Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in het belang van een doelmatige rechtshandhaving luchtvaartterreinen aan te wijzen waarvan gebruik dient te worden gemaakt voor de landing van vluchten die een sterk verhoogd risico vormen om te worden gebruikt voor drugssmokkel;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In de Luchtvaartwet wordt na hoofdstuk IV een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
elke staat of elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet van toepassing is;
een uitwijkhaven als bedoeld in artikel 2, onderdeel 38, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PbEU 2012, L 281);
een verkeersvlucht die overeenkomstig artikel 37x, tweede lid, is aangewezen als risicovlucht.
2. Een wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PbEU 2012, L 281) gaat voor de toepassing van de Luchtvaartwet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.
1. Het is verboden een risicovlucht te doen landen op een niet overeenkomstig het derde lid aangewezen luchtvaartterrein.
2. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu verkeersvluchten, afkomstig uit een derde land, die een sterk verhoogd risico vormen om te worden gebruikt voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van middelen, als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, aanwijzen als risicovlucht.
3. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, wijst Onze Minister van Veiligheid en Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, in het belang van een doelmatige rechtshandhaving, een of meer luchtvaartterreinen aan die zijn bestemd voor de landing van risicovluchten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing, indien het luchtvaartuig waarmee de risicovlucht wordt uitgevoerd, wordt omgeleid naar een bestemmingsuitwijkhaven.
In artikel 1a, onderdeel 1°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Luchtvaartwet, artikel 37x, eerste lid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,