Vastgesteld 23 juni 2017
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 17 mei 2017 van de Algemene Rekenkamer inzake aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) (Kamerstuk 34 725 V, nr. 2).
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 juni 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Omtzigt
De griffier van de commissie, Van Toor
1
Hoe is het mogelijk dat, anders dan de Kamer is beloofd, er toch een bezuiniging heeft plaatsgevonden op de gedetineerdenbegeleiding in het buitenland?
Antwoord
Het rapport van de Algemene Rekenkamer concentreert sterk op het aantal bezoeken aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Aan een afname van het aantal bezoeken aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland verbindt de Algemene Rekenkamer de conclusie dat het ministerie op gedetineerdenbegeleiding heeft bezuinigd. De constatering dat het aantal bezoeken is gedaald is correct; de constatering dat er is bezuinigd echter niet. Hoewel de totale personele capaciteit van het postennet werd verkleind, is het nieuwe gedetineerdenbeleid geen bezuinigingsoperatie geweest.
De beleidswijziging ten aanzien van de bezoekfrequentie (maximaal vier bezoeken per jaar in de zogenoemde zorglanden en één bezoek per detentie in de niet-zorglanden, waaronder alle EU-landen), samen met een afnemend aantal Nederlandse gedetineerden in het buitenland door de toepassing van WETS/WOTS en andere factoren, kan een neerwaarts effect hebben gehad op het totale aantal gedetineerdenbezoeken. Daar staat tegenover dat de bezoeken met meer maatwerk en een hogere kwaliteit, en in de zorglanden in sommige gevallen met een hogere frequentie dan voorheen, worden uitgevoerd. Bezoeken worden beter voorbereid en meer ingericht op de individuele situatie van de gedetineerde. De bezoeken zijn daarmee in de regel arbeidsintensiever en soms ook langer dan vroeger. De invoering van maatwerk betekent bovendien dat per geval wordt bezien welke begeleiding het meest zinvol is. In bepaalde gevallen kunnen andere vormen van contact en begeleiding zinvoller zijn en meer tegemoetkomen aan de wensen en behoeften van een gedetineerde dan een bezoek.
De focus van de Algemene Rekenkamer op het aantal bezoeken gaat ook voorbij aan de gedetineerdenbegeleiding die het ministerie biedt door subsidieverlening aan derde partijen. Het ministerie heeft daarin juist extra geïnvesteerd. Er is veel aandacht en zorg besteed aan uitbreiding van de activiteiten, kwaliteitsverbetering en verdere professionalisering van de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland door de subsidiepartners.
De door het ministerie gesubsidieerde activiteiten op het gebied van resocialisatie, (extra) zorg, juridisch advies en voorlichting die aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland worden geboden, vormen kernonderdelen van de huidige gedetineerdenbegeleiding. Vanwege de gebleken resultaten en groeiende vraag heeft het ministerie het subsidiebudget voor gedetineerdenbegeleiding voor de subsidieperiode tot en met 2019 per 2016 dan ook verhoogd.
Tenslotte geldt dat het ministerie blijft investeren in de inhoudelijke deskundigheid van de consulair medewerker, ook op het gebied van gedetineerdenbegeleiding. Zo heeft het ministerie voor haar consulair medewerkers een nieuwe leermethode (en naslagwerk) opgezet, waarbij medewerkers sneller en interactiever dan voorheen hun consulaire kennis kunnen versterken.
2
De Algemene Rekenkamer stelt dat het nu moeilijker is dan voor de invoering van het nieuwe beleid om de kwetsbaarheid van een gedetineerde in beeld te krijgen en te houden. Welke acties zullen ondernomen worden om beter zicht te krijgen op deze kwetsbaarheid?
Antwoord
Het ministerie zet reeds in op – en geeft prioriteit aan – het in beeld brengen van de kwetsbaarheid van gedetineerden gedurende de gehele detentieperioden, zodat ook aan deze categorie van gedetineerden maatwerk kan worden geleverd.
Met onder meer het nieuwe rapportagesysteem van het Bureau Buitenland van Reclassering Nederland (BBRN) komen kwetsbare gedetineerden sneller in beeld – ook bij het ministerie – en bieden de door BBRN nieuw ontwikkelde zorgactiviteiten betere mogelijkheden voor het verlenen van geïntensiveerde en passende zorg aan kwetsbare gedetineerden. Het ministerie zelf houdt een budget aan voor de betaling van noodzakelijke medicijnen voor zieke gedetineerden indien de lokale autoriteiten de medische zorg niet kunnen leveren en de gedetineerden of hun familie niet over de middelen daartoe beschikken.
De Algemene Rekenkamer ziet een bijzonder risico voor het leveren van maatwerk aan kwetsbare gedetineerden in de zogenaamde niet-zorglanden. Op grond van de hierboven beschreven maatregelen ziet het ministerie dat risico niet. Bovendien blijft in alle gevallen uitgangspunt dat de lokale autoriteiten eerstverantwoordelijk zijn voor alle (ook buitenlandse) gedetineerden en dat de detentieomstandigheden in de niet-zorglanden adequaat worden geacht.
