Gepubliceerd: 29 november 2016
Indiener(s): Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34620-IX-2.html
ID: 34620-IX-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 en 2

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2016 wijzigingen aan te brengen in de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) en de Nationale Schuld (IXA).

De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. Leeswijzer

De voorliggende suppletoire begroting bevat de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2016 van het Ministerie van Financiën. In paragraaf 2.1 is een overzicht opgenomen van de belangrijkste mutaties (mutaties groter of gelijk aan € 20 mln. voor artikel 1 t/m 10). Ook worden de belangrijkste mutaties inzake schuldfinanciering en kasbeheer voor artikel 11 en 12 toegelicht. Paragrafen 2.2 en 2.3 bevatten per (niet-)beleidsartikel een tabel met de budgettaire gevolgen van beleid. Na deze tabel wordt een toelichting op de cijfers uit de kolom «mutaties 2e suppletoire begroting» gegeven. Hierbij worden tenminste de mutaties op instrumentniveau groter of gelijk aan € 2,5 mln. of 5% van de ontwerpbegrotingstand toegelicht. De mutaties kunnen zowel beleidsmatig als technisch (bijvoorbeeld overboekingen en ramingsbijstellingen) van aard zijn. Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften behoeven de technische mutaties niet te worden toegelicht. Mutaties in de apparaatuitgaven worden, voor zover deze betrekking hebben op overheveling van formatieplaatsen, binnen de begroting of op overheveling tussen Financiën en andere departementen, niet nader toegelicht. De toelichting op de mutatie van de belastingontvangsten is in de Najaarsnota opgenomen.

2. Het beleid

2.1. Overzicht belangrijkste suppletoire uitgaven- en ontvangstenmutaties

De belangrijkste mutaties (uitgaven en ontvangsten groter of gelijk aan € 20 mln.) worden in onderstaande tabellen weergegeven en daarna toegelicht. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij het betreffende artikel.

2.1.1. Overzicht belangrijkste suppletoire uitgaven- en ontvangstenmutaties
Tabel: overzicht belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties (x € 1.000)
 

Art. nr.

Uitgaven 2016

Vastgestelde begroting 2016

 

6.831.138

Stand eerste suppletoire 2016

 

7.384.990

     

Belangrijkste suppletoire mutaties:

   
     

1) Personeel belastingdienst

1

51.534

2) Overgenomen schuld Propertize

3

2.386.461

3) Afdrachten staatsloterij

3

98.700

4) Uitkering aan Griekenland

4

– 85.265

5) Storting begrotingsreserve EKV

5

123.698

6) Schade-uitkering EKV

5

– 34.900

7) Bijdrage aan medeoverheden

6

77.674

8) Onvoorzien

10

– 53.725

9) Loonbijstelling

10

– 46.586

10) Overige uitgaven (saldo)

 

– 5.141

Stand 2e suppletoire begroting 2016

 

9.897.440

Toelichting

  • 1. Deze mutatie bestaat voor het merendeel (€ 43,3 mln.) uit de toegekende loon- en prijsbijstelling. De Investeringsagenda-projecten waarvoor reeds verplichtingen aangegaan zijn zonder advies van het Investment Committee, zullen worden gefinancierd uit de reguliere begroting van de Belastingdienst.

  • 2. Op 28 juni 2016 heeft de Nederlandse Staat een koopovereenkomst getekend met Lone Star voor de verkoop van de aandelen van Propertize. De staat neemt daarbij de staatsgegarandeerde schuld over.

  • 3. Deze mutatie betreft alleen een verrekening voor de afdrachten Staatsloterij die is opgenomen als technische post bij de uitgaven en ontvangsten (beide € 98,7 mln.).

  • 4. Op 24 mei 2016 is de Eurogroep een pakket schuldmaatregelen voor Griekenland overeengekomen. Een van de afspraken is dat vanaf begrotingsjaar 2017 de toekomstige SMP- en ANFA-winsten, weer kunnen worden doorgegeven aan Griekenland. Dit betekent dat in 2016 geen SMP- en ANFA-winsten zullen worden uitgekeerd aan Griekenland.

  • 5. Het positieve saldo van de mutaties van premies, schade en schaderestituties wordt volledig opgenomen in de begrotingsreserve.

  • 6. De raming op de schade-uitgaven wordt naar beneden bijgesteld omdat bepaalde schadedreigingen zich (nog) niet hebben gematerialiseerd.

  • 7. Dit betreffen technische mutaties.

  • 8. Uit de post onvoorzien is de bijdrage aan BZK voor de doorbelastingsopgave GDI betaald. Tevens is de reservering BIR als gevolg van afgenomen risico's verkleind. Daarnaast wordt de schuldconversie m.b.t. KNM (€ 15,9 mln.) hiermee gefinancierd. (zie artikel 2 en 3).

  • 9. De mutatie wordt veroorzaakt doordat de loonbijstelling is doorverdeeld naar de beleidsartikelen.

Tabel: overzicht belangrijkste suppletoire ontvangstenmutaties (x € 1.000)
 

Art. nr

Ontvangsten 2016

Vastgestelde begroting 2016

 

121.473.987

Stand eerste suppletoire 2016

 

122.501.753

     

Belangrijkste suppletoire mutaties:

   
     

1) Belastingontvangsten

1

3.887.100

2) Opbrengst verkoop vermogenstitels

3

3.232.803

3) Overgenomen schuld Propertize

3

2.386.461

4) Afdrachten Staatsloterij

3

98.700

5) Dividend en afdrachten staatsdeelnemingen

3

70.650

6) Premies EKV

5

50.000

7) Schaderestituties EKV

5

38.798

8) Ontvangsten BTW-compensatiefonds

6

77.674

9) Overige ontvangsten (saldo)

 

161

Stand 2e suppletoire begroting 2016

 

132.344.100

Toelichting

  • 1. In de Najaarsnota 2016 wordt de mutatie op de belastingontvangsten toegelicht.

