Kamerstuk 34725-X-1

Jaarverslag Ministerie van Defensie 2016

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2016

Gepubliceerd: 17 mei 2017
Indiener(s): Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34725-X-1.html
ID: 34725-X-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE

Aangeboden 17 mei 2017

Ontvangstenverdeling Defensie totaal € 372,7 (bedragen x 1 miljoen)

Ontvangstenverdeling Defensie totaal € 372,7 (bedragen x 1 miljoen)

Uitgavenverdeling Defensie totaal € 8.242,4 (bedragen x € 1 miljoen)

Uitgavenverdeling Defensie totaal € 8.242,4 (bedragen x € 1 miljoen)

INHOUDSOPGAVE

A.

Algemeen

4

 

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

4

 

2.

Leeswijzer

7

         

B.

Beleidsverslag

11

 

3.

Beleidsprioriteiten

11

 

4.

Beleidsartikelen

27

   

1.

Beleidsartikel 1. Inzet

27

   

2.

Beleidsartikel 2. Taakuitvoering Zeestrijdkrachten

35

   

3.

Beleidsartikel 3. Taakuitvoering Landstrijdkrachten

40

   

4.

Beleidsartikel 4. Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten

46

   

5.

Beleidsartikel 5. Taakuitvoering Marechaussee

51

   

6.

Beleidsartikel 6. Investeringen krijgsmacht

56

   

7.

Beleidsartikel 7. Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

71

   

8.

Beleidsartikel 8. Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

75

 

5.

Niet-beleidsartikelen

79

   

9.

Niet-beleidsartikel 9. Algemeen

79

   

10.

Niet-beleidsartikel 10. Centraal apparaat

81

   

11.

Niet-beleidsartikel 11. Geheime uitgaven

83

   

12.

Niet-beleidsartikel 12. Nominaal en onvoorzien

84

 

6.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

85

         

C.

Jaarrekening

93

 

7.

Departementale verantwoordingsstaat

93

 

8.

De saldibalans

95

         
 

Baten-lastenagentschappen

103

 

9.

De samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

103

 

10.

Jaarverantwoording baten-lastenagentschappen per 31 december 2016

104

   

Defensie Telematica Organisatie

104

   

Paresto

116

         
 

Publicatie personele topinkomens

123

 

11.

Publicatie personele topinkomens

123

         

D.

Bijlagen

127

 

Bijlage 1:

Toezichtrelaties en ZBO’s en RWT’s

127

 

Bijlage 2:

Overzicht Budget Internationale Veiligheid

129

 

Bijlage 3:

Inhuur externen

131

 

Bijlage 4:

Afgerond Evaluatie- en overig onderzoek

132

 

Bijlage 5:

Integriteitsmeldingen

134

 

Bijlage 6:

Rapportage burgerbrieven 2016

136

 

Bijlage 7:

Rapportage voortgang maatregelen Beleidsbrief 2011, nota In het belang van Nederland (2013) en taakstelling Rijksdienst

138

 

Bijlage 8:

Inzetbaarheidsrapportage 2016

141

 

Bijlage 9:

Lijst met afkortingen

148

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

AANBIEDING EN VERZOEK TOT DECHARCHEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Defensie over het jaar 2016 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie decharge te verlenen over het in het jaar 2016 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • 1. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • 2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • 3. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • 4. de betrokken saldibalans;

  • 5. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • 6. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2016;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2016 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2016, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2016 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Opzet jaarverslag

In het jaarverslag 2016 wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde uitgaven ten opzichte van de begroting 2016 (Kamerstuk 34 300-X, nr. 1). Het jaarverslag bestaat uit de aanbieding en het verzoek tot dechargeverlening, de leeswijzer, het beleidsverslag, de (niet-) beleidsartikelen, de jaarrekening, gegevens over de baten-lastenagentschappen, publicatie personele topinkomens en een aantal bijlagen. In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie. De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Rijk (ADR) afgegeven controleverklaring. Het voor de verantwoording 2016 Rijksbrede focusonderwerp beleidsdoorlichtingen is ook op Defensie van toepassing.

Beleidsprioriteiten

De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B).

Beleidsartikelen

Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd. De financiële gevolgen en de opmerkelijke financiële verschillen ten opzichte van de vastgestelde begroting 2016 (grensbedrag van € 2,5 miljoen voor artikel 1 Inzet en € 5 miljoen voor de beleidsartikelen 2, 3, 4, 5, 7 en 8) worden per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid».

In beleidsartikel 1 Inzet wordt de inzet voor de krijgsmacht verantwoord. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded NAVO- en EU-operaties, inzet voor nationale en Koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel bevat ook een overzicht van de structurele inzet die in andere beleidsartikelen is verantwoord, bijvoorbeeld door de Koninklijke Marechaussee (KMar), de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) en de Kustwachten.

In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering verantwoord voor Zeestrijdkrachten, Landstrijdkrachten, Luchtstrijdkrachten, Marechaussee en de inzet waartoe zij gemandateerd zijn, voor zover deze niet valt onder artikel 1.

In beleidsartikel 6 zijn de investeringen verantwoord voor de krijgsmacht, te weten investeringen in materieel, infrastructuur en IT. Daarnaast zijn de verkoopopbrengsten van afstoting van materieel en infrastructuur in dit beleidsartikel verantwoord. Bij de investeringsprojecten is een toelichting opgenomen bij die projecten waarvan de realisatie afwijkt van de begroting 2016. Een toelichting wordt gegeven bij relevante verschillen (groter dan € 10 miljoen bij de opdracht «Voorzien in nieuw materieel» en «verkoopopbrengsten groot materieel» en groter dan € 5 miljoen bij de «overige uitgaven en ontvangsten»).

In de beleidsartikelen 7 Ondersteuning door Defensie Materieel Organisatie (DMO) en 8 Ondersteuning door Commando DienstenCentra (CDC) zijn de uitgaven en verplichtingen verantwoord voor de ondersteunende en dienstverlenende defensieorganisaties.

Niet-beleidsartikelen

Bij de niet-beleidsartikelen worden de financiële gevolgen en de opmerkelijke verschillen ten opzichte van de vastgestelde begroting 2016 (grensbedrag van € 5 miljoen) per niet-beleidsartikel toegelicht.

In het niet-beleidsartikel 9 Algemeen zijn de niet specifiek aan een defensieonderdeel toe te wijzen programma-uitgaven opgenomen. In het niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat worden de uitgaven ten behoeve van het centrale apparaat van Defensie verantwoord. Hieronder vallen de apparaat-uitgaven voor de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de uitgaven voor het Sociaal Beleidskader (SBK), pensioenen en uitkeringen en wachtgelden. Ten slotte zijn in de niet-beleidsartikelen 11 en 12 de Geheime uitgaven en Nominaal en onvoorzien opgenomen.

Bedrijfsvoeringparagraaf

De bedrijfsvoeringparagraaf bestaat uit drie onderdelen: uitzonderingsrapportage, Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen, belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering. De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de agentschappen. Daarnaast zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer in deze paragraaf opgenomen.

Jaarrekening

In dit hoofdstuk zijn de verantwoordingsstaat en de saldibalans van het Ministerie van Defensie opgenomen. Ook wordt in dit hoofdstuk verantwoording afgelegd over de agentschappen. Tenslotte is de rapportage over de Wet Normering Topinkomens opgenomen als onderdeel van de Jaarrekening.

Bijlagen

De volgende bijlagen zijn opgenomen: Een overzicht met toezichtrelaties, Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) en Rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT) (bijlage 1), een overzicht van het Budget Internationale Veiligheid (bijlage 2), een overzicht van externe inhuur (bijlage 3), een overzicht met afgerond evaluatie- en overig onderzoek (bijlage 4), een overzicht van integriteitsmeldingen (bijlage 5), de rapportage burgerbrieven (bijlage 6), de rapportage voortgang van de maatregelen beleidsbrief 2011 en nota In het belang van Nederland (bijlage 7), de inzetbaarheidsrapportage 2016 (bijlage 8) en een lijst met afkortingen (bijlage 9).

Groeiparagraaf

  • Op 20 april 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (Kamerstuk 31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In het jaarverslag zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel budgettaire gevolgen van beleid. Door de nieuwe indeling kunnen in sommige tabellen geen gegevens worden opgenomen voor het jaar 2012.

  • De Tweede Kamer heeft besloten om het thema «Focus op beleidstoetsing» als overkoepelend focusonderwerp te benoemen voor de verantwoording over het jaar 2016. Om deze reden zijn de tabel en de toelichting in het overzicht realisatie beleidsdoorlichtingen uitgebreid. In verband met het focusonderwerp wordt een paragraaf onder de tabel toegevoegd waarin wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichtingen die in 2014, 2015 en 2016 zijn afgerond.

  • Beleidsartikel 6: Investeringen Krijgsmacht. Vanaf de begroting 2013 is een centraal investeringsartikel opgenomen. Over dit artikel zijn de volgende aanvullende afspraken gemaakt met het Ministerie van Financiën:

    • Een ongelimiteerde eindejaarsmarge op het beleidsartikel 6, met daarin de budgetten voor investeringen en de aan investeringen gerelateerde uitgaven aan materieel (inclusief bijbehorende instandhouding, afstotingskosten en verkoopopbrengsten). Onder materieel wordt verstaan de wapensystemen, infrastructuur en aan de krijgsmacht gerelateerde IT-systemen. Voor de rest van de begroting geldt de gebruikelijke 1 procent van het begrotingstotaal als eindejaarsmarge;

    • De verkoopopbrengsten voor groot materieel worden op de voor Defensie gebruikelijke behoedzame wijze geraamd en komen altijd ten bate van het beleidsartikel investeringen, zodat deze ook meerjarig kunnen worden meegenomen. Dit vervangt de eerdere middelenafspraken;

    • Naast de ongelimiteerde eindejaarsmarge wordt twee keer per jaar (voorjaar en augustus) beoordeeld of de budgetten een andere fasering behoeven naar enig jaar. Ook kan de Minister van Financiën vragen om aanpassingen van de fasering ter ontlasting van het kader in enig jaar.

  • Vanaf de begroting voor 2014 zijn de operationele toelagen, conform de rijksbrede definities, gepresenteerd als apparaatsuitgaven. Dit betreft de volgende wijzigingen:

    • Bij de operationele commando’s zijn uit de post «gereedstelling» de operationele toelagen overgeheveld van het programma naar het apparaat;

    • Bij het Commando Zeestrijdkrachten is de post «inzet» die betrekking heeft op de Kustwacht in Nederland en het Caribisch gebied samengevoegd met de post gereedstelling van het programma.

  • Bedrijfsvoeringsparagraaf: dit model heeft een andere opmaak gekregen en is op verschillende punten aangepast. De fouten en onzekerheden in de getrouwe weergave worden niet meer toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf, waardoor fouten en onzekerheden in de getrouwe weergave niet meer bij fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid opgeteld hoeven te worden. Hiermee wordt aangesloten bij de werkwijze van de Algemene Rekenkamer.

    Batenlastenagentschappen: Om de apparaatsuitgaven binnen de baten-lastenagentschappen beter te laten aansluiten bij de uitgavenbegroting, worden Rijksbreed de betalingen aan de baten-lastenagentschappen zichtbaar gemaakt in de uitgavenbegroting, onder de noemer «waarvan bijdragen aan SSO’s» (Shared Service Organisations).

  • In het jaarverslag van 2015 was de lening aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) ten behoeve van de overgang naar een kapitaaldekkingsstelsel voor militaire pensioenen opgenomen onder niet uit de balans blijkende vorderingen/schulden. In overleg met het Ministerie van Financiën is besloten om deze vorderingen en schulden vanaf 2016 op te nemen in de balans.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

De verscheidenheid en complexiteit van dreigingen en risico’s zijn in de huidige veiligheidscontext fors toegenomen. De gebeurtenissen in 2016 onderstrepen dit. De gevolgen daarvan zijn, ook in onze samenleving, voor velen tastbaar geworden. Nederland zal rekening moeten houden met een langdurige periode van spanningen en instabiliteit, dichtbij en ver weg.

In reactie hierop heeft dit kabinet een meerjarig perspectief voor de versterking van de krijgsmacht geschetst. In dit kader is, na een lange periode van aanzienlijke bezuinigingen, bijna € 870 miljoen (oplopend tot 2020) aan de defensiebegroting toegevoegd. Met dat extra geld wordt onder meer de basisgereedheid op orde gebracht.

De structurele versterking van de krijgsmacht vergt een meerjarige aanpak. Zoals het kabinet reeds eerder heeft gesteld (Kamerstukken 33 763, nr. 59 en 33 763, nr. 98 en 34 550-X, nr. 23 en 33 763, nr. 126) zijn – ook na het op orde brengen van de basisgereedheid én met het oog op de zgn. Wales-afspraken – verdere vervolgstappen nodig.

Ook zijn er deze kabinetsperiode structurele stappen gezet om Defensie op een financieel duurzame, en daarmee toekomstbestendige, leest te schoeien. De bedrijfsvoering van Defensie komt in steeds rustiger vaarwater. Afgelopen jaren is er veel werk verzet om tekortkomingen en onvolkomenheden uit het verleden te herstellen en de bedrijfsvoering te vereenvoudigen. De problemen in de voorzien-in keten en de logistieke keten voor reserveonderdelen nemen af. Ook de invoering van het Enterprise Resource Planning (ERP-)systeem heeft zijn beslag gekregen. Dit alles terwijl de reorganisaties naar aanleiding van de Beleidsbrief 2011, één van de grootste die Defensie heeft doorlopen, werden voltooid.

Nederland loopt in Europa voorop als het gaat om internationale defensiesamenwerking. Tijdens het EU-voorzitterschap van Nederland in de eerste helft van 2016 is de nieuwe Europese strategie voor het buitenlands- en veiligheidsbeleid (EU Global Strategy) aangenomen en heeft ons land een belangrijke bijdrage geleverd aan de aanpak van de migratiecrisis. Defensie heeft hierbij een belangrijke rol vervuld. Voorts zijn met Duitsland en België vergaande stappen gezet ten aanzien van de integratie van eenheden en de gezamenlijke uitvoering van taken. Ook met Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk wordt intensiever samengewerkt. In de NAVO heeft Defensie een leidende rol gespeeld bij de totstandkoming van de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) en levert het met een gemechaniseerde eenheid een bijdrage aan de aanwezigheid van de NAVO in de Baltische staten (Enhanced Forward Presence).

Prioriteiten voor 2016

Defensie heeft zich in 2016 gericht op de volgende vijf prioriteiten:

  • 1. Versterking van de basisgereedheid van de krijgsmacht als vervolgstap in het meerjarig perspectief;

  • 2. Verdere verdieping van de internationale defensiesamenwerking;

  • 3. Vernieuwing in het operationele domein en de ondersteuning;

  • 4. Personeel;

  • 5. Verdere versterking van de financiële duurzaamheid.

1. Versterking van de basisgereedheid van de krijgsmacht als vervolgstap in het meerjarig perspectief

In 2016 heeft dit kabinet oplopend tot € 345 miljoen in 2020 toegevoegd aan de defensiebegroting, waarvan € 79 miljoen voor de basisgereedheid. Samen met de intensivering van 2017 wordt dit budget gebruikt om de basisgereedheid op orde te brengen (Kamerstuk 34 300, nr. 2). Hiervoor heeft Defensie een groeipad tot en met 2021 ontwikkeld. Zo is inzichtelijk gemaakt wanneer Defensie verwacht dat eenheden zullen voldoen aan de gereedheidsnorm. In de begroting 2017 en de inzetbaarheidsrapportage 2016 is de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 33 763, nr. 110). Het spreekt vanzelf dat de uiteindelijke gereedheid mede afhankelijk is van de inzet van eenheden, voldoende en adequate (gevechts)ondersteuning en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Voor de gereedheid op langere termijn is tevens van belang dat benodigde vervangingsinvesteringen kunnen worden gerealiseerd.

Bijlage 8 en de doelstellingenmatrices van de beleidsartikelen gaan nader in op de inzetbaarheid en gereedheid van individuele eenheden.

Materiële gereedheid

De intensivering uit 2016 is onder meer aangewend voor de versterking van de onderhouds- en verwervingscapaciteit en de logistieke bedrijfsvoering, en ook voor de verwerving van extra reserveonderdelen en munitie. De capaciteit voor het beheer van wapensystemen (wapensysteemmanagement) is tevens uitgebreid.

De maatregelen in reactie op de ernstige onvolkomenheid ten aanzien van de logistieke keten voor reserveonderdelen van de Algemene Rekenkamer zijn opgenomen in het «plan van aanpak materiële gereedheid», dat voortvarend is opgepakt en omgezet in verschillende uitvoeringsprogramma’s. Eind 2016 werden de eerste resultaten zichtbaar. Zo is de leverbetrouwbaarheid van goedkope reserveonderdelen die vaak nodig zijn in het onderhoudsproces gestegen van 30 procent aan het begin van 2016 naar 74 procent, en de voorraadbeschikbaarheid van 60 procent naar 81 procent. De meest significante stijging, namelijk naar 70 procent, is bewerkstelligd bij de leverbetrouwbaarheid van de bedrijfsstoffen (onder meer brandstoffen en smeermiddelen).

De instandhoudingsanalyses voor de Pantserhouwitser (PzH2000), het Luchtverdedigings- en Commandofregat (LCF), het Ocean going Patrol Vessel (OPV), de Fast Raiding Intercepting and Special forces Craft (FRISC), de Apache en de Chinook zijn voltooid en de analyses voor de Combat Vehicle 90 (CV-90), de Fennek en de F-16 zijn gestart. Met behulp van deze analyses worden onderhoudsplannen geactualiseerd en voorraden reserveonderdelen aangepast aan veranderend gebruik of ouderdom. Geconstateerde tekortkomingen uit de instandhoudingsanalyses worden direct opgepakt. De analyses maken daarnaast inzichtelijk welke reserveonderdelen cruciaal zijn voor de inzetbaarheid van een wapensysteem, zodat deze als eerste kunnen worden aangevuld.

Personele gereedheid

Ook op het gebied van personele gereedheid zijn er maatregelen genomen. Zo is de Koninklijke Marechaussee uitgebreid voor de bewaking en beveiliging van kwetsbare objecten, is de snel beschikbare capaciteit van de Dienst Speciale Interventies (DSI) vergroot en is de MIVD uitgebreid in het kader van de versterking van de veiligheidsketen.

Voorts is in 2016 de Nederlandse variant op het (internationaal) gehanteerde Total Force-concept ontwikkeld onder de noemer «adaptieve krijgsmacht». Dit concept moet het mogelijk maken piekbelasting beter op te vangen en, wanneer en waar dat nodig is, het voortzettingsvermogen snel te vergroten (Kamerstuk 34 550, nr. 73).

Geoefendheid

In 2016 is met verschillende oefeningen begonnen aan het herstel van de (generieke) geoefendheid.

Zo heeft het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) onder meer deelgenomen aan de oefeningen Joint Warrior voor de kust van Schotland, Emerald Move voor de kust van Sardinië en oefening Northern Coast in de Oostzee. Met deze oefeningen bereidden verschillende eenheden zich voor op de inzet in 2016 en 2017 en versterkten de eenheden het optreden in internationaal verband. Met de deelname aan Cold Response oefenden het CZSK en Commando Landstrijdkrachten (CLAS) het optreden in koud weer.

Het CLAS heeft met de 43e Gemechaniseerde Brigade (43 Mechbrig) het geïntegreerd opgetreden van infanteriecompagnieën beoefend, uitgerust met onder meer de CV-90 en genie-eenheden en ondersteund door gevechtssteun- en logistieke eenheden in de oefening Varpalota Challenge in Hongarije. Tevens beoefende de brigade met Spring Storm in Estland het optreden in het kader van de eerste hoofdtaak. De verregaande samenwerking met Duitsland werd in 2016 onder meer bevestigd tijdens de oefening Promising Centauro waarbij het brigadehoofdkwartier van 43 Mechbrig voor het eerst door de 1e (DEU) Panzerdivsion werd getest en goed bevonden. Met de grootschalige oefening Falcon Autumn werd de operationele samenwerking van 11 Luchtmobiele Brigade en het Defensie Helikopter Commando (DHC) succesvol getest.

Het CLSK richtte zich in 2016 onder meer op het herstel van de geoefendheid en het optreden in coalitieverband. Daarvoor deden F-16’s en C-130’s mee aan de oefening Frisian Flag in Nederland. De C-130’s beoefende daarnaast het optreden met Special Operations Forces (SOF)-eenheden in oefening Low Lands, helikopters oefenden in oefening Black Scorpion en de KDC-10’s oefenden in onder meer Tiger Meet en Anatolian Eagle. Daarnaast leverde het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) verschillende eenheden voor gecombineerde oefeningen met luchtmobiele en maritieme eenheden (Chinook, Apache, NH-90 en Cougar).

Voorts beoefenden SOF-eenheden in Denemarken multinationaal en geïntegreerd optreden met helikopters op taakgroepniveau. Op cybergebied droegen de oefeningen Locked Shields en Cyber Coalition bij tot bescherming van eigen IT-systemen en die van partners. De samenwerking tussen de NAVO-partners was daarbij een belangrijk punt van aandacht.

De KMar richtte zicht tijdens de oefening Lowlands Grenade met 25 buitenlandse partners op de interoperabiliteit, harmonisatie en samenwerking om toekomstige crisismanagement operaties van het internationale politienetwerk te versterken.

Naast deze grote oefeningen oefenen de operationele commando’s dagelijks met kleinere eenheden.

Om het gereedstellingsproces zo doelmatig en doeltreffend mogelijk in te richten is in 2016 een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) uitgevoerd.

De opdracht aan de werkgroep is om zicht te krijgen op de uitgaven van de operationele gereedheid en voorstellen te doen die tot een betere gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht leiden.

2. Verdere verdieping van de internationale samenwerking

Bilateraal

Ook in 2016 heeft Defensie zich sterk gemaakt voor de verdere verdieping van de internationale militaire samenwerking. Samen met Duitsland is de integratie van de 43e Gemechaniseerde Brigade in een Duitse pantserdivisie verder vormgegeven. Daarbij integreert een Duits tankbataljon in deze Nederlandse brigade, terwijl een van de drie compagnieën van het Duitse tankbataljon wordt bemand door Nederlands personeel dat gebruik maakt van Duitse tanks. Hierdoor behoudt Nederland de kennis en kunde van het optreden met en tegen tanks. Op termijn beschikken beide landen samen over een volledig geïntegreerde operationele gevechtsbrigade met pantserinfanterie, tanks en ondersteunende capaciteiten (Kamerstuk 34 300-X, nr. 1).

Duitsland en Nederland hebben in 2016 ook besloten nauwer te gaan samenwerken op marinegebied. Duitsland wordt medegebruiker van het Joint Support Ship (JSS), Zr.Ms. Karel Doorman, en het Duitse Seebatallion integreert operationeel in de Koninklijke marine. Duitse en Nederlandse specialisten op het gebied van bescherming van schepen, boardingoperaties, duikinzet, explosievenopruiming en maritieme verkenning zullen geïntegreerd kunnen optreden vanaf het JSS, de Landing Platform Docks (LPD’s) en andere marineschepen.

Ook met België zijn belangrijke stappen gezet. In 2016 zijn de voorbereidingen getroffen voor gezamenlijke luchtruimbewaking met F-16’s die op 1 januari 2017 van start is gegaan. Waar België en Nederland tot voor kort elk permanent twee F-16’s paraat hadden staan, vervullen beide landen deze taak nu bij toerbeurt voor de hele Benelux. Verder hebben de Belgische en Nederlandse ministers van Defensie op 30 november 2016 een intentieverklaring getekend over de gezamenlijke vervanging van de M-fregatten en mijnenbestrijdingsvaartuigen. Het gebruik van hetzelfde materieel vormt de basis van de succesvolle marinesamenwerking tussen de twee landen, die opleidingen, onderhoud en staven vergaand hebben geïntegreerd. België en Nederland hebben ook op andere terreinen de banden versterkt, zoals bij het amfibisch optreden, de aanschaf van kleine onbemande vliegtuigen en parachutistenopleidingen.

Ook met andere landen wordt intensiever samengewerkt. De landmachten van Nederland en Frankrijk hebben de banden aangehaald en 13e Lichte brigade in Oirschot is een partnerschap aangegaan met een vergelijkbare Franse brigade. Namens Nederland en Luxemburg heeft de NAVO eind juli een contract getekend met de firma Airbus voor de aanschaf van vliegtuigen voor transport en bijtanken in de lucht (Multi-Role Tanker Transport, MRTT). België, Duitsland en Noorwegen hebben zich in 2017 bij dit project aangesloten. Nederland werkt met Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten samen bij de operationele test- en evaluatiefase van de F-35. De voorbereidingen voor de door het Verenigd Koninkrijk geleide Joint Expeditionary Force (JEF), samen met de Baltische staten, Denemarken en Noorwegen, zijn in 2016 voortgezet.

NAVO

Met het oog op de huidige opstelling van onder meer Rusland ligt hernieuwde aandacht voor de collectieve verdediging en geloofwaardige afschrikking voor de hand. Na de Top in Wales in 2014 is de NATO Response Force (NRF) versterkt en is binnen de NRF een Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) opgericht. In aanvulling daarop hebben de bondgenoten tijdens de NAVO-top in Warschau in juli 2016 besloten tot een vooruitgeschoven aanwezigheid op rotatiebasis in het oostelijke deel van het verdragsgebied. In Estland, Letland, Litouwen en Polen zullen vanaf begin 2017 multinationale battlegroups aanwezig zijn. Het opzetten van een beperkte vooruitgeschoven aanwezigheid is een maatregel die de bondgenootschappelijke solidariteit tot uitdrukking brengt. Nederland levert vanaf begin 2017 stafmedewerkers en een infanteriecompagnie met eigen ondersteuning aan de multinationale battlegroup onder leiding van Duitsland in Litouwen (Kamerstuk 28 676, nr. 252). Ook in de Zwarte Zee-regio wordt de presentie van NAVO-eenheden versterkt. In Roemenië is een multinationale trainingsbrigade opgericht en NAVO-schepen zullen regelmatiger in de Zwarte Zee aanwezig zijn. Nederland zal in 2017 enkele militairen leveren voor de staf van de multinationale trainingsbrigade (Kamerstuk 28 676, nr. 258).

Tegelijkertijd is het van belang dat de communicatielijnen open blijven. De NAVO en Rusland moeten met elkaar in gesprek blijven om risico’s te verminderen en de transparantie te verhogen. Nederland heeft daarom ook afgelopen jaar gepleit voor periodieke bijeenkomsten van de NAVO-Rusland Raad.

Tevens heeft de NAVO in 2016 maatregelen genomen om de problemen op de zuidflank het hoofd te bieden. De Standing NATO Maritime Group 2 (SNMG-2) is in de Egeïsche Zee ingezet om mensensmokkellijnen in kaart te brengen. Nederland heeft in 2016 tweemaal een fregat geleverd aan dit vlootverband. Voorts heeft de NAVO in 2016 de maritieme veiligheidsoperatie Sea Guardian in werking gezet. Deze operatie heeft als opdracht het in een vroeg stadium signaleren van opkomende crises en het optreden tegen terrorisme en smokkelaars. Thans ondersteunt Sea Guardian de EU-operatie EUNAVFOR MED Sophia in het centrale deel van de Middellandse Zee.

EU

In de eerste helft van 2016 heeft Nederland voor de twaalfde keer het voorzitterschap van de EU bekleed. Defensie heeft samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken hard gewerkt aan de totstandkoming van de «Global Strategy on the EU’s Foreign and Security Policy». Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 14 november jl. is het «Implementation Plan on Security and Defence» aan de lidstaten gepresenteerd. In dit implementatieplan is het ambitieniveau van de EU op veiligheids- en defensiegebied beschreven en zijn onder meer voorstellen aangekondigd voor capaciteitsontwikkeling, het verdiepen van defensiesamenwerking en het versterken van samenwerking met partners zoals de NAVO en de VN.

Nederland heeft tijdens het voorzitterschap ook de discussie over minder vrijblijvende defensiesamenwerking geagendeerd. Nederland heeft zelf het voorbeeld gegeven door op 4 februari 2016 een overeenkomst te tekenen met Duitsland over vergaande defensiesamenwerking. Op het gebied van EU-NAVO samenwerking zijn in 2016 belangrijke stappen gezet. En marge van de NAVO-top in Warschau is op 8 juli 2016 een gezamenlijke verklaring uitgegeven waarin zeven aandachtsgebieden zijn benoemd. De EU en de NAVO hebben voorts gezamenlijke voorstellen gepresenteerd waarin de samenwerking verder wordt vormgegeven.

Het afgelopen jaar is er ook vooruitgang geboekt op de vier belangrijkste capaciteitsontwikkelingsprogramma’s die de Europese Raad (ER) is overeengekomen: Air-to-Air Refueling (AAR), Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS), Governmental Satellite Communication en Cyber Defence. Ten aanzien van AAR heeft de NAVO eind juli namens Nederland en Luxemburg met de firma Airbus een contract getekend voor de aanschaf van twee Multi-Role Tanker Transport (MRTT)-vliegtuigen. België, Duitsland en Noorwegen hebben zich in 2017 bij dit project aangesloten.

Tot slot heeft de ER op 15 december 2016 de notie bevestigd dat Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor haar eigen veiligheid. Hiertoe moeten de lidstaten, rekening houdend met nationale omstandigheden en juridische verplichtingen, voldoende middelen vrij te maken. De ER heeft voorts de raadsconclusies over het «Implementation Plan on Security and Defence» bekrachtigd, het Europese Defensie Actieplan van de Commissie verwelkomd en verzocht om de uitvoering van de voorstellen ter versterking van de EU-NAVO samenwerking zo spoedig mogelijk ter hand te nemen.

3. Vernieuwing in het operationele domein en de ondersteuning

Materieel

De voortgang van een aantal projecten wordt hieronder toegelicht. Voor het volledige overzicht zie Artikel 6, Investeringen.

  • F-35: Defensie neemt met partnerlanden deel aan een meerjarige bestelling van F-35 toestellen, de Block Buy. Defensie heeft eind 2016 achttien toestellen in de Block Buy bevestigd. Het betreft acht toestellen die in 2020 worden geleverd, vijf toestellen in 2021 en nogmaals vijf toestellen in 2022. Met het oog op de voorziene transitie van de F-16 naar de F-35 en dus de oorspronkelijke bestelreeks, heeft Defensie tevens een opgave gedaan voor nog eens drie toestellen in 2021 én 2022. De bevestiging van deze zes toestellen volgt, afhankelijk van de financiële stand van zaken, eind 2017. De Kamer is hierover geïnformeerd op 6 december 2016 (Kamerstuk 26 488, nr. 422).

  • VOSS (Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem): Na operationele beproevingen ondervond het project in 2016 vertragingen in de pre-seriefase. Van de leverancier is een herzien leverschema ontvangen. Levering is nu voorzien voor 2018 in plaats van 2017.

  • Inzetvoorraden munitie: Om tijdige beschikbaarheid van munitie voor inzet te garanderen, heeft Defensie in 2016 besloten de komende jaren gefaseerd de munitievoorraden te verhogen.

  • MRTT: In 2016 heeft een aantal partnerlanden besloten hun besluit tot deelname uitgesteld of geannuleerd. Daardoor is het financiële aandeel voor Nederland in het project in omvang toegenomen. België, Duitsland en Noorwegen hebben zich in 2017 bij dit project aangesloten (Kamerstuk 27 830, nr. 183).

  • AWW Thales: Defensie heeft een voorziening getroffen voor de ontwikkeling van een nieuw Above Water Warfare (AWW) Cluster. De Kamer is hierover op 20 december geïnformeerd (Kamerstuk 31 125, nr. 73).

Ten opzichte van de geplande investeringen zijn in 2016 verschillende projecten aangepast. Deze aanpassingen waren noodzakelijk om het totaal aan investeringsbehoeften binnen de financiële kaders te brengen. Ook ontwikkelingen bij partners en potentiele partners in projecten hebben geleid tot de herfaseringen in het investeringsplan. Nadere informatie over de verschuivingen zijn opgenomen in Artikel 6, Investeringen.

IT

In het kader van de vernieuwing van IT is in 2016 het high level ontwerp verder uitgewerkt (Kamerstuk 31 125, nr. 72). De ontwikkeling van de techniek gaat snel en de mogelijkheden veranderen continue. De vernieuwing verloopt om die reden in nauwe samenwerking met de markt, met duidelijk gescheiden verantwoordelijkheden. Hierdoor zal Defensie gebruik kunnen gaan maken van de meest actuele kennis en van het vakmanschap uit de markt. De aanbesteding van de nieuwe IT-infrastructuur wordt in drie fases doorlopen: de selectiefase, de dialoogfase en de gunnings- en contractfase. De selectiefase is in 2016 gestart en wordt in 2017 voltooid. Tijdens de huidige dialoogfase zal de aanbesteding verder vorm krijgen.

Vastgoed

Defensie heeft in 2016 de risicobeheersing van en de verantwoording over de vastgoedportefeuille verbeterd. Het verbeteren van het risicomanagement was ook één van de aanbevelingen die volgde uit de «review vastgoed» die Defensie in 2014 samen met de Algemene Rekenkamer heeft uitgevoerd. Er is inmiddels een Instructie Risicomanagement voor vastgoedprojecten opgesteld die wordt toegepast bij alle nieuwe vastgoedprojecten. De samenwerking met het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) is in 2016 verder vormgegeven. In de beginfase had Defensie, ten opzichte van de beschikbare capaciteit van het RVB een te grote projectbehoefte. Hierdoor waren vraag en beschikbare capaciteit niet met elkaar in evenwicht. Er zijn maatregelen genomen om dit evenwicht te herstellen. Zo heeft het RVB aanvullende capaciteit geworven en hebben Defensie en het RVB een nieuwe projectplanning gemaakt voor investeringsprojecten. Het resultaat hiervan zal in 2017 en vooral vanaf 2018 merkbaar zijn. De Kamer is in 2016 twee keer geïnformeerd over de voortgang en de uitwerking van de vastgoedmaatregelen die voortvloeien uit de beleidsbrief 2011, zoals vastgelegd in het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie, en uit de nota In het belang van Nederland van 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 106 en Kamerstuk 33 763 nr. 122).

Cyber

Met het oog op het toenemende aantal cyberdreigingen gericht tegen Nederland, is het afgelopen jaar verder geïnvesteerd in de digitale weerbaarheid, het inlichtingenvermogen in het digitale domein, de opbouw van capaciteiten bij de KMar en het vermogen om cybermiddelen in te zetten als integraal onderdeel van militair optreden. Om dit mogelijk te maken is gewerkt aan het binden van cyberprofessionals, het verruimen van de mogelijkheden om snel te innoveren, het bundelen van krachten binnen Defensie en het intensiveren van de samenwerking met anderen. Verdere ontwikkeling van cybercapaciteiten blijft een aandachtspunt.

Daarnaast heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2016 samen met Defensie een nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) aan de Tweede Kamer aangeboden. Het moderniseren van het wettelijke kader van de Inlichtingen- en Veiligheids (IenV)-diensten is een belangrijke stap voorwaarts voor de nationale (digitale) veiligheid, en ook voor de veiligheid van uitgezonden eenheden. Tot slot heeft het Defensie Cyber Commando (DCC), na de formele oprichting in 2015, toegewerkt naar een operationele status. Naar verwachting beschikt Defensie in 2017 over een operationeel DCC.

Kennis & Innovatie

In 2016 is de nieuwe Strategie-, Kennis- en Innovatieagenda (SKIA) vastgesteld. Deze agenda is het resultaat van een intensief inventarisatie- en consultatieproces met kennis- en innovatiepartners binnen en buiten Defensie. De SKIA geeft richting aan de kennisopbouw en innovaties voor Defensie. Verbreding en verdieping van het Defensie- en veiligheidsnetwerk is één van de thema’s van de nieuwe SKIA. Innovatie-instrumenten, zoals de Defensie Innovatie Competitie (DIC), de Veiligheid Innovatie Competitie (VIC) en de Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling (CODEMO), maken dit netwerk toegankelijk voor een diversiteit aan organisaties. Het innovatieve idee dat in 2016 de DIC heeft gewonnen is «Kite Power Technology.» Deze innovatie betreft een toepassing van windenergie waarbij een vlieger op grote hoogte een forse hoeveelheid energie genereert. Het Kite Power Technology concept – met een minimale logistieke footprint – past goed in het behalen van de doelstellingen van de Defensie Operationele Energie Strategie. De VIC 2016 is gewonnen door het innovatieve idee «Datavisualisatie op Schiphol». Deze innovatie betreft een applicatie voor de KMar waarmee de drukte op vliegvelden kan worden voorspeld, waardoor de personele capaciteit beter kan worden beheerst en wachtrijen kunnen worden verminderd. In 2016 zijn drie CODEMO-projecten voltooid. Het eerste betreft een onderhoudsarm en ergonomisch opblaassysteem voor reddingsvesten van piloten. De tweede gaat over virtuele training voor social & cultural awareness. De laatste betreft de ontwikkeling van een cryptoapparaat dat geschikt is om op kleine en minder stabiele militair operationele netwerken te functioneren.

Het afgelopen jaar heeft Defensie volop kleinschalige innovatie ondersteund. Zo heeft de innovatieafdeling van het JIVC diverse innovaties gerealiseerd. Zo is de situational awareness en commandovoering op schepen verbeterd door het aan elkaar koppelen van verschillende sensortypen. Ook heeft het JIVC voor KMar-teams op straat een veilige manier ontwikkeld om opsporingsinformatie te raadplegen op smartphones. Verder wordt augmented en virtual reality (3D) inmiddels gebruikt bij trainingen en om operaties voor te bereiden.

Om kleinschalige innovatie te stimuleren en het probleemoplossend vermogen van de organisatie te versterken, zijn ook in 2016 diverse bijeenkomsten georganiseerd om de bewustwording over de kansen en bedreigingen van exponentiële technologieën te vergroten, de interne en externe netwerken te versterken en het ondernemerschap van defensiemedewerkers te stimuleren en belonen. Zo heeft Defensie zich aangesloten bij het «Startup Officers Network Nederlandse Overheid». Dit netwerk tracht de contacten tussen overheid en start-ups te verbeteren zodat zij beter van elkaar leren.

4. Personeel

In 2016 heeft het defensiepersoneel er loon bijgekregen. Daarnaast heeft Defensie een voorziening getroffen voor oud-medewerkers die geconfronteerd zijn met een AOW-gat als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd. Hiervoor is een bedrag van opgeteld € 750 miljoen tot 2035 beschikbaar gesteld dat gedeeltelijk wordt bekostigd uit de middelen die voortvloeien uit het amendement Harbers/Nijboer (Kamerstuk 34 550-X, nr. 75). De overige kosten worden gedekt binnen de begroting van Defensie

Het functiebestand heeft inmiddels de in 2011 vastgestelde numerus fixus bereikt. Tegelijkertijd is de vulling van militair personeel in 2016 voor het eerst in jaren gedaald. Ondanks de onverminderde aandacht voor de werving, blijft er defensiebreed sprake van een tekort aan onderhouds-, medisch (vooral Algemeen Militaire Artsen) en IT-personeel. De onderhandelingen over een arbeidsvoorwaardenakkoord hebben in 2016 nog niet tot een resultaat geleid. De voorbereiding op het functiegebouw Defensie is in 2016 voortgezet, de implementatie is echter vertraagd.

In 2016 heeft Defensie, mede op basis van de ervaringen die zijn opgedaan met reservistenpilots en op grond van een internationale vergelijking, de Nederlandse variant op het (internationaal) gehanteerde Total Force-concept ontwikkeld onder de naam «adaptieve krijgsmacht». De Tweede Kamer is op 13 januari 2017 over dit concept geïnformeerd (Kamerstuk 34 550, nr. 73). In de adaptieve krijgsmacht wordt, ten behoeve van de instandhouding en inzet, het potentiële operationele vermogen in de Nederlandse samenleving duurzaam georganiseerd en flexibel, slagvaardig en effectief geïntegreerd. Hierdoor is het onder meer mogelijk om beter en sneller te anticiperen en reageren op risico’s, dreigingen en piekmomenten. Ook kan op doelmatige wijze worden voorzien in capaciteiten die niet onafgebroken aanwezig hoeven zijn of die alleen tegen hoge kosten kunnen worden behouden en onderhouden. Het concept richt zich zowel op een flexibelere omgang met personeel als over afspraken met het bedrijfsleven over de inzet en het delen van materieel en diensten. Het verandertraject zal de komende jaren onder centrale regie en coördinatie worden uitgewerkt.

In 2016 heeft Defensie de samenwerking met de regionale opleidingscentra (ROC’s) verder versterkt, zowel bij instroomopleidingen als bij door- en uitstroom (employability) opleidingen. Hierbij zijn ook nadere afspraken gemaakt over de inrichting van Centra voor Excellent Vakmanschap. Ook zijn initiatieven genomen voor nauwere samenwerking tussen het civiele hoger onderwijs en Defensie, zoals het aangaan van leerovereenkomsten met studenten die civiel studeren, de inrichting van een stagebank Defensie en meer maatwerk in opleidingstrajecten.

