Aangeboden 17 mei 2017
blz. |
|||
A. |
Algemeen |
3 |
|
1. |
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening |
3 |
|
2. |
Leeswijzer |
6 |
|
B. |
Beleidsverslag |
7 |
|
3. |
Beleidsprioriteiten 2016 |
7 |
|
4. |
Het beleidsartikel |
10 |
|
5. |
Bedrijfsvoeringsparagraaf |
16 |
|
C. |
Jaarrekening |
18 |
|
6. |
De verantwoordingsstaat |
18 |
|
7. |
De saldibalans |
19 |
|
D. |
Bijlagen |
24 |
|
Bijlage 1: De verdiepingsbijlage |
24 |
||
Bijlage 2: Lijst met afkortingen |
25 |
||
Bijlage 3: Lijst van de belangrijke termen en hun betekenis |
26 |
AAN de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bieden wij het jaarverslag met betrekking tot de begroting van het gemeentefonds over het jaar 2016 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal ons decharge te verlenen over het in het jaar 2016 gevoerde financiële beheer.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:
1. het gevoerde financieel beheer;
2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
3. de financiële informatie in het jaarverslag;
4. de betrokken saldibalans;
5. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
6. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van het gemeentefonds.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2016;
2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2016 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2016, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2016 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...
De Voorzitter van Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Het jaarverslag van het gemeentefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het gemeentefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het gemeentefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel. De apparaatuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden, waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2016 betrekking hebbende, begrotingen van het gemeentefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2016 en de 1e en 2e suppletoire begrotingen 2016) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij de ontwerpbegroting 2016 van het gemeentefonds van belang zijn. De gehanteerde norm voor de toelichting bij verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar, is dat alle verschillen worden toegelicht. De toelichting is op hoofdlijnen met verwijzingen naar de relevante suppletoire begrotingen.
Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening.
Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2016. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid.
De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2016 wat betreft het gemeentefonds. In dit onderdeel worden de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.
Ten slotte volgen er nog drie bijlagen (de verdiepingsbijlage, een lijst met afkortingen en een lijst van de belangrijke termen en hun betekenis).
Als gevolg van afronding wijkt in sommige tabellen het totaal af van de som der delen.
Dit jaarverslag gaat in op de in 2016 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2016 geformuleerde beleidsprioriteiten.
Onderdeel 3.1. beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2016. Vervolgens worden in onderdeel 3.2. de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven. De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het gemeentefonds niet van toepassing.
Verdeling gemeentefonds
In 2016 was het uitgangspunt dat het gemeentefonds, in combinatie met de andere gemeentelijke inkomstenbronnen, gemeenten voorziet van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken. De verdeling van het gemeentefonds heeft tot doel de middelen zo te verdelen, dat gemeenten in staat zijn om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket te kunnen leveren tegen globaal gelijke lasten.
Herverdeeleffecten
Vanwege aanpassingen in de verdeling van het gemeentefonds ontstaan er herverdeeleffecten. Deze herverdeeleffecten worden beperkt tot een maximum van € 15 per inwoner per jaar, door een gefaseerde verwerking van de aanpassingen.
In 2016 zijn de in de ontwerpbegroting 2016 aangekondigde aanpassingen in de verdeling toegepast. Deze aanpassingen betroffen:
• De invoering in 2015 en 2016 van de eerste en de tweede fase van het groot onderhoud gemeentefonds;
• De geleidelijke invoering in de periode 2015–2018 van een nieuw verdeelmodel participatie;
• De invoering in 2016 van de objectieve verdeelmodellen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en jeugd. Met de invoering wordt ook voor deze middelen invulling gegeven aan de uitgangspunten van de Financiële-verhoudingswet die gelden voor het gemeentefonds, namelijk kostenoriëntatie en globaliteit.
VHROSV
In 2016 is een verdiepend onderzoek uitgevoerd naar het subcluster Volkshuisvesting Ruimtelijke ordening en Stedelijke vernieuwing (VHROSV) op verzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv). Het Kabinet heeft er op basis van het verdiepende onderzoek VHROSV voor gekozen de nieuwe verdeling vanaf 2017 voor 33% extra toe te passen bovenop de 33% die al vanaf 2016 volgens het nieuwe verdeelmodel wordt verdeeld. Daarmee wordt het nieuwe verdeelmodel voor het subcluster VHROSV vanaf het uitkeringsjaar 2017 voor 67% toegepast en voor 33% het bestaande verdeelmodel. Op 8 juli 2016 is de Tweede Kamer over de aanpassing van de verdeling van het subcluster VHROSV geïnformeerd (TK 34 300-B, nr. 23).