3
Hoeveel panden, kantoren, residenties en dienstwoningen uit de huisvestings- en vastgoedportefeuille van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dus zowel objecten in eigendom als objecten die worden gehuurd, stonden in 2016 voor enige tijd, of het hele jaar, (deels) leeg?
Antwoord
Van de 1.094 panden in eigendom en beheer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken stonden in 2016 14 panden enige tijd leeg. Aan de leegstand lag verkoop, grootschalige verbouwing en evacuatie als gevolg van conflicten ten grondslag. Bij enkele kantoren was er sprake van gedeeltelijke leegstand, met name ingegeven door de invoering van HNW (Het Nieuwe Werken) en/of de inkrimping van de staf (als gevolg van bezuinigingsmaatregelen en modernisering).
In de periode tussen vertrek en aankomst van uitgezonden medewerkers staan dienstwoningen korte tijd leeg. Dit betreft met name dienstwoningen in eigendom en daarnaast enkele huurpanden die gezien schaarste op de markt worden aangehouden voor de opvolger. De duur van deze leegstand is doorgaans beperkt tot één of twee maanden.
4
Hoe vaak zijn medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2016 doelwit geweest van een cyberaanval?
Antwoord
Er zijn geen geslaagde cyberaanvallen op medewerkers, systemen en/of netwerken van het ministerie in 2016 bekend.
Het ministerie maakt onderscheid tussen «algemene» en «specifieke» cyberaanvallen. Onder «algemene» cyberaanvallen verstaat het ministerie niet specifiek op BZ gerichte pogingen tot besmetting met bijvoorbeeld computervirussen. Tot «specifieke» cyberaanvallen behoren op BZ gerichte pogingen, zoals zogenaamde Advanced Persistent Threats (o.a. door Statelijke actoren).
Algemene cyberaanvallen worden in de regel volledig geautomatiseerd afgevangen, specifieke aanvallen worden ook op andere manieren gemonitord en gepareerd. Uit veiligheidsoverwegingen kunnen geen mededelingen worden gedaan over technische details van verdediging en aantallen.
5
Hoeveel cyberaanvallen zijn in 2016 uitgevoerd op systemen en/of netwerken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 4.
6
Bent u bereid de Kamer (vollediger) te informeren over de onttrekkingen en inzet van het huisvestingfonds? Graag een toelichting.
Antwoord
Ja. Het huisvestingsfonds is gebaseerd op een middelenafspraak tussen het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Buitenlandse Zaken waarbij de opbrengsten uit de verkoop in een ander begrotingsjaar kunnen worden ingezet. De uitgaven worden gedaan op basis het Masterplan Huisvesting en Vastgoed 2017. Op de reguliere begrotingsmomenten, zoals in de begroting en bij het jaarverslag wordt hier specifiek melding van gemaakt en een toelichting gegeven aan de Kamer. Daarnaast houden de Algemene Rekenkamer en Audit Dienst Rijk toezicht op de naleving van de afspraken en controleren de onttrekkingen en inzet van het huisvestingsfonds.
7
Hoe verklaart u de afname van het gemiddeld aantal bezoeken per gedetineerde in zowel niet-zorglanden als zorglanden? Kunt u helder uiteenzetten wat hiervan, volgens u, de oorzaken zijn?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 1.
8
Wat is uw reactie op de knelpunten met de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) en de Wet wederzijds Erkenning en Tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke Sancties (WETS), zoals geïdentificeerd door de Algemene Rekenkamer? Op welke wijze wilt u deze knelpunten gaan oplossen?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 9.
9
Welke mogelijkheden ziet u om de duur van de procedures voor WOTS- en WETS-aanvragen verder in te korten?
Antwoord
De Algemene Rekenkamer beschrijft de problematiek van langdurige WOTS/WETS-procedures in de landen van detentie en de te korte strafrestanten voor een resocialisatie in Nederland waarmee strafoverdracht en overbrenging naar Nederland in sommige gevallen niet kunnen worden gerealiseerd. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie is bevoegd ten aanzien van de toepassing van WOTS/WETS. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal met het Ministerie van Veiligheid en Justitie over de toepassing van de WOTS/WETS in gesprek blijven. De faciliterende rol van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ten aanzien van dit onderwerp ligt vooral op het terrein van informatievoorziening aan gedetineerden. Het ministerie zal samen met het Ministerie van Veiligheid en Justitie onderzoeken hoe Nederlandse gedetineerden in het buitenland nog vroeger en duidelijker kunnen worden geïnformeerd over de WOTS zodat aanvragen steeds zo vroegtijdig mogelijk worden ingediend. Niettemin valt ook in de toekomst niet uit te sluiten dat een trage behandeling van WOTS-verzoeken in het land van detentie een complicerende factor blijft waarop dit ministerie weinig of geen invloed heeft.
10
Wat is uw inhoudelijke reactie op de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat er bij de gedetineerdenbegeleiding in het buitenland in feite sprake is van een bezuiniging?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 1.