Ontvangen 19 juni 2019
Inhoudsopgave |
Blz. |
||
INLEIDING |
1 |
||
ALGEMEEN DEEL |
3 |
||
1. |
Inleiding |
3 |
|
2. |
Centraal aandeelhoudersregister |
8 |
|
2.1 |
Hoofdlijnen |
11 |
|
2.2 |
Doelstelling |
12 |
|
2.3 |
Informatie |
12 |
|
2.4 |
Inschrijving |
13 |
|
2.5 |
Inzage |
13 |
|
2.6 |
Doelbinding |
15 |
|
2.7 |
Verhouding tot het repertorium van de KNB |
15 |
|
2.8 |
Verhouding tot het vennootschappelijk aandeelhoudersregister |
16 |
|
2.9 |
Verhouding tot het handelsregister |
17 |
|
2.10 |
Verhouding tot het register van uiteindelijk begunstigden (UBO-register) |
18 |
|
2.11 |
Regeldruk |
25 |
|
2.12 |
Toezicht |
26 |
|
2.13 |
Ministeriële en parlementaire controle |
26 |
|
2.14 |
Beheer en rechtsbescherming |
27 |
|
2.15 |
Realisatie en betrokkenheid notariaat |
27 |
|
2.16 |
Budgettaire aspecten |
27 |
|
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING |
28 |
||
OVERIG |
30 |
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel van de leden Nijboer en Alkaya tot instelling van een centraal aandeelhoudersregister en spreken hun waardering uit voor de moeite die de initiatiefnemers daartoe hebben genomen. Deze leden zien het belang van een centraal aandeelhoudersregister (CAHR) voor het notariaat. Zij hebben evenwel een aantal cruciale vragen, vooral over de samenloop met andere registers.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetvoorstel en brengen een aantal vragen en opmerkingen naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden danken de initiatiefnemers voor hun getoonde inzet om onderhavig wetsvoorstel, dat inmiddels een lange aanlooptijd kent, onder hun hoede te nemen en in te dienen. De leden van de CDA-fractie hebben verschillende vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel. De Panama en Paradise Papers en ook recente berichtgeving omtrent witwassen onderschrijven het belang van transparantie voor het tegengaan van financieel-economische criminaliteit. Deze leden onderschrijven ook het belang van duidelijke eigendomsinformatie voor rechtszekerheid en de omslag van een papieren naar een digitaal register. De leden van de D66-fractie begrijpen dat er met het aanstaande register van uiteindelijk begunstigden (UBO-register) en het bestaande Handelsregister sprake is van overlap. Zij lezen dat ook de Raad van State zich over de toegevoegde waarde van het CAHR kritisch heeft geuit. De leden van de D66-fractie hebben over het CAHR vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij steunen het doel van dit wetsvoorstel, namelijk het voorkomen en bestrijden van financieel-economische criminaliteit. De leden hebben nog enkele vragen bij dit wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie verwelkomen de initiatiefwet van de leden Nijboer en Alkaya. Deze leden zien dat de instellingen die op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme verplicht zijn tot cliëntonderzoek (Wwft-instellingen) en autoriteiten met het CAHR meer zicht zullen krijgen op personen die nu nog schuil gaan achter besloten vennootschappen (BV's) en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen (NV's), zodat zij effectiever kunnen optreden in de bestrijding van financieel-economische criminaliteit. Zij hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel en steunen het van harte. Zij danken de indieners voor het initiatief en achten het register een nuttig instrument in de strijd tegen belastingontduiking, terrorismefinanciering en witwassen. Zij stellen nog een aantal vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel. Deze leden delen de wens om criminaliteit te bestrijden, maar vragen zich zeer af of dit de goede manier is om dit te bereiken en of de neveneffecten niet onacceptabel groot zijn. De leden maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.
De initiatiefnemers danken de leden van de diverse fracties voor hun vragen en opmerkingen over het voorliggend wetsvoorstel. Zij zullen hierna trachten daar antwoord op te geven of op te reageren. En daarbij, daar waar nodig, hopen twijfels over het wetsvoorstel weg te nemen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat notarissen in de huidige situatie moeite hebben met het vaststellen van de beschikkingsbevoegdheid van aandeelhouders. Kunnen de initiatiefnemers aangeven in hoeverre een CAHR dit probleem oplost? Voor het vestigen van een beperkt recht op aandelen in een BV is immers reeds een notariële akte vereist (artikel 2:196 van het Burgerlijk Wetboek). Is het in een CAHR mogelijk verpanding en vruchtgebruik volledig bij te houden? De beëindiging van een beperkt recht op aandelen behoeft immers geen notariële handeling. Ook vragen deze leden zich af hoe verkrijging onder algemene titel wordt bijgehouden in het register.
Zoals het Kadaster dient als betrouwbare bron voor onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid bij de overdracht van onroerend goed, kan het CAHR dienen als betrouwbare bron voor onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid bij de overdracht van aandelen. Het CAHR kan worden gezien als een «Kadaster voor aandelen».
Voor het vaststellen van de beschikkingsbevoegdheid bij de overdracht van onroerend goed maken notarissen gebruik van het Kadaster. Het bestaan van het Kadaster als betrouwbare centrale registratie van Nederlandse onroerende goederen en hun eigenaren wordt als vanzelfsprekend beschouwd. Een betrouwbare centrale registratie van Nederlandse vennootschappen en hun aandeelhouders ontbreekt echter. Dit heeft gevolgen voor het onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van aandeelhouders.
Bij een overdracht van aandelen of een vestiging van een pandrecht of een vruchtgebruik op aandelen doet de notaris onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van degene die de aandelen wil overdragen of bezwaren. De notaris gaat op zoek naar de zogenoemde verkrijgingstitel, veelal de akte van oprichting van de betreffende vennootschap of een akte van aandelenoverdracht, waaruit het «eigenaarschap» van de over te dragen of te bezwaren aandelen blijkt. In het kader van dat onderzoek raadpleegt de notaris gewoonlijk het aandeelhoudersregister van de vennootschap. Meer in het algemeen geldt dat steeds wanneer de notaris te maken heeft met aandeelhoudersbesluiten en rechtshandelingen met betrekking tot aandelen (zoals statutenwijziging, fusie, splitsing, aandelenoverdracht, vestiging pandrecht en vestiging vruchtgebruik) hij het aandeelhoudersregister zal willen raadplegen. Dit aandeelhoudersregister (meestal een boekje of klappertje) is echter in veel gevallen kwijt, niet actueel, onvolledig of onjuist. De wettelijke verplichting van het bestuur tot het regelmatig bijhouden van dit register blijkt dus in de praktijk vaak niet of gebrekkig te worden nageleefd. Bijvoorbeeld de inschrijving van een pandrecht of een aandeelhoudersmutatie blijft in de praktijk nog wel eens achterwege. Dit brengt mee dat het aandeelhoudersregister van de vennootschap vaak niet kan dienen als betrouwbare bron voor het titelonderzoek door de notaris. Het CAHR kan wel dienen als betrouwbare bron voor het onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid.
De initiatiefnemers reageren hiermee ook op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om de aard en omvang van de probleemgevallen nader te duiden en om nader in te gaan op de evenredigheid tussen de privacy-inbreuk en het nagestreefde doel. Niet alleen publieke diensten lopen tegen problemen aan bij de voorkoming en bestrijding van financieel-economische criminaliteit door middel van rechtspersonen (zie hierna onder 2), ook notarissen ervaren vaak tekortkomingen van de huidige registratie van aandelen bij hun titelonderzoek ten behoeve van rechtszekerheid.
In het CAHR worden vestigingen van een pandrecht of een vruchtgebruik op aandelen ingeschreven. Voor deze rechtshandelingen is immers een notariële akte vereist. Ook voor overdracht van een pandrecht of vruchtgebruik op aandelen is een notariële akte vereist die dient te worden ingeschreven in het CAHR. Voor het eindigen van een pandrecht of vruchtgebruik op aandelen is, zoals de leden van de VVD-fractie terecht opmerken, doorgaans geen notariële akte vereist. In de praktijk wordt van het eindigen hiervan vaak toch een notariële akte opgemaakt. Een vergelijking kan worden gemaakt met het Kadaster. In de praktijk zorgt de notaris voor doorhaling (royement) van een bij het Kadaster ingeschreven maar geëindigde hypotheek bij overdracht van de hiermee bezwaarde onroerende zaak. Zo zal dit mutatis mutandis ook gaan bij het CAHR. Bij de overdracht van aandelen zal de notaris zorgen voor doorhaling van een in het CAHR geregistreerd maar geëindigd pandrecht of vruchtgebruik.
Voor verkrijging onder algemene titel krachtens erfrecht is geen notariële akte verplicht. Aandelen gaan dan van rechtswege over op de erfgena(a)m(en). Dit speelt ook bij het Kadaster. Ook onroerend goed gaat bij verkrijging onder algemene titel krachtens erfrecht van rechtswege over op de erfgena(a)m(en). Bij het Kadaster is sprake van een negatief stelsel, maar in de praktijk werkt dat goed. Dit zal ook gelden voor het CAHR. Verder is ook bij overgangen van aandelen waarvoor geen notariële akte is vereist vaak een notaris betrokken. De notaris kan deze mutaties inschrijven in het CAHR. Dit lijkt op het systeem van het Kadaster. Dit systeem is bij onroerend goed een belangrijke pijler onder de rechtszekerheid in het rechtsverkeer (en daarmee onder de Nederlandse economie) en zorgt voor lagere onderzoekskosten bij onroerendgoedtransacties.
Na een overlijden wordt vaak een verklaring van erfrecht opgesteld. Een verklaring van erfrecht is een officiële verklaring van de notaris met informatie over de overledene, de nalatenschap en de erfgenamen. De notaris stelt een verklaring van erfrecht op. Hij doet dit op verzoek van de erfgenamen. Die hebben een verklaring van erfrecht vaak nodig om bankrekeningen op naam van de overledene te deblokkeren, een uitkering van een levensverzekering te krijgen en de woning van de overledene op naam van de erfgenaam te zetten. In een verklaring van erfrecht staat onder meer of er een testament is, wat de burgerlijke staat was van de overledene, wie de erfgenamen zijn en of de wettelijke verdeling van toepassing is op de nalatenschap. Een verklaring van erfrecht is een notariële akte. Door inschrijving van verklaringen van erfrecht in het CAHR worden verkrijgingen van aandelen onder algemene titel krachtens erfrecht bijgehouden in het CAHR. Dit lijkt op het systeem van het Kadaster. Bij het Kadaster ligt vast wie eigenaar is van een onroerende zaak. Als iemand overlijdt, blijft de overledene als eigenaar bij het Kadaster vermeld staan, totdat er een verklaring van erfrecht (of een verdelingsakte) is ingeschreven. Na inschrijving van een verklaring van erfrecht staat de erfgenaam als eigenaar vermeld bij het Kadaster.
Verder volgt na vererving van aandelen veelal een verdeling of afgifte legaat met betrekking tot de aandelen, waarvan een notariële akte moet worden opgemaakt die moet worden ingeschreven in het CAHR.
Ook is van belang dat in de statuten van een BV of niet-beursgenoteerde NV vaak een zogenoemde aanbiedingsregeling bij overlijden is opgenomen. Bij overlijden van een aandeelhouder is de erfgenaam of zijn de erfgenamen dan verplicht de onder algemene titel krachtens erfrecht verkregen aandelen aan te bieden aan de overige aandeelhouders. Van de aandelenlevering die op deze aanbieding volgt, moet een notariële akte worden opgemaakt die moet worden ingeschreven in het CAHR.
Kortom, zo zouden de initiatiefnemers de leden van de VVD-fractie willen beantwoorden, zelfs in het geval er geen verplichting bestaat voor het opmaken van een notariële akte, zoals in de gevallen van eindiging van een beperkt recht op aandelen en verkrijging onder algemene titel, zal het CAHR toch een goed inzicht gaan bieden in de beschikkingsbevoegdheid van aandeelhouders.
De leden van de CDA-fractie begrijpen en ondersteunen de intrinsieke motivatie van de initiatiefnemers om financieel-economische criminaliteit te bestrijden. Deze leden vragen de initiatiefnemers om nader toe te lichten hoe een CAHR hier concreet aan gaat bijdragen. Kunnen zij uitleggen hoe het registreren van een zeer klein aandelenbelang, bijvoorbeeld van 1%, eraan bijdraagt dat financieel-economische criminaliteit wordt tegengegaan?
