Vastgesteld 6 juli 2017
De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft op 14 juni 2017 overleg gevoerd met de heer Plasterk, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:
– de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 13 juni 2017 met de beantwoording van de vragen van de commissie over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij Wonen en Rijksdienst (XVIII) (Kamerstuk 34 725 XVIII, nr. 7);
– de brief van Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 6 juni 2017 met de beantwoording van de vragen van de commissie over het Jaarverslag Wonen en Rijksdienst 2016 (Kamerstuk 34 725 XVIII, nr. 6);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 6 juni 2017 met het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over de Slotwet Wonen en Rijksdienst 2016 (Kamerstuk 34 725 XVIII) (Kamerstuk 34 725 XVIII, nr. 5);
– de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2017 ter aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij Wonen en Rijksdienst (XVIII) (Kamerstuk 34 725 XVIII, nr. 2);
– de brief van Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 mei 2017 ter aanbieding van het Jaarverslag Wonen en Rijksdienst 2016 (Kamerstuk 34 725 XVIII, nr. 1).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Geurts
De griffier van de commissie, Van der Leeden
Voorzitter: Aukje de Vries
Griffier: Van der Leeden
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Eijs, Kops, Middendorp, Ronnes, Voortman en Aukje de Vries,
en de heer Plasterk, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 16.01 uur.
De voorzitter:
Ik heet iedereen welkom bij dit wetgevingsoverleg. De spreektijd per fractie in eerste termijn is vier minuten. In tweede termijn kunnen ook moties worden ingediend.
Als eerste is het woord aan mevrouw Van Eijs van D66.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter. Het is goed dat de Minister hier verantwoording aflegt over het afgelopen jaar, het laatste volledige jaar van deze kabinetsperiode.
Op het gebied van Wonen valt ons een belangrijk punt op. Het Fonds energiebesparing huursector, bedoeld om corporaties woningen te laten verduurzamen, is in het geheel niet gebruikt. Ik heb begrepen dat dat komt doordat corporaties tegen gunstigere voorwaarden op de markt kunnen lenen. Je zou dus kunnen zeggen dat geld dat bestemd is om ingezet te worden voor de verduurzaming van onze woningvoorraad, werkeloos op de plank ligt. Hoe kijkt het kabinet hiertegen aan? Wordt dit fonds in 2017 gecontinueerd? En wat zijn de verwachtingen voor het gebruik in dit jaar? Deze regeling lijkt ons op deze manier niet doelmatig. We kunnen ons voorstellen dat het verbreden van de doelgroep een uitkomst is. Denk bijvoorbeeld aan vve's of individuele woningeigenaren. Kan de Minister aangeven hoe het kabinet hiertegen aankijkt?
De Rekenkamer heeft de Minister met betrekking tot het onderdeel Rijksdienst een aantal belangrijke aandachtspunten meegegeven. Mijn collega Van Weyenberg heeft hierover op Verantwoordingsdag al het nodige gezegd. De Rekenkamer concludeert dat de Minister meer regie had kunnen voeren op de rijksbrede bedrijfsvoering. Zo is niet gestimuleerd dat departementen samenwerken bij het aantrekken van ICT-personeel. Goed ICT-personeel is nodig om onze ambities waar te maken. Wij willen een kwalitatief goede overheidsorganisatie. Samenwerking tussen departementen kan daarbij helpen. Het is immers een grote uitdaging om voor de toekomst voldoende en goed ICT-personeel te binden, zeker nu de arbeidsmarkt gelukkig weer aantrekt en het arbeidsaanbod krapper wordt. De Rekenkamer beveelt aan om het Ministerie voor Wonen en Rijksdienst daarbij een coördinerende rol te laten spelen. Hoe gaat de Minister deze handschoen oppakken? Hoe worden de lessen voor ICT-projectbeheer omgezet in actie?
Een tweede aandachtspunt is de tekortschietende beveiliging van persoonsgegevens. Daar is mijn fractie van geschrokken. Volgens de Rekenkamer is er geen invulling gegeven aan de definities «kritieke systemen» en «keteninformatie». «Dit staat leren in de weg», zo stelt de Rekenkamer. De Minister van Financiën heeft hierover een brief toegezegd aan mijn collega Van Weyenberg. Ook stelt de Rekenkamer dat kritieke systemen slechts gemiddeld één keer in de tien jaar onderzocht worden. Daarover heeft mijn fractie in afwachting van de brief een aantal vragen. Wanneer worden deze definities precies ingevuld? Is hiermee al begonnen of wordt hiermee nu pas een begin gemaakt? Kunnen kritieke systemen vaker dan één keer in de tien jaar onderzocht worden door de Auditdienst Rijk? Welke lessen trekt de Minister uit deze conclusies van de Rekenkamer?
Als laatste wil ik een voor mijn fractie zeer belangrijk punt aanstippen, namelijk diversiteit in brede zin binnen de ambtelijke top. We zijn zeer blij met de gedetailleerde cijfers ten aanzien van de totale ambtelijke organisatie, die zijn opgenomen in de jaarrapportage over de bedrijfsvoering. De gegevens over geslacht en afkomst zijn echter niet goed vergelijkbaar, omdat de categorisatie van de loonschalen verschillend is. Bij «vrouwen» is er een categorie schaal 14–16 en een categorie schaal 17+. Bij «afkomst» zijn de hoge loonschalen onderverdeeld in twee categorieën, 12–14 en 15+. Kunnen we de cijfers over afkomst in dezelfde onderverdeling krijgen als die voor vrouwen? Hetzelfde geldt voor het aandeel managers in ABD/TMG. Kunnen wij het aandeel managers met een migratieachtergrond in ABD/TMG in procenten voor de jaren 2013, 2014, 2015 en 2016 krijgen? En kan dit jaarlijks in de rapportage worden opgenomen? Deze gegevens willen we graag hebben, zodat we kunnen zien of de ambtelijke top ook diverser wordt. Wij vinden het jammer dat er zo summier wordt gerapporteerd over de diversiteit in het topmanagement. We kunnen zien dat de diversiteit op basis van geslacht de goede kant opgaat – daarvoor is een compliment op zijn plaats – maar over afkomst wordt niet gerapporteerd. Het is belangrijk dat andere medewerkers zich kunnen herkennen in de top.
De heer Kops (PVV):
Voorzitter. Ik begin met de Rotterdamwet, de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. De Minister heeft schriftelijk geantwoord dat op dit moment vier gemeenten gebruikmaken van die wet: Capelle aan den IJssel, Nijmegen, Rotterdam en Vlaardingen. Onduidelijk is echter nog steeds waarom ze dat precies doen. De Minister verwijst in zijn antwoord naar artikel 8 en 9 van de wet, maar daar word ik niet echt wijzer van. Kan de Minister meer vertellen over de redenen, de oorzaken? De PVV had daar overigens al schriftelijk naar gevraagd, maar dat terzijde. In het jaarverslag staat dat het gaat om «kwetsbare gebieden waar de leefbaarheid zwaar onder druk staat en waar sprake is van een opeenstapeling van problemen op sociaal, fysiek en economisch terrein. Dreigende polarisatie of jihadisme kan ook een reden zijn voor gebiedsaanwijzing». Dreigt in de vier genoemde gemeenten polarisatie of jihadisme? Ik krijg hierop graag een reactie van de Minister.
In het jaarverslag erkent het kabinet dat «de verhoogde instroom van asielzoekers in 2016 de druk op de sociale huurvoorraad heeft vergroot». Dat staat er echt. Kan de Minister toelichten wat er met «druk op de sociale huurvoorraad» wordt bedoeld? Is de wachttijd toegenomen? Ik vraag dit, omdat de Minister in eerdere AO's aangegeven heeft dat er geen oorzakelijk verband zou zijn tussen statushouders en wachtlijsten. Het blijft merkwaardig. Vanwege de druk op de sociale huurvoorraad is er een subsidieregeling in het leven geroepen, de Tijdelijke regeling stimulering huisvestiging vergunninghouders. Deze pot van 87,5 miljoen euro is bedoeld voor de versnelde realisatie van woonruimte voor statushouders. Van 2016 tot 2021 kunnen verhuurders, woningcorporaties en gemeenten € 6.250 per statushouder krijgen. Let wel: het gaat om statushouders. Wanneer zij huisvesting voor Nederlanders willen realiseren, krijgen zij deze subsidie niet. Het is compleet bezopen: alles voor de statushouders. Laat ik heel helder zijn: de PVV wil hier absoluut van af. In de tweede termijn zal ik hierover waarschijnlijk – dat is natuurlijk afhankelijk van de antwoorden van de Minister – een motie indienen. In antwoord op de door de commissie gestelde feitelijke vragen geeft de Minister aan dat tot 1 mei 2017 in totaal 45 statushouders middels deze subsidieregeling zijn gehuisvest. Wat vindt de Minister van dit aantal? Hoe evalueert hij tot dusverre deze subsidieregeling? Is hij met ons van mening dat we deze regeling gewoon moeten afschaffen?
