontvangen.

Ontvangsten

Er hebben geen mutaties plaatsgevonden.

2.4 De beleidsartikelen (Nationale Schuld)

Artikel 11 – Financiering Staatsschuld

Budgettaire gevolgen van beleid Bedragen x € 1.000
 

Stand ontwerpbegroting (1)

mutaties begroting (2)

Stand vastgestelde begroting (3)

mutaties 1ste suppletoire begroting (4)

Stand 1ste suppletoire begroting (5=3+4)

Mutaties 2018

Mutaties 2019

Mutaties 2020

Mutaties 2021

Uitgaven

46.911

0

46.911

7.951

54.862

– 2.446

330

425

66

waarvan juridisch verplicht

                 
                   

Rente

6.901

0

6.901

27

6.928

182

329

424

65

Rentelasten vaste schuld

6.873

0

6.873

27

6.900

182

329

413

– 55

Rentelasten vlottende schuld

28

0

28

0

28

0

0

11

120

Uitgaven voortijdige beëindiging

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

Leningen

39.991

0

39.991

7.926

47.917

– 2.628

1

1

1

Aflossing vaste schuld

39.991

0

39.991

444

40.435

– 2.628

1

1

1

Mutatie vlottende schuld

0

0

0

7.482

7.482

0

0

0

0

                   

Opdrachten

19

0

19

– 2

17

0

0

0

0

Overige kosten

19

0

19

– 2

17

0

0

0

0

                   

Ontvangsten

42.585

0

42.585

– 190

42.395

– 6.618

– 3.438

– 3.729

– 4.265

                   

Rente

1.871

0

1.871

230

2.101

– 320

– 322

– 364

– 223

Rentebaten vaste schuld

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Rentebaten vlottende schuld

388

0

388

– 65

323

– 169

– 171

– 212

– 119

Rentebaten derivaten lang

1.483

0

1.483

– 178

1.305

– 151

– 151

– 152

– 104

Ontvangsten voortijdige beëindiging

0

0

0

473

473

0

0

0

0

                   

Leningen

40.714

0

40.714

– 420

40.294

– 6.298

– 3.116

– 3.365

– 4.042

Uitgifte vaste schuld

40.714

0

40.714

– 420

40.294

– 6.298

– 3.116

– 3.365

– 4.042

Mutatie vlottende schuld

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

Toelichting

Algemeen

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen. Ten eerste worden de rentelasten en rentebaten verantwoord. Hierbinnen wordt onderscheid gemaakt tussen de rentelasten vaste schuld (schuld met een oorspronkelijke looptijd van langer dan een jaar) en de rentelasten vlottende schuld (looptijd korter dan een jaar). Ten tweede zijn de aflossing en de uitgifte van vaste schuld en de mutatie vlottende schuld in de tabel opgenomen. De derde en verreweg de kleinste post betreft de overige kosten. Deze kosten bestaan met name uit betalingsverkeer vanwege het schatkistbankieren en veilingkosten.

Toelichting op de raming van de programma-uitgaven en -ontvangsten

Uitgaven

Rentelasten vaste schuld (+ € 27 mln.)

De rentelasten vaste schuld komen in 2017 naar verwachting € 27 mln. hoger uit als gevolg van de licht gestegen raming van het rentetarief in de CEP-raming van het CPB waarmee de ramingen worden opgesteld.

Aflossing vaste schuld (+ € 444 mln.)

De toename van de aflossing vaste schuld is het gevolg van de vervroegde aflossing van leningen die anders in 2018 afgelost zouden worden. Het vervroegd inkopen is een manier om de aflossingen beter over de tijd te spreiden, wat gunstig is voor het financieringsbeleid en het cash management.

Mutatie vlottende schuld (+ € 7,5 mld.)

De mutatie vlottende schuld is met name het gevolg van het bijstellen van het kassaldo. Bij de begroting is uitgegaan van een kastekort van € 0,7 mld. Ten tijde van de 1e suppletoire begroting is het kassaldo dusdanig verbeterd (€ 7,6 mld.) dat minder geleend hoeft te worden op de geldmarkt. Daarnaast is meer geld geleend voor het vervroegd aflossen van leningen.

Ontvangsten

Rentebaten vlottende schuld (+ € 65 mln.)

De daling van de rentebaten vlottende schuld is met name het gevolg van een lagere leenbehoefte op de geldmarkt. Door de negatieve rente zorgt minder lenen voor minder rentebaten.