Het CAHR dient mede de aanpak van fiscale fraude en fiscaal misbruik, bijvoorbeeld met/van fiscale regelingen en faciliteiten. Om een beroep te kunnen doen op bepaalde fiscale regelingen en faciliteiten is een bepaald aandelenbelang vereist. Voor de aanmerkelijkbelangregeling in de inkomstenbelasting gaat het om een aandelenbelang van ten minste 5%. Voor de regeling van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting geldt dat een aandelenbelang van ten hoogste 5% in andere handen dan die van de moedermaatschappij mag zijn. Voor bepaalde faciliteiten in de overdrachtsbelasting is een belang van 25% relevant. En in de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet is een criterium opgenomen dat sprake moet zijn van een indirect belang van minder dan 5% doch ten minste 0,5%.
Inzicht in de achterliggende partijen bij minderheidsdeelnemingen is van belang in de strijd tegen onder meer faillissementsfraude, belastingontduiking, belastingfraude en witwassen. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Steeds meer transacties met onroerende zaken vinden niet meer rechtstreeks plaats tussen een verkopende en een kopende partij, maar via het verkopen van aandelen in vennootschappen waarin die onroerende zaken zijn ondergebracht. Omdat het Kadaster geen informatie levert over aandelentransacties (evenmin als het handelsregister), kan de notaris steeds vaker niet of nauwelijks achterhalen wie er feitelijk achter een onroerend goed transactie zit die heeft plaatsgevonden. Ook het UBO-register biedt hiervoor maar een beperkte oplossing omdat in dat register alleen belangen van meer dan 25% worden geregistreerd. Malafide personen kunnen daardoor buiten beeld blijven. Daar komt nog bij dat via onroerende zaak lichamen overdrachtsbelasting kan worden ontgaan. Pas bij de verkrijging van tenminste 1/3 van het aandelenkapitaal van een onroerend goed vennootschap is overdrachtsbelasting verschuldigd. Door kunstmatig of ogenschijnlijk de aankoop door méér dan drie verkrijgers te laten plaatsvinden (mogelijk BV’s die onzichtbaar met elkaar verweven zijn), kan overdrachtsbelasting worden ontweken. Het is daarom voor het vaststellen van de belastingplicht van belang te weten welke minderheidsbelangen worden gehouden door een persoon of rechtspersoon. Het CAHR geeft hierin inzicht.
In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie naar het nut van het registreren van een aandelenbelang van slechts 1% zouden de initiatiefnemers op de volgende praktijk willen wijzen. Dit ook in reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om in te gaan op de noodzaak van registratie van ook aandeelhouders met een (zeer) klein aandeelhoudersbelang. Om als enig (100%) aandeelhouder van een BV of niet-beursgenoteerde NV buiten het handelsregister te blijven, wordt in de praktijk vaak bij oprichting of later door middel van een aandelenoverdracht één aandeel bij een ander (vaak de partner of een derde) geplaatst. Dit ene aandeel kan 1% of zelfs minder van het totaal geplaatste aandelenkapitaal vormen. NRC 10 november 2018: «Alle aandelen van de BV gaan naar de voetbalmakelaar, behalve één. Die gaat naar een Portugese advocaat van Mendes – een klassiek Nederlands trucje. Zo kan je bij de Kamer van Koophandel niet zien wie de eigenaar is. Als er meer dan één aandeelhouder is, hoeft dat niet meer vermeld te worden.»
Sinds de invoering van de zogenoemde flex-BV-wetgeving in 2012 kunnen aandelen met en zonder stemrecht en aandelen met en zonder winstrecht worden uitgegeven. Het is bijvoorbeeld mogelijk om voor 99% stemrechtloze en voor 1% stemgerechtigde aandelen uit te geven. De zeggenschap over de BV berust dan bij de houder(s) van dat ene procent. Een ander voorbeeld is dat voor 99% winstrechtloze en voor 1% winstgerechtigde aandelen wordt uitgegeven. Het belang bij de BV berust dan bij de houder(s) van dat ene procent. Juist in bovengenoemde voorbeelden is het relevant om te weten wie die 1% (direct of indirect) in handen heeft.
Het CAHR maakt daarnaast notarieel onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van degene die aandelen wil overdragen of bezwaren en Wwft-cliëntenonderzoek door aangewezen Wwft-instellingen eenvoudiger en goedkoper en levert zo een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Betrouwbare centrale digitale registratie van aandeelhouders van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s kan een impuls geven aan de Nederlandse economie. Het kan bijvoorbeeld financiering van het MKB eenvoudiger en toegankelijker maken.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de initiatiefnemers opmerken dat de wettelijke verplichting voor vennootschappen met meerdere aandeelhouders tot het bijhouden van een aandeelhoudersregister in de praktijk vaak niet of gebrekkig wordt nageleefd. Zijn hier meer cijfers over bekend, zo vragen deze leden. Hoe vaak komt dit voor? Wat is daar de oorzaak achter? Wat zijn de sancties als het niet goed wordt nageleefd?
Uit een recent onderzoek van de KNB onder haar leden blijkt dat 99% van de 708 respondenten (22% van het ledenbestand) soms tot heel vaak meemaakt dat het aandeelhoudersregister van een BV of niet-beursgenoteerde NV kwijt, niet actueel, onvolledig of onjuist is. 14% maakt dit soms (bij enkele tot circa 10% van de cliënten) mee, 34% maakt dit regelmatig (bij circa 10–25% van de cliënten) mee, 35% maakt dit vaak (bij circa 25–50% van de cliënten) mee en 16% maakt dit heel vaak (bij meer dan 50% van de cliënten) mee. De wettelijke verplichting van het bestuur tot het regelmatig bijhouden van dit register (meestal een boekje of klappertje) blijkt dus in de praktijk vaak niet of gebrekkig te worden nageleefd. Bijvoorbeeld de inschrijving van een pandrecht of een aandeelhoudersmutatie blijft in de praktijk nog wel eens achterwege. Op grond van artikel 47 van de Handelsregisterwet 2007 in verbinding met artikel 1, onder 4°, en artikel 6, eerste lid, onder 5°, van de Wet op de economische delicten geldt dat wie niet voldoet aan een bij of krachtens de Handelsregisterwet 2007 gestelde verplichting tot het doen van een opgave ter inschrijving in het handelsregister, een economisch delict begaat en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie.
Opgemerkt wordt dat het eigenlijk vreemd is dat een belangrijk document als een aandeelhoudersregister in handen is van de vennootschap zelf. Een vergelijking kan worden gemaakt met een notariële akte en een verzekeringspolis. Hiervan ontvangt respectievelijk de cliënt en de verzekerde een afschrift. De originele akte en polis blijven in handen van respectievelijk de notaris en de verzekeraar.
De leden van de SP-fractie herkennen de signalen dat de huidige papieren aandeelhoudersregistratie van vennootschappen in veel gevallen zoek, niet actueel, onvolledig of onjuist is, waardoor autoriteiten belemmerd worden in de uitvoering van hun wettelijke taak. Zij zien een centraal digitale register als een stap vooruit in de bestrijding van fraude en criminaliteit door aandeelhouders. Zien de indieners dit ook als voordeel?
De leden van de SP-fractie merken op dat er niet is gekozen voor de instelling van een volledig compleet register vanaf dag één, maar voor een geleidelijke vulling van het register door notarissen. Zij vragen zich af hoe de initiatiefnemers het verloop van de opvulling van het CAHR voor zich zien.
De indieners delen de mening van de leden van de SP-fractie dat zij dit inderdaad ook als een voordeel zien. Zij verwijzen deze leden hiervoor naar de memorie van toelichting.
In het wetsvoorstel is niet gekozen voor zogenoemde initiële vulling van het CAHR, ofwel een volledig compleet register vanaf dag één. In Nederland bestaan circa 900.000 besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen (Kamerstukken 29 752, nr. 9, p. 4). Initiële vulling zou betekenen dat van al deze vennootschappen de aandeelhouders in kaart moeten worden gebracht en moeten worden geregistreerd in het CAHR. Vanwege de nagestreefde betrouwbaarheid van de geregistreerde gegevens en daarmee van het CAHR zullen deze werkzaamheden moeten worden verricht door het notariaat. Initiële vulling gaat derhalve met aanzienlijke administratieve lasten en kosten voor het bedrijfsleven gepaard. Dit achten de initiatiefnemers te bezwaarlijk.
De gekozen opbouwwijze van het CAHR brengt mee dat de gebruikswaarde van de afschriften en uittreksels samenhangt met de in het CAHR opgenomen informatie. De informatieaanlevering door het notariaat betekent dat de inhoud hiervan betrouwbaar is, maar door de gekozen opzet vanaf de start niet meteen een volledig beeld kan geven. Het register zal informatie over aandelen en aandeelhouders bevatten die afkomstig is uit of betrekking heeft op notariële akten die vanaf de inwerkingtreding van deze wet worden ingeschreven in het register. De gefaseerde vulling waarborgt dat aandelen en aandeelhouders die veelvuldig bij rechtshandelingen met betrekking tot aandelen en aandeelhouders betrokken zijn, als eerste in beeld worden gebracht. Vanuit het oogpunt van risico-gestuurd(e) controle en toezicht zijn deze rechtshandelingen, bijvoorbeeld in combinatie met bestuurderswisselingen, het meest interessant. Uit het door de KNB gehouden Centraal Digitaal Repertorium blijkt dat jaarlijks circa 60.000 BV’s worden opgericht en circa 25.000 aandelenoverdrachten plaatsvinden.
Daarnaast is het mogelijk om bestaande aandelenposities in het CAHR in te schrijven. De term «andere gebeurtenissen» biedt voor inschrijving hiervan de ruimte. Dit biedt bijvoorbeeld een aandeelhouder de mogelijkheid om zijn bestaande aandelenpositie in een vennootschap te laten vastleggen in een akte houdende vaststelling van aandeelhouderschap en in het CAHR te laten inschrijven. Hij kan hierbij belang hebben. Zo kan een aandeelhouder een uittreksel uit het CAHR opvragen om dit vervolgens te verstrekken aan bijvoorbeeld een niet aangewezen Wwft-instelling ten behoeve van de uitvoering van haar Wwft-verplichtingen tot cliëntenonderzoek of te gebruiken als (bron voor de) vennootschappelijke aandeelhoudersregistratie. Ook deze «vrijwillige» inschrijvingen dragen bij aan de vulling en gebruikswaarde van het CAHR.
De leden van de PVV-fractie vragen de initiatiefnemers allereerst nader te verduidelijken welke partijen precies toegang krijgen tot het CAHR en welke gegevens moeten worden ingeschreven.
Kunnen de initiatiefnemers tevens aangeven welke onderzoeksplichtige instellingen geen toegang zullen krijgen tot het CAHR en waarom hiervoor gekozen is?
Voorts vragen deze leden de initiatiefnemers verder in te gaan op de vraag waarom het openbaar stellen van het CAHR zou leiden tot een ernstige aantasting van de concurrentiepositie van Nederlandse rechtspersonen binnen Europa. Welke andere overwegingen hebben de initiatiefnemers om het CAHR niet volledig openbaar te stellen (anders dan vermeld in de memorie van toelichting)?
Het CAHR kan alleen worden ingezien door de rijksbelastingdienst, andere, aangewezen publieke diensten, notarissen en aangewezen Wwft-instellingen ten behoeve van hun wettelijke taken en verplichtingen. Zie voor Wwft-instellingen hierna.
De inschrijving in het CAHR betreft bij ministeriële regeling bepaalde gegevens over aandelen op naam, houders van aandelen op naam, vruchtgebruikers van aandelen op naam en pandhouders van aandelen op naam in het kapitaal van besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen, welke gegevens afkomstig zijn uit of betrekking hebben op notariële akten. Het betreft gegevens die van belang zijn om de in de memorie van toelichting aangegeven doelstelling van het register te verwezenlijken. Bij deze gegevens kan worden gedacht aan de rechtshandeling die het betreft (zoals oprichting, aandelenoverdracht, vestiging vruchtgebruik of pandrecht), gegevens over de betrokken vennootschap, gegevens over de betrokken aandeelhouders, vruchtgebruikers en pandhouders, gegevens over de betrokken aandelen, gegevens over de notaris die de akte heeft gepasseerd, de soort akte en de dagtekening van de akte.
De initiatiefnemers hebben naar aanleiding van een vraag van de leden van de D66-fractie er voor gekozen dat het beter is om alsnog in de wet vast te leggen dat bij algemene maatregel van bestuur vastgelegd gaat worden welke gegevens in het register worden opgenomen en ter zake van welke notariële akten de notaris deze gegevens dient in te schrijven.
Dit ook in reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om voor de vaststelling van welke gegevens in het CAHR worden geregistreerd te voorzien in een basis voor een algemene maatregel van bestuur, met inbegrip van de vaststelling welke persoonsgegevens worden geregistreerd.
In reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om op het niveau van de wet op hoofdlijnen een afbakening te geven van welke persoonsgegevens van aandeelhouders, vruchtgebruikers en pandhouders in het register worden opgenomen, merken de initiatiefnemers op dat hierbij wordt gedacht aan:
– het burgerservicenummer, indien dat is toegekend;
– een fiscaal identificatienummer van een ander land dan Nederland waarvan de aandeelhouder, vruchtgebruiker of pandhouder ingezetene is, indien dat door zijn woonstaat aan hem is toegekend;
– de voornaam of -namen, de naam, de nationaliteit, het woonadres en de woonstaat;
– de geboortedag, de geboortemaand, het geboortejaar, de geboorteplaats en het geboorteland.
Openbaarstelling van het CAHR dient te worden bezien in het licht van het doel van het CAHR. Het CAHR heeft als doelstelling het centraal, digitaal (elektronisch) en gestructureerd verzamelen en ontsluiten van informatie voor de rijksbelastingdienst en andere, aangewezen publieke diensten ten behoeve van de uitvoering van hun wettelijke taken op het gebied van controle, toezicht, handhaving en opsporing, voor notarissen ten behoeve van de uitvoering van hun wettelijke taken in het rechtsverkeer en voor aangewezen Wwft-instellingen ten behoeve van de uitvoering van hun Wwft-verplichtingen tot cliëntenonderzoek. Bij deze doelstelling past het niet en is het niet nodig om het CAHR openbaar te stellen. Openbaarstelling zou het doel van het CAHR voorbij schieten en kunnen leiden tot aantasting van de concurrentiepositie van Nederlandse rechtspersonen ten opzichte van rechtspersonen van andere Europese landen die geen openbaar CAHR hebben. Openbaarstelling van het CAHR kan immers meebrengen dat ondernemers die niet openbaar kenbaar willen zijn als aandeelhouder overgaan tot certificering van hun aandelen of «vluchten» in rechtspersonen van andere Europese landen die geen openbaarheid van aandeelhouders kennen. Afhankelijk van welke informatie openbaar wordt, kan het ook zo zijn dat concurrentiegevoelige informatie is op te vragen. Opgemerkt wordt nog dat openstelling voor alle Wwft-instellingen feitelijk volledige openbaarheid zou betekenen. Dit vanwege de omvang en de diverse samenstelling van de groep van Wwft-instellingen. De beslotenheid van het CAHR is ook van groot belang voor het draagvlak voor het CAHR onder aandeelhouders.
Overigens is een goed vestigingsklimaat juist gebaat bij rechtszekerheid in het rechtsverkeer en voorkoming en bestrijding van financieel-economische criminaliteit, waaraan het CAHR op beide punten bijdraagt.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de initiatiefnemers schrijven dat een CAHR kan helpen om belastingontduiking en belastingfraude tegen te gaan. Zij vinden dit interessant en vragen de initiatiefnemers of ze dit nader kunnen toelichten. Op welke manier kan belastingontduiking en belastingfraude worden tegengegaan? Is er enige inschatting van de effectiviteit? Hoeveel extra inkomsten kan dit mogelijk opleveren?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat dit wetsvoorstel aangewezen publieke diensten zou moeten helpen bij de uitvoering van hun wettelijke taken op het gebied van controle, toezicht, handhaving en opsporing. Zijn er signalen dat deze publieke diensten op dit moment hun wettelijke taken niet goed kunnen uitvoeren vanwege een gebrek aan een CAHR?
De initiatiefnemers zouden in antwoord op de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie graag het volgende opmerken. Dit ook in reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om nader in te gaan op de effectiviteit van het register. In 2012 heeft de Algemene Rekenkamer geconstateerd dat een register met eigendomsinformatie over aandeelhouders ontbreekt en de aanbeveling gedaan te zorgen voor de totstandkoming van een aandeelhoudersregister (Kamerstukken 31 880, nr. 7). In reactie hierop heeft de Staatssecretaris van Financiën in een brief aan de Algemene Rekenkamer aangegeven positief te staan tegenover een (beperkt toegankelijk) CAHR dat gebruikt kan worden door de Belastingdienst en andere toezichtorganisaties om hun taken uit te voeren. Een CAHR biedt volgens de Staatssecretaris waardevolle informatie in het kader van de fraudebestrijding bij de belastingheffing. Dit doet zich in het bijzonder voor bij eigendomswisselingen van aandelen. Dit register kan volgens de Staatssecretaris ook een bijdrage leveren aan het uitoefenen van toezicht en de opsporing en vervolging van strafbare feiten, het opsporen van criminele winsten, de naleving van de verplichtingen in de Wwft en financieren van terrorisme.
De effectiviteit van het CAHR en het bedrag van de extra belastinginkomsten die met het CAHR kunnen worden gerealiseerd zijn niet op voorhand te kwantificeren. Wel kan redelijkerwijs worden aangenomen dat voormeld bedrag de kosten van instelling van een CAHR (aanzienlijk) zal overtreffen.
Verder kan worden aangesloten bij hetgeen de Minister van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer heeft gemeld (Kamerstukken 32 608, nr. 4):
«Twee andere voorbeelden van complexe fraude betreffen vastgoedfraude en de btw- carrousel. Ten aanzien van vastgoed signaleren we dat handel in gebouwen en grond kan plaatsvinden door alleen de aandelen van de BV te verhandelen die eigenaar is van het vastgoed. Het overdragen van eigendomsrechten op de BV leidt niet tot wijziging van de tenaamstelling van het vastgoed of tot wijzigingen in het Kadaster, terwijl met een dergelijke transactie met het vastgoed de «ultimate beneficial owner» wel gewijzigd wordt. Deze handelwijze is niet illegaal. Het voordeel van het centraal aandeelhoudersregister is dat het transparant maakt wie als aandeelhouders aan de BV’s zijn verbonden. Die informatie biedt aanknopingspunten voor nader onderzoek, als er een verdenking van malafide transacties is.»
«Btw-fraude behelst het misbruik van fiscale faciliteiten (bijvoorbeeld het ten onrechte aanvragen van teruggaven) en vormen van belastingontduiking, waarbij BV’s worden opgericht, verhandeld of failliet worden verklaard met onder andere als doel wel btw-teruggaven op te strijken maar geen belasting af te dragen. Ten aanzien van vormen van btw-fraude signaleren we dat deze niet alleen beperkt blijven tot Nederland maar ook toepassing vinden in het grensoverschrijdende handelsverkeer. In haar recente rapport «Intracommunautaire btw-fraude; Terugblik4» constateert de Algemene Rekenkamer dat eigendomsinformatie over aandeelhouders ontbreekt. Een centraal aandeelhoudersregister kan toekomstig misbruik van btw-nummers bij eigendomswisselingen van ondernemingen helpen voorkomen.»
«Het inzetten van katvangers of het gebruik van buitenlandse rechtspersonen kan hiermee niet worden voorkomen. Wel is het mogelijk om bepaalde patronen te signaleren, zichtbaar te maken en risico’s te detecteren. Een centraal aandeelhoudersregister maakt het mogelijk om binnen de informatiebron slimme selecties te maken, zodat zoekresultaten gecombineerd kunnen worden met informatie die afkomstig is uit andere gegevensbronnen. Het digitaal ontsluiten van aandeelhoudersinformatie draagt bij aan het ontwikkelen van risicoprofielen op grond waarvan sneller, gerichter en daardoor beter toezicht kan plaatsvinden. Dit bespaart tijd en biedt meer armslag waar dat nodig is, zodat misbruik, fraude of belastingontduiking effectiever kunnen worden aangepakt.»
In dit verband wordt nog opgemerkt dat in de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel omzetting aandelen aan toonder (Kamerstukken 34 930, nr. 6) wordt aangegeven dat het aandeelhoudersregister van de vennootschap voor opsporingsinstanties de belangrijkste bron vormt om houders van aandelen te achterhalen. Nu uit de praktijk blijkt dat de aandeelhoudersregistratie van vennootschappen in veel gevallen kwijt, niet actueel, onvolledig of onjuist is, is hier dus veelal sprake van een niet beschikbare of onbetrouwbare bron. Dit ook in reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om de aard en omvang van de gevallen waarin het voor publieke diensten moeilijk is om te achterhalen wie achter structuren of constructies van rechtspersonen schuil gaan, nader te duiden en om nader in te gaan op de evenredigheid tussen de privacy-inbreuk en het nagestreefde doel.
De leden van de D66-fractie lezen dat het CAHR uitsluitend informatie zal bevatten afkomstig uit notariële akten. Voor welke rechtshandelingen is betrokkenheid van een notaris niet verplicht? Welk percentage van het totaal aantal rechtshandelingen wordt gevormd door activiteiten waarbij notariële betrokkenheid niet verplicht is?
In aanvulling op de antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie ten aanzien van de verkrijging onder algemene titel en het eindigen van beperkte rechten op aandelen, zouden de initiatiefnemers de leden van de D66-fractie als volgt willen antwoorden. De inschrijfverplichting in het CAHR betreft notariële akten die van belang zijn om de in de memorie van toelichting aangegeven doelstelling van het register te verwezenlijken. Het betreft notariële akten waarin rechtshandelingen of andere gebeurtenissen met betrekking tot aandelen op naam, houders van aandelen op naam, vruchtgebruikers van aandelen op naam en pandhouders van aandelen op naam in het kapitaal van besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen zijn vastgelegd. Voor vrijwel alle rechtshandelingen met betrekking tot aandelen op naam is een notariële akte vereist. De belangrijkste en meest voorkomende rechtshandelingen met betrekking tot aandelen op naam zijn uitgifte van aandelen bij oprichting, uitgifte van aandelen na oprichting, levering van aandelen, vestiging vruchtgebruik en vestiging pandrecht. Hiervoor is steeds een notariële akte vereist.
Geen notariële akte is vereist voor de minder voorkomende rechtshandeling intrekking van aandelen. Intrekking volgt echter normaliter op inkoop van aandelen, waarvoor wel een notariële akte is vereist. Conversie (omzetting) van aandelen gebeurt veelal bij notariële akte van statutenwijziging.
Een concreet percentage van het totaal aantal rechtshandelingen dat wordt gevormd door activiteiten waarbij notariële betrokkenheid niet verplicht is, is niet te geven. Wel kan redelijkerwijs worden gesteld dat dit een klein percentage is, omdat voor de belangrijkste en meest voorkomende rechtshandelingen met betrekking tot aandelen op naam een notariële akte vereist is. En zelfs ook bij rechtshandelingen waarvoor geen notariële tussenkomst verplicht is, is in de praktijk meestal een notaris betrokken. Derhalve zal de in het CAHR opgenomen informatie meer dan afdoende zijn om inzicht te verschaffen in het aandeelhouderschap van de betreffende rechtspersonen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de indieners nog eens uiteen te zetten op welke punten het register een aanvulling vormt op het bestaande instrumentarium in de strijd tegen belastingontduiking, terrorismefinanciering en witwassen.
Het CAHR is een noodzakelijk middel voor het verkrijgen van inzicht in vennootschappelijke structuren en wie aandeelhouders van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s zijn. Het CAHR vormt samen met het civielrechtelijk bestuursverbod, het cliëntenonderzoek en de meldingsplicht van de Wwft, het toekomstig UBO-register en internationale uitwisseling van fiscale informatie de juiste set middelen voor publieke diensten om financieel-economische criminaliteit aan te pakken. Voor de meerwaarde van het CAHR ten opzichte van het UBO-register verwijzen de initiatiefnemers de leden van de PvdA-fractie naar de antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie hierna (onder 2.10).
--
De leden van de D66-fractie lezen dat bij ministeriële regeling zal worden bepaald welke gegevens in het register worden opgenomen en ter zaken van welke notariële akten de notaris deze gegevens dient in te schrijven. Deze gegevens bevatten privacygevoelige elementen. De aan het woord zijnde leden vragen daarom hoe deze initiatiefwet zich verhoudt tot de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Zij vragen de initiatiefnemers voorts of de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) advies heeft uitgebracht en zo niet, of de indieners de AP hierover advies zullen vragen. De aan het woord zijnde leden lezen dat de initiatiefnemers ervoor kiezen om bij ministeriële regeling te bepalen welke gegevens worden opgenomen in het register in plaats van bij wet of algemene maatregel van bestuur. Waarom kiezen de indieners hiervoor? Delegatie aan de Minister is alleen toelaatbaar als het gaat om voorschriften van administratieve aard, uitwerkingen van details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. De leden van de D66-fractie zijn er niet van overtuigd dat van een van die gevallen sprake is. Kunnen de initiatiefnemers toelichten welke overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan de keuze om bij ministeriële regeling te bepalen welke gegevens worden opgenomen in het register?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de initiatiefnemers schrijven dat het wetsvoorstel rekening houdt met alle bestaande wettelijke regels met betrekking tot bescherming van persoonsgegevens. Geldt dit ook voor nieuwe regels van de Algemene Verordening Gegevensbescherming? Is de AP om advies gevraagd?