  • 2. De opbrengst verkoop vermogenstitels bestaat uit de opbrengst van de beursgang ASR (€ 1,1 mld.) en de verkoop van Propertize (€ 0,8 mld.) en de opbrengst van de beursgang 2e tranche ABN AMRO (€ 1,3 mld.).

  • 3. Op 28 juni 2016 heeft de Nederlandse Staat een koopovereenkomst getekend met Lone Star voor de verkoop van de aandelen van Propertize. De staat neemt daarbij de staatsgegarandeerde schuld over.

  • 4. Deze mutatie betreft alleen een verrekening voor de afdrachten Staatsloterij die is opgenomen als technische post bij de uitgaven en ontvangsten (beide € 98,7 mln.).

  • 5. De meevaller wordt deels veroorzaakt door het interim-dividend van ABN Amro. Daarnaast wordt de raming bijgesteld omdat ingecalculeerde risico’s zich niet voor hebben gedaan.

  • 6. Door een nieuwe grote exporttransactie zijn de premie-inkomsten hoger dan geraamd. De raming wordt daarom naar boven bijgesteld.

  • 7. De schaderestituties uit hoofde van terugbetalingsregelingen zijn hoger dan geraamd. De raming wordt daarom naar boven bijgesteld.

  • 8. Dit betreffen technische mutaties.

2.1.2 Overzicht belangrijkste mutaties schuldfinanciering en kasbeheer

In onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in kosten voor schuldfinanciering en kasbeheer weergegeven. De mutaties in deze posten zijn ook opgenomen in de tabellen in paragraaf 2.2. In die tabellen worden ook de overige mutaties gepresenteerd. Hieronder vallen de aflossingen en uitgiften van de staatsschuld en mutaties in de schuldverhouding van de Staat met de deelnemers aan het schatkistbankieren.

Tabel: overzicht belangrijkste mutaties schuldfinanciering en kasbeheer (x € 1 mln.)
     

2016

Mutaties netto rentelasten (EMU-saldo relevant) (+ is uitgave / – is ontvangst)

 
 

Stand ontwerpbegroting 2016

7.769

   

Bijstelling 1e suppletoire begroting

– 537

 

Stand 1e suppletoire begroting 2016

7.232

   

1. Bijstelling financieringsbehoefte

26

   

2. Bijstelling rekenrente

– 107

   

3. Effect schulduitgifte

6

   

4. Bijstelling rente interne schuldverhoudingen

– 5

 

Stand 2e suppletoire begroting 2016 (alleen EMU-saldo relevante rentelasten en -baten)

7.152

       

Overige mutaties (niet EMU-saldo relevant)

 
 

Stand ontwerpbegroting 2016

– 1.622

   

Bijstelling rentederivaten 1e suppletoire begroting

– 731

 

Stand 1e suppletoire begroting 2016

– 2.353

   

5. Bijstelling rentederivaten 2e suppletoire begroting

– 3.462

 

Stand 2e suppletoire begroting 2016 (niet EMU-saldo relevante rentelasten en -baten)

– 5.815

       
 

Stand 2e suppletoire begroting 2016 (rentelaten en -baten incl. kasstromen a.g.v. derivaten)

1.337

Toelichting

  • 1. De raming van het kastekort is t.o.v. de 1e suppletoire begroting naar beneden bijgesteld. Omdat het kastekort in het lopende jaar op de geldmarkt wordt gefinancierd, en de rente op de geldmarkt negatief is, leidt dit niet tot een daling van de rentelasten maar tot een daling van de rentebaten en daarmee per saldo tot een hogere raming van de rentelasten (€ 26 mln).

  • 2. De korte en lange rentevoet zijn bij de kMEV en de MEV van het CPB verder neerwaarts bijgesteld waardoor de geraamde rentelasten dalen met € 107 mln.

  • 3. Nieuwe schulduitgiften zijn gemiddeld genomen gefinancierd tegen een rentetarief dat iets hoger was dan de geraamde rente van het CPB. Dit leidt tot een tegenvaller op de rentelasten van € 6 mln.

  • 4. De netto rentelasten vanwege interne schuldverhoudingen zijn per saldo met € 5 mln. afgenomen. Enerzijds zijn de rentelasten gedaald met € 7 mln. Daarnaast zijn de rentebaten gedaald met € 3 mln. Deze mutaties worden o.a. veroorzaakt door een daling van de rente.

  • 5. De bijstelling van de rentederivaten is een samengestelde post die uit twee onderdelen bestaat: de ontvangsten als gevolg van voortijdige beëindigingen en de bijstelling van de raming van de reguliere renteontvangsten op de derivatenportefeuille.

    Door de huidige lage rentestanden kent een aantal rentederivaten een hoge marktwaarde. De voortijdige beëindiging van rentederivaten heeft sinds de 1e suppletoire begroting geleid tot extra ontvangsten van € 3,4 mld. De voortijdige beëindiging zorgt voor eenmalige ontvangsten. Het zijn de contant gemaakte waarden van de rentebaten die in de komende jaren zouden worden ontvangen. Met deze voortijdige beëindiging is de gemiddelde looptijd van de schuld verlengd. Daarnaast kennen de renteontvangsten op de derivatenportefeuille een meevaller van € 0,1 mld. In de vorige raming ten tijde van de 1e suppletoire begroting werd nog rekening gehouden met het afsluiten van payerswaps om het renterisico bij te sturen. Dit bleek echter niet nodig te zijn.