In eerdere AO's is het ook al ter sprake gekomen: per 1 juli vervalt de wettelijk vastgelegde urgentie voor statushouders bij de toewijzing van woonruimte. Formeel is dat zo, maar in de praktijk gaat er hoogstwaarschijnlijk niets veranderen, aldus de verwachting van Aedes en de Woonbond. Want wat blijft is de taakstelling voor gemeenten, de aantallen te huisvesten statushouders. Van de Wet kostenverhaal huisvesting vergunninghouders, die het in de toekomst mogelijk moet gaan maken dat aan gemeenten boetes worden opgelegd bij niet tijdige huisvesting, gaat nu al een dreigend effect uit. Gemeenten blijven gewoon voorrang verlenen aan statushouders. Dat is gek. Deelt de Minister de mening dat met het wegvallen van de wettelijk vastgelegde urgentie juist het tegendeel bedoeld wordt? Deelt de Minister ook de mening dat het veel beter is om hierbij één lijn te trekken door gemeenten simpelweg niet langer toe te staan voorrang te verlenen? Ik krijg hierop graag een reactie. Het verlenen van voorrang is en blijft namelijk schandalig, aangezien Nederlanders vaak wél jarenlang op de wachtlijst moeten staan. Uiteraard afhankelijk van de reactie van de Minister volgt in tweede termijn op dit punt hoogstwaarschijnlijk ook een motie.
De voorzitter:
Dank u wel, u was bijna over de tijd heen. Het woord is aan de heer Middendorp van de VVD.
De heer Middendorp (VVD):
Voorzitter. Ik splits mijn bijdrage ook in tweeën, Wonen en Rijksdienst.
Ik begin met Wonen. Een fijn huis is voor iedereen belangrijk. Onder Rutte II is de woningmarkt hersteld na een diepe crisis. Er worden weer meer huizen verkocht en steeds minder mensen hebben een restschuld. Ook op de huurmarkt is een positieve ontwikkeling op gang gebracht: er is meer ruimte voor middenhuur, scheefwonen is aangepakt en corporaties zijn teruggegaan naar hun kerntaak, namelijk sociale huurwoningen voor de mensen die het echt nodig hebben. Als je vandaag ergens een baan krijgt, zou je daar morgen moeten kunnen gaan wonen. Dat is de uitdaging voor de komende jaren. Maar dat is een discussie voor een ander moment.
Wij willen vooral stilstaan bij het percentage oninbare huurtoeslag. Ondanks dat het percentage huurtoeslag die teruggevorderd moet worden, is gedaald, is een fors deel nog steeds oninbaar. Welke maatregelen zijn en worden hiertoe genomen? En in hoeverre is hierbij sprake van een vorm van fraude?
Ik kom op het onderdeel Rijksdienst. Mensen maken zich er zorgen over of hun persoonlijke gegevens veilig zijn bij de overheid en of ze erop kunnen rekenen dat hun belastinggeld door de overheid goed besteed wordt aan ICT-projecten. Betrouwbaar personeel en een ICT-strategie vormen de kern van een betrouwbare overheid. De rijksdienst speelt daarin een cruciale rol. De Rekenkamer heeft kritische opmerkingen gemaakt over dataveiligheid, personeel en ICT. Ik zal daarop ingaan aan de hand van drie punten: personeel, uitvoering en coördinatie.
De VVD wil dat een bewindspersoon met doorzettingsmacht een stevige coördinatierol voor ICT vervult. Dat is heel belangrijk. Ik ben heel benieuwd hoe de Minister dat ziet, ook met de adviezen van de Rekenkamer op dat punt in de hand. Wat de VVD betreft zou deze bewindspersoon een centrale rol moeten vervullen in de rijksbrede bedrijfsvoering, waarbij ministeries uiteraard hun eigen verantwoordelijkheid houden. De Rekenkamer wijst op de manier waarop de Minister van Financiën het rijksbrede begrotingsbeheer doet. Hoe ziet de Minister dit met betrekking tot het concrete voorbeeld van een gecoördineerde ICT-aanpak? De Minister schrijft in zijn reactie op de aanbevelingen van de Rekenkamer dat hij het nu niet nodig vindt om op dit punt regels, analoog aan begrotingsregels, op te stellen voor ministeries. Ik hoor daar graag iets meer over en ben benieuwd naar de bredere vergelijking op zich.
Dan kom ik bij de projectbeheersing van interne ICT-projecten, dus de uitvoering. Het is heel belangrijk dat de overheid dat zelf ook goed doet. Daarvoor heeft de commissie-Elias een heleboel aanbevelingen gedaan. Ik ben zeer benieuwd naar de uitvoering van die aanbevelingen. Welke zijn er volgens de Minister goed uitgevoerd en welke nog niet? En vooral: zijn er in de ogen van de Minister problemen ontstaan doordat sommige aanbevelingen niet zijn uitgevoerd? Onze interesse hebben zowel de aanbevelingen waarvan vooraf is gezegd dat ze niet zouden worden uitgevoerd, alsook de aanbevelingen die wel zouden worden uitgevoerd.
Tot slot. Voor je het weet, is het december 2017. Ik ben heel benieuwd welke stappen de Minister heeft gezet in de eerste helft van 2017. Hoe staat het in dit verband met de uitvoering van de motie-De Vries c.s. (34 725, nr. 5), die bij het Verantwoordingsdebat is ingediend? ICT is echt een testcase voor de overheid en daar willen we bijzondere aandacht voor. We kunnen niet anders na de recente aanvallen met gijzelsoftware. Ook is het goed om te zien waar we vandaan komen. Er valt enorme winst te boeken als de overheid de ICT en de digitalisering wél op orde heeft. Een heel stuk van onze economische groei in de toekomst is daar in onze ogen namelijk afhankelijk van. Wat gaat de Minister dus in 2017 concreet doen en wat heeft hij tot dusverre al gedaan, met het jaarverslag 2016 in de hand, om goede ICT-medewerkers aan te trekken en de ICT-kennis en -kunde bij de overheid in eigen huis te waarborgen? Daarbij speelt natuurlijk ook de vraag hoe de Minister aankijkt tegen de verhouding consultants en eigen mensen, eigen kennis en eigen kunde op dit punt. Misschien speelt de Wet normering topinkomens (WNT) daarin ook weer een rol. Ik hoor graag hoe de Minister daartegen aankijkt.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik ben ook wel benieuwd hoe de heer Middendorp zelf daartegen aankijkt.
De heer Middendorp (VVD):
Welk punt bedoelt u?
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dat had ik inderdaad wat duidelijker kunnen zeggen: het punt van inhuur versus mensen in vaste dienst aannemen en het punt van de WNT. De heer Middendorp vraagt hoe de Minister daartegen aankijkt. Ik vind het wel interessant om te weten hoe de heer Middendorp zelf daartegen aankijkt.
De heer Middendorp (VVD):
Ik denk dat het heel belangrijk is – dat heb ik ook proberen te zeggen – dat de overheid voldoende kennis en kunde in huis heeft om zelf de ICT van de toekomst voor Nederland vorm te geven. Daar valt ook onder dat de overheid voldoende kennis en kunde in huis heeft om zelf, waar nodig, kennis en kunde in te huren. De vraag over de WNT kan ik niet beantwoorden. Ik heb nog geen evaluatie of iets anders, dus die vraag wil ik toch eerst aan de Minister stellen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Volgens mij heeft de Minister die evaluatie ook nog niet. De VVD zou toch in elk geval kunnen aangeven wat haar visie daarop is. Is de WNT in de huidige vorm goed genoeg? Moet de wet misschien verder, of juist minder ver gaan? Over dit onderwerp zijn behoorlijk heftige debatten gevoerd in de Kamer. Ik vind het een beetje mager als de VVD alleen maar vraagt hoe de Minister hiertegen aankijkt. Ik verwacht een duidelijke positie van de VVD hierin.
