Vastgesteld 20 juni 2017
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 17 mei 2017 van de Algemene Rekenkamer inzake aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) (Kamerstuk 34 725 XVI, nr. 2).
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft deze vragen beantwoord bij brief van 19 juni 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Lodders
De griffier van de commissie, Post
Vraag 1
Hoeveel privacy-incidenten hebben zich het afgelopen jaar voorgedaan rondom de Jeugdwet?
Antwoord 1:
Op landelijk niveau is hier geen informatie over beschikbaar.
Vraag 2
Hoeveel privacy-incidenten hebben zich het afgelopen jaar voorgedaan aangaande de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)?
Antwoord 2:
Op landelijk niveau is hier geen informatie over beschikbaar.
Vraag 3
Hoe zal in de komende jaren verandering plaatsvinden op het gebied van inzicht in de geleverde zorg voor het beschikbaar gestelde budget? Is u bekend welke mate van verspilling tegengegaan zou kunnen worden (procentueel en in euro's)? Zo nee, zou u dit willen onderzoeken?
Antwoord 3:
Er zijn diverse acties in gang gezet om eerder inzicht te krijgen in de zorguitgaven en om de ontwikkelingen in de zorguitgaven beter te kunnen verklaren, onder andere op voorstel van de stuurgroep Verbetering Informatievoorziening Zorguitgaven. Het duurt enige tijd voordat deze acties hun volledige effect behalen. Een voorbeeld is de verkorting van de maximale doorlooptijd van de DBC’s in de medisch-specialistische zorg van 365 dagen naar 120 dagen vanaf 2015. Hierdoor is de laatste DBC die meetelt in de schade van 2015 zo’n 8 maanden eerder gesloten dan zonder de verkorting het geval zou zijn geweest. Dit is een onderdeel van het totale proces, waar ook de administratieve verwerking in de zorginstelling en bij de zorgverzekeraars deel van uitmaken. Omdat de verkorting van de doorlooptijd een omvangrijke wijziging in de productstructuur betrof, is de volledige tijdwinst voor het schadejaar 2015 nog niet zichtbaar. Het lijkt erop dat voor het schadejaar 2016 al meer tijdwinst wordt geboekt. Voor de komende jaren is aanvullende tijdwinst mogelijk, zeker in combinatie met andere maatregelen als meer aandacht voor snel en correct declareren, verbetering van de beschikbare informatie over het onderhandenwerk en verbetering van de raming door zorgverzekeraars. Ik verwacht dat het hierdoor in de komende jaren veel korter na afloop van het jaar dan nu mogelijk zal zijn een betrouwbaar beeld van de zorguitgaven beschikbaar te hebben.
Een betere verklaring van de ontwikkelingen in de zorguitgaven wordt mogelijk door het beter beschikbaar komen van de informatie van de zorgverzekeraars.
Naast de acties die al in gang zijn gezet, is ook de Commissie Transparantie en Tijdigheid, die ik vorig jaar heb ingesteld, bezig om concrete verbetervoorstellen voor te bereiden, in het bijzonder voor de medisch-specialistische zorg en de curatieve ggz. De rapportage van de commissie verwacht ik voor 1 oktober van dit jaar.
In beginsel is verspilling niet in het belang van zorgverzekeraars, zorgaanbieders, verzekerden en overheid. In het zorgstelsel zijn zij samen verantwoordelijk voor het tegengaan van verspilling. Een van onze beleidsprioriteiten in de afgelopen kabinetsperiode en in de met de sector afgesloten hoofdlijnakkoorden, was de aanpak van verspilling. Ik heb het Meldpunt verspilling in de zorg geopend om patiënten en zorgprofessionals te betrekken bij het tegengaan hiervan. Op het Meldpunt verspilling in de zorg zijn van mei 2013 tot juli 2016 ruim 22.500 meldingen binnengekomen. Hierop zijn ruim 20 acties samen met ruim 40 partijen uit de zorg geformuleerd en in gang gezet. Deze acties zijn na het stoppen van het programma ondergebracht bij VWS. Na het stoppen van het programma is door de Kamer gevraagd om een duiding van de effectiviteit van de ingezette financiële middelen van het programma, alsmede inzicht in de besparingsagenda. Deze is in december 2016 aan uw Kamer verstuurd (Kamerstuk 33 654, nr. 22).
Vraag 4
Uniformering en standaardisering bij gemeenten blijft volgens de Algemene Rekenkamer een aandachtspunt. Welke stappen gaat u nog concreet zetten om hierop vooruitgang te boeken?