    De baten en lasten als gevolg van rentederivaten zijn niet relevant voor de bepaling van het EMU-saldo.

2.2 De beleidsartikelen (Financiën)

Dit hoofdstuk bevat de budgettaire tabellen per artikel van begroting IX. In principe worden de mutaties op instrumentniveau groter of gelijk aan € 2,5 mln. of 5% van de ontwerpbegrotingstand toegelicht. De leeswijzer geeft nader aan welke mutaties wel en niet toegelicht worden, derhalve wordt naar de leeswijzer verwezen.

Artikel 1 Belastingen

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 1 Belastingen Bedragen x € 1.000

   

Vastgestelde begroting

Stand 1ste suppletoire begroting (2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (3)

Stand 2e suppletoire begroting (4=2+3)

   

Mutaties Miljoenennota

Overige mutaties 2e suppletoire begroting

Verplichtingen

3.102.765

3.329.432

65.591

515.809

3.910.832

             

waarvan garantieverplichtingen

         

Garantieprocesrisico's

245

245

0

0

245

             

Uitgaven (1) + (2)

3.102.765

3.329.432

65.591

– 17.191

3.377.832

             

(1) Programma-uitgaven

238.304

162.004

41

– 15.000

147.045

             

waarvan juridisch verplicht

100%

     

100%

             

Rente

232.390

156.090

0

– 15.000

141.090

Belasting- en invorderingsrente

232.390

156.090

0

– 15.000

141.090

             

Bekostiging

5.914

5.914

41

0

5.955

Proceskosten

3.536

3.536

25

600

4.161

Overige programma-uitgaven

2.378

2.378

16

– 600

1.794

             

(2) Apparaatsuitgaven

2.864.461

3.167.428

65.550

– 2.191

3.230.787

             

Personele uitgaven

2.090.805

2.357.802

50.669

865

2.409.336

 

waarvan: Eigen personeel

1.920.364

2.153.561

48.113

865

2.202.539

 

waarvan: Inhuur externen

170.441

204.241

2.556

0

206.797

             

Materiële uitgaven

773.656

809.626

14.881

– 3.056

821.451

 

waarvan: ICT

240.673

251.594

1.482

0

253.076

 

waarvan: Bijdrage SSO's

185.412

186.250

12.596

0

198.846

 

waarvan: Overige

347.571

371.782

803

– 3.056

369.529

             

Ontvangsten (3) + (4)

116.447.338

117.255.011

1.643.031

2.232.212

121.130.254

             

(3) Programma-ontvangsten

116.415.523

117.234.452

1.643.031

2.234.069

121.111.552

 

Waarvan:

         
 

Belastingontvangsten

115.517.770

116.412.999

1.643.031

2.244.069

120.300.099

             

Rente

441.500

365.200

0

0

365.200

Belasting- en invorderingsrente

441.500

365.200

0

0

365.200

             

Boetes en schikkingen

238.977

238.977

0

10.000

248.977

Ontvangsten boetes en schikkingen

238.977

238.977

0

10.000

248.977

             

Bekostiging

217.276

217.276

0

– 20.000

197.276

Kosten vervolging

217.276

217.276

0

– 20.000

197.276

             

(4) Apparaatsontvangsten

31.815

20.559

0

– 1.857

18.702

Toelichting

Verplichtingen (+ € 581,4 mln.)

Verplichtingen VWNW-regeling (+ € 533 mln.)

Zoals gemeld aan uw Kamer (Kamerstukken II, vergaderjaar 2016–2017, Aanhangsel van de Handelingen nr. 65) bedragen de cumulatieve uitgaven voor de VWNW- regeling over de periode 2016 t/m 2023 op basis van de laatste raming circa € 70 mln. meer dan hiervoor was begroot (€ 648 mln.) Een deel van de aangegane verplichtingen in 2016 is reeds verwerkt in de 1ste suppletoire begroting IX 2016 (€ 63 mln. wat op nominaal en onvoorzien was geraamd voor switch en aanvullend € 122 mln. die vanuit de AP is overgeheveld). De daarmee overeenkomstige kasraming voor 2016 van 185 mln. zoals in de 1e suppletoire begroting IX 2016 begroot op artikel 1 sluit nog steeds aan bij de meest actuele raming voor 2016. Met deze mutatie in de verplichtingenstand van € 533 mln. wordt de raming van de verplichtingen in de begroting bijgesteld tot het totale bedrag van de verwachte cumulatieve kosten (€ 718 mln.) van de regeling. Eind dit jaar is bekend wat het eindbeeld is. Hierover wordt u separaat geïnformeerd. Dit zal budgettair worden verwerkt bij Slotwet voor 2016 en 1e suppletoire begroting voor 2017 en verder.

In de 1ste suppletoire begroting IX 2016 is abusievelijk de verplichting voor de VWNW-regeling op basis van kas = verplichtingen meerjarig verwerkt in de begroting op het beleidsartikel 1 «Belastingen» en het niet- beleidsartikel 10 «Nominaal en Onvoorzien». Dit wordt gecorrigeerd in de 1e suppletoire begroting bij Voorjaarsnota 2017.

Uitgaven (+ € 48,4 mln.)

Apparaatuitgaven (+ € 63,4 mln.)