In het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State worden over privacyaspecten geen opmerkingen gemaakt. De Autoriteit Persoonsgegevens is alsnog gevraagd om advies uit te brengen.
In diverse artikelen van de Registratiewet 1970 is regelgevende bevoegdheid toegekend aan de Minister van Financiën. Deze wet kent geen delegatie in de vorm van een algemene maatregel van bestuur. In artikel 7, eerste lid, van de Registratiewet 1970 is bepaald dat de notaris verplicht is de door hem opgemaakte akten dagelijks langs elektronische weg in te schrijven in een door de KNB, per notaris, gehouden repertorium. Op grond van artikel 7, tweede lid, van de Registratiewet 1970 is in artikel 3 van de Uitvoeringsregeling Registratiewet 1970 bepaald welke gegevens deze inschrijving voor elke akte ten minste omvat. Het betreft onder meer van ten minste een van de bij de akte betrokken partijen, bij natuurlijke personen, de naam, met inbegrip van de voornamen, en de woonplaats. Het wetsvoorstel volgt met de hierin opgenomen delegatiebepalingen het uitgangspunt van de Registratiewet 1970 dat nadere invulling van diverse artikelen plaatsvindt bij ministeriële regeling. Voor de ministeriële regeling(en) met betrekking tot het CAHR geldt een zogenoemde voorhangprocedure, zodat parlementaire controle hierop mogelijk is. De initiatiefnemers hebben naar aanleiding van deze vraag van de leden van de D66-fractie er voor gekozen dat het beter is om alsnog in de wet vast te leggen dat bij algemene maatregel van bestuur vastgelegd gaat worden welke gegevens in het register worden opgenomen en ter zake van welke notariële akten de notaris deze gegevens dient in te schrijven.
Dit ook in reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om voor de vaststelling van welke gegevens in het CAHR worden geregistreerd te voorzien in een basis voor een algemene maatregel van bestuur. In aanvulling hierop maken de initiatiefnemers graag een vergelijking met het eerste lid van artikel 17 van de Handelsregisterwet 2007. Bij de in dit artikellid genoemde algemene maatregel van bestuur is bepaald welke niet-authentieke gegevens in het Handelsregister moeten worden geregistreerd. Het betreft hier onder meer persoonsgegevens. Ook maken de initiatiefnemers graag een vergelijking met het tweede lid van artikel 7 van de Registratiewet 1970. Bij de in dit artikellid genoemde ministeriële regeling is bepaald welke gegevens in het repertorium moeten worden geregistreerd. Het betreft ook hier onder meer persoonsgegevens.
--
De leden van de CDA-fractie vragen naar de strakke afbakening van wie er toegang mag hebben tot het CAHR. Kunnen de initiatiefnemers toelichten waarom een dergelijk belangrijk punt, tegen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, niet bij algemene maatregel van bestuur maar bij ministeriële regeling wordt vastgelegd? Zou het zelfs niet het overwegen waard zijn om dit meteen in onderhavig wetsvoorstel vast te leggen?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat het naast de Belastingdienst ook mogelijk moet zijn voor andere, aangewezen publieke diensten het register ten behoeven van de uitvoering van hun wettelijke taken op het gebied van controle, toezicht, handhaving en opsporing te raadplegen. Zij lezen dat de publieke diensten die geautoriseerd zijn om het CAHR in te zien bij ministeriële regeling zal plaatsvinden. Delegatie aan de Minister is alleen toelaatbaar als het gaat om voorschriften van administratieve aard, uitwerkingen van details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. De leden van de D66-fractie zijn er niet van overtuigd dat van een van die gevallen sprake is. Kunnen de initiatiefnemers toelichten welke overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan de keuze om bij ministeriële regeling te bepalen welke andere publieke diensten geautoriseerd zijn om het centraal aandeelhoudersregister in te zien? Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke Wwft-instellingen volgens hen precies inzage moeten krijgen? Is dit een limitatieve lijst?
De initiatiefnemers hebben naar aanleiding van deze vragen van de leden van de CDA- en D66- fracties er voor gekozen dat het beter is om alsnog in de wet vast te leggen dat bij algemene maatregel van bestuur vastgelegd gaat worden welke andere publieke diensten dan de Belastingdienst inzage in het register krijgen. Hiertoe hebben zij een nota van wijziging ingediend.
In reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om de wettelijke taken van de rijksbelastingdienst en andere aangewezen bestuursorganen nader te preciseren in het wetsvoorstel maken de initiatiefnemers graag een vergelijking met het derde lid van artikel 28 van de Handelsregisterwet 2007. In dit artikellid over rangschikking van gegevens naar natuurlijke personen wordt ook bij verschillende hiertoe gerechtigde bestuursorganen de terminologie «voor de uitvoering van zijn/haar/hun (wettelijke) taken» gebruikt. Zo staat er «de rijksbelastingdienst voor de uitvoering van zijn taken». Verder wijzen de initiatiefnemers op het wetsvoorstel tot implementatie van het UBO-register. In het voorgestelde nieuwe vijfde lid van artikel 28 van de Handelsregisterwet 2007 over rangschikking van gegevens omtrent UBO’s naar natuurlijke personen is van belang of een hiertoe bevoegde autoriteit «handelt in het kader van de uitoefening van haar wettelijke taak of bevoegdheid». Hiernaast wijzen de initiatiefnemers erop dat over de term «wettelijke taken» van andere aangewezen bestuursorganen in de memorie van toelichting is aangegeven dat het hun wettelijke taken op het gebied van controle, toezicht, handhaving en opsporing betreft. Met betrekking tot de diverse bestuursorganen is uit andere wetten voldoende duidelijk welke taken hieronder vallen en welke taken niet.
In reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om de beperking van de wettelijke taken van notarissen expliciet vast te leggen in het wetsvoorstel, antwoorden de initiatiefnemers dat in de memorie van toelichting is aangegeven dat het hun wettelijk taken in het rechtsverkeer betreft. Hieronder worden blijkens de memorie van toelichting verstaan de ambtelijke werkzaamheden van de notaris bedoeld in het eerste lid van artikel 2 van de Wet op het notarisambt.
De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom er niet is gekozen voor een volledig openbaar register, aangezien thans in het voorstel het CAHR een besloten register wordt, dat alleen toegankelijk is voor de Belastingdienst, andere publieke diensten en notarissen ten behoeve van de uitvoering van hun wettelijke taken en voor aangewezen Wwft-instellingen zoals bedoeld in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
De leden van de PvdA-fractie vragen wie toegang hebben tot het register en waarom voor de gekozen afbakening is gekozen.
Het CAHR kan alleen worden ingezien door de rijksbelastingdienst, andere, aangewezen publieke diensten, notarissen en aangewezen Wwft-instellingen. Deze beperking hangt samen met het doel van het CAHR. De doelstelling van het CAHR brengt mee dat het register een besloten karakter heeft. Openbaarheid is, gezien het doel van het wetsvoorstel, ook niet nodig. Doordat de informatie in het CAHR alleen raadpleegbaar wordt voor de rijksbelastingdienst, andere, aangewezen publieke diensten, notarissen en aangewezen Wwft-instellingen en voor deze partijen een geheimhoudingsplicht gaat gelden, blijft de privacy van betrokken aandeelhouders geborgd. De beslotenheid van het CAHR is ook van groot belang voor het draagvlak voor het CAHR onder aandeelhouders. Met deze beslotenheid wijkt het CAHR af van het UBO-register waartoe de regering inmiddels een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer heeft ingediend. Het wetsvoorstel beoogt om in 2020 de UBO’s van vennootschappen en andere juridische entiteiten te registreren. Onder meer de naam en het economische belang van de UBO worden openbaar.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het CAHR een besloten register wordt. Welke Wwft-instellingen krijgen toegang tot het register, zo vragen zij. Kunnen fouten in het register op verzoek van een aandeelhouder gecorrigeerd worden? Hoe is privacy van de deelnemers meegewogen? Hoe wordt geborgd dat degenen die toegang krijgen tot het register niet zomaar kunnen neuzen in privacygevoelige informatie? Wordt geregistreerd wie inzage heeft gevraagd/gekregen?
De juistheid van de ingeschreven informatie hangt samen met de akte waarop de inschrijving betrekking heeft. De notaris draagt in zijn ambtsuitoefening zorg voor juiste weergave van de bedoeling van partijen in de akte. Eventuele fouten in de akte die na het verlijden hiervan blijken en die hebben geleid tot een onjuiste inschrijving in het register, kunnen uiteraard hersteld worden. Indien een betrokken partij of de notaris zelf van een fout op de hoogte is, kan die door middel van een akte van rectificatie of verbetering worden verbeterd. Daarmee zal de notaris de eerdere onjuiste inschrijving in het register corrigeren.
Zoals hierboven reeds is gemeld kan het CAHR alleen worden ingezien door een beperkte groep partijen.
Het is inzagegerechtigden verboden hetgeen hen uit de inzage blijkt, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van hun wettelijke taken en verplichtingen. Bijgehouden wordt welke inzagegerechtigden inzage hebben genomen in het CAHR. Voor de inzage is immers een vergoeding verschuldigd, behoudens indien inzage wordt genomen door de rijksbelastingdienst ten behoeve van het toezicht op de uitvoering van de Registratiewet 1970.
--
De leden van de D66-fractie lezen dat het CAHR een aanvulling zal zijn op het door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) gehouden repertorium. Aangezien het CAHR specifiek gaat om handelingen waarbij een notaris betrokken is, achten zij het kostenefficiënt als het CAHR ook door de KNB gehouden wordt. Daarnaast lezen de leden dat bij de inschrijving in het CAHR aangesloten wordt bij het bestaande proces van inschrijving van notariële akten in het door de KNB gehouden repertorium. Tot slot lezen zij dat de digitale infrastructuur met de individuele notarissen die nodig is voor inschrijving in het CAHR bij de KNB al grotendeels beschikbaar is. Kunnen de initiatiefnemers nader toelichten hoe zij die inrichting van het register praktisch voor zich zien? Zien de initiatiefnemers dat dit voorstel zal leiden tot een aanpassing van het repertorium of zien zij het meer als een geheel nieuw register en kunnen zij dat toelichten? Zijn de indieners van mening dat de KNB inzage heeft in de inhoud van het CAHR?
Het CAHR wordt een nieuw register naast het door de KNB gehouden repertorium. Het repertorium hoeft niet gewijzigd worden. Er zal enkel de extra mogelijkheid tot het registreren van aandelenbelangen aan toegevoegd hoeven te worden. Van een geheel nieuw register is dus geen sprake. Evenmin leidt het tot extra administratieve lasten voor de desbetreffende vennootschappen en hun aandeelhouders, daar het bijhouden van een aandeelhoudersregister reeds verplicht is. Transacties met deze aandelen lopen al via de notaris zodat ook daar geen noemenswaardige extra handeling vereist zal zijn. Het CAHR kan alleen worden ingezien door de rijksbelastingdienst, andere, aangewezen publieke diensten, notarissen en aangewezen Wwft-instellingen. De KNB als organisatie heeft zelf geen inzage in het CAHR zoals de wel inzagegerechtigden dat hebben. Voor noodzakelijke beheers- en onderhoudswerkzaamheden kan de KNB wellicht incidenteel toegang tot het CAHR nodig hebben. De KNB is ter zake van haar werkzaamheden bij de uitvoering van de Registratiewet 1970 gebonden aan een geheimhoudingsplicht.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het bestaande, door de vennootschap bijgehouden register zou blijven bestaan. Kunnen de initiatiefnemers de meerwaarde daarvan duiden? Ligt het niet meer voor de hand zekere organen of functionarissen van de vennootschap toegang te geven tot relevante informatie uit het CAHR? Wat gebeurt er als bij een notariële overdracht een tegenstrijdigheid blijkt tussen het register van de vennootschap en het centrale register? Staat zo’n tegenstrijdigheid in de weg aan de overdracht van aandelen of de vestiging van een beperkt recht?
De initiatiefnemers gaan graag als volgt in op deze vraag van de leden van de VVD-fractie. Aandeelhouders kunnen het CAHR inzien, voor zover het gegevens over henzelf betreft. Op verzoek van een aandeelhouder wordt door de KNB informatie verstrekt in de vorm van een afschrift van of uittreksel uit de gegevens die over de betreffende aandeelhouder zijn opgenomen in het CAHR. Zo kan een aandeelhouder een uittreksel opvragen om dit vervolgens te verstrekken aan bijvoorbeeld een niet aangewezen Wwft-instelling ten behoeve van de uitvoering van haar Wwft-verplichtingen tot cliëntenonderzoek, maar ook aan het bestuur van de vennootschap.
