Vastgesteld 20 december 2017
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
Inleiding |
1 |
Algemeen |
2 |
Achtergrond |
3 |
Juridische aspecten |
5 |
Financiële aspecten |
6 |
Naleving, handhaving, administratieve lasten en andere gevolgen |
9 |
Overig |
10 |
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbesthoudende producten) (hierna: het wetsvoorstel). Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Hierover hebben deze leden nog vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog aanvullende vragen hierover.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zijn blij dat de regering ernaar streeft om de resterende bronnen van asbestvezels aan te pakken en de daarbij geldende wet- en regelgeving daartoe aan te scherpen. Voor deze leden kan Nederland niet snel genoeg asbestvrij zijn. Gelet op het voorliggende voorstel zouden deze leden graag nog een aantal vragen stellen aan de regering.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. De aanwezigheid van asbestproducten brengt grote gezondheidsrisico’s met zich mee. Genoemde leden steunen het uitfaseren van asbest. Tegelijkertijd hebben zij nog zorgen en vragen bij de wijziging die nu voorligt.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele kritische vragen over de onderbouwing en de uitwerking van het wetsvoorstel.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie lezen dat wanneer het verbod op 1 januari 2024 wettelijk verankerd wordt, dit betekent dat de komende zes jaar ongeveer 95 miljoen vierkante meter aan asbestdaken in de agrarische sector vervangen moet worden. Deze leden vragen hoe dit praktisch haalbaar is.
De leden van de CDA-fractie vragen of er alternatieven zijn voor een asbestdakenverbod. Zijn hiervoor internationaal voorbeelden? Deze leden vragen op welke wijze deze alternatieven overwogen zijn en zij vragen dit inzichtelijk te maken voor de Kamer.
De leden van de CDA-fractie vragen of de voortgang van de sanering van asbestdaken afwijkt van het overzicht in de begroting voor 2018. Waaruit blijkt dat er in 2016 nog 92,8 miljoen vierkante meter asbestdak was, zoals aangegeven in het overzicht van de begroting 2018? Is in 2016 9,9 miljoen vierkante meter asbestdak gesaneerd? Zo ja, waaruit blijkt dat? Is in 2017 12 miljoen vierkante meter asbestdak gesaneerd? Zo ja, op basis van welke gegevens wordt dit vastgesteld?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat ten behoeve van een verbod van asbestdaken in 2024 er een adequaat asbestsaneringsprogramma en een adequate subsidieregeling moeten zijn en dat er voldoende bewustzijn moet zijn over de gevaren van asbestdaken, als aangekondigd bij de brief «Stimulering sanering asbestdaken»1 over het verbod. Op dit moment vinden deze leden dat er nog onvoldoende terecht is gekomen van de programmatische aanpak asbestdaken. Zij vragen welke voortgang er geboekt is met de vereenvoudiging van de asbestsaneringsregels. Is er hiervoor voldoende samenwerking tussen de betrokken Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid? Welke voortgang is er bij de uitvoering van de motie-Von Martels/Dijkstra, de motie-Bisschop c.s. en de motie-Laçin2? Hoe zal aan deze moties navolging worden gegeven? De leden van de CDA-fractie vragen in dit kader aandacht voor de inzet van de ambassadeurs Versnellingsaanpak Asbestdakensanering. Hoe wordt gevolg gegeven aan de vier verschillende aandachtspunten die zij op tafel leggen voor de regering, te weten: flankerende maatregelen nemen waaronder een landelijke communicatiecampagne; instellen van een nationaal fonds om iedereen te kunnen helpen met de financiering van een daksanering en het niet aan te laten komen op handhaving vanaf 2024; koppeling aan kansen van andere landelijke programma’s voor bijvoorbeeld de transities in de energiehuishouding en de landbouw; meer regie en voortvarende oplossingen voor knelpunten in beleid en regelgeving en meer tempo in het proces naar meer vereenvoudiging en een effectieve en uniforme handhaving en inspectie?
De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van de subsidieregeling of op dit moment de saneringsopgave voldoende vordert en of het subsidiebudget wel voldoende is in de komende jaren. Hoeveel budget is er in de komende jaren, en hoe verhoudt dit zich tot het aantal vierkante meter asbestdaken dat gesaneerd moet worden? Is het mogelijk dat de begrote sanering van 16 miljoen vierkante meter in 2018 onhaalbaar is met het subsidiebudget dat in 2018 lager is dan in 2017?
