Vastgesteld 20 juni 2017
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 17 mei 2017 van de Algemene Rekenkamer inzake aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Defensie (X) (Kamerstuk 34 725 X, nr. 2).
De Minister van Defensie heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Ten Broeke
De griffier van de commissie, De Lange
1
Wanneer gaan de maatregelen die u heeft genomen om de «voorzien in» keten te versterken het gewenste effect sorteren? Kan de verwervingsketen de steeds groter wordende boeggolf aan investeringen aan of zijn verdere versterkingen nodig?
De stijgende investeringsquote toont aan dat de maatregelen die genomen zijn om de «voorzien in»-keten te versterken effect hebben. De investeringsquote laat vanaf 2013 een stijgende lijn zien. De verwachting is dat deze stijgende lijn de komende jaren zal worden doorgezet. Met de huidige omvang van de investeringsmiddelen zijn geen aanvullende maatregelen nodig.
2
Bent u bereid, naar voorbeeld van de Minister van Buitenlandse Zaken over de bezuinigingen op het postennetwerk (http://nos.nl/artikel/2174704-koenders-geopolitieke-vakantie-voorbij-investeren-in-ambassades.html), de bezuinigingen door het kabinet Rutte 2 als «onverantwoord» te bestempelen? Zo nee, waarom niet en waarom vindt u de bezuinigingen ter grootte van circa € 300 miljoen dan wel verantwoord?
In 2014 is een trendbreuk bewerkstelligd en een eind gemaakt aan de jarenlange bezuinigingen op Defensie. Door sinds 2014 ongeveer € 870 miljoen aan de defensiebegroting toe te voegen, laat het kabinet zien veiligheid als prioriteit te beschouwen. Het beoogde meerjarige perspectief getuigt hier ook van.
3
Welke maatregelen treft u om het inzicht in de personele gereedheid van eenheden te verbeteren?
4
Hoe beoordeelt u de kritiek van de Algemene Rekenkamer (hierna: AR) op de managementinformatie over personele gereedheid, dat het nog steeds niet gemakkelijk is uit de rapportages een eenduidig beeld te verkrijgen, hetgeen een juiste allocatie van middelen kan belemmeren? Wat gaat u hieraan doen?
5
Welke maatregelen gaat u treffen om het inzicht in de personele gereedheid van eenheden te verbeteren?
7
Welke concrete ontwikkelingen zijn in de afgelopen kabinetsperiode ingezet om kwantitatieve criteria voor personele gereedheid in beeld te brengen?
8
Welke concrete maatregelen wilt u nu treffen om de kwantitatieve criteria voor personele gereedheid beter in beeld te brengen?
De noodzaak om de systematiek van het meten van de gereedheid verder te verbeteren wordt onderschreven vanuit de gedachte «uniformeer waar mogelijk, differentieer en kwalificeer waar nodig». Uniformiteit geldt voor begrippenkaders, uitgangspunten en toepassingen. Commandanten hebben doorgaans zelf het beste inzicht in hun eenheid. Daarom is en blijft het professionele oordeel van de commandanten, juist over kwalitatieve aspecten zoals leiderschap en moreel, van groot belang.
Er wordt volop gewerkt aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om tot een meer kwalitatieve rapportage voor de personele gereedheid te komen. Dit kan echter tijd kosten. Het vaststellen van de juiste indicatoren die eenduidig uit de verschillende systemen kunnen worden herleid en die helpen om de personele gereedheid van alle militairen te bepalen, is een aanzienlijke opgave. Dit heeft alles te maken met de enorme verscheidenheid aan eenheden. Er zal derhalve sprake zijn van een gefaseerde aanpak.
4
Hoe beoordeelt u de kritiek van de Algemene Rekenkamer (hierna: AR) op de managementinformatie over personele gereedheid, dat het nog steeds niet gemakkelijk is uit de rapportages een eenduidig beeld te verkrijgen, hetgeen een juiste allocatie van middelen kan belemmeren? Wat gaat u hieraan doen?
Zie het antwoord op vraag 3.