De mutatie op de apparaatuitgaven betreft het saldo van de volgende mutaties:

  • Ontvangen loon- en prijsbijstelling (+ € 48 mln.);

  • Bij het nieuwe agentschap Rijksvastgoedbedrijf (RVB) is een egalisatieschuld voor specialisaties niet meer toegestaan. Met een kasschuif wordt de egalisatieschuld van de Belastingdienst aan het RVB afgelost (+ € 9,4 mln.);

  • Een overboeking van het kerndepartement naar de Belastingdienst in verband met verrekening van een lagere vierkantemeterprijs als gevolg van het nieuwe rijkshuisvestingsstelsel per 2016 (+ € 2 mln.);

  • Een deel van de voorziene ontvangsten dit jaar wordt niet gerealiseerd via de apparaatontvangsten, maar een interdepartementale overboeking. Dit betreft een technische mutatie waarbij zowel de apparaatuitgaven als de apparaatontvangsten neerwaarts worden bijgesteld (– € 1,9 mln.);

  • Aantal interdepartementale overboekingen van per saldo € 5,9 mln. (budget neemt hiermee toe).

De Investeringsagenda-projecten waarvoor reeds verplichtingen aangegaan zijn zonder advies van het Investment Committee, zullen worden gefinancierd uit de reguliere begroting van de Belastingdienst.

Belasting- en invorderingsrente (– € 15,0 mln.)

De raming van de rente-uitgaven wordt met € 15,0 mln. naar beneden bijgesteld. De Belastingdienst hoeft namelijk minder rente te vergoeden, omdat de teruggaven als gevolg van definitieve aanslagen lager uitvallen dan in voorgaande jaren.

Bekostiging (+ € 0,0 mln.)

Het gebruik van de vergoedingsregeling voor proces- en bezwaarkosten is € 0,6 mln. hoger dan geraamd. De overige programma-uitgaven vallen naar verwachting € 0,6 mln. lager uit. Per saldo is de mutatie budgetneutraal.

Ontvangsten (+ € 3,9 mld.)

Belastingontvangsten (+ € 3,9 mld.)

In de Najaarsnota 2016 worden de mutaties van de belastingontvangsten toegelicht. De aansluiting met de bedragen in de begrotingstoelichting (artikel 1 Belastingen, tabel budgettaire gevolgen van beleid) ziet er als volgt uit;

 

Stand vastgestelde begroting (NvW) 2016 (1)

Mutaties 1ste suppletoire begroting (2)

Stand 1ste suppletoire begroting (3)=(1+2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (4)

Stand 2e suppletoire begroting (5)=(3+4)

Totaal belastingontvangsten

147.901.970

1.403.761

149.305.731

4.661.529

153.967.260

– /– Afdracht Gemeentefonds

27.338.731

362.856

27.701.587

496.853

28.198.440

– /– Afdracht Provinciefonds

2.160.334

141.411

2.301.745

191.859

2.493.604

– /– Afdracht BTW-Compensatiefonds

2.851.726

4.265

2.855.991

77.674

2.933.665

– /– Afdracht BES-fonds

33.409

0

33.409

8.043

41.452

           

Belastingontvangsten IX

115.517.770

895.229

116.412.999

3.887.100

120.300.099

Boetes en schikkingen (+ € 10,0 mln.)

De reguliere boeteontvangsten laten een meevaller van zien van € 25 mln., aangezien meer verzuimboetes worden opgelegd vanwege te late aangifte of te late betaling. Als gevolg van een rechterlijke uitspraak is het tarief van de verzuimboete bij de motorrijtuigenbelasting verlaagd. Dit leidt in 2016 tot een derving van € 15 mln. Per saldo wordt een meevaller van € 10 mln. geraamd.

Kosten vervolging (– € 20,0 mln.)

De gerealiseerde ontvangsten van de doorberekende tarieven van de Kostenwet blijven achter ten opzichte van de raming, omdat een groter deel van de belasting- en premieontvangsten op compliante wijze wordt voldaan. Dit leidt in 2016 tot € 20 mln. lagere ontvangsten dan oorspronkelijk geraamd.

Apparaatontvangsten (– € 1,9 mln.)

Een deel van de voorziene ontvangsten dit jaar wordt niet gerealiseerd via de apparaatontvangsten, maar een interdepartementale overboeking. Dit betreft een technische mutatie waarbij zowel de apparaatuitgaven als de apparaatontvangsten neerwaarts worden bijgesteld.

Artikel 2 Financiële Markten

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 2 Financiële Markten Bedragen x € 1.000
 

Vastgestelde begroting

Stand 1ste suppletoire begroting (2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (3)

Stand 2e suppletoire begroting (4=2+3)

 

Mutaties Miljoenennota

Overige mutaties 2e suppletoire begroting

Verplichtingen

22.379

4.187.213

169

– 2.970

4.184.412

           

waarvan garantieverplichtingen

         

Garantie SRF

0

4.163.500

0

0

4.163.500

           

Uitgaven

22.379

23.713

169

– 2.970

20.912

           

waarvan juridisch verplicht

63%

     

63%

           

Subsidies

4.363

5.377

– 4.941

0

436

Vakbekwaamheid

4.363

5.377

– 4.941

0

436

 

       

Bekostiging

13.775

13.885

95

– 2.970

11.010

Rechtspraak Financiële Markten

1.250

1.250

10

0

1.260

Muntcirculatie

12.385

12.385

85

– 2.970

9.500

Afname munten in circulatie

         

Toezicht en handhaving MIF

0

250

0

0

250

Overig

140

0

0

0

0

           