BTW-compensatiefonds
In 2016 is er een beleidsdoorlichting van het BTW-compensatiefonds (BCF) uitgevoerd (TK 31 935, nr. 33). De conclusie luidt dat de algemene en operationele doelstellingen van het BCF worden behaald: door de invoering van het BCF speelt BTW geen rol meer bij de afweging zelf doen of uitbesteden. Hierdoor ontstaat een grotere vrijheid voor gemeenten en provincies in de keuze tussen in- en uitbesteden en kan een efficiëntievoordeel worden bereikt. Verder is geconcludeerd dat het plafond niets afdoet aan de effectiviteit van het BCF. Ook het plafond draagt bij aan het neutraliseren van de factor BTW bij de keuze tussen inbesteden en uitbesteden.
Herziening financiële verhoudingen
Op 28 april 2016 is in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) de taakopdracht vastgesteld die aan de basis ligt van de beoogde herziening. De herziening richt zich op de financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten en specifiek op de verdeling van het gemeentefonds. Het traject heeft tot doel een probleemanalyse te maken van de toekomstbestendigheid van het stelsel van financiële verhoudingen en het verkennen van mogelijke oplossingsrichtingen. De focus ligt op verkenning van aanpassingen van de uitgangspunten en verdeelsystematiek, zoals deze nu gelden volgens de Financiële-verhoudingswet (Fvw).
Er is een aantal redenen om een herziening van de financiële verhoudingen ter hand te nemen. Deze zijn te clusteren in vier overkoepelende thema’s:
• Vereenvoudiging en stabiliteit;
• Afwegingsruimte;
• Regionalisering;
• Economische ontwikkeling.
Deze vier onderdelen worden in samenhang bekeken, waarbij een aantal afweging wordt beschreven zoals de mate van kostenoriëntatie versus globaliteit, actualiteit versus stabiliteit, etc. Ook wordt een reactie gegeven op een aantal moties uit de Tweede Kamer. Ook wordt de samenhang bekeken met een hervorming van het gemeentelijke belastinggebied, zoals die in de brief van juni 2016 van het Kabinet aan de Tweede Kamer is beschreven (TK 32 140, nr. 28).
In het voorjaar van 2017 heeft de stuurgroep bestuurlijke gesprekken gevoerd over de eerste denkrichtingen, gevolgd door de oplevering van een rapportage. Medio mei is/wordt de rapportage aangeboden aan de Tweede Kamer. Op basis van het eindrapport kan een nieuw kabinet richting geven aan de herziening.
In het begrotingsjaar 2016 hebben zich twee belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden zijn met de realisatie van bovengenoemde beleidsprioriteiten.
De eerste mutatie betreft de uitkomst van de normeringssystematiek. De jaarlijkse toe- of afname van het gemeentefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. Het accres kent twee bijstellingsmomenten tijdens het lopende jaar (mei en september) en één moment van vaststelling en afrekening na afloop. De vaststelling van het accresvindt plaats op basis van de stand van het Financieel jaarverslag van het Rijk. Het accres over 2016 komt daarin uit op 4,25%, hetgeen overeen komt met € 662 miljoen. Dit is € 44 miljoen hoger dan geraamd in de Miljoenennota 2017. De afrekening van het accres 2016 (het verschil tussen Miljoenennota en vaststelling)wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2017.
Het BTW-compensatiefonds (BCF) heeft sinds 2015 een plafond. Het plafond groeit of daalt met het accrespercentage zoals volgt uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds en het provinciefonds. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, volgt een uitname uit het gemeentefonds en provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste aan het gemeentefonds en provinciefonds. Het verschil wordt over het gemeentefonds en provinciefonds verdeeld conform de aandelen van het beroep op het BCF door de gezamenlijke gemeenten respectievelijk gezamenlijke provincies in het gerealiseerde jaar.
Bij Miljoenennota 2017 is een onderschrijding van het BCF-plafond 2016 met € 218 miljoen voorzien. De vaststelling of het BCF-plafond in 2016 is over- of onderschreden vindt plaats op basis van het Financieel jaarverslag van het Rijk. De onderschrijding van het BCF-plafond 2016 komt daarin uit op € 157 miljoen, waarvan € 137 miljoen ten gunste van het gemeentefonds. De definitieve afrekening over 2016 (het verschil tussen Miljoenennota en vaststelling) wordt in de 1e suppletoire begroting 2017.
Voor het overige hebben zich in het begrotingsjaar 2016 voor het gemeentefonds geen belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden kunnen worden aan bovenstaande realisatie van beleidsprioriteiten.
Via het gemeentefonds wordt bewerkstelligd dat de gemeenten middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema’s:
1. de gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken;
2. een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten die elk van de gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
Beleidsthema 1: De gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.
A) Normeringssystematiek
De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering van het gemeentefonds wordt – naast taakmutaties – bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek houdt in dat de ontwikkeling van het fonds gekoppeld is aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven, dit wordt ook wel aangeduid als het principe «samen de trap op, samen de trap af». De jaarlijkse toe- of afname van het gemeentefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. De normeringssystematiek werkt sinds 1995 en berust op een bestuurlijke afspraak tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).