Antwoord 4:
In de brief van 30 maart 2017 (Kamerstuk 29 515, nr. 399) aan de Tweede Kamer over de voortgang van de aanpak van aanpak administratieve lasten in de maatschappelijke ondersteuning en de jeugdhulp heb ik aangegeven dat ik met de VNG en de branches voor zorgaanbieders bestuurlijke afspraken heb gemaakt over het terugdringen van administratieve lasten en de regeldruk. Er zijn afspraken gemaakt over de activiteiten die in 2017 noodzakelijk zijn om het beoogde doel te bereiken, namelijk:
a) Het faciliteren van het programma i-Sociaal Domein.
b) Het aanpakken van de interne regeldruk bij gemeenten en aanbieders.
c) Wet- en regelgeving om het proces te versnellen.
Vraag 5
Hoeveel en welke gemeenten hebben over het jaar 2016 geen goedkeurende accountantsverklaring gekregen en hoe verhoudt dit zich tot de helft van de gemeenten die over 2015 ook geen goedkeurende accountantsverklaring kregen
Antwoord 5:
Op dit moment is niet bekend hoeveel en welke gemeenten géén goedkeurende accountantsverklaring krijgen over het jaar 2016. De meeste controleverklaringen zijn op dit moment nog niet afgegeven door de controlerende accountants van de gemeenten. Het college van B&W moet binnen twee weken na vaststelling door de gemeenteraad, maar in ieder geval vóór 15 juli 2017 de jaarstukken en de controleverklaring alsmede het verslag van bevindingen over het verslagjaar 2016 aan gedeputeerde staten en aan de Minister van Binnenlandse Zaken (BZK) toesturen. De Minister van BZK zal in het najaar van 2017 aan de Kamer rapporteren over afgegeven controleverklaringen.
Vraag 6
Hoeveel geld heeft de toename van de bureaucratie in de Wmo en de Jeugdhulp over 2016 gekost en hoeveel was dit in 2015?
Antwoord 6:
Omdat gemeenten vanaf 1 januari 2015 wettelijk verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de taken die vallen onder de Wmo 2015 en de Jeugdwet, is hier op landelijk niveau géén informatie over beschikbaar.
Vraag 7
Waarom heeft de aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies geen prioriteit?
Antwoord 7:
De aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik heeft de volle aandacht van VWS. VWS registreert onregelmatigheden, conform de voorschriften van het Ministerie van Financiën. Voor elke subsidieaanvraag wordt gecontroleerd of de subsidieaanvrager in dit register is opgenomen. Signalen van misbruik of fraude worden onderzocht. Bij een daadwerkelijk vermoeden van misbruik of fraude voert VWS nader onderzoek uit en stopt de bevoorschotting. Indien onderzoek uitwijst dat er sprake is van misbruik of fraude wordt de subsidie teruggevorderd en de instelling opgenomen in het M&O-register. Tevens wordt per geval bezien of aanvullende maatregelen worden getroffen, zoals strafrechtelijke of civielrechtelijke vervolging.
Vraag 8
Hoe gaan de tekortkomingen in het subsidiebeheer opgelost worden? En waarom zijn niet in alle gevallen waarbij onzekerheden zijn aangetroffen sancties opgelegd?
Antwoord 8:
VWS heeft de eisen voor de kwaliteit van het subsidiebeheer in de vorm van signaalwaarden vastgelegd in de normatiek subsidiebeheer. Per kwartaal monitort VWS op basis van uitgevoerde kwaliteitsmetingen de kwaliteit van het subsidiebeheer. Daarbij maakt VWS ook gebruik van metingen die de ADR op kwartaalbasis uitvoert. Uit deze metingen blijkt dat het subsidiebeheer van VWS in 2016 is verbeterd ten opzichte van 2015. Op alle beheersaspecten wordt boven de signaalwaarde gescoord. Doel is niet alleen om het kwalitatief hoge niveau vast te houden, maar ook verdere verbetering. Op basis van de uitkomsten van de kwaliteitsmetingen wordt waar nodig gericht bijgestuurd.
VWS beschikt over een beleidsregel waarin het sanctiebeleid is vastgelegd. Het sanctiebeleid wordt bij VWS strikt opgevolgd, waarbij ook de proportionaliteit van de sanctie in acht genomen wordt. Mocht de subsidieontvanger bezwaar aantekenen dan dient de opgelegde sanctie overeind te blijven in bezwaar. In gevallen waarbij verzachtende omstandigheden aan de orde zijn, wordt om deze reden maatwerk geleverd.
De onzekerheden blijken uit de controleverklaringen die VWS ontvangt van de accountants van de subsidieontvangers. De accountant kan in deze gevallen geen eenduidige uitspraak doen of kosten subsidiabel zijn. Afhankelijk van de aard van de onzekerheid en de omstandigheden van het specifieke geval bepaalt VWS op basis van de controleverklaring en eventuele nadere informatie in welke mate deze onzekere kosten subsidiabel zijn.