Opdrachten

1.404

1.928

4.978

0

6.906

Wijzer in geldzaken

1.404

1.928

10

0

1.938

Vakbekwaamheid

0

0

4.968

0

4.968

           

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

2.437

2.123

37

0

2.160

Bijdrage BES-toezicht en FEC

2.437

2.123

37

0

2.160

           

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

400

400

0

0

400

Caribean Financial Action Taskforce

20

20

0

0

20

IASB

380

380

0

0

380

           

Ontvangsten

10.311

34.476

15.900

2.649

53.025

           

Bekostiging

5.184

5.184

15.900

2.649

23.733

Ontvangsten muntwezen

5.184

5.184

0

2.649

7.833

Toename munten in circulatie

0

0

15.900

0

15.900

           

Overig

5.127

29.292

0

0

29.292

Toelichting

Uitgaven en verplichtingen (– € 2,8 mln.)

Vakbekwaamheid (– € 4,9 mln.)

De mutaties samenhangend met de Vakbekwaamheid zijn technisch van aard. Door scheiding aan te brengen in de tabel, wordt vanaf nu direct duidelijk hoeveel subsidie er wordt bijgedragen vanuit Financiën. De rest van de uitgaven van vakbekwaamheid vallen nu onder de opdrachten.

Vakbekwaamheid (+ € 4,9 mln.)

De mutaties samenhangend met de Vakbekwaamheid zijn technisch van aard. Door scheiding aan te brengen in de tabel, wordt vanaf nu direct duidelijk hoeveel subsidie er wordt bijgedragen vanuit Financiën. De rest van de uitgaven van vakbekwaamheid vallen nu onder de opdrachten. Het verschil in bedrag tussen de twee posten wordt veroorzaakt door loon- en prijsbijstellingen.

Muntcirculatie (– € 2,9 mln.)

De onderuitputting muntcirculatie is per saldo vooral het gevolg van lagere dan geraamde uitgaven voor de aanschaf van rondellen.

Ontvangsten (+ € 18,5 mln.)

Toename munten in circulatie (+ € 15,9 mln.)

In juni 2016 is een groot deel van de vordering van het Ministerie van Financiën op de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) geconverteerd naar eigen vermogen. Mede dankzij het normaliseren van het vermogen kon KNM een noodzakelijke verlenging van de bankgarantie voor de Chili-order bewerkstelligen. Tevens kan KNM daardoor ook weer nieuwe orders financieren. Daarmee is er een betere uitgangspositie voor de verkoop van KNM, waartoe het kabinet in april 2016 besloot, gecreëerd (Kamerbrief: 28165–250). Het resterende deel van de vordering (€ 1,2 mln.) is omgezet in een lening. Over de verkoop van KNM bent/wordt u per brief nader geïnformeerd. De opbrengsten die samenhangen met de verkoop van KNM zullen – na finale afronding van de overname – worden verwerkt bij Slotwet 2016.

Ontvangsten muntwezen (+ € 2,6 mln.)

Als gevolg van verkochte ontwaarde munten zijn de ontvangsten van muntwezen hoger uitgevallen dan aanvankelijk was voorzien.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publieke sector

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek private sector Bedragen x € 1.000
   

Vastgestelde begroting

Stand 1ste suppletoire begroting (2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (3)

Stand 2e suppletoire begroting (4=2+3)

   

Mutaties Miljoenennota

Overige mutaties 2e suppletoire begroting

Verplichtingen

19.401

40.971

– 227.902

103.318

– 83.613

             

waarvan garantieverplichtingen

         

Garantie SNS Propertize

0

0

– 2.623.100

0

– 2.623.100

             

Uitgaven

19.401

40.971

2.395.198

103.318

2.539.487

             

waarvan juridisch verplicht

95%

     

100%

             

Bijdrage aan RWT

10.000

25.729

96

0

25.825

NLFI

10.000

25.729

96

0

25.825

             

Garantie

4.900

4.900

0

0

4.900

Dotatie begrotingsreserve TenneT

4.800

4.800

0

0

4.800

Overig

100

100

0

0

100

             

Leningen

0

0

2.379.000

7.461

2.386.461

Overgenomen schuld Propertize

0

0

2.379.000

7.461

2.386.461

             

Opdrachten

4.501

10.342

202

– 2.843

7.701

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

4.501

10.342

202

– 2.843

7.701

             

Vermogensverschaffing

0

0

15.900

0

15.900

Conversie schuld KNM

0

0

15.900

0

15.900

             

Vermogensonttrekking

0

0

0

98.700

98.700

Afdrachten Staatsloterij

0

0

0

98.700

98.700

             

Ontvangsten

1.831.850

2.041.917

4.285.492

1.503.543

7.830.952

             

Vermogensonttrekking

1.810.000

2.007.500

1.908.442

1.494.051

5.409.993

Opbrengst verkoop vermogenstitels

0

0

1.908.442

1.324.361

3.232.803

Dividend en afdrachten staatsdeelnemingen

1.145.000

1.833.500

0

70.650

1.904.150

Afdrachten Staatsloterij

0

0

0

98.700

98.700

Winstafdracht DNB

665.000

174.000

0

340

174.340

 

waarvan SMP-Griekenland

67.000

67.000

0

0

67.000

 

waarvan investeringsportefeuille DNB

44.000

44.000

0

0

44.000

             

Bijdrage aan RWT

9.250

20.902

0

0

20.902

NLFI

9.250

20.902

0

0

20.902

             

Leningen

0

0

2.379.000

7.461

2.386.461

Overgenomen schuld Propertize

0

0

2.379.000

7.461

2.386.461

           

Garantie

12.600

13.515

– 1.950

1.950

13.515

Premie-ontvangsten garantie Tennet

4.800

4.800

0

0

4.800

Garantiefee Propertize

7.800

7.800

– 1.950

1.950

7.800

Garantie overig

0

915

0

0

915

             

Opdrachten

0

0

0

81

81

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

0

0

0

81

81

Toelichting

Verplichtingen – € 124,6 mln.)