5
Welke maatregelen gaat u treffen om het inzicht in de personele gereedheid van eenheden te verbeteren?
Zie het antwoord op vraag 3.
6
Bent u bereid bij de verbetering van de informatieverstrekking over gereedheid en inzetbaarheid de constateringen van het IBO-rapport «Zicht op Gereedheid» van april 2017 (Kamerstuk 33 763, nr. 130) mee te nemen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
7
Welke concrete ontwikkelingen zijn in de afgelopen kabinetsperiode ingezet om kwantitatieve criteria voor personele gereedheid in beeld te brengen?
Zie het antwoord op vraag 3.
8
Welke concrete maatregelen wilt u nu treffen om de kwantitatieve criteria voor personele gereedheid beter in beeld te brengen?
Zie het antwoord op vraag 3.
9
Onderschrijft u dat het op een bewuste wijze afwijken van procedures de effectiviteit van Defensie kan vergroten?
28
Hoe voert u de aanbevelingen uit om een oorzakenanalyse uit te voeren van de geconstateerde aanbestedingsfouten en zorg te dragen voor een actuele en volledige aanbestedingskalender?
30
Deelt u de opvatting dat het opzoeken van grenzen van regelgeving door de inkooporganisatie en het soms bewust afwijken van aanbestedingsprocedures de effectiviteit van Defensie kan vergroten? Kunt u bovendien het aantal aanbestedingsfouten verminderen door de eigen regelgeving en bureaucratie te verminderen?
Procedures zijn onvermijdelijk om een omvangrijke organisatie zoals Defensie beheersbaar te houden. Overbodige procedures die de effectiviteit negatief beïnvloeden moeten vanzelfsprekend zo snel mogelijk worden geschrapt. Defensie probeert actief de regeldruk te verminderen. Het vereenvoudigen en saneren van de interne regelgeving is al gaande. Defensie analyseert, met ondersteuning van de ADR, de oorzaken van de stijging van het aantal aanbestedingsfouten. Op grond van de uitkomsten van de analyse wordt een plan van aanpak opgesteld om het aantal aanbestedingsfouten terug te dringen. De aangetroffen aanbestedingsfouten betreffen het niet juist toepassen van de aanbestedingsregels, zoals bijvoorbeeld het onterecht gebruik maken van uitzonderingsregels, en ten onrechte geen concurrentie stellen.
10
Wat is de planning wanneer het Europese NAVO-gemiddelde van 1,43 procent van het bbp aan uitgaven aan Defensie wordt gehaald?
11
Wat is de planning wanneer de NAVO-norm van 2 procent van het bbp aan uitgaven aan Defensie wordt gehaald?
Zoals bekend heeft dit kabinet de afgelopen jaren al belangrijke maatregelen genomen, oplopend tot ongeveer € 870 miljoen structureel in 2020. Tegen de achtergrond van een veranderende en onveiligere wereld heeft het kabinet tevens een meerjarig perspectief geschetst voor de stapsgewijze versterking van de krijgsmacht. Nederland blijft gecommitteerd aan de afspraken gemaakt op de NAVO-top in Wales in 2014.
De brief «Houvast in een onzekere wereld» schetst de lijnen van ontwikkeling in geval van een verdere invulling van de beoogde vervolgstappen. Dit laat uiteraard onverlet dat de mogelijkheden hiertoe afhankelijk zijn van de beschikbare financiële middelen en de toekomstige politieke besluitvorming daarover.
11
Wat is de planning wanneer de NAVO-norm van 2 procent van het bbp aan uitgaven aan Defensie wordt gehaald?
Zie het antwoord op vraag 10.
12
Hoe beoordeelt u het feit dat Nederland in 2016 slechts 1,18% van het BBP uitgaf aan Defensie en volgens de Rekenkamer voor 2017 nog minder begroot heeft, namelijk 1,17%? Zou u deze daling – en het feit dat de defensie-uitgaven t/m 2021 nog verder dalen – willen omschrijven als een «trendbreuk» en het nakomen van de NAVO-afspraken in Wales?