Het in vraag 9 genoemde kortingspercentage van 20% heeft veelal betrekking op onzekerheid over personeelskosten. De afweging van VWS is dat bij het volledig en toereikend uitvoeren van de subsidiabele activiteiten het voor de hand ligt dat er personeelskosten zijn gemaakt. Uit dien hoofde vindt VWS het niet redelijk en billijk om 100% van de onzekere kosten te korten. Uitgangspunt is dat in elk geval 80% van de personeelskosten moeten zijn gemaakt om de activiteiten volledig en toereikend te kunnen uitvoeren. Interne richtlijn is derhalve om in voorkomende gevallen 20% van de personeelskosten te korten. Deze interne richtlijn is acceptabel bevonden bij bezwaar- en beroepprocedures. Gaat het om andersoortige onzekerheden, dan worden deze per geval gewogen en is een korting tot 100% van de onzekere kosten mogelijk.
Vraag 9
Waarom worden de sanctiebepalingen niet in alle gevallen ingezet? Waarom wordt ervoor gekozen om de sanctiebepalingen niet van kracht te laten zijn indien bijvoorbeeld blijkt dat een accountant onzekerheden meldt in zijn controleverklaring? Waarom wordt er, indien er wel een sanctie wordt opgelegd, gekozen voor een korting van 20% in plaats van een motivering en onderbouwing voor een gekozen percentage?
Antwoord 9:
Zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 10
Hoe weerlegt u de kritiek van de Algemene Rekenkamer waarin zij stelt dat momenteel het risico bestaat dat het Ministerie van VWS mogelijkerwijs ten onrechte subsidies vaststelt waarbij geen zekerheid bestaat over de rechtmatige besteding daarvan?
Antwoord 10:
De kritiek van de Algemene Rekenkamer is volledig gestoeld op de projectsubsidie aan Vilans. VWS heeft een staatssteuntoets uitgevoerd voor de projectsubsidie aan Vilans en heeft geoordeeld dat er geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun. De AR stelt gerede twijfel te hebben over de juistheid van dit oordeel, zonder in te gegaan op de inhoudelijke argumenten die door VWS zijn aangedragen.
VWS gaat graag verder met de AR in overleg over de juridische argumenten van de AR. Uiteraard onderschrijft VWS het belang van een goede staatssteuntoets. Zowel voor subsidieregelingen als voor individuele subsidies dient een staatssteuntoets te worden uitgevoerd. Om de werking van deze toets te verbeteren investeert VWS in kennis over staatssteun bij medewerkers en in het beter documenteren van staatssteuntoetsen.
Vraag 11
De Algemene Rekenkamer uit kritiek op de sturing op informatiebeveiliging zowel op lokaal als op centraal niveau. Bent u bereid de Kamer uitgebreid toe te lichten hoe u dit wilt verbeteren?
Antwoord 11:
Zie het antwoord op vraag 12.
Vraag 12
Hoe reageert u op de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat «het ministerie op centraal niveau niet voldoende informatie heeft over de maatregelen van informatiebeveiliging om goed te kunnen (bij)sturen en onvoldoende controleerbare informatiebeveiligingsmaatregelen heeft getroffen voor een van de onderzochte systemen» aangaande de pgb-problematiek?
Antwoord 12:
In het onderzoek zijn twee kritische informatiesystemen van respectievelijk het kerndepartement van VWS en het agentschap CIBG betrokken. Daarbij zijn geen pgb-systemen onderzocht. Uitvoering van het pgb-trekkingsrecht gebeurt immers vooral door de SVB, in opdracht van gemeenten en zorgkantoren.
Voor VWS staat het belang en de urgentie van informatiebeveiliging buiten kijf. VWS heeft de afgelopen jaren veel stappen gezet om informatiebeveiliging te versterken en zal dat blijven doen.
Control op de informatiebeveiliging wordt jaarcyclisch gestuurd en verantwoord. Er wordt procesgericht toegezien op informatiebeveiliging, met bezoeken ter plaatse en periodieke gesprekken voor inzicht in de dossiers en de risico’s. Indien een concernorganisatie voor zijn informatiebeveiliging gecertificeerd is (ISO 27000), is afgesproken dat kan worden volstaan met een lichtere toets. Toepassing van de rijksbrede kaders is opgenomen in de aandachtspuntenbrieven die door de bewindspersonen van VWS aan alle concernorganisaties worden gestuurd aan het begin van de P&C-cyclus. Bijsturing vindt plaats – eventueel na verder onderzoek – als er sprake is van bijzondere kwetsbaarheden of onvolkomenheden.
