Vastgesteld 19 december 2017
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 4 december 2017 overleg gevoerd met mevrouw Van Veldhoven, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen alsmede in verband met de operationalisering van de reductieverplichting uit Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof (Kamerstuk 34 717);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 12 juni 2017 inzake ontwerpbesluit energie vervoer (Kamerstuk 34 717, nr. 5);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 30 augustus 2017 met antwoorden op vragen van de commissie over het ontwerpbesluit energie vervoer (Kamerstuk 34 717, nr. 8);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 30 augustus 2017 inzake toezeggingen over biobrandstoffen (Kamerstuk 30 196, nr. 555);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 3 juli 2017 ter aanbieding van de Jaarrapportage hernieuwbare energie vervoer 2016 (Kamerstuk 30 196, nr. 550);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 8 februari 2017 inzake scenario's implementatie ILUC-richtlijn (Kamerstuk 30 196, nr. 522);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 30 maart 2017 met de reactie op moties inzake biobrandstoffen (Kamerstuk 30 196, nr. 541).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Tijdink
Voorzitter: Van Oosten
Griffier: Jansma
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Van Eijs, Kröger, Laçin, Von Martels, Van Oosten, Wassenberg en Ziengs,
en mevrouw Van Veldhoven, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 11.07 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, collega's. De Staatssecretaris is inmiddels aangeschoven, waarvoor dank. We kunnen onze vergadering nu met een kleine vertraging aanvangen. Dit wetgevingsoverleg gaat over de implementatie van de ILUC-richtlijn inzake brandstofkwaliteit. U hebt allen spreektijden met elkaar afgesproken en ik beschouw het als mijn taak om te bewaken dat u daar niet overheen gaat, zoals ik het ook als mijn taak beschouw om het eindtijdstip in de gaten te houden. Dat is uiterlijk 15.30 uur vanmiddag. Dat hoeft het natuurlijk niet te worden, want het WGO mag ook eerder afgelopen zijn, maar het is wel uiterlijk 15.30 uur. Ik stel voor om de interrupties in tweeën te doen. Daarnet kwam een van u al naar mij toe met de vraag of ik ook beperkingen opleg aan het aantal interrupties. In principe niet, want het is een wetgevingsoverleg, maar de griffier houdt wel nauwlettend bij hoe vaak u interrumpeert. Op het moment dat de een of de ander een koploperspositie inneemt die onvoldoende te verantwoorden is tegenover de rest, grijp ik in.
Daarmee heb ik volgens mij alle huishoudelijke mededelingen gedaan. Ik stel voor dat we gewoon beginnen. We hebben een bijzondere opstelling, want ik vraag u allen om het woord te voeren vanaf de katheder die u rechts van u ziet staan. De eerste spreker is de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren, die zich heeft ingeschreven voor drie minuten.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ooit, in een ver verleden, werden biobrandstoffen gezien als duurzaam alternatief voor fossiele brandstoffen. Maar toen berekend werd hoeveel landbouwgrond moest worden opgeofferd aan de teelt van die biobrandstoffen en hoeveel regenwouden er worden gekapt en in brand gestoken om ruimte te maken voor palmolieplantages, verdween het enthousiasme snel. Alleen sommige politici in Brussel lijken nog te geloven in biobrandstoffen.
Milieuorganisaties en wetenschappers waarschuwen al lang voor de nadelen van het gebruik van voedsel als brandstof. De Staatssecretaris ontving enkele dagen geleden een brief die getekend was door 174, inmiddels 177, hoogleraren op het gebied van ecologie, klimaatstudies, milieu en biodiversiteit. In die brief waarschuwen zij dat bijmenging van biobrandstoffen in de tank leidt tot een aanzienlijke verhoging van CO2-emissies in plaats van een verlaging. Doordat natuurgebieden als regenwouden, savannes en natuurlijke graslanden moeten plaatsmaken voor de productie van biobrandstoffen, komt er veel meer CO2 vrij dan het oplevert. Biodiesel uit voedsel stuit al met al gemiddeld twee keer zo veel CO2 uit als fossiele diesel, en biodiesel uit palmolie zelfs drie keer zo veel.
De heer Von Martels (CDA):
Heeft u het nou alleen over palm- of sojaolie of over alle voedselgewassen, dus ook over mais, suikerbieten en noem maar op?
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, ik heb het ook over mais en suikerbieten om de doodeenvoudige reden dat het gebruik daarvan ook de biodiversiteit heel erg aantast. Het platbranden van regenwouden is specifiek verbonden met soja- en palmolie, maar we moeten ook voorkomen dat we dadelijk gigantische velden krijgen met monocultures van mais, want dan heb je dezelfde problemen. Wij als Partij voor de Dieren vinden dat we geen voedsel in de tank moeten stoppen.
De heer Von Martels (CDA):
Maar weet u dan niet dat er bijvoorbeeld in Italië heel goede proeven gaande zijn, waarbij vanggewassen worden gebruikt na de mais, zodat je zelfs die producten nog kunt gebruiken? Dan hoeft er helemaal geen sprake te zijn van monoculturen. Dan kun je gewoon twee gewassen per jaar telen, en mais is er daar een van. We zien in de huidige praktijk bijvoorbeeld ook dat het gebruik van bioethanol, waarvoor mais een belangrijke grondstof is, met 68% is toegenomen terwijl dat op de prijs geen enkele invloed heeft. Integendeel, de kostprijs van mais is zelfs met 20% gedaald, maar u zoekt het dus vooral in de biodiversiteit. Als u maar aangeeft welke alternatieven u heeft voor biobrandstoffen, vind ik dat prima.
De heer Wassenberg (PvdD):
Om met het antwoord op die laatste vraag te beginnen: daar kom ik later in mijn verhaal op terug. Als er dadelijk resultaten zijn van de experimenten waarover u het heeft, zal ik het zien. Voorlopig is ook mais negatief voor de biodiversiteit en wijzen we het gebruik dus af. Mochten de experimenten dadelijk tot heel andere conclusies leiden, dan kunnen we het er altijd nog over hebben, maar voorlopig willen we ook geen mais als biobrandstof. Voorzitter. Zelfs voorstanders van biobrandstoffen vinden het geen goed idee om palmolie als brandstof te gebruiken. Zij hopen op de ontwikkeling van derdegeneratiebiobrandstoffen. En toch verbiedt het wetsvoorstel dat vandaag op tafel ligt het gebruik van voedselbrandstoffen als palmolie, als maïs, als soja, niet. De negatieve gevolgen van voedselbrandstoffen zijn helaas allang bekend. Begin 2008 kopte NRC Handelsblad op basis van een Amerikaans onderzoek dat biobrandstoffen het broeikaseffect versterken. Begin 2013 vroeg de krant zich af: «De klemmende vraag is, moet er worden doorgegaan op een weg die uiteindelijk zeker zal worden verlaten?» Nu, anno 2017, is die weg nog steeds niet verlaten. Sterker nog, voorzitter, we razen met biobrandstoffen nog steeds voort op deze doodlopende weg. Met het wetsvoorstel dat vandaag ter bespreking voorligt, wordt de deur namelijk opengezet naar een bijna verdrievoudiging van voedselbrandstoffen in de tank ten opzichte van de huidige situatie: van 1,8% naar maximaal 5%. Dat is bijna drie keer zo veel. En waarom? De reden is het halen van de doelstelling op het gebied van duurzame energie, die we treurig genoeg niet op een andere manier hebben weten te halen. Nederland heeft een hernieuwbaar energiedoel van 14% in 2020, waarvan biobrandstoffen 36 petajoules dienen te leveren.
Voedselbrandstoffen zouden daar niet bij moeten horen. Die voedselbrandstoffen zijn een deel van het probleem en geen deel van de oplossing. De Partij voor de Dieren wil geen sojaolie of palmolie in onze tank; voedsel zou geen onderdeel van brandstof moeten zijn. Het aandeel voedselbrandstof terugbrengen naar 0% is toegestaan volgens de Europese richtlijn. Ja, we moeten ons transport verduurzamen, maar we willen dat dit gebeurt door werkelijk schoon verkeer te stimuleren. Dat betekent meer en beter openbaar vervoer, vervuilend autoverkeer beperken en fietsers en voetgangers ruim baan geven. Ik zie u naar de microfoon grijpen, voorzitter, maar ik heb nog één regel, nog één zin. De uitdaging van ons is om minder brandstof te gebruiken en schone energie op te wekken, niet om voedsel als brandstof te gebruiken en per saldo meer CO2 uit te stoten en het klimaat verder te ontwrichten.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Van Aalst van de PVV.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Wat een feest dat dit het eerste debat is dat ik binnen de commissie mag voeren met Staatssecretaris van Veldhoven, in 2011 en 2012 tweemaal uitgeroepen tot groenste politicus, in 2014 ook nog eens tot duurzaamste Kamerlid. In 2018 kan het haast niet anders dan dat zij de prijs gaat krijgen voor vervuilendste bewindspersoon van het jaar. Want duurzaamheid is niet alleen duur, maar het is ook nog eens slecht voor het milieu. De biobrandstoffen zijn daar een treffend voorbeeld van, zoals we zojuist bij onze nieuwe vrienden van Milieudefensie hebben mogen aanschouwen. Hele oerbossen regenwoud worden gekapt om palmolie in onze tank te kunnen laten verdwijnen. Mensen en dieren in landen als Indonesië worden in hun bestaansrecht bedreigd doordat de duurzaamheidsdrammers van D66 en alle overige partijen hier zo nodig op biobrandstof willen rijden. Nu weet ik dat de politiek leider van D66 in zijn vrije tijd graag aan houthakken doet, maar dit lijkt mij voor de houthakkers van D66 zelfs wat te gortig. Ik nodig de Staatssecretaris dan ook uit om ons mee te nemen naar de ontstaansgeschiedenis hiervan. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Waarom is er blijkbaar op een gegeven moment besloten om voedsel en regenwoud bij onze brandstof te mengen en, sterker nog, om te verplichten dat dit wordt bijgemengd? Welke gedachte of doelstelling lag daaraan ten grondslag?
Voorzitter. Om dit allemaal wat aan banden te leggen, is er inmiddels een hele bureaucratie opgetuigd met normen, percentages, caps en dubbeltelling.
De heer Ziengs (VVD):
We hoorden net het riedeltje van de Partij voor de Dieren en het vreemde vind ik dat de heer Van Aalst daar nu ook over begint: palmolie en sojaolie in onze tank. Is het de heer Van Aalst bekend dat wij in Nederland geen bijmenging hebben van sojaolie en palmolie?
De heer Van Aalst (PVV):
Dat klopt. Alleen hebben wij een voorstel voorliggen dat juist de discussie mogelijk maakt en dat de mogelijkheid biedt om dit in Nederland uit te breiden. Ik ben dus blij dat de VVD dit ook constateert en ik ga er dan ook van uit dat de VVD nu wel eens opkomt voor die mensen en ervoor gaat zorgen dat we geen bijmengverplichting krijgen, die weer onnodig zorgt voor verhoogde brandstofprijzen.
De voorzitter:
Heeft de heer Ziengs nog een vervolgvraag? Nee, de heer Van Aalst vervolgt zijn bijdrage.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik ben blij dat ik de heer Ziengs heb overtuigd. Ieder jaar verandert er van alles. Over drie jaar komt er als ik het goed begrijp weer een heel nieuw Europees systeem. Kortom, het is voor de sector niet meer te volgen op basis waarvan zij nu moeten investeren. Daarom staan alle kunstmatig gecreëerde banen weer onder druk. Bovendien is het gezien de voorliefde voor één uniform Europees beleid van partijen als D66 merkwaardig dat Nederland hiervoor andere waarden en categorieën hanteert dan door de EU bedacht zijn. Waarom wordt dat zo gedaan, en klopt het dat bedrijven op het gebied van biobrandstoffen mogelijk uit Nederland verdwijnen door deze beleidsverschillen?
Voorzitter, dit wetsvoorstel kent dus alleen maar verliezers. In de eerste plaats vooral de mensen en de dieren in de arme landen die hun voedsel en leefomgeving zien verdwijnen in onze tank.
De voorzitter:
Toch nog een keer, maar wellicht is dit de vervolgvraag van de heer Ziengs.
De heer Ziengs (VVD):
Ik verbaas me een beetje. Enerzijds zegt de heer Van Aalst «wij zijn tegen biobrandstoffen, dat vinden wij helemaal niks», en vervolgens maakt hij zich heel erg druk over bedrijven die Nederland gaan verlaten omdat zij inderdaad geconfronteerd worden met strengere eisen voor biobrandstof. Dat zijn toch twee volstrekt tegenstrijdige dingen die hij hier beweert?
De heer Van Aalst (PVV):
Ik kom daar zo in mijn betoog op terug, maar zal vast antwoord geven op mijn collega van de VVD. De PVV is niet per definitie tegen de biobrandstoffen, maar wel tegen de conventionele biobrandstoffen. Maar laat het vooral uit de markt komen. Wij geven steeds aan: geef nou die duidelijkheid aan de markt waarop zij moeten investeren in plaats van alles over te laten aan Europa.
De voorzitter:
U vervolgt uw bijdrage. O nee, mevrouw Van Eijs zou u ook graag een vraag willen stellen.
Mevrouw Van Eijs (D66):
U zegt aan de ene kant dat we de Europese regels niet moeten volgen. Aan de andere kant verwijt u Nederland dat wij strenger zijn ten opzichte van de Europese compromissen die zijn gesloten. Wat wilt u nu? Wilt u strengere regels voor biobrandstoffen, of wilt u dat we het Europese model volgen?
De voorzitter:
U moet uw vragen stellen via mij, want anders heb ik vandaag geen functie. Maar de heer Van Aalst gaat u wel antwoord geven. De heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Wij willen zeker geen bemoeienis op welk terrein dan ook van Europa. Dat willen wij zelf bepalen. Wij willen absoluut geen bijmengverplichting, dat zorgt alleen maar voor hogere brandstofprijzen.
Voorzitter. De bedrijven die hierop investeren en geconfronteerd worden met een soort almaar uitdijende bureaucratie die jaar in jaar uit verandert. De automobilist die meer betaalt voor zijn brandstof aan de pomp, ook al is dat beperkt tot een paar cent per liter. En de Nederlandse burger die wordt bedrogen, want men denkt lekker groen en duurzaam bezig te zijn, maar zolang het voedsel uit het regenwoud rechtstreeks in onze tank verdwijnt, is dat de zoveelste groene leugen. De PVV zal dan ook tegen dit voorstel en alle eventuele amendementen en moties stemmen waarbij dit systeem in stand wordt gehouden.
Ook al is dit probleem door alle duurzaamheidsdrammers hier gecreëerd, de PVV is de beroerdste niet en wil best meedenken over een oplossing. Wat de PVV betreft moet begonnen worden met het schrappen van de bijmengverplichting en de hele bureaucratie die eromheen is opgetuigd. Dat betekent dat er gewoon weer normale brandstof aan de pomp getankt kan worden, en daarnaast ontstaat er ruimte voor de markt om nieuwe echte duurzame brandstoffen te ontwikkelen, waar bedrijven nu al volop mee bezig zijn. Weliswaar zijn deze nog wat beperkt voorradig en wat duurder dan gewone brandstof, maar mensen hebben een vrije keuze om voor een echt schoon alternatief te kiezen. Een beter milieu begint bij jezelf, dus wat is erop tegen mensen daar bewust voor te laten kiezen en te betalen, in plaats van ze er onbewust toe te dwingen?
Voorzitter, dat brengt mij bij mijn volgende punt, namelijk dat het wel duidelijk moet zijn ...
De voorzitter:
Voor u daaraan begint, toch nog een keer mevrouw Van Eijs met haar vervolgvraag.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Niet echt een vervolgvraag, maar ik vroeg me af hoe de heer Van Aalst denkt dat we de grotere doelstellingen, de klimaatdoelstellingen en de bijdragen daaraan van de vervoerssector gaan halen. Hij zegt immers dat we helemaal geen eisen meer stellen op het gebied van biobrandstoffen en dus ook niet op CO2-reductie.
De heer Van Aalst (PVV):
Heel duidelijk. De PVV is heel helder over de klimaatdoelstellingen: wij zien helemaal niets in het Parijsakkoord en dat hebben wij volgens mij meerdere malen gedaan. Het Parijsakkoord is niet bij deze commissie in behandeling, maar volgens mij bij Energie en Klimaat.
De voorzitter:
U vervolgt uw bijdrage.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Dat brengt me bij het volgende punt dat het wel duidelijk moet zijn voor de automobilist of zijn auto bestand is tegen de nieuwe, echt duurzame brandstof. Voor de E10-brandstof die straks middels een besluit in Nederland wordt doorgevoerd, is dat voor 900.000 auto's niet het geval. Dat brengt de nodige risico's met zich mee als nietsvermoedende automobilisten deze brandstof tanken. Daarom de volgende vragen. Waar kunnen de 900.000 auto's straks nog terecht om te tanken als E10 is doorgevoerd? Of worden zij gedwongen om een nieuwe auto te kopen? Hoe zit het met de aansprakelijkheid als iemand door verkeerd getankte brandstof schade oploopt aan zijn auto, of erger?
Voorzitter. Afrondend blijkt eens te meer dat groene dromen om in een wereld te leven zonder fossiele brandstoffen in werkelijkheid groene nachtmerries zijn. De geforceerde energietransitie die door links Nederland en Rutte III over Nederland wordt uitgerold, brengt alleen maar problemen met zich mee. De PVV heeft altijd gezegd: echte innovaties laten zich niet afdwingen door de overheid. Laat het aan de markt over om vernieuwende, schone brandstoffen te ontwikkelen. Helaas zijn wij tegenwoordig de enige partij die het liberale geluid in de Tweede Kamer verkondigt. Ik kijk dan ook uit naar de beantwoording van de Staatssecretaris en naar de manier waarop zij als voormalig liberaal van D66 dit Brusselse, communistische systeem gaat verdedigen.
De voorzitter:
Ruim binnen de tijd, permitteer ik mij op te merken. Dan is de heer Laçin namens de SP aan de beurt.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. Vandaag staan biobrandstoffen centraal, omdat we allemaal doordrongen zijn van de noodzaak tot verduurzaming. Een van de grootste hobbels is het verduurzamen van de vervoerssector. De stap van fossiele brandstoffen naar biobrandstoffen klinkt heel mooi. Het klinkt als een stap voorwaarts. De vraag is echter of dit wel een echte stap richting een schone vervoerssector is. Van fossiel naar een steeds hoger percentage biobrandstoffen en een steeds hoogwaardiger vorm van biobrandstoffen is een stap voorwaarts, maar wel op de oude fossiele weg. Wat eigenlijk nodig is, is het inslaan van een nieuwe weg: de weg naar een echt schoon en CO2-neutraal vervoer.
Bereiken we dat door op de ingeslagen weg voort te gaan? Nee, zeggen 177 wetenschappers en ruim 28.000 mensen die een petitie aan ons hebben overhandigd. Het is een schijnoplossing volgens deze wetenschappers en petitieondertekenaars. Zij stellen dat het huidige brandstoffenbeleid zelfs een negatieve klimaat- en milieu-impact heeft. Graag een reactie van de Staatssecretaris op de kritiek van deze wetenschappers.
Moeten we niet onze tijd, geld en energie steken in een echt alternatief systeem? Elektrische auto's, openbaar vervoer en, waar echt geen alternatief is biobrandstoffen die echt duurzaam zijn. Hoe komen we tot schoon en CO2-neutraal vervoer? In 2020 moeten we voldoen aan een aandeel van 10% hernieuwbare energie in vervoer. Naar verwachting zal elektrisch vervoer hier nog geen 0,5% van uitmaken. Moeten we daar niet veel meer op inzetten? Uiteindelijk hebben we na 2020 nog 30 jaar te gaan om tot volledig CO2-neutraal vervoer te komen.
Hoe gaan we daaraan komen? Welke visie heeft de Staatssecretaris om dat uiteindelijke doel te bereiken? Het aandeel conventionele biobrandstoffen, de zogenaamde landbouwgewassen, voedsel in de tank dus, moet worden uitgefaseerd. Ook de Europese insteek voor 2020 is om het aandeel verder omlaag te brengen. Op dit moment maken deze brandstoffen 1,4% tot 1,8% deel uit van de mix. Maar wat doet Nederland? Een wettelijk percentage van 5% vastleggen. Waar de ILUC-richtlijn 7% stelt, stellen wij 5% vast. Dat is beter dan de Europese richtlijn, maar het biedt alle ruimte om meer van deze landbouwgewassen bij te mengen, terwijl dat nu met palmolie en soja nog niet gebeurt in Nederland. Kan de Staatssecretaris garanderen dat deze ruimte niet wordt bijgevuld in ons land, juist omdat de jaarverplichting omhoog wordt bijgesteld van 10% hernieuwbare energie naar 16,4%?
De heer Von Martels (CDA):
Hoor ik nou goed dat u zegt dat er momenteel nog steeds palmolie en sojaolie worden gebruikt? Of zegt u dat niet? De feiten zijn dat er momenteel gewoon 0% in de tank komt als het gaat om palmolie en sojaolie. U doelt dus op de conventionele biobrandstoffen die uit voedselgewassen komen, niet zijnde palmolie en sojaolie?
De heer Laçin (SP):
Wij weten dat palmolie en soja in Nederland niet in de tank komen. Dat beweren wij absoluut niet. Waar het ons om gaat, is juist dat deze regels de ruimte bieden om dat wel te gaan doen. Daar zijn wij tegen. Daarom heb ik de Staatssecretaris gevraagd wat zij eraan gaat doen om dat te voorkomen.
De heer Von Martels (CDA):
Dat is duidelijk. Volgens mij wordt in dit voorstel nauwelijks de mogelijkheid geboden. We hebben nog steeds het ILUC-systeem. Ik ben het helemaal met de heer Laçin eens: geen palmolie en geen sojaolie in de tank. Maar ik vind wel dat het nog steeds mogelijk moet zijn om in ieder geval conventionele biobrandstoffen te gebruiken als die bijdragen aan een hogere CO2-reductie. Hopelijk is de heer Laçin dat met mij eens?