De heer Middendorp (VVD):
Ik denk dat de WNT heel belangrijk is, want het gaat om het aannemen van mensen. Maar ik denk dat we nu het gesprek voeren over het jaarverslag over 2016. Ik kan nu niet mijn eigen vraag gaan beantwoorden aan de hand van het jaarverslag over 2016.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. Het interdepartementaal beleidsonderzoek (ibo) over de huurtoeslag signaleert in 2016 dat de uitgaven voor de huurtoeslag jaar in, jaar uit sterk stegen. Ook 2016 kende een overschrijding van maar liefst 255 miljoen. In het ibo werd aangegeven dat de verwachting is dat dit grotendeels kwam door de economische crisis. Op zich snappen wij dat het kabinet voor de komende jaren uitgaat van een positiever beeld vanwege de verbeterde economische omstandigheden. Een positiever beeld resulteert erin dat de uitgaven voor de huurtoeslag volgens planning minder stijgen. Om na te gaan of een daling structureel zal doorzetten, is het nodig om inzicht te krijgen in de oorzaken van de ontwikkeling van de kosten. Is dat inzicht aanwezig? Kennen we de oorzaken van de ontwikkeling? Volgens het CDA is daar op dit moment onvoldoende inzicht in. Het is echt nodig om dat inzicht te verkrijgen.
Naar aanleiding van de verhoogde asielinstroom in 2015 is vorig jaar februari een subsidieregeling ingesteld om gemeenten te ondersteunen bij de huisvesting van vergunninghouders. In totaal is daar in 2016 ongeveer 20 miljoen aan budget voor gereserveerd. Ongeveer 23% van dat budget is gebruikt. In de begroting voor 2017 is een bedrag van 37 miljoen opgenomen, vanwege een verwachte hogere instroom van asielzoekers. Inmiddels is de verwachte instroom naar beneden bijgesteld. Op 1 juni 2017 was nog 21 miljoen beschikbaar van die totale post, en was er maar € 281.000 aan subsidie verstrekt. Waarom is er zo weinig gebruikgemaakt van die subsidieregeling voor statushouders? In hoeverre sluit de subsidieregeling aan op de behoefte van de corporaties? Wat zijn de gevolgen voor de mensen die nog steeds op de wachtlijst voor een huurhuis staan?
Dan kom ik bij de Huurcommissie. Er staat een bedrag van 6,5 miljoen ingeboekt voor de Huurcommissie. Dat bedrag is gelijk aan de opbrengst van de mogelijke verhuurdersbijdrage. Het wetsvoorstel daarvoor is geparkeerd in verband met de kabinetsonderhandelingen. Is het dan wel noodzakelijk om deze begrotingswijziging nu al in te voeren? Kan de Minister ook uitleggen waar die 6,5 miljoen op gebaseerd is?
We constateren dat het revolverend Fonds energiebesparing huursector in 2016 niet tot uitbetaling is overgegaan. Binnen artikel 2.4 is daarom het budget in 2017 met 73,2 miljoen gestegen. In 2015 waren er geen uitkeringen. Waarom is er in 2016 niets uit het fonds voor energiebesparing betaald?
Wat betreft de rijksdienst breng ik een punt in namens mijn collega. Het voordeel aan eigen vermogen van FMHaaglanden en het Rijksvastgoedbedrijf wordt ingezet bij andere shared-serviceorganisaties (SSO's). Dat vinden we wonderlijk. Het overschot aan eigen vermogen bij de voormalige Rijksgebouwendienst werd in 2015 ook al afgeroomd. Worden op deze manier wellicht incidentele voordelen ingezet om gaten te dichten die er eigenlijk niet horen te zijn?
Mijn laatste punt gaat over hypotheken. In 2015 was het totale hypotheekbedrag 656 miljard. In 2016 is dat gestegen naar 664 miljard. De Minister gaf in een eerdere beantwoording aan dat in 2015 ongeveer 28,1 miljard aan rente werd weergegeven in de belastingaangifte. Is er een doorkijk te geven naar de toekomst, zodat we weten welk effect de renteontwikkeling op de hypotheekrenteaftrek heeft? Zet ook de ontwikkeling van het totale hypotheekbedrag door op de manier die nu in de cijfers is waar te nemen? Er worden namelijk meer hypotheken afgesloten, maar het totaalbedrag blijft blijkbaar ongeveer hetzelfde.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. De begroting voor Wonen en Rijksdienst is met 4,2 miljard overzichtelijk. Daarvan wordt het overgrote deel besteed aan huurtoeslag. Dat is onvergelijkbaar met bijvoorbeeld de begroting van het Ministerie van VWS, waar meer verschillende posten en ook veel grotere bedragen in staan. Dat neemt natuurlijk niet weg dat er met die 4,2 miljard belangrijke dingen gebeuren. Ik noemde net al de huurtoeslag, die voor veel mensen broodnodig is. Ook gaat dit departement over de rijksdienst. Het zou daarmee een «spin in het web»-departement kunnen zijn op tal van gebieden, bijvoorbeeld: hoe gaan we om met ICT? Zetten we de gebouwen goed in die het Rijk in zijn bezit heeft? En last, but zeker nog least: voeren we een goed beleid ten aanzien van al het personeel dat zich inzet om ervoor te zorgen dat wij als overheid ons werk goed doen?
We komen in andere debatten te spreken over de woningmarkt. Wat betreft het onderdeel Wonen beperk ik me daarom tot de huurtoeslag. In het afgelopen jaar hebben we 3,9 miljard aan huurtoeslag besteed. Dat is een hoop geld. Geld dat mensen vaak ook hard nodig hebben. In de afgelopen periode is het aantal mensen dat zucht onder hun woonlasten toegenomen. Het is goed dat erop wordt ingezet dat mensen meteen de hoeveelheid huurtoeslag krijgen waarop ze recht hebben. Daarmee voorkom je terugvorderingen. Dat laatste kan mensen, die toch al de eindjes aan elkaar moeten knopen, in grote problemen brengen. Hoe wil de Minister er in het komende jaar voor zorgen dat terugvorderen nog minder vaak nodig is?
Ook blijkt dat 10% meer aan huurtoeslag is besteed dan ervoor begroot is. De afgelopen jaren waren weliswaar moeilijk voor veel mensen, maar 2016 is niet het eerste en ook niet het ergste jaar waarvoor dit geldt. Hoe is die mismatch dan te verklaren? Had het departement dit niet moeten zien aankomen? Ook belangrijk is het systeem van de huurtoeslag. De Algemene Rekenkamer constateert dat de huurtoeslag snel daalt bij een relatief kleine inkomensstijging. Bij € 22.100 per jaar krijg je € 1.788. Bij € 22.101 verlies je dat hele bedrag. € 1 erbij betekent € 1.788 eraf. GroenLinks heeft er eerder voor gepleit om eens kritisch te kijken naar het systeem van toeslagen, zodat mensen met een lager inkomen meer te besteden krijgen en niet van toeslagen afhankelijk zijn. Dat scheelt natuurlijk ook in het rondpompen van geld. Dat vergt een grote belastingherziening die een demissionair Minister niet zomaar even kan regelen. Maar kan hij bekijken welke andere mogelijkheden er zijn om de opbouw van het recht op huurtoeslag te regelen, zodat er een geleidelijkere afbouw plaatsvindt? Ik vraag dus niet naar een beleidswijziging maar naar een overzicht van de opties.
Dan het onderdeel Rijksdienst. De Minister is verantwoordelijk voor de rijksbrede bedrijfsvoering. Tegelijkertijd heeft hij geen titel om collega's aan te spreken op die bedrijfsvoering. Zo zijn de gegevens over informatiebeveiliging die het ministerie krijgt, niet herleidbaar tot departementen. Dan kun je dus niet je verantwoordelijkheid nemen en departementen aanspreken. De suggestie van de Algemene Rekenkamer om regels daartoe op te stellen, begrijpen wij daarom wel. De Minister geeft echter aan dat niet nodig te vinden. Maar hoe wil hij dan wel de positie verwerven om zijn collega's aan te kunnen spreken? Het onderwerp lijkt ons er belangrijk genoeg voor.