Defensie investeert met nieuw loopbaanbeleid in haar burgerpersoneel. In 2016 is besloten hiervoor 24 loopbaanbegeleiders aan te trekken. Ook is een management development-leerlijn voor burgerpersoneel ontwikkeld om inzichtelijk te maken welke ontwikkelmogelijkheden er zijn voor talentvolle burgermedewerkers.

Voorts is in 2016 een beleidsevaluatie van het veteranenbeleid over de periode 2010–2015 uitgevoerd. Het evaluatierapport kent acht kernaanbevelingen die nader worden uitgewerkt in een plan van aanpak. Deze aanbevelingen vormen het uitgangspunt voor het veteranenbeleid in de komende jaren.

In samenwerking met de politie is een haalbaarheidsstudie naar een MBO4-opleiding Veiligheid aanbesteed, waarvan de resultaten in de loop van 2017 bekend worden. Ook worden opleidingen van Defensie en de Politie nader vergeleken om verkorte opleidingen aan te bieden bij de overgang van medewerkers van de ene naar de andere organisatie. Op het gebied van arbeidsmobiliteit zijn samenwerkingsverbanden tussen Defensie en Politie ontstaan.

Defensie heeft zich in 2016 tevens gericht op de personeelsuitbreiding ter versterking van de basisgereedheid. Ten behoeve van een evenwichtig personeelsbestand was er nadrukkelijk aandacht voor de werving van schaarstecategorieën. Werving en behoud van schaarstecategorieën zijn en blijven uitdagingen op een krappe arbeidsmarkt. De VeVa-verbetermaatregelen zijn in gang gezet. Voorts heeft Defensie onderzocht hoe belemmeringen bij de werving van cyberpersoneel kunnen worden weggenomen. Hiervoor is een pilot gestart. De Agenda voor de toekomst van het personeelsbeleid bij Defensie (Kamerstuk 33 750-X, nr. 45) dient ook hierbij zoveel mogelijk als leidraad.

5. Verdere versterking van de financiële duurzaamheid

In het kader van het groeitraject financiële duurzaamheid werkt Defensie toe naar een realistisch evenwicht tussen doelstellingen, capaciteiten en middelen. Problemen zijn onderkend en verbeteringen zijn in gang gezet.

Concreet werd er dit jaar gewerkt aan een ontwikkeling naar:

  • een toekomstbestendige sturing op de bedrijfsvoering, waarbij het realiseren van de inzetbaarheids- en gereedheidsdoelstellingen binnen de beschikbaar gestelde middelen voorop staat;

  • een robuuste, duurzame (meerjarige) begroting gebaseerd op de inzetbaarheids- en gereedheidsdoelstellingen. Daarbij moet sprake zijn van solide ramingen en een optimale samenhang tussen investeringen en exploitatie;

  • inzicht in de levensduurkosten van wapensystemen waarbij inzichtelijk is welk effect meerkosten zullen hebben op de beschikbaarheid van wapensystemen. Bovendien biedt dit een basis voor onderhoud- en inkoopscenario’s.

  • een ERP-systeem dat inzicht biedt in zowel instandhoudingsuitgaven als de daaraan ten grondslag liggende exploitatiekosten en genormeerde gebruiks- en verbruikscijfers per wapensysteem.

In het afgelopen jaar zijn de volgende stappen gezet:

  • De ramingssystematiek en het risicomanagement van investeringen zijn gestandaardiseerd. Er wordt geïnvesteerd in de kennis en deskundigheid van de medewerkers die met deze nieuwe standaarden werken.

  • Het vraagstuk van de ontwikkeling van materieel- en munitieprijzen in verhouding tot de uitgekeerde prijsbijstelling en het effect van valutakoerswisselingen is onder de aandacht gebracht van de Studiegroep Begrotingsruimte. Beide vraagstukken hebben invloed op de betaalbaarheid van de krijgsmacht en op de stabiliteit van de planningsprocessen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om die reden op verzoek van Defensie een onderzoek begonnen naar het vermoeden dat prijzen van defensiematerieel systematisch afwijken van de algemene prijsindices (Kamerstuk 27 830, nr. 172). Het betreft een gedetailleerd onderzoek om een defensiespecifieke prijsindex te ontwikkelen, waarbij de prijsontwikkeling van specifieke goederen en diensten in kaart wordt gebracht. Het onderzoek kent twee fases. In de eerste fase onderzocht het CBS de praktische en statistische mogelijkheden voor het ontwikkelen van een index voor Defensie. Op basis van de onderzoeksresultaten van de eerste fase is besloten een defensiespecifieke index te ontwikkelen voor de jaren 2011 tot en met 2015. Afhankelijk van de onderzoeksresultaten van de tweede fase worden mogelijke vervolgstappen bezien. Zo kan bijvoorbeeld worden gekeken of de ontwikkeling van een toekomstgerichte index zinvol en haalbaar is. Het kabinet heeft voorts eenmalig € 40 miljoen vrijgemaakt voor een reservering op de defensiebegroting ten behoeve van valutaschommelingen.

  • In lijn met het IBO Wapensystemen voert Defensie voor eind 2018 instandhoudingsanalyses uit, gericht op het verbeteren van de materiële gereedheid en het kosteninzicht. In 2016 heeft Defensie voor drie wapensystemen analyses uitgevoerd (Kamerstuk 33 763, nr. 109). De ervaring die is opgedaan is verwerkt in de aanpak voor de overige wapensystemen.

Inzet van de krijgsmacht in 2016

In 2016 nam Nederland met gemiddeld 1.200 militairen deel aan meer dan 20 missies en operaties. De missies en operaties met de grootste omvang worden hieronder toegelicht. Zie artikel 1 (Inzet krijgsmacht) voor een volledig overzicht.

Strijd tegen ISIS

De Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS bestond in 2016 uit vier F-16’s, inclusief 200 militairen, en ongeveer 155 trainers om Iraakse en Koerdische strijdkrachten in staat te stellen ISIS op de grond te bestrijden. België heeft met ingang van 1 juli 2016 de F-16 inzet van Nederland overgenomen voor de duur van één jaar. Nederland verzorgt sindsdien de force protection van het Belgische F-16 detachement.

Mali

Sinds januari 2014 neemt Nederland deel aan de VN-missie in Mali, MINUSMA. De Nederlandse militaire inzet is in de loop van 2016 teruggebracht van 450 naar ongeveer 375 militairen. Dit past in het streven van Nederland om op een verantwoorde wijze taken aan andere landen over te dragen. In 2016 hebben Denemarken en Tsjechië tijdelijk een deel van de taken van de Nederlandse special forces overgenomen. Verder heeft Duitsland in 2016 de Intelligence Surveillance and Reconnaissance (ISR) compagnie en de beveiliging van kamp Castor overgenomen. Ook zijn Nederlandse en Duitse logistieke eenheden en het Nederlandse contingentscommando geïntegreerd in een Combined Joint Support Detachment. Duitsland zal deze inzet in 2017 voortzetten. Daarnaast hebben ook België, Estland en Zwitserland met kleine bijdragen de Nederlandse inzet in Mali de afgelopen periode versterkt. Ook met Frankrijk is intensief samengewerkt. In oktober 2016 is besloten de bijdrage aan de missie met een jaar te verlengen, tot eind 2017 (Kamerstuk 29 521, nr. 327).

Afghanistan

Nederland neemt sinds 1 januari 2015 deel aan de NAVO-missie Resolute Support in Afghanistan (Kamerstuk 27 925, nr. 541). De Nederlandse inzet bedraagt maximaal 100 militairen die vooral in de noordelijke provincie Balkh zijn geplaatst, in de omgeving van de stad Mazar-e-Sharif, waar Duitsland de leiding heeft. De Nederlandse inzet bedraagt ongeveer tien militairen voor advisering van de Afghan National Defence and Security Forces (ANDSF). Ongeveer twintig militairen leveren de medische capaciteit in Mazar-e-Sharif. Ongeveer dertig militairen zijn aanwezig voor het transport en de beveiliging van adviseurs en ongeveer twintig militairen voor nationale ondersteuning. Ook zijn ongeveer tien stafofficieren werkzaam op de missie-hoofdkwartieren van Resolute Support in Mazar-e-Sharif en Kabul. In 2016 is besloten dat Nederland de huidige bijdrage vanaf 1 januari 2017 voortzet voor de duur van één jaar (Kamerstuk 27 925, nr. 601).

Antipiraterij

Nederland heeft in 2016 met één schip, dat tevens diende als Force Headquarters (FHQ), inclusief helikopter, deelgenomen aan de internationale maritieme operatie van de EU (Atalanta) in de wateren rondom Somalië. Ook zette Nederland zelfstandige militaire beveiligingsteams (Vessel Protection Detachments: VPD’s) in aan boord van koninkrijksgevlagde schepen. De Kamer is op 9 december 2016 geïnformeerd over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de EU-operatie Atalanta tot eind 2017 (Kamerstuk 29 521, nr. 334).

NAVO-bijdrage

Nederland heeft in 2016 een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de NATO Response Force (NRF). De Nederlandse eenheden die in 2015 deel uitmaakten van de interim Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) bleven in 2016 als deel van de Initial Follow-on Forces Group (IFFG) beschikbaar voor inzet met een langere reactietijd. De Nederlandse bijdrage aan de landcomponent van de IFFG bestond uit een brigadestaf en een luchtmobiel infanteriebataljon met (gevechts)ondersteuning.

Tevens leverde Nederland in 2016 een amfibische taakgroep voor de maritieme component van de IFFG. Deze taakgroep bestond uit een maritieme staf, een Marine Combat Group met (gevechts)ondersteuning, twee amfibische transportschepen, twee fregatten, twee mijnenjagers, een hydrografisch opnamevaartuig, twee Cougar-helikopters en één NH90-helikopter. Een aantal schepen maakte in 2016 voor enige maanden deel uit van de staande vlootverbanden van de NAVO. Daarnaast heeft Nederland in 2016 tweemaal een fregat geleverd aan de Standing NATO Maritime Group 2 (SNMG-2) die in de Egeïsche Zee is ingezet om mensensmokkellijnen in kaart te brengen. Tot slot leverde Nederland in 2016 samen met België een Special Operations Maritime Task Group aan het Special Operations Component Command van de NRF.

Realisatie Beleidsdoorlichtingen

artikel

naam artikel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

wanneer gepland

geheel artikel?

Behandeling in Tweede Kamer

1

Inzet

                     
 

Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan ISAF 2006–2010

 

27 925, nr. 436

           

2011

nee

rondetafelgesprekken op 5 december 2011, technische briefing op 7 december 2011, schriftelijke vragen en antwoorden (Kamerstuk 27 925, nr. 448), betrokken bij algemeen overleg van 9 februari 2012 over Eindevaluatie Nederlanse bijdrage ISAF

 

Bescherming kwetsbare scheepvaart nabij Somalië

       

31 516, nr. 6

     

2013

nee

schriftelijke vragen en antwoorden (Kamerstuk 31 516, nr. 8), betrokken bij algemeen overleg van 17 december 2014 over evaluatie piraterijbestrijding

 

Budget Internationale Veiligheid

             

x

2016

nee

schriftelijke vragen en antwoorden over opzet en vraagstelling (Kamerstuk 31 516, nr. 15)

2

Taakuitvoering CZSK

                     
 

Wijziging samenstelling Koninklijke Marine 2005

           

31 516, nr. 17

 

2015

nee

betrokken bij wetgevingsoverleggen materieel en personeel van 9 november 2016, technische briefing op 2 november 2016

3

Taakuitvoering CLAS

                     
 

Nationale veiligheid, samenwerking civiele partners

             

x

2017

nee

schriftelijke vragen en antwoorden over opzet en vraagstelling (Kamerstuk 31 516, nr. 18)

4

Taakuitvoering CLSK

                     
 

Strategisch luchttransport

     

31 516, nr. 2

       

2012

nee

schriftelijke vragen en antwoorden (Kamerstuk 31 516, nr. 5), betrokken bij algemeen overleg materieel van 12 september 2013

5

Taakuitvoering KMar

                     
 

De inzet van de Koninklijke Marechaussee voor mensenhandel en mensensmokkel

     

31 516, nr. 3

       

2012

nee

voortouwcommissie V&J

6

Investeringen Krijgsmacht

                     

7

Ondersteuning krijgsmacht door DMO

                     

8

Ondersteuning krijgsmacht door CDC

                     
 

Actieplan Werving en Behoud

     

31 516, nr. 4

       

2011

nee

betrokken bij algemeen overleg personeel van 16 april 2013

8

Ondersteuning krijgsmacht door CDC

                     
 

Flexibel Personeelssysteem

         

31 516, nr. 10

   

2014

nee

schriftelijke vragen en antwoorden (Kamerstuk 31 516, nr. 12), betrokken bij wetgevingsoverleg personeel van 2 november 2015

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link [verwijzing naar rijksbegroting.nl/evaluaties/realisatie t-1/betreffende departement].

Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie de bijlage «afgerond evaluatie- en overig onderzoek» (bijlage 4).

Toelichting

De defensiebegroting is ingericht naar organisatieonderdelen Beleidsartikelen in de begroting zijn normaal gesproken het aanknopingspunt voor beleidsdoorlichtingen. Beleid heeft bij Defensie vaak betrekking op meer organisatieonderdelen. Een beleidsdoorlichting van een beleidsthema kan daardoor delen van de verschillende begrotingsartikelen bevatten. De programmering van de beleidsdoorlichtingen is ondanks de afwijkende ordening van de begroting – conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek – dekkend. Dat wil zeggen dat beleidsdoorlichtingen voor de beleidsthema’s binnen de gestelde termijn van zeven jaar zijn gepland.

Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies van de beleidsdoorlichtingen die in 2014, 2015 en 2016 zijn aangeboden aan de Tweede Kamer.

Marinestudie 2005 (2016) (Kamerstuk 31 516, nr. 17)

De beleidsdoorlichting concludeert dat het beleid zoals geformuleerd in de Marinestudie doeltreffend was, hoewel niet zo doeltreffend als oorspronkelijk was voorzien, omdat van de zeven onderliggende maatregelen door tussentijdse bezuinigingen en herprioriteringen één maatregel niet is uitgevoerd en één maatregel gedeeltelijk is uitgevoerd. Er is verder sprake geweest van beheerste uitgaven.

De aanbevelingen van de beleidsdoorlichting worden overgenomen. De nog lopende maatregelen uit de Marinestudie worden voltooid en daarmee komt de Marinestudie uit 2005 tot een eind. Defensie zal de uitkomsten van de beleidsdoorlichting betrekken bij defensiebrede afwegingen voor de toekomst en zal bij toekomstige besluiten over kapitale wapensystemen nadrukkelijk rekening worden gehouden met de fundamentele onzekerheden in de veiligheidssituatie.

Flexibel personeelssysteem (FPS) (2015) (Kamerstuk 31 516, nr. 10)

De beleidsdoorlichting concludeert dat de werking van het FPS in de onderzochte periode (2008–2013) in belangrijke mate werd beïnvloed door de grootscheepse reorganisaties bij Defensie, het overgangsbeleid FPS en de gefaseerde invoering van het FPS (tot en met 2012). De doelstellingen van het FPS zijn daarnaast niet voldoende SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, resultaatgericht, tijdsgebonden) geformuleerd. Dit heeft gevolgen gehad voor de mate waarin uitspraken kunnen worden gedaan over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid.

De beleidsdoorlichting concludeert voorts dat het aannemelijk is dat het FPS heeft bijgedragen aan de doelstelling talentontwikkeling van de militair. Met de invoering van verschillende instrumenten heeft Defensie hiervoor meer mogelijkheden geschapen. De toegevoegde waarde van de verschillende instrumenten afzonderlijk varieert. Een groepsgewijze vorm van de Erkenning Verworven Competenties (EVC) draagt het meest bij en het elektronisch portfolio het minst. Het ontbreken van inzicht in loopbaanmogelijkheden beperkt de loopbaanbegeleiders in het geven van een gedegen advies. De beleidsdoorlichting concludeert ook dat het aannemelijk is dat het FPS heeft bijgedragen aan de doelstelling evenwichtige personeelsopbouw, maar dat het met het FPS beoogde verjongingseffect zich niet heeft kunnen manifesteren. De zes aanbevelingen uit het rapport zijn overgenomen.

Bescherming kwetsbare scheepvaart nabij Somalië (2014) (Kamerstuk 31 516, nr. 6)

De beleidsdoorlichting concludeert dat Defensie in de onderzochte periode (2006–2012) een doeltreffende en doelmatige bijdrage heeft geleverd aan de bescherming van kwetsbare scheepvaart nabij Somalië. De internationale antipiraterijoperaties, alsmede de zelfbeschermingsmaatregelen door de scheepvaartbranche en het gebruik van militaire en private beveiligers (in het geval van buitenlandse schepen), hebben het aantal kapingen en aanvallen op koopvaardijschepen sterk teruggebracht.

Uit het rapport komt naar voren dat Nederland baat heeft gehad bij de internationale aanpak, maar dat deze internationale samenwerking niet direct effectief was. Er was vooraf geen sprake van een grand design voor de bestrijding van piraterij in het uitgestrekte operatiegebied. Hierdoor leidde de afstemming tussen de betrokken partijen in eerste instantie tot problemen. Tactieken en middelen moesten herhaaldelijk worden aangepast, vooral door de wijzigende werkwijze van de piraten. Ook onderstreept het rapport het belang van een interdepartementale aanpak (de 3D-benadering). Zo heeft Nederland ook gewerkt aan het sluiten van de justitiële vervolgingsketen en de aanpak van oorzaken van piraterij op land. Tot slot paste Defensie voor de kust van Somalië verschillende nieuwe sensor- en wapensystemen en inzetconcepten voor het eerst in operationele omstandigheden toe. Hiermee werd de doeltreffendheid van de antipiraterij operaties vergroot en kon ervaring worden opgedaan met de integratie van de nieuwe systemen in de tactieken en werkwijzen van Defensie. Hiervoor is het van belang dat Defensie, conform het bestaande beleid, nichecapaciteiten in stand houdt, deze innoveert en op al deze terreinen altijd hoogwaardige ervaring blijft opdoen.

Overzicht van risicoregelingen

Per 31 december 2016 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen het Ministerie van Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen. In 2016 zijn er geen aanspraken geweest.

4. BELEIDSARTIKELEN

4.1 Beleidsartikel 1 Inzet

Algemene doelstelling

De krijgsmacht is er voor de verdediging en bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede voor de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde. Tevens ondersteunt de krijgsmacht civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal. Om deze taken te kunnen uitvoeren stelt Defensie militaire eenheden gereed die daarvoor kunnen worden ingezet.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen en daadwerkelijk inzetten van eenheden om de veiligheid van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied te handhaven. Verder is de Minister in samenwerking met bondgenoten verantwoordelijk voor de uitvoering van bijdragen aan missies voor conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Het Koninkrijk der Nederlanden draagt daarmee bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. De eenheden kunnen ook worden ingezet ten behoeve van nationale taken en het verlenen van (internationale) noodhulp.

In Beleidsartikel 1 Inzet wordt een overzicht geboden van de gehele inzet van de krijgsmacht. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan gezamenlijk gefinancierd NAVO- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet. In het artikel is daartoe onder «Toelichting op Nationale Inzet» een niet-financieel overzicht opgenomen voor de structurele inzet voor nationale- en koninkrijkstaken, bijvoorbeeld door de KMar, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) en de Kustwachten. In Beleidsartikel 1 is de verantwoording opgenomen van de additionele uitgaven voor inzet onder verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijdkrachten. In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering verantwoord van de Zeestrijdkrachten, Landstrijdkrachten, Luchtstrijdkrachten, de Marechaussee en de aan hen gemandateerde inzet, voor zover deze niet valt onder artikel 1.

Beleidsconclusie

Het beroep op Defensie was ook in 2016 groot. Gedurende het jaar waren er gemiddeld 1.200 militairen op uitzending. De Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS was daarbij financieel de meest omvangrijke missie (ongeveer € 110 miljoen). Het ging hierbij om de inzet van vier F-16’s en ongeveer 190 militairen. Ook de Nederlandse bijdrage aan VN-missie MINUSMA in Mali is in 2016 voortgezet (€ 81 miljoen). Deze bijdrage bestond uit ongeveer 450 militairen, met als doel het bevorderen van de stabiliteit en het herstellen van staatsgezag in Mali. In Afghanistan heeft Nederland, als onderdeel van de NAVO-missie Resolute Support met 100 militairen bijgedragen aan de opbouw van een professioneel veiligheidsapparaat (€ 18 miljoen). In de hoorn van Afrika ging de bestrijding van piraterij onverminderd door in de EU-operatie Atalanta (€ 9 miljoen). Vanwege de migratieproblematiek is in 2016 besloten tot deelname aan de EU-missie EUNAVFORMED Sophia, Frontex-operatie Triton en de Standing Nato Maritime Group 2 in de Egeïsche Zee. Border Security Teams werden daarnaast ingezet in Griekenland. Voorts droeg de Nederlandse krijgsmacht kleinschaliger bij aan drie VN- en vijf EU- missies, met een bijdrage variërend van één tot twaalf militairen in het Midden- Oosten, Europa en Afrika.

Naast de internationale inzet was er ook in 2016 de nationale inzet (KMar, EODD, CLSK en de Kustwacht) in het kader van militaire bijstand en steunverleningen de inzet in het Caribische deel van het Koninkrijk.

In een aantal missieramingen is financiële compensatie opgenomen om de negatieve effecten van inzet op de gereedheid en geoefendheid van de krijgsmacht te beperken.

Overzicht missies

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 1 Inzet (Bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

165.904

153.728

263.764

268.240

739.915

367.889

372.026

Programma-uitgaven

191.231

177.246

252.576

272.617

277.213

367.889

– 90.676

Opdracht Inzet

             

Crisisbeheersingsoperaties / Verdeelartikel BIV (HGIS)

185.351

170.420

228.517

267.491

275.226

364.800

– 89.574

Financiering nationale inzet krijgsmacht

2.366

2.581

1.939

2.109

1.787

3.089

– 1.302

Overige inzet

3.514

4.245

22.120

3.017

200

0

200

 

bijdrage door SSO's binnen de opdracht Inzet1

     

3.488

708

0

708

               

Programma-ontvangsten

8.384

4.807

11.645

35.300

55.395

26.774

28.621

Crisisbeheersingsoperaties (HGIS)

4.286

1.603

8.293

35.212

55.346

26.774

28.572

Overige inzet

4.098

3.204

3.352

88

49

 

49

X Noot
1

bijdrage door SSO's in 2016 betreft DTO/DMO OPS (M€ 0,456) en Paresto (M€ 0,252).

Toelichting algemeen

In artikel 1 worden alleen uitgaven voor inzet begroot en verantwoord:

  • (1) Voor zover deze uitgaven additioneel zijn. Dit betekent dat vormen van inzet budgettair niet zichtbaar zijn in dit artikel indien geen sprake is van aanvullende uitgaven ten opzichte van de uitgaven voor gereedstelling en instandhouding binnen de artikelen van de operationele commando’s (bijvoorbeeld de inzet van helikopters voor Search and Rescue) of indien deze worden verrekend met tweeden of derden (bijvoorbeeld noodhulp die wordt verrekend met het Ministerie van Buitenlandse Zaken).

  • (2) Voor zover deze inzet onder directe verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijdkrachten wordt uitgevoerd. Verschillende vormen van inzet zijn gemandateerd aan de operationele commando’s, zoals bijvoorbeeld de inzet voor de Kustwacht, en worden daarom in die artikelen begroot en verantwoord.

  • (3) Om het geïntegreerde karakter te borgen wordt besluitvorming over het Budget Internationale Veiligheid (BIV) interdepartementaal voorbereid en uitgevoerd, waarna jaarlijks bij de 1e suppletoire begroting middelen worden overgeheveld naar de begrotingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en BH&OS (€ 60 miljoen) en andere artikelen binnen de defensiebegroting (€ 59,5 miljoen).

Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

De gerealiseerde verplichtingen zijn fors hoger dan begroot als gevolg van een technische correctie van de bestaande overeenkomst voor «de meerjarige bijdrage voor de inzet van Strategic Airlift Capability (SAC) C-17». Deze overeenkomst is in het verleden aangegaan door het CDC en de uitgaven van het gebruik van de SAC C-17 werden doorbelast naar het artikel inzet. Om de administratieve werklast te vereenvoudigen is de overeenkomst voor de resterende jaren ($ 511 miljoen) overgegaan van artikel 8 naar artikel 1.

Met uitzondering van SAC C-17 leiden verplichtingen op artikel 1 in beginsel direct tot uitgaven in hetzelfde begrotingsjaar. Aangezien de geprognosticeerde uitgaven niet allemaal binnen dit artikel tot realisatie zijn gekomen (– € 90,7 miljoen) zijn er ook minder verplichtingen aangegaan (– € 109 miljoen). De oorzaak van de lagere uitgaven wordt hieronder toegelicht.

Uitgaven

De uitgaven voor artikel 1 zijn met de begroting 2016 vastgesteld op € 367,9 miljoen. In 2016 is € 90,7 miljoen minder gerealiseerd. Dit is met name veroorzaakt door de overheveling van de middelen naar de begrotingen van Buitenlandse Zaken en BH&OS en andere begrotingsartikelen in de eerste suppletoire begroting. Ook is minder gerealiseerd per missie. In 2016 is voor het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties € 275,2 miljoen gerealiseerd.

Toelichting crisisbeheersingsoperaties (HGIS)

Crisisbeheersingsoperaties (HGIS) Bedragen x € 1.000
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Uitgaven missies

             

AFGHANISTAN

118.244

97.645

38.195

21.347

18.271

20.000

– 1.729

OCEAN SHIELD

21.191

6.043

6.048

36

0

 

0

EU ATALANTA

6.188

21.148

13.714

12.557

9.403

500

8.903

EUFOR ALTHEA

312

206

234

318

333

 

333

KFOR

489

452

343

359

387

 

387

CMF

265

164

247

352

241

250

– 9

NLTC

144

11

17

54

226

175

51

UNTSO

551

571

612

591

633

600

33

EULEX

501

598

568

289

320

233

87

MISSIES ALGEMEEN

2.608

2.316

4.913

5.309

8.618

5.500

3.118

NS2AU

49

54

98

74

70

 

70

UNMISS

1.266

1.514

1.784

1.820

1.029

370

659

MFO

 

234

273

41

0

 

0

ACTIVE FENCE (PATRIOTS TURKIJE)

 

18.620

18.224

4.742

6.942

5.000

1.942

EUTM SOMALIE

 

372

609

686

837

1.500

– 663

EUTM Mali

 

43

80

73

81

54

27

UNDOF

 

30

105

120

203

 

203

MINUSMA

 

218

87.672

78.943

80.174

85.000

– 4.826

EUFOR CAR

   

38

24

 

40

– 40

STRIJD TEGEN ISIS (ATF ME & CMBI)

   

15.983

103.931

110.152

66.000

44.152

VPD'S

     

4.293

3.980

13.300

– 9.320

FSE MIRAGE

       

856

 

856

EUBAM RAFAH

     

4

0

 

0

EUMAM RCA

     

112

92

 

92

EU NAVFOR MED

     

36

1.943

 

1.943

EUCAP SAHEL MALI

     

6

17

 

17

SNMG-2 ZR MS AMSTEL

       

1.809

 

1.809

SNMG-2 ZR MS RUYTER

       

2.355

 

2.355

Beëindigde missies

12.954

59

15

     

0

Uitgaven contributies

20.589

20.121

38.745

31.372

26.254

33.000

– 6.746

Totale uitgaven aan missies

185.351

170.419

228.517

267.491

275.226

231.522

43.704

Gereserveerde bijdrages1

             

Bijdrage vanuit het BIV naar defensieonderdelen

         

51.500

 

Financiering vanuit het BIV door BH&OS voor inzet BSB

         

20.574

 

Overheveling BIV budget naar BH&OS

         

60.000

 

Voorziening HGIS

         

1.204

 

Totale budget CBO/BIV

         

364.800

 
X Noot
1

de gereserveerde bijdrages zijn met de 1e suppletoire begroting 2016 uitgedeeld aan de genoemde bestemming

In bovenstaande tabel wordt bij de stand begroting 2016 weergegeven hoeveel budget er op dat moment begroot was per missie. Hieronder worden de verschillen groter dan € 2,5 miljoen per missie toegelicht.

EU Atalanta

Op de missie EU Atalanta is € 8,9 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. In december 2015 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de verlenging van EU Atalanta tot eind 2016 (Kamerstuk 29 521, nr. 307). De additionele uitgaven voor deze verlenging zijn geraamd op € 8,5 miljoen in 2016. Met de 2e suppletoire begroting 2016 is deze raming vanuit de BIV voorziening als missiebudget opgenomen. De realisatie is uiteindelijk € 0,4 miljoen hoger uitgekomen dan geraamd.

Missies Algemeen

De additionele uitgaven voor de ondersteuning van geheime operaties zijn in 2016 hoger dan geraamd. Deze operaties vormen een onderdeel van Niet-beleidsartikel 11 Geheime Uitgaven. De geheime uitgaven worden jaarlijks gecontroleerd door de president van de Algemene Rekenkamer. Met ingang van 2016 worden alle thuisfrontactiviteiten (€ 1 miljoen) verantwoord op Missies Algemeen.

MINUSMA

In de missie MINUSMA is in 2016 begonnen met het overdragen van taken aan partnerlanden. Dit heeft geresulteerd in € 4,8 miljoen minder aan uitgaven ten opzichte van de begroting van € 85 miljoen.

Strijd tegen ISIS

Op de missie ter bestrijding van ISIS is € 44,2 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. Initieel is in 2016 € 66 miljoen geraamd. De realisatie in 2016 bedraagt € 110,2 miljoen. De extra realisatie ten opzichte van de begroting voor 2016 is het gevolg van duurdere munitie en een hoger verbruik daarvan, de verlenging van de missie per 1 oktober 2016 (Kamerstuk 27 925, nr. 597) en de redeployment van de F-16’s uit de Air Task Force Middle East (ATF ME) in 2016.

VPD’s

De inzet van VPD's wordt deels gefinancierd vanuit het BIV. De lagere realisatie is ontstaan doordat er minder VPD’s zijn aangevraagd en uitgevoerd (22 VPD’s in 2016) dan waarvoor budget is gereserveerd in de begroting (ongeveer 50 – 75 VPD’s).

Uitgaven contributies

Een deel van de contributie voor 2016, namelijk € 5 miljoen van de SAC C-17, was al betaald in 2015, dit heeft geleid tot een lagere realisatie in 2016.

Toelichting op ontvangsten

In 2016 is € 55,4 miljoen ontvangen. Dit is € 28,7 miljoen meer dan begroot. Van deze € 55,4 miljoen bestaat € 47,7 miljoen uit bijdragen van de VN voor de missie MINUSMA, € 3,3 miljoen aan NAVO- & EU-contributies, € 1,6 miljoen voor de Capacity Building Mission in Iraq (CBMI), € 1,1 miljoen voor Air Task Force Middle East en € 0,1 miljoen overige missies. Voor de inzet van VPD’s is in totaal € 1,6 miljoen van Nederlandse reders ontvangen. Dat is € 3,7 miljoen minder dan begroot (€ 5,3 miljoen). De lagere realisatie is ontstaan doordat er minder VPD’s door de reders zijn aangevraagd dan waarvoor budget is gereserveerd in de begroting.

Toelichting op Nationale inzet

Structurele taken ter ondersteuning van de civiele autoriteiten op grond van wetgeving en formele afspraken

Taak

 

Realisatie

Artikel

Explosieve opruiming

Aantal ruimingen

1.759

CLAS/FNIK

Onderschepping luchtruim

Aantal QRA-A

3

CLSK

Incidentele militaire bijstand en steunverlening

Aantal aanvragen

Artikel

 

Bijstand Caribisch Gebied

16

CZSK/FNIK

 

Strafrechtelijke Handhaving Rechtsorde (Politiewet 2012)

90

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Handhaving Openbare Orde (Politiewet 2012)

28

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Steunverlening Openbaar belang

48

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Bijstand Wet Veiligheidsregios

5

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Structurele nationale taken

Defensie voert structurele taken uit ten behoeve van civiele overheden. De financiële middelen van deze structurele taken zijn opgenomen in de verschillende begrotingsartikelen van Defensie. Deze structurele taken zijn vastgelegd in wet- of regelgeving, inclusief ministeriële besluiten, convenanten of arrangementen. Onder de structurele taken vallen de taken van de KMar, de Kustwachten in Nederland en het Caribisch gebied, luchtruimbewaking, de Bijzondere Bijstandseenheden en de Explosievenopruiming.

Militaire bijstand en steunverlening (FNIK)

Defensie verleent militaire bijstand voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid en voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Deze bijstand wordt zowel door de KMar geleverd als door andere eenheden van Defensie. Daarnaast wordt bijstand verleend in geval van een ramp of crisis, of de vrees voor het ontstaan daarvan.

Voorbeelden van nationale taken die Defensie in 2016 gedurende het hele jaar heeft uitgevoerd zijn:

  • De notice to move (NTM) van één compagnie van het Bataljon Bewaken – Beveiligen is op verzoek van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) verkort van 48 uur naar zes uur.

  • De KMar is door het CLAS en het CLSK ondersteund bij het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV). Door een verschuiving van de focus van de inzet van de KMar ontstond behoefte aan grotere capaciteit bij de grensbewaking aan de Europese buitengrens in de Nederlandse zeehavens Hoek van Holland, Europoort en IJmuiden, daarbij is ondersteund door het CLAS.

  • Zoekteams van Defensie hebben ter ondersteuning van zowel de Politie als de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) op veel locaties binnen het Koninkrijk gezocht naar verborgen ruimten met daarin bewijsmateriaal zoals wapens, drugs, geld en gegevensdragers. Een enkele keer is ook gezocht naar vermiste personen waarbij soms ook aanvullende capaciteiten zoals de Raven zijn ingezet.

  • Defensie heeft de KMar op verzoek van het Openbaar Ministerie in augustus ondersteund bij de beveiliging van Schiphol, vanwege signalen die wezen op dreiging van een aanslag. Het CLAS is ingezet om controleposten van de KMar onder alle omstandigheden te versterken.

  • Orkaan Matthew heeft Haïti op 4 oktober hard getroffen. Zr.Ms. Holland en Zr.Ms. Pelikaan hebben in samenwerking met internationale en lokale hulporganisaties hulpgoederen afgeleverd en gedistribueerd in het kader van humanitaire noodhulp.

4.2 Beleidsartikel 2 Taakuitvoering zeestrijdkrachten

Algemene doelstelling

De zeestrijdkrachten leveren operationeel gerede maritieme capaciteit, zowel vloot als mariniers, voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de zeestrijdkrachten en van de mate van gereedheid van maritieme eenheden. Voor de maritieme capaciteit van de krijgsmacht is het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de maritieme eenheden. De zeestrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire als voor nationale taken.

Beleidsconclusie

In 2016 heeft het CZSK een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan belangrijke onderdelen van het ambitieniveau van Defensie. Het CZSK heeft gedurende het jaar deelgenomen aan verschillende grote en kleine internationale operaties. Zo heeft CZSK bijgedragen aan de Nato Response Force (NRF) 2016, de Standing Nato Maritime Group 2 (SNMG2) en het Border Security Team (BST) op het Griekse Chios. Ook heeft CZSK deelgenomen aan de Frontex-operatie Triton ter ondersteuning van Italië bij het controleren van de EU-buitengrenzen en heeft CZSK als onderdeel van de EU-operatie Sophia de Libische kustwacht en Libisch marinepersoneel opgeleid. Zr.Ms. Tromp heeft als commandoplatform gefungeerd voor de Nederlandse Force Commander en grotendeels Nederlandse staf die de antipiraterij EUNAVFOR-operatie ATALANTA leidde. Voorts is de mijnenbestrijdingscapaciteit ingezet in de Standing Nato Mine Couter Measures Group.

Capaciteiten zijn beschikbaar gesteld voor structurele nationale taken, bijstand en steunverlening in Nederland inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk. Het CZSK heeft in het Caribisch gebied meerdere keren harde en zachte militaire bijstand en steun in openbaar belang geleverd. Deze bijstand varieerde van het observeren van landingsplekken voor mogelijke illegale migratie en forensisch onderzoek tot diverse beveiligingstaken.

Ook in Nederland is op verzoek van civiele autoriteiten herhaaldelijk assistentie verleend. Zo zijn military trackers ingezet om te zoeken naar sporen na een misdrijf, duikers van de Duik en Demonteergroep om te zoeken naar vermiste personen, bewijsmateriaal in het kader van strafrechtelijk onderzoek en pre-bomb checks. Gedurende het jaar zijn herhaaldelijk Russische militaire eenheden in de Noordzee begeleid. In het kader van operation Benificial Cooperation zijn mijnenbestrijdingseenheden ingezet voor het in kaart brengen en het ruimen van explosieven op de Noordzee. Vanwege de hydrografische achterstand ten opzichte van het oorspronkelijke opnameplan zijn beide hydrografische opnamevaartuigen voornamelijk ingezet op het Nederlands continentaal plat. De bestaande achterstand is hiermee in 2016 beperkt ingelopen.

Doelstellingenmatrix CZSK

De operationele doelstellingen waaraan het CZSK conform de begroting moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede (OG) eenheden. In onderstaande matrix is per organieke eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet. In de kolom «Norm OG» staat het aantal eenheden dat nodig is om te voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. De kolom «OG 2016» geeft de verwachting voor 2016 aan, de kolom realisatie bevat de gerealiseerde OG. Een waarde in decimalen achter de komma geeft weer dat een eenheid niet het gehele jaar operationeel gereed is geweest.

Realisatie Doelstellingen CZSK 2016

Groep

Organieke component

Totaal aantal

Norm OG

OG 2016

Realisatie

Staf

NLMARFOR

1

1

1

1

Vlooteenheden

LC-Fregatten

4

2

2

2

 

M-fregatten

2

1

1

1

 

Patrouilleschepen

4

2

1

1,8

 

Bevoorradingsschip

1

0,5

0,5

0

 

Landing Platform Docks

2

1

1

1

 

Onderzeeboten

4

2

1

2

 

Ondersteuningsvaartuig OZD

1

0,2

0,2

0

 

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

6

3

3

3

 

Hydrografische opnemingsvaartuigen

2

1

1

1

Marinierseenheden

Marines Combat Group

2

1

1

1

 

Surface Assault & Training Group

1

0,5

0,5

1

 

Sea-based Support Group

1

1

1

1

 

Squadron NLMARSOF

2

1,5

1,5

2

CZMCARIB

Infanteriecompagnie Curacao

1

1

1

1

 

Marinierscompagnie Caribisch gebied

1

1

1

1

 

Infanteriepeloton Sint Maarten

1

1

1

1

 

Bootpeloton Caribisch gebied

1

1

1

1

 

Ondersteuningsvaartuig Caribisch gebied

1

0,7

0,7

0,7

Overige eenheden

Defensie Duikgroep

1

1

1

1

Toelichting

Inzet

Gedurende 2016 hebben eenheden van het CZSK deelgenomen aan diverse internationale operaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CZSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Niet alle eenheden van het CZSK hebben kunnen voldoen aan de verwachting voor 2016 (OG2016) uit de doelstellingenmatrix. Het verwachte jaar waarin deze eenheden aan de gereedheidsnorm kunnen voldoen is echter ongewijzigd. De belangrijkste redenen worden hieronder uiteengezet.

Vlooteenheden – Bevoorradingsschip

Het bevoorradingsschip Zr.Ms. Karel Doorman was vanwege technische problemen met de voortstuwing (Kamerstuk 33 763, nr. 100) gedurende het grootste deel van 2016 niet beschikbaar.

Vlooteenheden – Ondersteuningsvaartuig Onderzeedienst (OZD)

De gereedheidsdoelstellingen voor het ondersteuningsvaartuig OZD, Zr.Ms. Mercuur, zijn niet gehaald vanwege de vertraging van de hermotorisering. De hermotorisering wordt in 2017 afgerond.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

679.465

697.563

750.869

790.537

720.181

689.550

30.631

Totaal Uitgaven

671.975

711.618

736.193

744.365

743.972

689.550

54.422

Programma-uitgaven

60.009

155.982

133.877

135.172

138.630

125.054

13.576

Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando ZSK

60.009

155.982

133.877

135.172

138.630

125.054

13.576

Gereedstelling1

57.328

59.002

20.161

20.147

19.037

15.957

3.080

waarvan bijdrage aan SSO Paresto

     

2.645

2.480

4.684

– 2.204

Bijdrage aan agentschap

   

16.619

16.199

15.519

12.981

2.538

waarvan aan Rijkswaterstaat Corporate Dienst

   

16.619

16.199

15.519

12.981

2.538

Instandhouding

2.681

96.980

97.097

98.826

104.074

96.116

7.958

                 

Apparaatsuitgaven

611.966

555.636

602.316

609.193

605.342

564.496

40.846

Personele uitgaven

491.725

491.414

534.497

543.656

545.381

502.604

42.777

waarvan eigen personeel

491.725

491.414

531.846

538.651

539.659

502.604

37.055

waarvan externe inhuur2

   

2.651

5.005

5.722

 

5.722

Materiële uitgaven

120.241

64.222

67.819

65.537

59.961

61.892

– 1.931

waarvan bijdragen aan SSO Paresto

4.731

6.645

6.917

2.173

1.939

 

1.939

waarvan IT2

24.583

2.139

3.308

2.488

1.837

2.657

– 820

waarvan overige exploitatie

90.927

55.438

57.594

60.876

56.185

59.235

– 3.050

Apparaatsontvangsten

10.418

18.882

19.714

14.387

15.841

19.951

– 4.110

X Noot
1

Gereedstelling: Realisatie 2015 aangepast door het toevoegen van het gereedstellingsdeel van SSO Paresto zodat deze aansluit met de opzet van de begroting 2016.