B) Artikel 2 Financiële-verhoudingswet
Er zijn jaarlijks diverse specifieke taakmutaties die tot toevoegingen en/of onttrekkingen aan het gemeentefonds kunnen leiden. Uitgangspunt hierbij is artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet. Dit artikel geeft aan dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies of gemeenten, in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen wordt omkleed en met kwantitatieve gegevens wordt gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de provincies of gemeenten zijn. Tevens wordt aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor de gemeenten kunnen worden opgevangen.
C) Bestuurlijk overleg financiële verhouding
Het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) tussen de fondsbeheerders, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen (UvW) zal twee keer per jaar plaats vinden, rond het verschijnen van de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. Iedere partij kan agendapunten inbrengen. Zo nodig kunnen ook andere bewindslieden dan de fondsbeheerders aan het overleg deelnemen. De uitkomst van de normeringssystematiek (vgl. A) kan – indien bekend – in het Bofv bestuurlijk worden gewogen.
D) Macronorm OZB
De OZB-opbrengst van gemeenten wordt op macroniveau gemaximeerd door jaarlijks een percentage vast te stellen waarmee de som van de OZB-opbrengsten van alle gemeenten mag groeien. Besluitvorming over de vaststelling van de macronorm OZB voor het jaar 2016 heeft plaats gevonden in het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen in het najaar van 2015.
E) Artikel 12 gemeenten
Een indicator voor de financiële positie van gemeenten is het aantal gemeenten dat een beroep doet op artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet. Dat aantal is de laatste jaren beperkt gebleven, zoals onderstaande tabel laat zien. In de tabel is bovendien het totaalbedrag van de door die gemeenten ontvangen aanvullende uitkeringen opgenomen.
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
3 |
3 |
3 |
3 |
Bedrag (x € 1.000) |
20.465 |
27 899 |
23 145 |
21.378 |
31.273 |
23.025 |
22.486 |
30.506 |
24.057 |
19.697 |
2016 en 2017 betreft ramingen
F) Monitoring nieuwe middelen sociaal domein
Het college van burgemeester en wethouders legt over de besteding van de middelen sociaal domein uitsluitend financiële verantwoording af aan de gemeenteraad. Het Rijk vraagt geen verantwoording over de rechtmatigheid van de besteding aan gemeenten. Wel zal het Rijk de uitvoering van de taken van het sociaal domein 3D monitoren om de systeemverantwoordelijkheid van vakministers en fondsbeheerders te kunnen borgen. Het Rijk ontvangt mede daartoe via het informatiesysteem Informatie voor derden (Iv3) per gemeente informatie over de uitgaven in het sociaal domein. Om die informatie-uitwisseling mogelijk te maken is Iv3 aangepast in verband met de decentralisaties. Iv3 is geen verantwoordingsinformatie en op basis van Iv3 kan niet worden teruggevorderd, de uitkering is immers vrij besteedbaar.
Beleidsthema 2: Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten die elk van de gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lasten te kunnen leveren.
G) Verdeelmaatstaven
Het budget van de algemene uitkering van het gemeentefonds wordt over de gemeenten verdeeld via een verdeelsysteem van ongeveer 60 verdeelmaatstaven. De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen en onderhouden van het systeem van verdeelmaatstaven dat de verdeling tot stand brengt. Dit verdeelsysteem heeft als doel gemeenten in staat te stellen hun voorzieningen op een onderling gelijkwaardig niveau te brengen tegen globaal gelijke lastendruk en rekening houdend met de structuurkenmerken van de gemeenten.
Zolang voor een uitkeringsjaar de voor de verdeelmaatstaven noodzakelijke statistische gegevens nog niet bekend of definitief zijn, worden de gemeenten bevoorschot op basis van voorlopige cijfers. Hierbij wordt ernaar gestreefd de voorschotten zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de algemene uitkering waarop een gemeente uiteindelijk recht heeft, zoals deze vastgesteld wordt nadat de statistische gegevens definitief zijn vastgesteld. Dit streven geldt ook voor integratie- en decentralisatie-uitkeringen. Het gedurende en na afloop van het uitkeringsjaar beschikbaar komen van bepaalde definitieve volumegegevens leidt tot bijstellingen in de bevoorschotting. Aangezien voor het gemeentefonds de verplichtingen leidend zijn, zullen deze altijd tot uitkering komen.
H) Periodiek onderhoudsrapport
Voor de verdeling van de financiële middelen is het Periodiek onderhoudsrapport (POR) de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog adequaat is, dat wil zeggen of deze nog voldoende aansluit bij de daadwerkelijke uitgaven zoals blijkt uit de gemeentelijke begrotingen. Het POR verschijnt jaarlijks als bijlage bij de begroting.
Het aantal bijstellingen van de verdeling van het gemeentefonds is sinds 1997 – toen de huidige uitgangspunten in de Financiële-verhoudingswet werden vastgelegd – beperkt geweest. Het groot onderhoud dat in 2015 is afgerond, is de eerste integrale herziening.