De Algemene Rekenkamer is ook kritisch ten aanzien van het ICT-personeelsbeleid. Andere fracties hebben daar in hun bijdrages ook aandacht aan besteed. Volgens de Algemene Rekenkamer heeft de Minister niet gestimuleerd dat departementen samenwerking zoeken bij het aantrekken van ICT-personeel. Dat vindt GroenLinks raar, want in deze tijd van digitalisering en zorgen over informatieveiligheid zou je toch juist verwachten dat dit wel gebeurt. Waarom willen departementen zo graag zelf het wiel uitvinden? Samenwerking biedt ook meer mogelijkheden om eigen personeel aan te trekken en minder afhankelijk te zijn van extern personeel. De heer Middendorp gaf dat net ook aan. Helemaal zonder externe inhuur kan het natuurlijk niet, maar de Kamer heeft eerder moties aangenomen om de externe inhuur te beperken tot een absoluut noodzakelijk minimum. De Minister geeft aan een onderzoek in te stellen, maar herkent hij het beeld dat departementen nu niet voldoende samenwerken ten aanzien van het ICT-personeelsbeleid? Ik krijg hierop graag een reactie.
De voorzitter:
Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. De Minister heeft aangegeven direct te kunnen antwoorden.
Minister Plasterk:
Voorzitter. Bij de voorbereiding van dit debat realiseerde ik mij dat we tussen heel veel klippen tegelijk moeten doorzeilen. Ten eerste is een wetgevingsoverleg over de volle breedte van de portefeuille sowieso complex, omdat er op alle terreinen vragen kunnen worden gesteld die hier ter plekke beantwoord moeten worden. Ten tweede heb ik deze portefeuille nog niet zo lang geleden overgenomen van mijn collega Blok. Ten derde is het kabinet demissionair, dus moeten we een zekere terughoudendheid betrachten ten aanzien van de vraag hoe we een en ander denken te gaan oplossen. Ik zal de Kamer daarom op een enkel punt voorstellen om er schriftelijk op terug te komen. De heer Ronnes had bijvoorbeeld een vraag over de hypotheekmarkt. Ik moet er even rustig voor gaan zitten om daar een verstandig antwoord op te kunnen formuleren. Voor het eind van volgende week kan ik de Kamer daarover een brief sturen.
Eerst zal ik een aantal algemene thema's uit de eerste termijn van de Kamer lichten, daarna zal ik de vragen in de volgorde van sprekers langsgaan. Een thema springt er in ieder geval bij alle collega's uit: het beleid ten aanzien van het ICT-personeel. Mevrouw Van Eijs, de heer Middendorp en mevrouw Voortman vroegen daar vanuit verschillende invalshoeken naar. Laat ik vooropstellen dat ik het commentaar van de Rekenkamer herken dat ministeries nog te weinig samenwerken bij het aantrekken van ICT-personeel. In principe is het personeelsbeleid van het ministerie de verantwoordelijkheid van de betrokken Minister. Op het terrein van ICT doet men het dus ook nog per ministerie. Dat is niet goed en niet verstandig. We hebben een rijksbrede arbeidsmarktcampagne in gang gezet. De arbeidsmarkt trekt weer aan en we hebben te maken met een krappe arbeidsmarkt, met name op het gebied van de ICT. De campagne behelst de uitwisseling van cv's, het versterken van de relatie met het onderwijs en een rijks-ICT-traineeprogramma; daardoor kunnen via een rijksbrede aanpak per ministerie mensen worden aangetrokken.
Er is inderdaad – mevrouw Van Eijs zei dat – een tekort aan ICT-expertise, met name bij de uitvoeringsorganisaties van het Rijk. Die worden voor een deel ingevuld met externe inhuur. Voor het grootste deel betreft het softwareontwikkelaars en ICT-architecten, veiligheidsspecialisten, data-analisten en ethische hackers. Die tekorten kunnen een risico vormen voor onze ambities in de uitvoering, dus is het van groot belang dat we dat rijksbreed proberen op te pakken. Het is een van de prioriteiten in de Strategische I-agenda van de rijksdienst, die op 2 december 2016 aan de Tweede Kamer is gestuurd. Onderdeel daarvan is het uitbreiden van I-Interim Rijk naar 200 fte, een pool van professionals op het gebied van informatiemanagement, die kunnen worden ingezet voor complexe projecten en programma's. Dat moet nu dus gaan gebeuren. Daarbij is het van belang dat het Rijk in beeld komt als ICT-werkgever.
De heer Middendorp heeft specifiek gevraagd of de WNT dat in de weg staat. De huidige WNT kan dat niet doen, want die beperkt zich tot bestuurders en topfunctionarissen. De categorie die ik net noemde valt daar niet onder. Overigens kan het Rijk voor een ICT-functionaris niet zomaar 2 of 3 ton neertellen. Dat staat dus los van de WNT. Dat is over het algemeen het beleid. In andere opzichten is het Rijk een buitengewoon aantrekkelijke werkgever. Ik kan iedereen aanmoedigen om het Rijk serieus als werkgever in overweging te nemen, ook omdat je bij het ene departement kunt starten en drie jaar later bij een ander departement andere aspecten kunt oppikken. Je kunt je hele leven ICT-specialist blijven, maar je kunt je ook verder ontwikkelen. Laat ik als werkgever namens het Rijk deze pitch doen, en mensen aanmoedigen hun ICT-kennis voor de publieke zaak in te zetten. De heer Middendorp vroeg nog naar de stand van zaken met betrekking tot de inrichting van het ICT-kenniscentrum. Dat is de opvolging van de commissie-Elias. Het Rijk richt een platform in waar de chief information officers (CIO's) en de CIO-adviseurs van alle ministeries documentatie, ervaring en kennis met elkaar kunnen uitwisselen. We zullen ook interdepartementale analyses laten uitvoeren. Over de uitkomsten daarvan wordt de Kamer in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk geïnformeerd. Ik heb al toegezegd dat we jaarlijks een overzicht zullen opstellen van de manier waarop de adviezen van het BIT door de ministeries zijn opgevolgd. Ik erken dat de uitvoering van die toezeggingen uit de kabinetsreactie wat is vertraagd. Dat is te wijten aan het feit dat de vervulling van vacatures, die zijn ontstaan bij de formatie-uitbreiding van CIO Rijk de nodige tijd heeft gevergd. Maar dat heeft nu alle aandacht.
Dan nog over het plan van actie om tekorten en overschotten aan te pakken. De heer Middendorp vroeg daarnaar. Ik heb eerder toegezegd om medio 2017 met een plan van aanpak te komen. Dat wordt eind 2017 afgerond. Ik kijk even naar mijn ambtenaren, want het is nu zo'n beetje medio 2017: kan ik dat specifieker maken? Men fluistert mij iets toe, maar het lijkt mij beter om daar zo nog even op terug te komen. Ik ga nog even na of ik specifieker kan zijn dan «medio 2017», want de commissieleden zullen zeggen: dat is het al zo'n beetje.
Wat ga ik doen om de afhankelijkheid van inhuur te verkleinen? We hebben daar op zich een rijksbrede norm voor. Om de een of andere reden is die de Roemernorm gaan heten. We hebben de balkenendenorm en de Roemernorm; daar doen we het allemaal mee. Die norm houdt in dat er maximaal 10% extern mag worden ingehuurd. We proberen die norm na te streven, want het is geen wettelijke norm of een absoluut plafond. Rijksbreed lopen er wel projecten om zo veel mogelijk van het ingehuurde personeel ook in vaste dienst te nemen. Dat heet dan verambtelijking. In dit geval is dat dus een positieve kwalificatie. Het wordt meestal negatief gebruikt, maar we bedoelen hiermee dat iemand echt een officiële ambtelijke aanstelling krijgt. Soms is die kennis zo specialistisch dat het niet doelmatig is om daarvoor iemand aan te stellen en dan zullen we het toch op externe inhuur moeten houden.
Tot zover de vragen over de ICT-expertise bij het Rijk. Ik ga nu in volgorde van de vragenstellers de gestelde vragen langs.
Mevrouw Van Eijs vroeg naar het fonds voor de verduurzaming en signaleert dat er inderdaad nauwelijks of geen leningen zijn verstrekt uit dat fonds. In antwoord op vragen over het jaarverslag heb ik gesteld dat het mogelijk is dat men meer aanvragen gaat doen na inwerkingtreding van de energieprestatievergoeding voor nul-op-de-meterrenovaties in september van het afgelopen jaar. Maar die verwachting is tot dusver niet bewaarheid. We hebben al eerder toegezegd om in de loop van dit jaar opnieuw te bezien hoe die regeling verloopt. Daar zijn we nu mee bezig en ik zal in de loop van dit jaar de Kamer informeren over de voortzetting van die regeling. Ik moet dat ook in overleg met de corporaties doen.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Het is goed dat de regeling dan opnieuw bekeken wordt, maar onze specifieke vraag was een andere. Het idee van de regeling was ervoor te zorgen dat de woningvoorraad verduurzaamt. In dit geval wordt er vooral gekeken naar woningcorporaties maar die zoeken andere wegen. We zien ook dat op andere vlakken het geld voor vve's of individuele woningeigenaren voor verduurzaming juist uitgeput raakt. Kunt u meenemen in die beoordeling van het fonds of een verbreding van de doelgroep zou kunnen bijdragen aan het realiseren van de doestelling van het verduurzamen van de woningvoorraad in Nederland?
