Vastgesteld 20 juni 2017
De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 24 mei 2017 voorgelegd aan de Minister van Defensie. Bij brief van 6 juni 2017 zijn ze door de Minister van Defensie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Ten Broeke
De griffier van de commissie, De Lange
1
In welke mate was de onderuitputting van € 143 miljoen op investeringsartikel 6 al voorzien of bij de Voorjaarsnota? En bij de Najaarsnota?
2
Kunt u toelichten waarom ten tijde van de Najaarsnota een onderuitputting van € 63 miljoen voor infrastructuur nog niet werd verwacht en/of niet kon worden gemeld?
Bij de Voorjaarsnota en Najaarsnota was de onderuitputting in deze mate niet voorzien. Een voorbeeld is de langer durende contractonderhandelingen tussen de Amerikaanse overheid en Northtrop Grumman voor het project F-16 Zelfbescherming. Hierdoor kon het contract pas in november 2016 kon worden getekend en bleek de betaling van € 42,9 miljoen niet meer mogelijk in 2016. Een tweede voorbeeld is VOSS, waarvan niet kon worden voorzien dat een aantal technische problemen de start van de serieproductie zou vertragen, waardoor in 2016 € 60,9 miljoen niet meer werd betaald. Bij het project Aanpassing Vastgoed is de complexiteit van de regelgeving onderschat, mede waardoor het project in 2016 € 22,5 miljoen minder uitgaf dan begroot. Ook was de capaciteit van het Rijksvastgoedbedrijf in 2016 niet toereikend. De niet in 2016 gerealiseerde uitgaven komen in 2017 en later tot betaling.
2
Kunt u toelichten waarom ten tijde van de Najaarsnota een onderuitputting van € 63 miljoen voor infrastructuur nog niet werd verwacht en/of niet kon worden gemeld?
Zie het antwoord op vraag 1.
3
Welke aanvullende financiële maatregelen zijn nodig en worden genomen voor het realiseren van de vervangingsinvesteringen ten behoeve van de gereedheid op langere termijn?
De investeringsbehoefte voor de benodigde vernieuwingen, instandhoudingsprogramma’s en vervangingen is de komende vijftien jaar groter dan het beschikbare budget. Met mijn brief van 14 februari jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 126) heb ik lijnen van ontwikkeling geschetst voor de in het meerjarig perspectief beoogde vervolgstappen. Investeringen om de huidige krijgsmacht te continueren en te vernieuwen vormen een belangrijke stap, maar ook verbetering van de operationele (gevechts)ondersteuning is nodig. Zoals bekend laat dit onverlet dat de mogelijkheden hiertoe afhankelijk blijven van de financiële middelen, en zo ook politieke besluitvorming. Daarop kan ik niet vooruitlopen.
4
Op welke wijze draagt de verbeterde logistieke keten (reserveonderdelen, voorraden en brandstoffen) bij aan een verbeterde gereedheid en inzetbaarheid van eenheden?
Met onder meer de toenemende beschikbaarheid en leverbetrouwbaarheid van reserveonderdelen worden de knelpunten in de materiële gereedheid geleidelijk weggenomen. Met meer beschikbaar materieel en voldoende voorraden munitie en brandstof kan meer en op grotere schaal worden geoefend. Het herstel van de materiële gereedheid is, naast de personele gereedheid en de geoefendheid, fundamenteel voor een betere gereedheid en inzetbaarheid van de eenheden.
5
Op welke wijze worden de extra uitgaven ter bekostiging van het Total Force-concept gefinancierd?
Het Plan van Aanpak uitvoering Total Force concept (34 550-X-73) d.d. 13 januari 2017 is gericht op zowel een vergroting van de flexibiliteit van de krijgsmacht als op een duurzame samenwerking met andere actoren in de samenleving. De financiële gevolgen van de invoering zijn afhankelijk van de initiatieven die worden genomen en het tempo waarin die worden uitgevoerd. Deze gevolgen zijn derhalve nog niet bekend. Het spreekt vanzelf dat de invoering van het concept mede afhankelijk is van de beschikbare financiële middelen.
6
Welke concrete vooruitgang is het afgelopen jaar geboekt op de vier belangrijkste capaciteitsontwikkelingsprogramma's die de Europese Raad is overeengekomen, waaronder Cyber Defence?
De vier voornaamste capaciteitsontwikkelingsprogramma’s van het Europese Defensieagentschap (EDA), Strategische tanker capaciteit (Air-to-air refuelling), Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS), GovSatCom en Cyber, lopen goed:
• Voor het Multi Role Tanker Transport (MRTT), waarvoor Nederland lead nation is, hebben Nederland en Luxemburg in 2016 een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend voor twee A330 toestellen, inclusief een optie voor zes additionele toestellen. In februari jl. hebben de ministers van België, Duitsland en Noorwegen een Declaration of Intent getekend om zich bij het project aan te sluiten.