X Noot
2

Binnen inhuur en IT is in 2016 voor een bedrag van K€ 2.867 uitgevoerd door SSO DMO/OPS en K€ 240 binnen de exploitatie door het Rijksvastgoedbedrijf.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen (€ 30,6 miljoen) is het directe gevolg van hogere uitgaven (€ 54,4 miljoen). Het verschil tussen de verplichtingen en uitgaven wordt veroorzaakt doordat in 2016 relatief veel betalingen hebben plaatsgevonden op verplichtingen uit voorgaande jaren. De hogere uitgaven worden hieronder toegelicht.

Uitgaven

De uitgaven zijn € 54,4 miljoen hoger de begroting 2016. Deze stijging wordt voor het grootste deel veroorzaakt door de apparaatsuitgaven en wordt hieronder toegelicht. De hogere realisatie bij de programma uitgaven wordt met name veroorzaakt door de extra uitgaven voor gereedstelling en instandhouding.

Met het meer inzichtelijk maken van de diensten van de Shared Service Organisaties (SSO’s) zijn de uitgaven gesplitst in programma- en apparaatsuitgaven. De operationele catering, die door SSO Paresto wordt uitgevoerd, is een onderdeel van de gereedstelling. De reguliere catering valt onder het bedrijfsvoeringsbudget voeding en wordt gepresenteerd onder materiële uitgaven (apparaat).

Instandhouding

Er zijn extra uitgaven gedaan voor het onderhoud van de Zr.Ms. Johan de Witt. Tevens is het onderhoud van de Zr.Ms. Urk eerder afgerond dan gepland waardoor de betaling in 2016 plaats heeft gevonden in plaats van in 2017. Het totaal aan extra uitgaven voor instandhouding bedraagt € 8 miljoen.

Onder deze post valt ook het onderhoud aan het schip De Groene Draeck.

De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. De kosten voor het onderhoud aan de Groene Draeck betreffen met name personele kosten en worden daarom onder dit instrument begroot. Naar aanleiding van het second opinion onderzoek bij de Kamerbrief van 2 juni 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 X, nr. 110) en de motie Van der Burg (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-I, nr. 6) heeft de Minister-President, mede namens de Minister van Defensie, gemeld dat het jaarlijks onderhoudsbudget naar 87.000 euro is bijgesteld. De uitvoering van het onderhoud blijft bij Defensie zolang Prinses Beatrix gebruik maakt van de Groene Draeck. Daarbij is aangegeven dat de daadwerkelijke uitgaven ook bij Defensie over de jaren heen fluctueren. Gestuurd wordt op het niet overschrijden van het totaal beschikbare bedrag (435.000 euro over een periode van vijf jaar, gemiddeld 87.000 euro per jaar). In 2016 zijn onderhoudswerkzaamheden verricht aan het drinkwatersysteem, het lakwerk en zijn conserveringswerkzaamheden uitgevoerd. Hier is uiteindelijk € 84.000 aan uitgegeven.

(x € 1.000)
 

Realisaties 2016

Defensie, Groene Draeck

84

Apparaatsuitgaven

De hogere apparaatsuitgaven (€ 40,8 miljoen) worden veroorzaakt door hogere personele uitgaven (€ 42,7 miljoen) en een lagere realisatie op materiële uitgaven (€ 1,9 miljoen).

Personele uitgaven

De personele uitgaven zijn gestegen met € 42,7 miljoen ten opzichte van de begroting. De belangrijkste mutaties die deze stijging veroorzaken, zijn de doorwerking van het bovensectoraal loonakkoord en de ontwikkeling in de pensioenpremies en sociale lasten (€ 19 miljoen), de compensatie voor de meerkosten Eigen Huishouding naar aanleiding van de gerechtelijke uitspraak (€ 1,6 miljoen) en de meerkosten ten gevolge van de afschaffing van het VUT-equivalent (€ 3 miljoen). Tevens zijn de hogere uitgaven voor toelagen in het buitenland gestegen als gevolg van de hogere dollarkoers.

Waarvan externe inhuur

In de begroting wordt structureel geen budget toegekend voor externe inhuur terwijl hier bij het CZSK wel behoefte aan was. In de loop van het jaar vrijvallende gelden binnen de begroting zijn gebruikt voor inhuur om hiaten in de bedrijfsvoering op te vangen. Het verschil (€ 5,7 miljoen) tussen de realisatie en de begroting betreft de uitvoering van deze geplande inhuur (zowel inhuur SAP als reguliere inhuur).

Ontvangsten

In 2016 heeft een budgetontvlechting voor de ontvangsten van medische artikelen plaatsgevonden naar het CDC/Divisie Gezondheidszorg Organisatie (DGO). Als gevolg hiervan is ontvangstenbegroting voor 2016 met € 4,3 miljoen neerwaarts bijgesteld naar € 15,6 miljoen.

4.3 Beleidsartikel 3 Taakuitvoering landstrijdkrachten

Algemene doelstelling

De landstrijdkrachten leveren operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de landstrijdkrachten alsmede de mate van gereedheid van de grondgebonden eenheden. Het CLAS is verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in standhouden van de eenheden. De landstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel internationale als nationale taken.

Beleidsconclusies

Het CLAS heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht. In 2016 heeft het CLAS een significante bijdrage geleverd aan drie grotere missies van Defensie; MINUSMA in Mali, Resolute Support in Afghanistan en operatie Inherent Resolve in het Midden-Oosten. Tevens heeft het CLAS bijgedragen aan EUTM in Somalië, UNMISS in Sudan, het Border Security Team (BST) op Lesbos en de ACOTA-missies in Uganda, Benin en Burkina Faso.

Gedurende 2016 heeft het CLAS tevens bijgedragen aan de NAVO- en EU-verplichtingen. Zo is met een brigadestaf, een luchtmobiel infanteriebataljon en de bijbehorende (gevechts)ondersteuning bijgedragen aan de stand down verplichtingen van de Very High readiness Joint Taskforce (VJTF) van de NAVO. Met twee pantserinfanteriecompagnieën, een verkenningspeloton en de bijbehorende (gevechts)ondersteuning is bijgedragen aan de EU Battle Group (EUBG).

Ook op nationaal grondgebied is het CLAS in 2016 veelvuldig ingezet. Naast de inzet die volgt uit de gegarandeerde capaciteiten (onder andere search-capaciteit, ruimingen door de EODD, en de inzet van het onbemande vliegtuig Scan Eagle) is de KMar begin 2016 ondersteund bij het uitvoeren van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) en de extra beveiliging van Schiphol in de zomerperiode. Op Curaçao is het CLAS gedurende het hele jaar op roulatiebasis gestationeerd geweest voor steunverleningen aan de lokale autoriteiten.

Doelstellingenmatrix CLAS

De operationele doelstellingen waaraan het CLAS conform de begroting moet voldoen, zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede (OG) eenheden en voortzettingsvermogen. In onderstaande matrix is per organieke eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet. In de kolom «Norm OG» staat het aantal eenheden dat nodig is om te voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. De kolom «OG 2016» geeft de verwachting voor 2016 aan, de kolom realisatie bevat de gerealiseerde OG. Een waarde in decimalen achter de komma geeft weer dat een eenheid niet het gehele jaar operationeel gereed is geweest.

Realisatie Doelstellingen CLAS 2016

Groep

Organieke component

Totaal aantal

Norm OG

OG 2016

Realisatie

High Readiness

NLD deel staf HRF HQ

1

1

1

1

Forces (Land)

NLD deel CIS Battalion

1

1

1

1

Headquarters

NLD deel Staff Support Battalion

1

1

1

1

Brigade Hoofdkwartier

Staf

3

1

1

3

 

Verkenningseskadron

3

1

1

1

 

ISTAR Module

5

2

1

2

 

CIMIC Support Element

4

2

2

0

 

Psyops Support Element

4

2

1

0

(Re) Deployment Taskforce HQ

Hoofdkwartier OOCL

1

1

0

1

Defensie Grondgebonden

C2 Patriot/AGBADS

1

1

0

0

Luchtverdedigingscommando

Patriot Fire Unit

3

3

0

0

 

AMRAAM peloton

2

2

0

0

 

Stinger peloton

3

3

1

0

Korps Commandotroepen

Commandotroepencompagnie

4

2

2

2

Bataljonstaakgroep

Manoeuvre bataljon

7

2

1

2

 

PzH/Mortier batterij

3

2

2

2

 

Pantsergeniecompagnie

4

1

1

2

 

Luchtmobiel geniepeloton

3

1

0

1

 

CIS compagnie

3

1

0

0

 

Geneeskundig peloton

7

3

3

2

Cybercommando

Cyberentiteit

3

1

1

1

Combat Support Elements

Staf vuursteuncommando

1

1

1

1

 

Staf geniebataljon

3

1

1

1

 

Constructiecompagnie

2

1

1

1

 

Brugmodule

2

1

1

1

 

CBRN compagnie

2

1

0

0

 

EODD ploeg

48

20

20

20

Combat Service Support

Bataljonsstaf National Support Element

1

1

1

0

Elements

Bataljonsstaf Geneeskundig bataljon

1

0,33

0,33

0,25

 

B&T module

7

2

2

2

 

Bevoorradingspeloton

3

1

1

1

 

Herstelpeloton

11

4

4

8

 

ROLE 2 Medical Treatment Facility

4

2

1

1

 

CBRN A&A team

9

1

1

1

 

CBRN DIM team

8

1

1

1

Nationale reserve

Bataljon

3

3

3

1

Toelichting

Inzet

Gedurende 2016 hebben eenheden van het CLAS deelgenomen aan diverse internationale operaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CLAS heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Niet alle eenheden van het CLAS hebben kunnen voldoen aan de verwachting voor 2016 (OG2016) uit de doelstellingenmatrix. Het verwachte jaartal waarin deze eenheden aan de gereedheidsnorm kunnen voldoen is echter ongewijzigd. De belangrijkste redenen worden hieronder uiteengezet.

Brigade Hoofdkwartier – CIMIC & Psyops Support Element

Vooral door de veelvuldige inzet van personeel voor uitzendingen, was het CIMIC gedeelte niet volledig operationeel gereed. De Psyops-elementen (PSE) waren vanwege het ontbreken van het benodigd materieel en een lagere personele vulling niet volledig gereed te stellen.

Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando – Stingerpeloton

Door het ontbreken van de juiste communicatiemiddelen was de Fennek, in gebruik bij het Stingerpeloton, niet operationeel. Wegens de lage materiële gereedheid van de Stingers was het niet mogelijk het Stingerpeloton operationeel gereed te stellen.

Bataljonstaakgroep – Geneeskundig peloton

Zoals gemeld in de Inzetbaarheidsrapportage 2016 (Kamerstuk 33 763, nr. 110) zijn er knelpunten op PG, MG en GO-gebied. Desondanks zijn er twee geneeskundige pelotons operationeel gereed gesteld.

Combat Service Support Elements – Bataljonsstaf National Support Element

De staf werkte gedurende 2016 op naar gereedheidsniveau 5 van de NAVO en was daardoor niet operationeel gereed. Dit is een gevolg van de reorganisatie, waarbij de implementatie van SAP extra aandacht vraagt.

Combat Service Support Elements – Bataljonsstaf Geneeskundig bataljon

Door materiële tekorten, personele ondervulling en de grote afhankelijkheid van (externe) partners kon 400 Geneeskundig bataljon (Gnkbat) niet voldoen aan de gestelde norm.

Combat Service Support Elements – Natresbataljon

Twee van de drie bataljons waren operationeel gereed, maar met beperkingen. Zij waren niet voor alle taken inzetbaar wegens een verminderde geoefendheid.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3 Taakuitvoering Landstrijdkrachten (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

1.273.299

1.175.948

1.290.862

1.146.024

1.284.664

1.137.980

146.684

Uitgaven

1.277.277

1.155.056

1.203.245

1.221.224

1.218.579

1.137.980

80.599

Programma-uitgaven

92.598

154.992

139.710

158.682

170.753

161.402

9.351

Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando LAS

92.598

154.992

139.710

158.682

170.753

161.402

9.351

Gereedstelling1

89.325

87.150

49.031

50.989

52.260

47.613

4.647

waarvan bijdragen aan SSO Paresto

     

13.944

10.842

11.251

– 409

Instandhouding

3.273

67.842

90.679

107.693

118.493

113.789

4.704

                 

Apparaatsuitgaven

1.184.679

1.000.064

1.063.535

1.062.542

1.047.826

976.578

71.248

Personele uitgaven

951.777

931.372

986.631

971.074

941.055

896.581

44.474

waarvan eigen personeel

   

982.136

966.462

936.887

896.581

40.306

waarvan externe inhuur2

   

4.495

4.612

4.168

 

4.168

Materiële uitgaven

232.902

68.692

76.904

91.468

106.771

79.997

26.774

waarvan bijdragen aan SSO Paresto

16.985

14.535

9.151

2.448

2.915

 

2.915

waarvan overige exploitatie

215.917

54.157

67.753

89.020

103.856

79.997

23.859

               

Apparaatsontvangsten

18.346

26.772

21.691

13.672

5.769

20.523

– 14.754

X Noot
1

Gereedstelling: Realisatie 2015 aangepast door het toevoegen van het gereedstellingsdeel van SSO Paresto zodat deze aansluit met de opzet van de begroting 2016.

X Noot
2

Binnen inhuur en exploitatie is in 2016 voor een bedrag van K€ 588 uitgevoerd door SSO DMO/OPS en K€ 259 binnen de exploitatie door het Rijksvastgoedbedrijf.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De verplichtingen vallen € 146,7 miljoen hoger uit. Hiervan heeft € 71 miljoen een directe relatie met de hogere apparaatsuitgaven vanwege de gewijzigde arbeidsvoorwaarden en de bijgestelde exploitatie. Ook het verhogen van de basisgereedheid1 heeft geleid tot hogere verplichtingen in het programmadeel (€ 9,4 miljoen). Daarnaast zijn in de laatste maanden van het jaar nog nieuwe verplichtingen aangegaan, die bij de begroting niet waren voorzien en waarvan de levering in 2017 gerealiseerd zal worden. Dit betreft bijvoorbeeld de verwerving van handvuurwapens voor de KMar (€ 3 miljoen) (zie Kamerstuk 34 550 X, nr. 59), de levering van operationele catering voor 2017 (€ 5 miljoen), de aanschaf van mortieren (€ 4,1 miljoen), het aangaan van een contract met de Amerikaanse overheid (Foreign Military Sale) voor € 21 miljoen voor operationele zaken en de vijfjarige raamovereenkomst met het kadaster (€ 26,8 miljoen) voor het leveren van geografische producten. Voor het overige gaat het om het verwerven van reservedelen voor de instandhouding van wapensystemen (€ 6,1 miljoen).

Uitgaven

De uitgaven bij het CLAS zijn met € 80,6 miljoen gestegen ten opzichte van de begroting. De extra uitgaven worden vooral veroorzaakt door € 71,2 miljoen aan extra apparaatsuitgaven. Daarnaast zijn de programma uitgaven € 9,4 miljoen meer dan begroot. De verschillen worden hieronder toegelicht.

Met het meer inzichtelijk maken van de diensten van de Shared Service Organisaties (SSO’s) zijn de uitgaven gesplitst in programma- en apparaatsuitgaven. De operationele catering, die door SSO Paresto wordt uitgevoerd, is een onderdeel van de gereedstelling. De reguliere catering valt onder het bedrijfsvoeringsbudget voeding en wordt gepresenteerd onder materiële uitgaven (apparaat).

Programma uitgaven

Gereedstelling

De meeruitgaven bij gereedstelling zijn € 4,6 miljoen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er in 2016 een bedrag van € 4,5 miljoen vanuit het BIV voor de gereedstelling is overgeboekt. Deze extra uitgaven waren bestemd voor training en capaciteitsopbouw en voor het leveren van civiele militaire capaciteit.

Instandhouding

Bij instandhouding is € 4,7 miljoen meer uitgegeven door het naar voren halen van uitgaven van de begroting 2017.

Apparaatsuitgaven

De hogere apparaatsuitgaven (€ 71,2 miljoen) worden veroorzaakt door hogere personele uitgaven (€ 44,5 miljoen) en een hogere realisatie op materiële uitgaven (€ 26,8 miljoen).

Personele uitgaven

De personele uitgaven zijn gestegen met € 44,5 miljoen ten opzichte van de begroting. De belangrijkste mutaties die deze stijging veroorzaken betreffen de doorwerking van het bovensectoraal loonakkoord en de ontwikkeling in de pensioenpremies en sociale lasten (€ 43,4 miljoen), de compensatie voor de meerkosten Eigen Huishouding naar aanleiding van de gerechtelijke uitspraak (€ 2,8 miljoen), investering basisgereedheid (€ 11 miljoen) en de meerkosten ten gevolge van de afschaffing van het VUT-equivalent (€ 6,2 miljoen). Daarnaast zijn er diverse meeruitgaven geweest van kleinere omvang voor een totaal van € 3,8 miljoen, zoals bijvoorbeeld voor externe inhuur en ontslagbescherming. In het kader van de centrale doorbelasting van de Werkkostenregeling (WKR) afdracht en de daling van de pensioenpremies is € 15,4 miljoen respectievelijk € 7,3 miljoen minder uitgegeven.

Materiële uitgaven

De materiële uitgaven zijn gestegen met € 26,8 miljoen ten opzichte van de begroting. Voor activiteiten in het kader van training, capaciteitsopbouw en voor het leveren van civiele militaire capaciteit is vanuit het BIV € 6 miljoen overgeheveld naar dit artikel en gerealiseerd. Verder wordt het verschil met name veroorzaakt door de overboeking en realisatie (€ 5 miljoen) vanuit de instandhouding naar de materiële exploitatie voor de werkplaats- en magazijninrichting. Deze overboekingen waren nodig vanwege gemaakte keuzen bij het inrichten van SAP.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake de Eigen Huishouding heeft geleid tot een extra uitgavenpost van € 4,6 miljoen. Ook heeft de intensivering voor Cyber Defence geleid tot extra uitgaven van € 7,6 miljoen. Daarnaast is door de migratie van vluchtelingen € 1,1 miljoen meer gerealiseerd. Tot slot zijn er nog diverse, tot meeruitgaven leidende, kleinere herschikkingen uitgevoerd in het kader van assortimentsgewijs werken (AGW), waaronder bijvoorbeeld de aanschaf van goederen voor het CLSK (€ 2,2 miljoen).

Ontvangsten

De ontvangsten bij het CLAS vallen € 14,8 miljoen lager uit dan geraamd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de ontvlechting van de Defensie Geneeskundige Organisatie (€ 12 miljoen). Daarnaast leidt de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep betreffende de Eigen Huishouding tot € 1 miljoen lagere ontvangsten. Ook hebben er minder verkopen plaatsgevonden van Nederlandse reservedelen via de NATO Support and Procurement Agency (NSPA) (€ 0,7 miljoen). Het resterende verschil van € 1,1 miljoen betreft diverse kleinere begrote ontvangsten welke niet gerealiseerd zijn.

4.4 Beleidsartikel 4 Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

Algemene doelstelling

De luchtstrijdkrachten leveren lucht- en grondgebonden capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, de samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de luchtstrijdkrachten.

Voor de lucht- en grondgebonden operationele capaciteit van de krijgsmacht dient het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) eenheden operationeel gereed te stellen en in stand te houden. De luchtstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire taken als voor nationale taken.

Beleidsconclusie

Het CLSK heeft in 2016 een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan belangrijke onderdelen van het ambitieniveau van Defensie. Ook in 2016 is het CLSK veelvuldig ingezet. In het kader van de strijd tegen ISIS voerden F-16 jachtvliegtuigen missies uit boven Irak en Oost-Syrië en bestreden doelen van de terreurorganisatie IS. Na het terughalen van de F-16’s uit Jordanië, is het force protection detachement van de Object Grondverdediging (OGRV) actief gebleven in Jordanië ter bescherming van het Belgische F-16 detachement dat strijd voert tegen IS. In Mali voerden (gevechts)helikopters transport-, beveiligings- en verkenningsvluchten en medical evacuation (medevac) taken uit. Transportvliegtuigen van CLSK hebben in 2016 fulltime de missies van Defensie ondersteund. In het Caribische deel van het Koninkrijk ondersteunden transporthelikopters kustwacht- en drugsbestrijdingsoperaties en leverden zij militaire bijstand. De Cougar en de NH-90 werden ingezet ten behoeve van maritieme operaties van het CZSK. Daarnaast is in Nederland een bijdrage geleverd voor de uitvoering van Quick Reaction Alert (QRA), de kustwacht, nationale taken, bijstand en steunverlening.

Doelstellingenmatrix CLSK

De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. In onderstaande matrix is per eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet. In de kolom «Norm OG» staat het aantal eenheden dat nodig is om te voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. De kolom «OG 2016» geeft de verwachting voor 2016 aan, de kolom realisatie bevat de gerealiseerde OG. Een waarde in decimalen achter de komma geeft weer dat een eenheid niet het gehele jaar operationeel gereed is geweest.

Realisatie Doelstellingen CLSK 2016

Groep

Organieke component

Totaal aantal

Norm OG

OG 2016

Realisatie

Jachtvliegtuigen

F-16

61

11

6

0

Helikopters

AH-64D Apache

28

10

4

10

 

CH-47 Chinook

17

6

3

6

 

AS-532 Cougar

12

5

5

3

 

NH-90

18 > 20

2 > 5

1

0

Transportvliegtuigen

KDC-10

2

1

1

1

 

C-130H Hercules

4

2

2

1

Kustwacht Nederland

Dornier DO-228

2

1

1

1

Force Protection

OGRV vluchten

4

2

2

3,2

Air C4ISR

AOCS NM – Luchtverkeersleiding

1

1

1

0

 

AOCS NM – Gevechtsleiding

1

1

1

0

 

NDMC

1

1

1

0

Toelichting

Inzet

Gedurende 2016 hebben eenheden van het CLSK deelgenomen aan diverse internationale operaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CLSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Niet alle eenheden van het CLSK hebben kunnen voldoen aan de verwachtingen voor 2016 (OG2016) uit de doelstellingenmatrix. Het verwachte jaar waarin deze eenheden aan de gereedheidsnorm kunnen voldoen is echter ongewijzigd. De belangrijkste redenen worden hieronder uiteengezet.

Jachtvliegtuigen – F-16

In het eerste deel van het jaar 2016 zijn F-16’s ingezet in Irak en Oost-Syrië. De eenheden waren specifiek missie-gereed voor ATFME. In het tweede deel van het jaar 2016 was het trainingsprogramma voornamelijk gericht op het herstel van de getraindheid van de vliegers in alle toegewezen taken en de voorbereiding op de deployment voor Baltic Air Policing (BAP) 2017. Tijdens de inzet in Jordanië lag de focus op Air-Surface en tijdens BAP 2017 ligt de focus op Air-Air, waar het trainingsprogramma dan ook op was gericht. Daarnaast was de beschikbaarheid van vliegtuigen in de tweede helft van 2016 niet voldoende om het volledige trainingsprogramma te vliegen. Hierdoor is de gereedheidsnorm voor 2016 niet gehaald.

Helikopters – Cougar

Naar aanleiding van de crash van een commerciële niet-Nederlandse Cougar in Noorwegen moesten extra inspecties worden uitgevoerd en een onderdeel worden vervangen. Het vliegprogramma is zes weken lang opgeschort door de Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA). Het herstel van de materiële gereedheid en de geoefendheid, en daarmee de operationele gereedheid, is hierdoor vertraagd. Hierdoor is de gereedheidsnorm voor 2016 niet gehaald.

Helikopters – NH-90

Naast het tekort aan reservedelen zorgde vooral de International Traffic in Arms Regulation (ITAR) voor vertraging in fase-inspecties, modificaties en het retrofitprogramma. Enkele onderdelen in de helikopter zijn van Amerikaanse origine en vallen onder deze Amerikaanse exportregelgeving. Begin 2016 was nog niet voor alle onderdelen toestemming voor overdracht aan de industrie. Hierdoor waren onvoldoende toestellen beschikbaar voor het trainingsprogramma en zijn de bemanningen niet voor alle verschillende operationele missies getraind en inzetbaar. Daardoor is de gereedheidsnorm voor 2016 niet gehaald.

Transportvliegtuigen – C-130 Hercules

Door veel en langdurig correctief onderhoud is de materiële gereedheid achtergebleven bij de planning en is niet voldaan aan de gereedheidsnorm 2016.

Air C4ISR – Air Operations Control Station (AOCS) Nieuw Milligen(NM) – Luchtverkeersleiding

Vanwege lagere vulling bleef de geoefendheid van de luchtverkeersleiders achter. Hierdoor is de gereedheidsnorm 2016 niet gehaald.

Air C4ISR – Air Operations Control Station (AOCS) Nieuw Milligen(NM) – Luchtgevechtsleiding

Vanwege lagere vulling bleef de geoefendheid van de luchtgevechtsleiders achter. Hierdoor is de gereedheidsnorm 2016 niet gehaald.

Air C4ISR – Nationale Datalink Management Cel (NDMC)

De beschikbaarheid van de datalink terminals was defensiebreed beperkt waardoor de materiële gereedheid is achtergebleven. Daarnaast was de bemanning niet geheel 2016 getraind, deels vanwege ondervulling. Hierdoor is de gereedheidsnorm 2016 niet gehaald.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

627.070

857.262

704.621

801.969

812.993

633.799

179.194

Uitgaven

661.877

651.319

653.271

711.856

704.647

633.799

70.848

Programmauitgaven

45.001

149.516

147.339

167.717

197.095

153.559

43.536

Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando LSK

45.001

149.516

147.339

167.717

197.095

153.559

43.536

Gereedstelling1

25.971

20.538

9.562

7.727

10.504

13.244

– 2.740

waarvan bijdrage aan SSO Paresto

     

217

499

2.265

– 1.766

Instandhouding

19.030

128.978

137.777

159.990

186.591

140.315

46.276

                 

Apparaatsuitgaven

616.876

501.803

505.932

544.139

507.552

480.240

27.312

Personele uitgaven

414.284

401.910

413.109

415.536

415.062

378.538

36.524

waarvan eigen personeel

414.284

401.910

409.385

409.168

408.174

377.538

30.636

waarvan externe inhuur2

   

3.724

6.368

6.888

1.000

5.888

Materiele uitgaven

202.592

99.893

92.823

128.603

92.490

101.702

– 9.212

waarvan bijdragen aan SSO Paresto

7.259

3.442

3.856

2.701

2.587

 

2.587

waarvan overige exploitatie2

195.333

96.451

88.967

125.902

89.903

101.702

– 11.799

                 

Apparaatsontvangsten

13.854

15.256

13.052

14.037

12.492

15.759

– 3.267

X Noot
1

Gereedstelling: Realisatie 2015 aangepast door het toevoegen van het gereedstellingsdeel van SSO Paresto zodat deze aansluit met de opzet van de begroting 2016.

X Noot
2

Binnen inhuur en exploitatie is in 2016 voor een bedrag van K€ 1.815 uitgevoerd door SSO DMO/OPS en K€ 565 binnen de exploitatie door het Rijksvastgoedbedrijf.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De verplichtingen in 2016 zijn € 179,2 miljoen hoger ten opzichte van de begroting 2016. Dit komt doordat de verplichting voor het meerjarige contract voor de vliegeropleidingen in 2016 is aangegaan terwijl deze in 2017 was gepland. Het bedrag van de verplichting is circa € 129 miljoen. Het restant verschil in de verplichtingen correspondeert met de hogere uitgaven

Uitgaven

De uitgaven in 2016 zijn € 70,8 miljoen hoger ten opzichte van de begroting 2016. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door hogere uitgaven voor instandhouding en hogere personele uitgaven. De overige exploitatie laat op opleidingen en overig materieel een onderrealisatie zien. Hieronder worden de verschillen toegelicht.

Met het meer inzichtelijk maken van de diensten van de Shared Service Organisaties (SSO’s) zijn de uitgaven gesplitst in programma- en apparaatsuitgaven. De operationele catering, die door SSO Paresto wordt uitgevoerd, is een onderdeel van de gereedstelling. De reguliere catering valt onder het bedrijfsvoeringsbudget voeding en wordt gepresenteerd onder materiële uitgaven (apparaat).

Programmauitgaven

Instandhouding

De uitgaven voor instandhouding zijn € 46,3 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere uitgaven voor het verbeteren van de herstel brede inzetbaarheid die, mede als gevolg van de langdurige inzet in Irak en Mali, was afgenomen. De correctie BIV (€ 22 miljoen), prijsbijstelling (€ 1,1 miljoen), Van der Staaij 1 (€ 4 miljoen), NH-90 (€ 10 miljoen), tegemoetkoming migrantenproblematiek (€ 1 miljoen) en overheveling vanuit het DMO budget als gevolg van de compensatie brandstof lagere vlieguren (€ 8,8 miljoen) zijn dientengevolge uitgegeven. Vanuit het CLAS is in relatie tot assortimentsgewijs werken (AGW) € 1,6 miljoen ontvangen en gerealiseerd.

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

De personele uitgaven zijn gestegen met € 36,5 miljoen ten opzichte van de begroting. De belangrijkste mutaties die deze stijging veroorzaken zijn de volgende: de doorwerking van het bovensectoraal loonakkoord en de ontwikkeling in de pensioenpremies en sociale lasten € 25,2 miljoen), de compensatie voor de meerkosten Eigen Huishouding naar aanleiding van de gerechtelijke uitspraak (€ 1,5 miljoen) en de meerkosten ten gevolge van de afschaffing van het VUT-equivalent (€ 3 miljoen).

Daarnaast hebben meerdere kleine compensaties plaatsgevonden (€ 6,3 miljoen) waaronder voor het Sociaal Beleidskader (SBK), compensatie vakbondscontributie, de pilot reservisten, medegebruik radar Soesterberg en tijdelijke tewerkstelling (TTW)-functies en compensatie uit Nominaal & Onvoorzien.

Waarvan externe inhuur

Ondanks het feit dat bij CLSK (voor de inhuur van SAP-specialisten) de behoefte aan inhuur aanwezig is, wordt in de begroting structureel geen budget toegekend voor externe inhuur. In de loop van het jaar vrijvallende gelden binnen de begroting zijn gebruikt voor inhuur om hiaten in de bedrijfsvoering op te vangen. Het verschil (€ 5,9 miljoen) tussen de realisatie en de begroting betreft de uitvoering van deze geplande inhuur.

Materiële uitgaven

De materiële uitgaven zijn € 9,2 miljoen lager dan begroot. De uitgaven voor vliegeropleidingen en de uitgaven voor overig materieel bleven (beide vanwege niet ontvangen facturen) in totaal voor € 9,3 miljoen achter.

4.5 Beleidsartikel 5 Taakuitvoering marechaussee

Algemene doelstelling

Het Commando Koninklijke Marechaussee (KMar) voert politietaken uit op grond van de Politiewet 2012 (PW). Deze taak wordt zowel nationaal als internationaal en tijdens missies uitgevoerd. Daarnaast levert het KMar capaciteit aan de CDS voor deelneming aan (militaire) missies waarbij de KMar andere taken uitvoert dan die in de PW zijn opgedragen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de KMar. De uitvoering is opgedragen aan de KMar. Het gezag over de KMar berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de taak zijn dat de ministeries van Veiligheid en Justitie (inclusief het Openbaar Ministerie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid), Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en het Ministerie van Defensie.

De KMar heeft een takenpakket in binnen- en buitenland. Zij houdt zich onder andere bezig met:

  • Het bewaken en beveiligen van Koninklijke paleizen, ambassades in risicogebieden, de Nederlandse Bank en personen.

  • Handhaving van de Vreemdelingenwetgeving waaronder grenstoezicht en bestrijding van identiteit- en documentfraude en mensensmokkel.

  • Handhaving van de openbare orde ten behoeve van Defensie en opsporing van strafbare feiten.

  • Bijdrage aan de opbouw van de veiligheidssector in missiegebieden.

  • Politietaken en beveiliging van burgerluchtvaartterreinen.

  • Samenwerking met en bijstand aan de Nationale politie.

Naast het reguliere takenpakket fungeert de KMar als strategische reserve voor de Nederlandse Politie. Door optreden in binnen- en buitenland levert de KMar direct of indirect een bijdrage aan de veiligheid van de Staat.

Beleidsconclusies

De KMar heeft uitvoering gegeven aan de aan haar in de Politiewet opgedragen politietaken. Tevens heeft de KMar een gewaardeerde bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan belangrijke onderdelen van het ambitieniveau van Defensie. De KMar heeft in 2016 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties.

De Landelijke Bijstandsorganisatie (Bijstandseenheid, BE) van de KMar is op verzoek van de NCTV ook in 2016 ingezet voor de bewaking en beveiliging van een groot aantal objecten. In juli 2016 is deze taak volledig overgenomen door de nieuw opgerichte Hoog Risico Beveiliging (HRB)-pelotons. Medio 2016 heeft er herprioritering plaatsgevonden van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) naar de Grenspolitietaak op de luchthavens. Ook is de Militaire Politiezorg taak (MPZ) als gevolg van deze prioriteitstelling tijdelijk verminderd.

Voor het beheersen en controleren van de migratiestromen richting Europa, heeft de KMar gemiddeld 20 grenswachters ingezet, voor het uitvoeren van screening, debriefing, documentcontroles en grensbewaking bij verschillende Frontex-operaties aan de buitengrenzen van het Schengengebied. Naast een personele bijdrage heeft de KMar ook twee voertuigen met bemanning ingezet aan de landgrens tussen Turkije en Griekenland en in Bulgarije.

In aanvulling op deze reguliere bijdragen aan Frontex, is het Border Security Team voor het grenstoezicht aan de buitengrenzen van het Schengengebied in 2016 voortgezet.

Doelstellingenmatrix KMar

De aan het KMar opgedragen gereedheidsdoelstellingen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden en vte’n. In onderstaande tabel is weergegeven wat de operationele beschikbaarheid moest zijn en hoeveel daarvan gerealiseerd is. Waar het aantal eenheden gedurende het jaar varieert, is het rekenkundig gemiddelde in de tabel opgenomen. In de kolom «Norm OG» staat het aantal eenheden dat nodig is om te voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. De kolom «OG 2016» geeft de verwachting voor 2016 aan, de kolom realisatie bevat de gerealiseerde OG. Een waarde in decimalen achter de komma geeft aan dat een eenheid niet het gehele jaar operationeel gereed is geweest.

Realisatie Doelstellingen KMar 2016

Groep

Organieke component

Totaal aantal

Norm OG

OG 2016

Realisatie

DLBE/BBM en districten

Vte'n voor expeditionaire inzet

306

153

153

36

ME / BE

Peloton voor Crowd and Riot Control

1

1

0,5

0

DLBE/BSB

Vte'n voor Close Protection Teams van VIP's

26

13

13

13

Toelichting

Inzet

Gedurende 2016 is door eenheden van de KMar deelgenomen aan diverse internationale operaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. De KMar heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Niet alle eenheden van het KMar hebben kunnen voldoen aan de doelstellingen uit de doelstellingenmatrix. De belangrijkste redenen worden hieronder uiteengezet.

District Landelijke en Buitenlandse Eenheden (DLBE)/Brigade Buitenland Missies (BBM) en districten – Vte’n voor expeditionaire inzet

Vanwege het grote beroep op de KMar-organisatie is er beperkt personeel beschikbaar voor expeditionaire inzet. Eenheden die uitgezonden worden voldoen aan de eisen voor geoefendheid. In 2016 is alleen voldaan aan specifieke uitzendbehoeften.

ME / BE – Peloton voor Crowd and Riot Control

De Landelijke Bijstandsorganisatie is ook in 2016 nog grotendeels ingezet voor de Hoog risico beveiliging (HRB)-taak bij verschillende objecten. In juli 2016 hebben de nieuw opgerichte HRB-pelotons de BE volledig afgelost voor de beveiligingstaken, waarna BE zich weer kan richten op onder andere Crowd And Riot Control (CRC)-taken. Hierdoor is de gereedheidsnorm 2016 niet gehaald.

Overige inzet

Het takenpakket van het KMar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Drie operationele speerpunten vormen hierbij de basis: bewaken en beveiligen, de grenspolitietaak, internationale en militaire politietaken. Het KMar legt de nadruk op de veiligheid van de Staat en speelt hierbij snel en flexibel in op wijzigende omstandigheden.

Bewaken en beveiligen

De KMar draagt zorg voor de bewaking en beveiliging van bepaalde vitale objecten en personen. Zij doet dit in samenwerking met nationale en internationale publieke en private partners.

Kengetallen

Prognose

2016

Realisatie

2016

Het percentage uitvoering Toezichtprogramma Beveiliging burgerluchtvaart

100%

100%

Het aantal permanent te bewaken objecten

7

7

Het servicepercentage beveiligde waardetransporten voor De Nederlandsche Bank

100%

100%

Beschikbare operationele KMar-eenheden voor expeditionaire beveiligingsopdrachten

26

26

Grenspolitietaak

De KMar richt zich op de bestrijding van illegale migratie, grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme. Deze taak wordt risico gestuurd, flexibel en efficiënt uitgevoerd door zowel de informatiepositie van de KMar als de informatiepositie van de ketenpartners optimaal te benutten. Als grenspolitie wendt de KMar bedreigingen voor Nederland en het Schengengebied af bij de grens, zowel in Nederland als gezamenlijk in EU-verband (in het kader van Frontex-operaties).

Kengetallen

Prognose

2016

Realisatie

2016

Aantal luchthavens waar grensbewaking wordt uitgevoerd

8

8

waarvan permanent

6

6

Aantal prioriteitsmeldingen (op luchthavens waar politietaken worden uitgevoerd)

18.900

19.886

Aantal verwijderingen (directe verwijderingen en verwijderingen na aanlevering van DT&V)

3.600

4.560

waarvan begeleid

530

531

Internationale en militaire politietaken

De KMar is als één van de vier operationele commando’s van het Ministerie van Defensie mede verantwoordelijk voor de uitvoering van het buitenland- en veiligheidsbeleid van Nederland. Vanwege de specifieke organisatiekenmerken kan de KMar met andere krijgsmachtsonderdelen of als zelfstandige politieorganisatie in binnen- en buitenland optreden.

Kengetallen

Prognose

2016

Realisatie

2016

Aantal misdrijfdossiers (aangeleverd aan OM Arnhem)

725

432

Beschikbare operationele KMar-eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties (50% operationeel gereed, 50% voortzettingsvermogen)

306

125

Als gevolg van prioriteitsstellingen binnen het Kabinet is de capaciteit voor de militaire politietaak de afgelopen twee jaar steeds verder afgenomen. Momenteel wordt de militaire politietaak nog steeds op het minimaal vereiste niveau uitgevoerd (intake en service). Het aantal aangeleverde misdrijfdossiers is mede daardoor ook dit jaar weer gedaald ten opzichte van vorig jaar.

De KMar heeft in 2016 aan alle inzetopdrachten voldaan, maar heeft niet conform de prognose 306 vte beschikbaar gehad ten behoeve van internationale crisis- en humanitaire operaties. Gemiddeld heeft de KMar in 2016 voor deze taak continue 44 vte daadwerkelijk ingezet. Daarnaast had de KMar gemiddeld 47 vte operationeel gereed en 34 vte voortzettingsvermogen beschikbaar. Daarmee komt de totale gemiddelde capaciteit welke gereed was gesteld of ingezet op 125 vte.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 5 Taakuitvoering Koninklijke Marechaussee (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

388.505

329.085

337.665

336.732

349.505

319.517

29.988

Uitgaven

392.326

328.658

333.990

337.157

351.732

319.517

32.215

Programmauitgaven

7.140

2.252

1.617

1.747

4.989

2.014

2.975

Opdracht Inzet KMAR

7.140

2.252

1.617

1.747

4.989

2.014

2.975

Gereedstelling1

7.140

2.252

1.617

1.747

4.989

2.014

2.975

waarvan bijdragen aan SSO Paresto

     

642

671

 

671

               

Apparaatsuitgaven

385.186

326.406

332.373

335.410

346.743

317.503

29.240

personele uitgaven

289.364

288.490

297.663

301.665

311.615

287.371

24.244

waarvan eigen personeel

   

297.383

301.478

310.510

287.371

23.139

waarvan externe inhuur2

   

280

187

1.105

 

1.105

materiele uitgaven

95.822

37.916

34.710

33.745

35.128

30.132

4.996

waarvan bijdragen aan SSO Paresto

3.167

1.225

753

878

1.003

1.106

– 103

waarvan overige exploitatie2

92.655

36.691

33.957

32.867

34.125

29.026

5.099

Apparaatsontvangsten

8.074

7.154

6.529

5.540

7.430

4.590

2.840

X Noot
1

Gereedstelling: Realisatie 2015 aangepast door het toevoegen van het gereedstellingsdeel van SSO Paresto zodat deze aansluit met de opzet van de begroting 2016.