Minister Plasterk:
Ik wil het in ieder geval in overweging nemen; dus dat zeg ik toe. Ik zeg niet toe dat ik dat ga doen, maar wel dat ik ga bekijken of het een optie is.
Mevrouw Van Eijs vroeg ook naar de aanbeveling over de informatiebeveiliging. De definities worden in overleg met de Rekenkamer aangepast. Het CIO Rijk heeft alle rapportages van de Audit dienst Rijk ontvangen. We spreken op dit moment met alle departementale CIO's. Wanneer de CIO Rijk de indruk heeft dat er met die rapportages te weinig gebeurt, zal hij mij informeren en zal ik mijn collega's in het kabinet daarop aanspreken. Ik heb op dit moment geen reden om te denken dat dat nodig zal zijn.
Er werd gevraagd naar diversiteit. We streven inderdaad naar een diverse samenstelling van het personeelsbestand. In 2015 en 2016 tekenden alle ministeries het Charter Diversiteit. Met de ondertekening zegt een werkgever toe aan effectief diversiteitsbeleid te zullen doen. De afzonderlijke ministeries hebben sindsdien een plan van aanpak opgesteld. Dat is meer dan alleen vrouwen aan de top, want het gaat ook over de culturele of de etnische achtergrond, leeftijd, lhbti en arbeidsbeperkten. Het beleid op dit punt wordt per ministerie vormgegeven, maar het beraad van sg's heeft BZK recent gevraagd een meetbare ambitie te formuleren op het gebied van de etnische diversiteit. Die wordt op dit moment uitgewerkt.
Mevrouw Van Eijs (D66):
De Minister ging snel door het ICT-gedeelte heen. Ik heb ook een vraag gesteld over het bekijken van de kritische systemen. Gebeurt dat inderdaad één keer in de tien jaar? Zo ja, kan er dan niet meer worden gedaan? Het lijkt mij zeer belangrijk dat onderzocht wordt of het in orde is.
Minister Plasterk:
Daar kom ik op terug in de brief die ik al had aangekondigd.
Op het punt van de diversiteit ben ik overigens nog een antwoord schuldig op de vraag van mevrouw Van Eijs over de afkomstgegevens. Zolang de afkomstgegevens niet op persoonsniveau herleidbaar zijn, kan daarover gerapporteerd worden in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Dus: ja dat komt.
Minister Plasterk:
Ja, met die kanttekening.
De heer Kops van de PVV heeft een aantal vragen gesteld. Hij heeft onder meer gevraagd naar de effecten van de voorrang van statushouders. Daarover hebben we, geloof ik, vorige week in een algemeen overleg in een iets andere context al met elkaar gesproken. Laat ik mijn antwoord van toen consistent herhalen. Uit mijn hoofd zeg ik dat bij de toewijzing 16% naar statushouders gaat en de rest naar andere mensen. Natuurlijk is het zo dat elke woning die wordt toegewezen aan een statushouder, niet wordt toegewezen aan iemand anders. Het zal dus altijd een effect hebben. Aan de andere kant is het niet zo dat door die toewijzing aan statushouders de wachttijd verdubbelt of de wachtlijsten verdubbelen. Het gaat maar om 16% en dat is één op de zeven toegewezen woningen. Ja, er is natuurlijk altijd een zeker effect, maar toch houd ik wat ik eerder al heb gezegd, overeind: je kunt niet zeggen dat andere mensen langer op de wachtlijst staan doordat er sprake is van toewijzen aan statushouders.
Ik voeg daaraan toe dat we vorige week in een iets anders bezetting met elkaar gesproken hebben over het veranderen van de wet, zoals dat onder mijn hooggeschatte voorganger Blok heeft plaatsgevonden. Daardoor is er niet langer sprake van een wettelijke noodzaak om voorrang te verlenen aan statushouders. Dat is geliberaliseerd onder mijn voorganger en daardoor bestaat die noodzaak niet langer. Gemeenten kunnen dus zelf bepalen hoe zij daarmee omgaan. Die wet is door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen en toen hebben we met elkaar ook gesproken over de vraag of we de wet niet nog weer moeten veranderen en wel zo dat het niet meer is toegestaan om voorrang te geven aan statushouders. Daarover heb ik toen gezegd, en ik herhaal dat nu, dat ik niet in de positie ben om nu nog weer andere wetswijzigingen aan te kondigen. Ik beperk me ertoe om de wetswijzing toe te lichten, namelijk de liberalisering die heeft plaatsgevonden onder collega Blok. Hij heeft die wetswijziging natuurlijk namens het kabinet verdedigd. Er zijn geen andere voornemens op dit punt van de kant van het kabinet.
Over de Rotterdamwet kan ik op dit moment alleen maar zeggen dat er naar mijn weten geen relatie is tussen de maatregel en het jihadisme. De maatregel draagt wel bij aan de algemene verbetering van de leefbaarheid. Het is inderdaad bedoeld om de leefbaarheid in algemene zin te verbeteren. Het is vooral een middel om de eenzijdige samenstelling van wijken en buurten te doorbreken. Er zijn inderdaad vier gemeenten – ze werden al door de heer Kops genoemd – waar dit aan de orde is: Capelle aan den IJssel, Nijmegen, Rotterdam en Vlaardingen.
Over de statushouders en de druk op de woningmarkt heb ik gesproken en daarmee kom ik toe aan de vragen van de heer Middendorp.
Mevrouw Voortman vroeg ook al naar de onrechtmatige toekenning van de huurtoeslag. De fouten en de onzekerheden in de rechtmatigheid zijn het gevolg van fouten in de verwerking en het niet volledig kunnen vaststellen van de huurtoeslag op basis van de gegevens uit de basisregistraties. De huurtoeslag wordt toegekend op basis van een schatting van het inkomen van de huurder. Voor de definitieve toekenning wordt vastgesteld of dat inkomen juist is geweest. Een onjuiste inschatting van het inkomen kan leiden tot een nabetaling of, omgekeerd, tot een terugvordering. De Rekenkamer laat in het verantwoordingsonderzoek zien dat het aantal terugvorderingen de afgelopen jaren is afgenomen. Dat betekent kennelijk dat men op voorschotbasis dichter bij de uiteindelijke realisatie is gekomen. Op zichzelf is een zeker percentage na- of terugbetalingen inherent aan de keuze voor zo'n voorschotstelsel. Ook gezien de draagkracht van de doelgroep is het onvermijdelijk dat een deel van die vorderingen ten slotte niet inbaar is. Dat is 6%. Dat is natuurlijk niet de bedoeling, maar dat ligt wel in de aard van het stelsel.
De heer Middendorp vroeg naar de informatiebeveiliging. Die vraagt een grotere inspanning van de departementen. Ik zal me ervoor inspannen om de departementen daarbij te ondersteunen en aan te spreken. Met ingang van dit jaar ontvangt de CIO Rijk zowel de geanonimiseerde rodedradenrapportage als de departementale rapporten van de collega-CIO's. Het opstellen van regels, analoog aan de rijksbegrotingsvoorschriften, lijkt me daarom op dit moment niet nodig, maar ik ga graag in het najaar het gesprek met de heer Middendorp aan – optimistisch als wij zijn – over de voortgang. Als ik «ik» zeg, bedoel ik wij, want in het najaar zou het ook mijn rechtsopvolger kunnen zijn.
De heer Middendorp (VVD):
Voor mijn beeld: dat gesprek in het najaar... Ik ben altijd optimistisch, maar ik weet niet waarover ik dan optimistisch moet zijn. Waarom kunnen we niet nu al, aan de hand van wat de Rekenkamer daarover heeft gezegd, een optimistisch gesprek voeren over de visie van de Minister daarop? De Minister herhaalt verder de reactie in het Rekenkamerrapport. Dat is legitiem, voor zover ik de rodedradenrapportages nu kan inschatten. Mijn vraag ging iets verder, want ik vroeg eigenlijk hoe we die analogie moeten bekijken. Hoe moeten we kijken naar die vergelijking tussen de rijksbrede verantwoordelijkheid van Financiën voor de financiële bedrijfsvoering en het idee om te kijken naar zo'n soort rijksbrede verantwoordelijkheid op het gebied van ICT? In het vervolg van mijn verhaal licht ik de ICT eruit, omdat die misschien wel heel veel overeenkomsten heeft. Je kunt daar daardoor heel veel winst boeken, die misschien nuttig is voor dat optimistische gesprek in september. Je kunt die in ieder geval zien als je daarnaar kijkt.