Het concernbrede inzicht in systemen en de genomen maatregelen zal in 2017 verder worden verbeterd met de concernbrede uitrol en implementatie van een informatiemanagement systeem (Information Security Management System, ISMS). Daarbij zullen ook de maatregelen voor de onderzochte bedrijfskritische systemen in 2017 versterkte aandacht krijgen. Via risicosturing wordt de noodzakelijkheid van maatregelen bepaald.
Vraag 13
Op welke wijze bent u voornemens om de sturing op informatiebeveiliging te intensiveren en de noodzakelijke informatiebeveiligingsmaatregelen te nemen voor de onderzochte (pgb) systemen?
Antwoord 13:
Zie het antwoord op vraag 12.
Vraag 14
De Algemene Rekenkamer vraagt zich af of voldoende helder is wie waarop gaat sturen rondom het nieuwe pgb-trekkingsrecht ontwerp. Bent u bereid dit nader toe te lichten?
Antwoord 14:
In mijn brieven van 22 februari jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 284) en 1 juni jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 291) heb ik u mijn voornemen gemeld, om in overleg met verstrekkers, het structurele beheer van het door DSW gebouwde budgethoudersportaal inclusief ondersteunende portalen (onderdeel van het PGB 2.0 systeem) te beleggen binnen de daarvoor geldende rijkskaders bij een nog op te richten publieke organisatie. De contouren van deze organisatie, bijbehorende governance en sturingsrelaties worden momenteel in kaart gebracht. Zoals ik u heb gemeld zal dit proces tijd kosten en hebben ketenpartijen mij verzocht om het beheer tijdelijk bij VWS te beleggen. Zoals vermeld in mijn brieven van 22 februari en 1 juni jl. zal ik u na de zomer hierover informeren.
Vraag 15
40% van de betalingen is onrechtmatig doordat een aantal controles ontbreken. Worden deze controles alsnog uitgevoerd?
Antwoord 15:
Zoals eerder gemeld in mijn brief van 2 november 2016 (Kamerstuk 25 657, nr. 273) en 22 februari (Kamerstuk 25 657, nr. 284) jl. wordende controles op de zorgovereenkomsten en declaraties uitgevoerd vanaf respectievelijk 1 augustus 2016 en 1 november 2016. Daarmee worden alle controles vanaf het najaar van 2016 weer uitgevoerd. Aan de hand van de voortgangsrapportage van de Ketenregisseur, bijgesloten bij mijn brief aan de Tweede Kamer van 1 juni jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 291) heb ik u geïnformeerd over een rechtmatige uitvoering trekkingsrecht pgb. Hierin wordt vermeld dat de verstrekkers en de SVB vanaf maart 2016 de laatste ambtshalve zorgovereenkomsten waarop de afgelopen zes maanden nog is gedeclareerd, aan het verwerken zijn. Ultimo 2016 ging het om bijna 4.000 zorgovereenkomsten. In het eerste kwartaal van 2017 zijn 2.000 ambtshalve zorgovereenkomst verwerkt. Meer dan 95% van deze zorgovereenkomsten waren arbeidsrechtelijk gezien op orde. De komende periode wordt deze actie voortgezet.
Vraag 16
40% van de betalingen is onrechtmatig doordat een aantal controles ontbreken. Hoe groot is het bedrag dat teruggevorderd moet worden?
Antwoord 16:
Onrechtmatig betekent niet per definitie dat er geen zorg is geleverd en betaald en dat daarom betalingen teruggevorderd moeten worden. Vaak gaat het om formele onrechtmatigheden, bijvoorbeeld het ontbreken van een of enkele gegevens op de zorgovereenkomst. Als verstrekkers toch vermoedens van fraude hebben, ligt de verantwoordelijkheid voor verder onderzoek aan hun kant.
Vraag 17
Verwacht u dat het budgethoudersportaal begin 2018 klaar is?
Antwoord 17:
In mijn brief van 1 juni. jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 291) heb ik u gemeld dat een zorgvuldige invoering van het budgethoudersportaal (als onderdeel van het PGB2.0- systeem) voorop staat, met als belangrijkste uitgangspunt dat «zorgvuldigheid voor snelheid» gaat. De dienstverlening aan de budgethouder en uitbetaling aan de zorgverlener mogen niet in het geding komen. Zoals gemeld in deze brief zal ik u na de zomer informeren over de geplande beschikbaarstelling van het PGB 2.0-systeem alsmede een daarbij behorend zorgvuldig implementatiepad en de ontwikkelingen met betrekking tot de oprichting en governance van de publieke organisatie.