• Wat betreft RPAS neemt Nederland deel aan de user community waarbinnen informatie en best practices worden gedeeld, maar niet aan de capaciteitsontwikkeling voor een nieuwe generatie MALE-UAV, die medio 2025 het licht zou moeten zien.
• Nederland doet niet mee aan het Governmental SatCom-project, omdat wij al langlopende contracten hebben waarmee wordt voorzien in militaire satelliet-capaciteit. Voor commerciële satelliet-capaciteit wordt periodiek een contract afgesloten met de huidige commerciële satellietproviders, waarbij Nederland de markt kritisch volgt, vooral op basis van de prijs.
• Nederland maakt deel uit van het EU Project Team Cyber (PT Cyber). Het Project Team Cyber bestaat uit vertegenwoordigers van onder andere het EDA, de Europese Commissie, de EU militaire staf, de European Space Agency (ESA) en de lidstaten. Hierin worden de relevante cyber-ontwikkelingen besproken, waaronder de projecten op het gebied van capaciteitsontwikkeling. Nederland speelt bij de volgende EDA-projecten op het gebied van cyber een voorname rol:
– Cyber Ranges (virtuele test en opleidingsomgevingen): Nederland is een van de lead nations die zich ervoor inzetten om de capaciteit van bestaande Cyber Ranges in EU-verband te delen. Hierdoor kan deze schaarse opleidings- en trainingsfaciliteit beschikbaar worden gesteld door landen met overcapaciteit aan landen die geen of onvoldoende capaciteit tot hun beschikking hebben. Dit project bevindt zich in een afrondende fase.
– Military Multi-Agent System For Advanced Persistent Threat Detection (MASFAD): Ook in dit project speelt Nederland een leidende rol, met name door de bepalende inbreng van TNO. Dit is een zeer ambitieus project, waarbij gezocht wordt naar mogelijkheden om de complexe Advanced Persistent Threats uit dataverkeer te halen.
– EU Cyber Education and Training: Er is gezamenlijk geïnventariseerd aan welke cyber defence-opleidingen behoefte bestaat en op basis daarvan is een breed scala aan opleidingen ter beschikking gesteld. Omdat Nederland al enkele jaren personeel opleidt tot cyberprofessionals, hebben wij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het samenstellen van het opleidingsaanbod.
7
Hoe verhoudt de inzet van de Nederlandse regering inzake de Europese veiligheidsverantwoordelijkheid zich tot haar belofte niet mee te werken aan een Europese defensie?
Tijdens de Europese Raad van 15 december 2016 hebben de staatshoofden en regeringsleiders bevestigd dat Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor haar eigen veiligheid en besloten dat daarvoor voldoende additionele middelen moeten worden vrijgemaakt. Daarbij staan drie initiatieven centraal: 1) de uitvoering van het Implementation Plan on Security and Defence (waarin de veiligheids- en defensie aspecten van de EU Global Strategy zijn uitgewerkt), 2) het Europees defensieactieplan van de Commissie ter versterking van de Europese defensiemarkt en industriële basis, en 3) de uitvoering van de voorstellen ter versterking van EU-Navo samenwerking.
Nederland stelt zich in de discussies over de uitwerking van deze initiatieven pragmatisch en realistisch op. De Europese samenwerking moet worden versterkt, maar federale symbolen zoals een Europees leger zijn daar niet voor nodig.
8
Welke strategie hanteert u om te bewerkstelligen dat de prijsontwikkeling van militair materieel ook met terugwerkende kracht voldoende gecompenseerd wordt?
Het CBS heeft een onderzoek uitgevoerd naar het vermoeden dat prijzen van defensiematerieel harder stijgen dan de algemene index op grond waarvan Defensie wordt gecompenseerd. Op 1 mei jl. is de Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 27 830, nr. 199) over de resultaten van dit onderzoek. Defensie bestudeert de resultaten, conclusies en aanbevelingen van het onderzoek.
9
Wat is de «technische correctie» op basis waarvan de realisatie veel hoger is uitgevallen dan begroot? Welk bedrag is hier precies mee gemoeid?
10
In welke zin wordt de administratieve werklast beperkt door het overhevelen van SAC C-17 naar artikel 1?
De uitgaven voor het strategisch luchttransport met de C-17 worden gefinancierd uit het budget internationale veiligheid (BIV) in beleidsartikel 1 (Inzet), maar de uitgaven en verplichtingen werden verantwoord op beleidsartikel 8 (CDC). Door deze uitgaven en verplichtingen ($ 511 miljoen) geheel over te hevelen en ook te verantwoorden op beleidsartikel 1 (Inzet) voorkomt Defensie arbeidsintensieve overboekingen. Het betreft een per saldo neutrale correctie. Door de overheveling is de realisatie van de verplichtingen op beleidsartikel 1 hoger en op beleidsartikel 8 lager dan begroot.