Minister Plasterk:
Allereerst: mijn zinsnede over optimisme had meer betrekking op ... Of het nu optimistisch of pessimistisch is, laat ik maar in het midden. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik dat zal doen, maar ik weet niet of dat ik nog in persoon zal doen. Terwijl wij hier zitten, lopen daarover elders op deze vierkante kilometer immers gesprekken.
Laat ik inhoudelijk ingaan op het punt dat de heer Middendorp maakt, namelijk zijn vraag of informatiebeveiliging op dezelfde manier vervlochten is als het beleid voor financiën. Het departement van Financiën moet een paraaf zetten op alles wat andere departementen doen zodra het de financiën betreft, en zou BZK dat dan niet ook moeten doen op het gebied van informatica? Ik begrijp de vraag wel, maar met in het achterhoofd dat we overregulering tegen moeten gaan zou ik vooralsnog willen proberen om het te doen op basis van vrijwilligheid en overredingskracht. Dat wil zeggen: zonder dat we nu weer voor andere departementen regels gaan stellen op dit punt en zonder dat BZK voortaan alles moet paraferen wat er op bijvoorbeeld het departement van VWS of OCW gebeurt.
We moeten daarover nu eerst het gesprek met de CIO's voeren, maar als ik het gevoel krijg dat het niet opschiet of dat men niet thuis geeft en dat dat wordt veroorzaakt door een gebrek aan bevoegdheden van BZK, dan zal ik dat de Kamer melden. Althans, ik zal het eerst in het kabinet aan de orde stellen en als dat niet tot een bevredigende oplossing leidt, zal ik dat de Kamer melden. Misschien dat ik daarmee antwoord heb gegeven op de gestelde vraag.
De heer Middendorp (VVD):
Dat is inderdaad een antwoord. Als ik het goed begrijp, zal er dan bekeken worden hoe het nu is en of er aanleiding is om daarover verder na te denken. Oftewel: dan wordt er inderdaad naar de vergelijking gekeken. Ik voeg daar nog wel aan toe dat de vraagstelling niet alleen hoeft te zijn of BZK, of welke bewindspersoon die rijksbrede ICT-verantwoordelijkheid ook heeft, meer regels moet verzinnen en of één ministerie moet paraferen. Het is niet alleen beveiliging, zo merk ik nog even op, want de verantwoordelijkheid over bijvoorbeeld ICT-veiligheid ligt natuurlijk gewoon bij het ministerie dat over veiligheid gaat. Het gaat om de vraag of er één ministerie is dat een coördinerende rol heeft en dat ook een aantal van de elementen, of allemaal, tot en met het paraferen, van het Ministerie van Financiën op het gebied van financiën overneemt. De vraagstelling is dus iets spannender. Ik denk dat het daarom ook de moeite waard is om er, zoals zonet aangegeven werd door de Minister, over na te denken. Dat moet gebeuren met enige snelheid, want het is ook input voor een gesprek dat wij wellicht met zijn allen zullen voeren in september. Daar ben ik optimistisch over.
Minister Plasterk:
Allereerst neem ik nota van de terechte signalering dat de vraag van de heer Middendorp niet alleen over de informatiebeveiliging ging maar over informatica in brede zin.
Ten tweede is er voor wat betreft informatica bij de overheid natuurlijk een coördinerend Minister. Dat is de Minister van BZK. We hebben ook nog een Digicommissaris. We hebben geloof ik maar twee commissarissen, een voor het water en een voor de digitale overheid. Dat is, zoals de Kamer weet, de heer Eenhoorn, die dat de afgelopen jaren daadkrachtig heeft gedaan, waarvoor ik hem dank. Dat laat onverlet de vraag of je in een nieuw kabinet niet in algemene zin een portefeuilleverantwoordelijkheid zou moeten toewijzen voor de informatica, niet alleen bij de overheid maar in brede zin. Nu zit bijvoorbeeld voor het niet-overheidsdeel ook een grote portefeuilleverantwoordelijkheid bij het departement van EZ. Ik vind het altijd moeilijk om op dat soort portefeuillevragen een antwoord te geven, omdat dit typisch het soort zaken is dat men bij formaties regelt. Ja, ik kijk nu naar GroenLinks, maar ...
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Tja, nu kunt u wel naar mij kijken ...
Minister Plasterk:
Nee, dat moet ik nog even ontwennen!
Er zit namelijk ook een politiek aspect aan. Door iemand coördinerend Minister op zo'n terrein te maken, doe je ook een politieke uitspraak: dit moet in de volgende periode centraal staan in het beleid en wel zodanig dat één iemand rijksbreed aan de touwtjes trekt. Dan kun je nog discussiëren over de mate van doorzettingsmacht die daarbij hoort. Ik denk dus dat die knoop aan de formatietafel – nu kijk ik gewoon voor me uit! – moet worden doorgehakt.
Ik was gebleven bij de vragen van de heer Ronnes. Hij vroeg specifiek naar het feit dat aan de huurtoeslag meer besteed is dan ervoor was begroot. Het antwoord daarop is dat de ramingen noodzakelijkerwijs gebaseerd zijn op ervaringen uit het verleden, maar dat externe factoren invloed kunnen hebben op de omvang van de populatie. Werkloosheid en recessie kunnen bijvoorbeeld bijdragen aan het vergroten van de groep die op huurtoeslag is aangewezen. De ramingen worden altijd gebaseerd op ramingen van het Centraal Planbureau. Voor wat betreft de volumes zijn die ramingen in de afgelopen jaren een aantal malen naar boven bijgesteld, waardoor pas op dat moment bleek dat men voor de huurtoeslag was uitgegaan van een te laag volume. Bij de eerste suppletoire begroting is hierover met de Kamer gecommuniceerd. Toen is het budget verhoogd. Naast een oploop in het volume was er ook sprake van een hoger aantal aanvragers, een lager niet-gebruik en een meerjarige doorwerking van het tekort van 2015. Daarnaast omvatte de verhoging ook problematiek uit de begroting voor 2016 waarvoor nog geen dekking was gevonden. Dat is allemaal meegenomen in de verhoging bij de eerste suppletoire begroting. Omdat het budget van de huurtoeslag is verhoogd met 241 miljoen bleef er uiteindelijk toch nog een overschrijding van 13,5 miljoen. Die overschrijding was overigens het gevolg van de poging om te komen tot een evenwichtig koopkrachtbeeld over 2017, waarbij de uitgaven voor huurtoeslag met 150 miljoen zijn verhoogd. Dat was dus geen tegenvaller of zo; dat was een bedoelde verhoging. Daar was in de begroting voor 2016 nog geen rekening mee gehouden. Voor het overige kan ik nog verwijzen naar het ibo over sociale huur, waarin wordt geconstateerd dat de groei van huurtoeslaguitgaven niet veroorzaakt is door grote ontwerpfouten, maar voor het grootste deel door de economische recessie, door effecten van bedoeld overheidsbeleid, zoals ik net noemde, en door demografische veranderingen. Over de ramingssystematiek wordt in het rapport geconcludeerd dat die over het algemeen, los van de exogene ramingen, goed functioneert.
De voorzitter:
En toch heeft de heer Ronnes nog een vraag.
De heer Ronnes (CDA):
Ja. Het is al jaren het geval dat we tekorten hebben op de huurtoeslag. We hebben die inderdaad gerepareerd met de wijziging die nog niet zo lang geleden is doorgevoerd. Je ziet dat de begroting nu weer naar beneden wordt bijgesteld. Ik waardeer de gedetailleerde beantwoording van de Minister, maar vraag hem toch of hij er nu zelf in gelooft dat we, met de voorspellingen die er nu liggen, volgend jaar niet weer een tekort hebben van 10, 15 of 20 miljoen. De Minister is er door de onderbouwing die er ligt dus voldoende van overtuigd dat dit in lijn is met wat we volgend jaar kunnen verwachten.