Vraag 18
Wanneer werkt het trekkingsrecht pgb zoals beoogd?
Antwoord 18:
Het afgelopen jaar zijn door alle ketenpartijen belangrijke stappen gezet om tot verdere stabilisering, samenwerking en verbetering van het systeem van trekkingsrecht te komen.
De uitvoering van het trekkingsrecht pgb komt in een steeds stabieler vaarwater. Een stabiel systeem voor trekkingsrecht omvat een gebruiksvriendelijk budgethoudersportaal (als onderdeel van het PGB 2.0 systeem) zoals nu wordt ontwikkeld.
Vraag 19
Wat gaat u doen aan het ontstane risico rondom al dan niet goedgekeurde accountantsverklaringen op gemeentelijk niveau als gevolg van afgekeurde verklaringen van de auditdienst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB)?
Antwoord 19:
Op 15 maart 2017 heeft de SVB de gecertificeerde verantwoordingen trekkingsrechten PGB voor Wmo en Jeugdwet voorzien van controleverklaring en controleverslag verstrekt aan de gemeenten. De uitkomsten moeten vervolgens worden doorvertaald naar de individuele gemeenten. Momenteel voeren de SVB, de Beroepsorganisatie voor accountants en de VNG gesprekken over deze doorwerking in de accountantsverklaring. Om de getrouwheid en rechtmatige totstandkoming van de lasten aan te tonen zal de gemeente aanvullende controlewerkzaamheden moeten verrichten. De accountant van de gemeente kan, ook in relatie tot andere onzekerheden binnen de gemeenten met betrekking tot de pgb’s, tot het oordeel komen dat de pgb-post in de jaarrekening van de betreffende gemeente onzeker is. Afhankelijk van de omvang van het pgb-budget kan dat gevolg hebben voor het totaaloordeel van de accountant. Ik verwijs u naar de antwoorden op de vragen 15 en 16 over de stappen die worden gezet om de rechtmatigheid te verbeteren.
Vraag 20
Wat is uw reactie op de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat nog steeds onduidelijkheid bestaat over de rolverdeling en ketenindeling als het gaat om het pgb-trekkingsrecht?
Antwoord 20:
Zie antwoord op vraag 14.
Vraag 21
In hoeverre deelt u de zorgen van de Algemene Rekenkamer dat u geen regie heeft met betrekking tot het bouwen van het portaal dat in handen is van verzekeraar DSW? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21:
Ik zal vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid blijven sturen op een verantwoorde en zorgvuldige implementatie door de verschillende ketenpartijen. Zoals gemeld in mijn brief van 1 juni j.l. heb ik met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) afspraken gemaakt over de randvoorwaarden waar de bouw van het budgethoudersportaal (als onderdeel van het PGB 2.0 systeem) aan moet voldoen. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is opdrachtgever van de bouw van het budgethoudersportaal. ZN maakt deel uit van de stuurgroep waar alle ketenpartijen in vertegenwoordigd zijn. De stuurgroepleden sturen met elkaar op een zorgvuldige implementatie van het PGB 2.0 systeem, waar het budgethoudersportaal onderdeel van is.
Vraag 22
Op welke wijze heeft u invloed op het bouwen van het budgethoudersportaal, nu de regie in handen is gegeven aan zorgverzekeraar DSW?
Antwoord 22:
Zie het antwoord op vraag 21.
Vraag 23
Kunt u een update sturen van de komst van het budgethoudersportaal en de nieuwe publiekrechtelijke organisatie? Wanneer gaat dit gebeuren en welke ketenpartij wordt hiervoor verantwoordelijk? Hoe houdt u hier zicht en regie op?
Antwoord 23:
Zie het antwoord op vraag 17.
In mijn brieven van 22 februari jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 284) en 1 juni jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 291) heb ik u mijn voornemen gemeld, om in overleg met verstrekkers, het structurele beheer van het door DSW gebouwde budgethoudersportaal inclusief ondersteunende portalen (onderdeel van het PGB 2.0 systeem) te beleggen bij een nog op te richten publieke organisatie, binnen de daarvoor geldende rijkskaders. De contouren van deze organisatie, bijbehorende governance en sturingsrelaties worden momenteel in kaart gebracht. Zoals ik u heb gemeld zal dit proces tijd kosten en hebben ketenpartijen mij verzocht om het beheer tijdelijk bij VWS te beleggen. Zoals vermeld in mijn brieven van 22 februari en 1 juni jl. zal ik u na de zomer hierover informeren.
Vraag 24
Op welke wijze gaat u betere samenwerking regelen tussen gemeenten en zorgverzekeraars die opdrachtgevers zijn voor de SVB?