De voorzitter:
Meneer Laçin, afrondend.
De heer Laçin (SP):
Dat ben ik niet met u eens. Wat ons betreft, moet geen enkele soort voedsel in de tank terechtkomen. Zo lang er honger is op aarde, zo lang kinderen aan honger overlijden, moeten we voedsel gebruiken voor het primaire doel waar het voor bedoeld is. U sprak net over pilots die op dit moment lopen. Als daar inderdaad een heel ander beeld uit naar voren komt, zijn wij de laatsten die dat zullen tegenhouden, maar laat dat eerst maar eens bewezen worden. Wat ons betreft dus geen voedsel in de tank, geen enkele soort.
De voorzitter:
U vervolgt uw bijdrage.
De heer Laçin (SP):
Het inzetten op geavanceerde biobrandstoffen, de zogenaamde reststromen zoals frituurvet en andere afvalstoffen, klinkt in eerste instantie heel mooi. Geen voedsel in de tank. Maar ook hier is een aantal kanttekeningen bij te plaatsen. Zijn deze reststromen niet duurzamer in te zetten dan in de tank? Klopt het dat deze stoffen in andere sectoren als grondstof kunnen dienen en daarmee veel volwaardiger gerecycled kunnen worden? Wil de Staatssecretaris daar ook op reageren?
In hoeverre kan de toename van biobrandstoffen leiden tot stijgende voedselprijzen, niet alleen omdat deze in de tank verdwijnen, maar ook door verdringing? De ILUC-richtlijn wil dit juist tegengaan. Kan de Staatssecretaris garanderen dat er ook geen sprake van tekorten zal zijn? Shell heeft namelijk op zeer grote schaal landbouwarealen aangekocht om bioethanol te produceren. Zij zijn met 1 miljoen hectare de grootste grootgrondbezitter onder de Nederlandse bedrijven. Ter vergelijking: dit is een kwart van de oppervlakte van Nederland. Dit is landbouwgrond die niet ten goede komt aan de productie van de voedsel voor de bevolking zelf. Wat vindt de Staatssecretaris van deze ontwikkeling?
De uitwerking wordt vormgegeven via zogenaamde hernieuwbare brandstofeenheden. Dit stelt bedrijven, net als bij het ETS, in staat om niet zelf te verduurzamen, maar gewoon rechten te kopen om schoon de boeken in te kunnen. Dit is toch niet wat wij willen, zo vraag ik de Staatssecretaris.
Ter afronding, voorzitter. Dit alles, het optuigen van dit hele circus moet voor verduurzaming van de vervoersector gaan zorgen. Wij blijven met de vraag zitten of dit hiermee wordt bereikt. Het blijft een beetje hinken op twee gedachten: inzetten op verduurzaming zonder de echte transitie in te zetten. Wat kan de Staatssecretaris daarover zeggen?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Van Eijs namens D66.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Dank u wel, voorzitter. Mijn inbreng zal mede namens de fractie van de ChristenUnie zijn, die vandaag helaas niet aanwezig kan zijn. Het gebeurt niet vaak dat onze ambtelijke ondersteuning in de Kamer voor ons een complete tijdlijn maakt van een implementatietraject van een Europese richtlijn. Ditmaal was dit wel zo, waarvoor hartelijk dank aan de staf. Een tijdlijn is inderdaad geen overbodige luxe. De ILUC-richtlijn waarover wij vandaag spreken, kent een lange voorgeschiedenis hier in de Kamer, waardoor je het overzicht soms even kwijt kan raken.
In 2009 – inderdaad 2009 – begon het traject dat wij hier vandaag afronden. Na jaren van onderhandelingen in Europa kwam het eind 2016 tot een voorstel voor implementatie. Dat noem ik nog eens een flinke aanloop. Sinds het oorspronkelijke voorstel van toenmalig Staatssecretaris Dijksma op tafel ligt, is de discussie heviger dan ooit. Er moesten immers keuzes gemaakt worden. Er volgde een rondetafelgesprek en op verzoek van de Kamer werden allerlei verschillende scenario's uitgewerkt. Als kers op de taart trad tussendoor ook nog eens een nieuw kabinet aan.
De conclusie die ik uit dit alles trek, is dat de partijen in de Kamer – uitzonderingen daargelaten – heel veel belang hechten aan een goede implementatie. Dat is meer dan terecht, want het gaat hier wel om een belangrijk puzzelstukje in de energietransitie die Europa en Nederland hebben ingezet; een energietransitie die gelukkig bijna alle partijen hier echt aan het hart gaat. We willen immers met z'n allen recht doen aan de handtekening van Nederland onder het klimaatakkoord van Parijs. Dat kan alleen als wij de transitie naar een duurzame economie goed vormgeven. Het onderwerp van vandaag, biobrandstoffen, is daar een integraal onderdeel van. D66 ziet biobrandstoffen dan ook vooral als een transitiebrandstof. Uiteindelijk zullen alleen de echt moeilijke categorieën zoals de luchtvaart en de zware scheepvaart nog gebruikmaken van een verbrandingsmotor die stoffen uitstoot.
Toen ik dit debat voorbereidde was de valkuil om het grotere doel uit het oog te verliezen. Dat grotere doel is natuurlijk CO2besparen. Daar gaat het uiteindelijk allemaal om. Ik kom hier later nog even op terug in mijn vraag aan de Staatssecretaris.
CO2-besparing is waar dit kabinet vol voor gaat. Minister Wiebes verwoordde het afgelopen donderdag in het debat nog treffender: dit kabinet is op tonnenjacht. Want een CO2-besparing van tonnen moeten we realiseren als we onze aarde verantwoord willen doorgeven aan onze kinderen en kleinkinderen. Als je kijkt naar biobrandstoffen en naar deze richtlijn, dan is het voor D66 duidelijk dat Nederland ambitie moet laten zien. Dat is precies de reden waarom mijn voorgangster, samen met mevrouw Van Tongeren van GroenLinks, eind 2014 een motie indiende om het bijmengpercentage conventionele biobrandstoffen te beperken tot 5%. Uit de Europese onderhandelingen was immers 7% uit de bus gekomen en dat kon wel wat ambitieuzer.
Een aantal jaren later is de vraag om ambitie hoger dan ooit. In 2014 was er nog geen klimaatakkoord van Parijs. Die ambitie staat dan ook zwart-op-wit in het regeerakkoord. Nederland gaat van achterloper naar koploper. Dat geldt wat D66 betreft voor ieder onderdeel van de transitie, dus ook voor biobrandstoffen. Daarom ziet D66 graag dat Nederland blijft vasthouden aan die 5%-cap, zeker nu we zien dat in Europa de ambitie achterblijft. Daar gaat men hoogstwaarschijnlijk weer uitkomen op 7%.
De voorzitter:
Er is een strijd ontstaan tussen twee collega's over wie het eerst zijn vinger opstak. Ik begin met mevrouw Kröger. Daarna kom ik bij u, mijnheer Wassenberg.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De collega van D66 geeft aan dat het ambitieuzer moet en dat de motie die toentertijd is ingediend over die 5%, een teken was om ambitie te tonen. Dit jaar is het marktaandeel voor biobrandstoffen 1,4%. Vorig jaar was het 1,6%. Is de echte ambitie niet om het marktvolume te bevriezen en te zeggen «we gaan niet hoger zitten, maar we zetten het op bijvoorbeeld 2%», net als het Verenigd Koninkrijk heeft gedaan? Daarmee voorkomen we de kans dat er meer conventionele biobrandstoffen worden bijgemengd, waarbij soja- en palmolie weer op de loer komen te liggen.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Het lastige daarvan is dat we ook een grotere verplichting hebben tot CO2-reductie. Een bijdrage van de vervoerssector hoort daarbij. Dat betekent dat wat je niet conventioneel doet, je op andere manieren moet oplossen. Ik noem het bijmengvolume dat in het voorstel staat. Wij denken dat het niet reëel is om de cap naar bijvoorbeeld 2% terug te brengen en alles met geavanceerde of met zeer geavanceerde biobrandstoffen, die nog weinig op de markt zijn, op te lossen. Wij denken dat 5% reëel is om in de komende drie jaar die stap te zetten. Voor de langere termijn is het natuurlijk de ambitie om het nog verder te verlagen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Kröger. Afrondend.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dus in het kader van transitiebrandstof wil D66 de huidige 1,6% eerst verhogen naar 5% om die daarna weer terug te brengen, waarbij geen maatregelen worden genomen om de inzet van biodiesel, die aantoonbaar slecht is voor het klimaat, uit te sluiten. Wat is dan de klimaatoplossing?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik zeg niet dat ik geen maatregelen zou willen nemen om het gebruik van slechte biobrandstoffen, zoals u dat noemt, te voorkomen. De allerslechtste zijn natuurlijk soja- en palmolie. Alleen datgene wat je eigenlijk zou willen doen, het sturen op CO2-reductie, is nu heel lastig mogelijk. De biobrandstoffen die wel een heel grote CO2-reductie in zich hebben, wil je natuurlijk wel kunnen toepassen. Je zult de vervoerssector uiteindelijk ook een bijdrage moeten laten leveren aan de algemene doelstelling. Ergens zit een puzzel waarin je biobrandstoffen als transitiebrandstoffen moet gebruiken.
De voorzitter:
De heer Wassenberg wil ook graag een vraag stellen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Deze vraag sluit een beetje aan op de vraag die mevrouw Kröger heeft gesteld. Gaan bij D66 de papieren werkelijkheid en de echte werkelijkheid niet een heel klein beetje door elkaar heen lopen? Voor conventionele biobrandstoffen wordt 1,4%, 1,6% en 1,8% genoemd. Als je het drie keer zo hoog gaat zetten, zet je de sluizen open voor toekomstige ontwikkelingen die we geen van allen willen. Is het niet beter om het op 0% te zetten? Dat mag namelijk ook van Europa. Europa zegt: we zetten het op 7%. Nederland heeft het nu op 5% gezet, maar we hebben dat nu niet opgevuld. Kunnen we de cap niet beter verlagen, misschien zelfs naar 0%? Nu dreigen de echte werkelijkheid en de papieren werkelijkheid toch een beetje door elkaar heen te lopen.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik denk dat je juist een papieren werkelijkheid creëert als je onrealistische eisen – dat zijn dit in mijn ogen – gaat stellen zoals een 0%-cap, want daardoor neemt de kans op fraude ook toe. Als je naar 0% gaat, creëer je volgens mij juist een papieren werkelijkheid omdat dat een onrealistisch doel is.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
We hebben het nu over de eerstegeneratiebiobrandstoffen, maar er zijn natuurlijk ook nog tweedegeneratiebiobrandstoffen, en in de toekomst zijn er misschien nog wel derdegeneratiebiobrandstoffen, zoals algen. Daar wordt aan gewerkt. Is het niet heel fout als we nu die cap op 5% zetten? Zetten we dan niet te veel in op die eerstegeneratiebiobrandstoffen, waarvan eigenlijk iedereen af wil, tenminste als het over palmolie en soja gaat? Een heleboel fracties willen daar ook vanaf als het gaat om mais. Is het niet beter om even van die cap af te komen om te voorkomen dat we dadelijk alles gaan opvullen met eerstegeneratiebiobrandstoffen?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik denk dat het belangrijk is om niet te vergeten dat die 5% niet alles is wat we moeten halen. Er staat een veel hoger percentage in het voorstel dat überhaupt moet worden gehaald. Uit mijn hoofd gezegd gaat het om 16,4%. Dat betekent dat je alles boven die 5% al zult moeten invullen met die tweede- en derdegeneratiebiobrandstoffen, die we voor een groot deel nog moeten ontwikkelen. Dat is heel goed, want dat betekent dat we die echt gaan ontwikkelen, maar ik denk dat het onrealistisch is om te eisen dat er helemaal geen conventionele biobrandstoffen meer zijn. Dat wil niet zeggen dat we daar niet kritisch naar kunnen kijken. We kunnen best kijken naar de vraag «goh, wat valt daar nou onder?», want we zien verschillen van 16% CO2-reductie tot 70% en dat maakt nogal wat uit. Daar zou ik dus wel naar willen kijken, maar ik denk dat die 5% realistisch is.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u doorgaat met uw bijdrage, mevrouw Van Eijs. Ik zag dat u het woord nog wilde, mevrouw Kröger, maar als het echt om hetzelfde thema gaat, stel ik voor dat u dit verwerkt in uw eigen spreektekst.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Volgens mij had ik het over Europa. We hebben het hier over 5%, maar daar heeft men het over 7%. Als Nederland met 5% moeten we dat koploperschap waar gaan maken en laten zien dat we verder willen gaan. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook of zij dat met D66 eens is.
Mijn fractie heeft het al vaker gehad over het bijmengpercentage. Daarnaast heeft zij al een aantal keren eerder gevraagd of we niet veel meer kunnen sturen op CO2-uitstoot. Ik noemde de beantwoording al. Tot nu toe kregen we altijd het antwoord dat verdergaand sturen op CO2 op dit moment niet goed mogelijk is. Kijkt de Staatssecretaris daar ook op die manier naar? Zo ja, ziet zij dan mogelijkheden om daar in de toekomst wel veel meer op te sturen? In de studie van CE Delft wordt becijferd dat een CO2-reductie alleen te behalen zou zijn met een cap lager dan 5%. Kan de Staatssecretaris daarop reflecteren? Ik weet dat D66, samen met een aantal andere partijen hier aan tafel, de Staatssecretaris graag op dit punt wil aanmoedigen, ook bij de lopende onderhandelingen over de herziening van de Richtlijn hernieuwbare energie. Kan zij voor de Kamer het krachtenveld schetsen? Kan zij aangeven of er op dit punt een coalitie mogelijk is met gelijkgezinde lidstaten?
Dan kom ik bij de dubbeltelling. Ook op dat punt ligt er al een Kameruitspraak in de vorm van een motie. Vrijwel de hele Kamer steunde begin dit jaar nog de motie van de VVD om de dubbeltelling tot 2020 te behouden. Dat is immers belangrijk voor de algehele doelstelling voor hernieuwbare energie. D66 ziet op dit moment geen reden om daarvan af te stappen. Is de Staatssecretaris dit met D66 eens? Wat is volgens de Staatssecretaris de toekomst van deze dubbeltelling?
Voorzitter, ik kom bijna tot een afronding. We hebben in de schriftelijke voorbereiding al vele vragen gesteld op detailniveau. Die ga ik hier vandaag natuurlijk niet allemaal herhalen. Eén onderwerp dat al genoemd is, is de vraag hoe we voorkomen dat nu en in de toekomst soja en palmolie in onze brandstoffen worden bijgemengd en dat er voedsel in onze tanken verdwijnt. Ik lees in de beantwoording van de vragen van D66 op dit punt dat de Staatssecretaris soja en palmolie niet kan uitbannen of uitfaseren. Tegelijkertijd blijkt uit de NEa-rapportages dat soja en palmolie in de afgelopen jaren niet of in beperkte mate zijn toegepast in Nederland. Dat laatste is op zichzelf natuurlijk goed nieuws, maar het is daarmee nog geen garantie voor de toekomst. Wat kan de Staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat we zo snel mogelijk wel korte metten kunnen maken met soja en palmolie? Wat kan zij de Kamer op dat punt toezeggen?
Ik kom op mijn laatste punt. Terwijl wij hier eindelijk toekomen aan de implementatie van de ILUC-richtlijn, is men in Brussel allang bezig met nieuwe regelgeving, namelijk met de Richtlijn hernieuwbare energie, de RED. Dat is ook goed, want hoe beter we in Europa gezamenlijk optrekken, hoe groter de positiever de impact op het klimaat. Er bereiken ons echter signalen dat het ambitieniveau in Europa in dezen achterblijft. Hoe verhoudt zich dat tot wat ik lees in de inzet van het kabinet voor de onderhandelingen over de RED? Daarin staat namelijk klip-en-klaar dat vanwege de mogelijk negatieve impact Nederland geen voorstander is van de inzet van conventionele biobrandstoffen en daarom wil dat deze op Europees niveau worden uitgefaseerd. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Voorzitter. Zoals velen hier weten, niet in de laatste plaats de mensen op de publieke tribune, heeft deze Staatssecretaris in haar vorige leven als Kamerlid van D66 zich flink geroerd op dit onderwerp, altijd constructief en op zoek naar draagvlak, maar met één helder doel voor ogen: een daadwerkelijk duurzaam brandstoffenbeleid. Ik denk dat ik namens velen van de hier aanwezigen spreek als ik zeg dat dit onderwerp bij haar in goede handen is en dat altijd het onderste uit de kan zal gaan. Dat vertrouwen heb ik. Ik wens de Staatssecretaris daarom veel succes.
Ik kijk uit naar de beantwoording, voorzitter.
De voorzitter:
Ik zag dat mevrouw Kröger nog een vraag wil stellen. Zij doet dat wel op een ander thema dan daarnet, neem ik aan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Zeker, voorzitter. Het gaat namelijk om de Europese inzet voor het beleid na 2020. Het Europees Parlement heeft daar vrij duidelijk stelling in genomen door te zeggen: na 2021 geen palmolie en soja meer in de tank en na 2030 volledige uitfasering van voedselgewassen als biobrandstof. Deelt D66 de mening dat het goed zou zijn als Nederland deze stellingname van het Europees Parlement ondersteunt en dat dit onze inzet in Europa wordt?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Jazeker.
De voorzitter:
Dat lijkt mij duidelijk. Ik zag dat ook de heer Van Aalst nog een vraag wil stellen.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb een vraag aan mijn collega van D66. Ik hoorde haar vertellen dat dit al loopt sinds 1999. We zijn nu nog steeds niet veel verder gekomen. Over drie jaar komt er weer nieuwe regelgeving uit het gedrocht dat Brussel heet. Is D66 het dan niet met mij eens dat het dus helemaal geen zin heeft om dit op dit moment vast te gaan stellen? Kunnen we daar niet gewoon mee wachten en gewoon tegenstemmen?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Volgens mij zorgt een richtlijn zoals ILUC ervoor dat we minder regenwouden gaan kappen en geeft deze een beperking aan de conventionele brandstoffen. Zo'n richtlijn moeten we zo snel mogelijk proberen in te voeren. Dat lijkt mij een goed doel, ook voor die drie jaar.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Dit is natuurlijk bijzonder, want juist deze richtlijn maakt het mogelijk om meer regenwouden te kappen en om dat helemaal los te laten. Volgens mij zou juist D66 tegen deze richtlijn moeten stemmen, zeker omdat het slechts voor drie jaar is omdat er Europese regelgeving aankomt. Is D66 dat met mij eens?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Er komt weliswaar regelgeving aan, maar die is niet een-twee-drie geïmplementeerd. We zullen toch iets moeten doen tot 2021 en zullen aan de industrie, die u zo belangrijk vindt, richting geven in de richting waar wij denken dat we naartoe gaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor dat we doorgaan met de heer Von Martels voor zijn bijdrage namens het CDA.
De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Mijn verhaal sluit voor een groot deel aan bij dat van mevrouw Van Eijs van D66. Natuurlijk heb ik een aantal eigen accenten.
Het doel van verplichte bijmenging van biobrandstoffen is helder, namelijk minder CO2-uitstoot zodat er minder fossiele brandstoffen nodig zijn. Het verplicht bijmengen maakt de brandstoffen duurder, dus we moeten niet vergeten waarvoor we het doen. Gezien de Europese doelen voor 2020 voor CO2-reductie, ook voor vervoer, moeten we de CO2-uitstoot verder reduceren. In 2020 moet minimaal 10% van de verbruikte energie in het Nederlandse weg- en spoorverkeer bestaan uit energie die afkomstig is uit hernieuwbare bronnen. Dit telt ook mee in het halen van het doel van 14% duurzame energie in 2020. Gezien het klimaatakkoord zullen zeer waarschijnlijk nog tientallen jaren biobrandstoffen nodig zijn om in het vervoer minder CO2 uit te stoten. Het vergt namelijk een lange overgangstijd om over te gaan op elektrisch, nog daargelaten dat het ook nog tijd gaat vergen om de elektriciteitsproductie te verduurzamen. Daarnaast zullen biobrandstoffen belangrijk worden voor de verduurzaming van de scheep- en luchtvaart omdat niet in zicht is dat voor deze sectoren elektrisch een optie is.
Er zijn dus goede redenen om verder te gaan met biobrandstoffen, ook na 2020. Er is in het bijzonder één biobrandstof waarover iedereen het eens is dat we daarmee niet verder willen: palmolie. Er is discussie over duurzame certificering van palmolie. Voor de productie van palmolie wordt kostbaar tropisch regenwoud gekapt. In Nederland zit palmolie niet in de tank van een auto, omdat wij het systeem hebben van het dubbel tellen van sommige biobrandstoffen uit afvalstromen. Dit geeft alleen al aan hoe ingewikkeld het biobrandstoffenbeleid is. Aangezien we biobrandstoffen nog tientallen jaren nodig gaan hebben voor CO2-reductie, wil het CDA dat er een eenvoudiger en bestendiger regelgevend kader komt voor biobrandstoffen, waarin de reductie van CO2 centraal staat. Op dit moment loopt de Europese discussie over de Richtlijn hernieuwbare energie na 2020 oftewel RED II. In navolging van RED II wil ik de Staatssecretaris vragen om hierbij in te zetten op het mogelijk maken van sturing op CO2-reductie bij de inzet van biobrandstoffen. Is het de inzet van de Staatssecretaris om te sturen op CO2?
Daarnaast wil ik de Staatssecretaris vragen om ook voor Nederland in de komende jaren een systeem voor te bereiden waarin CO2-reductie centraal staat. Dit kader is nodig voor de lange termijn. Het ziet er nu naar uit dat de Europese regelgeving ook na 2020 ruimte zal bieden voor sturing op CO2-reductie. Ik vraag de Staatssecretaris: klopt het dat er in Europa onduidelijkheid bestond over de mogelijkheid om na 2020 op CO2 te sturen, maar dat in de huidige onderhandelingen in de Raad ruimte wordt geboden voor de invoering van een dergelijk systeem vanaf 2021? En bent u ...