X Noot
2

Binnen inhuur en exploitatie is in 2016 voor een bedrag van K€ 250 uitgevoerd door SSO DMO/OPS en K€ 121 binnen de exploitatie door het Rijksvastgoedbedrijf.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen met € 29,9 miljoen heeft een directe relatie met de hoger gerealiseerde apparaatsuitgaven door de uitgevoerde beveiligingstaken van de ambassades en door de gewijzigde arbeidsvoorwaarden.

Uitgaven

Met het meer inzichtelijk maken van de diensten van de Shared Service Organisaties (SSO’s) zijn de uitgaven gesplitst in programma- en apparaatsuitgaven. De operationele catering, die door SSO Paresto wordt uitgevoerd, is een onderdeel van de gereedstelling. De reguliere catering valt onder het bedrijfsvoeringsbudget voeding en wordt gepresenteerd onder materiële uitgaven (apparaat).

Apparaatsuitgaven

De hogere apparaatsuitgaven (€ 29,2 miljoen) worden veroorzaakt door hogere personele uitgaven (€ 24,2 miljoen) en hogere materiële uitgaven (€ 5 miljoen). In de begroting is voor de expeditionaire inzet KMar structureel budget opgenomen van € 4,6 miljoen per jaar onder de personele uitgaven ten laste van de overige exploitatie. Jaarlijks wordt de overige exploitatie voor dit bedrag gecompenseerd bij de 1e suppletoire begroting.

De personele uitgaven zijn gestegen met € 24,2 miljoen ten opzichte van de begroting. Een groot deel van de hogere uitgaven (€ 15,3 miljoen) wordt veroorzaakt doordat activiteiten zijn uitgevoerd conform het convenant met het Ministerie van Buitenlandse Zaken inzake de beveiliging van ambassades in hoog risico gebieden en het expeditionair optreden. Deze activiteiten zijn niet in de begroting meegenomen, maar conform afspraak pas bij de 1e suppletoire begroting 2016 budgettair gecompenseerd vanuit het budget internationale veiligheid (BIV).

De overige mutaties die de hogere personele uitgaven veroorzaken zijn de volgende: de doorwerking van het bovensectoraal loonakkoord en de ontwikkeling in de pensioenpremies en sociale lasten (€ 13,2 miljoen), de compensatie voor de meerkosten Eigen Huishouding naar aanleiding van de gerechtelijke uitspraak (€ 1,6 miljoen) en de meerkosten ten gevolge van de afschaffing van het VUT-equivalent (€ 2,5 miljoen).

4.6 Beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht

Algemene doelstelling

Defensie voorziet in nieuw materieel, infrastructuur en IT-middelen en zij verkoopt, indien aan de orde, groot materieel en infrastructuur.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het tijdig voorzien in nieuw materieel, infrastructuur en IT-middelen en de afstoting van overtollig groot materieel en infrastructuur.

Beleidsconclusie

De realisatie is uitgekomen op € 1,4 miljard. Dat is € 142 miljoen lager dan het budget. De gerealiseerde investeringsquote is daarmee uitgekomen op 16,4 procent in 2016. De gerealiseerde investeringsquote is sinds 2014 weer aan het stijgen, elk jaar met circa een procentpunt. Ook is in 2016 voor ruim € 2,5 miljard verplichtingen aangegaan, hetgeen positief is voor de investeringsquote in de komende jaren.

De gemiddelde investeringsquote over de afgelopen vijf jaren is lager uitgekomen dan verwacht; 14,8 procent in plaats van 15,3 procent. Zoals bekend, kampt Defensie al langer met een onderrealisatie in de investeringen. Met de Kamerbrief (Kamerstuk 34 300 X, nr 115) van 21 juni 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over doorgevoerde en onderhanden zijnde maatregelen om de prestaties van de voorzien in-keten te verbeteren. Defensie blijft er naar streven om op termijn meerjarig gemiddeld ten minste 20 procent van het uitgavenbudget te besteden aan investeringen. Dit conform de NAVO-richtlijn. In geval van het meerjarig gemiddelde geldt dat de realisatie van de investeringsquote in enig jaar lager (of hoger) kan uitkomen, bijvoorbeeld door veranderende verwervingsstrategieën, wijzigende behoeftestellingen of vertraging in het sluiten van contracten, zolang als dit meerjarig maar gecompenseerd wordt. Dat is mogelijk doordat het niet gerealiseerde investeringsbudget via de ongelimiteerde eindejaarsmarge meegenomen kan worden naar volgende jaren. Dit is belangrijk aangezien de investeringsbehoefte voor alle benodigde vernieuwingen en vervangingen de komende 15 jaar groter is dan het beschikbare budget.

Grafiek: Gerealiseerde investeringsquote en de gemiddelde investeringsquote.

Grafiek: Gerealiseerde investeringsquote en de gemiddelde investeringsquote.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 6 Investeringen Krijgsmacht (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

970.395

633.007

996.956

2.162.332

2.558.598

1.479.879

1.078.719

Opdracht Voorzien in nieuw materieel

 

318.070

531.601

1.716.112

1.452.071

1.092.306

359.765

Opdracht Voorzien in infrastructuur

 

183.028

316.794

182.395

924.264

145.000

779.264

Opdracht Voorzien in IT

 

47.153

55.017

176.527

96.110

157.105

– 60.995

Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek

 

55.641

55.229

62.386

57.058

57.175

– 117

Bijdrage aan de NAVO

 

29.114

38.315

24.912

29.095

28.293

802

Reservering valutaschommelingen

       

0

   

Uitgaven

1.234.615

1.019.656

1.065.480

1.101.504

1.304.491

1.446.203

– 141.712

Programmauitgaven

1.234.615

1.019.656

1.065.480

1.101.504

1.304.491

1.446.203

– 141.712

Opdracht Voorzien in nieuw materieel1

829.577

739.145

604.014

689.851

900.886

916.210

– 15.324

Opdracht Voorzien in infrastructuur

255.481

142.451

309.820

197.960

197.858

253.820

– 55.962

waarvan agentschap RVB (voorheen SSO DVD)

   

27.353

172.348

163.853

177.200

– 13.347

Opdracht Voorzien in IT2

62.042

47.460

64.938

120.722

111.479

190.705

– 79.226

waarvan bijdragen SSO DMO/OPS (DTO)

   

44.430

79.157

56.552

58.721

– 2.169

Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek

70.663

59.166

59.403

61.612

61.078

57.175

3.903

Bijdrage aan de NAVO2

16.852

31.434

27.305

31.359

33.190

28.293

4.897

Reservering valutaschommelingen3

       

0

   

Programmaontvangsten

216.241

118.077

119.620

222.796

143.242

77.636

65.606

waarvan verkoopopbrengsten groot materieel

170.575

98.603

92.946

193.414

99.534

58.586

40.948

waarvan verkoopopbrengsten infrastructuur

30.706

13.736

20.417

11.667

37.771

17.180

20.591

waarvan overige ontvangsten

14.960

5.738

6.257

17.715

5.937

1.870

4.067

X Noot
1

Binnen deze opdracht zijn een aantal activiteiten uitgevoerd door SSO DMO/OPS ( € 3 miljoen), die niet waren voorzien in de begroting.

X Noot
2

Binnen de opdrachten en bijdrage zijn een aantal activiteiten uitgevoerd door het agentschap RVB (€ 4,7 miljoen), die niet waren voorzien in de begroting.

X Noot
3

Reservering valutaschommelingen. Het kabinet heeft in 2016 eenmalig € 40 miljoen vrijgemaakt om een reservering voor valutaschommelingen binnen de defensiebegroting aan te leggen. Deze reservering kan voor het eerst worden aangewend in 2017.

De posten met relevante verschillen ten opzichte van de begroting worden hieronder toegelicht. Het betreft verschillen groter dan € 10 miljoen bij opdracht Voorzien in nieuw materieel en Verkoopopbrengsten groot materieel en groter dan € 5 miljoen bij de overige uitgaven en ontvangsten.

Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

De realisatie van het verplichtingenbudget opdracht voorzien in nieuw materieel

De realisatie van het verplichtingenbudget opdracht voorzien in nieuw materiaal is € 360 miljoen hoger dan begroot.

Voor een belangrijk deel wordt het verschil verklaard door het in 2016 aangaan van de verplichting van € 446 miljoen voor het contant gemaakte Nederlandse aandeel in de aanschaf van twee vliegtuigen inzake het project Internationale strategische tank- en luchttransportcapaciteit (MRTT). Deze verplichting is inclusief toebehoren, documentatie voor training, initiële reservedelen en het onderhoud voor de duur van twee jaar na aflevering van het eerste vliegtuig. De verplichting bestaat uit het contract met vliegtuigfabrikant Airbus Defence and Space (ADS), door tussenkomst van NATO Support and Procurement Agency (NSPA), die eigenaar van de toestellen wordt. Alle rechten en plichten berusten echter bij de deelnemende landen die zich in een Support Partnership hebben verenigd. De verplichting is in de verantwoording opgenomen op basis van het prijspeil 2016. In het contract is echter een vaste prijs opgenomen van € 473 miljoen. De vaste contractprijs is € 27 miljoen lager in de verantwoording opgenomen om aansluiting te houden met de gevolgde begrotingssystematiek waarin budget en verplichtingen in hetzelfde prijspeil luiden. Jaarlijks zal de verplichting worden bijgesteld, tot de volledige contractprijs is bereikt.

Daarentegen is in 2016 veel minder verplicht op het project F-35. De verwachte verplichting voor de Low Rate Initial Production-11 serie F-35 toestellen is namelijk niet aangegaan. Ten opzichte van de begroting is daarmee op dit project € 650 miljoen minder verplicht. Ook bij het project NH-90 is voor € 31 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. Voorts is voor het project DBBS € 172 miljoen aan verplichtingen aangegaan. Dit was niet voor 2016 geraamd. Dit geldt ook voor de projecten Patriot verlenging Levensduur (€ 57 miljoen) en de verbetering MK48 torpedo (€ 75 miljoen).

Met de 2e suppletoire begroting 2016 is melding gemaakt van de business case dienstpersonenauto’s waarmee het uitgavenkader is bijgesteld, hierbij is geen rekening gehouden met een verhoging van de verplichtingen (€ 64 miljoen). Bij de overige projecten is in totaal voor € 227 miljoen meer verplicht dan begroot.

De realisatie van het verplichtingenbudget opdracht voorzien in infrastructuur

De realisatie van het verplichtingenbudget is € 779 miljoen hoger dan begroot. Als gevolg van een nieuwe beleidslijn Vastgoed waarbij het eigenaarschap bepalend is voor de vastlegging van het investeringsdeel bij huurkoopconstructies worden de uitgaven van het investeringsdeel van de Kromhoutkazerne (€ 34 miljoen in 2016) en het Nationaal Militair Museum (€ 5,1 miljoen in 2016) overgeheveld van de exploitatie (beleidsartikel 8 CDC) naar de investeringen. De uitgaven voor het Plein Kalvermarktcomplex (€ 4,5 miljoen in 2016) gaan over van de investeringen naar de exploitatie omdat daar geen sprake is van eigendom, maar van een huurconstructie. Als gevolg van deze wijziging is de verplichting behorend bij deze investeringen (€ 755,7 miljoen) nu ook meerjarig in de administratie opgenomen. Het betreft hier een wijziging op de tot 2016 gehanteerde boekingssystematiek. Het resterende deel betreft een geregistreerde meerjarige verplichting van € 26,4 miljoen inzake Energie Prestatie Advies-maatregelen en enkele neerwaartse bijstellingen met een totale waarde van € 2,8 miljoen.

De realisatie van het verplichtingenbudget opdracht voorzien in IT

Door een kasschuif van € 60 miljoen is zowel het verplichtingenbudget als het uitgavenbudget van IT verlaagd omdat voorzien was dat deze verplichtingen niet in 2016 aangegaan zouden worden.

Uitgaven

Programma-uitgaven

Opdracht Voorzien in nieuw materieel

Investeringen zeestrijdkrachten

Projecten in realisatie zeestrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2016)

Fasering tot en met (begroting 2016)

Gerealiseerde uitgaven t/m 2015

Verwachte uitgaven in 2016

Gerealiseerde uitgaven in 2016

Verschil uitgaven 2016

Instandhouding M-fregatten

58,6

2016

48,2

5,8

4,2

– 1,6

Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten

96,0

2021

46,9

10,0

6,1

– 3,9

Instandhouding Goalkeeper

34,5

2017

26,2

5,4

2,2

– 3,2

Low Frequency Active Sonar (LFAS)

27,3

2017

22,3

1,7

3,2

1,5

Luchtverdedigings- en Commandofregatten

1.560,3

2016

1.557,5

1,3

1,6

0,3

Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD)

126,8

2021

79,7

16,2

17,3

1,1

Patrouilleschepen

530,0

2016

519,5

1,2

2,5

1,3

Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

409,3

2016

381,0

7,7

7,8

0,1

Midlife upgrade BV206D (MLU BV206D)

31,7

2019

5,4

4,2

3,2

– 1,0

Verbetering MK 48 torpedo

71,8

2018

31,6

17,7

15,5

– 2,2

Evolved Sea Sparrow Missile Block II: deelneming internationaal ontwikkeltraject1

37,1

2016

35,8

0,8

0,0

– 0,8

X Noot
1

De realisatiestand t/m 2015 wijkt af van het Jaarverslag 2015. Deze stand betreft de gecorrigeerde realisatiestand t/m 2015. Een correctie is nodig vanwege een onjuiste realisatiestand in het Jaarverslag 2015.

In de realisatie zijn geen grote afwijkingen opgetreden.

Investeringen landstrijdkrachten

Projecten in realisatie landstrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2016)

Fasering tot en met (begroting 2016)

Gerealiseerde uitgaven t/m 2015

Verwachte uitgaven in 2016

Gerealiseerde uitgaven in 2016

Verschil uitgaven 2016

Army Ground Based Air Defence System (AGBADS)

133,3

2017

125,2

3,0

0,9

– 2,1

Battlefield Management Systeem (BMS)

60,8

2016

53,3

3,4

0,0

– 3,4

Datacommunicatie Mobiel Optreden (DCMO)

42,4

2016

38,8

1,2

1,7

0,5

Patriot vervanging COMPATRIOT

30,8

2017

10,0

9,2

3,7

– 5,5

Groot Pantserwielvoertuig (GPW, Boxer) productie

796,6

2019

550,8

142,6

151,3

8,7

Vervanging genie- en doorbraaktank

91,5

2017

80,2

3,4

1,5

– 1,9

Aanvulling Bushmasters

32,8

2017

6,9

12,4

17,9

5,5

In de realisatie zijn geen grote afwijkingen opgetreden.

Investeringen luchtstrijdkrachten

Projecten in realisatie luchtstrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2016)

Fasering tot en met (begroting 2016)

Gerealiseerde uitgaven t/m 2015

Verwachte uitgaven in 2016

Gerealiseerde uitgaven in 2016

Verschil uitgaven 2016

AH-64D Block II upgrade

120,0

2019

42,5

10,0

12,0

2,0

AH-64D verbetering bewapening

37,3

2019

4,0

18,2

– 0,4

– 18,6

AH-64D zelfbescherming (ASE)

92,0

2021

0,9

18,6

4,1

– 14,5

F-16 infrarood geleide lucht-lucht raket

50,0

2018

6,9

11,6

6,9

– 4,7

F-16 M5 modificatie

38,8

2016

35,4

2,7

0,3

– 2,4

F-16 onderhoudstape M6.5

25,6

2018

11,6

3,6

1,6

– 2,0

F-16 mode 5 IFF

42,1

2018

29,9

5,0

1,3

– 3,7

F-16 verbetering lucht-grond bewapening, fase 1

59,4

2017

55,1

0,4

2,7

2,3

F-16 zelfbescherming (ASE)

94,5

2018

12,5

43,4

0,5

– 42,9

Langer Doorvliegen F-16 – Vliegveiligheid & Luchtwaardigheid

42,9

2021

3,6

6,0

5,8

– 0,2

Obsolescence Prevention Program PC-7

30,0

2017

3,4

14,4

0,0

– 14,4

Vervanging Medium Power Radars Wier en Nieuw-Milligen

61,4

2021

11,1

15,0

14,0

– 1,0

Verwerving F-35

4.691,6

2023

489,0

113,4

90,1

– 23,3

Reparatie Langer Doorvliegen F-16 – Instandhouding1

80,0

2019

1,1

30,0

11,0

– 19,0

Internationale strategische tank- en luchttransportcapaciteit (MRTT)1

250–1.000

2025

1,0

1,0

108,2

107,2

Langer Doorvliegen F-16 – Operationele zelfbescherming1

91,3

2018

15,1

40,0

36,2

– 3,8

X Noot
1

Deze investeringsprojecten zijn in het MPO, dat gelijktijdig met de begroting 2016 naar de Kamer is gestuurd, opgenomen als Project in Planning. Deze projecten zijn echter in 2016 in realisatie gekomen en hebben een fors financieel belang en/of hebben een grote afwijking in de realisatie ten opzichte van de begroting. Om deze reden worden deze projecten toegelicht.

AH-64D verbetering bewapening

Het project Verbetering bewapening Apache voorziet in de levering van Hellfire raketten. In 2016 is € 18,6 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. Door verscheping naar Nederland, eind december, is de betaling niet meer in 2016 gerealiseerd. Deze raketten worden nu begin 2017 betaald. Een bedrag van € 0,4 miljoen is in 2016 ten gunste van het project verantwoord door de ontvangst van BIV-gelden voor Hellfires die naar Mali zijn vervoerd in het kader van de missie MINUSMA.

AH-64D zelfbescherming (ASE)

Het project AH-64 Zelfbescherming ASE is in 2016 herijkt. Dit is het gevolg van de keuze voor hetzelfde zelfbeschermingssysteem dat op de Amerikaanse Apache wordt gebruikt. Eerder is dit systeem ook op de Chinook geïntroduceerd. Hierdoor heeft het project een jaar vertraging opgelopen, en is de realisatie in 2016 achter gebleven bij de begroting.

F-16 Zelfbescherming (ASE)

Het project F-16 Zelfbescherming (ASE) verloopt via Foreign Military Sales (FMS). Na ondertekening van de overeenkomst tussen de Nederlandse en Amerikaanse overheid is grote vertraging opgetreden in contractsluiting tussen de Amerikaanse overheid en Northrop Grumman. Dit contact is uiteindelijk in november 2016 getekend. Betalingen zijn hierdoor vertraagd.

Obsolescence Prevention Program PC-7

Bij het project Obsolescence Prevention Program PC-7 is in 2016 in overleg met de fabrikant Pilatus het betaalschema herzien om aan te sluiten bij de geleverde prestaties. Hierdoor is in 2016 minder uitgegeven dan begroot. Deze uitgaven schuiven door naar latere jaren.

Verwerving F-35

Bij het project Verwerving F-35 is de betaling van een aantal facturen vertraagd. Dit wordt veroorzaakt door de latere ondertekeningen van contracten (LRIP 10 en 11) tussen het Joint Program Office en de industrie.

Het project Verwerving F-35 heeft tot doel tijdig te voorzien in de vervanging van de F-16 jachtvliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht. Naast de verwerving van nieuwe jachtvliegtuigen gaat het tevens om de verwerving van bijbehorende simulatoren, initiële reservedelen, infrastructuur, speciale gereedschappen, meet- en testapparatuur, documentatie, initiële opleidingen en transport, evenals de betaling van BTW. Met de nota In het belang van Nederland kiest Defensie ervoor om de F-16 te vervangen door de F-35. Hiervoor is een projectbudget van € 4.700 miljoen (prijspeil 2016) beschikbaar. In de huidige planning zullen de eerste toestellen vanaf 2019 aan Nederland worden geleverd en kan Nederland eind 2021 de eerste F-35 eenheid operationeel gereed hebben. De twee reeds afgeleverde (test)toestellen worden tot 2019 ingezet voor deelname aan de operationele testfase van het F-35 programma en de voorbereidingen daarop. Defensie neemt sinds 2006 deel aan het Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) voor de F-35.

System Development and Demonstration

Met de ondertekening van het SDD MoU in 2002 neemt Nederland voor een vaste bijdrage van $ 800 miljoen deel aan de ontwikkeling van de F-35. Vrijwel dit gehele bedrag, $ 750 miljoen, is rechtstreeks betaald aan de Amerikaanse overheid in de jaren 2002–2012. De tegenwaarde in euro’s bedraagt € 792 miljoen. De verlenging van de looptijd van het SDD MoU tot 2021 heeft hierop geen effect.

Van de totale Nederlandse SDD-bijdrage mocht Nederland volgens de bepalingen van het SDD MoU voor $ 50 miljoen (€ 38,3 miljoen) voorstellen indienen voor Nederlandse projecten. Dit bedrag is besteed. Een laatste project, dat nog niet is begonnen, betreft de ontwikkeling van multifunctionele gronduitrusting. Om ook dit project succesvol te voltooien, is de termijn waarbinnen de projecten moeten zijn verplicht, in overleg met het JPO verlengd. De financiering van het laatste project is mogelijk uit de vrijval van budget van reeds voltooide projecten. Voor dit laatste project is dus geen aanvullend budget nodig.

Investeringskosten Verwerving F-35

Het projectbudget voor de verwerving van de F-35 wordt sinds de defensiebegroting 2014 gepresenteerd in de volgende hoofdcomponenten:

  • de uitgaven voor de verwerving van de twee (test)toestellen inclusief bijkomende middelen;

  • de uitgaven voor de verwerving van de overige toestellen inclusief bijkomende middelen. Binnen deze component worden de uitgaven voor het PSFD MoU en de uitgaven voor deelneming aan de operationele testfase inclusief de materiële exploitatie tot het einde van de operationele testfase inzichtelijk gemaakt;

  • de risicoreservering.

De navolgende tabel geeft weer wat het projectvolume is, conform de stand van de begroting 2016, welk gedeelte daarvan tot en met 2015 tot realisatie is gekomen, wat de geplande en gerealiseerde uitgaven waren in 2016, en wat de waarde is van de verschillen tussen de planning en de realisatie in 2016. Onder de tabel is een toelichting opgenomen ter verklaring van de verschillen.

Raming uitgaven (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Projectvolume

Fasering tot

Raming uitgaven

 

(begroting 2016)

 

Gerealiseerde uitgaven t/m 2015

Verwachte uitgaven in 2016

Gerealiseerde uitgaven in 2016

Verschil uitgaven 2016

Budget verwerving F-35

4.691,6

2023

489,0

113,4

90,1

– 23,3

Raming verwerving F-35

5.241,1

2023

489,0

113,4

90,1

– 23,3

Waarvan verwerving 2 testtoestellen (inclusief bijkomende middelen)

274,0

2013

263,8

2,5

12,1

9,6

Waarvan verwerving toestellen (inclusief bijkomende middelen)

4.555,4

2023

225,2

110,9

78,0

– 32,9

 

Waarvan PSFD MoU

190,7

2023

150,7

11,8

16,4

4,6

 

Waarvan deelname IOT&E (inclusief exploitatie testtoestellen t/m 2019)

87,1

2019

30,8

17,0

15,3

– 1,7

Waarvan risicoreservering investeringen

411,7

2023

0,0

0,0

0,0

0,0

Verbeteren financiële projectadministratie

In verschillende achtereenvolgende accountantsrapporten bij de jaarlijkse rapportages over het project F-35 aan de Kamer heeft de ADR opgemerkt en herhaald dat de financiële begrotingsadministratie onvoldoende is (in)gericht op het voeren van een langlopende projectadministratie.

FINAD voldoet als financieel administratiesysteem, maar ondersteunt de langlopende financiële verslaglegging van grote projecten in onvoldoende mate. In het kader van financiële duurzaamheid onderzoekt Defensie op welke manier financiële projectadministraties verder verbeterd kunnen worden. In de tussentijd heeft het Ministerie van Defensie voor VF-35 gewerkt aan de inrichting van een extracomptabele database. De kern van de verbeterpunten is gericht op:

  • 1. Een goede aansluiting tussen de langlopende financiële projectadministratie en de managementinformatie in FINAD;

  • 2. Extra beheersmaatregelen rond de financiële administratie voor de verwerving F-35;

  • 3. Extra personele capaciteit voor het vastleggen van de financiële informatie en het vastleggen van de verplichtingen in de administratie.

De ADR heeft vastgesteld dat Defensie de database per 1 december jongstleden in gebruik heeft genomen en complimenten gemaakt over de tot nu toe behaalde resultaten. De ADR zal in 2017 nog vast moeten stellen in welke mate de opgezette database effectief en van toegevoegde waarde zal zijn.

Reparatie langer doorvliegen F-16 – Instandhouding

Bij het project Langer doorvliegen F-16 instandhouding is minder uitgegeven dan begroot. Enkele deelprojecten binnen dit project worden daardoor pas in latere jaren uitgevoerd en betaald.

Internationale strategische tank- en luchttransportcapaciteit (MRTT)

In februari 2016 hebben Nederland, Polen en Luxemburg afgesproken gezamenlijk MRTT-vliegtuigen te verwerven. Deze intentie is later door Nederland en Luxemburg bekrachtigd met een Memorandum of Understanding (MoU) over de aankoop en de exploitatie van twee MRTT-toestellen. Daarna is op basis van het met Airbus gesloten contract de eerste betaling gedaan.

Investeringen defensiebreed

Projecten in realisatie defensiebreed (bedragen x € 1 miljoen)

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2016)

Fasering tot en met (begroting 2016)

Gerealiseerde uitgaven t/m 2015

Verwachte uitgaven in 2016

Gerealiseerde uitgaven in 2016

Verschil uitgaven 2016

C-IED blok 2 (incl CD&E en R&D)

29,5

2016

25,4

4,0

1,5

– 2,5

Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) Blok 3

54,0

2023

4,4

17,8

3,6

– 14,2

Defensiebrede vervanging van ondersteunende Klein Kaliber Wapens

60,2

2019

1,9

20,0

25,0

5,0

Militaire Satelliet Capaciteit (MILSATCAP)

31,4

2018

26,2

3,6

2,4

– 1,2

Militaire Satelliet Communicatie lange termijn defensiebreed (MILSATCOM)

132,3

2018

116,5

7,5

4,2

– 3,3

Modernisering navigatiesystemen

38,9

2019

19,0

2,3

1,4

– 0,9

NH-90

1.198,3

2019

1.002,3

55,3

23,9

– 31,4

Uitbreiding Chemische Biologische Radiologische en Nucleaire (CBRN)-capaciteit in het kader van de Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS), materieel

62,0

2020

23,7

16,4

5,6

– 10,8

Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)1

215,4

2020

35,3

64,2

3,3

– 60,9

Voertuigen niet-operationeel dienstvervoer2

199,9

2031

53,9

10,0

37,8

27,8

X Noot
1

De realisatiestand t/m 2015 wijkt af van het Jaarverslag 2015. Deze stand betreft de gecorrigeerde realisatiestand t/m/ 2015. Een correctie is nodig vanwege een onjuiste realisatiestand in het Jaarverslag 2015.

X Noot
2

In 2016 is besloten over te gaan op een andere systematiek van vervanging. Voertuigen worden sneller vervangen met hogere investeringsuitgaven tot gevolg. Behalve hogere uitgaven ontstaan ook hogere verkoopopbrengsten bij afstoting als gevolg van de hogere restwaarde en zijn de exploitatielasten lager. Ten tijde van het opstellen van de begroting was deze systematiek nog niet goedgekeurd. Het verschil tussen verwachte uitgaven en realisatie wordt verklaard door toepassing van de nieuwe vervangingssystematiek.

Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) blok 3

Bij het project C-IED is minder uitgegeven dan gepland. Dit komt o.a. door vertraagde oplevering van een upgrade aan het digitale oefensysteem. Dit project bestaat uit meerdere deelprojecten. Bij een aantal daarvan is vertraging opgetreden bij de definitieve behoeftebepaling waardoor betalingen doorschuiven naar latere jaren.

NH-90

Als gevolg van multinationale afstemming is vertraging opgetreden bij het afsluiten van een aantal contracten. Daardoor is een aantal voor 2016 geplande contracten en betalingen niet gerealiseerd. Voorbeelden hiervan zijn modificaties om het toestel geschikt te maken voor transporttaken (onder andere ballistische bescherming). De herfasering heeft geen gevolgen voor de levering en operationele inzet van de toestellen.

Uitbreiding Chemische Biologische Radiologische en Nucleaire (CBRN)-capaciteit in het kader van de Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS), materieel

Bij het project «Uitbreiding CBRN-capaciteit» is minder gerealiseerd dan begroot. Dit komt door vertragingen bij twee deelprojecten. Het deelproject R/C Verkenningsvoertuig is vertraagd door een aantal technische wijzigingen. Bij het deelproject Ontsmettingssysteem is de vertraging het gevolg van diverse factoren waaronder het faillissement van een toeleverancier en de selectie en aanbesteding van andere ontsmettingschemicaliën.

Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)

Bij het project VOSS is sprake van vertraging bij twee belangrijke deelprojecten: het Smart Vest en de E-lighter. Beide deelprojecten zijn innovatief van aard en bevatten nieuwe technologie. Bij beide deelprojecten zijn, in de doorontwikkeling van de pre-series, vertragingen opgetreden. De oorzaken daarvan zijn divers en in overleg met de leveranciers wordt bezien op welke wijze eventuele knelpunten kunnen worden opgelost. Als gevolg hiervan is de start van de serieproductie, en de daarmee gepaard gaande uitgaven, vertraagd en schuiven de uitgaven door naar latere jaren. Omdat het project VOSS additionele functionaliteiten biedt, en als zodanig niets vervangt, heeft de vertraagde oplevering ervan geen effect op de operationele gereedheid.

Opdracht Voorzien in infrastructuur

De realisatie van de programma uitgaven bij Voorzien in infrastructuur is € 56 miljoen lager dan begroot. Dit heeft meerdere oorzaken, de belangrijkste worden hieronder toegelicht.

Investeringen Infrastructuur Projecten in uitvoering

> € 25 miljoen

Project volume 2016

Fasering t/m

Gerealiseerde uitgaven t/m 2015

Verwachte uitgaven in 2016

Gerealiseerde uitgaven in 2016

Verschil uitgaven 2016

Hoger Onderhoud Woensdrecht

67,7

2018

40,4

7,8

1,1

– 6,7

Nieuwbouw Schiphol

140,4

2015

135,9

0,0

1,9

1,9

Nieuwbouw OTCKMAR

84,3

2017

52,5

15,2

1,5

– 13,7

EPA Maatregelen

65,3

2018

38,9

8,8

8,8

0,0

Aanpassing vastgoed a.g.v. gewijzigde regelgeving

142,2

2024

0,0

26,1

3,6

– 22,5

Bouwtechnische verbetermaatregelen brandveiligheid

46,7

2018

8,3

13,0

5,0

– 8,0

Deelproject 1.3.7.1. HVD: Schuifplan Ermelo (GSK, JPK, PMK en VHK)

57,9

2018

51,8

1,9

3,2

1,3

Deelproject 1.3.7.5. HVD: Herbeleggen RVS Oirschot

40,1

2017

16,7

10,7

1,7

– 9,0

Deeelproject 2a.6. HVD: Belegging Breda (KvB, TvZ, Seelig)

36,3

2021

9,4

12,7

6,0

– 6,7

Deelproject 2b.3. CLAS Reorganisatie materieel logistieke Eenheden

25,7

2016

11,5

7,6

1,1

– 6,5

Nieuwbouw en Renovatie NATO Communications and Information Agency (NCIA)

0,0

2019

0,9

 

4,0

4,0

De posten met een verschil groter dan € 5 miljoen worden hieronder nader toegelicht:

Hoger Onderhoud Woensdrecht

Binnen het project dient als afsluitend deelproject nieuwbouw gerealiseerd te worden voor Technologie & Missie Ondersteuning. In 2016 was de start van de bouwactiviteiten gepland. De ontwikkeling en aanbesteding van het project heeft vertraging opgelopen doordat het nader uitwerken van het voorlopig- in een definitief ontwerp meer tijd heeft gekost. Daarnaast was de vergunningsproblematiek in relatie tot de natuurbeschermingswet van invloed op de vertraging en de onderrealisatie.

Nieuwbouw OTCKMAR (LOKKMAR)

De nieuwbouw van het lesgebouw is in 2016 uitgesteld. De uitstel is een gevolg van het vertragen van de bouwactiviteiten door capaciteitsproblemen van het Rijksvastgoedbedrijf en het prioriteit geven aan andere projecten.

Aanpassing vastgoed a.g.v. gewijzigde regelgeving

Het project aanpassing vastgoed als gevolg van gewijzigde regelgeving is omvangrijk en specifiek per locatie. Het project is hierdoor in tijd vertraagd.

Bouwtechnische verbetermaatregelen brandveiligheid

Door de omvang van het project en de noodzakelijke afstemming met het bevoegd gezag heeft het vaststellen van de uit te voeren maatregelen meer tijd in beslag genomen dan was gepland. Dit heeft geleid tot een onderrealisatie.

Deelproject 1.3.7.5 HVD Herbelegging De Ruyter van Steveninckkazerne Oirschot

De onderrealisatie is het gevolg van gewijzigde regelgeving met betrekking tot schietgeluid waardoor het niet mogelijk was om tot aanbesteding van de nieuwe schietbanen over te gaan. Daarnaast is er vertraging in de uitvoering ontstaan van het natuur- compensatieplan en een grondaankoop als gevolg van overleg tussen het bevoegd gezag en de vergunningsverlening.

Deelproject 2a.6. Herbelegging Breda

In het kader van het project Herbelegging Breda was in 2016 gepland om te starten met de bouw van 2 legeringstorens. De ontwikkeling van dit project heeft meer tijd in beslag genomen. Daarnaast is de nieuwbouw verder vertraagd als gevolg van een ingediend bezwaar op de ter visie gelegde bestemmingsplanwijziging.

Deelproject 2b.3. CLAS Reorganisatie materieel-logistieke eenheden

Het initieel geplande renovatieproject Leusden is als gevolg van voortschrijdend inzicht en gewijzigde regelgeving heroverwogen en gewijzigd. Dit proces heeft de nodige tijd gekost en zorgt voor de onderrealisatie.

Opdracht Voorzien in IT

De realisatie van de uitgaven IT is € 79,2 miljoen lager dan was voorzien. Dit betreft met name de kasschuif van € 60 miljoen waarmee de geplande activiteiten naar latere jaren zijn verschoven en het overige verschil betreft de lagere realisatie van de diverse kleinere IT projecten.

Projecten in realisatie Voorzien in IT (bedragen x € 1 miljoen)

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2016)

Fasering tot en met (begroting 2016)

Gerealiseerde uitgaven t/m 2015

Verwachte uitgaven in 2016

Gerealiseerde uitgaven in 2016

Verschil uitgaven 2016

Vernieuwing TITAAN

58,4

2021

0,0

12,5

3,8

– 8,7

ERP M/F/P Fase 2

120,5

2027

15,2

15,0

15,7

0,7

Vernieuwing Titaan

Bij het project Vernieuwing Titaan is sprake van minder uitgaven dan initieel begroot. Dit wordt onder andere verklaard doordat een in 2016 verwachte levering en betaling voor een informatiebeveiligingscomponent voor verbindingssystemen niet is gerealiseerd. In de begroting was het project Vernieuwing Titaan opgenomen als project in realisatie. Door een wijziging van de scope is het project echter in 2016 weer in planning gekomen. Dit is de Kamer gemeld in de begroting 2017.

Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek

2016 Omschrijving (bedragen in € 1.000)

Verwachte uitgaven in 2016

Gerealiseerde uitgaven in 2016

Verschil

Programmafinanciering TNO (en MARIN)1

33.528

37.028

3.500

Programmafinanciering NLR

517

517

0

Contractonderzoek Technologie-ontwikkeling (TO)

18.035

19.208

1.173

Contractonderzoek Kennisgebruik (KG)

5.095

4.043

– 1.052

Overig Wetenschappelijk Onderzoek

0

281

281

Totaal generaal

57.175

61.077

3.902

X Noot
1

Budgetreeks van Doelfinanciering TNO & MARIN is vanaf 2016 structureel opgehoogd met K € 3.400 BTW-compensatie en K € 100 prijsbijstelling TNO.

Gedurende 2016 is uitvoering gegeven aan het Defensie Kennis en Innovatie Plan 2016. De Strategische Kennis & Innovatie Agenda van Defensie fungeert daarbij als fundament. Defensie investeert nadrukkelijk in de opbouw en de instandhouding van een Defensie specifieke externe kennisbasis ten behoeve van het behoud van een breed inzetbare, hoogwaardige en innovatieve krijgsmacht. In 2016 is hiervoor geïnvesteerd in kennis en kunde bij de kennisinstituten TNO, NLR en MARIN.

Onder Overig Wetenschappelijk Onderzoek vallen de uitgaven die niet direct toe te schrijven zijn aan technologieontwikkeling en kennistoepassing. Het betreft hier onder andere zaken als sociale innovatie en het investeren in en onderhouden van innovatie- en kennisnetwerken.

Bijdrage aan de NAVO

De uitgaven hebben betrekking op de Nederlandse bijdrage in gemeenschappelijk gefinancierde NAVO-investeringsprogramma’s. Ook de investeringsuitgaven voor de AWACS-vliegtuigen zijn hierin opgenomen.

Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling (CODEMO)

CODEMO 2016

Ingediende voorstellen

8

Gehonoreerde voorstellen

3

Afgewezen voorstellen

2

Doorlooptijd

 

≤ 3 mnd:

2

> 3 mnd:

3

In 2016 zijn acht nieuwe projectvoorstellen ingediend. In twee gevallen kregen de aanvragers binnen drie maanden uitsluitsel over het al dan niet honoreren van het ingediende voorstel. Bij drie projecten is de termijn van drie maanden overschreden om uiteenlopende redenen: onderzoek over de noodzaak van een ABDO-certificering en overleg met de indieners over de inhoud van de ingediende projectvoorstellen. Ultimo 2016 zijn drie projectvoorstellen in behandeling. Van twee hiervan is de termijn van drie maanden nog niet overschreden. Voor het andere project wordt een aangepast projectvoorstel verwacht. Ultimo 2016 zijn 10 projecten in uitvoering. Van de beschikbare € 10 miljoen heeft inmiddels € 8,4 miljoen een bestemming gekregen. Wel is middels door ontvangen royalties ruim € 3 miljoen meer aan ruimte gekomen in het CODEMO-fonds.

Verkoopopbrengsten groot materieel

Bij afstoting van overtollig materieel wordt onderscheid gemaakt tussen strategische en niet-strategische roerende zaken. Overtollige strategische roerende zaken, zoals wapensystemen, worden om veiligheidsredenen niet aan Domeinen overgedragen. De verkoop hiervan gebeurt in goede samenwerking met Domeinen. De verkoopopbrengsten komen toe aan Defensie.

In 2016 is € 40,1 miljoen meer aan verkoopopbrengsten gerealiseerd dan begroot. Dit komt met name door een vooruitontvangen termijnbetaling van Estland voor de CV-90 (€ 20,0 miljoen). Ook zijn meer ontvangsten gerealiseerd uit verkopen aan de NATO Logistics Stock Exchange (€ 5,2 miljoen). Voorts is in 2016 is een bedrag van € 4,5 miljoen ontvangen aan royalties vanwege het door de Australische marine in gebruik nemen van radarapparatuur van Thales die in samenwerking met CZSK is ontwikkeld.

Sinds 2016 worden de jaarlijkse ontvangsten uit de verkoop (inruil) van personenauto’s (in 2016: € 8,3 miljoen) ten gunste van de verkoopopbrengsten groot materieel verantwoord. Dit is in de tweede suppletoire begroting van 2016 verwerkt.

Het resterende deel (€ 2,1 miljoen) betreft diverse kleine mutaties ten opzichte van het oorspronkelijk begrote bedrag.

Verkoopopbrengsten infrastructuur

De verkoopopbrengsten en de overige ontvangsten infrastructuur zijn € 20,6 miljoen hoger dan begroot. De hogere verkoopopbrengsten infrastructuur zijn het gevolg van de niet in 2016 geraamde opbrengst van het KMS-complex Weert (€ 5,6 miljoen) en de opbrengsten die het gevolg zijn van de verhuur van het Nationaal Militair Museum (Soesterberg) aan de Koninklijke Stichting Defensie Musea (€ 9,6 miljoen). De resterende hogere ontvangsten (€ 5,4 miljoen) betreffen diverse verkopen van vastgoedobjecten waaronder de niet in 2016 geraamde verkoop van woningen in het Caribisch gebied (€ 1,5 miljoen).