Antwoord 24:
In de verkenning naar een nog op te richten publieke organisatie wordt het element van betere samenwerking en heldere governace meegenomen. Ik constateer overigens dat partijen steeds beter samenwerken.
Het verankeren van de verantwoordelijkheden van de verstrekkers bij de toekomstige uitvoering van het pgb is bij de implementatie van het budgethoudersportaal een belangrijk aspect.
Vraag 25
Voor de toekomstbestendigheid van het systeem van het trekkingsrecht pgb is mogelijk meer investering in de ICT van de SVB nodig dan is afgesproken. Worden hierover afspraken gemaakt? Komt er extra geld beschikbaar?
Antwoord 25:
Zie het antwoord op vraag 35. Uitgaande van de scope zoals geformuleerd in het antwoord op vraag 35 is de inschatting dat niet meer ICT- investeringen maar juist minder ICT- investeringen bij de SVB nodig zijn.
Vraag 26
Op welke manier kan de Kamer beter geïnformeerd worden over de tot nu toe slechte inzage in opleidingsregelingen (bijvoorbeeld bij arbeidsmarktbeleid/kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg/opleidingsbudget binnen Waardigheid en Trots)?
Antwoord 26:
Voor het opleidingsgeld binnen Waardigheid en Trots en de Kwaliteitsimpuls hebben ondernemingsraden en andere vertegenwoordigingen een nadrukkelijke en beslissende stem in de besteding van de middelen. Inmiddels heeft de Kamer in februari een eerste, kwalitatieve evaluatie van de extra middelen Waardigheid en Trots ontvangen (Kamerstuk 31 765, nr. 262).
Voor het regionaal arbeidsmarktbeleid geldt naast een reguliere overlegstructuur tussen het Ministerie van VWS en de stichting RegioPlus, ook dat er sprake is van cofinanciering waarmee de gebruikers een groot belang hebben bij een goede besteding van de beschikbare middelen. In het kader van het inzichtelijk maken van de effecten van het beleid wordt bij de monitoring van het programma «Koersen op Kansen, regionaal resultaat» nadrukkelijk aandacht gevraagd voor output en outcome.
In de kabinetsreactie op de 24 mei 2017 (Kamerstuk 32 772, nr. 26) aan de Tweede Kamer gestuurde beleidsdoorlichting van artikel 4.2 van de VWS-begroting (Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt) is een vervolgevaluatie aangekondigd. Hierin worden aanbevelingen over de verbetering van de informatievoorziening ten behoeve van het verkrijgen van een beter zicht op de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid meegenomen. De Tweede Kamer zal ik over de resultaten van dit traject informeren.
Vraag 27
Hoeveel aanvragen voor het opleidingsbudget binnen Waardigheid en Trots zijn er gedaan in het afgelopen jaar?
Antwoord 27:
De extra middelen Waardigheid en Trots, bestemd voor een zinvolle daginvulling voor bewoners en deskundigheidsbevordering van professionals, worden door de zorgkantoren toegekend indien de zorgaanbieder een plan indient voor de besteding van de extra middelen. Voorwaarde voor de goedkeuring van het plan is de instemming van de cliëntenraad, ondernemingsraad en indien aanwezig de VAR. Circa 750 organisaties hebben een aanvraag ingediend bij het zorgkantoor. In vrijwel alle gevallen ziet de aanvraag toe op een zinvolle daginvulling alsmede op deskundigheidsbevordering. Circa 750 instellingen hebben hierdoor een opslag op het tarief gekregen. Een eerste, kwalitatieve evaluatie van de extra middelen is in februari van dit jaar naar de Kamer gestuurd bij de voortgangsrapportage Waardigheid en Trots.
Vraag 28
Bent u bereid om alsnog achteraf te controleren hoe de ziekenhuizen de Kwaliteitsimpuls hebben besteed? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 28:
Met de totstandkoming van het Zorgakkoord in april 2013 (Kamerstuk 33 566, nr. 29) kwamen arbeidsvoorwaardelijke middelen uit de Zvw vrij voor de curesector. In plaats van deze rechtstreeks terug te laten vloeien naar de sector, is met de sector afgesproken deze middelen te oormerken voor opleidingen. Door te kiezen voor een subsidie is per definitie de controle op de besteding van deze middelen toegenomen ten opzichte van de situatie ervoor.