De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Financiën – i.c. de Staatssecretaris van Financiën – zijn op grond van artikel 3 Financiële verhoudingswet verantwoordelijk voor het gemeentefonds. De fondsbeheerders zijn niet verantwoordelijk voor de resultaten die gemeenten met hun bijdrage uit dit fonds realiseren: gemeenten zijn, met inachtneming van de wet- en regelgeving, autonoom in het voeren van hun beleid bekostigd uit het gemeentefonds. Ook de eigen gemeentelijke belastingsopbrengsten kennen deze karakteristiek. Dit in tegenstelling tot de overige inkomstenbronnen van gemeenten, specifieke uitkeringen en heffingen en retributies. Niet alleen in bestedingsrichting, ook de effectiviteit van de inzet van de middelen is een gemeentelijke verantwoordelijkheid, waarin het college van B&W wordt gecontroleerd door de gemeenteraad.
Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of de gemeenten als collectiviteit geen andere prioriteiten zouden moeten stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven prioriteiten van het Rijk. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de gemeenten bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de gemeenten. De desbetreffende vakministers spelen hier naast de fondsbeheerders een belangrijke rol. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor resultaten blijft bij de gemeenten.
Het gemeentefonds heeft in 2016 gefunctioneerd zoals beoogd; gemeenten hebben middelen toebedeeld gekregen om hun taken naar behoren uit te voeren. Via het verdeelmodel zijn de middelen zodanig verdeeld dat gemeenten in staat waren hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenniveau te bieden tegen globaal gelijkwaardige lasten. Om dat te bestendigen wordt het verdeelmodel regelmatig tegen het licht gehouden en, waar nodig, geactualiseerd. De verdeelmodellen van het gemeentefonds zijn de afgelopen jaren aangepast waardoor deze weer actueel zijn en aansluiten op de kostenverschillen tussen gemeenten. Hierdoor is het mogelijk dat de lokale lastendruk tussen gemeenten globaal gelijk kan zijn.
In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.
Gemeentefonds |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2016 |
2016 |
|
Verplichtingen: |
18.470.631 |
17.995.671 |
18.728.390 |
27.285.893 |
28.142.671 |
27.338.731 |
803.940 |
Uitgaven: |
18.500.791 |
17.988.793 |
18.741.101 |
27.267.184 |
28.124.902 |
27.338.731 |
786.171 |
Opdracht |
|||||||
1. Kosten Financiële-verhoudingswet |
1.646 |
1.593 |
2.276 |
1.216 |
1.264 |
1.711 |
– 447 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
|||||||
1. Kosten Waarderingskamer |
1.200 |
2.148 |
1.938 |
1.984 |
2.104 |
2.118 |
– 14 |
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties |
|||||||
1. Budget A+O-fonds |
6.261 |
6.239 |
6.301 |
6.449 |
6.610 |
6.610 |
0 |
2. Bijdrage aan VNG |
17.298 |
6.692 |
14.861 |
70.428 |
64.951 |
59.941 |
5.010 |
3. Bijdrage aan KING |
7.464 |
7.464 |
7.464 |
7.464 |
7.464 |
7.464 |
0 |
Bijdragen aan medeoverheden |
|||||||
1. Algemene uitkering c.a. en de aanvullende uitkeringen |
15.690.738 |
15.089.649 |
15.615.031 |
14.736.243 |
15.695.965 |
15.419.045 |
276.920 |
2. Integratie-uitkeringen overig |
1.529.098 |
1.567.477 |
1.760.889 |
1.305.453 |
1.207.888 |
1.184.634 |
23.254 |
3. Decentralisatie-uitkeringen |
1.247.086 |
1.307.531 |
1.332.341 |
969.830 |
1.123.503 |
822.036 |
301.467 |
4. Integratie-uitkering sociaal domein |
10 168 117 |
10.015.153 |
9.835.172 |
179.981 |
|||
Ontvangsten: |
18.500.791 |
17.988.793 |
18.741.101 |
27.267.184 |
28.124.902 |
27.338.731 |
786.171 |
1. Terugontvangsten Waarderingskamer |
89 |
51 |
92 |
107 |
0 |
0 |
0 |
2. Ontvangsten ex art. 4 Fvw |
18.500.702 |
17.988.742 |
18.741.009 |
27.267.077 |
28.124.902 |
27.338.731 |
786.171 |
Onderdeel verplichtingen
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 803.940.000 opwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij 1esuppletoire (€ 322.206.000), 2e suppletoire (€ 496.881.000) en in de slotwet (€ – 15.147.000) zijn aangebracht. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (TK 34 485-B, nr. 2 en TK 34 620-B, nr. 2) en in de slotwet.