4.7 Beleidsartikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

Algemene doelstelling

De Defensie Materieel Organisatie (DMO) zorgt voor de verwerving van modern, robuust en kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel en de beschikbaarstelling van IT-middelen, brandstof, munitie en kleding en uitrusting voor de defensieonderdelen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de aanschaf en de instandhouding van materieel en de afstoting van overtollig materieel van de krijgsmacht.

Beleidsconclusie

De verbetering van de voorzien in-keten verloopt grotendeels volgens planning. Dat is mede te danken aan de verbeterprocessen die in 2015 en 2016 zijn gestart en die tot doel hadden om de control- en beheerfuncties te versterken. Voorts is een start gemaakt met het vereenvoudigen van procedures, het verkorten van doorlooptijden, het beleggen van een heldere rolverdeling en het vereenvoudigen van het Defensie Materieel Proces (DMP). Ten slotte is in 2016 een begin gemaakt met het verbeteren van de projectadministratie en de financiële projectadministratie van het project Verwerving F-35. De verbeterde projectadministratie wordt in 2017 binnen DMO volledig geïmplementeerd. De financiële projectadministratie van het project Verwerving F-35 is sinds 1 december 2016 operationeel.

Op het gebied van IT is in 2016 een aantal resultaten geboekt. Zo is de continuïteit verbeterd, waardoor het aantal storingen significant verminderd is. Verder is de bouwfase van het Nafin Transport Netwerk (NTN) afgerond, waarmee op circa 220 locaties nieuwe apparatuur is uitgerold. Ten behoeve van de KMar is ondersteuning geboden voor de uitrol van 4.000 mobiele Informatie Gestuurd Optreden (IGO)-devices met de eerste app IGO. Voorts hebben de defensieonderdelen de gevraagde IT-ondersteuning ontvangen. Er is IT-ondersteuning geboden aan diverse missies en oefeningen, onder andere door middel van de oplevering van een mobiele weerradar voor het Defensie Helikoptercommando in Mali en met het eerste grootschalig gebruik van TITAAN 4.2 en Essentail Landbased Information Application Services (ELIAS) tijdens de oefening Varpalota Challenge 2016. Het Defensie Cyber Commando (DCC) heeft deelgenomen aan de NATO oefening Cyber Coalition 2016. Op nationaal niveau zijn verschillende scenario’s gespeeld waarbij het Defensie Computer Emergency Response Team (DefCERT) cyber incidenten op militaire systemen, mobiele civiele systemen en kritieke infrastructuur moest herkennen en oplossen.

De ketenlogistiek heeft 2016 in het teken gestaan van ontwikkeling en herstel. Voor de Kleding en Persoonsgebonden Uitrusting (KPU) is de verbeterde situatie van 2015 bestendigd. Bij kleding en uitrusting heeft gedurende het gehele jaar bevoorrading kunnen plaatsvinden waarbij een leverbetrouwbaarheid van gemiddeld 96 procent is gehaald. De leverbetrouwbaarheid voor missies is in de loop van 2016 gestegen naar 98 procent door de beschikbaarheid van een groot deel van de inzetvoorraden. De leverbetrouwbaarheid van munitie voor missies is in 2016 uitgekomen op gemiddeld 88 procent. De belangrijkste oorzaak hiervoor is de nog niet volledig aangevulde (inzet)voorraden. De bevoorrading van missies heeft de afgelopen jaren deels plaatsgevonden vanuit de voorraad voor oefening en training (O&T), waardoor ook bij O&T problemen ontstonden. Toch is bij O&T de norm van 80 procent voor de leverbetrouwbaarheid gehaald met een gemiddelde leverbetrouwbaarheid van 86 procent. Met de forse aankopen in 2016 neemt het aantal knelpunten voor O&T af. In 2016 is verder een begin gemaakt met het aanvullen van de inzetvoorraad voor munitie. Voor brand- en bedrijfsstoffen is een complexe SAP-implementatie afgerond en is, na enkele aanloopproblemen, de leverbetrouwbaarheid in de loop van het jaar gestaag gestegen.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

1.039.074

846.181

606.479

830.487

759.247

743.894

15.353

Uitgaven

871.683

853.971

788.427

758.507

806.441

743.894

62.547

Programmauitgaven

541.336

361.144

293.389

304.662

335.058

326.518

8.540

Opdracht Logistieke ondersteuning

541.336

361.144

293.389

304.662

335.058

326.518

8.540

waarvan gereedstelling

232.613

246.323

214.792

222.537

225.397

231.467

– 6.070

waarvan instandhouding

308.723

114.821

78.597

82.125

109.661

95.051

14.610

                 

Apparaatsuitgaven

330.347

492.827

495.038

453.845

471.383

417.376

54.007

personele uitgaven

130.587

178.093

192.287

189.754

182.900

171.521

11.379

waarvan eigen personeel

   

172.714

167.815

169.395

167.024

2.371

waarvan externe inhuur

   

19.573

21.939

13.505

4.497

9.008

materiele uitgaven

199.760

314.734

302.751

264.091

288.483

245.855

42.628

waarvan IT

     

25.706

31.688

35.339

– 3.651

waarvan IT door SSO DMO OPS

11.406

220.486

228.784

172.048

193.481

157.208

36.273

waarvan exploitatie door SSO Paresto

1.433

346

363

414

405

209

196

waarvan overige exploitatie

99.679

94.248

73.604

65.923

62.909

53.099

9.810

Apparaatsontvangsten

58.451

59.554

25.189

44.077

29.867

42.933

– 13.066

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

In 2016 is voor een bedrag van € 15,4 miljoen meer aan verplichtingen aangegaan dan begroot. De overrealisatie op de verplichtingen is het gevolg van niet begrote uitgaven binnen met name de apparaatsuitgaven. Het grootste deel van de in 2016 aangegane verplichtingen heeft geleid tot uitgaven in hetzelfde jaar. De aangegane verplichtingen zijn minder dan de gerealiseerde uitgaven. Dit komt doordat in 2016 uitgaven zijn gedaan op verplichtingen die in eerdere jaren werden aangegaan; met name in 2015.

Uitgaven

Programma uitgaven

Gereedstelling

De realisatie van de gereedstelling is € 6,1 miljoen lager dan begroot. Dit bedrag is het saldo van een overrealisatie op munitie en een onderrealisatie bij brandstof. De hogere dan geplande uitgaven bij munitie komen onder andere door een niet voorziene betaling onder FMS-regime voor Apache trainingsmunitie (€ 10,1 miljoen) en een vervroegde levering van CV-90 munitie (€ 4 miljoen). De lagere uitgaven bij brandstof (€ 20,8 miljoen) zijn het gevolg van de relatief lage olieprijs.

Instandhouding

Bij instandhouding is € 14,6 miljoen meer uitgegeven dan initieel begroot. Een deel van deze uitgaven betreft niet begrote betalingen in het kader van Foreign Military Sales (FMS). Een voorbeeld hiervan is de betaling voor technical assistance voor de Apache (€ 3,8 miljoen). Ook is in 2016 een begin gemaakt met bijdragen aan het interim-support contract NH-90 (€ 4,1 miljoen). Ten slotte is sprake van meeruitgaven voor technische onderzoeken, onderhoud & reparatie ter verbetering van wapensysteemmanagement (€ 6,7 miljoen). Deze activiteiten dragen bij aan het vergroten van de materiële gereedheid.

Vanaf 2016 is extra geld beschikbaar gesteld voor het versterken van de basisgereedheid en inzetbaarheid. Met de extra gelden heeft de DMO de structurele beschikbaarheid van een aantal typen simulatoren, waaronder die voor KDC-10 en NH-90, zeker gesteld. Verder is in 2016 gestart met het onder contract brengen van specifieke behoeften gerelateerd aan het vergroten van de materiële gereedheid. Dit geldt bijvoorbeeld voor de F-16 en de tanker- en transportvliegtuigen. Deze behoeften worden in 2017 gerealiseerd.

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

Aan externe inhuur is € 9 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Het begrote deel van de inhuur bestaat uit inhuur ter versterking van samenwerking met de industrie. Deze samenwerking is belangrijk voor de DMO als kennisintensieve en innovatieve organisatie om aansluiting te houden met ontwikkelingen in de markt. Ook is een deel bedoeld voor de versterking van met name de inkoopfunctie bij de DMO.

Voorts heeft in 2016 inhuur plaatsgehad om vacatures tijdelijk te vervullen. Deze hogere inhuur is betaald uit de vrijval. De vrijval is ontstaan doordat er gedurende 2016 gemiddeld een lagere personele vulling was dan waarmee in de begroting rekening werd gehouden en vanwege de doorwerking van het bovensectoraal loonakkoord en de ontwikkeling in de pensioenpremies en sociale lasten. De vrijval op het salarisbudget ten gunste van de inhuur is verwerkt in de eerste suppletoire begroting 2016.

Materiële uitgaven

In 2016 is € 36,2 miljoen meer gerealiseerd op «IT door SSO DMO OPS» dan begroot. Het IT-domein verandert naar aanleiding van de IT-visie en het High Level Ontwerp. Een neveneffect van deze veranderingen is een gewijzigde personele inzet, waaronder inzet van externen. Omdat het agentschap kosten en opbrengsten in balans moet brengen, betekent minder omzet automatisch minder personeel. De transitie naar de nieuwe situatie is momenteel in uitwerking maar een voorlopige conclusie is dat het in balans brengen van kosten en opbrengsten zou leiden tot een ernstige verstoring van de bedrijfsvoering. Om dit te voorkomen is er in 2016 voor gekozen het budget voor Ops aan te passen. Dit is grotendeels bij de eerste suppletoire begroting verwerkt.

Bij overige exploitatie is in totaal € 9,8 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. Het grootste deel hiervan komt voor rekening van het Kleding en persoonsgebonden uitrustingenbedrijf dat in 2016 € 9 miljoen meer heeft gerealiseerd om de leverbetrouwbaarheid te kunnen handhaven op ten minste 95 procent. Ook is meer (€ 1,8 miljoen) uitgegeven aan BTW betalingen op contracten met buitenlandse leveranciers. Het restant is het gevolg van verschillende relatief kleine verschillen tussen begroting en realisatie.

Ontvangsten

In 2016 is € 13,1 miljoen minder aan apparaatsontvangsten gerealiseerd dan begroot. In 2016 zijn onder andere twee aflossingstermijnen van Damen Schelde Naval Shipbuilding (totaal € 4 miljoen) (nog) niet ontvangen. Ook is sprake geweest van minder ontvangsten uit brandstofverrekeningen, BTW ontvangsten en afgesloten FMS-cases (totaal € 7,1 miljoen). Ontvangsten uit afgesloten FMS-cases ontstaan na het door de Amerikaanse overheid sluiten van FMS-cases. Eventuele restfondsen vallen dan vrij. Vaak gebeurt dit sluiten langere tijd nadat de goederen of diensten zijn geleverd; soms zelfs vele jaren later. Het aantal FMS-cases en de financiële omvang ervan kan van jaar tot jaar sterk verschillen. Dit maakt het begroten van deze ontvangsten lastig. In 2016 is € 1,4 miljoen minder uit afgesloten FMS-cases ontvangen dan begroot (€ 5 miljoen).

4.8 Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

Algemene doelstelling

Het Commando DienstenCentra (CDC) voorziet in een doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de krijgsmacht. Het CDC draagt zorg voor de levering van ondersteunende diensten aan de krijgsmacht. Een groot deel van de ondersteuning levert het CDC zelf, een deel van de ondersteuning wordt geleverd door organisaties buiten Defensie. CDC is daarbij de verbindende schakel tussen vraag en aanbod. De ondersteuning van het CDC is ingedeeld in drie categorieën ondersteuning, te weten normgestuurd (vast, zoals vastgoed, gezondheidszorg), capaciteitgestuurd (semi-flexibel, zoals opleidingen) en budgetgestuurd (flexibel, zoals transport en media). De drie categorieën zijn nader onderverdeeld in achttien dienstenclusters.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een doeltreffende en doelmatige dienstverlening bij Defensie waaraan het CDC een bijdrage levert.

Beleidsconclusie

Het CDC draagt zorg voor de levering van ondersteunende diensten aan de krijgsmacht. Het CDC heeft in 2016 de gevraagde ondersteuning voor het overgrote deel en volgens afspraak kunnen leveren. Zo is de realisatie van de werving en selectie van militairen voor 2016 met 82 procent van de aanstellingsopdracht naar verwachting verlopen. De werving voor specifieke categorieën zoals manschappen en technisch personeel bleef achter. De dienstverlening op het gebied van vastgoed voor Defensie is vorig jaar overgegaan naar het Rijksvastgoedbedrijf.

In 2016 waren er vooral door deze overgang nog structurele achterstanden in nieuwbouw en onderhoud. Er moesten hierdoor in toenemende mate uitgaven worden gedaan om niet voorziene defecten op te lossen ten kosten van de financiële ruimte voor periodiek onderhoud. In 2016 zijn het Eerstelijns GezondheidsBedrijf (EGD) en de Defensie Tandheelkundig Dienst (DTD) samengevoegd. Hiermee is een volgende stap gezet in de reorganisatie van de militaire gezondheidszorg.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

940.428

1.111.277

1.057.642

1.078.400

886.300

1.040.571

– 154.271

Uitgaven

906.135

1.040.029

1.061.257

1.051.112

1.127.552

1.040.571

86.981

Programmauitgaven

12.984

7.600

12

204

188

 

188

Opdracht Dienstverlenende eenheden

12.984

7.600

12

204

188

 

188

waarvan gereedstelling

7.112

7.590

1

198

187

 

187

waarvan instandhouding

5.872

10

11

6

1

 

1

                 

Apparaatsuitgaven

893.151

1.032.429

1.061.245

1.050.908

1.127.364

1.040.571

86.793

personele uitgaven

475.274

424.809

443.228

465.998

512.085

491.975

20.110

waarvan eigen personeel

464.167

411.204

415.171

436.045

475.321

476.730

– 1.409

waarvan externe inhuur

   

16.216

18.157

24.700

5.646

19.054

waarvan overig, attachés

11.107

13.605

11.841

11.796

12.064

9.599

2.465

materiele uitgaven

417.877

607.620

618.017

584.910

615.279

548.596

66.683

waarvan overige exploitatie

273.314

205.271

195.995

189.880

236.126

170.351

65.775

waarvan SSO Paresto

   

31.013

31.706

29.463

29.367

96

waarvan overig, attachés

9.138

6.225

6.009

8.102

6.314

7.122

– 808

waarvan huisvesting en infrastructuur

135.425

396.124

385.000

355.222

343.376

341.756

1.620

waarvan bijdrage agentschap RVB, zie huisvesting en infrastructuur

   

193.218

220.607

228.185

226.806

1.379

               

Apparaatsontvangsten

75.041

55.319

49.243

56.903

63.665

53.611

10.054

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De verplichtingenstand is € 154,3 miljoen lager dan begroot. De verplichtingen zijn verlaagd door het overboeken naar andere beleidsartikelen, zoals de SAC C-17 ($ 511 miljoen) naar artikel 1 Inzet en de vastgoedcontracten van de Kromhoutkazerne en het Nationaal Militair Museum (€ 39 miljoen) naar artikel 6 Investeringen (opdracht voorzien in infrastructuur). Het contract van het Plein Kalvermarkt Complex (€ 4 miljoen) is overgeboekt vanuit artikel 6 Investeringen naar artikel 8. Daarnaast is in december 2016 de niet begrote, meerjarige overeenkomst voor beveiligingssystemen aangegaan met een totaalwaarde van € 172 miljoen en zijn er voor € 103 miljoen meer verplichtingen aangegaan dan begroot als gevolg van gewijzigde bestelmomenten. Tenslotte zijn er hogere apparaatsuitgaven (€ 87 miljoen) die doorwerken in het verplichtingensaldo.

Uitgaven

Personele uitgaven

De personele uitgaven zijn gestegen met circa € 20,1 miljoen ten opzichte van de begroting. De belangrijkste mutaties die deze stijging veroorzaken zijn de volgende: de doorwerking van het bovensectoraal loonakkoord en de ontwikkeling in de pensioenpremies en sociale lasten (15,9 miljoen), de compensatie voor de meerkosten Eigen Huishouding naar aanleiding van de gerechtelijke uitspraak (€ 0,2 miljoen) en de meerkosten ten gevolge van de afschaffing van het VUT-equivalent (€ 1,4 miljoen). Verder is er € 4,6 miljoen naar aanleiding van de intensivering van de basisgereedheid en € 2,7 miljoen loonbijstelling gerealiseerd. De organisatie van het Eerstelijns Gezondheidszorg Bedrijf en de Defensie Tandheelkundige Dienst zijn per 1 april 2016 opgericht.

Ook was sprake van het realiseren van diverse meeruitgaven met een financiële omvang van € 0,7 miljoen. Door het ontstaan van ondervulling in de formatie en het niet tijdig kunnen vullen van vacatures was extra externe inhuur (€ 19 miljoen) noodzakelijk.

De uitgaven voor de salariskosten en de kosten woon-werkverkeer van het personeel dat tot 1 april 2016 werkzaam was bij de operationele commando’s zijn nog door de operationele commando’s betaald. Hierdoor zijn de uitgaven € 5,4 miljoen lager.

Materiële uitgaven

De materiële uitgaven zijn € 66,7 miljoen hoger dan begroot. De hogere uitgaven op overige exploitatie (€ 65,8 miljoen) zijn onder andere het gevolg van het centraliseren van de afdracht van de werkkostenregeling (€ 46,6 miljoen) aan de Belastingdienst. Verder zijn extra middelen in het kader van de intensivering van de basisgereedheid (€ 6,3 miljoen) en voor de financiering vanuit het BIV (€ 10,7 miljoen) gerealiseerd. Ook zijn de uitgaven voor het niet operationeel dienstvervoer (€ 7 miljoen) hoger dan begroot. Verder is de prijsbijstelling uitgedeeld (€ 3,8 miljoen). Op het gebied van onder andere de veteranenuitkeringen, niet-operationeel dienstvervoer en enkele andere posten was sprake van in totaal € 8,6 miljoen lagere uitgaven.

Huisvesting en infrastructuur

De uitgaven op huisvesting en infrastructuur zijn € 1,6 miljoen hoger dan begroot. De belangrijkste mutatie is de invoering van de beleidslijn vastgoed. Dit betekent dat het eigenaarschap bepalend is voor de vastlegging van het investeringsdeel bij huurkoopconstructies. Hierdoor is het investeringsdeel van de Kromhoutkazerne (€ 34,0 miljoen in 2016) en het Nationaal Militair Museum (€ 5,1 miljoen in 2016) overgeheveld van de exploitatie naar de investeringen. De uitgaven voor het Plein Kalvermarktcomplex (€ 4,5 miljoen in 2016) gaan over van de investeringen naar de exploitatie omdat daar geen sprake is van eigendom. Daarnaast is de vordering van het RVB van € 11,5 miljoen voor in 2015 uitgevoerde maar niet gefactureerde instandhouding voldaan. Tenslotte zijn de ontvangsten (huur) en de uitgaven (verbruiksvergoeding) bij het CDC met € 9,6 miljoen gestegen omdat met ingang van 2016 de locatie Soesterberg is opgeleverd waarin het Nationaal Militair Museum is gehuisvest. Defensie verhuurt dit aan de Koninklijke Stichting Defensie Musea. Defensie betaalt een maandelijkse gebruiksvergoeding aan het consortium dat verantwoordelijk is voor de nieuwbouw en het beheer van de locatie. Daarnaast waren er diverse meeruitgaven met een financiële omvang van € 15,1 miljoen.

Ontvangsten

De ontvangsten van het CDC zijn € 10,1 miljoen hoger dan begroot. Deze stijging is met name het gevolg van centralisatie van de geneeskundige ontvangsten bij het CDC en bijgestelde normbedragen van de tweedelijnszorg (€ 18,5 miljoen). De bijdrage van Stichting Ziektekosten Verzekering Krijgsmacht (SZVK) is vanwege vertraging van de renovatie van het Centraal Militair Hospitaal (€ 4,7 miljoen) niet in 2016 ontvangen, deze bijdrage wordt nu verwacht in 2017. In de ontvangstenbegroting was tevens rekening gehouden met € 1,7 miljoen ontvangsten verkoop voertuigen. Deze ontvangsten zijn overgeboekt naar beleidsartikel 6 omdat binnen dit artikel ook de betreffende (investerings) uitgaven worden verantwoord. Ook was sprake van circa € 2 miljoen aan overige ontvangsten die niet in 2016 zijn ontvangen, deze ontvangsten schuiven door naar 2017.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

5.1 Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven, verplichtingen en ontvangsten voor 2016.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 9 Algemeen (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

116.660

84.443

81.246

103.254

89.615

100.136

– 10.521

Uitgaven

90.850

100.566

100.370

84.447

107.028

100.136

6.892

Programma-uitgaven

             

Subsidies en bijdragen

21.904

21.682

22.104

31.495

29.732

24.173

5.559

Bijdrage NAVO en internationale samenwerking

30.077

39.906

37.001

22.085

56.675

42.364

14.311

Overige uitgaven

38.869

38.978

41.265

30.867

20.621

33.599

– 12.978

               

Apparaatsontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is met € 10,5 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Doordat in 2015 al een verplichting was aangegaan voor de bijdrage aan de NAVO en internationale samenwerking is voor 2016 minder benodigd.

Uitgaven

Subsidies en Bijdragen

De hogere realisatie van € 5,6 miljoen op subsidies en bijdragen is met name veroorzaakt door een interne herschikking binnen artikel 9 voor de Koninklijke Stichting Defensie Musea (KSD, voorheen Stichting Defensie Musea). De interne herschikking betreft een verbruiksvergoeding van € 8,3 miljoen die voorheen belast werd op de post Overige Uitgaven en vanaf 2016 in de subsidieverstrekking aan het KSD is opgenomen. Dit overgehevelde budget is hierdoor in 2016 op Subsidies en Bijdragen gerealiseerd.

Bijdrage NAVO en internationale samenwerking

De hogere realisatie op bijdragen aan de NAVO en internationale samenwerking van per saldo € 14,3 miljoen is met name veroorzaakt doordat de NAVO call for contributions van 2015 in 2016 betaald is (€ 15,2 miljoen). Het saldo van € 0,9 miljoen wordt onder andere veroorzaakt door een lagere contributie bijdrage aan het EU Satelliet Center en een lagere bijdrage aan diverse andere bilaterale militaire activiteiten.

Overige Uitgaven

De realisatie van Overige Uitgaven is € 13,0 miljoen lager dan initieel begroot. Dit komt door een interne herschikking (€ 8,3 miljoen) naar Subsidies en Bijdragen, ten behoeve van de Koninklijke Stichting Defensie Musea (KSD). Het resterende bedrag van € 4,7 miljoen heeft met name te maken met de vertraging in de uitvoering van projecten voor communicatie (€ 0,8 miljoen), ten behoeve van het Defensie Energie Milieubeleid (DEM)(€ 0,8 miljoen) die tot lagere uitgaven leidden en door de lagere uitgaven (€ 1,0 miljoen) voor het EU voorzitterschap. Daarnaast zijn betalingen geraamd voor 2016 voor de coulanceregeling Chroom VI (€ 2,1 miljoen) welke niet tot realisatie in 2016 hebben geleid en doorgeschoven worden naar 2017.

5.2 Niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat

Op dit artikel zijn alle verplichtingen, personele en materiële uitgaven en ontvangsten van de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst weergegeven. Tevens zijn in dit artikel de defensiebrede uitgaven ondergebracht voor pensioenen en uitkeringen (waarvan een deel «niet relevant» dat betrekking heeft op de lening voor de kapitaaldekking van de militaire ouderdomspensioenen), wachtgeld, inactiviteitswedden en Sociaal Beleidskader (SBK)-gelden.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 10 Centraal apparaat (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

1.761.039

1.655.999

1.584.117

1.529.741

1.595.748

1.595.554

194

Uitgaven

1.763.530

1.658.703

1.589.049

1.527.669

1.594.826

1.595.554

– 728

Apparaatsuitgaven

1.763.530

1.658.703

1.589.049

1.527.669

1.594.826

1.595.554

– 728

personele uitgaven

1.723.733

1.638.573

1.575.860

1.513.893

1.580.523

1.580.035

488

waarvan eigen personeel

137.888

128.622

121.615

121.123

126.849

126.060

789

waarvan externe inhuur

   

2.472

3.128

3.731

3.588

143

waarvan pensioenen en uitkeringen

1.382.969

1.256.134

1.237.183

1.219.738

1.290.105

1.266.244

23.861

waarvan wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

202.876

253.817

214.590

169.904

159.838

184.143

– 24.305

 

materiele uitgaven

39.797

20.130

13.189

13.776

14.303

15.519

– 1.216

waarvan overig

39.797

19.520

12.691

13.193

13.749

15.138

– 1.389

waarvan bijdrage aan SSO Paresto

 

610

498

583

554

381

173

                 

Totaal ontvangsten

24.839

2.669

24.360

28.255

39.017

6.818

32.199

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Uitgaven

Pensioenen en uitkeringen

De uitgaven voor de pensioenen en uitkeringen zijn per saldo € 23,9 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Dit is het gevolg van diverse ontwikkelingen. De belangrijkste ontwikkelingen zijn het bovensectoraal akkoord van € 31,2 miljoen en de nieuwe lening aan het ABP voor de financiering van de overgang naar het kapitaaldekkingsstelsel van € 32,8 miljoen. Als gevolg van de afschaffing van het VUT-equivalent heeft er een lagere nominale bijdrage van € 27 miljoen voor de financiering van de overgang naar het kapitaaldekkingsstelsel plaatsgevonden. Tevens heeft er een herschikking van de uitgaven voor het AOW-gat van € 9,3 miljoen plaatsgevonden en is er een lagere realisatie van € 3,8 miljoen door diverse kleinere afwijkingen in aantallen en uitkeringen.

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

De uitgaven voor wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden zijn per saldo € 24,3 miljoen lager uitgevallen dan begroot. De uitgaven bestaan uit wachtgelden en inactiviteitswedden (W&I). Dit omvat onder andere het eigen risicodragerschap voor de sociale verzekeringen zoals de WW en de WIA. Bij het opstellen van de begroting voor de SBK-gelden waren de personele effecten van de reorganisatie nog niet volledig bekend. De lagere realisatie welke zich al voor heeft gedaan in 2015, minder gebruik van de SBK-regeling en vertraging van een aantal reorganisatietrajecten, werkt door in 2016 en hiervoor is het budget verlaagd met € 18 miljoen. Het resterende bedrag van € 6,3 miljoen heeft met name te maken met de reservering voor de reparatie van het AOW-gat, welke niet in 2016 tot realisatie heeft geleid, en met vertraagde facturering door het UWV.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten (€ 32,2 miljoen) zijn ontstaan door de aflossing van het ABP in 2016 van de lening voor de overgang naar het kapitaaldekkingsstelsel en de renteontvangst (€ 28,3 miljoen). Daarnaast is € 1,9 miljoen ontvangen van de aan huur betaalde BTW van de Koninklijke Stichting Defensie Musea (KSD). De resterende € 2 miljoen betreft enkele kleinere posten.

5.3 Niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2016.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 11 Geheime uitgaven (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

5.251

5.264

3.893

5.385

5.939

5.353

586

Geheime uitgaven

5.251

5.264

3.893

5.385

5.939

5.353

586

Totaal uitgaven

5.251

5.264

3.893

5.385

5.939

5.353

586

De geheime uitgaven worden jaarlijks gecontroleerd door de president van de Algemene Rekenkamer.

5.4 Niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven, ontvangsten en verplichtingen voor 2016.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 12 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

Verplichtingen

       

0

153.484

– 153.484

Uitgaven

       

0

153.484

– 153.484

Loonbijstelling

             

Loonbijstelling

             

waarvan programma

             

waarvan apparaat

             

Prijsbijstelling

             

waarvan programma

             

waarvan apparaat

             

Onvoorzien

       

0

153.484

– 153.484

Ontvangsten

       

0

0

0

In dit begrotingsartikel worden de door het kabinet toegekende bedragen opgenomen. De bovenstaande tabel bevat de onvoorziene uitgaven en verplichtingen, die in het begrotingsuitvoeringsjaar worden uitgedeeld naar de defensieonderdelen.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit drie paragrafen, een uitzonderingsrapportage, rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen en belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

1. Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten, de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de rijksbrede normering toegepast. Er hebben zich geen overschrijdingen voorgedaan.

In 2016 hebben zich geen tekortkomingen op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik voorgedaan, zie paragraaf 2.1.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

In het jaarverslag is opgenomen in hoeverre Defensie in staat is geweest de inzetbaarheidsdoelstellingen in het algemeen en de gereedheidsdoelstellingen per operationeel commando uit de doelstellingenmatrix te behalen. De gereedheidsdoelstellingen geven het aantal eenheden2 aan dat gedurende het jaar operationeel gereed zou moeten zijn. De operationele gereedheid van een eenheid wordt bepaald op grond van de personele gereedheid, materiële gereedheid, geoefendheid en het oordeel van de commandant. Defensie hanteert normen voor de operationele gereedheid van eenheden. Deze normen vullen de inzetbaarheidsdoelstellingen nader in. Zij bieden bovendien goede aanknopingspunten om de personele en materiële gereedheid, alsmede de geoefendheid, inzichtelijk te maken. Het jaarverslag over het begrotingsjaar 2016 stelt de Kamer in staat de gereedheid over het gehele jaar te toetsen aan de norm.

De gereedheidsinformatie is gedurende het uitvoeringsjaar gemonitord en de informatie is volgens het vooraf vastgestelde proces tot stand gekomen. In 2016 zijn wederom stappen gezet om de gereedheidsinformatie verder te uniformeren en te verbeteren. Zo moet de informatie over materiële gereedheid op een uniforme wijze gegenereerd en gerapporteerd worden. In de praktijk vindt registratie in sommige gevallen nog plaats vanuit verschillende bronsystemen. Het uiteindelijke doel is om de materiële gereedheid volledig uit SAP te onttrekken. De informatie over personele gereedheid is afgelopen jaar op uniforme wijze tot stand gekomen. Het verrijken van de personele gereedheidsinformatie is onderwerp van onderzoek. Ook is er aandacht voor de onderbouwing van het oordeel van de commandant. Met betrekking tot de geoefendheid is er dit jaar een opzet gemaakt voor een uniform totstandkomingsproces.

Financieel en materieelbeheer

Personeelsbeheer: toelagen en declaraties

De ADR heeft evenals voorgaande jaren vastgesteld dat de beheersmaatregelen in en rond de salarissystemen voldoende werken, maar dat de controle op toelagen en declaraties om een meer gerichte aanpak vraagt. In 2017 zal meer focus op data-analyses worden gelegd met corrigerende maatregelen bij geconstateerde onrechtmatigheden. Ook wordt de rol van het Personeelsbeheeroverleg als instrument om gerichte procesverbeteringen door te voeren versterkt.

Verplichtingenbeheer

De Algemene Rekenkamer heeft in 2015 een onvolkomenheid aan het verplichtingenbeheer toegekend, omdat er nog te veel correcties moesten worden gemaakt op de stand van de openstaande verplichtingen, er ten onrechte beleidsmatige mutaties niet gemeld zijn aan het parlement en de projectadministratie van de verwerving F-35 onder de maat was. Hierbij gaf de Algemene Rekenkamer als aanbeveling om de bewakingsfunctie op de verplichtingen te versterken.

Eén van de maatregelen om het verplichtingenbeheer te verbeteren in 2016 is het oprichten van de «werkgroep monitoring verplichtingen» die ten doel heeft om een monitorstelstel op te zetten voor het bewaken van de kwaliteit van de vastgelegde verplichtingen. Deze werkgroep heeft inmiddels de informatiebehoefte, aan de hand waarvan de uit te voeren monitorregels worden uitgewerkt, in kaart gebracht. De planning is om deze uitwerking in de loop van 2017 te realiseren en vervolgens te implementeren.

In 2016 is daarnaast een aantal aanvullende maatregelen genomen om het verplichtingenbeheer te verbeteren, zoals:

  • het aanpassen van de werkwijze rondom het vastleggen in vreemde valuta van de BTW bij buitenlandse leveranciers;

  • het aanscherpen en uitvoeren van de diverse procedures in relatie tot de verplichtingenadministratie, zoals het aanscherpen van het voorafgaand toezicht;

  • het uitvoeren van monitoring op de vastlegging van de contracten in ERP M&F.

De administratie van de verwerving F-35 is in 2016 fors verbeterd als gevolg van het inrichten van een extracomptabele projectadministratie en het inzetten van extra personele capaciteit. Als gevolg hiervan is een betere aansluiting tussen de projectadministratie en de managementinformatie uit de financiële administratie gerealiseerd.

Tot slot zijn de beleidsmatige mutaties dit jaar tijdig met een brief aan het parlement gemeld.

Verwerving/Europese aanbesteding

In 2016 zijn meer (Europese) aanbestedingsfouten geconstateerd dan in voorgaande jaren. In totaal zijn 21 dossiers aangemerkt als (Europese) aanbestedingsfouten met een totale opdrachtwaarde (inclusief BTW) van € 29.725.000. Er zijn drie dossiers aangeboden voor de escalatieprocedure. De aangetroffen aanbestedingsfouten betreffen het niet juist toepassen van de aanbestedingsregels, zoals bijvoorbeeld het onterecht gebruik maken van uitzonderingsregels, en ten onrechte geen concurrentie stellen.

Gevalideerde tarieven missie-uitgaven

De Algemene Rekenkamer heeft in 2015 de aanbeveling gegeven om ten behoeve van het eenvoudiger verrekenen van missie-uitgaven gebruik te gaan maken van gevalideerde tarieven. De maatregel om deze aanbeveling op te volgen is nog lopende, waarbij de voortgang per defensieonderdeel divers is. Van een tweetal defensieonderdelen zijn de tarieven voor additionele kosten van inzet bekend, de overige zullen volgen. Een en ander is mede afhankelijk van uitkomsten van lopende onderzoeken op het terrein van additionele kosten van missies.

Materieelbeheer algemeen

De norm voor het materieelbeheer bij Defensie is dat bij minimaal 80 procent van de eenheden op het derde niveau de kwaliteit van het beheer van alle materieelsoorten en opslagvormen voldoende is. Met uitzondering van het beheer van de centrale voorraden munitie wordt voldaan aan de norm. Het niet halen van de norm bij de centrale voorraden munitie komt voornamelijk door het niet volledig voldoen aan de regelgeving met betrekking tot periodieke inspecties/onderhoud en de merking van de opgeslagen munitie bij eenheden van het Defensie Munitiebedrijf.

Monitor cryptosleutels en -publicaties

Uit onderzoek van de ADR is gebleken dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de ingevulde vragenlijsten is verbeterd ten opzichte van 2015. De CSPM geeft daardoor een bruikbaar beeld van het beheer van cryptosleutels en -publicaties. Kanttekening is dat veel vragenlijsten later dan gepland zijn ingevuld waardoor het beeld laat tot stand is gekomen en verbeteracties in het beheer niet tijdig doorgevoerd zijn en gecontroleerd konden worden.

Overige aspecten van bedrijfsvoering

Onvolkomenheden en bevindingen AR overige gebieden

Logistieke keten reservedelen

Alle lopende verbeteracties om de materiële gereedheid te verhogen zijn gebundeld in het plan van aanpak «Verbeteren logistieke keten reserveonderdelen». Op 12 september 2016 heeft de Minister de Kamer geïnformeerd over dit plan. De voortgang wordt gevolgd op het hoogste ambtelijk niveau.

Het plan richt zich naast de brede verbetering van de materiële gereedheid ook op de logistieke keten reserveonderdelen en de quick wins die hierbij zijn te behalen (forceren van een trendbreuk). Prioriteit is gegeven aan het verhogen van de leverbetrouwbaarheid en voorraadbeschikbaarheid van zogenaamde fast movers, reserveonderdelen waarnaar vaak en veel vraag is. Waar zinvol zijn ketens doorgelicht, voorraadpunten verlegd, is de communicatie tussen klant en leverancier verbeterd en zijn aanvullende reserveonderdelen verworven. Eind 2016 zijn de targets voor 2016 gehaald. Ter ondersteuning is in oktober in SAP een dashboard beschikbaar gekomen. Voorts zijn op het gebied van assortimentsmanagement aanvullende regelgeving en instructies opgesteld en is in november een opleidingsprogramma voor assortimentsmanagers als pilot uitgevoerd.

Alle operationele commando’s hebben eigen uitvoeringsplannen opgesteld, als afgeleide van het defensiebrede plan. Hierin zijn de verbeteracties nader uitgewerkt en zijn (deel)mijlpalen aangegeven. DMO stelt een eigen uitvoeringsplan op, gericht op de logistieke bedrijven van DMO.

Conform de prioriteitstelling wapensystemen zijn in 2016 de instandhoudingsanalyses van de Pantserhouwitzer, de FRISC, het LCF, het OPV, de Apache en de Chinook afgerond. Hierin zijn onder meer de reserveonderdelen vastgesteld die cruciaal zijn voor de inzetbaarheid en om die reden altijd voorradig moeten zijn (availability killers). Best practices worden uitgewisseld en verwerkt in de richtlijnen voor de uitvoering van dergelijke analyses.

Implementatie ERP (datakwaliteit)

De afgelopen jaren zijn bij de overgang van de oude systemen naar ERP deels vervuilde gegevens van artikelen overgezet. Voorbeelden zijn de prijs per eenheid van te bestellen artikelen, de verpakkingseisen of de gebruiksduur. Oorspronkelijk waren na de migratie circa 20.000 artikelen nog vervuild (3,3 procent van het totaal). Die vereisten complexe mutaties, die niet als onderdeel van de migratie konden worden doorgevoerd. Door de vervuilde gegevens liepen bestellingen vast en werden werkprocessen rond het onderhoud, het transport en de opslag van materieel belemmerd. Het afgelopen jaar zijn de laatste artikelen geschoond. Hiermee zijn de vervuilde artikelstamdata vanuit de migratie gecorrigeerd.

Sturing op informatiebeveiliging

Uit onderzoek van de ADR naar de sturing op de informatiebeveiliging is gebleken dat er nog onduidelijkheden bestaan over de wijze waarop de sturing op de informatiebeveiliging bij Defensie is ingericht. De prioriteiten voor 2017 zijn daarom het duidelijk vastleggen in een kwaliteitsraamwerk IT-beheer van de wijze waarop de sturing op de informatiebeveiliging op basis van de BIR dient te verlopen (opzet) en er vervolgens voor zorg te dragen dat de spelers hierin zich ook bewust zijn van hun taken en verantwoordelijkheden (bestaan).

IT-Beheer

Het grootste deel van de korte termijnmaatregelen ten behoeve van de borging van de continuïteit is afgerond. De laatste vier maatregelen worden in de loop van 2017 voltooid.

Autorisatiebeheer

Om aan de richtlijnen voor autorisatiebeheer voor informatiesystemen te voldoen, is in 2016 het plan van aanpak autorisatiebeheer geactualiseerd en aangevuld met aanvullende activiteiten. De geplande activiteiten van dit plan zijn in 2016 grotendeels afgerond. Zo zijn onder andere de kaders en de belegging van taken, bevoegdheden en verantwoordlijkheden voor autorisatiebeheer binnen Defensie herijkt en zijn nieuwe IT-hulpmiddelen voor autorisatiebeheer voor monitoring, Identity & Access Management en Privileged Account Management in gebruik genomen. De implementatie van autorisatiematrices in het materieel/logistieke domein is bij sommige onderdelen van Defensie nog gaande en verloopt deels iteratief. Tevens wordt nog gewerkt aan actualisatie van de databasemanagementsystemen in het personele domein. Autorisatiebeheer is nooit «af» maar vereist continue afstemming tussen organisatieveranderingen, actuele risico-inschattingen en methoden en technieken om de risico’s te beheersen.

Afwikkeling facturen via ERP

In 2016 zijn veel inspanningen verricht om de betalingsketen beter te laten werken. Zo is inrichting van de keten verbeterd, heeft het Financieel Administratie en Betaalkantoor bezoeken gebracht aan de defensieonderdelen, is door nieuwe SAP-rapportages de bewustwording verbeterd en is bovenal de samenwerking verbeterd waarbij de hele keten wordt betrokken. Dit alles heeft ook geresulteerd in een beter resultaat bij de tijdigheid van betalingen.

Betaalgedrag

Met ingang van 2016 geldt voor het percentage tijdig betalen de streefnorm van 95 procent. Bij Defensie is het percentage tijdig betaald over 2016 94,13 procent. Dit percentage is een verbetering ten opzichte van 2015, toen was het percentage tijdig betaald 92,74 procent, maar is lager dan de gestelde streefnorm. De belangrijkste oorzaak voor het niet halen van de betaalnorm zijn de factuurblokkades bij de afwikkeling van facturen via ERP M&F. In dit proces zijn, zoals in de tekst hierboven beschreven, reeds maatregelen genomen om de betalingsketen beter te laten werken.