Het aandeelhoudersregister dat door besturen van NV’s en BV’s zelf dient te worden gehouden en bijgehouden is bedoeld voor gebruik binnen het domein van de vennootschap en dient ten kantore van de vennootschap ter inzage te liggen voor houders van aandelen op naam, vruchtgebruikers van aandelen op naam, pandhouders van aandelen op naam en (in geval van een BV) houders van certificaten van aandelen op naam van de betreffende vennootschap.
Het CAHR kan voor veel vennootschappen dienen als bron voor dat aandeelhoudersregister van de vennootschap. In veel gevallen kan namelijk een uittreksel of uittreksels tevens dienen voor de eigen aandeelhoudersregistratie. In het aandeelhoudersregister van de vennootschap dienen de namen en adressen van alle aandeelhouders te zijn opgenomen, met vermelding van de datum waarop zij de aandelen hebben verkregen, de datum van de erkenning of betekening, de soort of de aanduiding van de aandelen (alleen bij BV’s), alsmede van het op ieder aandeel gestorte bedrag. Dat geldt tevens voor gegevens ten aanzien van vruchtgebruik of pandrecht. Al deze gegevens zullen ook in het CAHR moeten worden ingeschreven. Dit kan leiden tot besparing van lasten en kosten voor aandeelhouders en vennootschappen. Naar aanleiding van de vraag van de leden van de VVD-fractie hebben de initiatiefnemers de mogelijkheid geopend dat het CAHR ook voor het bestuur van de vennootschap toegankelijk wordt voor zover het gegevens met betrekking tot die vennootschap betreft. Hiertoe hebben zij een nota van wijziging ingediend.
Bij een overdracht van aandelen of een vestiging van een pandrecht of een vruchtgebruik op aandelen dient de notaris onderzoek te doen naar de beschikkingsbevoegdheid van degene die de aandelen wil overdragen of bezwaren. De notaris gaat op zoek naar de zogenoemde verkrijgingstitel, veelal de akte van oprichting van de betreffende vennootschap of een akte van aandelenoverdracht, waaruit het «eigenaarschap» van de over te dragen of te bezwaren aandelen blijkt. In het kader van dat onderzoek raadpleegt de notaris gewoonlijk het aandeelhoudersregister van de vennootschap. Meer in het algemeen geldt dat steeds wanneer de notaris te maken heeft met aandeelhoudersbesluiten en rechtshandelingen met betrekking tot aandelen (zoals statutenwijziging, fusie, splitsing, aandelenoverdracht, vestiging pandrecht en vestiging vruchtgebruik) hij het aandeelhoudersregister zal willen raadplegen. Dit aandeelhoudersregister (meestal een boekje of klappertje) is echter in veel gevallen kwijt, niet actueel, onvolledig of onjuist. Bijvoorbeeld de inschrijving van een pandrecht of een aandeelhoudersmutatie blijft in de praktijk nog wel eens achterwege. Dit brengt mee dat het aandeelhoudersregister van de vennootschap vaak niet kan dienen als betrouwbare bron voor het titelonderzoek door de notaris. Het CAHR kan wel dienen als betrouwbare bron voor het onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid. Bij een tegenstrijdigheid tussen het aandeelhoudersregister van de vennootschap en het CAHR zal de notaris indien nodig nader titelonderzoek doen. Waar het om gaat is dat de notaris achterhaalt dat en op grond van welke titel iemand «eigenaar» is van en bevoegd is te beschikken over de over te dragen of te bezwaren aandelen. Als de notaris dat boven water heeft, kan hij de akte van aandelenoverdracht, verpanding of vestiging vruchtgebruik passeren.
De leden van de VVD-fractie begrijpen ook dat de enig aandeelhouder onverkort is gehouden tot registratie in het handelsregister. Waarom, zo vragen deze leden, wordt deze melding niet geautomatiseerd vanuit het CAHR verricht?
De leden van de D66-fractie vinden het onwenselijk wanneer er vergelijkbare registers bestaan die voor een vergelijkbar doel zijn opgezet. Kunnen de indieners puntsgewijs aangeven op welke aspecten het CAHR verschilt van het Handelsregister en wat op dat punt volgens de indieners de toegevoegde waarde van het CAHR is? Kunnen de indieners aangeven wie ervoor verantwoordelijk is dat de informatie in verschillende registers eensluidend is? Hoe en door wie wordt de informatie uit het Handelsregister opgegeven, gecontroleerd en zo nodig bijgewerkt? Welke verantwoordelijkheid heeft een notaris of andere instelling wanneer de informatie uit het besloten CAHR niet overeenkomt met het openbare Handelsregister?
In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie antwoorden de initiatiefnemers als volgt. Besturen van NV’s en BV’s zijn op grond van de Handelsregisterwet 2007 verplicht een enig (100%) aandeelhouder op te geven aan het handelsregister. Deze opgave wordt in de praktijk door de notaris verzorgd bij oprichting van een vennootschap en een aandelenoverdracht en verloopt elektronisch. Zoals de leden van de VVD-fractie vragen zal wanneer het CAHR er is, de notaris de elektronische opgave aan het handelsregister combineren met de elektronische inschrijving in het CAHR.
De leden van de D66-fractie vragen naar de verhouding tussen het Handelsregister en het CAHR.
Op hooflijnen zijn de verschillen tussen het handelsregister, UBO-register en CAHR wat betreft registratie van aandeelhouders als volgt. In het handelsregister worden alleen de aandeelhouders met een 100% belang geregistreerd. Dit betreft zowel aandeelhouders/natuurlijke personen als aandeelhouders/rechtspersonen. In het CAHR iedere aandeelhouder. Daarentegen is het CAHR niet openbaar en het Handelsregister wel. De registratie in het Handelsregister berust op een opgave van het bestuur van de vennootschap. De juistheid en volledigheid en hiermee de betrouwbaarheid van deze opgaven is daardoor niet gegarandeerd. Zo kan een kwaadwillende bestuurder een (nieuwe) enig aandeelhouder niet opgeven aan het handelsregister of een onjuiste enig aandeelhouder (katvanger) opgeven. In het CAHR worden gegevens ten aanzien van aandeelhouderschap op basis van verifieerbare notariële akten geregistreerd. Daarnaast geeft het CAHR ook inzage in zakelijke rechten zoals pandrecht en vruchtgebruik. Kortom: het CAHR geeft een vollediger en betrouwbaarder beeld van het aandeelhouderschap en de achterliggende structuren en belangen dan het Handelsregister. Op de verhouding tussen het CAHR en het UBO-register wordt hierna ingegaan.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de CAHR geheel los wordt gezien van het nog te ontwikkelen UBO-register. Zij achten het onwenselijk en overbodig dat beide registers los van elkaar blijven staan. Dubbeling van informatie en mogelijke tegenstrijdigheden ondergraven de kracht van de centrale registratie. Ligt het niet meer voor de hand dat de initiatiefnemers het voorliggende wetsvoorstel zodanig wijzigen dat het CAHR op den duur wordt gekoppeld aan of wordt samengevoegd met het UBO-register? Hoe zijn de initiatiefnemers in dit verband omgegaan met het advies van de Raad van State dit wetsvoorstel te heroverwegen?
Waarop baseren de initiatiefnemers de stelling dat in de toekomst iedereen van geregistreerde UBO’s persoonlijke details en economisch belangen kan zien?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen om misbruik van het CAHR. Informatie over de vermogenituatie van directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) en andere investeerders zou onbedoeld terecht kunnen komen bij criminelen, met alle veiligheidsrisico’s van dien.
Ook de leden van de CDA-fractie hebben vragen ten aanzien van de overlap tussen het nog te vormen UBO-register en het CAHR.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad van State zeer kritisch is over de toegevoegde waarde van het centraal aandeelhoudersregister in relatie tot het UBO-register. Kunnen de indieners puntsgewijs aangeven op welke aspecten het CAHR verschilt van het UBO-register en wat op dat punt volgens de indieners de toegevoegde waarde van het CAHR is? Kunnen de indieners aangeven wie ervoor verantwoordelijk is dat de informatie in verschillende registers eensluidend is en wat de procedure is wanneer de informatie niet overeenkomt? Welke rol ligt er voor de aandeelhouder zelf en wat gebeurt er wanneer hij onwelwillend is om mee te werken?
Tevens hebben de leden van de D66, SP en SGP dienaangaande vragen gesteld.
De initiatiefnemers begrijpen de zorgen van meerdere fracties met betrekking tot een onnodige overlap tussen het CAHR en het UBO-register en hun vragen over de toegevoegde waarde van het CAHR. De initiatiefnemers gaan hier als volgt op in. Hoewel het UBO-register op grond van Europese regelgeving ook voor Nederland verplicht is, zijn de initiatiefnemers van mening dat dat register slechts beperkte en moeilijk verifieerbare informatie biedt over aandeelhouders en achterliggende structuren van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s. De informatie uit het CAHR is vollediger en betrouwbaarder ten aanzien van het aandeelhouderschap. In het UBO-register worden daarentegen ook belanghebbenden die om andere redenen dan aandeelhouderschap als uiteindelijk begunstigde worden gezien opgenomen. Dat is echter weer niet mogelijk indien de UBO, zelfs al heeft die meer dan 25% van de aandelen, een rechtspersoon is. Daarmee hebben beide registers wat betreft besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen een beperkte overlap en zijn zij juist complementair aan elkaar. Het CAHR en het UBO-register hebben een beperkte overlap en zijn verder complementair aan elkaar.
De initiatiefnemers delen de mening van de leden van de VVD dat er geen overbodige dubbeling van informatie zou moeten zijn. Echter, zo er al sprake zou zijn van ongewenste dubbeling van informatie dan is die niet aan het CAHR te wijten. Immers op basis van de reeds bestaande wetgeving moeten BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s al een eigen aandeelhoudersregister bijhouden en lopen transacties met aandelen van deze rechtspersonen al via de notaris. Daar verandert het CAHR niets aan en het wetsvoorstel UBO-register evenmin. Hier kan het CAHR aanvullend aan het UBO-register zijn omdat gelet op de vulling van het CAHR door notarissen op basis van notariële akten het CAHR als een objectieve toets kan fungeren voor de juistheid van het UBO-register.
Doordat de informatie in het CAHR alleen raadpleegbaar wordt voor een beperkte groep partijen die gehouden zijn aan geheimhouding, blijft de privacy van betrokken aandeelhouders geborgd. De beslotenheid van het CAHR is ook van groot belang voor het draagvlak voor het CAHR onder aandeelhouders. De initiatiefnemers baseren hun stelling dat in de toekomst iedereen van geregistreerde UBO’s persoonlijke details en economische belangen kan zien op het inmiddels bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel tot instelling van een UBO-register in Nederland. Daarin staat dat onder meer de naam en het economische belang van de UBO via het UBO-register openbaar worden.
De initiatiefnemers hopen hiermee ook gelijkaardige vragen van de leden van de PVV-fractie te hebben beantwoord.
Terwille van het overzicht en naar aanleiding van vragen van diverse fracties zetten de initiatiefnemers de belangrijkste verschillen tussen het UBO-register en het CAHR op een rij.
Alle aandelenbelangen
In het UBO-register worden natuurlijke personen met een aandelenbelang van meer dan 25% als UBO geregistreerd. Rechtspersonen kunnen niet als UBO worden aangemerkt.
Natuurlijke personen met een aandelenbelang van 25% of minder worden niet als UBO in het UBO-register geregistreerd, tenzij zij op andere wijze als UBO kwalificeren. Te verwachten is dat, mede vanwege de openbaarheid van het register, van deze 25%-grens gebruik gemaakt zal worden om buiten het UBO-register te blijven. Uit een recent onderzoek van de KNB onder haar leden blijkt dat 62% van de 708 respondenten soms tot heel vaak meemaakt dat cliënten herstructurering van hun bedrijf overwegen, in gang zetten of hierover advies vragen om registratie in het UBO-register te voorkomen. In het CAHR moeten aandeelhouders worden ingeschreven ongeacht of zij natuurlijke personen of rechtspersonen zijn en ongeacht hun aandelenbelang. Dus ook aandeelhouders met een aandelenbelang van 25% of minder. In dit verband wordt nog opgemerkt dat in het Handelsregister alleen 100%-aandeelhouders worden geregistreerd. Het is echter eenvoudig om als enig (100%) aandeelhouder van een BV of niet-beursgenoteerde NV buiten het handelsregister te blijven. In de praktijk wordt vaak bij oprichting of later door middel van een aandelenoverdracht één aandeel bij een ander (vaak de partner of een derde) geplaatst.