13
Klopt het dat de begroting 2017 uitging van defensie-uitgaven ter grootte van 1,17% van het BBP, lager dan in 2016? Klopt het tevens dat dit percentage naar verwachting nog zal dalen, op basis van de hogere economische groei? Hoe beoordeelt u dit?
De dalende trend in defensie-uitgaven is gekeerd en stapsgewijs is ongeveer € 870 miljoen toegevoegd aan de defensiebegroting. Echter, naast de ontwikkeling van de defensie-uitgaven is ook de economische groei van invloed op het percentage BBP dat aan Defensie wordt uitgegeven. Op basis van de meest recente ramingen van het centraal planbureau en de huidige begrotingsstand is het percentage BBP dat aan Defensie wordt uitgegeven in 2017 1,16 procent.
Omdat de formatie nog niet is voltooid, kan Nederland over de defensie-uitgaven nog geen nieuwe toezeggingen doen richting de NAVO. Wel erkent Nederland het belang van een evenwichtige lastenverdeling. Vervolgstappen zullen ook de komende jaren nodig zijn. Dit kabinet heeft hiervoor een meerjarig perspectief geschetst en uw Kamer met de brief «Houvast in een onzekere wereld» van februari jl. geïnformeerd over de lijnen van ontwikkeling welke voor de krijgsmacht van belang zijn.
13
Klopt het dat de begroting 2017 uitging van defensie-uitgaven ter grootte van 1,17% van het BBP, lager dan in 2016? Klopt het tevens dat dit percentage naar verwachting nog zal dalen, op basis van de hogere economische groei? Hoe beoordeelt u dit?
Zie het antwoord op vraag 12.
14
Waarom is de investeringsquote in 2016 opnieuw, voor het zoveelste jaar achtereen, lager uitgevallen dan geraamd? Kunt u uitgebreid ingaan op de oorzaken, de maatregelen die u nu neemt en gaat nemen en de gevolgen van de enorme boeggolf aan investeringen voor de Defensieorganisatie?
15
Is de reden dat de investeringsquote weer lager uitvalt dan gepland dat u de zaken weer eens mooier heeft voorgespiegeld of dat u niet in staat bent om uw beloften na te komen?
De gemiddelde investeringsquote over de afgelopen vijf jaren is in 2016 uitgekomen op 15 procent, 0,5 procentpunt lager dan verwacht. Dit wordt mede veroorzaakt door veranderde verwervingsstrategieën, wijzigende behoeftestellingen of vertraging in het sluiten van contracten of het leveren van materieel. De onderrealisatie heeft ertoe geleid dat een aantal maatregelen is genomen om de «voorzien-in keten» soepeler te laten lopen, en minder verstoringen op te laten treden. In de Kamerbrief van 21 juni 2016 over verbeteren prestaties voorzien in-keten heb ik uw Kamer daarover geïnformeerd (Kamerstuk 34 300 X, nr. 115). Defensie blijft er naar streven om op termijn meerjarig gemiddeld ten minste 20 procent van het uitgavenbudget te besteden aan investeringen. Sinds 2014 stijgt de investeringsquote jaarlijks met een procentpunt. Voorts is de realisatie van de verplichtingenstand in 2016 hoger dan begroot en komt uit op ruim € 2,5 miljard. Dit is positief voor de realisatie van de investeringsquote in de komende jaren.
15
Is de reden dat de investeringsquote weer lager uitvalt dan gepland dat u de zaken weer eens mooier heeft voorgespiegeld of dat u niet in staat bent om uw beloften na te komen?
Zie het antwoord op vraag 14.
16
Kunt u aangeven hoe en in welke mate de verbetering van de leverbetrouwbaarheid van reservedelen, voorraden en brandstoffen de gereedheid en inzetbaarheid van de eenheden zijn verbeterd?
Met het extra toegekende budget zijn en worden meer reserveonderdelen, munitie en brandstof aangeschaft. Hierdoor kan meer en op grotere schaal worden geoefend. Dit draagt bij aan het herstel van de basisgereedheid.