Onderdeel uitgaven
Kosten Financiële-verhoudingswet
Het gerealiseerde bedrag komt € 447.000 lager uit dan in de ontwerpbegroting 2016 werd geraamd. Het gerealiseerde bedrag voor de kosten Financiële-verhoudingswet komt hiermee op € 1.264.000. Een toelichting is te vinden in de memorie van toelichting van de 1e suppletoire begroting (TK 34 485-B, nr. 2) en in de slotwet.
Kosten Waarderingskamer
Het gerealiseerde bedrag komt € 14.000 lager uit dan in de ontwerpbegroting 2016 werd geraamd. Het gerealiseerde bedrag voor kosten Waarderingskamer komt daarmee uit op € 2.104.000. Een toelichting is te vinden in de memorie van toelichting van de 2e suppletoire begroting (TK 34 620-B, nr. 2).
Bijdrage Stichting A+O-fonds gemeenten
Het gerealiseerde bedrag is gelijk aan het begrote bedrag in de ontwerpbegroting 2016 en is € 6.610.000.
Bijdrage aan VNG
Het gerealiseerde bedrag komt € 5.010.000 hoger uit dan in de ontwerpbegroting 2016 werd geraamd. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij 1e suppletoire (€ 3.650.000) en 2e suppletoire (€ 1.360.000) zijn aangebracht. Het gerealiseerde bedrag voor Bijdrage aan VNG komt daarmee uit op € 64.951.000. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (TK 34 485-B, nr. 2 en TK 34 620-B, nr. 2).
Bijdrage aan KING
Het gerealiseerde bedrag is gelijk aan het begrote bedrag in de ontwerpbegroting 2016 en is € 7.464.000.
Algemene uitkering
De uitgaven van de algemene uitkering van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 276.920.000 en komen daarmee in totaal op € 15.695.965.000.
Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 42.464.000 en € 229.596.000. In de slotwet vindt een mutatie plaats van € 4.860.000. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (TK 34 485-B, nr. 2 en TK 34 620-B, nr. 2) en in de slotwet.
Integratie-uitkeringen overig
De uitgaven van de integratie-uitkeringen (exclusief de integratie-uitkering sociaal domein) van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 23.254.000 en komen daarmee in totaal op € 1.207.888.000.
Bij de 1e suppletoire begroting hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van € 23.244.000. In de slotwet vindt een mutatie plaats van € 10.000. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van de 1e suppletoire begroting (TK 34 485-B, nr. 2) en in de slotwet.
Decentralisatie-uitkeringen
De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 301.467.000 en komen daarmee in totaal op € 1.123.503.000 Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 118.715.000 en € 259.411.000 en in de slotwet van € – 76.659.000. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (TK 34 485-B, nr. 2 en TK 34 620-B, nr. 2) en in de slotwet.
Integratie-uitkering sociaal domein
De uitgaven van de integratie-uitkering sociaal domein van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 179.981.000 en komen daarmee in totaal op € 10.015.153.000. Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 173.783.000 en € 6.500.000. In de slotwet vindt een mutatie plaats van € – 302.000. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (TK 34 485-B, nr. 2 en TK 34 620-B, nr. 2) en in de slotwet.
Onderdeel ontvangsten
Ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet
Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van het gemeentefonds voor 2016 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, met € 786.171.000 verhoogd tot € 28.124.902.000. Deze verhoging is de som van de mutaties die bij 1e suppletoire (€ 362.856.000), 2e suppletoire (€ 496.853.000) en in de slotwet (€ – 73.538.000) zijn aangebracht.
Rechtmatigheid
Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen onrechtmatigheden geconstateerd die de tolerantiegrens op artikelniveau overschrijden en is er sprake van een getrouw beeld.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Financieel en materieelbeheer
Voor dit onderdeel wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Overige aspecten van bedrijfsvoering
Voor dit onderdeel wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Voor dit onderdeel wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Bevindingen Algemene Rekenkamer jaarverslag 2015
De Algemene Rekenkamer heeft in het jaarverslag 2015 van het gemeentefonds geen onvolkomenheden geconstateerd.
Betalingen aan derden
In het verleden is de praktijk gegroeid om een – beperkt – deel van de algemene uitkering rechtstreeks te doen toekomen aan de VNG of een andere instantie. In 2016 ging het om € 81 miljoen, procentueel een gering aandeel – zo’n 0,3% – van de totale omvang van het gemeentefonds. In het licht van de Financiële-verhoudingswet, die stelt dat betalingen uit het gemeentefonds ten goede komen aan gemeenten, zijn deze rechtstreekse betalingen door de Auditdienst Rijk als onrechtmatig aangemerkt.
Om die reden is een traject gestart om betalingen aan derden uit het gemeentefonds te beëindigen. Om draagvlak bij gemeenten te behouden is in overleg met de VNG gekozen voor een aanpak in twee jaar. Deze aanpak moet ertoe leiden dat per 1 januari 2018 alle betalingen aan derden uit het gemeentefonds zijn beëindigd.