Garantie SNS Propertize (– € 2,6 mld.)

Als gevolg van de verkoop van Propertize aan Lone Star/JP Morgan op 27 september 2016 is de garantie op de uitstaande obligaties van Propertize komen te vervallen.

Uitgaven (+ € 2,5 mld.)

Overgenomen schuld Propertize (+ € 2,4 mld.)

Op 28 juni 2016 heeft de Nederlandse Staat een koopovereenkomst getekend met Lone Star voor de verkoop van de aandelen van Propertize. De staat neemt daarbij de staatsgegarandeerde schuld van € 2,35 mld. van Propertize over. Bij Miljoenennota is geraamd dat er € 29 mln. van de verkoopprijs ingehouden moest worden om de toekomstige rentebetalingen te kunnen voldoen; bij de uiteindelijke verkoop op 27 september 2016 bleek dit bedrag € 36 mln. te zijn.

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen (– € 2,6 mln.)

In 2016 zal minder worden uitgegeven aan uitvoeringskosten staatsdeelnemingen dan oorspronkelijk geraamd. Dit komt doordat een aantal opdrachten zijn doorgeschoven naar 2017.

Conversie schuld KNM (+ € 15,9 mln.)

In juni 2016 is een groot deel van de vordering van het Ministerie van Financiën op de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) geconverteerd naar eigen vermogen. Mede dankzij het normaliseren van het vermogen kon KNM een noodzakelijke verlenging van de bankgarantie voor de Chili-order bewerkstelligen. Tevens kan KNM daardoor ook weer nieuwe orders financieren. Daarmee is er een betere uitgangspositie voor de verkoop van KNM, waartoe het kabinet in april 2016 besloot, gecreëerd (Kamerbrief: 28165–250). Het resterende deel van de vordering (€ 1,2 mln.) is omgezet in een lening. Over de verkoop van KNM bent/wordt u per brief nader geïnformeerd. De opbrengsten die samenhangen met de verkoop van KNM zullen – na finale afronding van de overname – worden verwerkt bij Slotwet 2016.

Afdrachten staatsloterij (+ € 98,7 mln.)

In artikel 9 lid 2 van de Wet op de Kansspelen (WoK) is bepaald dat de opbrengst van de staatsloterij – na aftrek van de prijzen en kosten – jaarlijks aan de Staat wordt afgedragen. Tot 1 april 2016 kende de Staatsloterij de rechtsvorm van een stichting en kwamen alle opbrengsten toe aan de Staat. In het kader van de fusie van de Staatsloterij en Lotto is de rechtsvorm van de Staatsloterij omgezet in een B.V. en worden de aandelen gehouden door een B.V. genaamd de Nederlandse Loterij B.V. De staat is houder van alle gewone aandelen in het kapitaal van de Nederlandse Loterij. Sinds de fusie ontvangt de staat een deel van de afdrachten en winsten van de fusieorganisatie volgens een vastgestelde verdeelsleutel. Voor wat betreft de afdrachten vanuit de Staatsloterij komen deze eerst juridisch toe aan de Staat en worden deze vervolgens via een escrowrekening verrekend met de medeaandeelhouder. De zogeheten restafdrachten worden in de vorm van dividend (tracking stock) eveneens eerst uitgekeerd aan de Staat en via de escrowrekening verrekend. In de begroting en verantwoording komt dit tot uiting door een raming op te nemen van de afdrachten en winsten van de Staatsloterij in 2016 aan zowel uitgaven- als ontvangstenkant. Deze mutatie betreft alleen de verrekening die is opgenomen als technische post bij de uitgaven en ontvangsten (beide € 98,7 mln.).

Ontvangsten (+ € 5,8 mld.)

Opbrengst verkoop vermogenstitels (+ € 3,4 mld.)

Op 10 juni 2016 heeft de Nederlandse Staat ASR succesvol naar de beurs gebracht. Bij deze beursgang heeft de Staat 36,3% van de aandelen van ASR verkocht. Dit heeft € 1,06 mld. opgeleverd. Daarnaast is op 27 september 2016 de verkoop van Propertize aan Lone Star/JP Morgan gefinaliseerd. Deze transactie heeft € 0,84 mld. opgeleverd, exclusief een voorwaardelijke betaling van € 22,5 mln. Tot slot is op 17 november 2016 een 2e tranche (7%) aandelen ABN Amro naar de beurs gebracht. Deze transactie heeft € 1,3 mld. opgeleverd.

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen (+ € 70,7 mln.)

De meevaller wordt deels veroorzaakt door het interim-dividend van ABN Amro. Daarnaast wordt de raming bijgesteld omdat ingecalculeerde risico’s zich niet voor hebben gedaan.

Afdrachten staatsloterij (+ € 98,7 mln.)

Zie Uitgaven: Afdrachten staatsloterij

Overgenomen schuld Propertize (+ € 2,4 mld.)