Het doel van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg is het stimuleren van de instellingen om de benodigde investeringen in het personeel te realiseren. Er is gekozen voor een licht subsidieregime om instellingen de ruimte te bieden zelf nadere invulling te geven. Om te garanderen dat instellingen de middelen ook daadwerkelijk uitgeven aan de door hen opgestelde opleidingsplannen, is één van de eisen dat deze plannen goedgekeurd zijn door ondernemingsraden. Daarnaast leveren de instellingen jaarlijks een verslag aan de NVZ die in opdracht van VWS een evaluatie uitvoert. Deze bevestigen het beeld dat ziekenhuizen dankzij de regelingen meer middelen bestemmen voor opleiden en dit ook doen op basis van een opleidingsplan. De resultaten van deze evaluaties stuurt de Minister van VWS jaarlijks naar de Tweede Kamer Daarnaast stuurt de Minister van VWS binnenkort de resultaten van de beleidsevaluatie die we hebben laten uitvoeren. Het ook nog achteraf controleren hoe de ziekenhuizen de middelen hebben besteed acht ik niet nodig en niet passend bij de gekozen insteek.
Vraag 29
Bent u voornemens te onderzoeken hoe ziekenhuizen de subsidie Kwaliteitsimpuls Personeel Ziekenhuiszorg besteed hebben, voordat u besluit tot continuering van de kwaliteitsimpuls na 2017?
Antwoord 29:
Zie het antwoord op vraag 28.
Vraag 30
Waarom ontbreken de risico-indicatoren voor goed bestuur bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Wanneer zijn deze indicatoren gereed?
Antwoord 30:
De IGZ hanteert momenteel diverse indicatoren die risico’s inzichtelijk maken op terreinen als governance, financiën, personeelsbeleid en grotere «bedrijfs-life-events» zoals fusies. Deze indicatoren vergroten de mogelijkheid dat de IGZ kennis krijgt van situaties waarbij het bestuur van een zorginstelling tekortschiet op een of meer van deze punten. Daarbij houdt de IGZ permanent oog voor actuele ontwikkelingen en past zij haar indicatoren zo nodig aan, of ontwikkelt zij nieuwe. Naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer onderzoekt de IGZ in hoeverre indicatoren voor specifiek goed bestuur ontwikkeld kunnen worden.
Vraag 31
Wat heeft het toezicht op goed bestuur door de IGZ tot nu toe opgeleverd?
Antwoord 31:
In 2016 ontwikkelden de NZa en de IGZ het gezamenlijk kader «Toezicht op goed bestuur». Als gevolg van dit kader, en de intensievere samenwerking die hieruit voortvloeit, kan de IGZ in haar handhaving op goed bestuur maatregelen eisen die leiden tot een beter bestuur van een zorginstelling. De IGZ rapporteert jaarlijks in haar jaarbeeld over hoe zij in een bepaald jaar toezicht heeft gehouden op bestuurlijke verantwoordelijkheid («good governance in de zorg»), en wat dit toezicht heeft opgeleverd. Het jaarbeeld wordt gepubliceerd op www.igz.nl
Vraag 32
Gaat u de Inspectie voor de Gezondheidszorg vragen wanneer zij komt met risico-indicatoren voor (het toezicht op) goed bestuur?
Antwoord 32:
Zie het antwoord op vraag 30.
Vraag 33
Op welke wijze gaat u, in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de effecten van het toezicht op goed bestuur inzichtelijk maken?
Antwoord 33:
Zie het antwoord op vraag 31.
Vraag 34
Welke mogelijkheden ziet u om in de nabije toekomst de rechtmatigheid van collectieve uitgaven in de zorgsector sneller en eenvoudiger te laten vaststellen?
Antwoord 34:
In de curatieve zorg wordt veel aandacht besteed aan het thema snel en correct declareren. Voor de medisch-specialistische zorg en voor de curatieve ggz werkt VWS samen met zorgaanbieders, zorgverzekeraars en andere betrokkenen aan het verbeteren van de kwaliteit van registraties en declaraties van zorg. Daarnaast stimuleren Zorgverzekeraars Nederland, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra de uitrol van Horizontaal Toezicht in de medisch-specialistische zorg.
Op het gebied van de verbetering van de informatievoorziening over de zorguitgaven zijn diverse acties in gang zijn gezet. Daarnaast is ook de Commissie Transparantie en Tijdigheid, die ik vorig jaar heb ingesteld, bezig om concrete verbetervoorstellen voor te bereiden, in het bijzonder voor de medisch-specialistische zorg en de curatieve ggz. De rapportage van de commissie verwacht ik voor 1 oktober van dit jaar.
Vraag 35
Wat is de status van een zestal ICT-investeringen die zullen worden gedaan in samenhang met het portaal nu de Algemene Rekenkamer stelt dat ketenpartijen in maart 2017 de SVB hiertoe opdracht hebben gegeven en u stelt dat binnenkort afspraken gemaakt zullen worden? Welke investeringen zijn op dit moment gedaan en welke investeringen worden nog gedaan? Welke aanvullende ICT-investeringen staan op de agenda voor 2017?