Kostenoverzicht nieuwe IT

In 2016 is een eerste opzet van het financieel model gerealiseerd. Het marktconform financieel model is opgesteld om inzicht en eenheid te krijgen in de kostencomponenten, de beschikbare budgetten en geplande kosten van de bestaande IT. De nieuwe IT en de daarvoor benodigde IT-budgetten, personele kosten, migratie- en transitiekosten en de variabelen om op de totale kosten te kunnen sturen. Uitbreiding en aanscherping van het model zijn echter benodigd. Gartner ondersteunt bij het opstellen en valideren van het model. Tijdens de aanbesteding van de IT-partner komt er meer duidelijkheid over de toekomstige kosten.

Voor de vernieuwing van de IT-infrastructuur (programma GrIT) is voor een incrementele aanpak gekozen. Per fase zal een Business Case (BC) worden opgesteld. Specifiek voor GrIT wordt een Public Sector Comperator (PSC)3 opgesteld als onderdeel van het financieel model.

Sourcing

Op 5 december 2016 is de laatste voortgangsrapportage over prioritaire sourcingsprojecten met de Kamer gedeeld. Toegezegd is dat in het vervolg via het jaarverslag gerapporteerd wordt over het enige nog lopende project, Defensie Bewakings- en Beveiligingssystemen (DBBS).

Het DBBS voorziet in de vervanging van de huidige verschillende systemen die elektronische toegangsverlening en indringerdetectie verzorgen door één defensiebreed systeem. Het traject is succesvol volgens het Defensie Sourcingsproces verlopen. Op 19 april 2016 is het contract DBBS met de marktpartij gesloten. Vanwege de complexiteit en het innovatieve karakter is er vertraging opgetreden in de realisatie. Om nadelige effecten van de vertraging te beheersen zijn maatregelen genomen. Verder loopt het project binnen de gestelde kaders en zijn eind 2016 de eerste betalingen voor deelleveringen verricht.

Op 14 september 2016 is de Kamer geïnformeerd over de toekomst van Paresto na het stopzetten van het project Uitbesteding Cateringdiensten Defensie (UCD). Op 24 oktober is, op verzoek van de Kamer, een nadere onderbouwing van de besparingen gestuurd. De uitvoering van de plannen is gestart.

Eind 2016 is het niet-prioritaire sourcingsproject Luchtverkeersbeveiliging (LVB) opgegaan in het bredere programma co-locatie luchtverkeersleiding (LVL) op Schiphol, dat onder andere moet voorzien in gezamenlijke systemen en het onderhoud daarvan. Als lid van de Stuurgroep Co-locatie LVL op Schiphol ziet Defensie toe op de uitvoering.

2. Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude

Binnen Defensie is geen sprake van belasting- of subsidiewetten. De rijksbrede aanpak fraude is derhalve voor Defensie niet van belang. Voor zover aan individuele instellingen subsidies worden toegekend (in totaal circa € 30 miljoen), worden eventuele risico’s met de hieronder genoemde maatregelen afgedekt. In 2016 zijn geen tekortkomingen in de opzet en/of werking van de Regeling Defensiesubsidies gebleken.

Bij misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude van subsidieregelingen zijn twee algemene risico’s te onderkennen:

  • 1. Een conflict omtrent de doelstelling / aanwending van de subsidie tussen Defensie en de ontvangende partij.

  • 2. Het verstrekken van onjuiste gegevens door de subsidieontvanger teneinde een te hoog bedrag aan subsidie te verkrijgen, of niet terug te hoeven betalen.

In interne regelgeving zijn de algemene maatregelen ter beheersing van deze risico’s opgenomen. Zo bevat de Regeling Defensiesubsidies aanvullende maatregelen op de bepalingen in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Belangrijke algemene maatregelen, welke aansluiten bij het Uniform Subsidiekader rijksoverheid (USK), worden gedifferentieerd op basis van het financieel belang. Dit betreffen onder andere:

  • 1. Het indienen van een begroting en een samenhangend activiteitenplan bij de aanvraag tot toekenning van de subsidie. Deze worden getoetst op overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt en het beschikbare budget.

  • 2. Het indienen van een jaarverslag (activiteitenverslag) ten behoeve van de vaststelling van de jaarlijkse subsidie.

  • 3. Een vijfjaarlijks evaluatieonderzoek van de desbetreffende subsidie.

Het subsidie-instrumentarium (onder andere beschikkingen en vaststellingen) is in 2016 nauwelijks veranderd en blijkt onverminderd voldoende robuust. Specifieke beheersmaatregelen per subsidie worden getroffen op basis van een periodieke risicoanalyse, waarna pas tot subsidieverlening kan worden overgegaan. Deze risicoanalyse voorafgaande aan elke beschikking versterkt de beheersbaarheid van de subsidie en de subsidierelatie, zo bleek ook uit een in 2016 rijksbrede evaluatie van het USK door het Ministerie van Financiën.

Grote lopende IT projecten

In 2016 zijn de maatregelen uit de kabinetsreactie op het eindrapport van de Tijdelijke commissie ICT-projecten bij de overheid (commissie Elias) in uitvoering genomen. Over de voortgang hierbij wordt de Kamer twee maal per jaar geïnformeerd (Kamerstuk, 26 643, nr. 422).

Sinds 2015 rapporteert het Rijk over alle projecten met een IT-component van ten minste € 5 miljoen meerjarig. De rapportage is uitgebreid met gegevens over de baten van lopende projecten, tussentijds gerealiseerde projectresultaten, de kosten van intern personeel en de belangrijkste externe leveranciers. Defensie rapporteert de projecten groter dan € 5 miljoen op het ICT-dashboard Rijk. Om dubbele rapportages te voorkomen vallen IT-projecten ten behoeve van wapensystemen buiten deze rapportage. De Kamer wordt hierover geïnformeerd volgens het Defensie Materieel Proces (DMP) en in het Materieel Projecten Overzicht (MPO).

Nieuwe IT-projecten van meer dan € 5 miljoen worden eveneens aangeboden aan het Bureau IT-toetsing (BIT) voor een zogenaamde BIT-toets. Het programma Grensverleggende IT (GrIT), dat is gericht op de nieuwe IT-infrastructuur van Defensie, is het eerste project van Defensie dat de BIT-toets heeft ondergaan. Inmiddels is ook voor het programma IGO KMar een BIT-toets gestart.

Audit Comité

Het Audit Comité Defensie is een adviesorgaan van de SG en een platform voor het bespreken van sturings- en beheersingsvraagstukken op het gebied van bedrijfsvoering. Het Audit Comité is in 2016 zes keer bij elkaar gekomen. De voornaamste agendapunten betroffen het op orde krijgen en houden van het beheer, de ernstige onvolkomenheid met betrekking tot de logistieke keten reservedelen, de auditplanning en de rode draden uit de uitgevoerde audits.

In 2016 is de instellingsbeschikking van het Audit Comité gewijzigd. De taken en bevoegdheden van de externe leden zijn hierin uitvoeriger beschreven. Daarnaast is de SG nu de voorzitter, waar dit voorheen zijn plaatsvervanger was. Naar aanleiding van het verlopen van de benoemingstermijn is in 2016 één van de drie externe leden vervangen door een nieuw extern lid.

3. Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Voorzien-in keten

In 2016 zijn conform plan maatregelen genomen voor de verbetering van de voorzien-in keten binnen Defensie. De eerste maatregel betreft een meerjarig investeringsplan om de kasuitgaven en verplichtingen voor de komende vijf jaar beter te voorspellen. Op basis van ervaringen zal dit model verder worden verfijnd. Daarnaast zijn er maatregelen genomen om de kwaliteit van ramingen en risicomanagement te verbeteren. Ook is de sturing op de maatregelen verbeterd. Door de maatregelen op het gebied van portfoliomanagement, ramingen en risicomanagement, is de doorlooptijd van investeringen licht verbeterd en ontstaat meer rust in de uitvoering.

Vernieuwing IT

De IT van Defensie wordt in stappen vernieuwd. De visie op IT en het high level ontwerp (HLO, Kamerstuk 31 125, nr. 57) vormen hiervoor de basis. De vernieuwing verloopt in nauwe samenwerking met de markt, met een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling.

Als eerste wordt de IT-infrastructuur vernieuwd. De aanbesteding van de nieuwe IT-infrastructuur wordt in drie fases doorlopen: de selectiefase, de dialoogfase en de gunnings- en contractfase. In juni 2016 is de aanbesteding gestart. Eind 2016 zijn drie partijen met min of meer gelijke geschiktheid uit de selectieprocedure gekomen. Hierdoor was het volgen van de vastgelegde ex aequo procedure noodzakelijk om te komen tot de beoogde twee partijen waarmee de dialoog kon worden gestart. Hierdoor is de start van de dialoog enigszins vertraagd. Na deze keuze gaat de dialoogfase in. Hierin zal, op basis van een functioneel ontwerp, met twee geselecteerde partijen het ontwerp van het te leveren product, de wijze van samenwerken en de financiële omvang worden bepaald. De uitkomst van deze fase is een concrete aanpak voor de vernieuwing van de IT in samenwerking met de desbetreffende marktpartij.

C. DE JAARREKENING

7. DE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2016 van het Ministerie van Defensie (X)

Bedragen in x € 1.000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Artikel Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie1

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

TOTAAL

8.267.606

8.233.930

268.595

9.802.705

8.242.420

372.718

1.535.099

8.490

104.123

Beleidsartikelen

6.413.079

6.379.403

261.777

8.111.403

6.534.627

333.701

1.698.324

155.224

71.924

1.

Inzet

367.889

367.889

26.774

739.915

277.213

55.395

372.026

– 90.676

28.621

2.

Taakuitvoering zeestrijdkrachten

689.550

689.550

19.951

720.181

743.972

15.841

30.631

54.422

– 4.110

3.

Taakuitvoering landstrijdkrachten

1.137.980

1.137.980

20.523

1.284.664

1.218.579

5.769

146.684

80.599

– 14.754

4.

Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

633.799

633.799

15.759

812.993

704.647

12.492

179.194

70.848

– 3.267

5.

Taakuitvoering koninklijke marechaussee

319.517

319.517

4.590

349.505

351.732

7.430

29.988

32.215

2.840

6.

Investeringen krijgsmacht

1.479.879

1.446.203

77.636

2.558.598

1.304.491

143.242

1.078.719

– 141.712

65.606

7.

Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieelorganisatie

743.894

743.894

42.933

759.247

806.441

29.867

15.353

62.547

– 13.066

8.

Ondersteuning krijgsmacht door Commando Dienstencentra

1.040.571

1.040.571

53.611

886.300

1.127.552

63.665

– 154.271

86.981

10.054

Niet-beleidsartikelen

1.854.527

1.854.527

6.818

1.691.302

1.707.793

39.017

– 163.225

– 146.734

32.199

                     

9.

Algemeen

100.136

100.136

0

89.615

107.028

0

– 10.521

6.892

0

10.

Centraal apparaat

1.595.554

1.595.554

6.818

1.595.748

1.594.826

39.017

194

– 728

32.199

11

Geheime uitgaven

5.353

5.353

0

5.939

5.939

0

586

586

0

12

Nominaal en onvoorzien

153.484

153.484

0

0

0

0

– 153.484

– 153.484

0

X Noot
1

De bedragen zijn afgerond (op € 1.000)

8. SALDIBALANS

Toelichting behorende bij de saldibalans van het Ministerie van Defensie per 31 december 2016 (alle bedragen x € 1.000).

Activa

 

Passiva

   

31-12-2016

31-12-2015

     

31-12-2016

31-12-2015

 

Intra-comptabele posten

             

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

8.242.420

7.815.843

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

372.718

434.967

3)

Liquide middelen

52.914

48.225

         

4)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

     

4a)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

7.792.920

7.346.610

5)

Rekening-courant

RHB Begrotingsreserve

     

5a)

Begrotingsreserves

   

6)

Vorderingen buiten begrotingsverband

60.720

81.452

 

7)

Schulden buiten begrotingsverband

190.416

163.943

8)

Kas-transverschillen

             

Subtotaal intra-comptabel

8.356.054

7.945.520

 

Subtotaal intra-comptabel

8.356.054

7.945.520

 

Extra-comptabele posten

             

9)

Openstaande rechten

     

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

   

10)

Vorderingen

553.656

468.242

 

10a)

Tegenrekening vorderingen

553.656

468.242

11a)

Tegenrekening schulden

141.803

   

11)

Schulden

141.803

 

12)

Voorschotten

3.026.545

3.134.192

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

3.026.545

3.134.192

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

     

13)

Garantieverplichtingen

   

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

6.226.650

4.674.118

 

14)

Andere verplichtingen

6.226.650

4.674.118

15)

Deelnemingen

     

15a)

Tegenrekening deelnemingen

   

Subtotaal extra-comptabel

9.948.654

8.276.552

 

Subtotaal extra-comptabel

9.948.654

8.276.552

Overall Totaal

18.304.708

16.222.072

 

Overall Totaal

18.304.708

16.222.072

Toelichting behorende bij de saldibalans van het Ministerie van Defensie per 31 december 2016 (alle bedragen x € 1.000).

Intra-comptabele posten

In 2016 worden alle balansposten tegen de maandkoers (maandelijkse bekend gesteld door de Nederlandse Bank) verantwoord. Uitgezonderd zijn de posten die met valutatermijncontracten zijn afgedekt, deze zijn opgenomen tegen de betreffende valutatermijnkoers.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 52.914 en bestaat uit de volgende saldi:

Bedragen x € 1.000

Kas

11.927

Bank

40.987

Totaal

52.914

ad 6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 60.720.

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000 (alle bedragen x € 1.000)

Er staat geen vordering groter dan € 10.000 open.

ad 7. Schulden buiten begrotingsverband

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 190.416. Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten voor € 81.515 en daarnaast voor € 104.359 uit vooruit ontvangen gelden van derden voor nog te maken uitgaven. Het restant van € 4.542 betreft gelden die door Defensie worden aangehouden voor derden.

Extra-comptabele posten

ad 9. Openstaande rechten

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.

ad 10. Vorderingen

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 553.656.

Aard van de vordering

Bedrag

Personeel

8.877

Baten-lastendiensten Defensie

1.906

CMH/MRC

23.480

Diversen

22.809

Buitenlandse mogendheden

34.355

Koninklijke Schelde Groep lening

8.168

Verkoop overtollige goederen

312.258

Leningsconstructie ABP

141.803

Saldo vorderingen 31-12-2016

553.656

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000

In verband met gesloten contracten over de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2016 tot en met 2026 via de Dienst Domeinen (Ministerie van Financiën) nog een bedrag van € 312.258 tegoed.

De vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. (KSG) van nominaal € 20.420, betreft een aan de KSG verstrekt krediet ter gedeeltelijke financiering van de investeringen voor herinrichting en verhuizing in verband met een nieuwe bouwplaats voor marine activiteiten op de locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn is vervallen op 31 juli 2009. De termijn voor 2015 en 2016 is nog niet ontvangen. Het openstaande vorderingenbedrag is € 8.168.

ABP-overgang kapitaaldekkingsstelsel militaire pensioenen

Vorig jaar was deze post opgenomen onder niet uit de balans blijkende vorderingen/schulden. In overleg met het Ministerie van Financiën is besloten om deze vorderingen en schulden vanaf dit jaar op te nemen in de balans. Als gevolg van de vereenvoudiging en vernieuwing van het militaire pensioenstelsel is sinds 2001 het militair pensioen bij het ABP ondergebracht (Kamerstuk 26 686, nr. 5 d.d. 13 juli 2000). Omdat het bedrag dat wordt opgebouwd uit de pensioenpremies nog niet toereikend is om te voldoen aan de militaire pensioenverplichting, bestaat er een schuld (premietekort) van Defensie aan het ABP. Met instemming van het Ministerie van Financiën verstrekt Defensie daarom leningen aan het ABP; het ABP lost deze leningen inclusief rente na 10 jaar af aan Defensie. Deze constructie wordt toegepast totdat het voordeel vanuit de lagere pensioenuitkeringen voldoende is om de schuld plus rente aan het ABP af te lossen. De huidige prognose is dat de laatste lening nodig is in 2020 en de laatste aflossing in 2024 plaatsvindt. In 2016 is de lening van € 20.129 uit 2006 terugontvangen en is een lening ter waarde van € 43.578 aan het ABP verstrekt (Kamerstuk 34 620 X, nr. 2 d.d. 29 november 2016). De totale vordering (leningen) van Defensie aan het ABP bedraagt € 141.803.

Verloop

Saldo 31-12-2015

€ 118.354

Aflossing 2006

€ 20.129

Lening 2016

€ 43.578

Saldo 31-12-2016

€ 141.803

Ouderdom

Jaar

Leningen

2007

€ 23.409

2008

€ 20.652

2009

€ 13.139

2010

€ 15.364

2011

€ 15.582

2015

€ 10.079

2016

€ 43.578

Saldo 31-12-2016

€ 141.803

Verdeling vorderingen naar ouderdom

De verdeling van de vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven. De verkoop van overtollige goederen ten bedrage van € 312.258 en de vordering op het ABP zijn hier niet in meegenomen.

Ouderdom vorderingen ultimo 2016: € 99.595

Vorderingen groter dan € 2.000 die in 2016 buiten invordering zijn gesteld

Er zijn geen vorderingen groter dan € 2.000 buiten invordering gesteld.

ad 11. Schulden

ABP-overgang kapitaaldekkingsstelsel militaire pensioenen

Voortaan zijn de schulden van Defensie bij het ABP voor de overgang op een kapitaaldekkingsstelsel voor militaire pensioenen opgenomen in de saldibalans. Zie hiervoor de toelichting bij de vorderingen. De totale schuld is gelijk aan de vordering en bedraagt € 141.803.

ad 12. Voorschotten

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 3.026.545.

Alle voorschotten van voor 2008 staan tegen de maandkoers van december 2007 gewaardeerd en de voorschotten vanaf 2008 zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende maandkoers. Uitgezonderd zijn de posten die met valutatermijncontracten zijn afgedekt, deze zijn opgenomen tegen de betreffende valutatermijnkoers.

De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.

Jaar van ontstaan

Beginstand per 01-01-2016

Nieuwe voorschotten

Afgerekende voorschotten

Eindstand per 31-12-2016

≤2012

612.973

 

337.438

275.535

2013

287.993

 

40.897

247.097

2014

455.509

 

314.448

141.061

2015

1.777.717

 

1.372.022

405.695

2016

 

2.000.465

43.307

1.957.158

Totaal

3.134.192

2.000.465

2.108.112

3.026.545

Als criterium voor de toelichting van voorschotten geldt een grensbedrag van € 100.000.

Voor de declaraties van het ABP met betrekking tot de post-actieven is in 2016 een bedrag van € 1.297.015 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2016 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Voor de declaraties van WWplus met betrekking tot de uitkeringen voor overtolligheid van personeel is in 2016 een bedrag van € 102.207 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2016 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Voor de F-35 staan er voorschotten open van in totaal € 254.102. Hiervan valt € 184.876 onder de noemer van voortgezette verwervingsvoorbereiding F-35. Dit bedrag is opgebouwd uit drie delen, namelijk een voorschot ter waarde van € 73.714 betreffende het Production, Sustainment & Follow-on Development Memorandum of Understanding (PSFD MoU), een bedrag van € 77.279 voor de aanschaf van het eerste en tweede Nederlandse F-35A toestel en voor overige zaken een bedrag van € 33.883.

Met dit MoU uit 2006 streven Nederland, de Verenigde Staten en de zeven andere partnerlanden naar een doeltreffende en doelmatige samenwerking op het gebied van de productie, instandhouding en doorontwikkeling van de F-35. Dit MoU heeft een geldigheidsduur van 45 jaar en bevat afspraken over het management van het F-35 programma en over de financiële, contractuele en industriële aspecten.

Beide F-35 toestellen zijn in 2013 afgeleverd door de leverancier en door Nederland in gebruik genomen. Volledige verrekening van deze voorschotten zal pas plaatsvinden, nadat de financiële nacalculatie van de contracten is voltooid. Dit is aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 26 488, nrs. 320 en 335). In 2016 is 80 procent van de openstaande voorschotten van deze toestellen verrekend. Conform het afbouwplan wordt in 2017 85 procent van het resterende voorschot verrekend.

Naast bovengenoemde voorschotten met betrekking tot de voortgezette verwervingsvoorbereiding staan nog voorschotten open met betrekking tot de Nederlandse projecten als onderdeel van de ontwikkelingsfase van het F-35 programma (€ 28.660), voor de toekomstige doorontwikkeling van de F-35 (€ 40.137) en voor het PMTS-event (€ 429).

Een voorschot van € 183.740 betreft de aanschaf van 200 Boxers (Groot pantser wielvoertuig), inclusief toebehoren, documentatie, training en initiële reserveonderdelen. Het openstaand voorschot wordt met de leveringen van de voertuigen (vanaf 2017 t/m 2018) afgebouwd. De leverancier is ARTEC.

Een voorschot van € 107.852 betreft de initiële betaling aan NSPA, welke betrekking heeft op de down payment aan de vliegtuigfabrikant Airbus Defence and Space (ADS). Verrekening van deze voorschotten zal pas plaatsvinden, nadat duidelijk is geworden welke landen nog meer aan het multi-role tank- en transportvliegtuigen (MRTT) programma zullen deelnemen. Afboeking van het voorschot zal dan geschieden op basis een cost-share verdeling, zoals is opgenomen in de MOU.

ad 13. Garantieverplichtingen

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor de garantieverplichtingen wordt geen gescheiden administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».

Per 31 december 2016 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen. In 2016 heeft geen uitkering plaatsgevonden.

ad 14. Andere verplichtingen

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 6.229.352. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers. Verplichtingen die voortkomen uit bestellingen vanuit het materieel-logistiek proces in SAP MM worden gewaardeerd tegen de in SAP opgenomen middenkoers van de maand waarin de verplichting in de administratie is opgenomen.

Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen.

In 2016 is de waarderingsgrondslag voor de vastlegging van de verplichtingen van het investeringsdeel van huur(koop)constructies gewijzigd. Voorheen werden de uitgaven ten behoeve van deze verplichtingen onder beleidsartikel 8 verantwoord gebruik makend van het gestelde in de Aanwijzingsregeling verplichting-kas Rijksoverheid 2010. Naar aanleiding van de nieuwe beleidslijn vastgoed is in 2016 besloten het (resterende) investeringsdeel van de contracten vast te leggen als meerjarige verplichting onder beleidsartikel 06. Voor wat betreft het exploitatiedeel is geen wijziging van beleid.

Andere verplichtingen 01/01/2016

4.674.118

Aangegane andere verplichtingen in verslagjaar

10.096.675

Subtotaal

14.770.793

Tot betaling gekomen in verslagjaar

8.544.143

Openstaande andere verplichtingen per 31/12/2016

6.226.650

Als criterium voor de toelichting van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van € 100.000 (alle bedragen x € 1.000).

Een openstaande verplichting van € 474.898 betreft het deel waarvoor Nederland participeert in een multinationaal samenwerkingsverband van twaalf landen, het Strategic Airlift Capability programma van de NAVO waarbij gevlogen wordt met drie Boeing C-17 Globemasters van de NATO Airlift Management Agency (NAMA) naar diverse missies, waarvan recent in Jordanië en Mali en naar de Verenigde Staten ten behoeve van het ophalen/wegbrengen van onderhoudsmaterieel voor de JSF in verband met geluidstesten. De betalingen en leveringen staan gepland tot en met 2033.

Voor het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) staat een verplichting open van in totaal € 153.994. Deze verplichting bestaat voor een bedrag van € 148.357 uit het contract inzake de verwerving van het Smart Vest met de leverancier ElBIT systems land alsmede de fiscale heffing. De verwerving van het Smart Vest bestaat uit een pre-serie waarin naast Nederland ook België en Luxemburg participeren, een serie productie, documentatie, training en reservedelen waartoe tot op heden uitsluitend Nederland heeft besloten. De serie levering van het Smart Vest zal in de periode 2017 tot en met 2020 plaatsvinden. De overige verplichtingen van in totaal € 5.637 betreffen het deelproject E-Lighter en de inhuur van kennisinstituten alsmede inhuur van specifieke kennis.

Een openstaande verplichting van € 762.419 betreft de aanschaf van 14 nieuwe Chinook transporthelikopters inclusief de fiscale heffing. De nieuwe Chinooks worden gebouwd door de leverancier Boeing en zullen in 2019 en 2020 worden geleverd.

Het project Verwerving F-35 omvat, naast de verwerving van nieuwe jachtvliegtuigen, tevens de verwerving van bijbehorende simulatoren, initiële reservedelen, infrastructuur, speciale gereedschappen, meet- en testapparatuur, documentatie, initiële opleidingen en transport, evenals de betaling van BTW. In het projectbudget van € 4.700 miljoen (prijspeil 2016) zijn daartoe meerdere verplichtingen vastgelegd. In dit jaar en de komende jaren zal het aantal en de omvang van die verplichtingen significant toenemen, naarmate de voorgenomen bestellingen van de F-35 toestellen daadwerkelijk worden gecontracteerd. Op dit moment is er geen individuele verplichting die de waarde van € 100.000 overschrijdt. Het totaal van alle openstaande verplichtingen bedraagt € 287.528. Een nadere specificatie en toelichting op deze verplichtingen wordt in de voortgangsrapportages Verwerving F-35 aan de Kamer gemeld.

Een openstaande verplichting van € 589.958 betreft het investeringsdeel van de Design Build Finance Maintain en Operate (DBFMO) constructie voor de Kromhout Kazerne (KhK). Als gevolg van de nieuwe beleidslijn vastgoed is de DBFMO verplichting KhK in 2016 meerjarig vastgelegd op de investeringsbegroting voor de jaren 2017 tot en met 2035. De leverancier is Komfort door tussenkomst van het RVB. Het contractmanagement en beheer van het Komfort contract is belegd bij het RVB. De betaling zal maandelijks plaatsvinden aan het RVB.

Een soortgelijke verplichting betreft het investeringsdeel van de DBFMO constructie Nationaal Militair Museum (NMM) voor een bedrag van € 131.100. Deze verplichting is in 2016 meerjarig vastgelegd op de investeringsbegroting voor de jaren 2017 tot en met 2037. De leverancier is Heijmans. Het contractmanagement en beheer is eveneens belegd bij het RVB. De betaling aan het RVB vindt plaats in maandelijkse termijnen.

Het project Defensie bewaking- en beveiligingssysteem (DBBS) heeft een openstaande verplichting van € 164.903 betreffende het investeringsdeel van het DBBS-contract met Thales Unica. Hiervoor worden de defensielocaties op het nieuwe DBBS ontsloten. Dit geschiedt in mijlpalen, waarvan de laatste, volgens de huidige planning, in 2021 betaalbaar zal worden gesteld.

Een verplichting van € 172.050 vertegenwoordigt de totale brutobeschikbaarheidsvergoeding (BBV) voor het Defensie bewaking- en beveiligingssysteem (DBBS). Met het consortium Thales/Unica is hiervoor een contract afgesloten van 15 jaar, dat afloopt in 2031. Volgens de huidige planning, zal in 2018 begonnen worden met het betalen van de BBV. Naarmate de transitiefase van het project DBBS vordert, zal de leverancier steeds meer defensielocaties in beheer hebben, en zal de BBV toenemen, totdat de transitiefase afgerond is. Vanaf dat moment zal de volledige BBV per kwartaal worden betaald.

Een openstaande verplichting van € 337.902 betreft het Nederlandse aandeel in de aanschaf van twee vliegtuigen inzake het multi-role tank- en transportvliegtuigen (MRTT) project. Deze verplichting is inclusief toebehoren, documentatie voor training, initiële reservedelen en het onderhoud voor de duur van twee jaar na aflevering van het eerste vliegtuig. De verplichting bestaat uit het contract met vliegtuigfabrikant Airbus Defence and Space (ADS), door tussenkomst van NSPA, die eigenaar van de toestellen wordt. Alle rechten en plichten berusten echter bij de deelnemende landen die zich in een Support Partnership hebben verenigd. In het contract is een vaste prijs opgenomen. De vaste contractprijs is € 26.915 lager in de verantwoording opgenomen om aansluiting te houden met de gevolgde begrotingssystematiek waarin budget en verplichtingen in hetzelfde prijspeil luiden. Jaarlijks zal de verplichting worden bijgesteld tot de volledige contractprijs is bereikt.

Een openstaande verplichtingen van in totaal € 143.348 betreft de Apache. Voor de Apache heeft defensie een contract afgesloten met de US Government. De US Government heeft subleveranciers zoals Lockheed Martin en Boeing. Deze leveranciers leveren goederen zoals boekwerken en verrichten diensten zoals technical support. Deze FMS contracten hebben een openstaande verplichting van € 121.043.

Daarnaast staat er bij diverse commerciële bedrijven een openstaande verplichtingen uit van in totaal € 22.305 voor uitbestedingen en de aanschaf van reserveonderdelen en diensten. De betalingen en leveringen staan gepland tot en met 2023.

Een openstaande verplichting van € 116.758 betreft de F-16. Ook voor de F-16 heeft defensie een contract met de US Government. Een openstaande verplichting van in totaal € 106.586 betreft de levering van goederen en diensten op deze FMS contracten. Bij verschillende commerciële bedrijven staat voor € 10.172 aan verplichtingen open voor uitbestedingen en de aanschaf van reserveonderdelen en diensten. Al deze verplichtingen worden in de periode 2017–2023 geleverd.

Een openstaande verplichting van € 129.280 betreft een contract met de US Government inzake trainingsprogramma’s voor de Chinook en Apache helikopterbemanningen op Fort Hood. Deze verplichtingen worden in de periode 2017–2022 geleverd.

ad 15. Deelnemingen

Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.

BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN

9. Samenvattende verantwoordingsstaat 2016 inzake baten-lastenagentschappen van het Ministerie van Defensie (X)

Bedragen in € 1.000
 

1

2

3=2–1

 
 

Omschrijving

Oorspronkelijke vastgestelde begroting 2016

Realisatie 2016

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2015

1

Baten-lastendienst Defensie Telematica

       

Organisatie

       
 

Totale baten

258.089

289.248

31.159

301.621

 

Totale lasten

258.089

274.490

16.401

306.414

 

Saldo van baten en lasten

0

14.758

14.758

– 4.793

           
 

Totale kapitaalontvangsten

25.000

23.056

– 1.944

37.148

 

Totale kapitaaluitgaven

35.700

46.851

11.151

58.537

           

2

Baten-lastendienst Paresto

       
 

Totale baten

70.102

71.046

944

72.445

 

Totale lasten

70.102

70.292

190

72.847

 

Saldo van baten en lasten

0

754

754

– 402

           
 

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

 

Totale kapitaaluitgaven

118

23

– 95

2.170

10. Jaarverantwoording baten-lastenagentschappen per 31 december 2016

Baten-lastenagentschap Defensie Telematica Organisatie

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Defensie Telematica Organisatie (bedragen x € 1.000)
 

1

2

3=2–1

 
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Verschil realisatie en begroting

Realisatie 2015

Baten

       

Omzet moederdepartement

227.929

252.790

24.861

265.237

Omzet overige departementen

30.160

36.414

6.254

36.258

Omzet derden

31

Rentebaten

Vrijval voorzieningen

44

44

95

Bijzondere baten

Totaal baten

258.089

289.248

31.159

301.621

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

personele kosten

140.729

151.907

11.178

158.790

 

Waarvan eigen personeel

113.908

112.557

– 1.351

115.559

 

Waarvan inhuur

26.821

39.350

12.529

43.231

materiële kosten

91.460

96.356

4.896

117.096

 

Waarvan apparaat ICT

6.399

6.369

– 30

6.615

 

Waarvan bijdrage aan SSO's

938

938

132

Afschrijvingskosten

       

immaterieel

3.000

4.615

1.615

4.471

materieel

22.000

20.797

– 1.203

19.220

Overige lasten

       

dotaties voorzieningen

72

72

rentelasten

900

463

– 437

507

bijzondere lasten

280

280

6.330

Totaal lasten

258.089

274.490

16.401

306.414

Saldo van baten en lasten

14.758

14.758

– 4.793

Toelichting op de staat van baten en lasten

De omzet van DTO bestaat voor het merendeel uit ontvangsten voor geleverde producten en diensten die zijn opgenomen in de Service Catalogus. De nadere toelichting is opgenomen bij de tabel doelmatigheidsindicatoren.

Opbrengst moederdepartement

De omzet van het moederdepartement is € 24,9 miljoen hoger dan begroot. Deze extra omzet is het gevolg van toekenning van aanvullende budgetten nadat de begroting is opgesteld. Deze omzet heeft betrekking op de volgende diensten: Werkplekdiensten, Communicatie en Connectivity (zie toelichting doelmatigheids-indicatoren). Daarnaast is er ook extra omzet uit eenmalige opbrengsten zoals het leveren van handelsgoederen (computerapparatuur en licenties) en het leveren van servercapaciteit voor klanten.

Opbrengst overige departementen

Dienstverlening aan overige departementen vindt pas plaats na goedkeuring door de Secretaris Generaal van het ministerie. De extra omzet voor de overige departementen komt enerzijds door verlenging van de dienstverlening aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en anderzijds door eenmalige opdrachten (ontsluitingen op NAFIN) voor C2000 en Haagse Ring.

Vrijval voorzieningen

De voorziening voor incourante voorraden is vrijgevallen.

Personele kosten

De personele kosten van eigen personeel zijn lager dan begroot (€ 1,4 miljoen). Feitelijk zijn de kosten € 5,6 miljoen lager. In de begroting was echter de CAO-verhoging (4 miljoen) nog niet opgenomen. Dit verklaart het verschil. De hogere kosten als gevolg van de CAO-verhoging zijn grotendeels gecompenseerd door de afvloeiing van de knelpuntcategoriefuncties. Dit betreft functies waarvan de werkzaamheden zijn vervallen door automatisering van het beheer. Daarnaast zijn de inhuurkosten hoger dan begroot (€ 12,5 miljoen). Deze overschrijding wordt veroorzaakt door enerzijds inhuur voor continuïteitsmaatregelen (circa € 4,5 miljoen) en anderzijds door hogere inhuur van derden. Deze laatste categorie is niet voor de bestaande dienstverlening van DTO, maar wordt ingehuurd voor investeringsprojecten. Hier staat ook omzet op basis van gemaakte uren x inhuurtarief tegenover vanuit het IT-Investeringen budget.

Materiële kosten

De hogere materiële kosten (€ 4,9 miljoen) worden hoofdzakelijk veroorzaakt door hogere directe kosten (€ 8,2 miljoen). Tegenover deze hogere kosten staat 1 op 1 hogere omzet. Het betreft dus verkoopkosten (handelsgoederen, klantopdrachten, etc.). Daarnaast zijn de materiele kosten op de Service Catalogus dienstverlening € 3,3 miljoen lager dan begroot. Dit heeft onder andere betrekking op lagere kosten voor het mainframe, vaste telefonie en het WAN.

Afschrijvingskosten

Het investeringsniveau 2016 is lager dan gepland. De afschrijvingskosten zijn daarentegen hoger dan begroot, omdat activa vervroegd waren afgeschreven per ultimo 2016. Deze activa waren «end of support » bij de leverancier en moeten daarom vervroegd vervangen worden.

Dotaties voorzieningen

Op basis van de verlofstanden ultimo 2016 was een dotatie (€ 0,1 miljoen) noodzakelijk aan de reservering vakantiegelden om aan de verplichtingen te voldoen.

Rentelasten

De lagere rentelasten komen voort uit het lage rentepercentage voor de langlopende leningen en door het zeer lage rentepercentage op de rekening courant faciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Bijzondere lasten

Dit betreft een afwaardering van voorraadartikelen door de overgang naar Digi-Inkoop.

Balans per 31 december 2016

Balans per 31 december 2016 (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Stand 31-12-2016

Stand 31-12-2015

Activa

   

Immateriële vaste activa

10.414

13.536

Materiële vaste activa

   

gebouwen

15.275

17.606

inventaris/installaties

2.736

2.830

computer hardware en -software

63.573

61.054

overige materiële vaste activa

6

6

Vlottende activa

   

voorraden

1.958

1.706

debiteuren

3.998

13.712

overige vorderingen en overlopende activa

27.814

32.802

liquide middelen

9.612

7.731

Totaal activa

135.386

150.983

       

Passiva

   

Eigen Vermogen

5.188

16.981

exploitatiereserve

onverdeeld resultaat

14.758

– 4.793

Subtotaal eigen vermogen

19.946

12.188

       

Voorzieningen

Langlopende schulden

   

leningen bij het MvF

58.116

55.060

Kortlopende schulden

   

crediteuren

10.445

38.276

overige verplichtingen en overlopende passiva

46.879

45.459

Totaal passiva

135.386

150.983

Toelichting op de balans

Immateriële en materiële vaste activa

De immateriële investeringen betreft voornamelijk:

  • De aanschaf van nieuwe Oracle licenties;

  • De aanschaf van licenties voor monitoringtooling van HP;

  • De aanschaf van licenties voor het opwaarderen van de virtualisatie software.

In 2016 is geïnvesteerd in materiële vaste activa:

  • Voor het opwaarderen van het NAFIN glasnetwerk (NAFIN ring 12);

  • Voor uitbreiding van de Storage omgeving (POD’s);

  • Voor vervanging van de virtuele infrastructuur;

  • Voor vervanging van de datacenter interconnect laag (netwerk in het datacenter);

  • Voor vervanging van de hardware voor de NAFIN Transmissie Netwerk.

Voorraden

De voorraden hebben betrekking op de voorraden in het centrale magazijn in Soesterberg. De voorraad waar de voorziening betrekking op heeft, is ten onrechte als incourant getypeerd en daarom is de voorziening vrijgevallen.

Voorraden (Bedragen x € 1.000)

Voorzieningen

Stand

31-12-2015

Dotaties

2016

Vrijval

2016

Onttrekkingen

2016

Stand

31-12-2016

Voorraden

44

– 44

– 0

           

Totaal aan voorzieningen

44

– 44

– 0

Debiteuren

De debiteurenstand is ten opzichte van 2015 sterk afgenomen doordat er meer lump sum is gefactureerd.

Debiteuren (Bedragen x € 1.000)

Debiteuren

Stand

31-12-2016

Stand

31-12-2015

Debiteuren

4.198

13.912

Voorziening voor dubieuze vordering

– 200

– 200

     

Totaal debiteuren

3.998

13.712

(Bedragen x € 1.000)

Debiteuren (excl. voorziening)

Stand

31-12-2016

Moederdepartement

1.946

Agentschappen

155

Overige departementen

1.762

Derden

335

   

Totaal debiteuren

4.198

Overige vorderingen en Overlopende activa / nog te ontvangen

Onder de overlopende activa worden o.a. de posten «nog te factureren bedragen» voor € 4,4 miljoen en «vooruitbetaald onderhoud hardware en software» voor € 22,4 miljoen gepresenteerd. Deze laatste post heeft vooral betrekking op vooruitbetaald onderhoud op Microsoft licenties voor een bedrag van € 11,5 miljoen, maar ook voor € 1,7 miljoen aan onderhoud voor Netapp licenties.

Overige vorderingen en Overlopende activa / nog te ontvangen (Bedragen x € 1.000)

Overige vorderingen en overlopende activa

Stand

31-12-2016

Moederdepartement

3.164

Agentschappen

550

Overige departementen

904

Derden

23.196

   

Totaal overlopende activa

27.814

Eigen vermogen

DTO heeft in 2016 een positief resultaat behaald van € 14,8 miljoen. Dit resultaat wordt toegevoegd aan het eigen vermogen. Op basis van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen 3 jaar (€ 333,1 miljoen in 2014 en € 301,6 miljoen in 2015 en € 289,2 miljoen in 2016) bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 15,4 miljoen. De eigen vermogen ultimo 2016 past niet binnen het plafond. Het nieuw ontstane surplus van € 4,5 miljoen zal in beginsel in 2017 uiterlijk bij de eerste suppletoire begroting met het moederdepartement worden afgerekend.

Eigen vermogen (Bedragen x € 1.000)

Vermogensontwikkeling

2012

2013

2014

2015

2016

1.

Eigen vermogen per 1 januari

41.235

59.631

18.959

26.697

12.189

               

2.

Saldo van baten en lasten

39.520

– 707

8.709

– 4.793

14.758

 

2a.

Uitkering aan moederdepartement

– 21.124

– 39.965

– 971

– 9.716

– 7.001

 

2b.

Bijdrage moederdepartement ter versterking van eigen vermogen

 

 

2c.

Overige mutaties in eigen vermogen

             

3.

Totaal directe mutaties in eigen vermogen

– 21.124

– 39.965

– 971

– 9.716

– 7.001

               

4.

Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)

59.631

18.959

26.697

12.189

19.946

Leningen bij het Ministerie van Financiën (langlopend)

Van het totaalbedrag aan leningen is een bedrag van € 19,1 miljoen overgeboekt naar kortlopende leningen. Per ultimo 2016 is een bedrag van € 22,2 miljoen geleend voor de investeringen.

Crediteuren

De crediteurenstand is ten opzichte van 2015 sterk afgenomen doordat de betaling van de salarissen van de maanden oktober en november aan het moederdepartement wel in 2016 heeft plaatsgevonden door de verbeterde liquiditeit. In 2015 was dit niet het geval en waren deze posten in de crediteurenstand opgenomen.