Opgave door notarissen
Het UBO-register wordt gevuld met gegevens die zijn aangeleverd door de uiteindelijk belanghebbenden zelf. Het CAHR berust op opgaven door notarissen op basis van notariële akten. De juistheid, volledigheid en tijdigheid en hiermee de betrouwbaarheid van deze inschrijvingen is hiermee gegeven, waarmee het CAHR ook als een (gedeeltelijke) objectieve toets fungeert voor de juistheid van het UBO-register. De notaris zal relevante gegevens uit een notariële akte aan het CAHR doorgeven. Een kwaadwillende UBO zou in de verleiding kunnen komen om zijn UBO-schap juist niet te melden aan het UBO-register. Op die wijze treft het UBO-register anders dan het CAHR niet het gewenste doel. In dit verband wordt nog opgemerkt dat ook het Handelsregister wordt gevuld met gegevens die zijn aangeleverd door – in dit geval – de vennootschappen zelf, waaronder over voormelde 100%-aandeelhouders.
Aandeelhouder is niet altijd UBO en UBO is niet altijd aandeelhouder
In het CAHR worden de (directe) aandeelhouders van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s geregistreerd. In het UBO-register worden de UBO’s van deze rechtspersonen geregistreerd. Aandeelhoudersinformatie en UBO-informatie vallen veelal niet samen. De (directe) aandeelhouders en UBO’s kunnen samenvallen, maar dit is niet altijd het geval. Een (directe) aandeelhouder van een BV of niet-beursgenoteerde NV is niet altijd tevens de/een UBO hiervan. Hierbij kan worden gedacht aan de veel voorkomende situatie van een rechtspersoon (bijvoorbeeld een holding) als (directe) aandeelhouder van een BV of niet-beursgenoteerde NV. Die holding wordt niet in het UBO-register opgenomen. Het UBO-register bevat dus maar beperkt ook aandeelhoudersinformatie.
Hier komt bij dat naar verwachting in veel gevallen een zogenoemde pseudo-UBO (de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de vennootschap) aan het UBO-register zal worden opgegeven, omdat er geen «echte» UBO kan worden achterhaald of aangewezen. In die gevallen geeft het UBO-register geen zicht op de achterliggende aandeelhouders/belanghebbenden.
De pseudo-UBO kan ook worden ingezet om de werkelijke UBO buiten beeld te houden. Op welke wijze kan immers worden gecontroleerd of iemand (opzettelijk) ten onrechte wel of juist niet als UBO wordt opgegeven aan het UBO-register? Juist het CAHR kan als een (gedeeltelijke) objectieve toets fungeren voor de juistheid van het UBO-register.
Verder heeft het UBO-register door zijn opzet geen waarde voor notariële recherchewerkzaamheden zoals onderzoek van de voorafgaande verkrijging bij een aandelenoverdracht of verpanding van aandelen. Het CAHR heeft die waarde wel, omdat het notarissen zicht geeft op wie (de) aandeelhouders van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s zijn.
Tussenliggende aandeelhouders, aandelenstructuren en aandelentransacties
Tussenliggende aandeelhouders-rechtspersonen (tussen de/een directe aandeelhouder(s) en de/een UBO(»s) in, bijvoorbeeld een holding boven een tussenholding die de directe aandeelhouder is) van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s worden noch in het CAHR noch in het UBO-register geregistreerd. Veel tussenliggende aandeelhouders-rechtspersonen alsmede overige indirecte aandeelhouders (waaronder UBO’s) van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s zijn echter op termijn wel uit het CAHR te halen. Ook aandelenstructuren (bijvoorbeeld een stapeling van (verschillende soorten) rechtspersonen) zijn op termijn uit het CAHR te halen.
De uit het CAHR te halen aandelentransacties en directe aandeelhouders en de op termijn uit het CAHR te halen indirecte aandeelhouders en aandelenstructuren zijn van belang voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit door middel van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s.
Gezien het bovenstaande menen de initiatiefnemers dat alleen het zicht op UBO onvoldoende is om financieel-economische criminaliteit door middel van rechtspersonen effectief aan te pakken.
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat financiële criminaliteit vaak internationaal plaats vindt. In dit kader vragen zij of een nationaal aandelenregister, dat ook nog eens niet aansluit op internationale registers, dan niet een druppel op een gloeiende plaat is. Ook de leden van de D66-fractie hadden vragen over de rol van het CAHR in het kader van de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit.
De initiatiefnemers delen de mening van de leden van de CDA- en D66-fractie dat het zicht op grensoverschrijdende criminaliteit moeilijk te verkrijgen is. Het CAHR biedt inderdaad geen sluitende inzage in grensoverschrijdende ketens van natuurlijke of rechtspersonen, maar kan desalniettemin wel waardevolle informatie opleveren. Juist de aandeelhouderslijn die kenmerkend is voor het CAHR maakt (grensoverschrijdende) ketens van rechtspersonen inzichtelijk. Het CAHR legt immers de aandeelhouderslijn van de desbetreffende rechtspersonen in Nederland bloot. Mocht dat tot een spoor leiden dat er op wijst dat er rechtspersonen buiten Nederland betrokken zijn bij zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, dan kan dat spoor in dat andere land verder gevolgd worden. Justitiële autoriteiten kunnen de informatie over een grensoverschrijdende constructie gebruiken voor onderzoek in een ander land. Een interconnectie, als daar tenminste sprake van zou zijn, van de verschillende nationale UBO-registers biedt in het geheel geen inzage in grensoverschrijdende ketens van rechtspersonen en wel om de eenvoudige reden dat de UBO slechts een natuurlijk persoon kan zijn. Daarmee zal het zicht op achterliggende internationale financiële criminaliteit er in veel gevallen niet kunnen zijn. Constructies van tussenliggende aandeelhouders zijn echter wel uit het CAHR te halen. Ook aandelenstructuren (bijvoorbeeld een stapeling van (verschillende soorten) rechtspersonen) zijn op termijn uit het CAHR te halen.
De informatie uit het CAHR mag niet zonder meer gedeeld worden met opsporingsdiensten in andere jurisdicties. De informatie uit het CAHR is bedoeld voor de Nederlandse rijksbelastingdienst en andere, aangewezen Nederlandse publieke diensten ten behoeve van de uitvoering van hun wettelijke taken op het gebied van controle, toezicht, handhaving en opsporing en mag niet verder bekend worden gemaakt dan noodzakelijk is voor de uitvoering van die wettelijke taken.
De initiatiefnemers zijn hiermee ook ingegaan op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om te verduidelijken wat wordt bedoeld met de stelling dat een spoor in een andere jurisdictie kan worden opgepakt.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de kritiek van familiebedrijven dat er met het CAHR, naast het UBO-register dat er gaat komen, opnieuw een register komt dat inbreuk maakt op hun privacy. Achten de initiatiefnemers de inbreuk op de privacy zo klein, dat het ondergeschikt is aan het grotere doel van ondervangen van financiële criminaliteit? En hoe duiden de initiatiefnemers het argument dat familiebedrijven kwetsbaarder worden voor criminelen die weten welke familie via welk bedrijf welk vermogen heeft? Zeker ook omdat in het CAHR alle eigendommen van aandelenbezit worden geregistreerd, ook als het bezit minder dan 25% is.
Het CAHR is slechts beperkt toegankelijk en dan nog alleen door partijen die aan geheimhouding gebonden zijn, zo zouden de initiatiefnemers de leden van de CDA-fractie willen antwoorden. Het register kan alleen worden ingezien door de rijksbelastingdienst, andere, aangewezen publieke diensten, notarissen en aangewezen Wwft-instellingen. Openbaarheid is vanwege de privacy van betrokken aandeelhouders ook niet wenselijk. Hierdoor blijft de privacy van betrokken aandeelhouders geborgd. De initiatiefnemers vrezen dan ook niet dat aandeelhouders met een klein belang kwetsbaar worden voor criminelen. Daarentegen zal het grotere en openbare aandelenbelang in het UBO-register mogelijk wel tot een grotere kwetsbaarheid leiden.
De leden van de D66-fractie lezen dat het UBO-register een bredere groep entiteiten en personen bestrijkt. Het CAHR heeft alleen betrekking op besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen. Welke toegevoegde waarde zien de indieners in een tweede, smaller, register?
Volgens de indieners is een nadere toegevoegde waarde van het CAHR dat het betrouwbaarder is, zo lezen de leden van de D66-fractie. Welke controles worden er door welke partijen uitgevoerd op de informatie die voor het UBO-register wordt aangeleverd? Welke waarborgen zijn er dat de informatie uit het CAHR actueel en volledig is? De informatie in het CAHR is beperkt tot rechtshandelingen waarbij een notaris betrokken is. Kunnen de initiatiefnemers aangeven bij welk percentage van het totaal aantal rechtshandelingen dit het geval is? Een van de voordelen van het CAHR zou volgens de indieners zijn dat het informatie bevat van aandeelhouders met een belang van 25% of minder. Daarmee kan het register uitgebreider zijn dan het UBO-register. Hoeveel extra criminelen kunnen daarmee volgens de indieners opgespoord worden? Zijn de indieners van mening dat inzicht in alle aandeelhouders belangrijker is dan inzicht in de uiteindelijk belanghebbende om financiële criminaliteit tegen te gaan en kunnen zij dit toelichten?
De leden van de D66-fractie vragen onder andere naar de betrouwbaarheid van het CAHR. De leden van de PvdA-fractie hebben gelijkaardige vragen.
Het CAHR zal omwille van de betrouwbaarheid uitsluitend informatie bevatten die door notarissen is ingeschreven en afkomstig is uit of betrekking heeft op notariële akten. Een notariële akte bevat het resultaat van de werkzaamheden die de notaris ter zake van de betreffende rechtshandeling voor zijn cliënt heeft verricht. Met het vastleggen hiervan bevordert de notaris een soepel lopend rechtsverkeer en de rechtszekerheid. De tussenkomst van de notaris waarborgt dat de informatie die in het CAHR wordt ingeschreven gecontroleerd en betrouwbaar is.
Als voorbeeld kan een oprichting van een besloten of niet-beursgenoteerde naamloze vennootschap worden genoemd. Om de door de oprichter(s), eerste aandeelhouder(s), eerste bestuurder(s) en andere belanghebbenden en in het rechtsverkeer gewenste en noodzakelijke rechtszekerheid (en rechtsbescherming!) te waarborgen, zorgt de notaris ervoor dat aan alle wettelijke formaliteiten en vereisten die gelden voor de oprichting wordt voldaan. De notaris controleert onder meer de identiteit, de wil, de handelingsbekwaamheid en de handelingsbevoegdheid van personen die een vennootschap willen oprichten, alsmede de rechtmatigheid van het doel en de naam van de vennootschap, zorgt voor juridisch juiste statuten en een juridisch juiste oprichtingsakte en geeft hierover deskundig advies en voorlichting op civiel en fiscaal terrein. Door de authenticiteit van een notariële oprichtingsakte staat het tijdstip van oprichting vast, waardoor in het handels- en rechtsverkeer rechtszekerheid wordt geboden. Deze notariële betrokkenheid en taak waarborgt ook de betrouwbaarheid van via de notaris in het CAHR opgenomen gegevens over de vennootschap, haar aandelen en haar aandeelhouders.
Uitgangspunt bij het CAHR is dat de notaris verantwoordelijk is voor de juistheid en volledigheid van de gegevens die hij in het register inschrijft en de tijdigheid van de inschrijving. De juistheid van de ingeschreven informatie hangt samen met de akte waarop de inschrijving betrekking heeft. De notaris draagt in zijn ambtsuitoefening zorg voor een juiste weergave van de bedoeling van partijen in de akte. Eventuele fouten in de akte die na het verlijden hiervan blijken en die hebben geleid tot een onjuiste inschrijving in het register, dienen binnen de relatie tussen de betrokken partijen en de notaris te worden hersteld door middel van een akte van rectificatie of verbetering. Op basis van deze akte dient de notaris de eerdere onjuiste inschrijving in het register te corrigeren.
Omdat voor de inschrijving in het CAHR wordt aangesloten bij het bestaande proces van inschrijving van notariële akten in het door de KNB gehouden repertorium, zal het register een actueel beeld geven.
Een exacte inschatting van het percentage van het totaal aantal rechtshandelingen waarbij een notaris is betrokken, is niet te geven. Maar omdat voor de belangrijkste en meest voorkomende rechtshandelingen met betrekking tot aandelen op naam een notariële akte vereist is, mag er vanuit gegaan worden dat de notaris bij veruit de meeste rechtshandelingen betrokken is. Daarnaast is ook bij rechtshandelingen waarvoor geen notariële tussenkomst verplicht is, in de praktijk meestal toch een notaris betrokken.