Rentebaten derivaten lang (– € 178 mln.)

Als gevolg van het voortijdig beëindigen van derivaten is de omvang van de derivatenportefeuille verder afgenomen. Per saldo wordt in 2017 rente ontvangen op deze portefeuille. De verwachte rentebaten zijn door de afgenomen omvang van de portefeuille afgenomen.

Voortijdige beëindiging derivaten (+ € 473 mln.)

De beëindigde rentederivaten hebben per saldo een voor de staat positieve marktwaarde, waardoor er sprake is van eenmalige ontvangst van 473 mln. Daar staat tegenover dat op een beëindigd rentederivaat meerjarig geen rente meer wordt ontvangen.

Uitgifte vaste schuld (– € 420 mln.)

In 2016 is tussen het moment van begroten en het einde van het jaar € 420 mln. aan schuld vervroegd ingekocht voor cash management. Hierdoor hoeft in 2017 minder geleend te worden.

Artikel 12 – Kasbeheer

Budgettaire gevolgen van beleid Bedragen x € 1.000
 

Stand ontwerpbegroting (1)

mutaties begroting (2)

Stand vastgestelde begroting (3)

mutaties 1ste suppletoire begroting (4)

Stand 1ste suppletoire begroting (5=3+4)

Mutaties 2018

Mutaties 2019

Mutaties 2020

Mutaties 2021

Uitgaven

1.533

0

1.533

0

1.533

0

0

96

245

waarvan juridisch verplicht

                 
                   

Rente

33

0

33

0

33

0

0

96

245

Rentelasten

33

 

33

0

33

0

0

96

245

Uitgaven bij voortijdige beëindiging (hoofdsom)

0

     

0

0

0

0

0

                   

Leningen

1.500

0

1.500

0

1.500

0

0

0

0

Verstrekte leningen

1.500

 

1.500

0

1.500

0

0

0

0

                   

Mutaties in rekening-courant en deposito's

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Agentschappen

0

 

0

0

0

0

0

0

0

RWT’s en derden

0

 

0

0

0

0

0

0

0

Sociale fondsen

0

 

0

0

0

0

0

0

0

Decentrale Overheden

0

 

0

0

0

0

0

0

0

                   

Ontvangsten

6.542

0

6.542

– 303

6.239

2.508

2.344

243

886

                   

Rente

168

0

168

10

179

– 4

– 31

– 22

16

Rentebaten

168

 

168

10

179

– 4

– 31

– 22

16

Ontvangsten bij voortijdige beëindiging

0

 

0

0

0

0

0

0

0

                   

Leningen

1.363

0

1.363

10

1.373

148

– 44

– 46

– 62

Ontvangen aflossingen

1.363

 

1.363

10

1.373

148

– 44

– 46

– 62

                   

Mutaties in rekening-courant en deposito's

5.011

0

5.011

– 323

4.688

2.364

2.419

311

932

Agentschappen

0

 

0

0

0

0

0

0

0

RWT’s en derden

0

 

0

0

0

0

0

0

0

Sociale fondsen

3.911

 

3.911

– 323

3.588

2.364

2.419

311

932

Decentrale Overheden

1.100

 

1.100

0

1.100

0

0

0

0

Toelichting

Algemeen

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen: (1) rentelasten en rentebaten, (2) mutaties in leningen en aflossingen en (3) mutaties in rekening-courant en deposito’s. Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen aan baten-lastendiensten, RWT’s en sociale fondsen over de bij het Rijk aangehouden rekening-couranttegoeden en deposito’s. De rentebaten bestaan uit renteontvangsten over aan baten-lastendiensten en RWT’s verstrekte leningen en de renteontvangsten over negatieve rekening-couranttegoeden. Mutaties in leningen, aflossingen, rekening-courant en deposito’s bepalen de mutaties in de schuldverhouding van het Rijk met baten-lastendiensten, RWT’s en sociale fondsen in het kader van geïntegreerd middelenbeheer.

Uitgaven

Geen mutaties

Ontvangsten

Rentebaten (+ € 10 mln.)

De hogere rentebaten zijn met name toe te schrijven aan de hogere stand van de uitstaande leningen bij de agentschappen.

Mutaties in rekening-courant en deposito’s (– € 323 mln.)

Het betreft de bijstelling van de raming van de rekening-courantstanden sociale fondsen. De ontvangsten worden € 323 mln. lager geraamd. Dit betekent dat de roodstand op de rekening courant van de sociale fondsen minder terugloopt dan in de vorige raming.