De gereedheid en inzetbaarheid van eenheden is afhankelijk van de materiële gereedheid, de personele gereedheid en de geoefendheid. Met het verbetertraject voor de logistieke keten reserveonderdelen is in 2016 een trendbreuk geforceerd in de ketenprestatie van goedkope reserveonderdelen die vaak nodig zijn in het onderhoudsproces. De leverbetrouwbaarheid is gestegen van 30 procent begin 2016 naar 74 procent eind 2016. De toegenomen leverbetrouwbaarheid van goedkope reserveonderdelen is één van de aspecten die van invloed zijn op de materiële gereedheid. Voorzichtige verbeteringen zijn vastgesteld in de materiële gereedheid bij het CLAS (CV90 en wielvoertuigen), CLSK (F-16 en Chinook) en het CZSK (M-fregatten en OPV). Dit zal uiteindelijk, samen met verbeteringen in de personele gereedheid en geoefendheid, moeten leiden tot een stijging van het aantal operationeel gerede eenheden, zichtbaar in de doelstellingenmatrices van de begroting en het jaarverslag.
Zoals bekend is het totale gereedstellingsproces mede afhankelijk is van de inzet van eenheden, voldoende en toereikende (gevechts)ondersteuning evenals ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Let wel, inzet is de core business van Defensie. Voor de gereedheid op lange termijn is het tevens van belang dat de benodigde vernieuwingen, instandhoudingsprogramma’s en vervangingen tijdig worden gerealiseerd en dat hiervoor voldoende budget beschikbaar is.
17
Kunt u de in het verantwoordingsonderzoek door de AR geconstateerde fouten in de financiële informatie nader toelichten, zoals genoemd op pagina’s 14 en 15? Wat is er precies misgegaan?
18
Is de kennis en expertise en de capaciteit bij de Defensie-organisatie toereikend om het werk aan te kunnen en te voorkomen dat fouten worden gemaakt in de financiële informatie en bij het inkoopbeheer, zoals geconstateerd in het Rekenkamerrapport?
De door de Algemene Rekenkamer geconstateerde fouten in de financiële informatie zoals gerapporteerd op bladzijde 14 en 15 van het verantwoordingsonderzoek hebben vooral betrekking op de uitgaven en niet op het inkoopbeheer. De geconstateerde fouten worden veroorzaakt door het niet altijd voldoende aanwezig zijn van de onderliggende documentatie in de (digitale) dossiers voor de desbetreffende uitgaven en verplichtingen. Het betreft hierbij onder meer pakbonnen, actuele prijslijsten en/of contracten. Hierdoor kon bij de controle niet altijd met zekerheid worden vastgesteld dat er rechtmatig is betaald of dat er rechtmatig een verplichting is aangegaan. Op basis van de gedane bevindingen wordt bezien of (aanvullende) verbetermaatregelen moeten worden getroffen ter voorkoming van deze fouten in de toekomst. Als gevolg van het hanteren van een afwijkende systematiek voor het oordeel op artikelniveau is er bij de AR sprake van tolerantieoverschrijdingen. Op grond van de systematiek zoals voorgeschreven in de Rijksbegrotingsvoorschriften en gerapporteerd in de bedrijfsvoeringsparagraaf in het Jaarverslag is er geen sprake van tolerantieoverschrijdingen op artikel- of op totaalniveau.
18
Is de kennis en expertise en de capaciteit bij de Defensie-organisatie toereikend om het werk aan te kunnen en te voorkomen dat fouten worden gemaakt in de financiële informatie en bij het inkoopbeheer, zoals geconstateerd in het Rekenkamerrapport?
Zie het antwoord op vraag 17.
19
Hoe beoordeelt u de bevinding van de AR dat gebruikers van ERP ook in operationele omstandigheden (oefening of missie) buiten kantoortijden niet kunnen terugvallen op ondersteuning van de serviceorganisatie in Nederland, doordat de serviceafspraken van Defensie met deze serviceorganisatie niet voorzien in volledige (24 uur per dag, 7 dagen per week) ondersteuning? Wat gaat u hieraan doen, om te voorkomen dat problemen rond ERP soms moeten wachten tot na het weekeinde om opgelost te worden?
