Vastgesteld 6 juni 2017
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 24 mei 2017 voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Bij brief van 2 juni 2017 zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Veldhoven
De griffier van de commissie, Tijdink
1
Vraag:
Kan een inschatting gegeven worden van de kosten waarmee ondernemers uit het midden en kleinbedrijf in de twee steden met milieuzones (Rotterdam en Utrecht) geconfronteerd worden als gevolg van de instelling van die milieuzones?
Antwoord:
Het instellen van een milieuzone voor bestelauto’s is de bevoegdheid van de gemeenten. Daarbij dienen zij de in het geding zijnde belangen tegen elkaar af te wegen, waarbij ook de gevolgen voor ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf worden betrokken. In hoeverre zij hiervoor ook de kosten in beeld hebben gebracht is mij niet bekend. Beide gemeenten hebben wel een subsidieregeling ingesteld om ondernemers uit de gemeenten financieel tegemoet te komen bij de aanschaf van een jongere bestelauto. Hiermee heeft de ondernemer ook na vaststelling van de milieuzone nog steeds toegang tot deze zone.
2
Vraag:
Kan de onderschrijding, verband houdend met de afwikkeling van de Euro-6 subsidies, worden toegelicht?
Antwoord:
De onderschrijding wordt veroorzaakt door de pas-op-de-plaats die gemaakt is met de compensatieregeling voor eigenaren van bestelbusjes in gemeenten naast steden met een milieuzone voor bestelbusjes. Ik heb u hier eerder over geïnformeerd via de schriftelijke beantwoording van de vraag die het lid Van Helvert (CDA) tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Infrastructuur en Milieu op 1 november 2016. De pas-op-de-plaats is gemaakt vanwege de toenmalige onduidelijkheid rond het milieuzonebord voor bestelbusjes, de nieuwe inzichten over milieuprestaties van dieselvoertuigen als gevolg van de dieselfraude en de opkoopregeling die is aangekondigd in de Autobrief 2 naar aanleiding van de motie Schouten/Groot. Voor de huidige stand van zaken verwijs ik u kortheidshalve naar het antwoord op vraag 3 naar aanleiding van de Slotwet.
3
Vraag:
Op welke wijze is het bedrag van 1 miljoen euro uit de Compensatieregeling milieuzonering nu terecht gekomen bij ondernemers die een innovatieve bijdrage leveren aan de verduurzaming van de stedelijke distributie?
Antwoord:
De motie Ronnes (CDA) c.s. (TK 30 196, nr. 531) van 21 februari 2017 verzoekt de regering om de bestemde middelen voor de compensatieregeling voor bestelbusjes zo snel mogelijk bij de geraakte ondernemers in aangrenzende gemeenten terecht te laten komen. Ik ben momenteel in gesprek met het bedrijfsleven en gemeenten om tot een passende invulling te komen.
4
Vraag:
Zijn er al resultaten bekend van het vervolg van het programma Beter Benutten?
Antwoord:
De eerste doorrekening van de tot dan toe behaalde resultaten zal in het najaar van 2017 plaatsvinden. Een volledig overzicht van de effecten van Beter Benutten Vervolg is najaar 2018 beschikbaar.
5
Vraag:
Kan nader worden ingegaan op de verlaging van de verplichtingen als gevolg van de eerdere beëindiging van het Omgevingsloket Online 3 (OLO 3), terwijl bij de tweede suppletoire begroting 2016 en de miljoenennota 2017 er meer geld moest naar Eenvoudig Beter, mede ten behoeve van OLO 3?
Antwoord:
Het project Olo3 was gestart om het Omgevingsloket Online ter voorbereiding op de Omgevingswet aan te passen. Gezien de belangen van eindgebruikers (continuïteit, gebruikersvriendelijkheid) en de resterende tijdsspanne voor inwerkingtreding van de Omgevingswet bleek het noodzakelijk Olo3 als tussenstap over te slaan. Het project is daarom als zelfstandig project stopgezet. De verplichtingen zijn daardoor lager dan eerder voorzien. De effecten die met Olo3 beoogd waren, worden gerealiseerd bij de ontwikkeling van het digitaal stelsel Omgevingswet (DSO). De voor Olo3 binnen IenM gereserveerde middelen worden nu in het DSO ingezet en zijn daarom overgeheveld. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de kamerbrieven van november 2015 en mei 2016 hierover.1
6
Vraag:
Wat betekent de vertraging van de uitvoering van het aantal onderzoeksopdrachten door het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR)?
Antwoord:
Het betreft een aantal opdrachten die het ministerie laat uitvoeren namens de Federal Aviation Administration (FAA) en waar ontvangsten van de FAA tegenover staan. Daarnaast gaat het om een aantal opdrachten die door het Netherlands Aerospace Centre voor het Knowledge Development Centre (KDC) wordt uitgevoerd. Het betekent dat de resultaten van de onderzoeken later beschikbaar komen voor de FAA respectievelijk voor het KDC.