Over het aantal extra criminelen dat met het CAHR kan worden opgespoord, kunnen de initiatiefnemers in antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie geen indicatie geven. Naar aangenomen mag worden is het merendeel van de aandeelhouders te goeder trouw. Voor aandeelhouders die wel wat te verbergen hebben kan het CAHR een schakel zijn in de keten van criminaliteitsbestrijding.
Voor effectieve voorkoming en bestrijding van financieel-economische criminaliteit door middel van rechtspersonen kan niet worden volstaan met inzicht in alleen de UBO’s van besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen. Hiervoor is ook inzicht vereist in alle aandeelhouders van deze rechtspersonen (die soms samenvallen met de UBO(«s)). In het CAHR worden de (directe) aandeelhouders van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s geregistreerd. In het UBO-register worden de UBO’s van deze rechtspersonen geregistreerd. Zoals eerder is gemeld vallen aandeelhoudersinformatie en UBO-informatie niet altijd (veelal niet) samen. Een (directe) aandeelhouder van een BV of niet-beursgenoteerde NV is niet altijd tevens de/een UBO hiervan. Hierbij kan worden gedacht aan de veel voorkomende situatie van een rechtspersoon (bijvoorbeeld een holding) als (directe) aandeelhouder van een BV of niet-beursgenoteerde NV. Andersom geldt hetzelfde. Het UBO-register ontsluit ook aandeelhoudersinformatie, maar beperkt.
Hier komt bij dat naar verwachting in veel gevallen een zogenoemde pseudo-UBO (de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de vennootschap) aan het UBO-register zal worden opgegeven, omdat er geen «echte» UBO kan worden achterhaald of aangewezen. In die gevallen geeft het UBO-register geen zicht op de achterliggende aandeelhouders/belanghebbenden. De pseudo-UBO kan ook worden ingezet om de werkelijke UBO buiten beeld te houden. Op welke wijze kan immers worden gecontroleerd of iemand (opzettelijk) ten onrechte wel of juist niet als UBO wordt opgegeven aan het UBO-register? Juist het CAHR kan als een (gedeeltelijke) objectieve toets fungeren voor de juistheid van het UBO-register.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de initiatiefnemers beschrijven hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het UBO-register. Zou het mogelijk zijn om de goede toevoegingen die dit wetsvoorstel biedt toe te voegen aan het wetsvoorstel van het UBO-register? Is daar met het kabinet overleg over geweest? Zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn om bij het UBO-register de 25%-grens te verlagen naar 0%? Mag dit van Europa? Ook de leden van de SGP-fractie hebben vragen ten aanzien van het samenvoegen van de twee registers.
In antwoord op de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie en SGP-fractie zouden de initiatiefnemers er op willen wijzen dat zoals hiervoor reeds uiteengezet is (paragraaf 2.10) het CAHR en het UBO-register verschillend zijn.
Beide registers hebben wat betreft besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen beperkte overlap en zijn verder complementair aan elkaar. Het CAHR heeft derhalve een toegevoegde waarde naast het UBO-register. Gelet op de vulling van het CAHR door notarissen op basis van notariële akten kan het CAHR als een (gedeeltelijke) objectieve toets fungeren voor de juistheid van het UBO-register. Vooralsnog kennen het onderhavig wetsvoorstel en het recent ingediende wetsvoorstel met betrekking tot een UBO-register eigen wetgevingstrajecten. Er is gezien de verschillen tussen beide wetsvoorstellen en de wens van de regering om eerst voorrang te geven aan het eigen UBO-wetsvoorstel boven het CAHR geen overleg met de regering geweest. Of het mogelijk is om de 25%-grens naar 0% te verlagen, is in eerste instantie niet aan de initiatiefnemers om te beantwoorden. Wel hebben zij begrepen dat in reactie op de motie Paternotte/Van der Lee (34 808, nr. 10) de regering geen voorstander is van verlaging van de 25%-grens. En wel omdat er dan teveel personen onder de reikwijdte van de wet zouden gaan vallen waarmee ook de administratieve lasten te hoog zouden oplopen (Handelingen TK 55, 55-23-25, 21 februari 2018).
Vragen van de leden van de SGP-fractie over de verhouding tussen het UBO-register en het CAHR zijn hierboven (paragraaf 2.10) in antwoord op vragen van meerdere andere fractie al aan de orde geweest. De leden van de SGP-fractie vragen of er andere landen zijn die een soortgelijk register als het CAHR implementeren. Ook vragen zij hoe de initiatiefnemers de eerdere uitspraak bij de implementatie van het UBO-register beoordelen dat «de implementatie van het UBO-register leidt tot knelpunten in de uitvoerbaarheid en betaalbaarheid van twee gelijktijdige trajecten om een register op te zetten». Geldt deze uitspraak nog steeds? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dan toch voor een tweede register gekozen?
De initiatiefnemers hebben geen overzicht van landen waarbij een CAHR of een gelijkaardig register bestaat. Wel is bekend dat in Duitsland voor de overdracht van de aandelen in een GmbH een notariële akte is vereist. Vervolgens zijn de bestuurders verplicht deze overdracht te verwerken in een aandeelhoudersregister dat bij het Handelsregister moet worden gedeponeerd en dat openbaar is. Zie de pagina’s 42 en 43 van https://rechten.vu.nl/nl/Images/ZIFO_deel_3_Wie_is_de_aandeelhouder_tcm247-407970.pdf
De uitspraak over de gelijktijdige implementatie van het UBO-register en het CAHR is over de Kamer van Koophandel gedaan. Het plan is nog steeds om het UBO-register onder te brengen bij de Kamer van Koophandel. Het CAHR wordt echter op grond van het onderhavige wetsvoorstel ondergebracht bij de KNB. Beide implementatietrajecten staan los van elkaar en worden belegd bij verschillende organisaties. Knelpunten in de uitvoerbaarheid van twee gelijktijdige trajecten bij dezelfde organisatie doen zich derhalve niet voor. Wat betreft de betaalbaarheid wordt opgemerkt dat de kosten van het opzetten van het CAHR beperkt zijn tot circa 2 miljoen euro. Tot knelpunten in de betaalbaarheid van twee gelijktijdige trajecten kan dit redelijkerwijs niet leiden.
De leden van de PVV-fractie vragen om een betere onderbouwing van de (administratieve) lasten van dit voorstel. Op welke wijze zal voorkomen worden dat het CAHR zal leiden tot (administratieve) lastenverhoging voor ondernemers?
De leden van de D66-fractie lezen dat volgens de indieners het CAHR tot een aanzienlijke kostenbesparing zal leiden voor aandeelhouders. Kunnen de indieners aangeven hoe groot deze kostenbesparing zal zijn? Kunnen zij voorts aangeven wat de totale besparingen zijn voor overheid, notarissen, en private partijen? Kunnen zij los daarvan aangeven hoeveel extra administratieve lasten er met het CAHR gemoeid zal zijn en wat hiervan de kosten zijn? Kunnen de indieners aangeven hoeveel extra lasten de sector heeft doordat zij vergelijkbare informatie in verschillende registers moeten laten registreren? Hoeveel fte is er in totaal in de financiële sector, bij notarissen en bij de overheid gemoeid bij het CAHR?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de budgettaire aspecten voor het CAHR redelijk beperkt zijn als het gaat om het aanleggen van de infrastructuur. Maar wat zijn de verwachte kosten voor de gebruikers? Hoeveel kosten zijn er verbonden met administratieve rompslomp?
De totstandkoming van het CAHR leidt voor burgers en bedrijven niet tot extra wettelijke verplichtingen of informatie-verplichtingen. Er ontstaat voor hen geen extra regeldruk. De notaris zal op grond van deze wet worden verplicht tot (juiste, volledige en tijdige) inschrijving van gegevens in het CAHR. Omdat hierbij wordt aangesloten bij het bestaande proces van inschrijving van notariële akten in het door de KNB gehouden repertorium, zal het extra werk dat deze nieuwe verplichting voor de notaris meebrengt naar verwachting beperkt zijn.
Enerzijds heeft het notariaat dus (beperkte) lasten in de vorm van extra aandacht en tijd ten behoeve van het inschrijven van gegevens in het register en voorlichting aan cliënten, anderzijds realiseert het notariaat op termijn voordelen in tijd en kwaliteit als het CAHR gebruikt kan worden als bron voor aan zijn ambt verbonden uit te voeren recherchewerkzaamheden. Dit werkt door naar aandeelhouders, omdat bijvoorbeeld een aandelenoverdracht of aandelenverpanding hierdoor sneller en goedkoper kan worden afgewikkeld. De hiermee gepaard gaande kosten van raadpleging van het CAHR zullen beperkt zijn, omdat de vergoeding die de notaris is verschuldigd voor de inzage in het CAHR en de verstrekking van een afschrift van of uittreksel uit de in het CAHR opgenomen gegevens niet meer kan bedragen dan de kosten die gemoeid zijn met de inzage of verstrekking. In de memorie van toelichting wordt over het voorgestelde artikel 7b, achtste lid, van de Registratiewet 1970 opgemerkt dat de vergoeding die is verschuldigd voor de inzage in het CAHR en de verstrekking van een afschrift van of uittreksel uit de in het CAHR opgenomen gegevens kan variëren naar de wijze waarop de inzage of verstrekking geschiedt en de hoeveelheid verstrekte gegevens. In aanvulling hierop wordt opgemerkt dat de vergoeding ook kan variëren naar de inzagegerechtigde. Zo kan worden bepaald dat notarissen een andere (lagere) vergoeding zijn verschuldigd dan andere inzagegerechtigden. Dit kan worden gerechtvaardigd door het feit dat (alleen) notarissen het CAHR van gegevens voorzien. Dit kan bijdragen aan beperking van de kosten van raadpleging van het CAHR ten behoeve van notariële recherchewerkzaamheden.
Het CAHR kan voor veel vennootschappen tevens dienen als bron voor het aandeelhoudersregister van de vennootschap. In veel gevallen kan namelijk een uittreksel of kunnen meerdere uittreksels tezamen tevens dienen als aandeelhoudersregistratie als bedoeld in de artikelen 85 en 194 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In artikel 194, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat aandeelhouders tijdig de nodige gegevens moeten verstrekken aan het bestuur van de vennootschap om aan zijn verplichtingen ingevolge artikel 194, eerste en tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek te kunnen voldoen. In het aandeelhoudersregister van de vennootschap dienen de namen en adressen van alle aandeelhouders te zijn opgenomen, met vermelding van de datum waarop zij de aandelen hebben verkregen, de datum van de erkenning of betekening, de soort of de aanduiding van de aandelen (alleen bij BV’s), alsmede van het op ieder aandeel gestorte bedrag. In dit register dienen tevens te worden opgenomen de namen en adressen van hen die een recht van vruchtgebruik of pandrecht op de aandelen hebben, met vermelding van de datum waarop zij het recht hebben verkregen, de datum van erkenning of betekening, alsmede met vermelding welke aan de aandelen verbonden rechten hun toekomen. Deze gegevens zullen ook geheel of gedeeltelijk in het CAHR moeten worden ingeschreven. Ook dit kan leiden tot besparing van lasten en kosten voor aandeelhouders en vennootschappen.
Uit een recent onderzoek van de KNB onder haar leden blijkt dat 99% van de 708 respondenten (22% van het ledenbestand) soms tot heel vaak meemaakt dat het aandeelhoudersregister van een BV of niet-beursgenoteerde NV (meestal een boekje of klappertje) kwijt, niet actueel, onvolledig of onjuist is. In die gevallen maakt de notaris vaak een duplicaat van het register, werkt de notaris het bij of corrigeert hij het. Dit brengt kosten mee, die met het CAHR kunnen worden bespaard.
Het CAHR maakt notarieel onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van degene die aandelen wil overdragen of bezwaren en Wwft-cliëntenonderzoek door aangewezen Wwft-instellingen eenvoudiger en goedkoper en levert zo een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Betrouwbare centrale digitale registratie van aandeelhouders van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s kan een impuls geven aan de Nederlandse economie. Het kan bijvoorbeeld financiering van het MKB eenvoudiger en toegankelijker maken.
--
--
De leden van de PvdA-fractie vragen wie mutaties in het register kunnen aanbrengen en hoe mutaties op juistheid gecontroleerd worden.