De leden van de CDA-fractie vragen of er voldoende bewustzijn is ten aanzien van de risico’s van asbest en in het bijzonder asbestdaken. Met name asbestdaken zonder dakgoten, in een looppad, lijken te leiden tot hogere asbestvezelconcentraties in de lucht. Is het mogelijk hier extra aandacht aan te geven?
Bij de aankondiging van het asbestdakenverbod in 2012 werd overwogen het verbod in te stellen per 2028. Wat waren de overwegingen om het asbestdakenverbod per 2024 en niet per 2028 in te voeren? Klopt deze redenering nog op dit moment? Welke risico’s brengt een uitstel van het verbod met zich mee? Is de asbestsanering dusdanig op stoom gekomen en is er voldoende gevolg gegeven aan de randvoorwaarden die toen gesteld zijn, dat er 1 januari 2024 nauwelijks nog asbestdaken te saneren zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat asbest en asbesthoudende producten zo spoedig als mogelijk uitgefaseerd dienen te worden. Asbest is een grote bedreiging voor de gezondheid van mensen en zorgt elk jaar voor vele slachtoffers. Deze leden zijn dan ook van mening dat een wijziging van Wet milieubeheer nodig is om via een algemene maatregel van bestuur (AMvB) de verplichting op te leggen tot het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten.
Achtergrond
De leden van de VVD-fractie vragen hoe blootstelling aan asbest gedefinieerd wordt. Geldt de aanwezigheid van een asbestdak als blootstelling? Of geldt dit alleen als men heeft gewerkt aan de productie en installatie van asbestdaken? Deze leden vragen hoe andere Europese landen hun samenleving asbestvrij maken en op welke termijn.
Ook vragen zij of er onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende functies van woningen (vakantiehuisjes, schuren en stallen) en de risico’s. Is de regering zich bewust van de verschillende asbesttoepassingen en verschillende risicoprofielen?
Bij het huidige tempo van verwijdering van asbestdaken zal het nog tientallen jaren duren, voordat asbestdaken zijn verdwenen. Deze leden vragen hoe realistisch een verbod per 1 januari 2024 is. Ook vragen zij of er niet een toename van dumping van asbestafval zal plaatsvinden als er een verwijderingsverplichting wordt ingesteld.
De leden van de PVV-fractie bedanken de regering voor het schetsen van de achtergrond van de asbestproblematiek. Zij zijn benieuwd waarom eerdere kabinetten geen werk hebben gemaakt van het invoeren van een verplichting om asbestdaken (die al bijna 25 jaar niet meer gebouwd mogen worden) te verwijderen. Is dat puur een kostenafweging geweest of werd er anders gedacht over de gezondheidsrisico’s? Deze leden constateren dat de concentraties asbest in de buitenlucht aanzienlijk zijn afgenomen sinds het verbod in 1993. In hoeverre wordt nu aan de huidige normen voldaan en hoe verhoudt de concentratie asbest in de buitenlucht zich tot de ons omringende landen? Verder wordt er gesteld dat er naar schatting zo’n 120 miljoen vierkante meter aan asbestdaken in Nederland voorhanden is. Deze leden zijn benieuwd of er ook een inschatting is van het aantal woningeigenaren met een asbestdak en het aantal individuele woningeigenaren in het bijzonder. Verder zijn deze leden ook benieuwd wat de gemiddelde levensduur is van een asbestdak.
De leden van de D66-fractie lezen dat bij het huidige tempo van verwijdering van asbestdaken het nog tientallen jaren zal duren voordat asbestdaken zijn verdwenen. Het wetsvoorstel biedt echter via een AMvB een mogelijkheid tot verplichting die neerkomt op actieve verwijdering van asbest(producten), waaronder asbestdaken. De regering is voornemens deze daken met ingang van 1 januari 2024 te verbieden. Deze leden zijn positief over dit verbod en vragen de regering hoe dit uitgevoerd zal worden, gezien het feit dat het in het huidige tempo nog enkele tientallen jaren zal duren voordat alle asbestdaken verwijderd zijn en met het nieuwe voorstel alles al verwijderd moet zijn over zeven jaar.