Bij een oefening of inzet kan op verzoek van de commandant wel degelijk 24 uur per dag, 7 dagen in de week ondersteuning worden geboden. Standaard is er niet 24 uur per dag, 7 dagen in de week ondersteuning aanwezig voor ERP, omdat dit niet doelmatig is. Het kan voorkomen dat gebruikers van ERP hierdoor langer moeten wachten op ondersteuning. In de praktijk heeft dit nog niet tot knelpunten geleid.
20
Hoe beoordeelt u de bevinding dat ERP relatief veel bandbreedte vraagt, die tijdens een oefening niet altijd (voldoende) beschikbaar is, waardoor het kan voorkomen dat het systeem tijdelijk traag is of niet gebruikt kan worden? Wat gaat u hieraan doen?
In de gevallen waar de bandbreedte tekort schiet wordt per keer bekeken of gebruik kan worden gemaakt van de lokale internetinfrastructuur. Voor de langere termijn worden de mogelijkheden voor uitbreiding van de bandbreedte onderzocht. Hier zijn financiële consequenties aan verbonden.
21
Welke concrete ontwikkelingen zijn in de afgelopen kabinetsperiode ingezet om de logistieke keten voor reserveonderdelen te verbeteren?
Intern onderzoek uit 2015 naar de oorzaken van de lagere materiële gereedheid en het functioneren van de logistieke keten reserveonderdelen heeft uitgewezen dat er sprake is van verschillende en elkaar versterkende knelpunten in de instandhouding van het materieel. Al in 2015 zijn verschillende maatregelen genomen om deze knelpunten weg te nemen. Met mijn brief aan de Tweede Kamer «Plan van aanpak materiële gereedheid» (Kamerstuk 33 763, nr. 109) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen ter verdere verbetering van de materiële gereedheid. Het plan bundelt alle inspanningen en is aangevuld met maatregelen specifiek gericht om de logistieke keten reserveonderdelen beter te laten functioneren.
Om de prestatie van de logistieke keten reserveonderdelen te verbeteren is een trendbreuk bewerkstelligd. Er zijn prestatie-indicatoren ontwikkeld voor een eenduidige meting van de prestaties binnen de logistieke keten reserveonderdelen. De informatie hiervoor wordt uit SAP gehaald. Achterstanden in materieelaanvragen zijn weggenomen en de leverbetrouwbaarheid en voorraadbeschikbaarheid van de goedkope reserveonderdelen zijn vergroot. De defensieonderdelen hebben de reserveonderdelen die vaak benodigd zijn in het onderhoudsproces geïdentificeerd en met het aanpassen van voorraad strategieën, het aanpassen van de planningstermijnen, het bestellen van meer reserveonderdelen met het extra toegekende budget en betere afstemming in de keten wordt toegewerkt naar een herstel van de leverbetrouwbaarheid van de goedkope reserveonderdelen tot de norm van 85 procent medio 2017. Tegelijkertijd is data in SAP M&F waar nodig geschoond, zoals artikelgegevens en aangepaste levertijden. De verbeteringen worden doorgezet naar de ketenprestatie van de duurdere reserveonderdelen. Met de introductie van een dashboard in SAP M&F wordt het inzicht in de ketenprestatie vergroot en de sturing ondersteund.
22
Per wanneer zullen alle wapensystemen voldoen aan de norm voor materiële gereedheid?
In 2021 dienen de eenheden van de krijgsmacht weer aan de operationeel gereedheidsnorm (norm-OG) te voldoen en daarmee ook aan de norm voor materiële gereedheid. In de Begroting 2017 en in de inzetbaarheidsrapportage 2016 staat per eenheid wanneer Defensie verwacht dat een eenheid weer aan de gereedheidsnorm zal voldoen (Kamerstuk 33 763, nr. 110).
23
Per wanneer zal de logistieke keten voor reserveonderdelen volledig op orde zijn?