De actuele stand van zaken is als volgt:
– Over de betalingen aan VNG en KING is overleg gaande met de VNG. Gewerkt wordt aan de opzet van een collectiviteitsfonds binnen de VNG. In de Algemene Ledenvergadering van de VNG op 30 november 2016 hebben de leden van de VNG ingestemd met het oprichten van een fonds/voorziening voor collectieve activiteiten. In de Algemene Ledenvergadering (ALV) van juni 2017 komt er een voorstel voor een uitgewerkte werkwijze en governance. Daarbij worden ook financiële afspraken gemaakt. Het budget wordt binnen de begroting gemeentefonds overgeheveld naar de Algemene uitkering.
– Over het A en O-fonds en de Waarderingskamer is overleg gaande.
De risico’s met betrekking tot deze betalingen zijn beperkt. De begrotingen en jaarverslagen van de betrokken partijen worden aan BZK voorgelegd. Begrotingen en Jaarverslagen van VNG en KING worden bovendien in de Algemene Ledenvergadering van VNG vastgesteld. Begrotingen en Jaarverslagen van de Waarderingskamer worden voor goedkeuring voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën.
(1) |
(2) |
(3) |
||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. |
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
||||||
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
||
01 |
Gemeentefonds |
27.338.731 |
27.338.731 |
27.338.731 |
28.142.671 |
28.124.902 |
28.124.902 |
803.940 |
786.171 |
786.171 |
Activa |
Passiva |
|||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
31-12-2016 |
31-12-2015 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
|||||
Intra-comptabele posten |
||||||||
1) |
Uitgaven t.l.v. de begroting 2015 |
0 |
27.267.184 |
2) |
Ontvangsten t.g.v. de begroting 2015 |
0 |
27.267.184 |
|
Uitgaven t.l.v. de begroting 2016 |
28.124.902 |
0 |
Ontvangsten t.g.v. de begroting 2016 |
28.124.902 |
0 |
|||
Subtotaal intra-comptabel |
28.124.902 |
27.267.184 |
Subtotaal intra-comptabel |
28.124.902 |
27.267.184 |
|||
Extra-comptabele posten |
||||||||
12) |
Voorschotten |
59.781.373 |
50.234.394 |
12a) |
Tegenrekening voorschotten |
59.781.373 |
50.234.394 |
|
14a) |
Tegenrekening openstaande verplichtingen |
87.450 |
69.848 |
14) |
Openstaande verplichtingen |
87.450 |
69.848 |
|
Subtotaal extra-comptabel |
59.868.823 |
50.304.242 |
Subtotaal extra-comptabel |
59.868.823 |
50.304.242 |
|||
Overall Totaal |
87.993.725 |
77.571.426 |
Overall Totaal |
87.993.725 |
77.571.426 |
Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2016 van het gemeentefonds
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.
Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting
Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2016 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2016 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Ad 12. Voorschotten
Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan gemeenten, evenals het voorschot op de bijdrage in de kosten van de Waarderingskamer. De gemeenten ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de gemeenten worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat bijna volledig uit voorschotten aan gemeenten op de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen. Het bedrag is in bijlage 1 bij de saldibalans gespecificeerd.
Ad 14. Openstaande verplichtingen
Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering uit het gemeentefonds, openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de integratie- en decentralisatie-uitkeringen, en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van onderzoek en bijdragen organisaties opgenomen. Het bedrag is in bijlage 2 bij de saldibalans gespecificeerd.
31-12-2016 |
31-12-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|
Art. 1.1. Onderzoek en bijdragen organisaties1 |
|||||
2015 |
50 |
2.034 |
|||
2016 |
2.340 |
0 |
|||
2.390 |
2.034 |
||||
Art. 1.2.1. Algemene uitkering gemeentefonds2 |
|||||
2014 |
0 |
15.600.151 |
|||
2015 |
14.751.728 |
14.692.367 |
|||
2016 |
15.631.815 |
0 |
|||
30.383.543 |
30.292.518 |
||||
Art. 1.2.2. / 1.2.3. Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen3 |
|||||
2012 |
0 |
2.177.971 |
|||
2013 |
2.244.857 |
2.244.857 |
|||
2014 |
2.395.969 |
3.073.614 |
|||
2015 |
12.423.930 |
12.443.400 |
|||
2016 |
12.330.684 |
0 |
|||
29.395.440 |
19.939.842 |
||||
TOTAAL |
59.781.373 |
50.234.394 |
Betreft de Kosten Waarderingskamer en enkele posten van Kosten Financiële-verhoudingswet. Omdat voor Budget A+O-fonds, Bijdrage aan VNG en Bijdrage gemeenten inzake KING de beschikkingen reeds zijn opgemaakt, zijn de voorschotten daar gelijk aan € 0.
Dit onderdeel van de tabel vergelijkt de voorschotten per 31 december 2016 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt (en de daarbij behorende omvang van de voorlopige beschikking) met de voorschotten waarvoor geldt dat de definitieve beschikking voor het betreffende uitkeringsjaar per 31 december 2015 nog niet was opgemaakt.