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de mate waarin asbesthoudende daken gezondheidsrisico’s veroorzaken. Volgens de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in hun rapport Praktische consequenties van het advies van de Gezondheidsraad inzake asbest 2010 zijn asbesthoudende daken de belangrijkste bron voor asbestvezels in de lucht. Evenwel liggen de concentraties asbest in de lucht tussen de 20–40 vezels/m3 en dus onder het niveau van het verwaarloosbaar risico. Hoe waardeert de regering het risico voor de volksgezondheid van huidige achtergrondconcentraties van asbest in de lucht? Kan de regering meer inzicht geven in de onderzoeken en meetgegevens met betrekking tot de achtergrondconcentraties?
De leden van de SGP-fractie merken op dat de regering aangeeft dat asbestdaken zonder dakgoot vaak tot zodanige asbestverontreiniging van de toplaag van de bodem hebben geleid, dat er sprake is van een humanitair risico. Tegelijkertijd geeft de regering aan deze verontreiniging vaak beperkt van omvang is. Het gaat om stroken van ongeveer een meter breed. Is de veronderstelling juist dat het humanitaire risico daarom ook beperkt is?
De leden van de SGP-fractie willen erop wijzen dat invoering van het verbod, zeker nu burgers en bedrijven niet zonder meer kunnen rekenen op financiële compensatie, de kans vergroot dat asbestdaken door particulieren zelf op ondeskundige wijze verwijderd worden, dat asbestafval gedumpt wordt en daardoor op ongecontroleerde wijze in het milieu terechtkomt. Dit zijn ook bronnen van ongewenste blootstelling aan asbest, met alle risico’s van dien. Hoe weegt de regering deze risico’s?
De leden van de SGP-fractie constateren dat er grote verschillen in risico’s zijn tussen verschillende soorten asbesthoudende daken. Gecoate asbesthoudende leien zijn veel minder verweerd dan asbesthoudende golfplaten. Het al dan niet aanwezig zijn van een dakgoot maakt verschil. Het maakt ook uit of het gaat om een afgelegen schuur of een woning in een dorp of stad. Asbesthoudende daken veroorzaken niet zonder meer significante gezondheidsrisico’s. Ook kan ondeskundige verwijdering of dumping juist zorgen voor problemen. GGD-GHOR Nederland pleitte tijdens een rondetafelgesprek in de Kamer over de sanering van asbestdaken voor een nuchtere aanpak: «Of een asbestdak leidt tot een gezondheidsrisico voor de gebruikers van het gebouw of voor de omwonenden, is afhankelijk van de situatie. Vooral locaties met oude verweerde asbestdaken, die geen dakgoten hebben en waar vaak mensen komen, verdienen aandacht. Voorbeelden zijn woningen, kinderboerderijen of maneges. Als uit de asbestinventarisatie blijkt dat er verhoogde blootstelling is aan asbestvezels, moeten maatregelen worden getroffen, gebaseerd op een realistische inschatting van het gezondheidsrisico.» Deze leden horen graag waarom de regering niet heeft gekozen voor een aanpak waarin meer recht wordt gedaan aan de genoemde diversiteit en de daadwerkelijke risico’s.
Deze leden horen graag hoe in België en Duitsland omgegaan wordt met asbesthoudende daken.
Juridische aspecten
De leden van de VVD-fractie lezen dat het niet duidelijk is of een asbestdak op zichzelf al een concreet en direct gevaar voor de gezondheid van de mens oplevert. Zij vragen dan ook naar een uitgebreider risicoprofiel van welke daken wel vervangen moeten worden en welke niet. Als er daken uitgezonderd worden van de wettelijke bepaling, betekent dit dan dat deze in de toekomst (na 2024) wellicht alsnog moeten worden vervangen? Is het redelijk dat het Rijk bepaalt dat het eigendom van een burger aan vervanging toe is, terwijl de eigenlijke staat ervan daartoe in het geheel geen aanleiding geeft?