Met mijn brief aan de Tweede Kamer «Plan van aanpak materiële gereedheid» (Kamerstuk 33 763, nr. 109) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen ter verbetering van de materiële gereedheid. Met de begroting van 2016 en 2017 is extra budget toegekend voor het herstel van de basisgereedheid en hiermee voor de aanschaf van reserveonderdelen. Het duurt tot 2020 voordat dit budget structureel in de volle omvang beschikbaar is en reserveonderdelen met lange levertijden ook daadwerkelijk voorhanden kunnen zijn. Door het na-ijl effect is de verwachting dat de logistieke keten reserveonderdelen in 2021 volledig op orde is.
24
Hoe beoordeelt u de kritiek van de AR dat de vertraging van de vernieuwing van de IT en begrensde houdbaarheidsdatum van het «pleisters plakken» maakt dat wellicht meer maatregelen of opnieuw kortetermijnmaatregelen nodig zijn om de continuïteit van de IT-voorziening van de krijgsmacht te garanderen? Wat gaat u doen om de onvolkomenheid bij de ICT zo snel mogelijk weg te werken?
37
Deelt u de kritiek dat er in 2016 geen zicht was op de kosten en de planning voor de realisatie van de nieuwe IT, reden waarom de AR de onvolkomenheid handhaaft? Deelt u de opvatting dat inzicht in kosten en planning van groot belang zijn voor de besluitvorming over zowel de korte- als de langetermijnmaatregelen om de continuïteit van de IT te waarborgen?
De maatregelen die nodig zijn om de continuïteit van de IT te waarborgen zijn genomen en de Rekenkamer beveelt niet aan extra maatregelen te nemen. De continuïteitsmaatregelen lopen door tot de nieuwe IT infrastructuur is opgeleverd. De planning voor de realisatie van de nieuwe IT infrastructuur is bekend. In de voortgangsrapportage IT wordt u hierover geïnformeerd.
In de halfjaarlijkse rapportage over IT en ERP informeer ik de Kamer over de planning voor de realisatie van de nieuwe IT-infrastructuur. In de dialoogfase met de marktpartijen, die in 2017 zal plaatsvinden, zal steeds meer inzicht ontstaan in de kosten van de nieuwe IT-infrastructuur.
25
Welke concrete ontwikkelingen zijn afgelopen kabinetsperiode ingezet om op lange termijn de problemen met IT op te lossen?
Na de incidenten in 2014 zijn er maatregelen genomen om de continuïteit zeker te stellen. De Kamer is hierover in september 2014 geïnformeerd (Kamerstuk 31 125, nr. 41). Dit betrof incidentele maatregelen, zoals het vervangen van de koeling en stroomvoorziening van een van de datacentra en het moderniseren van de dataopslagapparatuur en -programmatuur. Er zijn ook maatregelen die langer door lopen, zoals de inhuur van specialisten en extra capaciteit. Daarnaast is de besturing van de IV/ICT keten verbeterd door onder meer de Chief Informatie Officer (CIO) op te nemen in de Bestuursraad, de uitvoeringsorganisaties JIVC en OPS samen te voegen en een IT Governance Board in te stellen. Voorts is de realisatie van de nieuwe IT-infrastructuur in gang gezet. Hiervoor loopt op dit moment de aanbestedingsprocedure.
26
In hoeverre betekent de deelname aan de MINUSMA missie in Mali een belemmering voor het herstellen van de (basis)gereedheid van de krijgsmacht, in het bijzonder voor het optreden tegen reguliere eenheden in een groot conflict?
Inzet voor missies onttrekt voor lange of korte duur personeel en materieel aan het generieke gereedstellingproces. Dit heeft effect op de generieke gereedheid van de hierbij betrokken eenheden. Deze effecten op de gereedstelling en eventuele maatregelen zijn onderdeel van een Artikel 100-brief die uw Kamer bij besluiten over de inzet van militaire eenheden ontvangt.