De voorzitter:
De heer Von Martels ... O, nee, gaat u door. Ik dacht dat u aan het eind van dit thema was.
De heer Von Martels (CDA):
Nee, ik begin nog maar net. Sorry, hoor. Ik heb acht minuten spreektijd, geloof ik?
De voorzitter:
Ja, u mag acht minuten volpraten, maar ik zat even te zoeken waar dit thema stopt. De heer Laçin wil namelijk een vraag stellen.
De heer Von Martels (CDA):
Oké. Dan tot slot: is de Staatssecretaris bereid het gesprek aan te gaan met meer Europese landen over de mogelijkheid om ook op CO2 te gaan sturen? Dan is dit blokje ten einde.
De voorzitter:
Heel goed. Ik moet nog een beetje ingroeien in de materie van deze commissie. Het ik voor mij dus nog wat lastig om in te schatten wanneer het een goed moment is om even de ruimte te geven voor een interruptie.
De heer Von Martels (CDA):
Dat snap ik.
De voorzitter:
De heer Laçin wil u een vraag stellen.
De heer Laçin (SP):
Ik hoor het CDA vooral zeggen dat we biobrandstoffen nodig hebben voor CO2-reductie en dat we daar de komende jaren vooral op moeten blijven inzetten, ook na 2020. Aan de andere kant hebben 177 wetenschappers dit weekend een brief gestuurd, die ook in de krant heeft gestaan, waarin zij stellen dat het huidige brandstoffenbeleid een negatieve klimaat- en milieu-impact heeft. Wat vindt het CDA van die uitspraak van 177 wetenschappers?
De heer Von Martels (CDA):
Volgens mij waren het 174 wetenschappers; ik heb het artikel in Trouw gelezen. O, ik begrijp dat er drie bij zijn gekomen. Heel goed. Ik ben het op zich eens met het verhaal van de wetenschappers. Zij zeggen dat er geen palmolie en sojaolie meer gebruikt moet worden. Maar als je het artikel goed leest, dan zie je ook dat het natuurlijk veel verder gaat. Je moet eigenlijk kijken wat het CO2-verbruik is in de hele keten, well-to-wheel, en het breder trekken. Zij zeggen niet dat ze helemaal van biobrandstoffen af willen, maar men wil wel zeker af van met name de twee producten die ik net noemde. Wij moeten het wat integraler gaan aanpakken. Maar ik heb niet gelezen dat ze biobrandstoffen uit conventionele hoek helemaal uitsluiten. Ik heb die nadere analyse goed bekeken. Er is wat dat betreft nog een wereld te winnen. Daarover ging het voorbeeld dat ik net noemde over dat vanggewas. In Italië worden er nu interessante proeven gedaan met conventionele biobrandstoffen, zodat er misschien weer openingen worden geboden om met name die conventionele biobrandstoffen toch meer kans te bieden dan ze nu geboden wordt.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Wij zijn ook benieuwd naar de uitkomsten van die pilots. Ik heb alleen nog wel een aanvullende vraag. De SP vindt, zoals een aantal andere partijen, dat de nieuwe richtlijn en de implementatie daarvan juist meer mogelijkheden bieden om palmolie en soja ook in Nederland in de tank te krijgen. Dat is nu niet het geval, en dat moeten we vooral zo houden. Wat moet de Staatssecretaris volgens het CDA doen om palmolie en soja uit onze tank te houden?
De heer Von Martels (CDA):
De Staatssecretaris moet het huidige beleid bestendigen. Ik vind dat er zeker tot 2021 een bestendig beleid gevoerd moet worden. Dan is ook niet de dreiging aanwezig dat soja- en palmolie in de tank terechtkomen. In de afgelopen jaren is wel gebleken dat dat inderdaad niet mogelijk was. Er moet dus een bestendig beleid zijn tot 2021. In de jaren daarna moeten we ons conformeren aan de doelstellingen van de Europese Commissie. Dus daar moeten wij aan gaan werken en dan krijgen wij vanzelf ook met een andere situatie te maken. Wat ik heel belangrijk vind, is dat ook het bedrijfsleven de mogelijkheid wordt geboden om innovatief te zijn om in ieder geval ook op toekomstige ontwikkelingen in te spelen. Dat kan alleen maar als men niet van vandaag op morgen alles over de kop hoeft te gooien. Dus langzaam maar zeker naar die toekomst toe waarin met name voor geavanceerde en zeer geavanceerde biobrandstoffen meer ruimte wordt geboden. Daar moeten wij naar toe zonder het oude weg te gooien dat nu goed is.
De voorzitter:
Dit blokje mag zich in een warme belangstelling verheugen, want ook mevrouw Kröger en de heer Wassenberg hebben zich gemeld. Ik begin bij mevrouw Kröger. Ik vraag de collega's wel om een beetje korte vragen te stellen en kort te antwoorden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik deel de ambitie van de heer Von Martels om het bedrijfsleven aan te jagen op innovatie op echt duurzame biobrandstoffen. Wat ons betreft jaag je met het verhogen van de bijmengverplichting naar 5% – waardoor het marktaandeel moet gaan groeien en bijna verdrievoudigen – juist de conventionele biobrandstoffen aan. Mijn vraag is hoe de heer Von Martels denkt te voorkomen dat dit gat, dus die 3,4%, wordt ingevuld met palmolie en sojaolie.
De heer Von Martels (CDA):
De afgelopen jaren hadden wij een cap van 7% en toen werd daar niet eens gebruik van gemaakt. Dit is alleen maar om een grens aan te geven. Dat wil niet zeggen dat de markt daarop ... Wij moeten natuurlijk de mogelijkheid houden dat de markt kan inspelen op de situatie. De grondstoffen die zij nodig hebben, moeten beschikbaar zijn. Wij moeten de contouren aangeven en voor de rest moet de markt het werk doen. Dat is mijn verhaal.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ziet u niet het risico dat op dit moment gebruik wordt gemaakt van veel dubbeltellende tweedegeneratiebrandstoffen op basis van frituurvet? Wij halen uit alle hoeken en gaten van Europa gebruikt frituurvet. Mensen gaan hopelijk niet meer bitterballen en andere gefrituurd eten eten, dus er komt een tekort daaraan. Als je die cap op 5% zet, is de kans reuze groot dat er dan toch palmolie en soja gebruikt gaan worden. Hoe gaan wij dat voorkomen?
De heer Von Martels (CDA):
Ik zei al dat wij niet te veel moeten veranderen en dat wij dat inderdaad samen moeten gaan voorkomen. Ik ben dus ook heel benieuwd naar het antwoord van de Staatssecretaris hoe wij dat gaan voorkomen. In die zin ben ik het helemaal met u eens; die twee producten moeten wij uitsluiten. Daarnaast moeten wij bekijken wat er verder mogelijk is, zeker gezien de nieuwe eisen des tijds. U heeft wat dat betreft helemaal gelijk. Het enige waarover wij volgens mij verschillen, is dat u de zaken het liefst morgen geregeld wilt hebben, terwijl ik ...
De voorzitter:
Wij praten via de voorzitter, meneer Von Martels
De heer Von Martels (CDA):
Geef de ondernemers ook de kans om in te spelen op de veranderingen die gaande zijn of nog komen in de toekomst.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dat het CDA ook tegen soja- en palmolie in de benzinetank is, is winst, maar ik heb het idee dat de heer Von Martels toch die brief van 177 wetenschappers, want zo veel zijn het er, niet goed heeft gelezen. Die gaat namelijk echt over biobrandstoffen en niet over soja- en palmolie. Ik heb de brief hier voor mij. Zij maken zich zorgen over de groeiende vraag naar biobrandstoffen uit voedselgewassen en daarmee ook een groeiende vraag naar nieuwe landbouwgrond voor deze gewassen. Je krijgt een verdringing. Op landbouwgronden worden nu die biobrandstoffen gekweekt waardoor de voedselgewassen op andere gronden worden gekweekt. Het regenwoud wordt daar ook voor gekapt. De wetenschappers waarschuwen ook voor het feit dat er monocultures ontstaan, dat is slecht voor de biodiversiteit. Er wordt gif gebruikt; dat schrijven zij niet, maar dat zeg ik erbij. Zij waarschuwen dus voor veel meer dan alleen soja- en palmolie. Kan de heer Von Martels daar even op reageren?
De heer Von Martels (CDA):
Er is momenteel nog geen sprake van concurrentie. U spreekt over verdringing en daar zou de markt op moeten reageren. Daar is geen sprake van. De grondstof voor bioethanol bijvoorbeeld is maïs en de prijs daarvan is de afgelopen jaren met 20% gedaald terwijl de productie met 68% is toegenomen. In die zin is er nog geen sprake van verdringing en zodanig ook nog geen concurrentie. Maar er zitten wel grenzen aan, dat ben ik met u eens. Ik ben natuurlijk fel tegen het feit dat het hele buitengebied met maïs moet worden omgeven, zeker als dat de Nederlandse situatie wordt. Nu praten wij over een situatie waarin de grondstoffen vaak uit andere delen van Europa worden gehaald. Dat is de huidige situatie. Ik heb die brief wel degelijk gelezen, maar het gaat ook om de interpretatie. Daar vroeg u naar en dit is mijn antwoord.
De voorzitter:
Voordat ik de heer Wassenberg het woord geef voor zijn afrondende vraag: wil de heer Von Martels zijn microfoon uitzetten? Anders blijft u in beeld en dan denkt iedereen dat u de heer Wassenberg bent, want hij gaat u namelijk nu een vraag stellen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Laten we inderdaad onze personen niet verwisselen. Dat is volgens mij voor niemand prettig. Wat wetenschappers schrijven, is dat ook voor die biobrandstoffen landbouwgrond wordt gebruikt. Die landbouwgrond wordt dan niet meer gebruikt voor voedsel. Op waar ze voor waarschuwen, heb ik de heer Von Martels ook niet horen antwoorden: je krijgt een grote teruggang in de biodiversiteit, ook bij die geweldige vlaktes met mais waarover hij het heeft.
De heer Von Martels (CDA):
Er moet wel een oplossing komen voor dat laatste. Bij het eerste punt wilde ik ergens aan refereren, maar ik weet nu al niet meer wat. Wel is het zo dat die productie van mais tot nu toe niet heeft geleid tot een verdringing. Dat zei ik net ook al. Kunt u nog even het eerste deel van uw vraag herhalen?
De voorzitter:
Via de voorzitter. Dus: wilt u de voorzitter toestemming geven?
Heel kort.
De heer Von Martels (CDA):
Sorry voorzitter, excuses.
De voorzitter:
De heer Van Aalst wil op dit punt namelijk ook nog een vraag stellen, dus wilt u kort zijn?
De heer Wassenberg (PvdD):
Mijn eerste punt was dat op die landbouwgronden waar biobrandstoffen worden verbouwd geen voedsel meer wordt verbouwd, dus dat dat wel een vorm van verdringing is. Ik vroeg inderdaad naar de biodiversiteit, daar heeft de heer Von Martels op geantwoord.
De voorzitter:
Dus alleen het eerste punt.
De heer Von Martels (CDA):
Het eerste punt is dat we er met name naar moeten streven dat er veel minder verspilling gaat plaatsvinden. Als we nu al constateren dat van alle voedselproductie die nu wereldwijd plaatsvindt slechts 50% op het bord komt, is er heel veel verlies. Laten we ons daar met name op concentreren. Dan hebben we ook een punt te pakken als gezamenlijk streven om dat te verbeteren.
De voorzitter:
Voordat u verder gaat met de rest van uw bijdrage wil de heer Van Aalst ook nog een vraag stellen.
De heer Van Aalst (PVV):
Eerst de opmerking dat ik blij ben dat het CDA ons in elk geval steunt wat de innovatie betreft die je vooral aan de markt moet overlaten. Kiest het CDA als een partij die toch samen met ons opkomt voor agrariërs nu voor een extra vervuilende en een extra kosten met zich meebrengende biodiesel voor de agrarische sector of voor gewone diesel?
De heer Von Martels (CDA):
We weten gewoon dat er eisen worden gesteld en dat ook Nederland een verplichting richting Europa heeft om daaraan te voldoen. Ik zeg ook dat wij willen bijdragen aan CO2-vermindering, aan broeikasgasvermindering, dus in die zin kiezen we voor het een en eigenlijk ook voor het ander. Dus wat dat betreft kunnen die twee ook heel makkelijk samengaan. Het is niet en/of. We hebben hier enerzijds de verplichting tot biobrandstofgebruik. Dat komt niet alleen voort uit die verplichting maar ook uit het feit dat we het hard nodig vinden dat we die CO2, die broeikasgasemissie willen reduceren. En we hebben ook enige realiteitszin. We moeten er natuurlijk ook rekening mee houden hoeveel er beschikbaar is.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik kreeg niet echt een antwoord op mijn vraag. Volgens mij heb ik heel duidelijk gevraagd: kiest u voor de richtlijn van Europa die ons dwingt om die biodiesel bij te mengen, of kiest u gewoon voor de agrarische sector en laat u als CDA de gewone diesel toe en laat u die mensen gewoon in de kou staan?
De voorzitter:
De heer Von Martels, ten slotte.
De heer Von Martels (CDA):
Ik voel geen behoefte om mijn antwoord nog te verduidelijken. Ik heb er antwoord op gegeven. We laten niemand in de kou staan wat dit betreft.
Ik ben voornemens om over die CO2-reductie een motie in te dienen zodat we over twee jaar niet weer deze discussie hebben, dat het te duur is en te kort dag om te zoeken naar structurele verbeteringen op het hoofddoel van CO2-reductie.
In het huidige systeem van verschillende categorieën – conventioneel, geavanceerd, overig en zeer geavanceerd – moeten we roeien met de riemen die we hebben. Zo komt er nu de E10-verplichting voor benzine, die bijdraagt aan meer CO2-reductie. Wanneer denkt de Staatssecretaris de E10 in te voeren? Kan dit al op korte termijn? Wat het CDA betreft, voeren we E10 tegelijk in met de nieuwe stickers op pompen en nieuwe auto's. Die stickers moeten volgens de EU-wetgeving vanaf 1 november 2018 worden aangebracht.
We hebben in de Kamer en ook met de NEa eerder gesproken over dubbel tellen. In Nederland gebruiken we dubbel tellen om geavanceerdere biobrandstoffen te bevorderen. Gezien de limiet die er is voor conventionele brandstoffen vraag ik mij af wat voor effect dubbel tellen dan heeft op het uiteindelijke gebruik van biobrandstoffen. Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken wat het verwachte gebruik is van de verschillende soorten biobrandstoffen met en zonder dubbeltelling?
De voorzitter:
Mijnheer Von Martels. Ik geloof dat ik een foutje heb gemaakt toen ik met deze vergadering begon en aankondigde dat ik geen limiet leg op het aantal interrupties, omdat u allemaal zeer goed bent ingevoerd in deze materie en ook onbeperkt vragen aan elkaar wilt stellen. Ik houd me aan mijn woord, maar ga wel kritisch worden. De heer Van Aalst wil toch nog een vraag stellen over het vorige thema, maar niet het thema waarover u net zo uitgebreid heeft gesproken. Een korte vraag en ook echt een kort antwoord.
De heer Van Aalst (PVV):
De woorden over E10 triggerden mij. Ik wil graag van het CDA horen wat het gaat doen aan die 900.000 mensen die zo meteen niet meer kunnen tanken. Vindt het CDA dat een probleem?
De heer Von Martels (CDA):
Ik ken dat verhaal van 900.000 mensen die niet meer kunnen tanken nog niet. Ik stel de Staatssecretaris niet voor niets een vraag. Ik ben benieuwd naar haar antwoorden daarop. Vervolgens kunnen we de conclusie trekken of er inderdaad sprake is van wat u nu naar voren brengt.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik hoor het CDA zeggen dat het zo snel mogelijk E10 wil invoeren. Uit een onderzoek van de ANWB blijkt dat 900.000 auto's niet geschikt zijn voor die brandstof. Het ligt dus wel degelijk op tafel. Wat gaat het CDA daaraan doen?
De heer Von Martels (CDA):
We hebben te maken met een verplichting, dus we moeten daaraan voldoen. Alleen heb ik hier zelf geen pasklaar antwoord op. Vandaar dat ik deze vraag stelde.
Voorzitter. De NEa heeft eerder aangegeven dat dubbel tellen fraudegevoelig is. Hoe denkt de Staatssecretaris hierover? En hoe zouden we dat kunnen voorkomen? Ook vraag ik me af hoeveel liter gebruikt frituurvet wij in Nederland jaarlijks bijmengen en hoe groot de wereldmarkt voor gebruikt frituurvet is.
Sommige conventionele biobrandstoffen worden geteeld in de Europese Unie. Hiervan weten we dan ook vrij zeker dat hiervoor geen bossen zijn gekapt. Deze biobrandstoffen, zoals koolzaad en mais, dragen daarmee meer bij aan CO2-reductie dan andere conventionele biobrandstoffen. Daarom denk ik dat we er verstandig aan doen om niet alle conventionele biobrandstoffen over één kam te scheren en te sturen op CO2-reductie. Investeringen in conventionele biobrandstoffen moeten worden beschermd en de infrastructuur moet in stand worden gehouden om de transitie naar geavanceerde biobrandstoffen en biobrandstoffen in lucht- en scheepvaart te stimuleren.
Transport is de enige sector waarin de CO2-uitstoot blijft groeien. Daar komt nog bij dat meer dan 50% van die CO2-uitstoot afkomstig is van personenauto's. De meest recente Nationale Energieverkenning is helder: op de ingeslagen weg gaan we onze CO2-doelstellingen niet halen, in 2020 noch in 2030. Het belang van de CO2-vermindering wordt ook onderkend in het regeerakkoord. Laten we daar dan ook werk van maken. De snelste manier om de CO2-uitstoot in het segment verkeer naar beneden te krijgen, is door maximaal in te zetten op biobrandstoffen die een meer dan gemiddelde CO2-vermindering geven.
Ten slotte heb ik nog één vraag aan de Staatssecretaris. Bent u van mening dat conventionele biobrandstoffen in de toekomst een belangrijke rol moeten blijven vervullen in de verduurzaming van de transportsector?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Voordat u wegloopt is er nog één afrondende vraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Aansluitend op het laatste punt dat de heer Von Martels maakte, over de periode na 2020. Ik ben blij te horen dat de heer Von Martels zich ook echt zorgen maakt over palmolie en dat hij maatregelen wil om het tanken van palmolie uit te sluiten. Steunt hij dan ook de positionering van het Europees Parlement, dat zegt dat er na 2021 geen palmolie en soja meer in de tank mogen in Europa? Wil hij de Staatssecretaris ook oproepen om die positie namens Nederland te steunen?
De heer Von Martels (CDA):
Ik moest kort antwoorden, hè? Ja.
De voorzitter:
Opnieuw volstrekt duidelijk, lijkt me. Ik stel voor dat we doorgaan naar de heer Ziengs voor zijn bijdrage namens de VVD.
De heer Ziengs (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vanaf 2010 mocht ik voor de VVD-fractie het woord voeren over Economische Zaken. U zult begrijpen dat ik dit dossier dan ook met heel veel plezier heb overgenomen van mijn collega Remco Dijkstra. De afgelopen weken heb ik mij met behulp van collega Dijkstra het dossier eigen gemaakt. Het eerste wat me daarbij opviel, was de van nature Nederlandse neiging om op Europese richtlijnen toch nog even een kop te zetten. De richtlijn was 7% toevoeging van conventionele biobrandstoffen, maar er kwam toch maar even een extra inspanning voor de Nederlandse markt. Of dat nu zo verstandig is? De tijd zal het leren. De destijds met een kleine meerderheid aangenomen motie gaf 5% aan, en ja, een aangenomen motie is een aangenomen motie. Ook de aangenomen moties van de VVD met betrekking tot de dubbeltelling en het aansturen op CO2-reductie zijn een goed startpunt voor dit wetgevingsoverleg. De VVD is er altijd helder in geweest: sturen op CO2-reductie is sturen op verstandige besluiten. Nederland heeft de capaciteit, de kennis en de kunde om zelf biobrandstoffen te produceren. Ook de infrastructuur is op orde. Bedrijven op deze markt hebben aanzienlijke investeringen gedaan om in de tijd dat conventionele biobrandstoffen nog niet het predicaat «voedsel in de tank» kregen de productie op een goed niveau te brengen. Deze partijen zitten niet stil. Bedrijven innoveren van nature en ook in het regeerakkoord is innovatie een speerpunt. Ik wil daarom wijzen op de transitieniveaus binnen innovatie in de biobrandstoffensector. Ik noem ze voor de duidelijkheid nog even.
Niveau 1 is het halen van een hogere CO2-reductie en het hergebruik van afval en residuen. Niveau 2 betreft een geleidelijke toename en andere vervoersmodaliteiten, waarbij de nadruk ligt op een verdere toename van duurzame biobrandstoffen in het wegvervoer en het infaseren van duurzame biobrandstoffen in de luchtvaart en de scheepvaart. Het laatste niveau betreft een transitie naar een biobased economy. Is de Staatssecretaris zich voldoende bewust van deze van nature logische opvolgingen in het innovatietraject van de biobrandstoffensector?
Om voor investeringszekerheid te zorgen, heeft de VVD bepaald dat er tot 2030 duidelijkheid moet zijn over hoeveel biobrandstoffen er jaarlijks worden toegevoegd aan gewone brandstoffen. Dit geeft duidelijkheid aan de producenten en zorgt voor investeringszekerheid, want investeringen moeten worden terugverdiend om ruimte te geven aan innovatie, zodat nieuwe investeringen kunnen worden gedaan. Zo blijft de prijs aan de pomp betaalbaar voor de gebruiker van brandstoffen. Verliezen op investeringen worden normaliter doorberekend in de prijzen. Dit effect willen wij niet voor de bedrijven. Is dat ook de inzet van de Staatssecretaris?