De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering stelt dat het niet onredelijk is dat de overheid van de eigenaar van een bouwwerk verlangt om op zijn kosten maatregelen te nemen om de gevaarlijke situatie te beëindigen. Deze leden merken echter op dat dit tot op heden door eerdere kabinetten niet is beoordeeld als een gevaarlijke situatie die verholpen zou moeten worden. Bovendien gaat het veelal, zoals de regering zelf aangeeft, om schuren, stallen, bijgebouwen en vakantiehuisjes. De vraag is dan in hoeverre dat het niet nog onredelijker maakt om de kosten bij de eigenaar van het bouwwerk te leggen, aangezien de risico’s voor de eigenaar dan kleiner zijn. Bovendien is bij het rondetafelgesprek van 4 oktober 2017 over de sanering van asbestdaken duidelijk geworden dat er onvoldoende gekwalificeerde asbestverwijderaars beschikbaar zijn in Nederland om de beoogde deadline van 1 januari 2024 te halen. Hoe kijkt de regering aan tegen dit gegeven en hoe gaat zij daarmee om? Wordt de deadline verschoven? Zo nee, hoe wordt er dan omgegaan met mensen die hun asbest wel willen verwijderen, maar er niet in slagen om voor de deadline geschikte asbestverwijderaars in te huren? Krijgen zij een boete opgelegd? Wat gebeurt er als mensen weigeren om het asbest te verwijderen? Is het niet veel verstandiger om in plaats van deze dwangmatige aanpak een meer risicogerichte benadering te hanteren waarin door professionals eerst de meest verweerde daken aangepakt worden? Ook zijn deze leden benieuwd wat de juridische consequentie is als mensen zelf asbest verwijderen terwijl ze daar niet bevoegd toe zijn. Verder zijn deze leden benieuwd hoe er in andere landen wordt omgegaan met asbestverwijdering. Hanteert men daar dezelfde termijn, zijn de kosten ook voor rekening van de eigenaar of worden deze vergoed door de overheid?
De leden van de CDA-fractie vinden het ten algemene van belang dat bij het dumpen van asbest, evenals bij de dumping van ander (drugs)afval, de terreineigenaar die geen rol heeft in de dumping van het afval niet alleen moet opdraaien voor de kosten van het opruimen. Deze leden vragen wat hieraan gedaan gaat worden door deze regering.
De leden van de D66-fractie lezen dat het bevoegd gezag voor het verbod op asbestdaken het college van burgemeesters en wethouders is. Kan de regering toelichten hoe gemeenten hiertegenover staan? In hoeverre hebben zij de capaciteit om dit verbod te handhaven?
De leden van de GroenLinks-fractie zien het illegaal dumpen van asbest als een groot probleem. Deze leden verwachten dat dit enkel zal toenemen de komende jaren indien asbestdaken of andere asbesthoudende producten wettelijk verboden zullen worden. Kan de regering een overzicht geven van het aantal illegale dumpingen in de laatste vijf jaar in Nederland? Op welke manier wil de regering dit probleem, samen met lokale overheden, aanpakken?
De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat het verplicht opruimen van asbestafval verstrekkend is, zodra de terreineigenaar geen betrokkenheid heeft bij het achterlaten van het asbestafval. Bij AMvB worden consequenties van een dergelijke verplichting nader afgewogen. Kan de regering dit nader toelichten? Hoe kan dumping worden tegengegaan? Aan welke «begeleidende maatregelen» denkt de regering? Wanneer kan de regelgeving bij AMvB op grond van artikel 9.2.2.1 Wm en artikel 9.2.2.1a Wm worden verwacht?
De leden van de SGP-fractie vragen waarom er niet voor is gekozen de horizonbepaling in het voorliggende wetsvoorstel op te nemen. Deze leden horen, gelet op de enorme saneringsopgave die nog wacht, de bijbehorende financiële problematiek en de schaarse saneringscapaciteit, ook graag waarom de regering kiest voor een verbod per 1 januari 2024 en niet voor een langere termijn.
Het is niet altijd duidelijk of asbest in daken aanwezig is. Verschillende eigenaren van gebouwen weten niet dat asbest aanwezig is en kunnen ook niet in staat geacht worden om dat te weten, omdat hier soms gespecialiseerde kennis voor nodig is. De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de regering hiermee om wil gaan. Wat wordt daarbij van het lokale bevoegd gezag verwacht?