Minister Plasterk:
Het is mijn verantwoordelijkheid om de begroting naar beste weten op te stellen en haar dus een realistische raming te laten zijn van de uitgaven die zich gaan voordoen, maar ik heb geen glazen bol. Het is een reële taxatie, gebaseerd op de gegevens van het Centraal Planbureau. Als het tegenzit, zit het vaak meer tegen; dat hebben we in de afgelopen jaren gezien. Nu gaat het de goede kant op. Dit is een reële schatting op dit moment. Dus ja, ik sta daarvoor, maar ik kan geen garantie geven. Het blijft natuurlijk een raming en het gaat over grote volumina dus het kan volgend jaar toch net iets anders uitpakken. Het korte antwoord is dus ja.
De heer Ronnes heeft nog een vraag gesteld over de Huurcommissie. Daarover is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend, maar dat is door de Kamer controversieel verklaard. Dat heeft overigens als gevolg dat er een tekort van 4 miljoen ontstaat bij de Huurcommissie, omdat het wetsvoorstel ook de bekostigingswijze beoogt aan te passen. Er zijn inmiddels op de BZK-begroting middelen gevonden om dat tekort incidenteel te dekken. Dat biedt nu de ruimte om de behandeling af te wachten, die naar ik aanneem wordt opgepakt op enig moment in dit kalenderjaar. Dat is op tijd om het voor volgend jaar alsnog te doen.
Voor een doorkijk in de hypotheekrenteaftrek en de renteontwikkeling gaan wij even zitten. Die vraag krijgt de Kamer dus schriftelijk beantwoord.
Dat brengt mij op de vragen van mevrouw Voortman. Over het terugvorderen van huurtoeslag heb ik zojuist gesproken. We baseren dat allemaal op de informatie van de Belastingdienst. Die hanteert sinds 2016 een andere systematiek voor het bepalen van het geschatte inkomen. Die andere systematiek dient ertoe te leiden dat het geschatte inkomen minder afwijkt van het vastgestelde inkomen, waardoor minder hoeft te worden teruggevorderd. Na de definitieve toekenning van 2016 – dat gebeurt ongeveer nu, medio dit jaar – kan het effect van de gewijzigde systematiek worden vastgesteld. De Belastingdienst verwacht met deze systematiek de burger te helpen bij het juist schatten van het inkomen. Ook de ingevoerde fraudemaatregelen en het steeds meer uitvoeren van controles in de actualiteit moeten ervoor zorgen dat het terug te vorderen bedrag maar ook het aantal terugvorderingen afneemt. Maar zoals ik al zei, blijft het inherent aan de systematiek dat er soms teruggevorderd of nabetaald moet worden.
Er is 10% meer huurtoeslag besteed dan begroot. Daar heb ik zojuist antwoord op gegeven bij de vragen van de heer Ronnes. Mevrouw Voortman had dezelfde vraag.
De fractie van GroenLinks heeft er al eerder voor gepleit om nog eens kritisch te kijken naar het systeem van toeslagen. In de Kamerbrief met een nadere uitwerking van de beleidsopties ibo sociale huur is zo'n variant opgenomen. Dit onderwerp is controversieel verklaard, dat weet ik, maar mevrouw Voortman vroeg ook naar het in kaart brengen van de opties. Ik verwijs dus even naar de Kamerbrief daarover, waarin wordt verwezen naar artikel 1 van de beleidsdoorlichting woningmarkt. Daarin is een variant uitgewerkt waarin de inkomensafhankelijkheid van de huurtoeslag lineair wordt vormgegeven bij een verder gelijkblijvende systematiek. Daarmee vervalt het harde maximum aan de inkomensgrens, waarvan mevrouw Voortman zei dat het een armoedeval-achtig effect heeft. Het is aan een volgend kabinet om hierin keuzes te maken, maar die variant is in ieder geval wel in beeld gebracht.
Hoe kan het aantal sociale huurwoningen met 22.000 zijn afgenomen? Dat vroeg mevrouw Voortman. De corporaties maken met gemeenten en met huurdersorganisaties afspraken over de omvang van de woningvoorraad. De passende omvang verschilt per gemeente en per periode en kan dan ook het best op lokaal niveau worden bepaald. De optelsom van nieuwbouw, sloop en verkoop leidde tussen 2014 en 2015 tot een beperkte daling van de huurwoongelegenheden van corporaties, overigens op een totale voorraad van 2,37 miljoen. Uit de meest recente voornemens van de corporaties blijkt dat de nieuwbouwproductie toeneemt ten opzichte van de vorige vijfjaarsprognose, met 22%. Daarmee neemt de totale voorraad huurwoongelegenheden licht toe tot ongeveer 2,39 miljoen in 2021, zo wordt geschat. Overigens is binnen die geplande productie een verschuiving zichtbaar naar het goedkope en vooral het betaalbare segment van 46% naar 70% van de nieuwbouw. Dat is dus goed nieuws voor de mensen met een kleine portemonnee.
Op de vraag over de rijksbrede bedrijfsvoering heb ik naar aanleiding van de vraag van de heer Middendorp al antwoord gegeven. Mevrouw Voortman vroeg ook of ik voldoende in positie ben om dat te kunnen doen. Ik heb al gezegd dat ik denk dat we dit op basis van redelijkheid zullen moeten kunnen doen. Mocht blijken dat het niet lukt, dan ga ik dat eerst in de Trêveszaal aan de orde stellen. Mochten we er daar niet uit komen, dan kan ik de Kamer daar altijd nog over informeren. Dan kunnen we bezien hoe we daarmee verder gaan.
Ik denk dat ik alle aan mij gestelde vragen heb beantwoord, maar er wordt mij nu nog een datum aangereikt. Het plan voor de ICT-arbeidsmarkt komt in de loop van dit jaar. Ik had gezegd medio 2017, maar dat zijn de contouren. Het uiteindelijke plan komt ergens dit jaar. Nauwkeuriger kan ik het nu niet aangeven. Ik heb voor een aantal zaken naar de schriftelijke beantwoording gewezen.
De heer Ronnes (CDA):
Het zou kunnen dat ik het niet gehoord heb, maar ik heb nog een vraag openstaan op mijn lijstje. Die vraag gaat over het eigen vermogen van de agentschappen FMHaaglanden en Rijksvastgoed, die incidenteel worden ingezet bij andere shared-serviceorganisaties. Waarom gebeurt zoiets? Wij vinden dat eigenlijk niet wenselijk. Kan de Minister daar iets over zeggen?
Minister Plasterk:
De heer Ronnes heeft gelijk; aan die vraag was ik niet toegekomen. In principe werken alle shared-serviceorganisaties kostendekkend. Helaas is er bij de shared-serviceorganisatie ICT sprake van een tekort vanwege aanloopkosten voor een datacentrum. De Regeling agentschappen van het Ministerie van Financiën staat vermogensoverdracht tussen de shared-serviceorganisaties toe. Dat is wat ik er nu over kan zeggen.
De voorzitter:
Is dat helder? Zijn er verder geen vragen blijven liggen? Dan gaan we naar de tweede termijn. Ik geef daarin het woord aan mevrouw Van Eijs. Ik hoop dat iedereen het een beetje binnen de tijd wil houden. Er kunnen eventueel moties worden voorgelezen, maar de normale spreektijd is maximaal twee minuten.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter. We zijn blij met de toezegging van de Minister dat hij zal kijken naar de verbreding van de doelgroep voor de verduurzaming van woningen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de totale voorraad echt verduurzaamd wordt.
Op het gebied van de rijksdienst hebben we twee punten gemaakt. Ons eerste punt ging over ICT, dus informatie, en de veiligheid daarvan. We dachten erover om een motie in te dienen over de nu erg spaarzame audits van de kritische systemen, maar we wachten eerst met spanning de brief van de Minister af en zullen die zorgvuldig bestuderen.
Ons andere punt betrof diversiteit. We zijn blij dat de cijfers zo veel mogelijk worden uitgebreid, zodat de Kamer beter kan controleren of alle beleidsplannen die de Minister heeft opgenoemd, daadwerkelijk leiden tot een grotere diversiteit, dus niet alleen meer vrouwen aan de top maar een echt brede diversiteit.
De heer Kops (PVV):
Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik zal het kort houden. Ik heb een motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders af te schaffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (34 725 XVIII).
De heer Kops (PVV):
Ik heb nog een motie, de laatste.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, gemeenten niet toe te staan voorrang te verlenen aan statushouders bij de toewijzing van woonruimte,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (34 725 XVIII).
De heer Middendorp (VVD):
Voorzitter. Ik was blij om de oproep te horen om de rijksoverheid tot een profesionele, goede werkgever te maken. Dat deed mij deugd; het was een fijn reclamemoment.
