Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met voorkoming en bestrijding van financieel-economische criminaliteit door middel van rechtspersonen en bevordering van rechtszekerheid in het rechtsverkeer wenselijk is de Registratiewet 1970 te wijzigen om een centraal aandeelhoudersregister in te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Registratiewet 1970 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «dagelijks» vervangen door: uiterlijk op de eerste werkdag na de dag waarop de akten zijn opgemaakt.
2. In het tweede lid wordt na «inschrijving» ingevoegd: , bedoeld in het eerste lid,.
B
Na artikel 7 wordt, onder vernummering van artikel 7a tot artikel 7b en artikel 7b tot artikel 7c, een artikel ingevoegd, luidende:
1. De notaris is verplicht, in aanvulling op de inschrijving, bedoeld in artikel 7, eerste lid, bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, bepaalde door hem opgemaakte akten uiterlijk op de eerste werkdag na de dag waarop de akten zijn opgemaakt langs elektronische weg in te schrijven in een door de KNB gehouden register.
2. De inschrijving, bedoeld in het eerste lid, omvat bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, bepaalde gegevens over aandelen op naam, houders van aandelen op naam, vruchtgebruikers van aandelen op naam en pandhouders van aandelen op naam in het kapitaal van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 175 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of een naamloze vennootschap, bedoeld in artikel 64 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan geen aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, of een met een gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat is van de Europese Unie, en waarvan geen aandelen of certificaten van aandelen, naar ten tijde van het opmaken van de akte op goede gronden kan worden verwacht, daartoe spoedig zullen worden toegelaten, welke gegevens afkomstig zijn uit of betrekking hebben op akten, bedoeld in het eerste lid.
3. De voordracht voor een krachtens het eerste en tweede lid vast te stellen regeling wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
4. Bij regeling van Onze Minister wordt, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, de wijze waarop de inschrijving, bedoeld in het eerste lid, geschiedt alsmede de inrichting en de wijze van bijhouden van het register, bedoeld in het eerste lid, bepaald.
C
Aan artikel 7b (nieuw) worden negen leden toegevoegd, luidende:
3. Het register, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, kan worden ingezien door:
a. de inspecteur of door Onze Minister aangewezen andere ambtenaren van de rijksbelastingdienst, ten behoeve van de uitvoering van de wettelijke taken van de rijksbelastingdienst;
b. een bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, aangewezen bestuursorgaan, bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken;
c. de notaris, ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken;
d. een bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, aangewezen instelling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, ten behoeve van de uitvoering van haar wettelijke verplichtingen ten aanzien van cliëntenonderzoek;
e. een houder van aandelen op naam, vruchtgebruiker van aandelen op naam of pandhouder van aandelen op naam, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, voor zover het gegevens betreft die deze houder, vruchtgebruiker of pandhouder betreffen.
4. De voordracht voor een krachtens het derde lid, onderdelen b en d, vast te stellen regeling wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
5. De KNB verstrekt op verzoek een afschrift van of uittreksel uit de gegevens, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, voor zover deze gegevens krachtens het derde lid kunnen worden ingezien.
6. Bij regeling van Onze Minister wordt, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, de wijze waarop de verstrekking en het verzoek, bedoeld in het vijfde lid, geschieden, bepaald.
7. Het is de partijen, bedoeld in het derde lid, onderdelen a, b, c en d, verboden hetgeen hen uit de inzage, bedoeld in het derde lid, en de verstrekking, bedoeld in het vijfde lid, blijkt, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de wettelijke taken en verplichtingen, bedoeld in het derde lid, onderdelen a, b, c en d.
8. Voor de inzage, bedoeld in het derde lid, en de verstrekking, bedoeld in het vijfde lid, is een bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, te bepalen vergoeding verschuldigd, welke kan variëren naar de wijze van inzage of verstrekking en de hoeveelheid verstrekte gegevens. De vergoeding bedraagt niet meer dan de kosten die gemoeid zijn met de inzage in of verstrekking van gegevens.
9. Voor de inzage, bedoeld in het derde lid, en de verstrekking, bedoeld in het vijfde lid, is geen vergoeding verschuldigd, indien inzage wordt genomen door of verstrekking plaatsvindt aan de inspecteur of door Onze Minister aangewezen andere ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, ten behoeve van het toezicht op de uitvoering van deze wet.
10. Bij regeling van Onze Minister wordt, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, de wijze waarop en de termijn waarbinnen de vergoeding, bedoeld in het achtste lid, wordt voldaan, bepaald.
11. Bij regeling van Onze Minister kunnen, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, regels worden gesteld met betrekking tot de partijen door wie, de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de vergoeding, bedoeld in het achtste lid, door middel van een abonnement wordt voldaan.
D
Artikel 13a, tweede lid, komt te luiden:
2. De kosten die de KNB maakt ten behoeve van alsmede de opbrengsten die de KNB ontvangt uit de uitvoering van de in deze wet neergelegde taken komen, volgens bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, te stellen regels, ten laste respectievelijk ten bate van Onze Minister en Onze Minister voor Rechtsbescherming.
E
In artikel 14 wordt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. De notaris die niet voldoet aan de verplichting, hem bij of krachtens artikel 7a opgelegd, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
De Minister voor Rechtsbescherming,