Financiële aspecten
De leden van de VVD-fractie lezen dat hoewel de asbestdaken destijds rechtmatig zijn aangebracht dat geen reden is om de verantwoordelijkheid niet bij de eigenaar van het bouwwerk met een asbestdak te leggen. Deze leden vragen in hoeverre dit valt onder de noemer van goed bestuur door een overheid. De kosten van sanering van een asbestdak zijn voorzienbaar, omdat volgens de regering de verplichting om asbestdaken te verwijderen al geruime tijd bekend is. Bovendien wordt de eigenaren tot 1 januari 2024 de tijd gegund om een asbestdak te verwijderen. Deze leden vragen hoe de regering de komende jaren voor zich ziet, als blijkt dat er niet genoeg capaciteit is bij bedrijven die asbestdaken verwijderen. In hoeverre is de beschikbaar gestelde 75 miljoen euro «aanjaagsubsidie» voldoende?
Deze leden zijn benieuwd naar de totale te verwachten uitgaven om een asbestdakenvrije samenleving te bewerkstelligen. Staat dit in verhouding tot de gezondheidsrisico’s?
De leden van de PVV-fractie hebben de indruk dat de regering de hoge kosten voor asbestverwijdering wel erg makkelijk van zich afschuift en op het bordje van de eigenaar van een bouwwerk legt. Deze leden willen daarom eerst meer inzicht krijgen in de kosten en verzoeken de regering om een mooi overzichtelijke tabel op te stellen waarin een indicatie van de kosten wordt gegeven voor de verplichte asbestverwijdering per type gebouw (dat wil zeggen schuren, stallen, bijgebouwen, vakantiehuisjes et cetera), de totale waarde van een type gebouw en de eventuele hoogte van de overheidsbijdrage (aanjaagsubsidie et cetera) als een indicatie van indirecte vervangingskosten. Is de regering daartoe bereid? Verder is onduidelijk wat er nu met de nadeelcompensatie wordt bedoeld. Hebben deze leden het goed begrepen dat dit per persoon kan verschillen? Zo ja, op basis van welke criteria wordt dit onderscheid gemaakt?
De leden van de CDA-fractie vragen of het mogelijk is om te concretiseren wanneer er sprake is van nadeelcompensatie. Deze leden vragen of met name particulieren met weinig middelen die het niet kunnen betalen om hun woningen of oude schuren met asbestdaken af te breken of van andere daken te voorzien, met een aparte regeling zoals voorgesteld door de Afdeling advisering van de Raad van State geholpen kunnen worden. Zo nee, hoe zullen deze mensen dan geholpen worden?
De leden van de D66-fractie lezen dat de beschikbare hoeveelheid aanjaagsubsidie vanuit het Rijk onvoldoende toereikend is om in de buurt te komen van de reële saneringskosten. Deze leden vragen wat de verhouding is tot bestaande subsidieregelingen van lagere overheden.
Bovengenoemde leden lezen dat de verplichting van het verwijderen van asbest vooral verstrekkend kan zijn wanneer de terreineigenaar geen betrokkenheid heeft bij het achterlaten van het asbestafval. Een nadere afweging van voor- en nadelen en consequenties van de invoering van een dergelijke verplichting zal plaats vinden in het kader van de opstelling van de AMvB waarin dit eventueel zal worden geregeld, zo lezen deze leden. Deze leden vragen de regering wie hiervoor verantwoordelijkheid draagt en wie dit oordeel zal afwegen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat zo snel mogelijk na aanpassing van deze wet de eerdere aankondiging om over te gaan tot een verbod op asbestdaken in 2024 om moet worden gezet in een AMvB. Deze leden maken zich zorgen over het huidige tempo van de sanering van daken alsmede over de beschikbare budgetten. Deze wijziging van de Wet milieubeheer voorziet niet in een compensatieregeling bij verwijdering van asbest of asbesthoudende producten. Deze leden zijn echter wel van mening dat de regering rekening dient te houden met kosten die als gevolg van een verbod bij burgers of bij bedrijven kunnen neerkomen. Voor het verwijderen van asbestdaken is er een subsidieregeling die sanering van asbestdaken moet aanjagen en deels eigenaren moet compenseren. Is de regering bereid om de huidige subsidieregeling voor het verwijderen van asbestdaken uit te breiden en te verlengen tot minimaal 2024? Zo nee, waarom niet? Hoeveel vierkante meter aan asbestdaken kan nog gesaneerd worden met de huidige subsidieregeling, waar nog een bedrag van 35 miljoen euro voor beschikbaar is? Wanneer zal de voorgenomen wijziging in werking treden dat ook daken kleiner dan 35 m2 onder de subsidieregeling vallen? Op welke wijze wordt gemonitord of mensen die zelf hun asbest (onder de 35 m2) verwijderen, voldoende voorzorgsmaatregelen nemen? Kan de regering een overzicht geven van het aantal misstanden dat het afgelopen jaar is gesignaleerd bij verbouwingen waarbij aannemers bij het aantreffen van asbest niet volgens de vigerende wet- en regelgeving hebben gehandeld?