De voorschotten voor de integratie- en decentralisatie-uitkeringen op de saldibalans van het gemeentefonds hebben veelal een bijzonder karakter. Bij een beperkt aantal uitkeringen staat de hoogte van de uitkering niet vooraf vast of dient over de betaling nog een afrekening plaats te vinden. Bij een groot deel van deze uitkeringen wordt echter vooraf door het beleidsdepartement precies bepaald welke bedragen aan welke begunstigden worden uitbetaald. De begunstigden hoeven ook geen verantwoording af te leggen over de (wijze van) besteding van de uitkering. Het gemeentefonds is hierbij slechts een loket waarlangs de verstrekkingen lopen. Desondanks worden alle betalingen uit hoofde van deze uitkeringen op de saldibalans van het gemeentefonds als voorschot verantwoord tot het moment waarop de verdeling over medeoverheden definitief wordt vastgesteld door middel van een AMVB.
voorschotten per 01-01-2016 |
50.234.394 |
|
ontstaan in 2016 |
28.024.200 |
|
afgerekend in 2016 |
18.477.221 |
|
voorschotten per 31-12-2016 |
59.781.373 |
Art. |
Omschrijving |
Openstaande verplichtingen per 1-1-2016 |
Aangegane verplichtingen in 2016 (excl. positieve bijstellingen) |
Tot betaling gekomen in 2016 |
Bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren |
Openstaande verplichtingen per 31-12-2016 |
---|---|---|---|---|---|---|
1.1. |
Onderzoek en bijdragen organisaties1 |
161 |
82.651 |
82.393 |
0 |
420 |
1.2.1. |
Algemene uitkering met inbegrip van de netto-uitkering over vorige jaren |
69.131 |
15.651.022 |
15.695.965 |
0 |
24.189 |
1.2.2. / 1.2.3. |
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen |
556 |
12.408.998 |
12.346.544 |
– 169 |
62.841 |
Totaal |
69.848 |
28.142.671 |
28.124.902 |
– 169 |
87.450 |
Kosten Financiële verhoudingswet, Kosten Waarderingskamer, Budget A+O-fonds, Bijdragen aan VNG en Bijdragen gemeenten inzake KING
Gemeentefonds |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
---|---|---|---|
Ontwerpbegroting |
27.338.731 |
27.338.731 |
27.338.731 |
Ontwerpbegroting (TK 34 300-B nr. 1 en 2) |
|||
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2016, 23) |
27.338.731 |
27.338.731 |
27.338.731 |
Mutaties 1e suppletoire begroting (Voorjaarsnota) |
322.206 |
362.856 |
362.856 |
Ontwerp-suppl. begroting (TK 34 485-B, nrs. 1 en 2) |
|||
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletoire begroting (Stb. 2016, 396) |
322.206 |
362.856 |
362.856 |
Mutaties 2e suppletoire begroting (Najaarsnota) |
496.881 |
496.853 |
496.853 |
Ontwerp-suppl. begroting (TK 34 620-B, nrs. 1 en 2) |
|||
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletoire begroting (Stb. 2017, 44) |
496.881 |
496.853 |
496.853 |
Voorgestelde mutatie bij slotwet |
– 15.147 |
– 73.538 |
– 73.538 |
Ontwerp-slotwet |
|||
4. Vast te stellen mutatie bij slotwet |
– 15.147 |
– 73.538 |
– 73.538 |
Totaal geraamd tevens realisatie 2016 (1+2+3+4) |
28.142.671 |
28.124.902 |
28.124.902 |
Een uitgebreide toelichting op de bovengenoemde bedragen en mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de ontwerpbegroting 2016 (TK 34 300-B, nr. 2) en in de memories van toelichting van de suppletoire begrotingen 2016 (TK 34 485-B, nr. 2 en TK 34 620-B, nr. 2) van het gemeentefonds. Een uitgebreide toelichting op de mutaties bij slotwet is opgenomen in de memorie van toelichting bij genoemde wet.