De VVD wil geen extra duurzaamheidseisen als dit alleen op nationaal niveau is. De markt is internationaal. De VVD heeft er vertrouwen in dat bedrijven binnen het huidige beleid kiezen voor de meest duurzame vorm van biobrandstoffen. Dat zien we ook terug in de cijfers. De VVD steunt het voorgestelde groeipad voor de jaarverplichting met het oog op het behalen van Europese doelstellingen en de afspraken uit het energieakkoord, maar de VVD wil ook gedane investeringen van de biobrandstoffenketen beschermen en een basis bieden voor nieuwe investeringen in innovatieve biobrandstoffen en de biobased economy. Daarvoor is noodzakelijk dat de limiet op conventionele brandstoffen in de jaren tot 2020 niet wordt verlaagd tot onder het niveau van 5%. Het voorgestelde niveau voor de limieten in de jaren 2019, 2019 en 2020 doet direct afbreuk aan de al gedane investeringen van 1,5 tot 2 miljard euro van de biobrandstoffenketen in Nederland. Is de Staatssecretaris zich bewust van de effecten op deze investeringen?
Dan het gevaar van een hogere prijs aan de pomp. Ik noemde deze mogelijkheid al.
De voorzitter:
Wacht u daar nog even mee, want mevrouw Kröger bestendigt haar koploperspositie. Opnieuw een interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Dit is een onderwerp dat mij zeer na aan het hart ligt. Over investeringszekerheid: ik begrijp het pleidooi van mijn collega van de VVD dat het belangrijk is om investeringszekerheid te bieden. Nu zijn er in Europa allerlei signalen dat de conventionele biobrandstoffen afgebouwd worden, dat men af wil van die vorm van biobrandstoffen en echt op geavanceerd wil inzetten. Hoeveel investeringszekerheid bieden we dan als Nederland als we het nu gaan ophogen om het daarna weer te moeten afbouwen? Is dat niet juist een heel raar signaal naar onze industrie?
De heer Ziengs (VVD):
Dat denk ik niet. Het is voor producenten volstrekt duidelijk welke kant het op gaat. We lopen in Nederland hier ook al voorop. Waar ik op doel als het gaat om investeringszekerheid, zijn de investeringen van 1,5 à 2 miljard die al gedaan zijn – ik noemde het zojuist al – waar normaal wordt afgeschreven, zodat in ieder geval die producenten de gelegenheid krijgen om voor de toekomst te zorgen dat zij die investeringen terugverdienen om met dat geld dat zij terugverdienen inderdaad ook kunnen innoveren. Om nu al direct die zaak te versterken, betekent vervolgens een vermindering van investeringen bij de bedrijven.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Kröger? Het hoeft niet.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik ben er toch even verward over. Eigenlijk komt het hele beleidskader van biobrandstoffen uit Europees beleid op een moment dat in Europa voorgesorteerd wordt op het afbouwen van conventionele biobrandstoffen. Is dat dan niet een sector die we juist duidelijkheid moeten bieden door ook in Nederland te zeggen dat we kiezen voor geavanceerd, conventioneel beperkt te houden en het dus niet laten bijna verdrievoudigen?
De heer Ziengs (VVD):
Dat zal ook niet aan de orde zijn. Er is een cap van 5% opgezet en die ligt al lager dan de cap die mogelijk is vanuit Europa. Onze producenten hebben daarop voorgesorteerd met hun investeringen. Mijn stelling is dat die investeringen die al gedaan zijn op dat vermeende pad dat met elkaar is voorgesteld, terugverdiend moeten worden. Dat is een signaal naar het bedrijfsleven dat recht heeft op een betrouwbare overheid.
De voorzitter:
U vervolgt uw bijdrage.
De heer Ziengs (VVD):
Voorzitter, dan het gevaar voor een hogere prijs aan de pomp. Ik benoemde deze mogelijkheid al. Is de Staatssecretaris bereid gedurende de komende jaren van transitie de effecten van deze wet op de brandstofprijs te monitoren? Redelijkerwijs valt te verwachten dat de publicatie van deze wet ergens in 2018 valt te verwachten. Is de Staatssecretaris bereid hier een redelijke voorbereidingstijd voor de producenten in te bouwen in verband met de doelstellingen voor 2018? Is zij ook bereid met de producenten hierover het gesprek aan te gaan? Dit in verband met de beoogde doelstellingen van 2018 en 2019.
Dan nog iets over de dubbeltelling. Onze fractie wil deze dubbeltelling in stand houden. De prikkel die hierdoor ontstaat om in te zetten op HBE-overig en HBE-geavanceerd is duidelijk, maar wel in combinatie met de 5% HBE-conventioneel. Ik wijs de Staatssecretaris op het gevaar van een overspannen markt op materialen voor HBE-overig. Indien er een krapte ontstaat in de beschikbare grondstoffen voor HBE-overig, zal het voor producenten onmogelijk zijn de beoogde doelen te halen. In de schriftelijke beantwoording lees ik dat een afkoopoptie niet mogelijk is omdat vastgehouden wordt aan een bestuurlijke boete. Indien deze situatie zich gaat voordoen, is de Staatssecretaris bereid deze zienswijze te herzien?
Ik wijs op de mogelijkheden die andere omringende landen bieden die een voorziening hebben getroffen, die leveranciers die niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen is staat stelt hun tekort af te kopen tegen een prijs die substantieel hoger ligt dan wanneer voldoende kan worden bijgemengd. Het gaat hierbij niet om een goedkoop alternatief voor bijmenging, maar om een oplossing voor aantoonbare tekorten aan bepaalde biobrandstoffen. Is de Staatssecretaris zich bewust van dit ongelijke speelveld in Europa en hoe denkt zij een gelijk speelveld te gaan creëren?
Dan het invoeren van de E10, een optie die in omliggende landen al is ingevoerd en waarbij Nederland nog achterloopt. Een groot deel van het huidige wagenpark is al geschikt voor deze brandstof. De VVD is voorstander van het invoeren van de E10, maar onze fractie vraagt zich wel af wat het effect is op de kleinere pomphouder die nu E5 levert, en straks gedwongen is forse investeringen te doen bij het aanbrengen van een nieuwe tankopslag. Of zou de situatie zich kunnen voordoen dat de keuze van de pomphouder voor alleen E10 zou kunnen leiden tot een minimaal aantal pompen waar de 10% tot 15% wagenbezitters straks terechtkunnen omdat hun vervoermiddel niet geschikt is om te rijden op E10? Heeft de Staatssecretaris zicht op het aantal pomphouders die hieronder vallen, en zo nee, is zij bereid om samen met de branche dit in kaart te brengen en de Kamer hierover nader te informeren?
De voorzitter:
Dat was de E10?
De heer Ziengs (VVD):
Ja, dat was de E10.
De voorzitter:
De heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Ja voorzitter, ik sloeg inderdaad aan op het woord E10. Ik hoor de VVD daar wat vragen over stellen, maar ik wil heel graag van de VVD weten wat de VVD gaat doen voor die 900.000 mensen die zo meteen geen andere brandstof kunnen tanken dan de E10, die dus niet geschikt is voor hun auto, en alle schade die daaruit voortkomt.
De heer Ziengs (VVD):
Het verbaast me dat de heer Van Aalst probeert een beeld neer te zetten dat 900.000 automobilisten straks niet meer kunnen tanken. Dat is natuurlijk grote onzin, want de gemiddelde grote pomp heeft natuurlijk meerdere tanks en is vrij makkelijk in staat E10 extra aan de pomp beschikbaar te stellen. Daarmee is E5 nog steeds beschikbaar. Waar het probleem zit – en dat schetste ik net – is de kleine pomphouder die slecht één tank heeft. Ik heb de Staatssecretaris gevraagd of zij in beeld wil brengen om hoeveel pomphouders het gaat. Daarmee krijgen we helderheid en duidelijkheid waar we over spreken, maar probeer nou niet hier het beeld neer te zetten dat 900.000 mensen straks hun tank niet meer kunnen vullen. Dat is grote onzin.
De voorzitter:
Afrondend de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Daar zijn we het absoluut niet mee eens. Wij zien uit onderzoek dat er een probleem is met de investeringen voor die extra tank. Dat geldt zeker niet alleen voor de kleine pomphouders die extra voorzieningen moeten gaan treffen. Ik kan me niet voorstellen dat de VVD daarop wil wachten. Het verbaast mij dat de VVD dit nu heel snel wil invoeren. Waarom wil de VVD zo snel? Waarom kunnen we niet rustig kijken wat er aan de hand is en of het überhaupt haalbaar is? Ik weet een ding zeker, dat kan ik de VVD garanderen, en dat is dat de prijzen zo meteen omhoog gaan. Of is de VVD bereid om de belasting op de brandstof te verlagen?
De heer Ziengs (VVD):
Dat is een brij aan vragen die mij gesteld wordt. Ik heb net aangegeven dat de stelling van de heer Van Aalst volstrekte onzin is. Die 900.000 automobilisten kunnen rustig blijven tanken. Er zijn voldoende grote pompen die een extra tank hebben. Mijn vraag is gericht op de kleine pomphouders. Bovendien heb ik het woord «snel» niet genoemd. Dat heeft volgens mij de collega van het CDA gedaan. Ik heb het niet in mijn bijdrage genoemd. Ik heb alleen gezegd dat we er zorgvuldig mee om moeten gaan. We moeten kijken of het daadwerkelijk een probleem is. Daar was mijn vraag op gericht. Het beeld dat de heer Van Aalst schetst, is volstrekt onjuist.
Dan de inbreng van onze fractie op de categorieën. De VVD-fractie stelt vast dat de HBE conventionele tussencategorie een aanzienlijke CO2-reductie geeft. De VVD is dan ook van mening dat dit een vierde categorie zou moeten zijn met een enkeltelling. De meest pragmatische oplossing zou zijn om deze tussencategorie, die deze hoge CO2-reductie waarmaakt, te rubriceren onder de categorie «HBE overig», wel met een enkeltelling, uiteraard. Het is een relatief eenvoudige manier om zonder subsidies een enorme milieuwinst te boeken. De VVD overweegt hiervoor een amendement. Is de Staatssecretaris bereid om deze tussencategorie onder te brengen bij «HBE overig»?
Tot slot, voorzitter. Het is, denk ik, wel goed om een aantal zaken te benoemen die zouden moeten meewegen en die voor de VVD van belang zijn. Biobrandstoffen uit Europa zijn wat ons betreft prima. Palmolie en oerwoudkap moet je gewoon tegengaan. In Nederlandse brandstof kom je palmolie gelukkig niet tegen. Ondanks het ontbreken van een EU-standpunt over de periode na 2020 kunnen we best al een standpunt bepalen voor de toekomst, tot 2030. Dat geeft helderheid voor de bedrijven. Wellicht kan de Staatssecretaris daar een reactie op geven.
Het zelf maken van biobrandstoffen verkleint de import van brandstoffen van buiten Europa. Op een huidig bedrag van 500 miljard import van buiten Europa scheelt dat mooi 10%. Dat is niet verkeerd. We mogen ook trots zijn op de wijze waarop bedrijven in Europa met deze kwestie omgaan. Een vergelijking met China of Indonesië zou ons dat gevoel wat meer moeten geven: trots op onze bedrijven. Hoe krijgen we bedrijven naar Nederland die al bestaande mogelijkheden van algenkweek, cellulose et cetera opschalen om zo tot een derde generatie te komen? En verder: niet alles kan elektrisch of met waterstof, dus fossiel blijft voorlopig het grootste volume. Bijmengen en zelf maken is dus verstandig.
De voorzitter:
Ik ga nooit meer zo royaal zijn als ik aanvankelijk was. Ik heb mijn les wel geleerd. De heer Van Aalst en mevrouw Kröger hebben zich opnieuw gemeld. Ik stel voor een korte vraag te stellen, wellicht zonder afrondende vervolgvraag, en een heel kort antwoord van de spreker.
De heer Van Aalst (PVV):
Als ik een kort antwoord krijg, kan ik de vraag ook kort stellen. Het is namelijk dezelfde vraag die ik zojuist aan mijn collega van het CDA stelde. Vroeger was de VVD een partij die samen met ons streed voor de transportsector. Het invoeren van een vrachttaks wordt allemaal iets minder. Hoe kijkt de VVD nu tegen de extra vervuiling en de extra kosten van biodiesel ten opzichte van gewone diesel voor de transportsector?
De heer Ziengs (VVD):
Mag ik «m even nader toegelicht krijgen? Gaat het om de producenten die aan deze verplichting moeten voldoen, of gaat het om de boeren?
De heer Van Aalst (PVV):
In dit geval voor de transportsector. Hoe kijkt u naar de biodiesel die extra vervuilend is en kosten met zich meebrengt ten opzichte van de diesel in de transportsector?
De heer Ziengs (VVD):
De heer Van Aalst veronderstelt dat het nieuwe product, de biodiesel, een duurder product wordt. Volgens mij heb ik net gevraagd om monitoring, om te weten hoe het zich zou verhouden tot de prijs. De prijs is natuurlijk best van belang, want het gaat om de transportsector. Mocht het zo zijn dat het verder geen effecten heeft, dan heeft de transportsector er geen last van, de boer heeft er geen last van met zijn tractoren. Volgens mij is dat de insteek.
De voorzitter:
Tot slot mevrouw Kröger nog.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De heer Ziengs heeft net de Staatssecretaris gevraagd om een blik na 2020. Mijn vraag is naar de positie van de VVD. Steunt die de positionering van het Europees Parlement, dat zegt dat er na 2021 geen palmolie en soja meer in biobrandstoffen mogen?
De heer Ziengs (VVD):
Dat lijkt ons een hartstikke goed idee.
De voorzitter:
Prima, dan gaan we door naar mevrouw Kröger voor haar bijdrage namens GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Op het biobrandstofbeleid zullen wij later terugkijken en ongelooflijke spijt hebben. Wat ooit begonnen is als beleid om klimaatvriendelijke brandstoffen te stimuleren, heeft er helaas toe geleid dat nu bijna 50% van de palmolie die Europa binnenkomt, wordt verbrand. Voor de aanleg van palmolieplantages wordt nog steeds op grote schaal bos gekapt. In de tijd dat ik zelf in Indonesië woonde, heb ik dat van heel dichtbij mogen of moeten zien. Als je ziet dat in Kalimantan echt enorme stukken oerwoud zijn gekapt en weggebrand en dat er eigenlijk geen bos meer over is, word je daar diep triest van. Dat we dat in Europa aanjagen onder het mom van klimaatbeleid, vind ik echt schandalig. Voedselprijzen stijgen omdat we kostbare landbouwgronden inzetten om gewassen voor biobrandstof te verbouwen. Voedsel verbranden in de tank is doodzonde.
Bizar genoeg is er bij een aantal gewassen zelfs sprake van een negatieve CO2-impact. Palmolie maar ook andere gewassen zijn slechter voor het klimaat dan gewone diesel. TU Delft heeft de verschillende scenario's doorgerekend en de kans bestaat dat het scenario dat hier vandaag voorligt, slechter is voor het klimaat. Waar zijn we dan mee bezig? We tuigen een heel systeem op waardoor landbouwgrond wordt opgeofferd en waardoor het leefgebied van ontelbare diersoorten verdwijnt. Ook de lokale bevolking lijdt eronder. Dit alles leidt niet eens tot het uiteindelijke doel, namelijk de reductie van broeikasgassen. Terecht hebben gisteren de 177 wetenschappers opgeroepen tot een stop voor het gebruik van voedselgewassen voor brandstof.
De heer Ziengs (VVD):
Mevrouw Kröger stelt dat de voedselprijzen stijgen, maar alle rapporten op dat gebied geven juist aan dat de prijzen dalen. De heer Von Martels gaf dat ook al aan. Bijvoorbeeld de prijs van maïs daalt. Is dit niet een beetje een verhaal voor de bühne, terwijl het in de praktijk toch iets anders ligt?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik deel graag wat studies met mijn collega van de VVD. Het gaat om prognoses op de lange termijn. Daarbij wordt geëxtrapoleerd hoe landbouwgronden grootschalig ingezet zullen moeten worden om in de vraag naar biobrandstoffen te voorzien en wat dit doet met de voedselprijzen op lange termijn.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
In het debat tot nu toe hebben we gemerkt dat alle fracties die hier aanwezig zijn en, voor zover ik weet, ook de staatsecretaris geen voorstander zijn van palmolie of soja als brandstof. Op dit moment is het inderdaad zo dat wij dat in Nederland nagenoeg niet gebruiken, maar de vraag is voor mij cruciaal hoe wij dat zo houden. Het kabinet beweert dat specifieke gewassen niet verboden kunnen worden. Andere landen zijn dit echter wel van plan. Kunnen onze ambtenaren niet met hun collega's gaan praten om uit te zoeken wat er wel kan? Ik zou graag de Staatssecretaris daartoe oproepen. Hoe voorkomen we dat, als het aandeel conventionele biobrandstoffen stijgt, zoals dit kabinet helaas wil, er absoluut geen palmolie, soja of andere biodiesel met een negatief klimaateffect bijgemengd wordt?
Ondertussen is duidelijk dat de koers in Europa verandert. Men wil eigenlijk van de conventionele biobrandstoffen af, en dan gaan we in Nederland het percentage juist opschroeven. Waarom sorteren we niet voor op de Europese regelgeving en bevriezen we het aandeel conventionele brandstoffen niet op het huidige marktvolume, net als het Verenigd Koninkrijk heeft gedaan? Dan geef je duidelijkheid en investeringszekerheid aan de markt en kan de bijmengverplichting ingevuld worden met zeer geavanceerde biobrandstoffen. Wat GroenLinks betreft is een lagere cap op conventionele biobrandstoffen cruciaal om de schade van het ingezette beleid met zulke desastreuze gevolgen te beperken.
Een andere zorg is de zeer hoge jaarverplichting. Het idee is dat er heel veel dubbel tellende biobrandstoffen geproduceerd zullen worden; alleen is de belangrijkste grondstof hiervoor op dit moment gebruikt frituurvet. We importen nu al uit alle uithoeken van Europa frituurvet. Daar zit natuurlijk een max aan, tenminste dat hoop ik vanuit gezondheidsperspectief. Experts geven aan dat die dubbeltelling zeer fraudegevoelig is. Deelt de Staatssecretaris deze zorgen? Het belangrijkste argument voor de hoge jaarverplichting is dus dat er wellicht heel veel dubbel getelde biobrandstoffen gebruikt zullen worden en dat anders het doel uit het energieakkoord niet gehaald wordt.
In de nota naar aanleiding van het verslag wordt 36 petajoule aan biobrandstoffen genoemd als doel uit het energieakkoord. Waar staat deze afspraak precies? Is het niet eerder een mogelijke invulling om het doel binnen het energieakkoord voor duurzame energie te halen? Klopt het dat dit doel ook op andere manier te halen is? Zo ja, zou dat dan niet veel beter zijn? Wil de Staatssecretaris dit voor ons als Kamer verder verkennen?
Het liefst zou GroenLinks zien dat we de jaarverplichting op 10% houden met daarbinnen een cap van 2% conventionele biobrandstoffen, waarbij de Staatssecretaris gevraagd wordt om in gesprek te gaan met haar Franse en Duitse collega's over maatregelen om te zorgen dat soja en palmolie zeker niet worden bijgemengd. De dubbeltelling kan vervolgens gebruikt worden voor zeer geavanceerde biobrandstoffen uit reststromen. Cruciaal is dat we alleen biobrandstoffen bijmengen die daadwerkelijk een positieve bijdrage leveren aan onze klimaatopgave.
Er is in deze Kamer erg veel steun voor het sturen op CO2-uitstoot als het gaat om biobrandstoffen en daar ben ik erg blij mee. Die steun blijkt uit de aangenomen motie van de VVD over sturen op biobrandstoffen die aantoonbaar ten minste 60% CO2-reductie opleveren ten opzichte van fossiel, waarbij ook de emissies uit indirect landgebruik meegenomen worden. Hoe voert de Staatssecretaris de motie uit? Dat is ons op dit moment geheel onduidelijk. Moeten we niet eerst garanties hebben dat de biobrandstoffen die worden bijgemengd een positieve klimaatimpact hebben voordat we percentages gaan opschroeven?
In Europa zie je dat men op zijn schreden terugkomt als het gaat om de inzet van biobrandstoffen als klimaatoplossing. Hoe ziet de Staatssecretaris het Europese beleid na 2020? Het Europees Parlement wil naar 0% voedselgewassen in 2030 en geen soja en palmolie vanaf 2021. Wil de Staatssecretaris hier namens Nederland, namens deze Tweede Kamer, ook op inzetten in Europa?
Een veel betere manier om de CO2-uitstoot in de transportsector te beperken, is elektrisch vervoer. Wat GroenLinks betreft wordt hier dan ook volop op ingezet. Ook dit kabinet heeft flinke ambities voor elektrisch vervoer. Alleen nog elektrische auto's te koop in 2030, lees ik in het regeerakkoord. Hoe hangt dit toekomstbeeld van 2030 samen met het optuigen en aanjagen van een markt voor biobrandstoffen? Dat is voor ons volstrekt onduidelijk.
Ik heb nog een vraag over het regeerakkoord. Hierin staat dat er 2 megaton CO2 wordt gereduceerd door biobrandstoffen en maatregelen in steden. De potentiële impact hiervan is enorm. Kan de Staatssecretaris aan de Kamer uitleggen hoe dit wordt ingevuld en wat hiervan de impact is?
Om af te sluiten: klimaatverandering vraagt een echte oplossing.
De voorzitter:
Heel kort graag, want u bent ruim over uw tijd heen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
O sorry. Nog een laatste zin. Als dit kabinet de ambitie heeft om het groenste kabinet ooit te worden – dat schijnt zo te zijn – dan zorgt het ervoor dat we geen voedsel meer in onze tank gooien.
