Vastgesteld 27 juni 2017
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 14 juni 2017 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 26 juni 2017 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
1
Hoeveel van de door middel van een kasschuif toegevoegde € 3 mln. is er in 2017 daadwerkelijk beschikbaar voor het continueren van het Team Bestrijding Ondermijning (TBO), gezien het feit dat er voor 2017 en 2018 ook een toevoeging is van € 1,8 mln. voor valutaschommelingen vanuit de wisselkoersreserve en er ook gesproken wordt over een bijdrage van € 1,3 mln. aan de negatieve eindejaarsmarge?
Antwoord:
De volledige € 3 mln. is beschikbaar voor de continuering van het Team Bestrijding Ondermijning (TBO). Met de toevoeging van € 3 mln. komt de bijdrage vanuit hoofdstuk IV aan TBO voor 2017 op € 9 mln.
2
Kunt u, nu de in 2016 ingestelde wisselkoersreserve waarvoor incidenteel € 12 mln. gereserveerd was, door de benodigde correcties afgenomen is naar € 2,5 mln., toelichten of, en zo ja waarom u verwacht dat dit voldoende zal zijn om nu en in de toekomst de valutaschommelingen op te vangen?
Wat gaat u doen op het moment dat de reserve niet meer voldoende is om de valutaschommelingen op te vangen?
Antwoord:
De voorziene wisselkoerseffecten voor 2017 en 2018 zijn verrekend met de wisselkoersreserve. De omvang van het beroep op de wisselkoersreserve in de komende jaren is afhankelijk van de daadwerkelijke ontwikkeling van de wisselkoers. Behalve onttrekkingen, kunnen er ook toevoegingen aan de reserve plaatsvinden als wisselkoersontwikkelingen in de realisatie meevallen. Bij een volgend besluitvormingsmoment wordt opnieuw bezien op welke wijze de budgettaire effecten van valutaschommelingen voor hoofdstuk IV en het BES-fonds structureel kunnen worden geadresseerd.
3
Op welke manier gaat u de negatieve eindejaarsmarge van € 4,1 mln. inpassen in de begroting van 2017?
Van welke artikelen wordt welke bijdrage verwacht en welke gevolgen heeft dit voor het beleid?
Antwoord:
De negatieve eindejaarsmarge wordt als volgt opgevangen:
– € 1,9 mln. niet geraamde ontvangsten in 2017. Dit betreft ontvangsten van Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA), welke geraamd stonden voor 2016;
– € 1,5 mln. gereserveerd budget in 2017 voor recherchecapaciteit waarvan de kosten in 2016 zijn genomen;
– de resterende € 0,6 mln. is verwerkt op het apparaatsbudget (artikel 6).
Omdat het voornamelijk boekhoudkundige oorzaken kent, verwacht ik geen gevolgen voor beleid.
4
Op basis waarvan worden in 2017 en 2018 meer renteontvangsten verwacht? Waarom is er in de verticale toelichting bij de Voorjaarsnota sprake van meerontvangsten tot en met 2020?
Antwoord:
Begin 2017 is de leningenportefeuille opnieuw doorgerekend. Daaruit bleek dat de ontvangstenreeks anders over de jaren verdeeld moet worden: tot aan de jaren 2020 stijgen de ontvangsten, daarna nemen ze af.
Analoog aan de systematiek voor de wisselkoersreserve is het voorziene effect van wisselkoersfluctuaties op de ontvangstenreeks verwerkt voor 2017 en 2018.
5
Kunt u ook toelichten wat u gaat doen op het moment dat de reserve niet meer voldoende is om de valutaschommelingen op te vangen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.
6
Voor welke sociaal economische initiatieven worden de SVB-Middelen ingezet? Waarvoor is hiervoor gekozen? Wat is de verwachte opbrengst van deze besteding? Hoe wordt dit gemeten en wanneer wordt de Kamer hiervan op de hoogte gebracht?
Antwoord:
De SVB middelen worden ingezet voor armoedebestrijding. Conform het Tijdelijke besluit bijzondere uitkeringen integrale projecten BES zijn deze middelen als specifieke uitkering opgenomen in de meerjarenprogramma’s van de openbare lichamen (Kamerstukken II 2014–2015 34 000 IV, nr. 44). De openbare lichamen doen jaarlijks aanvragen voor projecten die meerdere beleidsterreinen omvatten, zoals het verbeteren van de leefbaarheid, de re-integratie naar duurzaam betaald werk en kinderopvang. Een dergelijke integrale aanpak kan bijdragen aan het oplossen van sociaaleconomische problematiek op de verschillende beleidsterreinen die vanwege het kleinschalige, eilandelijke karakter sterk met elkaar verknoopt zijn. Deze middelen worden begroot en verantwoord op artikel 4.2, een doorlichting van dit artikel staat gepland in 2020.
7
Van welke leningen zijn er renteontvangsten? Welke begin en einddatum hebben deze leningen? Welk rentepercentage hebben deze leningen? In hoeverre zijn deze leningen afgelost?
Antwoord:
Nederland heeft momenteel, verdeeld over in totaal 29 leningen, € 1,183 mld. uitstaan aan de Caribische landen van het Koninkrijk. De voorwaarden verschillen per lening. De gebruikelijke looptijd is 30 jaar. De rente wordt per lening gebaseerd op de marktrente die geldt voor Nederland op het moment van uitschrijven.
Categorie |
Uitstaande lening (bedragen x € 1.000) |
Looptijd |
---|---|---|
Begrotingssteun Aruba |
3.631 |
25 jaar |
Lening Ontwikkelingsbank van de Nederlandse Antillen (OBNA) |
1.341 |
30 jaar |
Maatregel Tussenbalans |
6.694 |
30 jaar |
Water- en Energiebedrijf Aruba |
6.790 |
30 jaar |
Leningen lopende inschrijving Curaçao |
958.017 |
30 jaar |
Leningen lopende inschrijving Sint Maarten |
207.116 |
30 jaar |
Een uitgebreide toelichting van de leningen, looptijd en aflossing is opgenomen in de saldibalans van het jaarverslag van hoofdstuk IV.