Sinds dit jaar worden eenheden voor de missie in Mali voornamelijk samengesteld vanuit eenheden van de Luchtmobiele Brigade (patrouillecompagnieën) en de brigadeverkenningseskadrons. Deze capaciteiten komen niet toe aan alle activiteiten die noodzakelijk zijn het behalen van de operationele gereedheidsnorm (norm OG). Personeel en middelen die Nederland in Mali inzet, zijn vanzelfsprekend elders niet meer inzetbaar.
27
Per wanneer zullen alle sturingsmaatregelen ten behoeve van goede informatiebeveiliging volledig zijn ingericht?
31
Heeft u de aanbeveling voor centrale sturing op de informatiebeveiliging opgepakt?
Defensie zal dit jaar de opzet van het managementsysteem voor informatiebeveiliging volgens de eisen vastleggen en zorgdragen dat de betrokken spelers zich beter bewust zijn van hun taken en verantwoordelijkheden hierin. Daarmee zullen alle sturingsmaatregelen ingericht zijn.
28
Hoe voert u de aanbevelingen uit om een oorzakenanalyse uit te voeren van de geconstateerde aanbestedingsfouten en zorg te dragen voor een actuele en volledige aanbestedingskalender?
Zie het antwoord op vraag 9.
29
Waarom blijft de verwervingsketen gebrekkig, ook na maatregelen om deze versterken? Kan de verwervingsketen de druk aan die ontstaan is door de toegenomen aandacht om de materiële gereedheid op orde te brengen, alsmede de enorme hoeveelheid investeringen die de komende jaren nodig zal zijn?
De praktijk laat zien dat de verwervingsketen de toegenomen aandacht om de materiele gereedheid op orde te brengen aan kan. De leverbetrouwbaarheid van kleine reservedelen is sterk toegenomen. De investeringsquote laat vanaf 2013 een stijgende lijn zien. De verwachting is dat deze stijgende lijn de komende jaren zal worden doorgezet. Met de huidige omvang van de investeringsmiddelen zijn geen aanvullende maatregelen nodig voor de verwervingsketen.
30
Deelt u de opvatting dat het opzoeken van grenzen van regelgeving door de inkooporganisatie en het soms bewust afwijken van aanbestedingsprocedures de effectiviteit van Defensie kan vergroten? Kunt u bovendien het aantal aanbestedingsfouten verminderen door de eigen regelgeving en bureaucratie te verminderen?
Zie het antwoord op vraag 9.
31
Heeft u de aanbeveling voor centrale sturing op de informatiebeveiliging opgepakt?
Zie het antwoord op vraag 27.
32
Kunt u toelichten waarom de zeer lichte verbetering van het aantal eenheden dat voldeed aan de norm voor operationele gereedheid zich uitsluitend bij de landmacht heeft voorgedaan? Waarom licht u bovendien de verbeterde resultaten van de landmacht niet toe in het jaarverslag?
34
Welke maatregelen heeft de landmacht getroffen opdat de verbetering in operationele gereedheid zich alleen bij hen heeft voorgedaan? Graag een toelichting.
In de doelstellingenmatrices bij de beleidsartikelen van de verschillende operationele commando’s wordt ingegaan op de gereedheid per eenheid. Om het inzicht in de voortgang van het herstel van de inzetbaarheid en gereedheid van de eenheden te verbeteren, is in de begroting 2017 een prognose opgenomen van het jaar waarin Defensie verwacht dat eenheden aan de gereedheidsnorm zullen voldoen. Met dat einddoel voor ogen geeft de rapportage in dit jaarverslag een tussenstand weer waarbij de afwijkingen worden toegelicht. Het pad naar herstel is bij alle operationele commando’s ingezet, maar is per operationeel commando verschillend (zie ook het antwoord op vraag 16). Eenheden die vermeld staan in de doelstellingenmatrices wijken af in aard en omvang, waardoor de effecten in de gereedheid per kalenderjaar niet gelijkmatig zijn verdeeld over de eenheden en tussen de operationele commando’s.