De leden van de SP-fractie onderschrijven de grote opgave die er ligt om alle daken in 2024 asbestvrij te krijgen. De vraag die daarbij rijst is of de huidige subsidiemaatregelen afdoende zullen zijn om dit doel te behalen. Deze leden zijn van mening dat dit tot op heden niet het geval is en zij zijn dan ook benieuwd naar de inspanningen die de regering (buiten de reeds in gang gezette maatregelen) gaat plegen om alle saneringsambities waar te maken.
De leden van de SP-fractie merken op dat voor veel particulieren en (voornamelijk boeren-)bedrijven de sanering van asbest een onoverkomelijke kostenpost vormt. De risico’s van dien zijn dat mensen zelf aan de slag gaan om het asbest te verwijderen, dat zij geen deskundig bedrijf daarvoor in de arm nemen, of dat zij hun panden laten verkrotten of deze doorverkopen. Om de maatschappelijke kosten van de asbestsanering te reduceren stellen deze leden voor dat asbestverwijderingscapaciteit zo veel mogelijk centraal wordt ingekocht door overheden om de inkoopsprijs te drukken en om de kwaliteit te kunnen toetsen. Deze leden zijn benieuwd welke mogelijkheden de regering daartoe ziet. Daarnaast vragen deze leden of het mogelijk is om asbestsaneerders in overheidsdienst op te leiden en vervolgens ook binnen dat verband aan het werk te laten gaan. Deze leden zijn van mening dat daarmee beter aan de grote vraag naar gecertificeerde saneerders kan worden voldaan en dat daarmee tevens meer controle komt op de markt, waar nu nog regelmatig sprake is van beunhazerij of een gebrek aan deskundigheid.
Wat de leden van de SP-fractie betreft constateert de regering terecht dat gedwongen sanering leidt tot dumping van asbesthoudende materialen. Om dit op te voorkomen zal volgens deze leden sterk moeten worden ingezet op enerzijds verruiming van de capaciteit voor de veiligheids- en inspectiediensten en anderzijds op verruiming van subsidieregelingen en praktische ondersteuning aan bewoners en bedrijven. Deze leden roepen de regering dan ook op om de in gang gezette Versnellingsaanpak Asbestdakensanering met volle kracht voort te blijven zetten.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering op de hoogte is van het feit dat er op dit moment nog 100 miljoen vierkante meter asbest op de Nederlandse daken ligt, waarvan 90 miljoen vierkante meter op agrarische bebouwing. Sinds 2012 is via een programma van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, LTO Nederland en een verzekeringsmaatschappij 10 miljoen vierkante meter asbest verwijderd. Acht de regering het haalbaar om binnen zeven jaar de overige 90 miljoen vierkante meter asbest te verwijderen? Erkent de regering dat het een grote last op de agrarische sector legt om in deze korte tijd zoveel asbest te verwijderen?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de gevolgen voor de agrarische sector van de aanscherping van regelgeving voor asbestsanering (zoals het verbod op het gebruik van een werkbak aan een hijskraan) en de hoge kosten voor de afvoer van asbest. Erkent de regering dat deze maatregelen de sanering in de agrarische sector belemmeren? Zo ja, op welke manier wil de regering asbestsanering werkbaar maken voor de agrarische sector?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering kansen ziet om de opgave van asbestverwijdering te combineren met de verduurzamingsopgave, maar ook bij doelen als een leefbaar en vitaal platteland. Zij wijzen bijvoorbeeld op het Actieplan Vitalisering Varkenshouderij en op de mogelijkheid om zonnepanelen op onder meer stallen te plaatsen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre de huidige protocollen voor asbestverwijdering belemmerend werken en of er voldoende ruimte is in de markt om binnen de veiligheidsmarges, Europese regelgeving en de norm NEN-EN 689 nieuwe protocollen en innovaties toe te laten. Is de regering bereid om dit nog eens tegen het licht te houden en werkwijzen, metingen en berekeningen van protocollen die veiliger, sneller en goedkoper zouden kunnen zijn onafhankelijk te laten testen (door bijvoorbeeld TNO)?