Crediteuren (Bedragen x € 1.000)

Crediteuren

Stand

31-12-2016

Stand

31-12-2015

Crediteuren

10.445

38.276

     

Totaal crediteuren

10.445

38.276

De crediteuren aangaande moeder- en andere departementen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Crediteuren (Bedragen x € 1.000)

Crediteuren

Stand

31-12-2016

Moederdepartement

84

Agentschappen

5

Overige departementen

389

Derden

9.968

   

Totaal crediteuren

10.445

Overlopende passiva / nog te betalen

De overlopende passiva is als volgt opgebouwd:

(Bedragen x € 1.000)

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Stand

31-12-2016

Stand

31-12-2015

Salarissen en sociale lasten

14.291

14.415

Aflossing leningen Ministerie van Financien

19.149

16.581

Overige overlopende passiva

13.439

14.463

     

Totaal overlopende passiva

46.879

45.459

De overige overlopende activa aangaande moeder- en andere departementen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

(Bedragen x € 1.000)

Overige overlopende passiva

Stand

31-12-2016

Moederdepartement

1.936

Agentschappen

Overige departementen

396

Derden

11.108

   

Totaal overig overlopende passiva

13.439

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2016 (Bedragen x € 1.000)
 

1

2

3=2–1

 

Kastroomoverzicht

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Verschil realisatie en begroting

Realisatie 2015

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

7.731

7.731

922

           
 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

 

54.907

 

36.817

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

 

– 29.231

 

– 8.619

2.

Totaal operationele kasstroom

10.700

25.676

14.976

28.198

           
 

Totaal investeringen (–/–)

– 25.000

– 23.269

1.731

– 36.714

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

851

851

6.958

3.

Totaal investeringskasstroom

– 25.000

– 22.418

2.582

– 29.756

           
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 7.001

– 7.001

– 9.716

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 
 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 10.700

– 16.581

– 5.881

– 12.107

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

25.000

22.205

– 2.795

30.190

4.

Totaal financieringskasstroom

14.300

– 1.377

– 15.677

8.367

           

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 miljoen €)

9.612

9.612

7.731

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

In de operationele kasstroom is naast het resultaat (€ 14,8 miljoen) en de afschrijvingen (25,4 miljoen) tevens de daling in het debiteurensaldo met € 9,7 miljoen een belangrijke factor in de ontvangsten in de operationele kasstroom. Hier staat tegenover dat de sterke daling in het crediteursaldo met € 27,8 miljoen een belangrijke factor in de uitgaven is.

Investeringskasstroom

Een specificatie van de investeringen in (im)materiële activa is opgenomen bij de toelichting op de balans.

Financieringskasstroom

In 2016 is een beroep gedaan op de leenfaciliteit van Ministerie van Financiën voor een bedrag van € 22,2 miljoen. Dus van de € 23 nieuwe investeringen is € 22,2 miljoen gefinancierd met een nieuwe lening. Deze lening is afgesloten tegen een gemiddeld rentepercentage van 0,2 procent.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2016

Het overzicht doelmatigheidsindicatoren bestaat uit een generiek deel en een specifiek deel.

Doelmatigheidsindicatoren (Omzetbedragen x M € 1)

Doelmatigheidsindicatoren

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Budget

2016

Budget

2017

Budget

2018

Budget

2019

Budget

2020

Omzet

               

Housing

2,5

1,1

1,1

1,2

0,8

0,7

0,8

0,8

Defensiepas / MFSC

7,0

6,5

5,6

5,4

5,6

5,2

5,3

5,3

Handelsgoederen

20,2

17,9

7,3

Dienstontwikkeling en klantopdrachten

12,1

12,4

9,0

4,0

12,0

11,1

11,5

11,5

Werkplekdiensten

104,5

88,0

89,9

78,1

92,3

85,6

87,9

88,0

Communicatie

21,8

14,2

14,8

12,9

14,8

13,7

14,1

14,1

Connectivity

37,2

33,5

34,3

29,7

35,1

32,6

33,5

33,5

Totale omzet product(groep) Generiek

205,3

173,6

162,0

131,3

160,6

148,9

153,1

153,2

Advies en applicaties

6,3

7,7

12,8

5,4

14,1

13,1

13,5

13,5

IV Services

103,0

68,5

69,4

72,5

67,9

63,0

64,7

64,7

IV-I (Inhuur + inkoop)

18,4

51,5

44,9

48,7

30,8

28,5

29,4

29,4

Niet standaard aanvragen

0,1

0,3

0,2

0,2

0,3

0,3

0,3

0,3

Totale omzet product(groep) Specifiek

127,8

128,0

127,2

126,8

113,1

104,9

107,9

107,9

Totaal omzet

333,1

301,6

289,2

258,1

273,7

253,8

261,0

261,1

Tarieven in €

Gemiddeld gewogen tarief per uur

€ 76,1

€ 73,6

€ 73,5

€ 76,2

€ 75,8

€ 75,8

€ 75,8

€ 75,8

Totaal aantal FTE per ultimo het jaar (exclusief inhuur)

1.593

1.559

1.500

1.595

1.520

1.520

1.520

1.520

Saldo baten/lasten als percentage totale baten

2,6%

– 1,6%

5,1%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Betrouwbaarheid informatievoorziening

99,5%

99,6%

99,6%

99,0%

99,0%

99,0%

99,0%

99,0%

                 

Omschrijving Specifiek Deel

               

Ontwikkeling tarief werkplek Defensie (2007=100%)

57%

50%

49%

57%

50%

50%

50%

50%

Gemiddeld gewogen kostprijs applicatietaken

€ 63,2

€ 64,1

€ 64,5

€ 63,3

€ 66,0

€ 66,0

€ 66,0

€ 66,0

Gemiddeld gewogen kostprijs ontwikkeltaken

€ 66,9

€ 63,5

€ 67,2

€ 67,0

€ 65,4

€ 65,4

€ 65,4

€ 65,4

Percentage niet facturabele medewerkers

10,3%

9,7%

9,5%

9,0%

10,0%

10,0%

10,0%

10,0%

Declarabiliteit in uren per jaar

1.428

1.390

1.385

1.450

1.450

1.450

1.450

1.450

Aantal externe inhuur t.b.v. eigen apparaat

172

130

100

40

109

109

109

109

Aantal externe inhuur t.b.v. klant(opdrachten)

79

108

144

128

125

125

125

125

De doelmatigheidsindicatoren zijn opgesteld in overeenstemming met model 3.33 van de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Omzet

De opbrengsten zijn € 31,2 miljoen (12,1 procent) hoger dan oorspronkelijk begroot:

  • De handelsgoederen zijn niet opgenomen in de begroting. Het gaat voornamelijk om grote materieelprojecten;

  • De afwijkingen bij dienstontwikkeling en klantopdrachten & Advies en Applicatie wordt enerzijds veroorzaakt door additionele eenmalige opdrachten en anderzijds door de defensieonderdelen zelf aangevraagde licenties;

  • De afwijkingen bij Werkplekdiensten, Communicatie en Connectivity worden veroorzaakt door de aanvullende budgetten vanuit het moederdepartement (zie toelichting omzet moederdepartement) en de ontwikkelingen in de externe markt.

Totaal aantal vte per ultimo 2016

Ultimo 2016 heeft DTO een bezetting van 1.529 eigen medewerkers (1.500 VTE) gesplitst in 1.471 burgers en 58 militairen. In dit aantal zitten geen herplaatsers meer.

Inhuur

In 2016 waren 244 inhuurmedewerkers werkzaam waarvan 60 ten behoeve van applicatiebeheer, 40 ten behoeve van technisch infrastructuur beheer en 144 ten behoeve van klantopdrachten.

Prijs per werkplek

Als indicator voor de ontwikkeling van de doelmatigheid wordt de prijs per werkplek gebruikt. De prijs per werkplek in het jaar 2007 is gesteld op 100 procent. De daling van de kostprijs per werkplek is het gevolg van efficiencymaatregelen. Het tarief is in 2016 gebaseerd op de afgenomen accounts, printers, beeldschermen etc.

Baten-lastenagentschap Paresto

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Paresto

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Paresto (Bedragen x € 1.000)
 

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie t-1

Baten

       

Omzet moederdepartement

69.264

69.070

– 194

70.592

Omzet overige departementen

Omzet derden

773

730

– 43

645

Rentebaten

65

– 65

30

Vrijval voorzieningen

148

Bijzondere baten

1.246

1.246

1.030

Totaal baten

70.102

71.046

944

72.445

           

Lasten

       

Apparaatskosten

       

personele kosten

37.483

37.998

515

40.321

 

Waarvan eigen personeel

33.805

32.103

– 1.702

34.315

 

Waarvan externe inhuur

3.000

5.490

2.490

4.821

 

Waarvan overige personele kosten

678

405

– 273

1.185

materiële kosten

32.619

32.252

– 367

32.379

 

Waarvan apparaat ICT

524

487

– 37

409

 

Waarvan bijdrage aan SSO's

939

792

– 147

872

 

Waarvan overige materiele kosten

1.977

888

– 1.089

673

Rentelasten

Afschrijvingskosten

       

immaterieel

materieel

2

2

4

Overige lasten

       

dotaties voorzieningen

bijzondere lasten

40

40

143

Totaal lasten

70.102

70.292

190

72.847

Saldo van baten en lasten

754

754

– 402

Toelichting op de staat van baten en lasten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement bestaat uit twee delen: de omzet bedrijfsvoering (verkopen) ad € 44,3 miljoen en de omzet werkgeversbijdrage ad € 24,8 miljoen.

Omzet bedrijfsvoering (verkopen)

Dit betreft in het boekjaar de door Paresto in rekening gebrachte opbrengst verkopen voor verrichte leveranties en diensten.

Opbrengst verkopen naar productgroep (Bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde

begroting

Realisatie

2016

Omzet regulier

24.700

25.063

Omzet niet-regulier

9.000

9.908

Omzet logistiek ondersteuning

10.075

9.307

     

Totaal opbrengst verkopen

43.775

44.278

De omzet bedrijfsvoering is onder te verdelen in de volgende productgroepen:

  • De omzet regulier betreft de verkopen in de bedrijfsrestaurants, de kantines en toko’s op locaties.

  • De omzet niet-regulier is omzet van onder andere vergaderingen, diners en recepties die op locaties worden gehouden.

  • De omzet logistieke ondersteuning betreft onder andere de leveringen van gevechtsrantsoenen door de logistieke centra in Bathmen en Den Helder.

De reguliere omzet is hoger dan begroot als gevolg van een hogere gemiddelde besteding. De niet-reguliere omzet is hoger dan begroot, door een hogere afname van cateringdienstverlening ten behoeve van de EU-TOP. De omzet logistieke ondersteuning is lager dan de begroting. Dit is voornamelijk veroorzaakt doordat in 2016 de overdracht van de operationele catering naar het CLAS en het CZSK is afgerond.

Omzet werkgeversbijdrage

De omzet werkgeversbijdrage betreft de vergoeding die Paresto ontvangt voor de personele en materiële inzet op de locaties. Deze is conform begroot.

Omzet derden

De omzet derden betreft de omzet die Paresto in rekening brengt bij het CDC voor cateringkosten van het Militair Revalidatie Centrum. Het CDC berekent deze als ziektekosten door aan de ziektekostenverzekeraars.

Rentebaten

In 2016 is er geen deposito uitgezet en tevens geen rente ontvangen op de lopende rekening courant met het Ministerie van Financiën.

Bijzondere baten

Dit betreft met name betalingskorting en producentenbonussen conform de contractuele afspraken.

Personele kosten

De realisatie van de bezetting ultimo 2016 ten opzichte van de begroting is als volgt:

Personele kosten (Bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting

Realisatie

 

Vte'n

Prijs per vte

Vte'n

Prijs per vte

Militair personeel

122

50.113

104

53.527

Burger personeel

628

43.911

554

46.903

Overige categorieën:

       

Inhuur en uitzendkrachten

70

42.857

96

57.381

Herplaatsers en SBK

18

43.911

20

46.903

         

Totaal/Gemiddeld

838

44.700

774

49.088

In de loop van 2016 hebben meer medewerkers de dienst verlaten dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. Daarentegen is de gemiddelde loonsom hoger dan begroot vanwege de CAO afspraken in 2016. Als gevolg van leveringsproblemen rondom de inhuur van cateringpersoneel en een hogere afname van cateringdienstverlening ten behoeve van de EU-TOP, heeft er meer inhuur plaatsgevonden. Hiervoor is gebruik gemaakt van de inzet van andere uitzendorganisaties, waardoor de werkelijke uurtarieven hoger zijn uitgevallen. Tevens zijn door de invoering van de Wet Werk en Zekerheid de uurtarieven hoger uitgevallen.

Materiële kosten

De post materiële kosten bestaat voornamelijk uit ingrediëntkosten (€ 30,1 miljoen) en is hoger dan begroot door de hogere omzet uit verkopen.

Afschrijvingskosten

Na het besluit de uitbesteding te beëindigen heeft er in 2016 nieuwe activering plaats gevonden. Deze zijn dusdanig klein dat de afschrijvingskosten in 2016 minimaal zijn.

Overige lasten

De overige lasten bestaan uitsluitend uit bijzondere lasten.

Resultaatbestemming

Het resultaat over 2016 bedraagt € 0,75 miljoen. Het resultaat wordt conform de vigerende regelgeving verrekend met het eigen vermogen. Gelet op het maximaal toegestaan eigen vermogen vindt er in 2017 een afdracht aan het moederdepartement plaats van € 0,75 miljoen.

Balans per 31 december 2016

Balans per 31 december 2016 (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Balans 2016

Balans 2015

Activa

   

Immateriële activa

Materiële vaste activa

   

grond en gebouwen

installaties en inventarissen

21

overige materiële vaste activa

Vlottende activa

   

voorraden en onderhanden projecten

550

5.815

debiteuren

363

1.558

overige vorderingen en overlopende activa

2.228

2.200

liquide middelen

11.469

8.660

Totaal activa:

14.631

18.233

       

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

exploitatiereserve

3.653

4.055

onverdeeld resultaat

754

– 402

Voorzieningen

3.215

Langlopende schulden

   

leningen bij het MvF

Kortlopende schulden

   

crediteuren

7.275

8.121

overige verplichtingen en overlopende passiva

2.949

3.244

Totaal passiva

14.631

18.233

Toelichting op de balans

Materiële vaste activa

Na het besluit de uitbesteding te beëindigen heeft er in 2016 nieuwe activering plaats gevonden. Deze zijn dusdanig klein dat de afschrijvingskosten in 2016 minimaal zijn.

Voorraden

De op de balans opgenomen voorraden betreffen de voorraden op de locaties van Paresto. De afname wordt veroorzaakt door de overdracht van de operationele catering die in 2016 is afgerond.

Debiteuren

De debiteuren bestaan voornamelijk uit vorderingen op het moederdepartement (€ 0,2 miljoen) en derden (€ 0,2 miljoen).

Overige vorderingen en overlopende activa

Deze post is nader te specificeren in nog te ontvangen van het moederdepartement (€ 0,1 miljoen), derden (€ 1,2 miljoen) en rijksonderdelen (€ 0,9 miljoen)

Liquide middelen

De post liquide middelen omvat vooral de gelden in rekening courant bij het Ministerie van Financiën (€ 11,4 miljoen)

Eigen Vermogen

In 2016 heeft er geen uitkering aan het moederdepartement plaats gevonden. De grens voor het eigen vermogen 2016 is € 3,7 miljoen (maximaal 5 procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaar). Met een eigen vermogen van € 4,4 miljoen overschrijdt Paresto deze grens. In 2017 vindt er derhalve een afdracht plaats aan het moederdepartement van € 0,75 miljoen.

Voorzieningen

Voorzieningen (Bedragen x € 1.000)
 

Stand

31-12-2015

Dotaties

2016

Vrijval

2016

Onttrekkingen

2016

Stand

31-12-2016

Verlieslatende overdracht voorraad LogOst

3.215

3.215

Toekomstbestendige Ontwikkeling Paresto (TOP)

           

Totaal aan voorzieningen

3.215

3.215

De overdracht van de operationele catering is in 2016 afgerond, hierdoor is de voorziening operationele catering II onttrokken.

Leningen

Alle door Paresto opgenomen gelden bij het Ministerie van Financiën (leningen) zijn volledig afgelost.

Crediteuren

Het crediteurensaldo bestaat uit schulden op het moederdepartement (€ 6,1 miljoen), op derden (€ 1,3 miljoen) en rijksonderdelen (€ –/– 0,1 miljoen). Deze stand is lager dan 2015 als gevolg van lagere salariskosten door minder personeel.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Het saldo overige verplichtingen en overlopende passiva bestaat uit (€ 2,7 miljoen) aan derden, (€ 0,1 miljoen) aan het moederdepartement en (€ 0,1 miljoen) aan rijksonderdelen.

De vakantieverplichtingen aan het personeel bestaan uit € 1,2 miljoen te betalen aan vakantiedagen en € 0,9 miljoen te betalen aan vakantiegelden. De overige schulden hebben voornamelijk betrekking op suppletieaangiftes van de afgelopen jaren en het nog te factureren van inhuur extern personeel.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2016 (Bedragen x € 1.000)
 

(1) vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

6.887

8.591

1.704

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

6.465

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 3.630

2.

Totaal operationele kasstroom

2.835

2.835

 

Totaal investeringen (–/–)

– 23

– 23

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.

Totaal investeringskasstroom

– 23

– 23

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 118

118

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (–/–)

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.

Totaal financieringskasstroom

– 118

118

         

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

6.769

11.402

4.633

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de indirecte methode.

Kasstroom uit operationele activiteiten

De kasstroom uit operationele activiteiten bestaat uit de kasstroom bedrijfsactiviteiten, de mutatie in het werkkapitaal en de ontvangen dan wel betaalde interest. De operationele kasstroom is hoger dan begroot met name vanwege een daling in de voorraadstand door het afronden van de overdracht operationele catering in 2016.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

In 2016 is er voor € 23.000 aan kleine investeringen gedaan.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

In 2016 heeft er geen uitkering aan het moederdepartement plaats gevonden.

Doelmatigheidsparagraaf

De omzet bij Paresto bestaat uit verkopen van ingekochte producten. Er is geen sprake van productie en hierdoor dus geen kostprijs per product. De gekozen indeling in een specifiek deel en een generiek deel vloeit voort uit de aard van de dienstverlening door Paresto. Gestuurd wordt op de brutomarge van de locaties. Hiermee samenhangende indicatoren zijn daarom als specifiek benoemd.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2016

Omschrijving generieke deel

Realisatie

     

Vastgestelde begroting

 

2013

2014

2015

2016

2016

Omzet verkopen (x € 1.000)

44.568

49.193

43.619

44.278

43.775

Vte'n totaal

918

877

814

774

838

waarvan in eigen dienst

860

794

731

678

768

waarvan inhuur

58

83

84

96

70

             

Saldo baten/lasten als % van totale baten

1,4%

2,5%

– 0,6%

1,1%

0,0%

             

Omschrijving specifiek deel

         
   

2013

2014

2015

2016

2016

Aantal locaties

85

82

77

76

80

Productiviteit per medewerker (omzet per vte)

48.536

56.087

53.559

57.200

52.212

% Ziekteverzuim

7,6%

7,1%

7,4%

7,3%

8,0%

% Bruto marge locaties

37,3%

39,1%

37,2%

38,9%

37,8%

Het overgrote deel van de kosten van Paresto (ruim 90 procent) bestaat uit personeels- en ingrediëntkosten. De doelmatigheid komt met name tot uitdrukking in twee belangrijke graadmeters, de productiviteit per medewerker en het percentage bruto marge (inkoop ten opzichte van de omzet).

Door een lichte stijging in de omzet verkopen en een daling in het aantal vaste medewerkers, is de productiviteit per medewerker toegenomen ten opzichte van 2015. De stijging van de bruto marge wordt veroorzaakt door een andere samenstelling van de omzet verkopen. Deze stijging is mede te verklaren door een hogere afname van cateringdienstverlening ten behoeve van de EU-TOP. Het ziekteverzuim is licht gedaald ten opzichte van 2015.

Paresto is erin geslaagd de productiviteit per medewerker in 2016 te laten toenemen. Dit komt onder meer door een dalend aantal vaste medewerkers, een kleiner aantal locaties en een ziekteverzuim dat onder de norm ligt die voor catering geldt.

Dit laat zien dat de doelmatigheid van Paresto verder is toegenomen.

PUBLICATIE PERSONELE TOPINKOMENS

11. Publicatie personele topinkomens

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging en/of eventuele ontslaguitkeringen (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het wettelijk bezoldigingsmaximum bedraagt in 2016 € 179.000. In artikel 10b van de Beleidsregels WNT 2017 (Staatscourant 2016, nr. 70032) is bepaald dat er geen toezicht of handhaving zal plaatsvinden op de naleving van de publicatieplicht van uitkeringen wegens beëindiging dienstverband aan niet-topfunctionarissen voortvloeiend uit contractovername door een mobiliteitsbureau. In 2016 is namelijk gebleken dat voor deze categorie de volledige uitvoering van de wettelijke bepalingen bij een aantal instellingen op korte termijn niet mogelijk is. Accountants hoeven in dat geval op dit onderdeel van de financiële verslagen ook geen controle uit te voeren (niet op volledigheid en niet op juistheid). Het inventariseren van de contractovernames en de daarmee gemoeide uitkeringen aan niet-topfunctionarissen in 2016 is om die reden achterwege gelaten.

Bezoldiging van (gewezen) topfunctionarissen

Naam instelling

Naam (gewezen) top functionaris

Functie

Datum aanvang dienst-verband

Datum einde dienst- verband

Omvang dienst-verband (fte)

Op externe inhuur

basis (nee; ≤ 12 mnd; > 12 mnd)

Beloning

Onkosten vergoedingen (belast)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn

Totale bezoldiging in 2016

Individueel WNT-maximum

Motivering (indien overschrijding)

MINDEF

BAUER

PLAATSVERVANGEND COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN

   

1,00

nee

142.929,97

184,29

15.927,09

159.041,35

179.000,00

 

MINDEF

BEKKERING

HOOFD PMV-NAVO

2016-06-01

 

1,00

nee

79.261,00

46,41

9.447,48

88.754,89

104.661,20

 

MINDEF

BEULEN

COMMANDANT DER LANDSTRIJDKRACHTEN

2016-03-14

 

1,00

nee

120.962,33

0,00

13.784,48

134.746,81

143.297,81

 

MINDEF

BORSBOOM

DIRECTEUR DEFENSIE MATERIEEL ORGANISATIE

 

2016-02-29

1,00

nee

47.614,95

47,76

2.688,43

50.351,14

29.344,26

Op basis van het overgangsrecht is de WNT-norm van betrokkene € 8.438,36 hoger dan de norm in 2016. De overschrijding van dit bedrag met € 12.568,52 is ontstaan doordat bij zijn uitdiensttreding het verlofsaldo en het saldo vakantiegeld is uitgekeerd. Deze bedragen worden conform artikel 3 van de uitvoeringsregeling van de WNT toegerekend aan het jaar waarin deze zijn opgebouwd en niet aan het verslagjaar. Het betreft daarmee een door de WNT toegestane overschrijding.

MINDEF

BRINK, VAN DEN

COMMANDANT KONINKLIJKE MARECHAUSSEE

   

1,00

nee

142.805,55

139,23

15.927,09

158.871,87

179.000,00

 

MINDEF

BROEKS

HOOFD PMV-NAVO/DIRECTOR GENERAL IMS PER 1 JULI 2016

   

1,00

nee

143.072,53

46,41

15.927,09

159.046,03

179.000,00

 

MINDEF

DUREN, VAN

COMMANDANT COMMANDO DIENSTEN CENTRA

2016-07-18

 

1,00

nee

66.938,23

0,00

8.097,84

75.036,07

81.674,86

 

MINDEF

HOITINK

INSPECTEUR GENERAAL DER STRIJDKRACHTEN

   

1,00

nee

156.547,66

92,82

16.241,53

172.882,01

179.000,00

 

MINDEF

KRUIF, DE

COMMANDANT DER LANDSTRIJDKRACHTEN

 

2016-03-31

1,00

nee

69.394,89

0,00

3.844,96

73.239,85

44.505,46

De overschrijding is € 28.734,39. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht)

MINDEF

LAAN, VAN DER

CORPS COMMANDER 1GNC

2016-04-01

 

1,00

nee

106.364,65

0,00

12.146,76

118.511,41

134.494,54

 

MINDEF

LUYT

COMMANDANT DER LUCHTSTRIJDKRACHTEN

2016-06-01

 

1,00

nee

89.992,85

92,82

9.435,65

99.521,32

104.661,20

 

MINDEF

MIDDENDORP

COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN

   

1,00

nee

153.095,74

0,00

16.132,62

169.228,36

179.000,00

 

MINDEF

SCHNITGER

COMMANDANT DER LUCHTSTRIJDKRACHTEN

 

2016-06-30

1,00

nee

106.177,82

277,11

7.935,39

114.390,32

89.010,93

De overschrijding is € 25.379,39. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht)

MINDEF

VERKERK

COMMANDANT DER ZEESTRIJDKRACHTEN

   

1,00

nee

143.355,83

139,23

16.013,95

159.509,01

179.000,00

 

MINDEF

WAARD, DE

DIRECTEUR DEFENSIE MATERIEEL ORGANISATIE

   

1,00

nee

141.872,11

139,23

15.927,09

157.938,43

179.000,00

 
Bezoldiging van niet-topfunctionarissen boven de WNT-norm

Naam instelling

Functie

Datum aanvang dienst-verband

Datum einde dienst- verband

Omvang dienstverband in fte (+ tussen haakjes omvang in 2015)

Beloning (+ tussen haakjes omvang in 2015)

Onkosten-vergoedingen (belast) (+ tussen haakjes omvang in 2015)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (+ tussen haakjes omvang in 2015)

Totale bezoldiging in 2016 (+ tussen haakjes omvang in 2015)

Individueel WNT-maximum

Motivering

MINDEF

CLSK/DHC/STAF

 

2016-04-30

1,00 (1,00)

150.209,70 (57.460,98)

00,00

(106,38)

31.994,40 (7.935,70)

182.204,10 (65.503,06)

59.177,60

Met terugwerkende kracht bevorderd o.g.v. een gerechtelijke uitspraak

MINDEF

Chirurg

 

2016-06-30

1,00 (1,00)

103.225,91 (143.020,24)

46,41

(89,00)

9.427,59 (20.486,40)

112.699,91 (163.595,64)

89.010,93

Diensttijd gratificatie, zonder gratificatie geen overschrijding

MINDEF

Topmanager C

   

1,00 (1,00)

177.534,67 (138.014,24)

92,82

(44,50)

15.867,81 (17.307,96)

193.495,30 (155.366,70)

179.000,00

Diensttijd gratificatie, zonder gratificatie geen overschrijding

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S EN RWT’S

Het Ministerie van Defensie kent drie rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT), namelijk de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK), de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON) en de Koninklijke Stichting Defensiemusea (KSD).

De Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht heeft als taak te zorgen voor het beheer en het uitvoeren van de ziektekostenverzekering voor militairen in actieve dienst. Deze militairen zijn niet verzekerd op grond van de Zorgverzekeringswet (ZVW), maar zijn wettelijk verplicht gebruik te maken van de zorgverlening door of vanwege de militair geneeskundige diensten van de Krijgsmacht, zoals vastgelegd in hoofdstuk 9 Algemeen Militair Ambtenaren Reglement (AMAR) en de Regeling ziektekostenverzekering militairen. Het totale bedrag van € 91.728.685 bestaat voor € 89.436.275 uit programma en voor € 2.292.410 uit apparaat.

De Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek (SWOON) ziet in het kader van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek toe op het wetenschappelijke niveau van het onderwijs en onderzoek op de Nederlandse Defensie Academie. De stichting verzorgt de wetenschappelijke bachelor en master programma’s als onderdeel van de officiersopleiding, in overeenstemming met de eisen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Verder verleent de stichting graden die behoren bij wetenschappelijk onderwijs, laat zij opleidingen accrediteren en geaccrediteerd houden en verzorgt ze wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van de wetenschappelijke opleidingen. De bijdrage aan de stichting (de jaarlijkse subsidie en de beschikbaar gestelde «om niet» middelen) wordt expliciet opgenomen in de begroting en het jaarverslag. In 2016 heeft de stichting haar werkzaamheden naar tevredenheid uitgevoerd. Defensie heeft de stichting daarbij ondersteund door 109 formatieplaatsen ter beschikking te stellen met een gemiddelde bezetting van 102. Op basis van extracomptabele berekening wordt dit in totaal gewaardeerd op € 15,2 miljoen. Het totale bedrag bestaat voor € 15,2 miljoen uit apparaat.

Juni 2014 is de Stichting Defensiemusea (SDM) opgericht. De stichting beoogt een eenduidige aansturing van de vier defensiemusea, Nationaal Militair Museum (NMM), Mariniersmuseum, Marinemuseum en Museum der Marechaussee. Eind 2014 is het complex NMM te Soesterberg geopend en werden de subsidies ondergebracht in één subsidie ten gunste van de Stichting (de jaarlijkse subsidie). In 2015 is de naam gewijzigd in Koninklijke Stichting Defensiemusea (KSD). Met terugwerkende kracht zijn beheerovereenkomsten afgesloten over de defensiecollectie en is tevens (vanaf december 2014) een huurcontract opgesteld voor de Stichting ten behoeve van het complex te Soesterberg. Het contractbeheer voor alle defensiepanden van de Stichting is overgegaan naar de RVB. Tegelijk is het budget beschikbaarheidsvergoeding voor DBFMO partner NMM Company Heymans voor het complex te Soesterberg binnen artikel 9 van departementsbrede uitgaven naar subsidies & bijdragen overgeheveld en aan de KSD in de vorm van voorschotten verleend. Het beheer van de Publieke Private Samenwerking (PPS) constructie van Defensie met NMM Company Heymans (voor het Nationaal Militair Museum te Soesterberg) is overgenomen door het RVB.

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Financiering(realisatiecijfers)

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzing (URL-link) naar toezichtvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

         

begroting

Premies (€)

Tarieven

     

SZVK

X

 

Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

Wordt per defensieonderdeel betaald uit de post salarissen en sociale lasten

92.277.758

91.728.685

X

www.szvk.nl

 

1

SWOON

X

 

Toezicht wetenschappelijk niveau onderwijs en onderzoek

Beleidsartikel 8 voor wat betreft de personele en materiële uitgaven. Beleidsartikel 9 voor wat betreft de subsidie.

15.238.874

02

X

   

KSD

X

 

Beheer van de museum collectie van Defensie

Beleidsartikel 9 subsidies en bijdragen

15.800.000

X

X

www.nmm.nl

 

1

X Noot
1

De rechtmatigheidsverklaring van de externe accountant in het jaarverslag over 2015 is ontvangen. De accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is. De verklaring over 2016 wordt medio juni 2017 afgegeven.

X Noot
2

Het Ministerie van Defensie heeft voor € 15,4 miljoen middelen «om niet» ter beschikking gesteld ten behoeve van personele en materiële uitgaven van de stichting. Deze middelen zijn geborgd binnen Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra. De rechtmatigheidsverklaring van de accountant volgt medio 2017. In 2016 is er geen subsidie verstrekt door het Ministerie van Defensie aan de stichting.

BIJLAGE 2: OVERZICHT BUDGET INTERNATIONALE VEILIGHEID

Het Budget Internationale Veiligheid (BIV) is vanaf 2015 structureel overgeheveld naar de begroting van Defensie. Het totale budget wordt in eerste instantie bij de begroting aangehouden op beleidsartikel 1 Inzet.

Onderstaand overzicht geeft een overzicht van de inzet van deze middelen in 2016. Jaarlijks wordt interdepartementaal besloten over de inzet van de middelen. Hiermee is het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten uit het BIV geborgd. Na de jaarlijkse interdepartementale besluitvorming worden de middelen gefaseerd toegekend aan andere begrotingsartikelen binnen de HGIS.

Het kabinet heeft afgesproken dat jaarlijks een bedrag van € 60 miljoen beschikbaar blijft voor activiteiten van BZ en BH&OS ten behoeve van (onder andere) de hervorming van de veiligheidssector, beveiliging van diplomaten en ambassades in gebieden waar dat noodzakelijk is, rechtstaatontwikkeling en capaciteitsopbouw. Voor Defensie blijft € 59,5 miljoen beschikbaar voor (onder andere) ondersteunende capaciteiten en trainingsactiviteiten. Het restant van het BIV is beschikbaar voor uitgaven aan crisisbeheersingsoperaties.

Na besluitvorming worden de middelen beschikbaar voor BZ en BH&OS jaarlijks bij de 1e suppletoire begroting overgeheveld naar de betreffende begrotingen.

Overzicht BIV 2016 (bedragen x € 1.000)
 

Raming

Realisatie

BIV (Begroting 2016)

364.800

364.800

Toevoeging eindejaarsmarge t.b.v. CBO (artikel 1)

0

25.557

Kaderverhoging ontvangsten (artikel 1)

0

47.591

     

Crisisbeheersingsoperaties (CBO) (zie tabel artikel 1 op pagina 28)

– 245.300

– 275.226

     

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie (zie artikel 4.3, Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking)

– 30.000

– 30.000

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband (zie artikel 2.4, Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken)

– 10.000

– 10.000

Beveiliging van diplomaten en ambassades waar dat noodzakelijk is (artikel 5)

– 20.000

– 20.000

     

Inzet VPD’s (artikel 1) (vanaf eerste suppletoire begroting verantwoord onder artikelonderdeel 1.1 crisisbeheersingsoperaties)

– 8.000

– 2.378

Training en capaciteitsopbouw (artikel 2 & 3)

– 8.900

– 8.900

Civiel-militaire capaciteiten (artikel 3)

– 6.000

– 6.000

Luchttransport (artikel 4)

– 22.000

– 22.000

KMar pool (artikel 5)

– 4.600

– 4.600

Nazorg (artikel 8)

– 10.000

– 10.000

Projectattachés missies (artikel 8)

0

– 1.700

Eindrealisatie

0

47.144

BIJLAGE 3: INHUUR EXTERNEN

Ministerie van Defensie verslagjaar 2016 (Bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten

   

1.

Interim-management

310

 

2.

Organisatie- en formatieadvies

726

 

3.

Beleidsadvies

209

 

4.

Communicatieadvisering

15

 

Beleidsgevoelig

 

1.260

5.

Juridisch advies

287

 

6.

Advisering opdrachtgevers automatisering

44.988

 

7.

Accountancy, financiën en administratieve organisatie

0

 

(Beleids)ondersteunend

 

45.275

8.

Uitzendkrachten (formatie en piek)

55.255

 

Ondersteuning bedrijfsvoering

 

55.255

Totaal uitgaven inhuur externen

 

101.790

In 2016 gaf het Ministerie van Defensie € 101.8 miljoen uit aan externe inhuur. De uitgaven voor het ambtelijke personeel bedroegen € 3,1 miljard. Het inhuurpercentage van Defensie, conform de Rijksbrede normering, komt uit op 3,2 procent.

Inhuur externen buiten mantelcontracten 2016

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting

 

BIJLAGE 4: AFGEROND EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK

In deze bijlage bij het jaarverslag wordt een overzicht opgenomen van de onderzoeken die in het begrotingsjaar (t) zijn gestart dan wel zijn voltooid. Het overzicht maakt onderscheid tussen onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid en ander onderzoek. Binnen het onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid worden beleidsdoorlichtingen apart vermeld. Ook ex-ante en ex-post evaluatieonderzoek naar de doeltreffendheid en/of doelmatigheid wordt opgenomen.

Bijlage Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Artikel

Titel/Onderwerp

jaar van afronding

vindplaats

1.

Inzet

     
 

a.

Beleidsdoorlichtingen

Bescherming kwetsbare scheepvaart nabij Somalië

2014

31 516, nr. 6

 

b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Evaluatie Nederlandse bijdrage aan missies en operaties in 2015

2016

29 521, nr. 315

     

Evaluatie van het beleid ten aanzien van inhuur en inzet van lokaal personeel bij Nederlandse missies

2016

29 521, nr 317

     

Evaluatie inzet Nederlandse militairen in 2014

2015

29 521, nr. 291

     

Tussentijdse evaluatie Nederlandse bijdrage MINUSMA

2015

29 521, nr. 292

     

Interdepartementale evaluatie van het convenant Financiering Nationalle Inzet Krijgsmacht (FNIK)

2014

34 000 X, nr. 101

     

Evaluatie Nederlandse inzet in de antipiraterijoperaties Atalanta en Ocean Shield 2013

2014

29 521, nr. 264

     

Tussentijdse evaluatie van Nederlandse militaire bijdragen aan lopende operaties 2013

2014

29 521, nr. 244

     

Eindevaluatie geïntegreerde politietrainingsmissie

2014

27 925, nr. 489

     

Tussentijdse evaluatie van overige operaties 2012

2013

27 925, nr. 208

     

Tussentijdse evaluatie missies en Security Sector Reform en Development activiteiten 2011

2012

29 521, nr. 185

     

Brede evaluatie inzet Vessel Protection Detachments

2012

32 706, nr. 35

     

Eindevaluatie inzet antipiraterijoperaties Atalanta en Ocean Shield van juli 2010 tot juni 2011

2012

32 706, nr. 26

2.

Taakuitvoering CZSK

     
 

a.

Beleidsdoorlichtingen

Marinestudie 2005

2016

31 516, nr. 17

3.

Taakuitvoering CLAS

     
 

b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Evaluatie Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando en voortzettingsvermogen Patriot-eenheden

2014

32 733, nr. 149

4.

Taakuitvoering CLSK

     
 

a.

Beleidsdoorlichtingen

Strategische luchttransportcapaciteit

2013

31 516, nr. 2

5.

Taakuitvoering KMar

     
 

a.

Beleidsdoorlichtingen

Inzet KMar mensenhandel en mensensmokkel

2013

31 516, nr. 3

6.

Investeringen krijgsmacht

     
 

b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Evaluatie Defensie Materieel Proces

2015

27 830, nr. 166

8.

Ondersteuning krijgsmacht door CDC

     
 

a.

Beleidsdoorlichtingen

Actieplan werving en behoud

2013

31 516, nr. 4

     

Flexibel Personeelssysteem

2015

31 516, nr. 10

10.

Centraal apparaat

     
 

b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Evaluatie Veteranenbeleid 2011–2016

2016

30 139, nr. 170

BIJLAGE 5: INTEGRITEITSMELDINGEN

Sinds 2012 heeft Defensie de rapportagesystematiek inzake integriteit in overeenstemming gebracht met de sector Rijk. In 2016 zijn 369 integriteitmeldingen in de registratiesystemen over een (vermoedelijke) integriteitschending gedaan.

De drie meest voorkomende geregistreerde typen van (vermoedelijke) integriteitschendingen zijn oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen/overschrijding interne regels, misdragingen in de privésfeer en ongewenste omgangsvormen.

De meldingen over het oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen en/of overschrijding interne regels gaan voornamelijk over overschrijding van interne regels, zoals drugsbeleid en het anders gebruiken van de dienstmiddelen dan waarvoor deze bedoeld zijn. De meldingen over misdragingen in de privésfeer zijn vaak meldingen die betrekking hebben op gedragingen in de vrije tijd van de medewerkers en daarbij is er geen directe relatie met de uitoefening van de functie. De meldingen over ongewenst omgangsvormen gaan voornamelijk over agressie en intimidatie, pesten en kwaadspreken.

Type (vermeende) integriteitschendingen

2016

2015

Financiële schendingen

45

93

Misbruik positie en belangenverstrengeling

0

6

Lekken en misbruik van informatie

13

14

Misbruik van bevoegdheden

4

3

Misbruik van geweldsbevoegdheid

0

1

Ongewenste omgangsvormen

64

103

Misdragingen in de privésfeer

114

115

Oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen/overschrijding interne regels

129

81

Misstand volgens de klokkenluidersregeling

0

1

Totaal

369

417

Bron: registratiesysteem «Melding Voorvallen» en «Politie Bedrijfs Processen Systeem»

Naar aanleiding van deze vermoedens zijn in totaal 395 integriteitonderzoeken uitgevoerd. Naar aanleiding van deze onderzoeken zijn er in totaal 224 integriteitschendingen daadwerkelijk geconstateerd.

De volgende maatregelen zijn in 2016 naar aanleiding van een integriteitschending genomen:

  • 69 ambtenaren zijn ontslagen;

  • in 71 keer is een ambtsbericht opgemaakt of is de ambtenaar berispt;

  • 17 keer heeft verplaatsing plaatsgevonden;

  • in 78 keren is een andere maatregel genomen;

  • in 115 zaken is geen maatregel genomen.

Een aantal uitgevoerde integriteitonderzoeken leidden tot meerdere maatregelen. In de overige gevallen is over de afdoening van het incident nog niet besloten of de afdoening is nog niet geregistreerd. In een aantal gevallen is ook aangifte gedaan bij de Koninklijke Marechaussee.