Het CLAS heeft net als de andere operationele commando’s in 2016 maatregelen genomen om de basisgereedheid te herstellen. Met het verbetertraject voor de logistieke keten reserveonderdelen is in 2016 de daling van de materiële gereedheid een halt toegeroepen. Voorzichtige verbeteringen zijn vastgesteld in de materiële gereedheid bij het CLAS (CV90 en wielvoertuigen), CLSK (F-16 en Chinook) en het CZSK (M-fregatten en OPV). Dit zal uiteindelijk, samen met verbeteringen in de personele gereedheid en geoefendheid, moeten leiden tot een stijging van het aantal operationeel gerede eenheden, zichtbaar in de doelstellingenmatrices van de begroting en het jaarverslag. Daarnaast heeft het CLAS met onder andere de 43e Gemechaniseerde Brigade en de 11e luchtmobiele Brigade deelgenomen aan verschillende geïntegreerde oefeningen. Deze inspanningen hebben voor een aantal eenheden van het CLAS geleid tot een lichte verbetering van operationele gereedheid.
33
Per wanneer verwacht u dat de operationele gereedheid voor alle eenheden op orde zal zijn?
Uiterlijk 2021 zal de basisgereedheid op orde zijn gebracht. Het spreekt voor zich dat het totale gereedstellingsproces daarnaast mede afhankelijk is van de inzet van eenheden, voldoende en toereikende (gevechts)ondersteuning evenals ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Voor de gereedheid op lange termijn is het tevens van belang dat de benodigde vernieuwingen, instandhoudingsprogramma’s en vervangingen tijdig worden gerealiseerd en dat hiervoor voldoende budget beschikbaar is.
34
Welke maatregelen heeft de landmacht getroffen opdat de verbetering in operationele gereedheid zich alleen bij hen heeft voorgedaan? Graag een toelichting.
Zie het antwoord op vraag 32.
35
Deelt u de analyse van de AR dat het herstel van de operationele gereedheid achterblijft bij de verwachtingen hierover ten tijde van de september rapportage van 2016? Zo ja, wat zijn de redenen hiervoor en wat gaat u eraan doen?
Nee, de capaciteiten die per 1 januari 2017 aan de gereedheidsnorm zouden voldoen, doen dat ook. Enkel bouwstenen van capaciteiten die in latere jaren volledig operationeel gereed zouden zijn, hebben vanwege redenen zoals benoemd in het Jaarverslag 2016 niet aan de verwachting kunnen voldoen. Dit heeft echter geen effect op het geplande herstel van de betreffende capaciteit.
36
Hoe beoordeelt u de reactie van de AR op uw bewering dat het bij de informatiebeveiliging niet gaat om daadwerkelijke kwetsbaarheden, maar om administratieve tekortkomingen? Deelt u de opvatting van de AR dat door een onvoldoende vastlegging van de genomen beveiligingsmaatregelen uw stelling niet zonder meer kan worden onderschreven? Deelt u voorts de opvatting dat het niet slechts om administratieve tekortkomingen gaat, maar om tekortkomingen die het voor de AR niet goed mogelijk maken om vast te stellen of een goede informatiebeveiliging is gegarandeerd en dat de daarvoor noodzakelijke maatregelen uitgevoerd zijn?
Ik begrijp het standpunt van de Rekenkamer dat er een «audit trail» moet zijn, waaraan de Rekenkamer haar bevindingen kan toetsen. Met mijn reactie heb ik willen aangeven dat de informatiebeveiliging voor Defensie van groot belang is en blijft. Dat niet alle feitelijk genomen maatregelen tot in de details zijn vastgelegd doet daar geen afbreuk aan. Dit neemt niet weg dat ook een correcte administratieve afhandeling moet plaatsvinden.
37
Deelt u de kritiek dat er in 2016 geen zicht was op de kosten en de planning voor de realisatie van de nieuwe IT, reden waarom de AR de onvolkomenheid handhaaft? Deelt u de opvatting dat inzicht in kosten en planning van groot belang zijn voor de besluitvorming over zowel de korte- als de langetermijnmaatregelen om de continuïteit van de IT te waarborgen?
Zie het antwoord op vraag 24.