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering waarom in de financiële overweging om dit verbod in te voeren niet de kosten voor verwijdering en afvoer van het asbest zijn meegenomen. In de memorie van toelichting wordt terecht gesteld dat de asbestdaken hun afschrijvingstermijn na meer dan 30 jaar voorbij zijn. Hoe beziet de regering de bewering dat niet het plaatsen van een nieuw dak het financiële probleem is, maar het verwijderen van het oude dak?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een toelichting op de wijze waarop (buur)landen omgaan met bestaande asbestdaken. Komt door de invoering van een verbod op asbestplaten als dakbedekking en de financiële gevolgen die dit verbod met zich meebrengt het gelijke speelveld tussen verschillende Europese agrariërs niet in gevaar?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering of de bewering in de memorie van toelichting dat de saneringskosten worden terugverdiend met een waardestijging of betere verkoopbaarheid van het gebouw terecht is. Verwacht de regering dat de hoge kosten voor asbestsanering leiden tot een evenredige waardestijging van het agrarisch vastgoed? Waar baseert de regering deze verwachting op, zeker gezien de huidige markt voor agrarisch vastgoed? Is het niet zo dat een verbod in 2024 leidt tot een nieuwe situatie waarbij het niet hebben van een asbestdak de standaard is, en het niet hebben van een dak met asbestplaten geen meerwaarde of waardestijging oplevert?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de mogelijkheden om de aanjaagsubsidie die loopt tot 2020 te verlengen, welke (financiële) gevolgen dat heeft en de visie van de regering hierop.
De leden van de SGP-fractie zetten kritische kanttekeningen bij de overwegingen van de regering die leiden tot de conclusie dat de gevolgen van de invoering van het asbestdakenverbod voor eigenaren van gebouwen met een asbestdak in algemene zin niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met dat verbod worden gediend.
De directe kosten bedragen bijna een miljard euro. Daarnaast moet ook geïnvesteerd worden in nieuwe daken, waardoor de kosten meer dan verdubbelen.
De regering geeft aan dat door de vervanging van het asbestdak door een nieuw dak de waarde van gebouwen stijgt. De leden van de SGP-fractie willen daarbij aantekenen dat gebouwen door de voorgenomen saneringsverplichting eerder al in waarde zijn gedaald.
Vervanging van (asbest)daken bij woningen kan zo 20.000 euro kosten. Voor huishoudens met lagere inkomens kan dit snel onbetaalbaar zijn. Gaat de regering voorkomen dat deze huishoudens in de problemen komen? Zo ja, hoe?
Een groot deel van de asbestdaken ligt op agrarische bedrijven. De kosten van sanering en vervanging kunnen voor deze bedrijven zo tienduizenden euro’s bedragen, terwijl bedrijfsinkomens in vergelijking met andere sectoren aan de lage kant zijn. Deze kosten komen bovenop allerlei andere maatschappelijke kostenposten waarmee agrarische bedrijven te maken hebben. Kan de regering een nadere duiding geven van haar stelling dat de kosten niet onevenredig zijn in vergelijking met de kosten die andere bedrijven moeten dragen?
Er ligt nog ongeveer 100 miljoen vierkante meter aan asbestdaken. Dit zou in zes jaar tijd gesaneerd moeten worden. Dat is een enorme opgave. Is de veronderstelling juist dat de beschikbare saneringscapaciteit niet zomaar uitgebreid kan worden? Is de veronderstelling juist dat vanwege de schaarse saneringscapaciteit de kosten van sanering de komende jaren behoorlijk op kunnen lopen?
Naleving, handhaving, administratieve lasten en andere gevolgen
De leden van de VVD-fractie vragen hoe bekend wordt hoeveel asbestdaken er zijn en hoe er bijgehouden wordt of deze allemaal verwijderd zijn. Deze leden vragen wat de consequenties zijn van het niet verwijderen van een asbestdak. Deze leden vragen in welke overige producten asbest zit. Is er een lijst met producten beschikbaar? Hoe weet de consument in welke producten wel of geen asbest zit? Worden deze producten ook verboden per 1 januari 2024? Om hoeveel producten gaat het in dat geval? Wat moet er met asbestproducten gedaan worden? Zijn hier kosten te verwachten?