Zie Uitgaven: Overgenomen schuld Propertize

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 4 Internationale Financiële Betrekkingen Bedragen x € 1.000
 

Vastgestelde begroting

Stand 1ste suppletoire begroting (2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (3)

Stand 2e suppletoire begroting (4=2+3)

 

Mutaties Miljoenennota

Overige mutaties 2e suppletoire begroting

Verplichtingen

268.782

– 4.722.218

95.366

3.990

– 4.622.862

           

Waarvan garantieverplichtingen:

         

Garantie DNB inzake IMF

0

– 4.991.000

– 72.537

0

– 5.063.537

Deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen

181.841

181.841

248.497

3.990

434.328

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

0

0

2.500

0

2.500

EFSM

0

0

3.000

0

3.000

AIIB

0

0

– 830

0

– 830

           

Uitgaven

439.981

681.737

– 85.264

0

596.473

   

     

Waarvan juridisch verplicht

99%

     

99%

           

Deelname aan internationale instellingen

438.305

680.061

– 85.265

0

594.796

Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen

280.031

518.900

0

0

518.900

Deelname AIIB

73.009

75.896

0

0

75.896

Uitkering aan Griekenland

85.265

85.265

– 85.265

0

0

           

Opdrachten

1.326

1.326

1

0

1.327

Technische assistentie kiesgroeplanden

1.326

1.326

1

0

1.327

           

Subsidies

350

350

0

0

350

Technische assistentie

350

350

0

0

350

           

Ontvangsten

22.992

13.415

– 6.397

3.034

10.052

           

Deelname aan internationale organisaties

672

672

0

3.948

4.620

Ontvangsten IFI's

672

672

0

3.948

4.620

           

Lening

22.320

12.743

– 6.397

– 914

5.432

Renteontvangsten lening Griekenland

22.320

12.743

– 6.397

– 914

5.432

Toelichting

Verplichtingen (+ € 99,4 mln.)

Garantie DNB inzake IMF (– € 72,5 mln.)

Door technische wijzigingen in de administratie van de uitstaande garantieverplichtingen, onder andere voor wat betreft de timing van het opvoeren van wisselkoersbijstellingen, wordt de garantieverplichting aan DNB inzake IMF verlaagd.

Deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen (+ € 252,5 mln.)

Actualisatie van de garantie die Nederland in 2010 heeft afgegeven aan de Wereldbank (IBRD). Bij het doorvoeren van technische wijzigingen in de administratie van de uitstaande garantieverplichtingen, onder andere voor wat betreft de timing van het opvoeren van wisselkoersbijstellingen, bleek de aanvankelijke raming te laag.

Uitgaven (– € 85,3 mln.)

Uitkering aan Griekenland (– € 85,3 mln.)

Op 24 mei 2016 is de Eurogroep een pakket schuldmaatregelen voor Griekenland overeengekomen. Een van de afspraken is dat vanaf begrotingsjaar 2017 de toekomstige SMP- en ANFA-winsten, conform de afspraak uit het tweede leningenprogramma, weer kunnen worden doorgegeven aan Griekenland. Dit betekent dat in 2016 geen SMP- en ANFA-winsten zullen worden uitgekeerd aan Griekenland.

Ontvangsten (– € 3,4 mln.)

Ontvangsten IFI’s (+ € 4,0 mln.)

De terugbetalingen van leningen door de EIB en de Wereldbank zijn hoger dan geraamd. Bij de EIB gaat het om leningen aan landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen), en de overzeese gebieden (LGO) onder het Europees ontwikkelingsfonds in het kader van de verdragen van Lomé en Cotonou. Bij de Wereldbank gaat het om de EEC Special Action Account, waarbij in Europese Economische Gemeenschapsverband via de Wereldbank kredieten zijn verstrekt op concessionele basis aan ontwikkelingslanden welke over langere periode worden terugbetaald.

Renteontvangsten leningen Griekenland (– € 7,3 mln.)

De renteontvangsten op de leningen aan Griekenland zijn afhankelijk van de rentestand. Door een lagere 3-maands Euribor-rente dalen de verwachte rente-inkomsten van de bilaterale leningen aan Griekenland.

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen Bedragen x € 1.000
   

Vastgestelde begroting

Stand 1ste suppletoire begroting (2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (3)

Stand 2e suppletoire begroting (4=2+3)

   

Mutaties Miljoenennota

Overige mutaties 2e suppletoire begroting

Verplichtingen

10.616.436

10.616.436

87

88.798

10.705.321

waarvan garantieverplichtingen:

         
 

Reguliere EKV

10.000.000

10.000.000

0

0

10.000.000

 

Investeringsverzekeringen

453.780

453.780

0

0

453.780

 

MIGA

150.000

150.000

0

0

150.000

             

Uitgaven

88.056

88.056

87

88.798

176.941

             

waarvan juridisch verplicht

100%

     

100%

             

Garanties

75.400

75.400

0

88.798

164.198

Schade-uitkering EKV

74.900

74.900

0

– 34.900

40.000

Storting risicovoorziening EKV

0

0

0

123.698

123.698

Schade-uitkering investeringsverzekeringen

500

500

0

0

500

           

Opdrachten

12.600

12.600

87

0

12.687

Kostenvergoeding Atradius DSB

12.600

12.600

87

0

12.687

             

Overige

56

56

0

0

56

Overige uitgaven

56

56

0

0

56

             

Ontvangsten

246.952

246.952

0

88.798

335.750

Premies EKV

50.000

50.000

0

50.000

100.000

Premies investeringsverzekeringen

1.250

1.250

0

0

1.250

Schaderestituties EKV

183.202

183.202

0

38.798

222.000

Onttrekking begrotingsreserve Seno-Gom

12.500

12.500

0

0

12.500

Toelichting

Algemeen

Na de Najaarsnota zal er mogelijk nog een storting in of onttrekking uit de risicovoorziening plaatsvinden. Dit is afhankelijk van de realisatie van de ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de EKV. De omvang van de risicovoorziening bedroeg ultimo 2015 € 208 mln. De uiteindelijke realisatie zal, samen met de overige autonome/technische begrotingsmutaties, verwerkt worden in de Slotwet.