BIJLAGE 6: RAPPORTAGE BURGERBRIEVEN 2016

Aanvragen

Aantal verslagjaar

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebreke-stellingen

Aantal betaalde dwangsommen

3.121

3.116

99%

0

€ 0

Bezwaarschriften

Aantal verslagjaar

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebreke-stellingen

Aantal betaalde dwangsommen

1.848

967

52%

258

€ 121.509

Klaagschriften

Aantal verslagjaar

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

933

906

97%

Wob-verzoeken

Aantal verslagjaar

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebreke-stellingen

Aantal betaalde dwangsommen

2561

246

96%

31

€ 2.900

X Noot
1

Het aantal Wob-verzoek is onder te verdelen in 175 reguliere Wob-verzoeken en 38 Wet Mulderzaken en inzage-verzoeken op basis van Wiv 2002.

Postbus 51 – e-mailberichten en telefonie

Aantal ontvangen in Postbus 51 in verslagjaar

Aantal doorgestuurd naar Defensie

Percentage doorgestuurd naar Defensie

42

0

0%

Toelichting:

Het aantal aanvragen is nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van 2015. Opvallend is dat de uitgekeerde dwangsommen over 2016 verdubbeld zijn in vergelijking met 2015.

Van de 933 klachten zijn er 890 afkomstig van de KMar. Vrijwel al deze klachten zijn binnen de termijnen afgehandeld. De stijging van het aantal klachten wordt veroorzaakt door capaciteitsproblemen op de luchthavens met wachttijden als gevolg, onttrekking aan het ouderlijk gezag en kinderontvoering, rijgedrag, jihadisme, uitreizigers en bejegening. De KMar meldt naast 890 klachten ook 6 complimenten, 34 informatieverzoeken en 52 doorverwijzingen. 33 klachten zijn niet in behandeling genomen.

Het is belangrijk te vermelden dat hoewel de Wob-verzoeken in aantal iets toegenomen zijn, de uitbetaalde dwangsommen aanmerkelijk afgenomen zijn.

Met ingang van 1 juli 2016 is de nieuwe Klachtenregeling Defensie met de daaraan gekoppelde registratie en rapportageplicht van klachten in werking getreden. Het is nog te vroeg om de effecten van deze nieuwe regeling op de aantallen klachten te meten. In de loop van 2017 zal een defensie breed registratiesysteem voor klachten in gebruik worden genomen.

BIJLAGE 7: RAPPORTAGE VOORTGANG MAATREGELEN BELEIDSBRIEF 2011, NOTA IN HET BELANG VAN NEDERLAND (2013) EN TAAKSTELLING RIJKSDIENST

In het jaarverslag wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen uit de Beleidsbrief 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1), uit de nota In het belang van Nederland (Kamerstuk 33 763, nr. 1) en de uitvoering van de taakstelling van € 48 miljoen op de Rijksdienst. Deze bijlage in het jaarverslag is de rapportage over het jaar 2016.

I. Maatregelen Beleidsbrief 2011

De maatregelen zijn grotendeels voltooid of komen specifiek aan de orde in andere rapportages. De maatregelen op het gebied van de personeelslogistiek en de gezondheidszorg worden in deze rapportage behandeld.

Personeelslogistiek

De verdere concentratie van uitvoerende P&O-taken in de Divisie Personeel & Organisatie Defensie (DPOD) bij het CDC wordt in twee fasen doorgevoerd. In de eerste fase, die in 2013 is voltooid, zijn de P&O-capaciteiten gebundeld in de DPOD. De tweede fase betreft de doorontwikkeling van de DPOD waarbij de bestaande inrichting wordt aangepast om meer synergie en samenhang te bereiken en om de opgelegde reducties te realiseren. Naar verwachting zal de reorganisatie per 1 juni 2017 zijn voltooid. De taakstelling wordt tot voltooiing van de reorganisatie gerealiseerd met een lagere vullingsgraad van het CDC.

Gezondheidszorg

Deze maatregel behelst de concentratie van reguliere zorgcapaciteiten bij de Defensie Gezondheidszorg Organisatie (DGO) van het CDC en de verankering van operationele elementen bij de operationele commando’s. Nadat in mei 2014 overeenstemming is bereikt tussen Defensie en de centrales voor overheidspersoneel over het voorzieningenniveau van de gezondheidszorg, is het vertraagde reorganisatietraject DGO hervat. Het Defensie Gezondheidszorg Opleidings- en Trainingscentrum (DGOTC) – voorheen Instituut Defensie Geneeskundige Opleidingen (IDGO) – en het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) zijn intussen gereorganiseerd. In de eerste helft van 2016 zijn het Eerstelijns Gezondheidzorg Bedrijf (EGB), de Defensie Tandheelkundige Dienst (DTD) en de afdeling Bedrijfsgeneeskundige Zorg (BGZ) binnen het CEAG opgericht. Hiermee hebben het CZSK, het CLAS en het CLSK de verantwoordelijkheid van de eerstelijns gezondheidszorg overgedragen aan de DGO.

De reorganisatie van de tweedelijns gezondheidszorg is in juni 2015 formeel gestart en nog lopend. De reorganisatie is gericht op het ook in de toekomst zeker stellen van optimale en doelmatige reguliere tweedelijns gezondheidszorg. Het Centraal Militair Hospitaal (CMH), het Militair Revalidatie Centrum (MRC) en de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ) blijven zelfstandige onderdelen van de DGO. Naar verwachting zal de reorganisatie eind 2017 worden voltooid.

De governance van de Militaire Gezondheidszorg is in 2016 opnieuw ingericht volgens de driedeling: beleid bij de Hoofddirectie Personeel (HDP), uitvoering bij de DGO en toezicht (ongewijzigd) door de Inspecteur Militaire Gezondheidszorg (IMG).

II. Maatregelen nota In het belang van Nederland (2013)

De opbouw van dit deel volgt het overzicht dat is opgenomen in de bijlage van de brief met de gevolgen van de begrotingsafspraken voor de nota In het belang van Nederland van 25 oktober 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 7). In de rapportage van 15 oktober 2015 (Kamerstuk 33 763, nr. 86 heb ik u geïnformeerd dat een aantal maatregelen specifiek aan de orde komt in andere rapportages. In deze voortgangsrapportage rapporteer ik daarom niet meer over deze maatregelen. Zoals bekend is de maatregel Afstoten kazerne Rotterdam komen te vervallen en is de maatregel Afstoten Gulfstream uitgesteld.

Voltooide maatregelen

  • Reductie vlieguren F-16

  • Maatregelen investeringen

  • Omvormen 13 Gemechaniseerde Brigade

Flexibel bemannen (CZSK)

De maatregel flexibel bemannen van eenheden heeft in 2015 geleid tot een reductie van 20 vte’n. In de jaren 2016 tot 2018 wordt de maatregel verder doorgevoerd en voltooid.

Reductie bemanning Joint Support Ship (CZSK)

In verband met de nog lopende beproevingsfase, waarin alle functionaliteiten van het schip moeten worden beproefd, is de oorspronkelijke bemanning langer gehandhaafd. Voltooiing van de beproevingsfase is in 2017 voorzien. In 2018 wordt stapsgewijs overgegaan naar de nieuwe bemanningsomvang.

Politieoptreden KMar en militaire politietaken (KMar)

Sinds 1 januari 2015 is de commandant van het Landelijk Tactisch Commando (LTC) verantwoordelijk voor de rechtstreekse operationele aansturing van de operaties bij de Koninklijke Marechaussee. De landelijke aansturing van capaciteiten is hiermee een feit en er is sprake van een (mobiele) landelijke en flexibele benadering die berust op Informatie Gestuurd Optreden (IGO). De infrastructuur en de IT-voorzieningen worden aangepast aan de nieuwe structuur (zie Kamerstuk 33 763, nr. 70 van 17 maart 2015). De IT-voorzieningen zijn een absolute voorwaarde om de informatievoorziening van de KMar te garanderen. Het programma «IT-IGO KMar» voorziet hierin. Het programma wordt uitgevoerd in de vorm van kleine, behapbare projecten van een beperkte financiële omvang. Deze stapsgewijze, beheerste aanpak strookt met de IT-visie (Kamerstuk 31 125, nr. 45). Momenteel toetst het Bureau IT Toetsing bij het Ministerie van BZK het programmaplan IT- KMar IGO.

Bij de reorganisatie wordt gebruik gemaakt van een stapsgewijze aanpak, zodat de uitkomsten van proefnemingen worden meegenomen in de reorganisatie. De eerste twee stappen zijn conform planning voltooid en stap drie, de omklap van de districten naar één LTC, is gaande. Het afgelopen jaar is gebruikt om het reorganisatieplan in concept gereed te maken. Over stap drie zijn deze zomer informele besprekingen gevoerd met de bonden en de medezeggenschap. Het concept reorganisatieplan stap 3 LTC is in het najaar diverse keren informeel en formeel besproken met de bonden, doch dat heeft nog niet tot een positief resultaat geleid. Het overleg met de bonden is momenteel (2017) opgeschort, waardoor de voortgang van het dossier stagneert. De geplande datum voor de start van de nieuwe organisatie was 1 januari 2017. Dit zal mogelijk iets vertragen.

III. Taakstelling Rijksdienst

In de rapportage van 15 oktober 2015 (Kamerstuk 33 763, nr. 86) en in de beantwoording van Kamervragen over de voortgang van prioritaire sourcingprojecten (Kamerstuk 31 125, nr. 53) heb ik u geïnformeerd dat de taakstelling Rijksdienst van € 48 miljoen op de apparaatsuitgaven vanaf 2016 is verwerkt in de formatieve kaders. Hiermee is de financiële opbrengst zeker gesteld.

Defensie heeft de afgelopen kabinetsperiode maatregelen genomen om te voldoen aan de taakstelling op de Rijksdienst, waarvan het overgrote deel inmiddels afgerond. Intern Defensie is bespaard op het gebruik van vastgoed, stafcapaciteit en door sourcing. Enkele van deze maatregelen hebben een langere looptijd, zoals het Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem (DBBS), de toekomstige ontwikkeling van Paresto en de ontwikkeling van de Marinekazerne in Vlissingen. Over het vervolg daarvan wordt u elders in het jaarverslag en in de vastgoedrapportage geïnformeerd. Alle maatregelen op het gebied van Rijksbrede samenwerking en Rijksbrede trajecten zijn, zoals ik u afgelopen jaar heb gemeld, afgerond.

BIJLAGE 8: INZETBAARHEIDSRAPPORTAGE 2016

Defensie informeert de Kamer twee keer per jaar, bij de begroting en in het jaarverslag, over de inzetbaarheid en gereedheid van de krijgsmacht. Deze inzetbaarheidsrapportage bestaat uit twee delen:

  • 1. de mate waarin Defensie in staat is aan de inzetbaarheidsdoelstellingen te voldoen;

  • 2. de gereedheid van de operationele eenheden en het algemene beeld daarvan.

In de doelstellingenmatrices bij de beleidsartikelen van de verschillende operationele commando’s wordt ingegaan op de gereedheid per eenheid. Om het inzicht in de voortgang van het herstel van de inzetbaarheid en gereedheid van de eenheden te verbeteren, is in de begroting 2017 een prognose opgenomen van het jaar waarin Defensie verwacht dat eenheden aan de gereedheidsnorm zullen voldoen.

Met dat einddoel voor ogen geeft de rapportage in dit jaarverslag een tussenstand weer. Zoals eerder en vaker gemeld, zal het enige jaren duren alvorens het effect van de inspanningen ter verbetering van de gereedheid in volle omvang merkbaar is. In 2016 zijn er belangrijke stappen voorwaarts gezet. Zo is bijvoorbeeld munitie aangevuld voor training en inzet en zijn de voorraden reservedelen en kleding uitgebreid. Het spreekt voor zich dat het totale gereedstellingsproces mede afhankelijk is van de inzet van eenheden, voldoende en toereikende (gevechts)ondersteuning evenals ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Voor de gereedheid op lange termijn is het tevens van belang dat de benodigde vernieuwingen, instandhoudingsprogramma’s en vervangingen tijdig worden gerealiseerd en dat hiervoor voldoende budget beschikbaar is. Het totaalbeeld van 2016 is hiermee in overeenstemming.

1. Inzetbaarheidsdoelstellingen

De in de begroting opgenomen inzetbaarheidsdoelstellingen van de krijgsmacht geven weer welke capaciteiten voor welke duur moeten kunnen worden ingezet in het licht van de hoofdtaken van Defensie en de daaruit voortvloeiende strategische opgaven. Bij het bepalen van deze doelstellingen draait het om de vraag welke mate van inzetbaarheid de regering nodig of wenselijk acht. Hierbij gaat het om het, doorgaans in internationaal verband, gelijktijdig en in voldoende omvang kunnen uitvoeren en volhouden van uiteenlopende missies in verschillende inzetgebieden en om de snelle inzetbaarheid van de krijgsmacht als de omstandigheden daar om vragen. Tevens moet de krijgsmacht in staat zijn om, onder het gezag van civiele autoriteiten, de nationale taken in Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk uit te voeren.

Algemeen

In vergelijking met de rapportage in het Jaarverslag 2015 zijn er geen wijzigingen opgetreden. Wel werpen de inspanningen ten behoeve van het herstel hun vruchten af en is de dalende trend gestopt. In 2016 heeft Defensie met beperkingen kunnen voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. Het gaat om de volgende beperkingen:

  • Ondersteuning/enablers. Zoals bekend kan de krijgsmacht, bij gelijktijdige inzet op land, zee, lucht of ter verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, niet of niet volledig voorzien in de eigen (gevechts)ondersteuning (combat support (CS) en combat service support (CSS)), tenzij het gaat om een missie in hetzelfde operatiegebied. Vooral vuursteun, medische ondersteuning, bevoorradings-, communicatie- en informatiecapaciteit zijn beperkt beschikbaar. Dit laat onverlet dat er tijdens inzet in 2016 (gevechts)ondersteunende eenheden gebruikt zijn.

  • Geoefendheid. Langdurige en eenzijdige inzet heeft per definitie gevolgen voor de generieke geoefendheid, zo ook in 2016. Wel is de basis gelegd voor een verbeterde generieke geoefendheid in 2017, onder meer door voorbereiding te treffen voor grote oefeningen als Bison Drawsko en Red Flag.

  • Materiële gereedheid. Ook beperkingen in de materiële gereedheid en tekorten aan gespecialiseerd personeel beïnvloeden de operationele gereedheid. Zoals bekend pakt Defensie deze problematiek met prioriteit aan, onder andere met de intensiveringen in de begrotingen van 2016 en 2017 en het plan van aanpak ter verbetering van de materiële gereedheid.

Inzetbaarheidsdoelstellingen

Hieronder wordt per inzetbaarheidsdoelstelling gerapporteerd over de stand van zaken in 2016.

  • 1. De verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk, zo nodig met alle beschikbare middelen. Deze taak wordt in bondgenootschappelijk verband uitgevoerd. In dat kader kan ook de NAVO een beroep doen op Nederland.

Deze doelstelling gaat uit van de inzet van alle beschikbare middelen. Defensie heeft in 2016 met beperkingen aan deze inzetbaarheidsdoelstelling kunnen voldoen. Aan de verbetering van de gereedheid, en daarmee de inzetbaarheid, wordt met behulp van de intensiveringen van dit kabinet intensief gewerkt. Ook het beschikbaar hebben van voldoende (gevechts)ondersteuning is een belangrijke bouwsteen in het kader van het meerjarig perspectief. Zoals bekend, is de NAVO hogere eisen gaan stellen aan de inzetbaarheid en gereedheid van de bondgenootschappelijke strijdkrachten. Dit vraagt dus ook om extra inspanningen van de Nederlandse krijgsmacht. Uiteraard zijn de Nederlandse eenheden geoefend om geplande missies uit te voeren. De genoemde beperkingen hebben echter wel gevolgen voor de generieke geoefendheid en dus de inzetbaarheid in het gehele geweldsspectrum op korte termijn. De in 2016 gemaakte keuzes maken het mogelijk om in het oefenprogramma van 2017 over de gehele breedte van het takenpakket te oefenen en te trainen.

  • 2. De deelname aan operaties wereldwijd ter bevordering van de internationale stabiliteit en rechtsorde, voor noodhulp bij rampen en humanitaire crises en voor de bescherming van de belangen van het Koninkrijk. Deze operaties worden meestal in internationaal verband uitgevoerd, waarbij bijdragen van verschillende partners in samengestelde eenheden worden geïntegreerd. In dat kader kan de krijgsmacht de volgende bijdragen leveren:

    • Op land: Eenmalig een samengestelde taakgroep van brigadeomvang of langdurig een samengestelde taakgroep van bataljonsomvang. Naast de langdurige inzet van een bataljonstaakgroep kunnen gedurende kortere tijd een tweede bataljonstaakgroep en langere tijd kleinere bijdragen worden ingezet (inclusief de presentie in het Caribisch gebied).

    • Op en vanaf zee: Eenmalig een maritieme taakgroep van vijf schepen of langdurig twee schepen afzonderlijk, waarbij vloot en mariniers geïntegreerd optreden.

    • In de lucht: Tot de vervanging van de F-16 (voorzien in 2023) eenmalig een groep van acht jachtvliegtuigen of langdurig een groep van vier jachtvliegtuigen. Na de vervanging van de F-16 voorzien in 2023) eenmalig of langdurig een groep van vier jachtvliegtuigen. Helikopters ondersteunen het optreden op land en zee.

    • Speciale operaties: Langdurige deelneming van compagniesomvang aan een joint taakgroep Special Forces.

    • Cyberoperaties: defensieve en offensieve cybertaken evenals inlichtingenvergaring.

    • Nichecapaciteiten (naast Special Forces en offensieve cybercapaciteit): onderzeeboten, het Duits-Nederlandse Legerkorpshoofdkwartier, Luchttransport, Air-to-Air Refueling, Patriots en het Civil-Military Interaction commando.

Al deze vormen van inzet zijn inclusief ondersteunende eenheden, zowel de gevechtsondersteuning (combat support) als de logistieke ondersteuning (combat service support). Vooral voor logistieke ondersteuning moet een beroep worden gedaan op internationale partners. Andersom is de ondersteuning van internationale partners door onze krijgsmacht eveneens mogelijk. De inzet van afzonderlijke modules van ondersteunende capaciteiten is ook een optie.

Ook in 2016 heeft Defensie met beperkingen aan deze inzetbaarheidsdoelstelling kunnen voldoen. Deze beperkingen manifesteren zich bij langdurige inzet, bij bepaalde (en vooral hoge) dreigingsniveaus of als er sprake is van meer dan één inzet tegelijkertijd. Onder meer de verminderde operationele gereedheid voor de organieke taken van sommige eenheden ligt hieraan ten grondslag. Dit betreft onder meer de special forces, NH-90, de CH-47 Chinook, de AH-64 Apache en de F-16. De inzet van deze eenheden in missies is bewust verminderd om herstel van de gereedheid mogelijk te maken. De Patriots zijn nog tot 2021 in groot onderhoud en daardoor niet of beperkt inzetbaar. De knelpunten bij de CS/CSS-eenheden, zoals helikopters, verbindingen, medische en inlichtingencapaciteit, leiden ook tot beperkingen in de ondersteuningsmogelijkheden voor de oefening en training van andere eenheden.

  • 3. Het bijdragen aan de nationale veiligheid onder civiel gezag. In dat kader levert de krijgsmacht de bijdragen zoals vastgelegd in wettelijke en interdepartementale afspraken. Het gaat hierbij om:

    • De uitvoering van structurele nationale taken zoals de politietaken van de Koninklijke Marechaussee, de beveiliging van het Nederlandse luchtruim met jachtvliegtuigen, de coördinatie van – en de bijdrage aan de Kustwacht Nederland evenals de hydrografische taak;

    • Het samen met veiligheidspartners kunnen optreden tegen digitale bedreigingen en aanvallen (cybercapaciteit);

    • Militaire bijstand en steunverlening bij handhaving van de rechtsorde, de openbare orde en veiligheid, in het bijzonder met de in de ICMS-catalogus gegarandeerde capaciteiten;

    • Militaire bijstand bij de bestrijding van terrorisme, rampen en crises – zo nodig met alle op dat moment beschikbare eenheden.

De vraag in het kader van de nationale inzet blijft groeien, in het bijzonder op het terrein van de explosievenopruiming en de ondersteuning van strafrechtelijk onderzoek. Niettemin kon Defensie ook in 2016, weliswaar met beperkingen, aan deze doelstelling voldoen. Prioriteitstelling was hierbij onvermijdelijk, bijvoorbeeld in het geval van gelijktijdige nationale en internationale inzet. Dit heeft echter niet geleid tot negatieve effecten in de uitvoering.

Defensie heeft in 2016 een aantal capaciteiten uit de ICMS-catalogus beperkt kunnen leveren.

  • De middelzware en zware opvang van slachtoffers bij calamiteiten in defensiecomplexen kon niet altijd worden gegarandeerd. Deze vormen van opvang worden op dit moment herzien. De lichte vorm van opvang kon wel door alle defensiecomplexen worden uitgevoerd. Samen met de veiligheidspartners wordt onderzocht hoe ook de middelzware en zware opvang structureel kan worden gegarandeerd;

  • Door een modificatietraject en inzet in een crisisbeheersingsoperatie was er slechts één Raven UAV-systeem beschikbaar voor civiele inzet. De vraag naar Raven-capaciteit is onverminderd groot. Defensie kan niet aan alle verzoeken voldoen en dus is prioriteitstelling noodzakelijk.

  • De materiële gereedheid van de ziekenauto’s was nog niet op niveau. Hierdoor was het niet mogelijk om permanent een geneeskundige hulppost en een ziekenhuispeloton beschikbaar te stellen voor nationale inzet. Het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW) voorziet in de vervanging van de ziekenauto’s vanaf 2018.

Door een groot beroep op de KMar voor onder meer bewakings- en grenscontroletaken was het niet mogelijk om de Crowd & Riot Control eenheid in 2016 op korte termijn operationeel gereed te stellen. Dit heeft tevens gevolgen voor de uitvoering van de militaire politietaak. Er waren in 2016 geen beperkingen op het gebied van militaire bijstand bij de bestrijding van terrorisme.

  • 4. Een permanente militaire presentie in het Caribisch gebied, zowel voor de verdedigingstaak (zie doelstelling 1) als voor de ondersteuning van lokale en regionale civiele autoriteiten (zie doelstelling 3, in het bijzonder de ondersteuning van de Kustwacht, de regionale drugsbestrijding, de politietaken van de Marechaussee en het beteugelen van woelingen). De permanente presentie bestaat uit een vaste compagnie van het CZSK en een roulerende compagnie van het CLAS, een bootpeloton, een groot bovenwaterschip, een ondersteuningsschip en een brigade Marechaussee. Als de situatie dit vereist, kan de militaire presentie in het Caribisch gebied worden vergroot. Dit zal dan wel ten koste gaan van de overige inzetmogelijkheden.

Aan deze doelstelling is in 2016 voldaan.

2. Operationele gereedheid van eenheden

De inzetbaarheidsdoelstellingen zijn uitgewerkt in een gereedheidsnorm per type operationele eenheid. De norm geeft het aantal te leveren operationeel gerede eenheden weer. Als deze «norm OG» per eenheid wordt gehaald, kan wat de gereedheid betreft volledig worden voldaan aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. In de begroting en het jaarverslag zijn de gereedheidsnormen opgenomen in de doelstellingenmatrices bij de beleidsartikelen van de verschillende operationele commando’s. Zoals eerder aan de Kamer gemeld, zal het enige jaren duren alvorens het effect van de inspanningen ter verbetering van de gereedheid in volle omvang merkbaar is. Het duurt immers enige tijd alvorens de intensiveringen vertaald kunnen worden in bijvoorbeeld extra onderdelen of personeel. Knelpunten verschillen per eenheid en wapensystemen zijn niet altijd financieel van aard.

Hieronder volgt een algemeen beeld van de personele en materiële gereedheid, en de geoefendheid van de krijgsmacht.

Algemeen beeld personele gereedheid

De vulling van vooral de schaarstecategorieën, zoals onderhouds-, technisch, medisch en IT-personeel en personeel werkzaam bij de manoeuvre eenheden, blijft een punt van zorg. Ook is er nog sprake van een te lage instroom, beperkte doorstroom(mogelijkheden) en een hoge uitstroom.

Positief is dat de KMar is uitgebreid voor de bewaking en beveiliging van kwetsbare objecten. Voorts is de snel beschikbare capaciteit van de Dienst Speciale Interventies (DSI) vergroot en zo ook de MIVD in het kader van de versterking van de veiligheidsketen.

In 2016 is de Nederlandse variant op het (internationaal) gehanteerde Total Force concept ontwikkeld onder de noemer «adaptieve krijgsmacht». Dit concept moet het mogelijk maken piekbelasting beter op te vangen en, wanneer en waar nodig, het voortzettingsvermogen snel te vergroten. Ook voorziet dit concept in diverse contractvormen om personeel aan te nemen en te behouden. De Tweede Kamer is op 13 januari 2017 over dit concept geïnformeerd (Kamerstuk 34 550, nr. 73).

Algemeen beeld materiële gereedheid

Zoals reeds gemeld in de inzetbaarheidsrapportage over de eerste helft van 2016 is de daling van de materiële gereedheid van de hoofdwapensystemen een halt toe geroepen. De lichte stijging van de MG in het tweede kwartaal van 2016 heeft zich in het laatste half jaar niet kunnen doorzetten. Dit was een gevolg van benodigd extra onderhoud aan wapensystemen die begin 2017 zijn ingezet in de grote oefeningen Bison Drawsko en Red Flag. Deze noodzakelijke extra onderhoudsinspanning heeft overigens mede bijgedragen aan het succes van de oefeningen. Het spreekt voor zich dat deze oefeningen van groot belang zijn met het oog op het herstel van de generieke geoefendheid.

De intensiveringen uit de begroting 2016 zijn onder meer aangewend voor de versterking van de onderhoudscapaciteit en de logistieke bedrijfsvoering en ook voor de verwerving van extra reserveonderdelen. Bij de verwerving van die extra reserveonderdelen is prioriteit gegeven aan het aanvullen van de voorraden en het verbeteren van de leverbetrouwbaarheid van (goedkope) reserveonderdelen die vaak nodig zijn in het onderhoudsproces (fast movers). Zo is de leverbetrouwbaarheid gestegen van 30 procent aan het begin van 2016 naar 74 procent aan het einde van het jaar, en de voorraadbeschikbaarheid van deze reserveonderdelen van 60 procent naar 81 procent. Op basis van instandhoudingsanalyses voor de PzH2000, het LCF, de OPV, de FRISC, de Chinook en de Apache, is vastgesteld welke reserveonderdelen cruciaal zijn voor de inzetbaarheid en om die reden altijd voorradig moeten zijn. De voorraden van deze availability killers worden aangevuld. Daarnaast is extra geld besteed aan de aanvulling van de voorraad oefenmunitie voor kleinkaliberwapens. Er is nu niet langer meer sprake van tekorten aan dit type munitie. Voorts is de onderhoudscapaciteit van de NH-90 vergroot en is de maritieme instandhoudingscapaciteit versterkt. Hetzelfde geldt voor de verwervingscapaciteit en het assortimentsmanagement. Deze verbeteringen zullen de komende tijd voelbaar worden op de werkvloer.

Een punt van zorg is de veroudering en het onderhoud van de zogenaamde B en C-systemen4. De gereedheid van deze systemen is immers van invloed op de operationele gereedheid van de operationele en ondersteunende eenheden. Een ander punt van zorg is de materiële gereedheid van een aantal oudere wapensystemen, waaronder de luchttransportvloot. Het groeiende aantal ouderdomsklachten zorgt voor langere doorlooptijden en veel correctief onderhoud. Dit zorgt ervoor dat de materiële gereedheid lager is dan verwacht. Dit onderstreept de noodzaak van tijdige vervangingsinvesteringen.

Algemeen beeld geoefendheid

De eenheden waren in 2016 voldoende geoefend voor de geplande inzet. De generieke geoefendheid stond echter, zoals verwacht, onder druk. Vooral de genoemde knelpunten in de personele en materiële gereedheid zijn hier debet aan. Zo heeft dit bij het CLSK heeft voornamelijk betrekking op F-16 en helikoptervliegers als gevolg van langdurige en eenzijdige inzet in MINUSMA en ATFME. Door slechte weersomstandigheden eind 2016 kon er voorts minder geoefend worden dan gepland. Bij het CZSK zijn de intensieve inzet in missies in voorgaande jaren en de nog beperkte beschikbaarheid van de NH-90 van invloed op de generieke geoefendheid van de fregatten. De geoefendheid van het CLAS staat mede onder druk doordat de inzet van (gevechts)ondersteuningscapaciteiten in missies de oefenmogelijkheden beperkte. Onvoldoende CIS-middelen beïnvloedde de geoefendheid van staven, de verminderde beschikbaarheid van nachtzichtapparatuur de geoefendheid van gevechtseenheden, en de lage beschikbaarheid van helikopters de geoefendheid van de Luchtmobiele Brigade en vuursteuneenheden. Positief is dat het CLAS eind 2016 vier oefeningen op hogere geweldsniveaus heeft uitgevoerd. Bij de KMar werd de geoefendheid negatief beïnvloed door de intensieve bewaking en beveiliging van kwetsbare objecten en het versneld gereedstellen van de nieuwe HRB-pelotons.

Het totaalbeeld van de gereedheid in 2016 strookt met de verwachtingen. De dalende trend is de afgelopen jaren afgevlakt en de eerste, voorzichtige tekenen van structureel herstel moeten in 2017 waarneembaar worden, ook op de werkvloer. Het totaal aan maatregelen, zoals genomen en voorbereid, moet de komende jaren leiden tot een duidelijke stijgende lijn in de basisgereedheid. Het afgelopen jaar was de bodem van het dal waaruit Defensie zich de komende jaren vastberaden omhoog zal werken.

BIJLAGE 9: LIJST MET AFKORTINGEN

AC

=

Aanmeldcentrum

ABDO

=

Algemene Beveiligingseisen voor Defensieopdrachten

AD

=

Algemene Dienst

ADR

=

Auditdienst Rijk

AE

=

Aanhoudingseenheid

AGW

=

Assortimentsgewijs werken

AMB

=

Air Manoeuvre Brigade

AMBV

=

Mijnenbestrijdingsvaartuig van de Alkmaar-klasse

AMET

=

Aero Medical Evacuation Team

AMISOM

=

African Union Mission in Somalia

AOM

=

Allied Operations and Missions

AOCS (NM)

=

Air Operations Control Station (Nieuw Milligen)

ATF

=

Air Task Force

AWW

=

Above Water Warfare

BAP

=

Baltic Air Policing

BBM

=

Brigade Buitenland Missies

BE

=

Bijstandseenheid

BG

=

Battle Group

BG

=

Bedrijfsgroep

BINUB

=

Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi

BIV

=

Budget Internationale Veiligheid

BLOW

=

Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie

BMS

=

Battlefield Management System

BSB

=

Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten

BST

=

Border Security Team

BTW

=

Belasting Toegevoegde Waarde

CARIB

=

Caribisch Gebied

CBS

=

Centraal Bureau voor de Statistiek

CDC

=

Commando DienstenCentra

CEAG

=

Coördinatie-centrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid

CFK

=

Chloorfluorkoolstoffen

CFMCC

=

Combined Force Maritime Component Command

CIED

=

Counter Improvised Explosive Devices

CIMIC

=

Civil-military Cooperation

CIS

=

Communicatie- en Informatiesystemen

CKMAR

=

Commando Koninklijke Marechaussee

CLAS

=

Commando Landstrijdkrachten

CLSK

=

Commando Luchtstrijdkrachten

CMH

=

Centraal Militair Hospitaal

CODEMO

=

Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling

COID

=

Centrale Organisatie Integriteit Defensie

CONTCO

=

Contingentscommando

CSTC(A)

=

Combined Security Transition Command Afghanistan

CTF

=

Commander Task Force

CRL

=

Crowd and Riot Control

CUP

=

Capability Upgrade Programme

CV-90

=

Combat Vehicle 90

CZSK

=

Commando zeestrijdkrachten

DBBO

=

Defensie Beveiligings- en Bewakingsorganisatie

DBBS

=

Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem

DBV

=

Dienst Beveiliging Vastgoed

DCHR

=

Dienstencentrum Human Resources

DCIVB

=

Dienstencentrum IV-beheer

DCOID

=

Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie

DDG

=

Duik- en Demonteergroep

DGOTC

=

Defensie Geneeskundig Opleidings- en TrainigsCentrum

DGI

=

Defensiegerelateerde industrie

DGO

=

Divisie Gezondheidsszorg Organisatie

DHC

=

Defensie Helikopter Commando

DIC

=

Defensie Innovatie Competitie

DIS

=

Defensie Industrie Strategie

DLBE

=

District Buitenlandse eenheden

DMO

=

Defensie Materieel Organisatie

DMP

=

Defensie Materieelkeuze Proces

DR&D

=

Defence Research & Development

DRC

=

Democratische Republiek Congo

DTD

=

Defensie Tandheelkundige Dienst

DTO

=

Defensie Telematica Organisatie

DUBO

=

Duurzaam Bouwen

DVD

=

Dienst Vastgoed Defensie

EATC

=

European Air Transport Command

EDA

=

Europees Defensie Agentschap

EGB

=

Eerstelijns Gezondheidszorg Bedrijf

EGF

=

Europese Gendarmerie Force

EODD

=

Explosieven Opruimingsdienst Defensie

EOV

=

Elektronische oorlogsvoering

EPA

=

Energie Prestatie Adviezen

ERP

=

Enterprise Resource Planning

EU

=

Europese Unie

EUBAM

=

EU Border Assistance Mission

EUFOR

=

European Force

EULEX

=

European Union Rule of Law Mission (Kosovo)

EUMM

=

European Union Monitor Mission

EUNAVFOR

=

EU Naval Force

EUPM

=

European Union Police Mission (Bosnië-Herzegovina)

EUPOL

=

European Police

EUSEC

=

European Security

EVDB

=

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

FBUH

=

Fysieke bescherming en uitrusting hulpverleners

FCSS

=

Fast Combat Support Ship

FES

=

Fonds Economische Structuurversterking

FGBADS

=

Future Ground Based Air Defence System

FHQ

=

Field Headquarters

FINAD

=

Financiële Administratie

FMS

=

Foreign Military Sales

FPS

=

Flexibel Personeelssysteem

FPU

=

Flexibel Pensioen en Uittreden

FRISC

=

Fast Raiding Intercepting and Special forces Craft

GO

=

Geoefendheid

HGIS

=

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HLD

=

High Level Design

HQ

=

Headquarter

HRB

=

Hoog Risico Beveiliging

HRF(L)HQ

=

High Readiness Forces (Land) Headquarters

HRM

=

Human Resource Management

ICMS

=

Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking

IED

=

Improvised Explosive Devices

IG

=

Innovation Game

IGO

=

Informatie Gestuurd Optreden

IGV

=

Infanterie Gevechtsvoertuig

ILS

=

Integrated Logistic Support

IND

=

Immigratie- en Naturalisatie Dienst

INK

=

Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg

IPU

=

Integrated Police Unit

ISAF

=

International Security Assistance Force

ISR

=

Information Storage and Retrieval

ISTAR

=

Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance

IT

=

Informatietechnologie

ITAR

=

International Traffic in Arms Regulation

IV

=

Informatievoorziening

IVENT

=

Informatievoorziening en Telematica

JISTARC

=

Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command

JPO

=

Joint Program Office

JSF

=

Joint Strike Fighter

JTFC

=

Joint Task Force Counter

KAF

=

Kandahar Airfield

KFOR

=

Kosovo Force

KMA

=

Koninklijke Militaire Academie

LCF

=

Luchtverdedigings- en Commandofregat

LCW

=

Logistiek Centrum Woensdrecht

LOKKMAR

=

Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMAR

LOT

=

Liaison and Observation Team

LRIP

=

Low Rate Initial Production

LSV

=

Luchtmobiel Speciaal Voertuig

LZV

=

Landelijk Zorgsysteem Veteranen

MARIN

=

Maritiem Research Instituut Nederland

ME

=

Mobiele eenheid

MECHBRIG

=

Gemechaniseerde Brigade

MFSC

=

Multi Functional Smartcard

MG

=

Materiele Gereedheid

MGGZ

=

Militair Geestelijke Gezondheidszorg

MIA

=

Maatschappelijke Innovatie Agenda

MILSATCOM

=

Militaire Satellietcommunicatie

MIVD

=

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

MKB

=

Midden- en Kleinbedrijf

MLU

=

Midlife Update

MoU

=

Memorandum of Understanding

MPZ

=

Militairen Politiezorg

MRAT

=

Medium Range Anti-Tank

MRC

=

Militair Revalidatie Centrum

MRTT

=

Multi-Role Tanker Transport

MTADS

=

Modernized Target Acquisition and Designation Sight

MTV

=

Mobiel Toezicht Veiligheid

NAFIN

=

Netherlands Armed Forces Integrated Network

NAHEMA

=

NATO Helicopter Management Agency

NATO

=

North Atlantic Treaty Organisation

NATRES

=

Nationale Reserve

NAVO

=

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NBC

=

Nucleair, Biologisch, Chemisch

NCTV

=

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid

NDMC

=

Nationale Datalink Management Cel

NEC

=

Network Enabled Capabilities

NFO

=

Normal Framework Operations

NGO

=

Non-Governemental Organisation/Niet-Gouvernementele Organisatie

NH-90

=

Naval Helicopter – 90

NIC

=

National Intelligence Cell

NIMCIS

=

Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem

NIST

=

National Institute for Standards and Technology

NLMARFOR

=

Netherlands Maritime Forces

NLR

=

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NLTC

=

Netherlands Liaison Team Centcom

NRF

=

NATO Response Force

NSE

=

National Support Element

NSPA

=

NATO Support and Procurement Agency

NTM-A

=

NATO Training Mission Afghanistan

NTM-I

=

NATO Training Mission Iraq

NTN

=

Nafin Transport Network

NTP

=

Nationaal Technologie Project

NSPA

=

NATO Support and Procurement Agency

NMM

=

Nationaal Militair Museum

OD

=

Operationele doelstelling

OG

=

Operationele Gereedheid

OGRV

=

Object Grondverdediging

OHQ

=

Operational Headquarters

OM

=

Openbaar Ministerie

OMLT

=

Operational Mentoring and Liaison Teams

OOCL

=

Operationeel Ondersteuningscommando Land

OPCO

=

Operationeel Commando

OPV

=

Ocean going Patrol Vessel

OZD

=

Onderzeedienst

PAC

=

Patriot Advanced Capability

PAM

=

Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit

PG

=

Personele Gereedheid

PMD

=

Professionaliseren Materieelbeheer Defensie

POD

=

Port Of Disembarkation

POP

=

Persoonlijk Ontwikkelplan

PPS

=

Publiek-Private Samenwerking

PRT

=

Provincial Reconstruction Team (Afghanistan)

PSFD

=

Production, Sustainment and Follow-on Development

PW

=

PolitieWet

Pzh2000

=

Pantserhouwitser

QRA

=

Quick Reaction Alert

RCA

=

République Central Africaine

RCP

=

Rafah Crossing Point

RC(S)

=

Regional Command (South)

RDTF

=

Redeployment Task Force

R&D

=

Research and Development

RHB

=

Rijkshoofdboekhouding

ROC

=

Regionaal Opleidingscentrum

RPV

=

Remotely Piloted Vehicles

RVB

=

Rijks Vastgoed Bedrijf

RWT

=

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

SAC C-17

=

Strategic Airlift Capability C-17

SAR

=

Search and Rescue

SBIR

=

Small Business Innovation Research

SBK

=

Sociaal Beleidskader

SFIR

=

Stabilization Force Iraq

SKIA

=

Strategie-, Kennis- en Innovatieagenda

SLA

=

Service Level Agreement

SNMG

=

Standing Nato Marine Group

SOF

=

Special Operations Forces

SPEER

=

Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering

SSD

=

Security Sector Development

SSR

=

Security Sector Reform

STANAG

=

Standardisation Agreement

STARS

=

Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for Sustainable security

SVP

=

Strategisch Vastgoedplan

SZVK

=

Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

TACTIS

=

Tactische Indoor Simulator

TF(U)

=

Task Force (Uruzgan)

TNO

=

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

TTW

=

Tijdelijke tewerkstelling

UAV

=

Unmanned Aerial Vehicle

UNAMID

=

United Nations African Union Mission in Dafur

UNIFIL

=

United Nations Interim Forces in Lebanon

UNMIS

=

United Nations Mission in Sudan

UNPOL

=

United Nations Police

UNTSO

=

United Nations Truce Supervision Organisation

VIP

=

Very Important Person

VJTF

=

Very High readiness Joint Taskforce

VMS

=

Veiligheidsmanagementsysteem

VN

=

Verenigde Naties

VOC

=

Veiligheids Innovatie Competitie

VTE

=

Voltijdsequivalent

ZBO

=

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZUIS

=

Zeescheepvaart Uitbreidbaar Informatie Systeem