De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd wat de regering precies bedoelt met de constatering dat de verwijderingsplicht geen doelmatige regeling is. Verder zijn deze leden het eens met de constatering dat dit een lokale aangelegenheid is. Het is echter wel een nationale beslissing waaruit deze verplichting en de bijbehorende deadline voortvloeien. Welke rol en mogelijkheden heeft de regering om het lokale bevoegde gezag te stimuleren mee te werken aan deze verplichting? In hoeverre biedt de regering de ruimte aan lokale overheden om niet zo strak vast te houden aan de termijn, indien lokaal wordt vastgesteld dat het vasthouden aan de verplichting grotere risico’s met zich meebrengt dan het loslaten van de termijn?
De leden van de SGP-fractie gaan ervan uit dat verschillende particulieren en ondernemers, onder meer vanwege financiële redenen, niet in staat zullen zijn om voor 2024 asbestdaken te (laten) saneren. Op welke wijze zou de verwijderingsplicht voor asbestdaken dan gehandhaafd moeten worden?
Deze leden constateren dat de regering de handhaving van de verwijderingsplicht voor asbestdaken wil neerleggen bij gemeentebesturen. Zijn gemeenten voldoende toegerust op uitvoering van deze handhaving, inclusief bijbehorende expertise en budget?
De Ambassadeurs Versnellingsaanpak Asbestdakensanering pleiten voor een nationaal fonds voor financiering van daksanering en voor meer regie en voortvarende oplossingen voor knelpunten in beleid en regelgeving. Deze leden horen graag in hoeverre de regering dit op gaat pakken.
Door de Kamer is in oktober jongstleden de motie-Bisschop c.s.3 aangenomen waarin de regering verzocht wordt «in overleg met de sector ervoor te zorgen dat veilig gebruik van werkbakken aan hijskranen bij sanering van grote en moeilijk bereikbare dakoppervlakten mogelijk wordt en, indien nodig, vrijstelling te geven dan wel de regelgeving aan te passen.» De leden van de SGP-fractie horen graag hoe en wanneer de regering deze motie uit gaat voeren.
Overig
De leden van de CDA-fractie vragen of bij de evaluatie van de afvalstoffenbelasting in 2018 overwogen wordt om deze heffing voor asbest te schrappen gezien het gegeven dat deze heffing contraproductief is voor de wenselijke sanering van asbestdaken.
Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 20054 wordt gesteld dat de prijsontwikkeling van asbestsanering wordt gemonitord. Deze leden vragen de regering een overzicht te geven van de ontwikkeling in de afgelopen jaren en de verwachting voor 2018. Deze leden vragen ook een brief over de stand van zaken van het functioneren van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). Daarnaast vragen deze leden hoe gebruikers het systeem beoordelen.
Deze leden vragen of het nog mogelijk zal zijn om als het asbestdakenverbod in werking treedt om na 2024 gebouwen met asbestdaken te verzekeren. Zo dat niet het geval is, is dat wenselijk?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Raad van State er in zijn advies op wijst dat er in het voorstel niet wordt ingegaan op de wijze waarop wordt voorkomen dat de op de grondslag vast te stellen AMvB’s onevenredige gevolgen voor individuele belanghebbenden met zich meebrengen, terwijl daar gezien de mogelijke ingrijpendheid van deze AMvB’s wel reden voor is. Deze leden vragen de regering nader in te gaan op de betekenis van de bestaande algemene regeling van vergoeding van kosten en schade in de Wet milieubeheer voor de op de grondslag van het (gewijzigde) artikel 9.2.2.1 vast te stellen AMvB’s.
De leden van de GroenLinks-fractie zien veel kansen om bij sanering van asbestdaken direct te verduurzamen, bijvoorbeeld door op nieuwe daken zonnepanelen te plaatsen, beter te isoleren of groene daken aan te leggen. Hoe wordt dit momenteel gestimuleerd? Welke belemmeringen worden daarin ervaren? Kunnen subsidies voor asbestsanering en verduurzaming van daken eenvoudig worden gekoppeld, bijvoorbeeld in één regeling? De voormalige Staatssecretaris heeft toegezegd tijdens het dertigledendebat over de rol van de overheid inzake asbestslachtoffers hier de Kamer nader over te informeren. Wanneer kunnen de leden deze informatie verwachten?
De voorzitter van commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Jansma