De heer Van Aalst (PVV):
We zijn het niet zo heel vaak eens met GroenLinks, maar heb ik nu goed begrepen dat GroenLinks kiest voor gewone diesel boven de conventioneel geproduceerde biodiesel?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
GroenLinks kiest ervoor om te kijken wat echt klimaatimpact heeft. Wat ons betreft staat met stip op nummer 1 zo veel mogelijk mensen uit de auto en in het ov. Vervolgens moeten de auto's die er zijn zo veel mogelijk elektrisch worden aangedreven. Dat kan sneller, veel sneller. Het kabinet heeft op dat punt ambities en die juichen we ook toe. Bij de auto's die overblijven, moet je nagaan hoe je een duurzaamheidsslag kunt maken. Het gebruik van biodiesel heeft een drie keer zo grote negatieve klimaatimpact en is dus geen goede oplossing.
De voorzitter:
De heer Van Aalst, afrondend.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik kan dus vaststellen dat u liever gewone diesel heeft dan de conventioneel geproduceerde biodiesel.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De heer Van Aalst vat mij heel kort samen. Ik hoop dat we het met de PVV eens worden over de drieslag: zo veel mogelijk mensen de auto uit, op naar elektrische en dan sturen op echte klimaatoplossingen. Met name palmolie heeft drie keer zo veel klimaatimpact. Dat is dus echt een idioot idee.
De voorzitter:
Collega's, hiermee zijn we aan het eind eerste termijn. Ik heb van de Staatssecretaris begrepen dat zij behoefte heeft aan een schorsing alvorens zij tot de beantwoording kan overgaan. Ik vind het zelf plezierig om nu een boterham te eten. Ik stel voor dat we tot 13.00 uur schorsen, maar dan wel stipt om 13.00 uur beginnen, want anders halen het geplande eindtijdstip niet.
De vergadering wordt van 12.28 uur tot 13.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Collega's, het is inmiddels 13.00 uur geweest. We hebben met elkaar afgesproken om om 13.00 uur verder te gaan. Ik heb van de Staatssecretaris begrepen dat zij in feite de beantwoording bundelt aan de hand van een drietal blokken. Het eerste blok is «algemeen/tot 2020». U weet allen wat dat dan is. Het volgende blok zal gaan over «limiet/conventioneel», zo zal ik het maar aanduiden. Daarvan weet u ook wat eronder wordt verstaan. Het derde blok is «overig», dat gaat over dubbeltelling en E10. Ik zou u willen vragen uw interrupties te beperken tot de blokken zelf. Ik zal er wel op letten dat u uw interruptie doet per blok en niet continu interrumpeert op hetzelfde blok op hetzelfde thema. Dan gaat het niet goed met de tijd. Ik stel voor dat we maar gewoon beginnen en geef het woord aan de Staatssecretaris voor haar beantwoording van de vragen.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dank u wel, voorzitter. Het is bijzonder om hier te staan. Toen ik lid was van het presidium hebben we ooit bedacht hoe we de discussie in de commissiezalen wat meer kunnen doen lijken op die in de plenaire zaal. Deze zaal is wat kleiner en dat geldt ook voor het rostrum. Dat biedt wat minder ruimte voor papieren dan in de plenaire zaal, merk ik, maar we gaan ons best doen.
Hartelijk dank aan de Kamerleden voor de door hen gestelde vragen. Ik denk dat het heel belangrijk is om aan het begin van een gedachtewisseling over het wetsvoorstel de brede context goed helder te hebben. Waarom doen we dit allemaal? We doen dit allemaal omdat we de klimaatverandering willen tegengaan. Om die klimaatverandering tegen te gaan, hebben we wereldwijd een akkoord gesloten. Vanuit dat akkoord is ook duidelijk dat alle sectoren zullen moeten bijdragen, dat alle sectoren een transitie door zullen moeten gaan. Dat geldt dus ook voor transport.
Omdat het nog lang duurt voordat die hele vloot van voertuigen op de weg vervangen is, zal het dus nog enige tijd duren voordat we, zoals mevrouw Kröger graag zou willen, volledig elektrisch zijn. Dan is de vraag: ga je in de tussentijd met de voertuigen die je hebt helemaal niets doen, of ga je proberen via biobrandstoffen ook daar al een bijdrage te leveren aan de verlaging van de CO2-uitstoot, ook in die sector?
Natuurlijk is het heel helder dat biobrandstoffen – ik hoor dat de Kamer ook breed zeggen – alleen zin hebben als het beter is voor het klimaat. Daar moeten we scherp op zijn met elkaar. We willen geen van allen dat we de CO2-uitstoot in het transport verlagen ten koste van regenwouden of oerbossen. Dat hoor ik zelfs bij de PVV. Ik weet ook dat uw PVV-voorganger Dion Graus ooit eens een motie heeft ingediend ter bescherming van de oerbossen, dus dit is iets wat terecht breed leeft.
Van daaruit heeft u zorgen over soja- en palmolie. Ik heb die zorgen zelf ook gehad en zie dat als een helder signaal. Ik zei «gehad», want ik zag dat wij in Nederland geen sojaolie of palmolie gebruiken; dus dat is mooi. Het is wel zo dat dit in Europa breder leeft. Bovendien willen we met elkaar die situatie zoals die nu in Nederland is bestendigen, zoals een van u dat noemde, en ervoor zorgen dat het in de toekomst ook niet gebeurt. Dus moeten we heldere afspraken maken over het sturen op CO2 en ILUC, op het voorkomen van effecten elders in de keten. Wij moeten er dus voor zorgen dat die biobrandstoffen die wij bijmengen ook echt beter zijn voor het klimaat.
Voorzitter, ik begrijp goed de zorgen die de 174 wetenschappers afgelopen zaterdag in Trouw hebben geuit. Zowel in Nederland als in Europees verband zullen we ons met elkaar moeten gaan inzetten voor het gebruik van de meest duurzame biobrandstoffen. In Nederland doen we dat al, het is belangrijk om ons dat te realiseren. Nu al behoren wij tot de top vijf van landen met de meest duurzame biobrandstoffen, onder andere omdat we geen soja- of palmolie in de tank hebben. De implementatie van de Europese ILUC-richtlijn geeft ons de kans om het systeem weer een stukje beter te maken. Ik blijf hier heel even bij stilstaan, want het is geen kwestie van de vraag of we nu iets moeten implementeren. We moeten iets implementeren, want dit is een richtlijn die al bestaat waarbij Nederland verplicht is tot implementatie. Daarnaast gaan we weer onderhandelen over een nieuwe systeem. Als we dit niet implementeren, krijgen we een probleem met Brussel. De nieuwe regelgeving komt eraan.
Nog even over deze richtlijn, drie belangrijke punten. Er is een mogelijkheid om een limiet te stellen aan het bijmengen van conventionele biobrandstoffen. Er is ooit een motie-Van Veldhoven/Van Tongeren geweest waarin besloten werd om niet een volledige opvulling te doen naar 7% van conventionele biobrandstoffen, maar om maar naar 5% te gaan. Dat is in de Kamer gesteund en dus hebben we gezegd dat we in Nederland proberen om op dit punt iets meer te doen en proberen we de bijmenging te beperken tot maximaal 5%. Waarom hebben D66 en GroenLinks toen gekozen voor 5%? Dat was omdat wij dachten dat we daarmee recht deden aan de investeringen die door ondernemers zijn gedaan. Ik hoorde de heer Ziengs ook duidelijk zeggen dat ondernemers recht hebben op een betrouwbare overheid. Je moet dus voorspelbaar zijn in de stappen die je zet.
Voorzitter. Het tweede punt is het stimuleren van de meest geavanceerde biobrandstoffen. De richtlijn geeft de ruimte om hiervoor een subdoelstelling in te voeren. Daar was brede steun voor in de Kamer. In het voorstel ligt dan ook een ambitieus maar haalbaar groeipad van 0,6% in 2018 tot en met 1% in 2020. Verder zijn er twee moties van de VVD, van de voorganger van de heer Ziengs, de heer Dijkstra, waarin wordt opgeroepen om de dubbeltelling voor geavanceerde biobrandstoffen te behouden. Dit heeft als resultaat dat de dubbeltelling in het voorliggende voorstel niet geschrapt is.
Naast deze drie punten is ook de motie-Dijkstra relevant over het sturen op CO2-emissie van brandstoffen. Deze zal worden uitgevoerd door de invoering van een E10-verplichting bij benzine. Hierover vindt momenteel overleg plaats met de stakeholders. Ik kom daar later nog wat uitgebreider op terug.
De voorstellen die we vandaag bespreken, hebben inderdaad betrekking op een relatief korte periode. Na 2021 gaan er nieuwe Europese regels gelden. Daarover wordt nu onderhandeld. Ik zei er net al iets over. Sommige van de voorstellen om het systeem nog mooier en beter te maken, zullen dus nog even moeten wachten tot die nieuwe regels. Dan kunnen we weer meer.
Voorzitter. Misschien nog even iets meer over de CO2-sturing. Waarom willen we dat zo graag? In Nederland was er al een brede voorkeur voor het sturen op CO2 – de heer Dijkstra heeft daar destijds een motie over ingediend – maar de Europese regels ontbraken om dat echt goed te doen. De Europese Commissie heeft voorgesteld om na 2020 te blijven sturen op een aandeel hernieuwbare energie in transport, maar dan komt er wel ruimte om op nationaal niveau te zeggen dat men echt wil gaan sturen op basis van de vraag wat een bepaalde brandstof doet voor de CO2-uitstoot. Werkt het echt voor het klimaat en hoe goed werkt het voor het klimaat? Als we dat op dit moment willen aanpassen – het CDA vroeg of het nu al zou kunnen – lopen we twee jaar vertraging op. We komen dan in de problemen met de implementatie van de richtlijn. Daar zijn we al te laat mee, maar daar hadden we een goed excuus voor. We waren namelijk met elkaar een nieuwe regering aan het vormen. Het wordt echter lastiger om uit te leggen als we nog twee jaar vertragen. De nieuwe richtlijn biedt een goed kader om de discussie opnieuw met elkaar te voeren en om hem te implementeren. We krijgen dan overigens nog een probleem met het behalen van de Europese doelstelling. Daar kom ik nog op terug.
Dan iets meer over de onderhandelingen over het biobrandstofbeleid tussen 2021 en 2030. De Kamer heeft er al een BNC-fiche over ontvangen. In principe is de basisoutline al gezet. Het doel is om op goede CO2-emissiereductie te sturen. Je kunt dan ook kijken aan welke biobrandstoffen nog een verhoogd risico kleeft en hoe je daar in de toekomst mee om wilt gaan. Op 18 december zal de Minister van EZK, die in de Energieraad zit waar dit voorstel wordt besproken, in gesprek gaan met de Kamer over de stand van zaken.
Er was nog een vraag over het krachtenveld in de EU. Hoe staan andere landen in de onderhandelingen over de nieuwe richtlijn? Wat mogen we daarvan verwachten? Mevrouw Van Eijs van D66 stelde die vraag. Duitsland is een sterk voorstander van het hebben van een mogelijkheid om te sturen op CO2. Zoals het er nu naar uitziet, zullen de lidstaten die vrijheid hebben na 2020. Ik ga me natuurlijk inzetten voor een zo goed mogelijke uitkomst op dit punt. Dat mag u van mij verwachten.
Het lijkt me goed om in dit algemene blokje en in de vooruitblik even te spreken over innovatie. De heer Ziengs vroeg hier terecht aandacht voor.
De voorzitter:
Voordat u dat doet, mevrouw de Staatssecretaris, wil mevrouw Kröger een vraag stellen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik weet niet zeker of dit het moment is om...
De voorzitter:
Probeer het wel te koppelen aan het kopje «algemeen, post-2020».
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik weet niet of de Staatssecretaris later nog terugkomt op de Nederlandse positionering voor post-2020 of dat dit het moment is om er een vraag over te stellen. Ik stel hem gewoon. Diverse partijen hebben aangegeven dat ze de positionering steunen van de Milieucommissie in het Europees Parlement om na 2021 geen palmolie en soja meer toe te laten voor biobrandstoffen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of zij deze positie steunt en hoe zij zich met het kabinet hiervoor gaat inzetten in Europa.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dat kan ik van harte steunen. Op de Nederlandse markt worden nu geen palmolie en soja gebruikt voor biobrandstoffen en laten we zorgen dat dit ook in de toekomst niet gebeurt. Daar zal ik mij hard voor inzetten in de Europese onderhandelingen. Ik vind het wel goed om te benadrukken dat het niet per definitie zo is dat alle palmolie en alle soja niet duurzaam zijn. Voor brandstoffen heb je echter heel goede alternatieven. In het filmpje dat u allen vanmorgen op het Plein heeft gezien, kwam duidelijk naar voren dat palmolie op heel veel plekken wordt gebruikt. Het is een hele uitdaging om al die palmolie duurzaam krijgen. Voor brandstoffen hebben we goede alternatieven. Laten we zorgen dat we echt sturen op de brandstoffen waarmee zo veel mogelijk CO2 wordt bespaard.
De voorzitter:
Afrondend een vervolgvraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wil het toch even heel duidelijk krijgen. De Staatssecretaris zegt dat het op dit moment niet in Nederland gebruikt wordt en dat zij dit zo wil houden. Ik begrijp dat Nederland zich in Europa wil inzetten voor Europese regelgeving die ervoor zorgt dat er na 2020 überhaupt geen palmolie en soja meer gebruikt mogen worden voor biobrandstoffen.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dat zou mij een lief ding waard zijn. Daar zal ik mij zeker hard voor maken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw bijdrage. Mag ik u verzoeken om uw microfoon uit te zetten als u naar een vraag luistert?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Zeker, voorzitter, terecht dat u daarop wijst. Ik weet nog uit een eerder leven dat dan de camera in de war raakt.
De VVD vroeg aandacht voor innovatie; een bekend punt van de VVD. Bij de doorkijk naar de langere termijn zijn de geavanceerde biobrandstoffen ontzettend belangrijk. Er is een aantal pilots. De heer Ziengs refereerde daaraan. Ik vind het erg positief dat dit gebeurt. Ik vind ook dat wij dit moeten blijven stimuleren. Het zal nodig zijn als wij ook op termijn willen bijmengen om de uitstoot van het transport te verlagen, voor zover dat nog niet elektrisch is. Hoe mooi is het als je van iets wat anders echt een afvalstof is, toch iets kan maken dat bijdraagt aan minder CO2-uitstoot in het transport? Op het moment dat er zicht is op de resultaten van die pilots zal ik de Kamer daarover informeren. Waarschijnlijk kan ik al eind komend jaar de Kamer daarover wat meer melden. Dat was het blokje «algemeen» en onze doorkijk na 2020.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb een vraag gesteld die volgens mij onder het kopje «algemeen» valt. Wanneer, waar, met wie en met welke gedachte is het bijmengen van biobrandstoffen ingevoerd? Tussen neus en lippen door hoorde ik iets over een motie van D66 en GroenLinks over 5% biobrandstoffen. De VVD heeft een aantal moties ingediend en er is ook weer Brusselse regelgeving. Wie heeft dit nu bedacht?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dat is een brede vraag. Een aantal punten waar de heer Van Aalst aan refereert, heeft betrekking op specifieke moties. In dat geval is dat heel makkelijk na te zoeken. Het is natuurlijk een discussie die al lang loopt. U hebt een mooie tijdlijn gekregen, dus u weet ook dat de discussie lang loopt. We moeten dit allemaal zien in de context van de bredere opgave op het gebied van klimaat. Daar past ook de hele discussie in over de vraag hoe je dat bij het transport op een goede manier doet.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
De Staatssecretaris kent onze opvatting over het akkoord van Parijs en de klimaatdoelstellingen. Het gaat ons erom dat wij, als het zo meteen misgaat, weten bij welke partijen wij moeten zijn.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Nou betrap ik de PVV er ook weleens op dat ze zegt: die klimaatverandering, we zien toch ook wel dat het gebeurt. Als je dat ziet, is de vraag of je bereid bent om daar wat aan te doen. Als je bereid bent om er wat aan te doen, kom je voor de afweging te staan wat je dan wel en wat je dan niet wilt. De afweging van dit kabinet is om ervoor te zorgen dat alle sectoren van de economie die transitie op een verstandige manier doormaken. In die context past een zorgvuldig biobrandstoffenbeleid.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger nieste drie keer. Vroeger zei men dan altijd: drie dagen mooi weer.
De heer Ziengs wil ook een vraag stellen.
De heer Ziengs (VVD):
De Staatssecretaris sprak even over geavanceerde biobrandstoffen. Ik vroeg daar ook aandacht voor in mijn bijdrage. Ik koppelde dat gelijk aan afvalstoffen. Bij die geavanceerde biobrandstoffen spelen bepaalde gewassen een rol. Ik ben in Zegveld geweest, waar men aan het vernatten is – zo heet dat als de grondwaterstand wordt verhoogd – waardoor de CO2-uitstoot uit de grond zelf wordt beperkt. Daarnaast kun je op die grond, die niet meer geschikt is voor landbouw, gewassen telen die gebruikt kunnen worden voor biobrandstof. Doelt de Staatssecretaris ook daarop? Kan die categorie er ook onder blijven vallen?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Een hele terechte verheldering van de heer Ziengs. Het was absoluut niet mijn bedoeling om alleen over reststroom te spreken. Het gaat echt over alle geavanceerde biobrandstoffen. Het voorbeeld dat de heer Ziengs noemde, is heel interessant omdat juist de verdroging van veenbodems vaak zorgt voor extra CO2-uitstoot. Het kan dus een mes zijn dat aan meerdere kanten snijdt en op meerdere manieren bijdraagt. Dus het lijkt mij zeker heel interessant om het in die context mee te nemen.
De voorzitter:
Dan noteer ik dat we in ieder geval «post 2020» hebben afgewikkeld en dat we doorgaan naar «limiet conventioneel».
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Op dit moment behoort Nederland tot de top vijf van Europa die de minste biobrandstoffen uit voedselgewassen bijmengen, dit terwijl er nu nog geen officiële limiet voor geldt. Ik denk dat dit laat zien dat wij daarop in dit parlement met elkaar continu steeds scherp zijn geweest, zodat dat wat je doet voor het klimaat ook echt effect heeft. In de Europese ILUC-richtlijn is er een cap van 7% maar in het voorliggende ontwerpbesluit is die op 5% vastgesteld. Mevrouw Kröger vroeg of het ook lager kan. Ik constateer overigens dat GroenLinks eerder zelf een motie mede heeft ingediend om naar 5% te gaan. Theoretisch gezien zou je naar 3% kunnen gaan maar dan moet je wel de dubbeltelling afschaffen. Dit is een terrein dat aan elkaar hangt van verschillende knoppen. Ik heb er voor mijzelf een heel lijstje van gemaakt om te zien wat er gebeurt als je aan al die knoppen draait. Als je naar 3% zou gaan, moet je de dubbeltelling afschaffen wat dan weer andere effecten heeft. Het blijft dus een complex dossier, waarbij je recht wil doen aan de investeringen die bedrijven hebben gedaan en je ook een betrouwbare overheid wil zijn. In die context en in de context van genoemde motie, staat het percentage nu nog op 5%.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger wil u een vraag stellen, maar misschien is het een goed idee om u eerst dit blokje af te laten maken. Of vindt mevrouw Kröger dat zij haar vraag nu echt moet stellen? Ik wil namelijk voorkomen dat zij dadelijk nog een interruptie doet over hetzelfde thema.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat snap ik helemaal. Ik merkte op uit de lichaamstaal van de Staatssecretaris dat ze klaar was met het blokje over de 5%, maar wellicht is dat niet zo.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Nee, er is nog veel over te vertellen. U allen heeft er een hoop vragen over gesteld. Ik heb nog een paar blaadjes. Gevraagd is hoe ik invulling voorkom van de ruimte tot 5% conventionele biobrandstoffen met bijvoorbeeld palmolie of soja. Ook nu is die ruimte er al. U hebt er onderling in een interruptiedebat ook al op gewezen. Nu is er zelfs ruimte tot 7%. Nu zit er ook 0% in onze tank. De verwachting is dus niet dat dit met een verlaging van de cap naar 5% in een keer wel gaat gebeuren. Los daarvan gaan we, conform ook een motie die eerder door de Kamer is ingediend, E10 inzetten, waarmee een belangrijk deel van de ruimte onder de 5% ingevuld wordt. Daarnaast stimuleren we met de dubbeltelling de inzet van geavanceerde biobrandstoffen. Er is zelfs een subdoelstelling voor de meest geavanceerde biobrandstoffen.
Mijnheer Laçin heeft gevraagd of ik het ermee eens ben dat biobrandstoffen slechter zijn dan fossiele brandstoffen. Nee, dat kun je in zijn algemeenheid niet zo zeggen, maar je moet wel elke keer voor elke soort van biobrandstoffen bezien of ze – dan moet je ook echt in de keten kijken – netto bijdragen aan het klimaat of niet. Ik volg de hele discussie over verduurzaming van brandstoffen al enige tijd en dan zie je dat dit wel een dossier is van «learning by doing». We beginnen allemaal met de intentie om de biobrandstoffen bij te mengen om ervoor te zorgen dat ook in het transport de uitstoot omlaaggaat, maar je moet blijven kijken of deze specifieke vorm van brandstof daar al dan niet aan bijdraagt. Daarom is er op een gegeven moment het onderscheid gekomen tussen de conventionele biobrandstoffen, de geavanceerde brandstoffen en de extra geavanceerde brandstoffen. Dat past eigenlijk allemaal in het gegeven dat we met elkaar steeds lerend zijn geweest. Ik wil ook graag met uw Kamer in die zin lerend blijven.
Kan de Staatssecretaris garanderen dat er geen tekorten aan voedsel komen? Als ik zoiets zou kunnen garanderen op deze plek, zou ik dat heel graag doen, maar het is een heel complex dossier, en dat weet de heer Laçin ook. Heel vaak is er niet eens zozeer sprake van een tekort aan voedsel, maar bijvoorbeeld een probleem met distributie van voedsel. Wereldwijd wordt er eigenlijk al genoeg voedsel geproduceerd om mensen te voeden; dat kunnen we met elkaar, alleen weten we nog niet het juiste voedsel op de juiste plaats te krijgen.