Ik had in mijn bijdrage de motie-De Vries c.s. genoemd. Die is een stuk breder dan het ICT-plan waarover we het zojuist even gehad hebben. De Minister gaf aan dat het eind dit jaar bekend zal worden gemaakt. Ik ben echter wel benieuwd naar de andere elementen, die misschien niet op ICT zien. Naar mijn weten gaat een aantal daarvan toch echt wel over de rijksdienst. Die zijn dus wel relevant voor de manier waarop we aan de slag gaan met de lessen van 2016 in de hand. In de motie-De Vries c.s. is sprake van «december 2017». De combinatie van het antwoord op de vraag over de ICT en de oproep in de motie wordt misschien strak gepland. Ik krijg daar graag een reactie op.
Ik dacht dat we een heel eind gekomen waren met het bekijken van waar er ruimte zit om in de komende maanden toch voortgang te boeken op de vraag wat we kunnen leren van de functie die Financiën speelt bij de rijksbrede begrotingssystematiek van het Rijk. Volgens mij gaf de Minister aan dat er allerlei randvoorwaarden aan zijn verbonden die het ingewikkeld maken om dit tot op het laatste punt specifiek te maken, in de zin van: deze bewindspersoon met deze doorzettingsmacht en deze elementen van Financiën moeten daarin worden verwerkt. Maar ik denk dat we veel wél kunnen doen. Ik dacht dit ook te horen halverwege de korte discussie daarover. Is het dus mogelijk om aan de hand van wat er terugkomt bij BZK – dat speelt daarin nu een coördinerende rol vanuit de Rijksdienst, zoals de Minister aangaf – toch nu al te bekijken wat de elementen zijn die misschien kunnen worden overgenomen vanuit de rol die Financiën heeft?
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. Ik heb twee korte punten. Ik ben blij met de toezegging dat ik inzicht zal krijgen in de toekomstige trends met betrekking tot de hypotheektotalen. Een ander punt is het laatste antwoord over de overheveling door agentschappen. Mijn fractie ziet het echt als onwenselijk dat er op die manier met gelden wordt geschoven. Er moet gewoon goed gerapporteerd worden wat de resultaten zijn. De slecht presterende SSO's moeten gewoon zorgen dat ze het zelf oplossen; het kan niet zo zijn dat hun kas gespekt wordt door een ander.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik kom ten eerste te spreken over het terugvorderen. Ik denk dat het inderdaad goed is om te kijken naar het effect van de nieuwe systematiek. We kunnen natuurlijk nooit helemaal voorkomen dat er teruggevorderd moet worden, ook te veel betaalde huurtoeslag, maar het gaat mij er vooral om dat wij proberen om het zo veel mogelijk te voorkomen, omdat terugvorderen juist tot problemen bij mensen kan leiden. Ik ben benieuwd naar de evaluatie van de nieuwe systematiek.
Dan kom ik te spreken over de rijksbrede bedrijfsvoering en de manier waarop de Minister daarin meer een positie kan krijgen. Ik snap wel wat de Minister zegt: je moet niet meteen allemaal formele regels maken, maar eerst kijken in hoeverre je op basis van redelijkheid er met je collega's uit kunt komen. Ik wil hem daar succes bij wensen. Mocht bij een volgend jaarverslag weer blijken dat er toch nog gedoe over is, dan kan ik mij voorstellen dat dat tot een volgende stap zal leiden.
We wachten het plan van aanpak af voor het ICT-personeelsbeleid.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat de Minister direct kan antwoorden. Het woord is aan hem.
Minister Plasterk:
Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar begrip dat ik op een enkel punt nog schriftelijk terug moet komen. Ik dank mevrouw Van Eijs dat ze de schriftelijke beantwoording afwacht voordat ze eventueel haar voorgenomen motie indient. We zullen proberen om aan haar verwachtingen tegemoet te komen.
Dan kom ik te spreken over de twee moties van de heer Kops. In de motie op stuk nr. 8 verzoekt hij de regering om de Tijdelijke Regeling Stimulering Huisvesting Vergunninghouders af te schaffen. Ik ontraad deze motie omdat deze tijdelijke regeling is vastgesteld in goede samenspraak met de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Collega Dijkhoff, portefeuillehouder op het gebied van vluchtelingen, heeft deze regeling in samenspraak met het lokaal bestuur gemaakt. Ik kan niet namens het kabinet het oordeel over het afschaffen van de regeling aan de Kamer laten, dat zou echt eenzijdig en niet netjes zijn. Ik ontraad deze motie.
In de motie op stuk nr. 9 wordt de regering verzocht, gemeenten niet toe te staan voorrang te verlenen aan statushouders bij de toewijzing van woonruimte. Daarvoor zou je de wet moeten veranderen. Aanvankelijk verplichtte de wet gemeenten om voorrang te geven aan statushouders. Onder collega Blok is dit recentelijk geliberaliseerd, toen de beide Kamers die verplichting hebben laten vervallen waardoor gemeenten het nu zelf uit mogen maken. Het zou niet consistent zijn om dan een halfjaar later een motie aan te nemen waarin staat dat gemeenten niet meer zelf mogen uitmaken of zij die voorrang willen verlenen. Onder verwijzing naar de recente in het Staatsblad verschenen wet wil ik deze motie dus ontraden.
De heer Kops (PVV):
Het is misschien niet consistent, maar zou de Minister het niet willen? Zou hij het niet logisch vinden om gemeenten te verbieden voorrang te verlenen aan statushouders?
Minister Plasterk:
Nee. Collega Blok heeft hier namens het kabinet het wetsvoorstel verdedigd om de verplichting te vervangen door het leggen van de verantwoordelijkheid waar deze hoort, bij de gemeente. Ik zou het niet logisch vinden om daar waar het eerst een verplichting was, er nu een verbod van te maken. Dat gaat mij echt te ver. Ik ontraad dus de motie.
De heer Middendorp vroeg naar de uitwerking van de motie-De Vries c.s. Ook vroeg hij mij om toch nog eens terug te komen op een wellicht coördinerende rol voor het Ministerie van BZK, vergelijkbaar met de rol die Financiën heeft. Ik zal proberen om in de brief die ik voor eind volgende week heb toegezegd nog wat meer in detail in te gaan op beide punten, zodat ik zo veel mogelijk vragen inhoudelijk kan beantwoorden.
De heer Ronnes zei dat het overhevelen van overschotten bij agentschappen onwenselijk is. Dat ben ik met hem eens. Wat er is gebeurd, is niet tegen de wet of onrechtmatig maar is ook niet wat wij beogen. Dat is dus hierbij aangetekend.
Ik dank mevrouw Voortman voor de steun, namelijk dat wanneer ik niet op vrijwillige basis ver genoeg kom bij de collega's, zij klaarstaat om mij of op enig moment mijn opvolger op dit punt een steuntje in de rug te geven.
Daarmee heb ik, meen ik, alle vragen beantwoord.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn en ook aan het einde van dit wetgevingsoverleg. Over de twee ingediende moties wordt aanstaande dinsdag gestemd.
Ik heb twee toezeggingen genoteerd.
– In de loop van het jaar bekijkt de Minister, bij een vorm van evaluatie die toch al plaatsvindt, de scope van het Fonds energiebesparing huursector.
– De Minister stuurt een brief waarin een drietal zaken aan de orde komt. Dit zijn de vraag van D66 of kritische ICT-systemen vaker kunnen worden doorgelicht dan eenmaal per tien jaar, een vraag van het CDA over het hypotheekbedrag en de toekomstige ontwikkelingen van het rentebedrag, en een vraag van de VVD of de Minister uitgebreider in kan gaan op de motie-De Vries c.s. en de coördinatie van ICT vanuit BZK.
Kan de Minister aangeven op welke termijn die brief aan de Kamer gestuurd wordt?
Minister Plasterk:
Ik had meen ik al gezegd dat ik denk dat dat voor eind volgende week moet kunnen.
De voorzitter:
Dan noteren we «eind volgende week». Ik zie dat de heer Middendorp daar nog een vraag over heeft. Kort graag.
De heer Middendorp (VVD):
Het ging mij met name om de analogie met Financiën. Dat is, denk ik, wel een belangrijke toevoeging.
De voorzitter:
Dat was al helder. Een analogie met Financien en de coördinatie daar.
Ik dank iedereen voor de bijdragen en sluit de vergadering.
Sluiting 17.11 uur.