10
In welke zin wordt de administratieve werklast beperkt door het overhevelen van SAC C-17 naar artikel 1?
Zie het antwoord op vraag 9.
11
Kunt u uitsplitsen welke externe inhuur door het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) is ingekocht?
Het CZSK heeft in 2016 voor € 5,7 miljoen extern personeel ingehuurd. Het betreft inhuur van specialisten op het gebied van SAP en de voorzien in-keten, werkvoorbereiders, materiaalplanners en automonteurs. Tevens heeft het CZSK IT-specialisten ingehuurd voor het implementeren van een nieuw technisch systeem. In bijlage 3 van het jaarverslag wordt de opbouw van inhuur bij Defensie toegelicht.
12
Waarom waren slechts twee van de drie bataljons Nationale Reserve (NATRES) operationeel gereed? Wat is de oorzaak of zijn de oorzaken van hun verminderde geoefendheid? Welke maatregelen worden er genomen om de geoefendheid en gereedheid van drie bataljons op het juiste niveau te brengen?
Twee van de drie bataljons waren operationeel gereed, maar met beperkingen. Zij waren niet voor alle taken inzetbaar wegens een verminderde geoefendheid. Gedurende 2016 is een inhaalslag in gang gezet om de geoefendheid en uiteindelijk de gereedheid te verhogen. In 2017 staat een volwaardig oefen- en trainingsprogramma gepland, met voldoende beschikbare uren voor O&T, waardoor alle bataljons eind 2017 weer op het afgesproken niveau zullen zijn gebracht.
13
Wat was in het afgelopen jaar het aantal gerealiseerde trainingsuren voor de respectievelijke reservistenbataljons, waaronder NATRES?
In 2016 zijn reservisten gemiddeld 150 uur (ongeveer vier werkweken) actief geweest. Daarvan zijn gemiddeld 111 uren direct herleidbaar als O&T-uren. Daar bovenop is gemiddeld 39 uur toegerekend aan inzet, waar deze in de praktijk deels zijn geïntegreerd met O&T (bv. «training on the job»). Heel nauwkeurig is dat onderscheid niet aan te geven vanwege het karakter van de activiteiten en omdat een exacte scheiding praktisch niet kan worden bijgehouden in de registratiesystemen.
14
Wat zijn de «operationele zaken» waarvoor een contract is aangegaan met de Amerikaanse overheid á € 21 miljoen?
Het betreft een overeenkomst met de Amerikaanse overheid voor trainingen van 11 Luchtmobiele Brigade met helikopters op de Amerikaanse legerbasis Fort Hood.
15
Kunt u uitsplitsen welk aandeel van de € 227 miljoen die meer verplicht is dan begroot voor de overige projecten naar welk project gaan en waarom?
Dit betreft verplichtingen bij honderden materieel-, infra- en IT-projecten die eerder zijn aangegaan dan begroot. Bij al deze projecten wijken de aangegane verplichtingen minder dan € 10 miljoen af van de begroting.
16
Op welke wijze wordt het verschil in het budget en de raming voor de verwerving van de F-35 overbrugd, zodat het beoogde aantal te verwerven F-35's ten minste gelijk blijft?
Het verschil tussen de kostenramingen en het beschikbare budget voor de verwerving van de F-35 wordt veroorzaakt door de ongunstige dollarkoers. Zoals bekend acht het kabinet het echter onverstandig om op dit moment het budget aan de raming aan te passen. Dit zou abrupte, ingrijpende maatregelen vergen, terwijl het onzeker is of die uiteindelijk nodig zullen zijn, ook omdat de toestellen in verschillende tranches over een reeks van jaren worden aangeschaft. Zowel veranderingen in de dollarkoers als in de prijzen (in dollars) zullen de komende jaren van invloed zijn op de ramingen. Vanzelfsprekend volgt het kabinet de ontwikkelingen op de voet.
Het kabinet heeft bij het vaststellen van de kaders voor de Verwerving F-35 besloten een risicoreservering in te richten. Die reservering kan aan het einde van het project worden ingezet voor het opvangen van valutaschommelingen of, als de reservering daarvoor ruimte biedt, voor het aanschaffen van extra toestellen.
17
Wat valt er precies onder externe inhuur «ter versterking van de samenwerking met de industrie»? Om hoeveel contracten gaat dit, wat zijn de functies en wat de vergoedingen?
DMO vervult de rol van normsteller voor de onderhoudsprogramma’s van de (wapen-) systemen van het CZSK, CLAS en CLSK. Daarvoor is een hoge mate van technische expertise nodig. Om doelmatigheidsredenen wordt een gedeelte van deze kennis niet intern Defensie opgebouwd, maar ingehuurd. DMO beschikt daarvoor over een budget van € 2,7 miljoen per jaar. Het betreft vele contracten met bedrijven die deze specifieke deskundigheid in huis hebben. De hoogte van de vergoedingen wordt bepaald door de marktcondities.