Dat neemt niet weg dat ik de strekking van de vraag van de heer Laçin heel goed begrijp; dat we met ons beleid zo min mogelijk aanleiding willen geven dat er een effect is van die voedselgewassen op landgebruik en andere onbedoelde effecten, verderop in de keten. Daarom gaan we onder andere met die 5% conventionele biobrandstoffen al lager zitten dan wat je Europees mag, dus ik hoop dat de heer Laçin zich in dat opzicht gesteund voelt door mijn inzet.
Meneer Von Martels vroeg of conventionele biobrandstoffen in de toekomst nog een belangrijke rol spelen. Ik denk dat ik daar al antwoord op heb gegeven. We zien dat het nog wel enige tijd zal duren voordat we overgaan van fossiele brandstoffen naar volledig elektrisch vervoer, waarbij alle auto's volledig elektrisch rijden, en dus zullen we biobrandstoffen nog een hele tijd nodig hebben, als we in de transportsector de CO2 willen reduceren.
Meneer Laçin vroeg over de HBE's: wat vindt u ervan dat bedrijven rechten kunnen kopen zonder zelf wat te doen? Daar waren twee vragen over. De heer Ziengs vroeg of bedrijven die hun doelstelling niet halen, dat kunnen afkopen. Dat zijn twee kanten van dezelfde medaille, waarbij je niet aan de extremen wil zitten. Je wilt dat bedrijven die hun best doen en misschien wat volume overhouden, dat eventueel kunnen verkopen aan partijen die anders tekort zouden komen. Dat vind ik belangrijk, omdat je er dan voor zorgt dat we in totaal genoeg CO2 besparen in de transportsector. Wat je niet wilt, is de extreme situatie dat een bedrijf zegt: ik doe echt helemaal niks en dan krijg ik een boete, maar die koop ik wel af. Een buy-out waarbij men zegt: «ik koop de boete wel af», dat moeten we niet willen.
Ik ben het eens met de heer Ziengs dat bedrijven die wel meedoen met het systeem maar die onvoldoende kunnen produceren, de mogelijkheid moeten hebben om van andere bedrijven die wat over hebben, de rechten te kopen, maar dan ben je dus wel onderdeel van het systeem. Ik zie dat de heer Ziengs begrijpt dat we die twee extremen niet moeten hebben, maar dat dat marktmechanisme juist wel nuttig is om op een kosteneffectieve manier ervoor te zorgen dat we onze CO2-doelstelling halen.
De voorzitter:
Ik vraag even of u kunt verduidelijken of uw blokje nog veel antwoorden behelst, want een aantal collega's zitten een beetje te schuiven op hun stoel. Zodra ik er een aan het woord laat, komen we even niet meer van ze af, dus ...
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik denk dat ik er vrij snel ben, voorzitter.
De voorzitter:
Ja? Gaat uw gang.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik zag de heer Van Aalst zijn vinger opsteken. Ik kom net toe aan de beantwoording van zijn vraag, dus wellicht scheelt dat. Hij is bang dat bedrijven uit Nederland verdwijnen. De Kamer kent mij als een groen politicus, maar ik ben er geen voorstander van om alleen het probleem te verplaatsen. Het alleen maar laten verdwijnen van Nederlandse bedrijven is niet een van mijn doelstellingen. De Nederlandse bedrijven produceren voor de Europese markt. Zij zijn dus niet alleen afhankelijk van wat er in Nederland gebeurt. Om die reden is het zo belangrijk, als we palm en soja echt niet meer willen gebruiken voor biobrandstoffen, dat we inzetten op Europese afspraken daarover.
De heer Laçin had nog een vraag over het grootschalig opkopen van landbouwgrond door Shell. We sturen op het voorkomen van onbedoelde effecten in de keten. Dat zal ook gelden voor de brandstoffen van Shell, als die op die manier ooit worden aangeboden.
Dan de vraag van de heer Laçin over reststromen die in andere sectoren als grondstof kunnen worden toegepast, en dan doelt hij op cascadering. Een heel belangrijk onderdeel is om te kijken of je grondstoffen zo hoogwaardig mogelijk kunt gebruiken. Voor de reststromen die op dit moment geen andere toepassing hebben, is er dan een toepassing als brandstof. Een voorbeeld daarvan is gebruikt frituurvet. We weten allemaal dat we niet oneindig veel meer bitterballen gaan eten, dus dat er ook een grens zal zijn aan de hoeveelheid gebruikt frituurvet waar we op kunnen rekenen in de toekomst. Dat zijn allemaal zaken die we goed moeten meenemen in het denken over hoeveel biobrandstoffen je bij kunt mengen zonder dat het fraudegevoelig wordt of andere onbedoelde effecten heeft. Daarom is bijvoorbeeld de inzet op nog geavanceerdere hernieuwbare biobrandstoffen van belang.
Mevrouw Kröger vroeg waarom ik niet net als de Franse milieuminister de import van palmolie wil verbieden. Frankrijk wil de import van palmolie niet verbieden. Dat is nagevraagd. Toen die vraag kwam, dacht ik ...
De voorzitter:
Mevrouw Kröger maakt een ontkennende beweging, maar zij krijgt nu niet het woord. Geeft u gewoon antwoord en dan kijken we straks wel of het bij de vraag van mevrouw Kröger past.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Frankrijk wil alleen de import van duurzaam gecertificeerde palmolie toestaan. Nederland is natuurlijk ook erg bezig met duurzame palmolie. Dit zijn eisen waaraan de Nederlandse biobrandstoffen nu al moeten voldoen. Wij lopen hierin voor op Frankrijk, maar ik trek graag in Europees verband verder op met de Fransen om het gebruik van palmen en soja voor biobrandstoffen verder te beperken.
De voorzitter:
Daarmee is het blokje klaar. Een aantal collega's hebben een vraag en ik geef hun het woord. Overigens maak ik de collega's erop attent dat het niet nodig is om op elke vraag waarop geantwoord is een interruptie te doen. Het mag wel, maar ik geef maar even mee dat er ook nog een tweede termijn is.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De reden dat ik net mijn hoofd schudde, is dat mijn vraag was dat zowel Frankrijk als Duitsland hebben aangegeven dat zij proactief palmolie en soja willen uitsluiten voor het gebruik van biobrandstoffen en of de ambtenaren van de Staatssecretaris in gesprek kunnen gaan met hun collega's over hoe je dat zou kunnen doen tot 2021. De Staatssecretaris geeft aan dat ze E10 verplicht wil stellen. Dat betekent dat dan 3% conventioneel wordt bijgemengd. Zou dat niet de logische consequentie hebben dat ook de totale bijmengverplichting met 3% naar beneden kan, aangezien het enige argument voor de 16,4 is dat er een risico is dat er te veel dubbel geteld wordt en dat je anders niet aan de kwantitatieve doelstellingen komt die blijkbaar in het Energieakkoord staan?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Op het eerste punt, wat eigenlijk geen vraag was, is het antwoord toch ja. Ik ben graag bereid om met collega's te gaan spreken over hoe wij minder van deze brandstoffen benutten. Dan de E10 verplichting. Inderdaad, als wij dat invoeren, kan de jaarverplichting omlaag.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, een vervolgvraag ter afronding.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De Staatssecretaris gaf aan dat zij de mogelijkheid ziet om het aandeel conventioneel naar 3% te brengen, mede vanwege de E10, maar zij refereerde aan investeringszekerheid voor de industrie. Mijn vraag, die ik net ook al aan de collega's van VVD en CDA stelde, is: als heel Europa zegt dat zij conventioneel gaan uitfaseren, bied je dan als overheid niet veel meer investeringszekerheid door nu al duidelijkheid te bieden en het niet eerst te laten groeien van 1,6 naar 5 om het vervolgens weer in rap tempo te moeten afbreken?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Over E10 dus: ja, dan kan de jaarverplichting omlaag omdat dan een deel al moet worden ingevuld met enkel tellende biobrandstoffen. Dan hoef je het niet helemaal op te vullen. Daarop komen wij terug bij de definitieve invoering hiervan. Dan ziet u dat allemaal terug. Op dat andere punt heb ik niet gezegd dat ik de ruimte zag. Het is een als-danformulering. Er is nu een voorstel van 5%, maar als je ervoor zou kiezen, kun je de dubbeltelling schrappen. In die relatie heb ik er een opmerking over gemaakt.
De voorzitter:
Dan ga ik door naar de heer Van Aalst. Ik begreep zojuist in mijn aankondiging dat E10 in het volgend blokje zit, maar ik hoor het u nu toch zeggen. Is het nu al behandeld of komen er nog andere punten?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
E10 zit in het volgende blokje, maar omdat u de vraag toestond, heb ik een antwoord gegeven.
De voorzitter:
U heeft gelijk. De heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Daarom heb ik mijn vraag over E10 bewaard voor het blokje E10. Ik wil graag antwoord op onze vraag over het vertrek van bedrijven. Wij kennen D66, en de Staatssecretaris, als een partij die graag uniforme wetgeving wil. Waarom kiest Nederland er dan nu toch voor om af te wijken van de Europese regels? Zou dat tot gevolg kunnen hebben dat bedrijven zich gaan verplaatsen?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
De heer Van Aalst heeft volledig gelijk dat ik het allerliefste hierover een Europese afspraak zou willen hebben. Die afspraak is er nog niet. Wij gaan daar voor de nieuwe regelgeving wel op inzetten. Gelukkig biedt de bestaande Europese regelgeving ons wel de mogelijkheid om op dit punt te zorgen dat wij niet meer conventionele biobrandstoffen gaan gebruiken, want het is de vraag of dat helpt voor het klimaat. Dus het biedt ons de knop om aan te draaien en er zelf voor te zorgen dat wat we doen, ook zin heeft.
Op het punt van het verplaatsen van bedrijven heb ik al antwoord gegeven, dacht ik. Maar misschien was het niet helder genoeg. Deze bedrijven produceren voor een Europese markt en zijn daarmee niet alleen afhankelijk van wat er in Nederland gebeurt.
De voorzitter:
Afrondend de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Maar het kan dus zijn dat het gunstiger is om je in andere landen te vestigen?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dat heeft niets te maken met het vestigen. Bij het verkopen van producten heeft men aan de ene kant te maken met de Nederlandse markt en aan de andere kant met andere landen in Europa. Vanwege de interne markt kan daar ook worden verkocht. Men ondervindt dus op geen enkele manier nadeel. Dit zijn de voorwaarden die wij aan de Nederlandse markt stellen, maar dat beperkt bedrijven verder niet.
De heer Ziengs (VVD):
Ik wilde een interruptie plegen over de buy-outoptie. De Staatssecretaris legde uit hoe ze voornemens was om dit in te vullen, met rechten die over en weer gekocht kunnen worden. Is dat ook het systeem dat wordt gebruikt in de landen die ik noemde? In mijn bijdrage vroeg ik om een gelijk speelveld. Is dat het systeem? Dan zou ik gerustgesteld zijn.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik ben bang dat de heer Ziengs mij overvraagt als hij vraagt of dat precies hetzelfde is als in de landen om ons heen. Ik zal kijken of ik daar in tweede termijn op terug kan komen. Ik begrijp het punt van de heer Ziengs. Hij wil graag een level playing field. Ik laat daar eventjes naar kijken en wellicht heb ik al in tweede termijn een antwoord.
De voorzitter:
Dat onthoudt de heer Ziengs, denk ik, wel. Dan kom ik bij de heer Laçin voor zijn vraag.
De heer Laçin (SP):
Dank voorzitter. Alle antwoorden die ik van de Staatssecretaris kreeg, riepen weer vragen op, maar ik zal me beperken tot twee vragen.
De voorzitter:
U hebt één interruptie. U moet het dus in elkaar vlechten, maar dat lukt u wel.
De heer Laçin (SP):
Zal ik doen. De eerste vraag gaat over de HBE's en de buy-outoptie net als bij ETS. De Staatssecretaris antwoordde dat we niet naar extremen moeten gaan, van beide kanten niet. Hoe monitoren wij dat bedrijven, juist omdat dat buy-outsysteem er is, ook voldoende verduurzamen in plaats van denken «ik kan het hier en daar wel opkopen»? Stel dat we zo'n buy-outsysteem niet hebben, hoe stimuleren we bedrijven dan om zelf te gaan verduurzamen? Dat is vraag één. De tweede vraag gaat over de cap waar de staatsecretaris haar kopje mee begon: die 3% en de gevolgen voor de dubbeltelling. Ik ben dan wel heel benieuwd naar die gevolgen. De Staatssecretaris zei dat zij een en ander op een rijtje had gezet. Wat gebeurt er als we het bijstellen naar 2%? Wat zijn de gevolgen van bevriezing? Kan de Staatssecretaris dat met ons delen, nu of per brief?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Op het eerste punt, die HDE's: dat wordt geregistreerd bij de Nederlandse Emissieautoriteit, dus dat wordt keurig bijgehouden. Wat het tweede punt betreft het volgende. Ik zei net al tegen mevrouw Kröger dat dit meer een als-dankwestie was. De Kamer heeft ervoor gekozen om een motie in te dienen over een cap van 5%. Ik heb voor mevrouw Kröger – dat kan ik ook doen voor de heer Laçin – alleen willen schetsen dat je, als je lager wil en naar 3% gaat, de dubbeltelling ook kunt afschaffen, waarbij je toch nog voldoet aan de verplichtingen. Dat heeft mijn voorganger ook al aan de Kamer laten weten. In de Kamer was brede steun voor het behoud van die dubbeltelling, omdat die een extra stimulans vormt voor geavanceerde biobrandstoffen – nog even los van het quotum voor de meest geavanceerde biobrandstoffen. Ik laat u hiermee alleen maar zien waar de knoppen zitten waar we in theorie aan kunnen draaien met elkaar. Omdat we weer vlak voor een nieuwe situatie zitten, is het voorstel om voor de komende jaren een cap te zetten op 5%. Die motie is inmiddels al enige jaren oud, dus de markt weet dat ook; het is voorspelbaar. Daarnaast behouden we de dubbeltelling. Daarvoor geldt hetzelfde. Bij het nieuwe systeem kunnen we dan overgaan tot wijzigingen. Dan heeft de markt ook de tijd om zich daar op een goede manier op voor te bereiden. Dat helpt ook allemaal, zeg ik tegen de heer Laçin, om fraude te voorkomen.
De voorzitter:
De heer Laçin, voor een afrondende vraag. Het punt van de dubbeltelling komt in volgende blokje terug, toch? Ik heb het in ieder geval zo genoteerd. Ik probeer de chronologie te bewaken. De heer Laçin, voor zijn afrondende vraag.
De heer Laçin (SP):
Die dubbeltelling zit voor mij meer in de cap, vandaar dat ik mijn vraag onder dit kopje stel. Destijds hebt u een als- of indienberekening van de gevolgen gemaakt. Toch vraag ik, ook omdat we met best een nieuwe Kamer vol nieuwe woordvoerders zitten, of die gevolgen met ons gedeeld kunnen worden.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik begrijp dat de effecten van de 2%-doelstelling in de scenario's begin dit jaar gedeeld zijn. Ik ben bereid om na te gaan wat dat betekent in combinatie met 3%, dus ik stel voor dat ik die dingen in een brief aan de Kamer nog even samenvat. Ik wijs de heer Laçin er wel op dat die 2% in de brief van dit voorjaar echt te riskant werd gevonden. Bedrijven hebben dan namelijk niet voldoende opties om het doel te halen. Hoe dan ook, we zullen de als-danscenario's feitelijk in kaart brengen. Zo meteen kom ik terug op de vragen over de dubbeltelling en de fraude. Ik vind de voorspelbaarheid voor het bedrijfsleven echt wel een argument in dezen. Het is geen theoretisch «als-dan» en morgen is het zo; het gaat hier om bedrijven. Zij hebben investeringen gedaan en moeten eventueel aanpassingen aanbrengen in de infrastructuur voor de langere termijn. We kunnen hen niet vragen om elke twee jaar alles helemaal op de schop te gooien.
De voorzitter:
Geeft u dadelijk nog aan wanneer u die brief stuurt of weet u dat nu al?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik kijk heel even achterom.
De voorzitter:
Dan gaan we ondertussen door naar mevrouw Van Eijs voor haar interruptie.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik had daar in mijn eerste termijn al aan gerefereerd. Het past mooi bij wat de Staatssecretaris net zei, namelijk dat 5% een mooie waarde is en dat de industrie daar al op had gerekend. Nu blijkt uit de studie van TU Delft dat de CO2-reductie die we eigenlijk met zijn allen nastreven, alleen te behalen is met een lagere cap dan 5%. Hoe moeten wij dat duiden? Hoe moeten wij dat zien?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik vraag mevrouw Van Eijs om mij die specifieke conclusie toe te sturen, want dan weet ik zeker dat ik op precies de juiste conclusie uit dat rapport het juiste antwoord geef.
De voorzitter:
We begonnen bij mevrouw Kröger, maar zij wil nu toch ook de laatste vraag stellen onder dit blokje. Dat sta ik haar toe, maar wel kort, want ik wil voorkomen dat iedereen haar gaat navolgen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De reden dat ik nog een keer het woord vraag, is dat ik toch niet helemaal het gevoel heb antwoord te hebben gekregen op mijn vraag. Het belangrijkste argument dat de Staatssecretaris geeft om te zeggen dat we naar die 5% moeten, dus van de huidige 1,6%, hop!, naar die 5%, is dat het investeringszekerheid biedt, terwijl eigenlijk alle signalen uit Europa zijn dat we conventionele biobrandstoffen moeten uitfaseren. Over welke investeringszekerheid op welke termijn hebben we het dus? Ik wil heel graag dat de Staatssecretaris dit in kaart brengt, want zodra je met een doelstelling gaat werken, wordt die opgevuld. De Staatssecretaris gaf net al aan dat er niet meer bitterballen gegeten gaan worden. Hoe voorkom je dan dus dat je die 5% opvult met biobrandstoffen, die wij hier in Nederland absoluut niet willen, allemaal niet?
De voorzitter:
Laten we voorkomen dat we in herhaling vallen, want er komt ook nog een tweede termijn. De Staatssecretaris beantwoordt deze vraag.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Misschien is het allerbelangrijkst wel dat er een motie van de Kamer ligt, van D66 en GroenLinks, om het te beperken tot 5%. Ik neem aan dat GroenLinks al deze vragen bij het indienen van de motie goed voor zichzelf heeft beantwoord. Als Staatssecretaris heb ik hierin een opdracht van de Kamer. Die voer ik uit tenzij de Kamer mij een andere opdracht geeft. Zo is mij net gevraagd om het nog eens in kaart te brengen. Daar ben ik altijd toe bereid, want het is inderdaad een systeem met vele knoppen. Als je aan de ene draait, gebeurt er ergens anders ook iets. Dat is mijn antwoord.
Mevrouw Kröger vraagt: zou je niet nu alvast omlaag gaan, omdat het straks toch allemaal verdwijnt? We hebben het net gehad over soja en palmolie, maar er is in de Europese Unie geen breed draagvlak voor het helemaal afschaffen van conventionele brandstoffen per 2030. Dat de rest van de markt überhaupt aan het verdwijnen is richting 2030 ... Wij maken in Nederland voor een deel onze afweging, maar Europabreed kan het toch zijn dat het er anders uitziet. Ik sprak net al met de heer Van Aalst over de Europese markt. Het is van belang om dat allemaal mee te nemen bij de vraag of je nu nog op een heel korte termijn iets wat al is neergezet wil veranderen, wetende dat er binnenkort weer een systeemwijziging aankomt. Dat is vooral waar ik op doelde toen ik zei: als je het hebt over investeringszekerheid moeten bedrijven het ook weten, want we kunnen ze niet iedere twee jaar vragen om de hele boel weer om te gooien. Ik deel met mevrouw Kröger de zorg. We willen niet dat er alsnog allerlei biobrandstoffen bij worden gemengd die niet dat effect hebben op het klimaat, want we doen dit voor het klimaat. Daar moet het dus effect op hebben. Dat is de enige reden waarom we dit doen.
Daar doelde ik vooral op toen ik zei: wanneer je het hebt over investeringszekerheid, moeten bedrijven ook weten dat we hun niet elke twee jaar kunnen vragen om de hele boel weer om te gooien. Maar ik deel natuurlijk de zorg van mevrouw Kröger. We willen niet dat er alsnog allerlei biobrandstoffen worden bijgemengd die dat effect voor het klimaat niet hebben. We dóén dit voor het klimaat, en daarvoor moet het effect hebben. Dat is de enige reden waarom we het doen.
De voorzitter:
Kunnen we dan doorgaan naar het volgende blokje? Dat lijkt het geval te zijn. In het blokje «overig» zitten onder meer dubbeltelling en E10. Het is tevens het laatste blokje. Gaat u verder, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik haal even alle papieren uit de mapjes. Zoals ik al zei, de ruimte hier is beperkt.
Ten eerste de vraag van de heer Von Martels van het CDA: wanneer gaat u E10 introduceren? We zijn als ministerie daarover in overleg met de sector. Het zou mooi zijn als het lukt om dit te doen op het moment dat tankstations toch al aan de slag gaan met extra informatievoorziening aan de automobilist. Dat is voorzien voor november 2018. We proberen daar dus op te sturen. Ik kan u nog niet garanderen dat dat lukt, maar daar doen we ons best voor en ik kom daarover bij u terug. Een aantal leden heeft zorgen geuit over verschillende aspecten bij deze invoering. Daar komen we in de brief bij de invoering ook zeker op terug.
De heer Van Aalst vraagt waar automobilisten terechtkunnen die geen E10 kunnen tanken. Hij heeft een terecht punt: niet alle auto's zijn geschikt om E10 te tanken. Maar voor deze automobilisten zullen er voldoende alternatieven, zoals E5, beschikbaar blijven. Dat is een van de aandachtspunten die ik net noemde, die in overleg zijn met de sector en waarop ik in de brief zal terugkomen.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik vind het wel interessant. Er blijven allerlei mogelijkheden beschikbaar. Ja, maar dat geldt ongetwijfeld niet voor de kleine pomphouders, zoals net al voorbijkwam in een klein debatje met de VVD. Je kunt E5 en E10 namelijk niet mengen in één tank. Hoe ziet de Staatssecretaris dat voor zich voor die kleine pomphouders?