A+O-fonds |
Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten |
BCF |
BTW-compensatiefonds |
Bofv |
Bestuurlijk overleg financiële verhouding |
CBS |
Centraal Bureau voor de Statistiek |
CW |
Comptabiliteitswet |
EMU |
Economische en Monetaire Unie |
FOG |
Financieel Overzicht Gemeenten |
Fvw |
Financiële-verhoudingswet |
GF |
Gemeentefonds |
IPO |
Interprovinciaal Overleg |
MILH |
Monitor Inkomsten Lokale Heffingen |
NJN |
Najaarsnota |
OEM |
Overige Eigen Middelen |
OSU |
Onderhoudsrapportage Specifieke Uitkeringen |
OW |
Ontwerpbegroting |
OZB |
Onroerende-zaakbelastingen |
PF |
Provinciefonds |
POR |
Periodiek Onderhoudsrapport |
Rfv |
Raad voor de financiële verhoudingen |
Rob |
Raad voor het openbaar bestuur |
SiSa |
Single information Single audit |
SW |
Slotwet |
VJN |
Voorjaarsnota |
VNG |
Vereniging Nederlandse Gemeenten |
Wmo |
Wet maatschappelijke ondersteuning |
Aanvullende uitkering |
Uitkering op aanvraag van gemeenten waar de algemene middelen aanmerkelijk en structureel tekortschieten om in de noodzakelijke uitgaven te voorzien, ondanks een redelijk peil van de eigen inkomsten. |
Accres |
Bedrag waarmee het beschikbare bedrag van het gemeentefonds jaarlijks wordt aangepast, gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringssystematiek (zie ook normeringssystematiek). |
Algemene uitkering uit het gemeentefonds |
Uitkering aan alle gemeenten die ten goede komt aan de algemene middelen. |
Artikel 12-uitkering |
Zie aanvullende uitkering uit het gemeentefonds |
Cluster |
Samenhangend geheel van beleidsterreinen uit oogpunt van kostenoriëntatie en verdeling. |
Decentralisatie-uitkering uit het gemeentefonds |
Sinds 2008 bestaat binnen het gemeentefonds naast de algemene uitkering (zie algemene uitkering uit het gemeentefonds) en de integratie-uitkering (zie integratie-uitkering uit het gemeentefonds) ook de decentralisatie-uitkering. De verdeling van de decentralisatie-uitkering volgt evenmin als de integratie-uitkering de regels van de verdeling van de algemene uitkering van het gemeentefonds. Anders dan bij de integratie-uitkering, waar de termijn van overheveling naar de algemene uitkering van tevoren vaststaat, ontbreekt bij de decentralisatie-uitkering een dergelijke termijn. Dat maakt de uitkering geschikt voor de overheveling van specifieke uitkeringen, ook als die termijn nog niet bekend is. Ook maakt het de uitkering geschikt voor middelen die slechts tijdelijk beschikbaar zijn. |
Financiële-verhoudingswet (Fvw) |
Wet waarin is vastgelegd dat er een gemeentefonds en provinciefonds is. De wet regelt daarnaast globaal de wijze van verdeling van het gemeentefonds. In de wet zijn tevens regels opgenomen met betrekking tot de aanvullende uitkering. Per 1 januari 1997 is de wet voor het gemeentefonds herzien. |
Integratie-uitkering uit het gemeentefonds |
Uitkering die wordt toegepast als overheveling van een specifieke uitkering of eigen middelen naar de algemene uitkering bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering. |
Normeringssystematiek |
Bepaling van het accres van het gemeentefonds op basis van een norm. De norm is de jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De netto gecorrigeerde rijksuitgaven zijn de bruto-rijksuitgaven minus de niet-belastingontvangsten van het Rijk gecorrigeerd voor onder meer de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, de Europese Unie, het gemeentefonds en het provinciefonds. Als de netto gecorrigeerde rijksuitgaven stijgen (dalen), nemen het gemeentefonds en het provinciefonds met hetzelfde percentage toe (af). Deze systematiek staat ook wel bekend onder het principe van «samen de trap op en samen de trap af». |
Periodieke onderhoudsrapportage (POR) |
Jaarlijkse rapportage aan de Staten-Generaal over de staat van de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds. Wanneer de bestaande verdeling niet meer voldoet aan de kostenstructuren bij de gemeenten, dan wordt gerapporteerd hoe de verdeling kan worden aangepast, c.q. welke onderzoeken op dat gebied lopen. Het rapport verschijnt als bijlage bij de gemeentefondsbegroting. |
Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) |
Adviesorgaan op het terrein van de gemeentelijke en provinciale financiën. |
Uitkeringsbasis |
De uitkeringsbasis wordt berekend door de vermenigvuldiging van het aantal eenheden van een set van verdeelmaatstaven met de bijbehorende gewichten (bedragen per eenheid). |
Uitkeringsfactor |
Via de normeringssystematiek wordt jaarlijks de omvang van het gemeentefonds bepaald (voeding). De uitkeringsfactor is de verhouding tussen de voeding en de totale landelijke uitkeringsbasis. De uitkeringsfactor wordt afgerond op 3 decimalen achter de komma. Het derde decimaal achter de komma wordt ook wel een «punt» uitkeringsfactor genoemd. Als de uitkeringsfactor bijvoorbeeld stijgt van 1,253 naar 1,265 is dit een stijging van 12 punten. |
Uitkeringsjaar |
Het kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat. |
Verdeelmaatstaf |
Maatstaf ter verdeling van de algemene uitkering die verband houdt met de gemeentelijke behoefte aan algemene middelen. |
Waarderingskamer |
Zelfstandig bestuursorgaan dat toeziet op een correcte waardering van onroerende zaken in Nederland. De gemeenten dragen via het gemeentefonds bij aan de bekostiging van dit orgaan. |