Uitsluitend notarissen zijn bevoegd tot inschrijvingen in het CAHR op basis van notariële akten. De juistheid van een inschrijving is te controleren aan de hand van de onderliggende notariële akte. De KNB heeft geen controlerende taak ten aanzien van de juistheid en volledigheid van de door notarissen ingeschreven informatie en de tijdigheid van de inschrijving. Uitgangspunt bij het CAHR is dat de notaris verantwoordelijk is voor de juistheid en volledigheid van de gegevens die hij in het register inschrijft en de tijdigheid van de inschrijving. De juistheid van de ingeschreven informatie hangt samen met de akte waarop de inschrijving betrekking heeft. De notaris draagt in zijn ambtsuitoefening zorg voor juiste weergave van de bedoeling van partijen in de akte. Eventuele fouten in de akte die na het verlijden hiervan blijken en die hebben geleid tot een onjuiste inschrijving in het register, dienen binnen de relatie tussen de betrokken partijen en de notaris te worden hersteld door middel van een akte van rectificatie of verbetering. Op basis van deze akte dient de notaris de eerdere onjuiste inschrijving in het register te corrigeren. De KNB is niet bevoegd om op verzoek van anderen dan de notaris wijzigingen aan te brengen in het CAHR. Een dergelijke bevoegdheid van de KNB is niet noodzakelijk, omdat eventueel noodzakelijke wijzigingen door de notaris worden aangegeven en ook niet wenselijk bij het borgen van de betrouwbaarheid van het register.
--
De leden van de CDA-fractie vragen naar de kosten die gemoeid gaan met onderhavig wetsvoorstel. Zij wijzen er hierbij op, dat het wetsvoorstel CAHR dat werd ingediend door de regering, onder andere is ingetrokken omdat het budget voor de ontwikkeling op was. Waar baseren de indieners op dat de kosten nu tot 2 miljoen euro beperkt blijven? En hebben de initiatiefnemers zicht op de structurele kosten voor toezicht en handhaving op het register en onderhoud van het register. Hoe wordt de informatiebeveiliging van het register betaald? Zijn er structurele kosten toezicht en handhaving op het CAHR?
De leden van de D66-fractie lezen dat de indieners de KNB, de Minister van Financiën en de Minister voor Rechtsbescherming vragen om een begroting op te stellen voor eenmalige investeringskosten en jaarlijkse beheerkosten. Hoeveel denken de indieners zelf dat de eenmalige investeringskosten en jaarlijkse beheerkosten zijn en waarop is dit gebaseerd?
De leden van de D66-fractie lezen dat de indieners de kosten van uitbreiding van het repertorium met het CAHR schatten op 2 miljoen euro. Kunnen zij dit bedrag onderbouwen? Moet dit bedrag volgens de indieners door de sector zelf worden gedragen?
Onderscheid kan worden gemaakt tussen eenmalige investeringskosten voor de realisatie van het CAHR en jaarlijkse beheerkosten voor het beheer (waaronder onderhoud) van het register. De eenmalige bouwkosten worden door de KNB begroot op circa 2 miljoen euro. Dit betreft de opzet en inrichting van het register alsmede de ontsluiting van het register voor inzagegerechtigden. De jaarlijkse beheerkosten (kosten van houden, bijhouden en onderhoud van het CAHR) worden door de KNB begroot op circa 700.000 euro. Hierin zijn ook de kosten voor informatiebeveiliging opgenomen. Deze kostenbegrotingen kunnen als betrouwbaar en realistisch worden beschouwd. De KNB heeft hier in meerdere digitaliseringsprojecten ervaring mee. In 2013 heeft de KNB de registratie van notariële akten overgenomen van de rijksbelastingdienst en gedigitaliseerd. De KNB heeft hiervoor samen met de rijksbelastingdienst een door de KNB gehouden digitaal aktenregister en digitaal repertorium opgezet. De KNB heeft deze overname en de nieuwe digitale opzet door een adequate aanpak binnen met de rijksbelastingdienst afgesproken tijd, budget en scope gerealiseerd. De structurele kosten voor toezicht en handhaving door de Belastingdienst staan hier apart van. We hebben geen zicht op de omvang van deze kosten.
Het wetsvoorstel gaat ervan uit dat de eenmalige investeringskosten en de jaarlijkse beheerkosten in een onderling te bepalen verhouding voor rekening van de Minister van Financiën en de Minister voor Rechtsbescherming komen. Tegenover de jaarlijkse beheerkosten staan de opbrengsten die de KNB ontvangt uit het houden van het CAHR en die ten bate komen van de Minister van Financiën en de Minister voor Rechtsbescherming. Het betreft de bij ministeriële regeling te bepalen vergoeding die door inzagegerechtigden is verschuldigd voor de inzage in het CAHR en de verstrekking van afschriften van en uittreksels uit de gegevens die zijn opgenomen in dit register.
Artikel I, onderdeel C
De leden van de VVD-fractie lezen in onderdeel C, bij het toe te voegen derde lid, dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld welke bestuursorganen en financiële instellingen toegang zullen krijgen tot het CAHR. Zij vernemen graag wie, in de visie van de initiatiefnemers, in concreto toegang zouden moeten krijgen. Is bijvoorbeeld denkbaar dat alle financiële instellingen vrij toegang krijgen tot het register? Hoe verhoudt die inzage zich tot besprekingen tussen de banken om klantonderzoek te centraliseren, al dan niet in samenwerking met de overheid?
In hetzelfde artikel 3 lezen deze leden onder e dat aandeelhouders kennis kunnen nemen van het centraal aandeelhoudersregisters voor zover «het gegevens betreft die deze houder, vruchtgebruiker of pandhouder betreffen». Valt onder dit «betreffende betreffen» ook informatie over andere aandeelhouders, als die nodig is om de eigen relatieve zeggenschap vast te stellen?
De initiatiefnemers begrijpen dat de leden van de VVD-fractie vragen naar de toegang tot het register voor instellingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft-instellingen). De initiatiefnemers zijn, mede vanwege privacyaspecten, van mening dat deze toegang dient te worden beperkt tot bij ministeriële regeling aangewezen wettelijk gereguleerde Wwft-instellingen die onder een vorm van overheidstoezicht staan en/of aan tuchtrecht zijn onderworpen en objectief een redelijk belang hebben bij inzage in het CAHR. Instellingen die kunnen worden aangewezen dienen derhalve aan drie cumulatieve voorwaarden te voldoen. Zij dienen (1) wettelijk gereguleerd te zijn, (2) onder een vorm van overheidstoezicht te staan en/of aan tuchtrecht te zijn onderworpen en (3) objectief een redelijk belang te hebben bij inzage in het CAHR. De zinsnede «wettelijk gereguleerde Wwft-instellingen die onder een vorm van overheidstoezicht staan en/of aan tuchtrecht zijn onderworpen» in de memorie van toelichting impliceert dat de individuele inzagegerechtigde instellingen kenbaar zijn, dat wil zeggen ergens, bijvoorbeeld bij een overheidstoezichthouder of beroepsorganisatie, bekend zijn, op een «lijst» (per instellingscategorie) staan. Dit is van belang, omdat de KNB als houder van het CAHR moet kunnen controleren of een instelling die zich bij de KNB meldt voor inzage in het CAHR daadwerkelijk inzagegerechtigd is. Het criterium «objectief een redelijk belang hebben» dient te worden ingevuld als: heeft een instellingscategorie in zodanige mate te maken met besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen als cliënten waarnaar of naar de UBO’s waarvan deze instellingen Wwft-cliëntonderzoek moeten doen dat inzage in het CAHR hiervoor redelijk is. De initiatiefnemers zijn van mening dat bij inzagegerechtigde Wwft-instellingen met name (in ieder geval) kan worden gedacht aan de instellingen, bedoeld in artikel 1a, tweede lid (banken), vierde lid, onderdeel c (advocaten), en vierde lid, onderdeel d (notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen), van de Wwft. Deze instellingscategorieën voldoen alle aan voormelde drie cumulatieve voorwaarden en zouden moeten worden aangewezen voor inzage. Wat betreft andere Wwft-instellingen dient per instellingscategorie te worden beoordeeld of aan voormelde drie cumulatieve voorwaarden wordt voldaan. De initiatiefnemers reageren hiermee ook op het advies van de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens om op het niveau van de wet op hoofdlijnen een afbakening te geven van de Wwft-instellingen die toegang krijgen tot het CAHR. De toegangsgerechtigde Wwft-instellingen worden bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Hiertoe wordt het wetsvoorstel gewijzigd.
Een aandeelhouder, vruchtgebruiker of pandhouder krijgt uitsluitend inzage in de gegevens over zichzelf die zijn opgenomen in het CAHR. Hiermee wordt wat betreft natuurlijke personen als aandeelhouder, vruchtgebruiker of pandhouder uitwerking gegeven aan bestaande wettelijke regels met betrekking tot bescherming van persoonsgegevens, op grond waarvan zij inzage moeten kunnen hebben in informatie die over henzelf is opgenomen in het CAHR. Een aandeelhouder, vruchtgebruiker of pandhouder krijgt geen inzage in gegevens over andere aandeelhouders, vruchtgebruikers en pandhouders die zijn opgenomen in het CAHR.
Artikel I, onderdeel E (artikel 14 van de Registratiewet 1970)
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de initiatiefnemers van mening zijn dat gezien het belang van (juiste, volledige en tijdige) inschrijving voor de betrouwbaarheid van het register voor de partijen die inzage hebben in het register het passend en geboden is dat de notaris die niet voldoet aan deze verplichting wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie. Zij lezen in artikel 14 van de Registratiewet 1970 dat de notaris die niet voldoet aan zijn verplichting de door hem opgemaakte akten dagelijks langs de elektronische weg in te schrijven in een door de KNB gehouden repertorium wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie. Kunnen de initiatiefnemers toelichten waarom het verschil tussen het huidige repertorium en het voorgestelde CAHR voldoende is om een geldboete van de tweede categorie passend en geboden te achten, nu de verplichtingen voor de notaris uit artikel 7 van de Registratiewet 1970 vergelijkbaar zijn met de verplichting uit het voorgestelde artikel 7a?
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Registratiewet 1970 is de notaris verplicht de door hem opgemaakte akten dagelijks langs elektronische weg in te schrijven in een door de KNB, per notaris, gehouden repertorium. Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Registratiewet 1970 wordt hij die niet voldoet aan deze verplichting, gestraft met een geldboete van de eerste categorie. Op grond van het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, van de Registratiewet 1970 is de notaris verplicht, in aanvulling op de inschrijving, bedoeld in artikel 7, eerste lid, bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, bepaalde door hem opgemaakte akten uiterlijk op de eerste werkdag na de dag waarop de akten zijn opgemaakt langs elektronische weg in te schrijven in een door de KNB gehouden register, het CAHR. Op grond van het voorgestelde artikel 14, tweede lid, van de Registratiewet 1970 wordt de notaris die niet voldoet aan deze verplichting, gestraft met een geldboete van de tweede categorie. De initiatiefnemers wijzen in dit verband op artikel 47 van de Handelsregisterwet 2007 in verbinding met artikel 1, onder 4°, en artikel 6, eerste lid, onder 5°, van de Wet op de economische delicten. Hierin is bepaald dat wie niet voldoet aan een bij of krachtens de Handelsregisterwet 2007 gestelde verplichting tot het doen van een opgave ter inschrijving in het handelsregister, een economisch delict begaat en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie. Gelet op de vergelijkbare inschrijvingsverplichting met betrekking tot het CAHR en de opbouw van het bestaande artikel 14 van de Registratiewet 1970, achten de initiatiefnemers de hogere geldboete van de tweede categorie gepast en geboden.
De leden van de CDA-fractie waarom het wetsvoorstel niet ter consultatie aan belanghebbenden is voorgelegd. Zijn de initiatiefnemers bereid dit alsnog te doen?
Deze leden vragen voorts of er een Privacy Impact Assessment (PIA) is gedaan. Zo nee, waarom niet en kan deze alsnog worden gedaan? Zo ja, kan deze gedeeld worden?
De initiatiefnemers zijn van mening dat gezien het reeds lange voortraject dat begonnen is met een initiatiefnota met betrekking tot het CAHR dat een consultatieronde in de gevorderde fase van het wetgevingstraject geen toegevoegde waarde meer heeft. Uiteraard zullen eventuele nieuwe reacties op het voorliggende wetsvoorstel door de initiatiefnemers worden meegenomen in het vervolg van de behandeling van het voorliggend wetsvoorstel. Aan het verzoek van de leden van de CDA-fractie voor een PIA hopen de initiatiefnemers tegemoet te zijn gekomen met hun verzoek aan de Autoriteit Persoonsgegevens om over het wetsvoorstel te adviseren. Dat advies is inmiddels ontvangen en in het bovenstaande is hierop gereageerd.
Nijboer Alkaya