Verder nog een korte vraag. Ze had het net over de implementatie van E10 en ook over dat het zo belangrijk is dat de consument weet hoe het zit. Zitten de consumentenorganisaties en belangengroeperingen ook aan tafel? Spreekt de Staatssecretaris daarmee? Hoe stemt zij dat af met die mensen?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Zowel het punt van de heer Van Aalst als het punt van de heer Ziengs over kleine pomphouders is nou juist het soort aandachtspunten dat wij in de gesprekken met de sector zullen meenemen. Wij spreken ook met belangen- en consumentenorganisaties. Natuurlijk moeten die mensen weten waar zij straks met hun auto gaan tanken, dus hoe er ook voor hen goed is gezorgd. Die punten van de kleine pomphouders nemen ze dus zeker ook mee, meneer Ziengs. Ik kom daarop terug in een brief aan u over de implementatie van deze E10-verplichting.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Begrijp ik goed dat de Staatssecretaris bereid is om deze mensen mee te laten praten in het implementatieoverleg? Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
We zullen zorgen dat we, wanneer we met de sector spreken, ook spreken met de gebruikers. Als u dat wilt, kom ik nog wel terug op de manier waarop we dat precies gaan organiseren. Ik vind het belangrijk dat de gebruikers weten dat hun zorgen gehoord worden.
De voorzitter:
Gaat u verder met de beantwoording.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Meneer Van Aalst had nog de vraag wie aansprakelijk is voor schade als gevolg van verkeerd gekozen benzine. Zoals dat ook geldt bij diesel en benzine, moet je zelf heel goed weten welke soort brandstof er in jouw tank hoort. Maar informatievoorziening is dan natuurlijk wel heel erg belangrijk, dus daar zullen we goed voor moeten zorgen.
Meneer Laçin vroeg welk effect de E10-verplichting zal hebben op de brandstofprijs. Het prijsverschil zal voornamelijk afhangen van de prijs van bioethanol en deze is weer afhankelijk van de markt.
Meneer Ziengs vroeg naar de monitoring van de ontwikkeling van de prijs. De monitoring van de prijs aan de pomp gebeurt jaarlijks door het CBS. Er wordt niet specifiek gekeken naar de invloed van biobrandstof, maar als de heer Ziengs daaraan hecht, wil ik wel kijken of we hierover kunnen rapporteren. Dat moet ik dus wel even laten uitzoeken.
De heer Von Martels had verder nog de vraag wat het effect is van dubbeltelling op het gebruik van biobrandstoffen. Dubbeltelling stimuleert het gebruik van de geavanceerde en meest geavanceerde biobrandstoffen. De NEa-rapportage laat zien dat dit in de praktijk vooral het gebruik van gebruikt frituurvet stimuleert. Het heeft dus eigenlijk een remmende werking op het gebruik van andere, conventionele brandstoffen, omdat die dubbeltelling daar interessant genoeg voor is.
De heer Von Martels (CDA):
Heeft u dan ook nog cijfers over het gebruik van frituurvet, waar ik naar vroeg? Of komen die nog? Ik zie al dat ik op mijn wenken wordt bediend.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
U heeft een vooruitziende blik, mijnheer Von Martels. De NEa-rapportage over 2016 laat zien dat meer dan 55% van de biobrandstoffen gebaseerd is op gebruik van frituurvet. Dat is dus echt heel veel. De inzet van gebruikt frituurvet is de laatste jaren gestegen, maar zoals ik al eerder zei, zullen we niet eindeloos frietjes en bitterballen blijven eten. We zullen dus ook andere, nog geavanceerdere biobrandstoffen moeten ontwikkelen als we hierin door willen gaan.
De NEa heeft aangegeven dat dubbeltelling fraudegevoelig is. Er is gevraagd wat ik daaraan denk te doen. Inderdaad, de NEa heeft aangegeven dat dat risico er is en heeft daarom geadviseerd om de dubbeltelling af te schaffen. Als die dubbeltelling er niet meer is, heb je ook niet meer dat risico van fraude, maar de Kamer heeft toen een andere balans gekozen. De Kamer heeft gezegd: oké, we verlagen die cap van 7% naar 5%, we behouden wel de dubbeltelling en daarnaast gaan we aan de gang met de E10-verplichting. De Kamer wil kijken of we op al die manieren ervoor kunnen zorgen dat we voldoen aan de Europese richtlijn én aan de afspraken die we hebben gemaakt in de context van het energieakkoord én dat we zorgen voor duurzaamheid én voor het stimuleren van geavanceerde biobrandstoffen. Dat is een complex systeem. De Kamer heeft aan al die knoppen gedraaid en daar kwam deze balans dus uit, maar we zullen daar uiteraard scherp op blijven, want bij fraude krijg je een papieren werkelijkheid en dat wil helemaal niemand.
Mevrouw Kröger vroeg waar de afspraak staat om 36 petajoule bij te dragen aan de algemene doelstelling. Die afspraak is gemaakt onder het SER-energieakkoord en het nationale energieactieplan en is in overleg met de transportsector tot stand gekomen, maar natuurlijk heeft ook de Kamer heel vaak gedebatteerd over het energieakkoord.
Ten slotte de laatste vraag: kan de Staatssecretaris aangeven hoe invulling aan het regeerakkoord wordt gegeven op het punt van maatregelen in steden en biobrandstoffen? Dan kijken we naar een heel aantal verschillende maatregelen. Dat gaat natuurlijk over het beter benutten van openbaar vervoer, de inzet van de fiets, zero-emissiebussen, zero-emissiestadslogistiek en het streven naar elektrische auto's vanaf 2030. Bij biobrandstoffen gaat het om duurzame biobrandstoffen.
Voorzitter, ik hoop dat ik daarmee aan de belangrijkste vragen van de Kamer tegemoet ben gekomen. Mocht er nog een enkele vraag zijn, hoor ik dat.
De voorzitter:
Dat ga ik inventariseren, met dien verstande dat ik de collega's erop wijs dat als zij ontevreden zijn over een beantwoording – dat kan; dat is aan uzelf om te bepalen – dat kan worden meegenomen in de tweede termijn. Als u een antwoord op een vraag heeft gemist, hoor ik dat graag nu. De heer Ziengs steekt zijn vinger op.
De heer Ziengs (VVD):
Ik heb een vraag gesteld over de indeling qua categorieën. Volgens mij heb ik daar geen antwoord op gekregen.
De voorzitter:
Dat gaan we even na. Is dat zo? Het gaat om de indeling in categorieën; in de categorieën van wat, meneer Ziengs? Weet u dat ook?
De heer Ziengs (VVD):
Ja, zelfs dat weet ik, want ik heb die vraag gesteld. Het ging er met name om om de categorie die nu gerubriceerd is onder de conventionele brandstoffen, in categorie B te doen, zodat je daarmee in ieder geval toch de mogelijkheid biedt om te sturen op CO2.
De voorzitter:
Ook de heer Van Aalst heeft een gemiste vraag.
De heer Van Aalst (PVV):
Volgens mij heb ik in het kader van «een beter milieu begint bij jezelf» gevraagd waarom we er niet voor kiezen om de mensen geen verplichting op te leggen maar gewoon zelf de keuze te laten maken voor een alternatieve brandstof.
De voorzitter:
Dus «niet gerubriceerd» en «betere wereld». Tot slot heeft ook mevrouw Kröger het antwoord op een vraag gemist.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik had een vraag gesteld over de 2 megaton CO2-besparing in het regeerakkoord: hoe wordt die ingevuld ten aanzien van biobrandstoffen en maatregelen in steden? Als dat met biobrandstoffen zou zijn, zou je immers een héél grote ophoging van de bijmengverplichting nodig hebben. Daar hoor ik dus graag meer details over.
De voorzitter:
En de 2 megaton. Ik kijk naar de Staatssecretaris of deze drie vragen al beantwoord kunnen worden. Het lijken mij wel drie vragen over drie wat andere onderwerpen.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik begin even in omgekeerde volgorde. De eerste vraag, over de indeling qua categorieën, vraagt een iets specifieker antwoord. Die vraag doe ik daarom als laatste. Op de vraag over de 2 megaton heb ik zojuist geprobeerd antwoord te geven. Het bestaat dus niet alleen uit biobrandstoffen, maar ook uit allerlei andere maatregelen in steden, het beter benutten van ov en van wegen door een betere doorstroming, het inzetten van de fiets, zero-emissiebussen, zero-emissiestadslogistiek en natuurlijk ook de groei van het aandeel elektrische auto's. Daarnaast zijn er de biobrandstoffen. Die totaliteit moet dat opbrengen, dus het komt niet alleen maar uit de biobrandstoffen.
De voorzitter:
Ik kijk even in de richting van mevrouw Kröger. Dit is het antwoord op de vraag. Het antwoord bevalt u wat minder, lijkt het. Nee? U mist nog een antwoord op een andere vraag? Nou, nog één keer.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wou de Staatssecretaris vragen of zij deze detaillering van hoe die 2 megaton wordt opgebroken in deze verschillende categorieën met de Kamer kan delen.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik ben op allerlei punten bezig met het uitwerken van de doelstellingen uit het regeerakkoord. Die zijn voor mijn portefeuille op een heel aantal punten bijzonder concreet – dat is fijn – maar vragen nog steeds verdere invulling. Daarvoor is het ook belangrijk dat ik gesprekken heb met de sector, met allerlei organisaties die geraakt worden door de doelstellingen van het regeerakkoord. Dat ga ik ook doen. Natuurlijk kom ik daarover met een brief naar de Kamer, zodat we daarover verder inhoudelijk van gedachten kunnen wisselen.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van de heer Van Aalst.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
De vraag van de heer Van Aalst: een beter milieu begint bij jezelf. Ik vind het een fantastisch uitgangspunt. Ik hoop dat de heer Van Aalst daar dagelijks uitvoering aan geeft. In dit geval geldt er ook nog een Europese richtlijn, die is vastgesteld door democratisch verkozen Ministers uit alle landen die ervoor gekozen om ook op die wijze invulling te geven aan «een beter milieu begint bij jezelf». In de hele Europese Unie zullen deze verplichtingen worden doorgevoerd.
De voorzitter:
En ten slotte de vraag van de heer Ziengs.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
De heer Ziengs had een vraag over een speciale categorie: de bijproducten uit de voedsel- en veevoederindustrie. Daarvan weet ik dat het grondstoffen zijn die ook benut worden in verzorgingsproducten en chemicaliën. Dan komen we dus weer op de vraag waar je deze grondstoffen het beste kunt benutten, wat de meest hoogwaardige toepassing daarvan is en welk effect het heeft in die markt als je ze voor biobrandstoffen gaat gebruiken. Ik vind dat we daar zorgvuldig naar moeten kijken. Ik wil de suggestie van de heer Ziengs onderzoeken. Ik zou willen voorkomen dat het een aanzuigende werking heeft naar de markt voor biobrandstoffen en dat er dan elders weer een gat ontstaat, wat we eigenlijk liever niet hadden gewild. Ik wil voor deze categorie onderzoeken of er geen onbedoelde effecten zijn verderop in de keten, zoals we dat ook voor andere biobrandstoffen steeds goed in de gaten proberen te houden. Ik ben bereid om het te onderzoeken.
De voorzitter:
Ten slotte had ik u ook nog een vraag gesteld naar aanleiding van de brief die u had toegezegd. We waren nog op zoek naar de datum dat u de brief uiterlijk zou toezenden. Het ging over als-danscenario's.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Die brief kan nog voor het reces gestuurd worden.
De voorzitter:
Voor het reces. Dan kunnen we dat invullen. «Het kerstreces» wordt er nog gefluisterd. Is dat zo?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Jazeker, voorzitter. Ter precisering: voor het kerstreces.
De voorzitter:
Het kerstreces. Dan komen we bij de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Daar bestaat de behoefte toe. Ik wijs de collega's erop dat men moties kan indienen. Ik let wel een beetje scherp op de tijd en men wordt geacht dat te doen vanaf dat katheder. Dan komt als eerste de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik heb eerst even een vraag. In de rekenkunde zijn er bepaalde regels voor het afronden. Cijfers van 5 en hoger worden doorgaans afgerond naar boven. Hier is vrij harteloos afgerond. De helft van 3 is 1,5 en dat wordt afgerond naar 1. In de wiskunde is dat heel ongebruikelijk. Een wiskundige zou zeggen: rond het af naar boven. Zeker omdat één minuut wel erg weinig is, zou ik voorstellen om hier coulant te zijn en te zeggen: ik volg de wiskundige regels en ik rond het af naar twee minuten en niet naar één.
De voorzitter:
Er zijn hier waarschijnlijk een heleboel rekenwonders aanwezig. U heeft te maken met een voorzitter die jurist is. Die kunnen over het algemeen niet rekenen, maar die kunnen wel heel schappelijk zijn in het luisteren en het toehoren. Ik stel voor dat u gewoon daar gaat staan en dat u begint met uw bijdrage. Ongetwijfeld heeft u een motie. U heeft wel heel veel velletjes, dus ik zou u willen aanraden om snel te starten met uw bijdrage.
De heer Wassenberg (PvdD):
Het zijn er slechts drie.
De voorzitter:
Nou, gaat uw gang. De heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Het zijn slechts drie moties.
Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. De intentie van de regering om geen sojaolie en palmolie te gebruiken is heel goed, maar dat is nog geen garantie en daarom de eerste motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om te garanderen dat ook de komende jaren geen palmolie en sojaolie gebruikt zullen worden voor biobrandstoffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (34 717).
Mijnheer Wassenberg, gaat u door. Als de moties zo kort blijven, blijft u prima binnen de tijd.
De heer Wassenberg (PvdD):
De volgende zijn iets langer.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het bijmengen van voedselbrandstoffen niet leidt tot vergroening van transport, maar tot opoffering van landbouwgrond en natuurgebieden zoals regenwouden, savannen en natuurlijke graslanden;
constaterende dat voedselbrandstoffen in de tank leiden tot een aanzienlijke verhoging van CO2-emissies in plaats van een verlaging;
overwegende dat voedselbrandstoffen geen oplossing bieden voor het klimaatprobleem, maar juist een deel van het probleem zijn;
verzoekt de regering het aandeel voedselbrandstoffen in de tank te verlagen naar 0%,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (34 717).
De heer Wassenberg (PvdD):
En de laatste.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat als de luchtvaart door mag groeien zoals hij nu doet, de luchtvaart in zijn eentje rond 2070 meer CO2 uitstoot dan de rest van de wereld;
constaterende dat de overstap naar biobrandstoffen zou betekenen dat een kwart van de oppervlakte van Europa gebruikt zou moeten worden voor de productie van biobrandstoffen alleen al voor de luchtvaart;
spreekt uit dat biobrandstoffen geen oplossing bieden voor verduurzaming van de luchtvaart, maar dat minder vliegen de enige optie is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (34 717).
We gaan door met de heer Van Aalst namens de PVV, voor zijn bijdrage in tweede termijn.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik wil nog even helder stellen dat de PVV niet tegen innovatieve, nieuwe oplossingen is voor brandstoffen. Het gaat ons met name om de verplichting die wordt opgelegd. Verder is het helder geworden welke partijen het mogelijk hebben gemaakt. Het is bijzonder om te zien dat zelfs GroenLinks blijkbaar meegewerkt heeft aan de conventionele brandstoffen. Dat kan verhelderend werken.
De verplichting leidt alleen maar tot onnodige investeringen en lastenverzwaringen, met name voor de burgers en bedrijven, en het doet schade aan natuur. Daarom heeft de PVV één motie en die luidt als volgt.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een almaar uitdijende complexe bureaucratie wordt opgetuigd rondom de biobrandstoffen;
overwegende dat de verplichtingen van dit systeem zorgen voor nadelige gevolgen voor burgers, bedrijven en de natuur;
verzoekt de regering om de bijmengverplichting voor alle biobrandstoffen te schrappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (34 717).
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan door met de heer Laçin namens de Socialistische Partij.
De heer Laçin (SP):
Dank voorzitter. Ik heb geen motie. Ik teken wel een motie mee met GroenLinks, maar die zal mevrouw Kröger indienen. Ik wil de Staatssecretaris bedanken voor haar uitgebreide antwoorden. Hier en daar is het in de details een nogal technische discussie. Ik wil de Staatssecretaris nog graag iets meegeven. Als wij hiermee doorgaan, moeten we met alle beslissingen die wij nemen rekening houden met het regenwoud dat wordt gekapt. Zoals we vanochtend hebben gezien toen we op het Plein stonden, hebben de biobrandstoffen die we hier gebruiken, elders in de wereld heel veel gevolgen voor de dieren die daar leven en voor het milieu. Dit zou een net zo grote rol moeten spelen in onze overwegingen als het klimaatakkoord van Parijs.
De voorzitter:
Dank. We gaan verder met mevrouw Van Eijs van D66.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat het goed is om te memoreren dat we met zijn allen het doel voor ogen houden, namelijk de energietransitie die we moeten maken, om te voldoen aan de doelen van Parijs en om klimaatverandering echt tegen te gaan. Niet voor niets noemen we het een transitie. Biobrandstoffen zijn voor ons een transitiebrandstof, zoals ik al aangaf, luchtvaart en scheepvaart zullen hier nog enige tijd afhankelijk van zijn. Hopelijk kunnen we de rest van ons wagenpark zo snel mogelijk elektrisch krijgen.
Ik denk dat het belangrijk is dat we realistisch zijn. Juist met dat realisme zorgen we ervoor dat we echt stappen kunnen zetten. Niet alles zal meteen elektrisch zijn, maar wij denken dat we met de 5% cap op conventionele biobrandstoffen een goede balans hebben gevonden. Ook de dubbeltelling zal helpen om de zeer geavanceerde en de geavanceerde biobrandstof een steuntje in de rug te geven. Daarbij is het van belang dat we ervoor zorgen dat we in Europa geen palm en soja in de tanks krijgen. We zijn blij dat de Staatssecretaris heeft aangegeven dat zij haar best gaat doen om dit te voorkomen en dat zij meer op CO2 wil sturen en wil kijken naar de bedoeling van de ILUC-richtlijnen, namelijk dat er geen regenwoud en andere natuurgebieden onder mogen lijden.
Het CDA heeft aangekondigd met een motie te komen over CO2. Wij hebben een motie over ILUC voorbereid.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de productie van biomassa voor biobrandstoffen indirect kan leiden tot ongewenste verandering van het landgebruik, het zogenaamde «ILUC-effect», wat voor additionele CO2-emissies kan zorgen;
overwegende dat in de huidige transitiefase er met de voorliggende implementatie van de ILUC-richtlijn reeds stappen worden ondernomen om dit effect tegen te gaan, in afwachting van nieuwe wet- en regelgeving;
verzoekt de regering in de Europese onderhandelingen over de herziening van de Richtlijn hernieuwbare energie zich er maximaal voor in te spannen om ILUC serieus mee te nemen in CO2-emissieberekeningen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijs en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14 (34 717).
Mevrouw Van Eijs (D66):
De Kamer zal dit dossier in de toekomst nauwlettend volgen, ook in verband met de invoering van E10, waarover net al een aantal zorgen zijn geuit.
Wij danken de Staatssecretaris voor haar toezeggingen om in Europa verder te werken aan haar doel, namelijk klimaatverandering tegengaan, en daarbij ook zorgvuldig te kijken naar de effecten voor regenwouden en natuur dichter bij huis.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan door met de heer Von Martels van het CDA.
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben zeer tevreden met de antwoorden die de Staatssecretaris heeft gegeven. Volgens mij heeft zij voldoende biobrandstoffen getankt om het beleid goed vorm te geven in de komende jaren. Dat neemt niet weg dat ik alsnog twee moties heb. De VVD dient een amendement in, dat ik graag ondersteun.
Ik pak even mijn bril voor het oplezen van de moties.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de verplichte bijmenging van biobrandstoffen ertoe dient de emissies van CO2 door transport te verlagen;
overwegende dat het kostenefficiënt reduceren van CO2 een belangrijke factor is;
verzoekt de regering bij de lopende onderhandelingen over de hernieuwbare-energierichtlijn erop in te zetten dat het na 2020 mogelijk is om te sturen op CO2-reductie van verschillende biobrandstoffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Von Martels en Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15 (34 717).
De heer Von Martels (CDA):
En de volgende.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de verplichte bijmenging van biobrandstoffen ertoe dient de emissies van CO2 door transport te verlagen;
verzoekt de regering om jaarlijks bij het toesturen van de rapportage Energie voor Vervoer aan de Kamer aan te geven hoe de voorgestelde beleids- en wetswijzigingen uitpakken, en daarbij in te gaan op de geschatte ontwikkeling van CO2-reductie door gebruik van biobrandstoffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Von Martels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16 (34 717).
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan door met de heer Ziengs, die zijn bijdrage levert namens de VVD.
De heer Ziengs (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik zie graag in tweede termijn het antwoord van de Staatssecretaris tegemoet over de monitoring. Het zou fijn zijn als ik dan ook de toezegging krijg dat het, als het binnen de systematiek mogelijk is, daadwerkelijk jaarlijks gaat gebeuren. Dat zeg ik vooraf. Daar ga ik geen motie over indienen, want ik kan er later op terugkomen als de invulling van dit onderwerp aan de orde komt.
Ik heb gepleit voor een tussencategorie. De Staatssecretaris zegt daarover dat ze best heel veel beren op de weg ziet; ik wilde eerst zeggen «apen», gezien de ontvangst vanochtend op het Plein. Daarom heb ik toch een amendement voorbereid, zoals collega Von Martels al aangaf. We zullen dat amendement indienen om te bewerkstelligen dat we dit alsnog in de wet krijgen.
Mijn derde punt is de buy-out. In haar beantwoording zei de Staatssecretaris dat ze nog niet helemaal zeker wist of het systeem dat in het buitenland gebruikt wordt, identiek is aan hetgeen ze voor ogen heeft in Nederland. Het gaat mij erom dat er tot 2020 duidelijkheid is en dat, mocht het zich al voordoen, een dergelijke systematiek wellicht al toepasbaar is. Ik hoor dat graag van de Staatssecretaris.