Antwoord 35:
Onderdeel van het PGB2.0-systeem is ook het vernieuwen van het financiële en administratieve systeem bij de SVB. In mijn brief van 22 februari jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 284) heb ik u geïnformeerd over de instemming van ketenpartners in het bestuurlijk overleg met de top 6 ICT-investeringen bij de SVB en het beschikbaar stellen van de bijbehorende financiële middelen. In het bestuurlijk overleg is de kanttekening geplaatst dat onnodige dubbelingen tussen de ICT-investeringen bij de SVB en de budgethoudersapplicatie voorkomen moeten worden. In mijn brief van 1 juni j.l. (Kamerstuk 25 657, nr. 291) heb ik u gemeld dat na het overleg is gebleken dat de reikwijdte van de budgethoudersapplicatie, die door DSW gebouwd zal worden, groter is dan daarvoor door DSW aan ketenpartijen werd aangegeven. Hierdoor worden de gewenste ICT-verbeteringen (met uitzondering van de ontwikkeling van het financiële en administratieve systeem) al in de nieuwe budgethoudersapplicatie gerealiseerd. Om onwenselijke dubbelingen te voorkomen is met instemming van alle ketenpartijen daarom besloten ICT-investeringen bij de SVB alleen in te zetten op het door de SVB te vernieuwen financiële en administratieve systeem.
Vraag 36
Welke rol en verantwoordelijkheden krijgt de Minister van Binnenlandse Zaken bij de totstandkoming van het budgethoudersportaal dat bij een publieke organisatie komt te liggen?
Antwoord 36:
Zie het antwoord op vraag 23. In mijn brieven van 22 februari jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 284) en 1 juni jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 291) heb ik u mijn voornemen gemeld, om in overleg met verstrekkers, het structurele beheer van het door DSW gebouwde budgethoudersportaal inclusief ondersteunende portalen (onderdeel van het PGB 2.0 systeem) te beleggen bij een nog op te richten publieke organisatie, binnen de daarvoor geldende rijkskaders. Hierbij zal ook het Ministerie van BZK worden betrokken.
Vraag 37
De Algemene Rekenkamer constateert dat door het coulancebeleid de keten op het punt van fraudebestrijding niet heeft gefunctioneerd zoals beoogd. Het zal moeten blijken of het coulancebeleid heeft geleid tot fraude. Hoe moet dit blijken? Welke acties worden ondernomen om te onderzoeken of het coulancebeleid heeft geleid tot fraude?
Antwoord 37:
In mijn brief van 22 februari jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 283) heb ik u gemeld dat niet alle formele controles vooraf zijn uitgevoerd. Dit betekent dat in sommige gevallen sprake is van formele onrechtmatigheid. Deze onrechtmatigheid moet overigens niet verward worden met fraude. Immers, het ontbreken van een controle betekent niet dat de afgesproken zorg niet is verleend en betaald.
Ik ben van mening dat de basiskenmerken van het trekkingsrecht, waarbij er geen geld op de eigen rekening van de budgethouder terecht komt wel degelijk een bijdrage heeft geleverd aan de bestrijding van pgb-fraude.
Vraag 38
Tussen 2013 en 2015 zijn ongeveer 77.000 zorgverleners ontslagen. Hoeveel zorgverleners hebben weer een baan teruggekregen in de zorg, hoeveel in een andere sector en hoeveel zorgverleners zitten werkloos thuis?
Antwoord 38:
Het aantal werknemers binnen de sector zorg en welzijn is tussen 2012 en 2015 met ongeveer 77.000 afgenomen. Dit betreft het saldo van in- en uitstroom uit de sector. Ontslag maakt onderdeel uit van de uitstroom uit de sector (net als bijvoorbeeld uitstroom naar een andere sector of door pensionering).
Ik beschik niet over gegevens hoeveel zorgverleners die werkloos zijn geworden daarna weer een baan hebben gevonden in de zorg, hoeveel in andere sector en hoeveel zorgverleners nog werkloos thuis zitten.
Vraag 39
Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel dat voorbereid wordt om in de Wmo en de Jeugdwet nadere regels te stellen over het gebruik van standaarden?
Antwoord 39:
Het wetsvoorstel is in consultatie tot en met 31 mei 2017. Het streven is erop gericht het wetsvoorstel deze zomer voor advies voor te leggen aan de Raad van State en het wetsvoorstel zo snel mogelijk in 2018 in werking te laten treden.