Ik dien daarbij één motie in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende de reeds gedane investering van 1,5 tot 2 miljard in conventionele biobrandstoffen door de biobrandstoffenketen in Nederland;
overwegende dat deze investeringen een zekere basis bieden voor nieuwe investeringen in innovatieve, geavanceerde biobrandstoffen en de biobased economy;
overwegende dat het voorgestelde niveau voor de limiet van 3% in 2018 en 4% in 2019 direct afbreuk doet aan de reeds gedane investeringen;
verzoekt de regering de limiet op conventionele biobrandstoffen in 2018, 2019 en 2020 niet te verlagen tot een niveau onder de 5%,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ziengs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 17 (34 717).
Klopt het dat u het amendement dat u hebt aangekondigd, niet heeft ingediend, althans nog niet?
De heer Ziengs (VVD):
Het amendement is onderweg als het goed is. Ik kijk even naar mijn medewerker.
De voorzitter:
Ik vraag het omdat de Staatssecretaris er misschien nog op kan reageren, maar dan moet het wel bekend zijn natuurlijk. De Staatssecretaris geeft aan dat zij eventueel ook schriftelijk kan reageren.
De heer Ziengs (VVD):
Uitstekend, maar als het goed is, staat hij nu op de mail.
De voorzitter:
Dan gaan we door met mevrouw Kröger in tweede termijn.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben echt ongelukkig met het pakket maatregelen over biobrandstoffen dat er ligt, omdat het niet gaat doen wat nodig is. Uit de antwoorden van de Staatssecretaris maak ik op dat zij er ook niet heel gelukkig mee is en eigenlijk liever moties zou zien, waardoor zij het anders vorm zou kunnen geven. Dat doen wij natuurlijk graag. Vandaar dat ik een aantal moties heb voorbereid.
Ik heb ook een specifiek verzoek aan de Staatssecretaris. Ze heeft in haar eerste termijn aangegeven dat de 36 petajoule vastligt in het energieakkoord. Wij kunnen dat nergens vinden, dus daar zou ik graag schriftelijk over geïnformeerd worden.
Mijn eerste motie dien ik in mede namen mevrouw Van Eijs en de heer Laçin.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de EU wordt besloten over het brandstoffenbeleid vanaf 2020;
constaterende dat de milieucommissie van het Europees Parlement als standpunt heeft dat palmolie en soja vanaf 2021 niet meer gebruikt mogen worden voor biobrandstoffen;
verzoekt de regering in Europees verband zich aan te sluiten bij dit doel van de milieucommissie en daarbij in te zetten op een combinatie van instrumenten zoals bijvoorbeeld betere sturing op CO2 en ILUC, en de inzet van zeer geavanceerde biobrandstoffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Van Eijs en Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 18 (34 717).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de inzet van palmolie en soja als biobrandstof meer broeikasgasuitstoot als gevolg heeft dan fossiele brandstoffen;
overwegende dat dit niet strookt met de motie-Dijkstra (30 196, nr. 523) over het inzetten op biobrandstoffen die aantoonbaar ten minste 60% CO2-reductie opleveren ten opzichte van fossiele brandstoffen;
verzoekt de regering maatregelen te onderzoeken en uit te voeren die ervoor zorgen dat het gebruik van conventionele biobrandstoffen niet gepaard gaat met een groei van het gebruik van palmolie en soja voor biobrandstoffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 19 (34 717).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de inzet van gewassen zoals palmolie en soja als biobrandstof een negatief CO2-effect heeft;
overwegende dat er sprake is van een verdringingseffect zodat als Nederland relatief veel conventionele biobrandstoffen gebruikt, de kans bestaat dat andere landen meer palmolie en soja gebruiken;
verzoekt de regering het percentage van de energie-inhoud van de levering tot eindverbruik ingevuld met hernieuwbare-brandstofeenheden conventioneel op maximaal 2% te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 20 (34 717).
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
En tot slot.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een hoge jaarverplichting het systeem voor biobrandstoffen fraudegevoeliger maakt omdat het aantrekkelijker wordt om bijvoorbeeld frituurvet bij te mengen met verse plantaardige olie;
verzoekt de regering de jaarverplichting op maximaal 10% te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 21 (34 717).
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Nog ter aanvulling op de laatste motie: ik begrijp van de Staatssecretaris dat het een pakket maatregelen is waarbij je dan ook de dubbeltelling zou moeten afschaffen. Ik kan me voorstellen dat zij in reactie op deze motie aanbiedt om nogmaals in kaart te brengen hoe je tot een laag percentage conventionele biobrandstoffen kan komen en wat er nodig is voor die 10%.
De voorzitter:
De Staatssecretaris geeft aan een kleine tien minuten nodig te hebben tot haar beantwoording in tweede termijn.
De vergadering wordt van 14.10 uur tot 14.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik kijk even of de Staatssecretaris inmiddels gereed is om de moties van een oordeel te voorzien. Dat lijkt het geval te zijn. Ik vraag de collega's daarnaar aandachtig te luisteren en te bezien of de vragen die in tweede termijn nog zijn gesteld ook door haar worden beantwoord.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst de motie van de Partij voor de Dieren op stuk nr. 10, waarin wordt gevraagd of ik wil garanderen dat de komende jaren geen palmolie wordt bijgemengd in Nederland. Ik begrijp heel erg goed waar de heer Wassenberg op doelt, maar een garantie kan niet. Ik heb zojuist aangegeven dat de huidige regelgeving dat nog niet toelaat. We zitten gelukkig wel in de situatie dat er geen palmolie en soja wordt bijgemengd en dat er nieuwe regelgeving over gaat om dat echt te kunnen garanderen. Daarover wordt nog onderhandeld. Ik kan dus niet lopende die onderhandelingen de garantie al geven, maar mijn inzet garandeer ik wel.
De voorzitter:
Dat betekent dat u ...
Staatssecretaris Van Veldhoven:
... de motie ontraadt.
De voorzitter:
De motie wordt ontraden.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
De PvdD vraagt in de motie op stuk nr. 11 mij om het aandeel voedselbrandstoffen te verlagen naar 0%. Ook deze motie moet ik helaas ontraden. De Kamer heeft mij immers via motie gevraagd om een 5%-doelstelling voor conventionele brandstoffen in te vullen. Dat doe ik en dus moet ik deze motie ook ontraden.
De heer Wassenberg heeft geen geluk met mij vandaag. Ook de derde motie, op stuk nr. 12, moet ik helaas ontraden. Hij snijdt daarin wel een heel terecht punt aan, want ook de luchtvaart zal een bijdrage moeten leveren aan het verlagen van de impact op het klimaat. Alleen zegt hij dat de enige optie minder vliegen is, terwijl ook biobrandstoffen net als in het wegtransport al wel een bijdrage kunnen leveren aan de verlaging van de impact van het luchtverkeer. De heer Wassenberg heeft wellicht ook in de pers gelezen – het is zelfs op de televisie geweest – dat allerlei bedrijven sterk inzetten op innovatie en bijvoorbeeld bezig zijn om vliegtuigen deels en straks misschien volledig elektrisch te maken. Dat zouden we allemaal stilleggen als we zeggen dat minder vliegen de enige optie is. Om die reden moet ik deze motie helaas ook ontraden.
In zijn motie op stuk nr. 13 wil de heer Van Aalst graag de bijmengverplichting geschrapt zien. Dat kan helaas ook niet, want dit is een onderdeel van de Europese regelgeving. Ik ben echter blij te constateren dat de heer Van Aalst en ik elkaar gevonden hebben bij het «begin bij jezelf», dus daar zullen we het vast nog regelmatig over hebben.
De voorzitter:
Ik neem aan dat u de motie dan ook ontraadt?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ja voorzitter, excuses. Ik zal proberen het netjes te vermelden.
De voorzitter:
Als u dat niet vergeet te zeggen, want dat moeten we voor de Handelingen even goed noteren.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
De motie is ontraden. U heeft gelijk. Ik zal proberen daarop te letten.
Dan vroeg de heer Laçin nog of ik rekening wil houden met het regenwoud. Ik vat het maar even kort samen. Hij vraagt daar heel terecht de aandacht voor. Bij alles wat we doen, moeten we verder kijken dan alleen onze eigen landsgrens. We moeten ervoor zorgen dat de stappen die we voor verbetering van het klimaat nemen ergens anders op de wereld geen onbedoelde effecten hebben. De heer Laçin mag mij de komende jaren zeker aan die richtlijn houden.
In de motie op stuk nr. 14 vraagt mevrouw Van Eijs om in de Europese onderhandelingen ILUC serieus mee te nemen. Ik zet mij in Europa in voor biobrandstoffen met een lage CO2-emissie en een laag ILUC-risico. Ik zie deze motie als een ondersteuning van deze inzet en laat het oordeel hierover aan de Kamer.
Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 15 van de heer Von Martels, die mij verzoekt om bij de lopende onderhandelingen over de richtlijn hernieuwbare energie erop in te zetten dat het na 2020 mogelijk is om te sturen op CO2-reductie van biobrandstoffen. Dat ben ik absoluut van plan, ook gehoord de beraadslaging in deze Kamer. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 16. Daarin vroeg de heer Von Martels mij om in de rapportage Energie voor vervoer aan te geven wat de effecten van beleids- en wetswijzigingen zijn en in te gaan op de ontwikkeling van CO2-reductie van brandstoffen. Ik zou deze motie kunnen overnemen, want ...
De voorzitter:
Dat mag niet in een wetgevingsoverleg. Sorry dat ik u zo in de rede val. Het lijkt heel erg op de plenaire zaal, behalve dan dat de zaal er niet uitziet als de plenaire zaal. Er is een ander verschil, namelijk dat u geen moties kunt overnemen.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Daar heeft u gelijk in. Dat mag alleen in de plenaire zaal. Misschien is dat nog eens iets voor een bespreking in het presidium waarom dat onderscheid er is, maar dat is er inderdaad. Dat doet in principe aan de inhoudelijke waardering van mij voor deze motie niets af, want de CO2-reductie van brandstoffen maakt al onderdeel uit van de rapportage Energie voor vervoer. Ik zal de NEa vragen de CO2-reductie een prominentere plek in de rapportages te geven en ook inzicht te bieden in de effecten van de beleids- en wetswijzigingen, zodat wij kunnen zien wat er gebeurt als wij aan zo'n knop draaien.
Wellicht is het ook mogelijk om de bijdrage van de biobrandstoffen op de prijsontwikkeling, het punt van de heer Ziengs, daarin mee te nemen. Alleen op dat punt zou ik graag willen dat de ambtenaren van het ministerie samen met de heer Ziengs heel nauwkeurig kijken wat hij graag gerapporteerd wil hebben. Ik ken de VVD als een partij die altijd onnodige administratieve lasten wil voorkomen, dus laten wij, als wij een rapportage laten opstellen, zorgvuldig definiëren wat wij willen hebben. Alle bereidheid om daar met de heer Ziengs naar te kijken. Het oordeel over de motie laat ik aan de Kamer.
De voorzitter:
De heer Ziengs wordt betrokken bij de motie van de heer von Martels. Zeg ik dat goed of zit ik nu helemaal verkeerd?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Nee, voorzitter.
De voorzitter:
U bent al bij de motie op stuk nr. 17 of niet?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Nee, ik ben bij de motie op stuk nr. 16. U vroeg of de heer Ziengs wordt betrokken bij de motie bij de heer Von Martels. Nee, ik ben graag bereid om de motie van de heer Von Martels uit te voeren als die door de Kamer wordt aanvaard. Daarnaast zag ik in ditzelfde antwoord een aanknopingspunt voor een vraag die er nog stond van de heer Ziengs. Hij heeft daarover geen aparte motie ingediend, maar ik wil die graag in de context van de administratieve lasten met de heer Ziengs verder uitwerken, indien ik daarmee aan zijn vraag tegemoet kom.
De voorzitter:
De Kamerleden lijken het allemaal goed te volgen. Ik noteer «oordeel Kamer» voor de motie op stuk nr. 16.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dat klopt, voorzitter.
Dan kom ik bij de motie van de heer Ziengs op stuk nr. 17. Hij verzoekt mij om de limiet conventionele biobrandstoffen tot 2020 niet te verlagen tot onder de 5%. Ik denk te snappen dat de heer Ziengs daarmee tegenwicht wil geven aan andere geluiden uit de Kamer, waarin wordt gezegd: ga nu zo snel mogelijk omlaag. Ik kan de heer Ziengs geruststellen. Ik ben niet van plan om nu het groeipad dat is afgesproken verder te verlagen, tenzij de Kamer mij daartoe dwingt, maar daarvoor heb ik hier nog geen meerderheid gehoord.
Wat de heer Ziengs mij vraagt, is eigenlijk precies het omgekeerde. Want hoe komen wij tot die 5%? Die 5% is tot stand gekomen op basis van het eindpunt van een groeipad. De totale hoeveelheid biobrandstoffen groeit en de conventionele biobrandstoffen hebben daarin een bepaald aandeel. Als wij nu die 5% van de totale hoeveelheid brandstoffen in één keer gaan inzetten, groeit conventioneel relatief veel harder dan de rest van de biobrandstoffen. Ik zou de heer Ziengs willen vragen om deze motie te heroverwegen, omdat hij anders precies de tegenovergestelde richting inslaat en conventioneel nog veel sneller laat groeien dan voorzien is in het voorstel dat ik aan de Kamer heb gedaan. Ik heb goed geproefd dat dat niet zijn bedoeling was. Wellicht trekt hij de motie in omdat die anders op mij overkomt dan hij hem bedoeld heeft of past hij hem aan. Ik laat het aan de heer Ziengs.
De heer Ziengs (VVD):
Ter verduidelijking: als ik het woordje «cap» erin zet, ben ik volgens mij al een heel eind.
De voorzitter:
We vragen het aan de Staatssecretaris. U weet wederom precies waar het over gaat. Is het zo dat dat uw oordeel wijzigt? Ik heb u dat nog niet horen uitspreken, maar ik neem aan dat uw oordeel ontraden is.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Er is iets meer nodig dan alleen het woordje «cap» erin zetten. De limiet van 3% in 2018 en 4% in 2019 is gerelateerd aan het groeipad, dat weer samenhangt met de totale groei van het aandeel biobrandstoffen. Anders gaat de heer Ziengs te snel. Ik denk dat de heer Ziengs de motie aanhoudt.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Ziengs stel ik voor zijn motie (34 717, nr. 17) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Maar uw oordeel was tot nog toe?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Als de motie in ongewijzigde vorm in stemming komt, moet ik die ontraden, maar ik ben blij dat de heer Ziengs de motie aanhoudt.
De voorzitter:
Gaat u door met de motie op stuk nr. 18.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
In de motie op stuk nr. 18 vraagt mevrouw Kröger van GroenLinks of ik mij wil aansluiten bij de inzet die ook vanuit het Europese Parlement is gepleegd om ervoor te zorgen dat palmolie en soja vanaf 2021 niet meer gebruikt mogen worden voor biobrandstoffen. Voorzitter, ik zet mij in Europa in voor biobrandstoffen met een lage CO2-emissie en een laag ILUC-risico. Ik laat het oordeel over de motie graag aan de Kamer.
Dan vroeg GroenLinks mij in de motie op stuk nr. 19 om extra maatregelen te onderzoeken. We doen wat nodig is in de context van de onderhandelingen waar de vorige motie over ging. Daarmee is deze motie overbodig en die zou ik dus willen ontraden, maar daar is mevrouw Kröger het niet mee eens, zie ik.
De voorzitter:
Dat kan. We hoeven niet per se discussie, maar wellicht heeft mevrouw Kröger wel een vraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Nou, een verduidelijkende opmerking. De eerste motie gaat over na 2020 en deze motie gaat over de komende drie jaar. Als het aandeel conventionele biobrandstof gaat groeien, kan de Staatssecretaris dan onderzoeken, zoals zij eerder heeft besproken met haar Duitse en Franse collega's, welke maatregelen er te nemen zouden zijn om te voorkomen dat soja en palmolie bijgemengd gaan worden?
De voorzitter:
Leidt dat tot een ander oordeel?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik heb in de aanloop naar dit WGO al heel goed onderzocht wat we nu kunnen doen, maar de conclusie was helaas dat we op basis van de huidige regelgeving niet zo veel kunnen doen. Daarom is het zo belangrijk dat we het echt gaan regelen in die nieuwe richtlijn, die ons wel die aanknopingspunten biedt. Op dit moment hebben wij in Nederland geen palmolie en soja in onze tank, terwijl die ruimte er nu wel is. Ik heb er vertrouwen in dat dit ook niet gaat gebeuren, maar de regelgeving die er nu is, biedt geen mogelijkheid voor een verbod. Dat heb ik goed uitgezocht. Mocht mevrouw Kröger in de tussentijd nog een briljant idee hebben, waarvan zij denkt dat wij er wat mee kunnen, dan staan mijn oren daarvoor in luisterende stand, maar ik heb dit al uitgezocht en ik zag op dit moment geen mogelijkheden.
De voorzitter:
Dus uw oordeel blijft: ontraden?
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ontraden, waarbij ik graag samen met mevrouw Kröger optrek om het goed te regelen in de richtlijn die vanaf 2021 gaat gelden.
Dan de motie-Kröger op stuk nr. 20 om het percentage conventioneel op maximaal 2% te houden. Dan halen we het doel niet, dus ik moet deze motie helaas ontraden.
Datzelfde geldt voor de motie-Kröger op stuk nr. 21, over een jaarverplichting van maximaal 10%. Die moet ik helaas ook ontraden, want dat zou betekenen dat er meer fossiele brandstoffen gebruikt gaan worden. Volgens mij is dat ook niet wat mevrouw Kröger wil. We willen een verduurzaming van transport. We moeten zorgen dat de biobrandstoffen die we gebruiken, ook echt duurzaam zijn en een goed klimaateffect hebben. Dat delen wij, maar nu de jaarverplichting verlagen tot maximaal 10% draagt daar niet op de goede manier aan bij.
De heer Ziengs vroeg welke lidstaten een buy-outsysteem kennen. Dat systeem bestaat alleen in het Verenigd Koninkrijk en Portugal. Daar kunnen bedrijven met het betalen van een boete voldoen aan hun verplichting. Wij hebben in Nederland niet zo'n buy-outsysteem, maar wel het marktmechanisme, waarbij een bedrijf dat wat meer produceert en wat overheeft, dat wel mag verkopen aan een ander bedrijf dat iets tekortkomt. Zo komen we tot een efficiënte productie en benutting van die rechten.
De heer Ziengs heeft nog een amendement ingediend, dat ik hier nog niet voor mij heb, maar naar ik begreep gaat dat over die extra categorie. Ik ben zeker bereid om ernaar te kijken, maar ik zou willen oppassen voor een amendement waarvan ik de impact niet kan overzien en dat ook nog weer een vertraging in het hele systeem zou kunnen betekenen van een of twee jaar. Als dat zo is, zou het beter zijn als de heer Ziengs en de heer Von Martels aan mij vragen om dat als inzet mee te nemen voor het nieuwe systeem vanaf 2021. Dan kunnen we dat waarschijnlijk op een betere manier direct inpassen dan wanneer we nu een vertraging van een of twee jaar ingaan, wat ook weer allerlei onzekerheid voor de sector betekent. Als ik dat amendement schriftelijk krijg, ben ik ook graag bereid om er schriftelijk op te reageren en dan kunnen we hierover nog nader van gedachten wisselen.
Ik denk dat ik daarmee de vragen heb beantwoord.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we dat maar doen, want de rest van de collega's kennen de inhoud van het amendement niet, veronderstel ik, althans uw voorzitter kent het niet. De beantwoording van de vragen is daarmee afgerond, maar mevrouw Kröger wil nog een vraag stellen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik mis een antwoord.
De voorzitter:
U mist een antwoord op een vraag die u gesteld heeft. We gaan kritisch luisteren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik had gevraagd waar de doelstelling van 36 petajoule in het energieakkoord is vastgelegd, aangezien wij dat nergens kunnen vinden.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dat gaan we even nazoeken. Ik had hier zelf ook een lijstje gemaakt. Toen mevrouw Kröger zei dat zij een antwoord miste, dacht ik meteen: ja, dat is over 36 petajoule. Het is terecht dat zij daaraan refereert. We zullen dat even opzoeken en dan zorg ik dat het naar mevrouw Kröger toe komt.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat ook de andere collega's dat horen, dus dat het meegenomen wordt in een van de andere brieven die zijn toegezegd.
Staatssecretaris Van Veldhoven:
Zeker.
De voorzitter:
Laat ik de toezeggingen nog even herhalen, dan zijn we daarmee aan het eind gekomen van dit wetgevingsoverleg. Luistert u nog even goed naar de twee toezeggingen.
– De Staatssecretaris zal voor het kerstreces dit jaar de Kamer een brief sturen over de als-danscenario's met betrekking tot de limiet op conventioneel.
– De Staatssecretaris zal in november 2018 een brief aan de Kamer sturen over de implementatie/invoering van E10, waarbij zij zal ingaan op de kleine pomphouders en de sector en gebruikers zal betrekken.
Ik zie dat dit door iedereen wordt onderschreven. Stemming over de moties en eventueel het amendement zal plaatsvinden op dinsdag. Voordien horen we nog een reactie op het amendement van de Staatssecretaris. De heer Laçin heeft nog een vraag.
De heer Laçin (SP):
Volgende week dinsdag, neem ik aan.
De voorzitter:
Volgende week dinsdag, want het is nu maandag. Volgende week dinsdag zullen we stemmen over de ingediende moties en het amendement, waarop nog een schriftelijke reactie van de Staatssecretaris volgt.
Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van dit wetgevingsoverleg. Dank in de richting van de Staatssecretaris en haar staf. Dank aan de collega's voor het respecteren van de eindtijd. Allemaal nog een fijne dag.
Sluiting 14.38 uur.