Uitgaven en verplichtingen (+ € 88,9 mln.)

Storting risicovoorziening EKV (+ € 123,7 mln.)

Het positieve saldo van de meevallers op de premie-inkomsten, schade-uitkeringen en schaderestituties wordt volledig opgenomen in de begrotingsreserve.

Schade-uitkering EKV (– € 34,9 mln.)

De raming op de schade-uitgaven wordt naar beneden bijgesteld omdat bepaalde schadedreigingen zich (nog) niet hebben gematerialiseerd.

Ontvangsten (+ € 88,8 mln.)

Premies EKV (+ € 50,0 mln.)

Door een nieuwe grote exporttransactie zijn de premie-inkomsten hoger dan geraamd. De raming wordt daarom naar boven bijgesteld.

Schaderestituties EKV (+ € 38,8 mln.)

De schaderestituties uit hoofde van terugbetalingsregelingen zijn hoger dan geraamd. De raming wordt daarom naar boven bijgesteld.

Artikel 6 BTW-compensatiefonds

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 6 BTW-compensatiefonds Bedragen x € 1.000
   

Vastgestelde begroting

Stand 1ste suppletoire begroting (2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (3)

Stand 2e suppletoire begroting (4=2+3)

   

Mutaties Miljoenennota

Overige mutaties 2e suppletoire begroting

Verplichtingen

2.851.726

2.855.982

66.906

10.777

2.933.665

             

Uitgaven

2.851.726

2.855.982

66.906

10.777

2.933.665

             

waarvan juridisch verplicht

100%

     

100%

             

Bijdrage aan medeoverheden

2.851.726

2.855.982

66.906

10.777

2.933.665

 

w.v. bijdragen aan gemeenten en kaderwetgebieden

2.515.341

2.515.610

24.843

803

2.541.256

 

w.v. bijdragen aan provincies

336.385

340.372

42.063

9.974

392.409

             

Ontvangsten

2.851.726

2.855.982

66.906

10.777

2.933.665

Toelichting

Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten (+ € 77,7 mln.)

De mutatie voor Miljoenennota betreft de jaarlijkse bijstelling van de raming van het BCF. De overige mutaties betreffen enkele overhevelingen van ministeries naar het Gemeente- en Provinciefonds. Omdat gemeenten en provincies voor deze uitkeringen recht hebben op btw- compensatie, wordt een deel van de uitkering overgeheveld naar het BCF.

Artikel 7 Beheer materiële activa

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 7 Beheer materiële activa Bedragen x € 1.000
 

Vastgestelde begroting

Stand 1ste suppletoire begroting (2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (3)

Stand 2e suppletoire begroting (4=2+3)

 

Mutaties Miljoenennota

Overige mutaties 2e suppletoire begroting

Verplichtingen

306

306

2

– 308

0

           

Uitgaven

306

306

2

– 308

0

           

waarvan juridisch verplicht

0%

     

0%

           

Opdrachten

306

306

2

– 308

0

Beheerskosten DRZ

306

306

2

– 308

0

           

Ontvangsten

1.800

1.800

0

– 1.800

0

           

Programma-ontvangsten

1.800

1.800

0

– 1.800

0

Vervreemding DRZ

1.800

1.800

0

– 1.800

0

Toelichting

Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten (– € 1,8 mln.)

In 2016 zijn de ontvangsten en uitgaven inzake de verkoop van inbeslaggenomen goederen van de begroting van Financiën overgeheveld naar de begroting van Veiligheid & Justitie. De verantwoording zal daarom op de begroting van V&J plaatsvinden

2.3 De niet-beleidsartikelen

Artikel 8 Centraal Apparaat

Budgettaire gevolgen van beleid – niet-beleidsartikel 8 Centraal Apparaat Kerndepartement Bedragen x € 1.000
   

Vastgestelde begroting

Stand 1ste suppletoire begroting (2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (3)

Stand 2e suppletoire begroting (4=2+3)

   

Mutaties Miljoenennota

Overige mutaties 2e suppletoire begroting

Verplichtingen

242.985

242.625

1.549

– 7.310

236.864

             

Uitgaven

242.985

242.625

1.549

– 7.310

236.864

             

Personeel Kerndepartement

149.912

154.921

7.691

– 257

162.355

Eigen personeel

143.584

148.463

4.414

– 3.613

149.264

Inhuur externen

5.527

5.657

3.083

3.304

12.044

Overig personeel

801

801

194

52

1.047

           

Materieel Kerndepartement

93.073

87.704

– 6.142

– 7.053

74.509

 

waarvan ICT

9.631

14.045

– 2.916

– 1.357

9.772

 

waarvan bijdrage aan SSO's

43.181

36.701

323

174

37.198

 

waarvan overig materieel

40.261

36.958

– 3.549

– 5.870

27.539

             

Ontvangsten

61.018

52.191

20

– 1.809

50.402

Toelichting

Uitgaven en verplichtingen (– € 5,8 mln.)

Waarvan Personeel kerndepartement (+ € 7,4 mln.)

Bij de personele uitgaven is sprake van € 7,4 mln. hogere uitgaven. De belangrijkste oorzaak is de loonbijstelling tranche 2017 die is uitgekeerd en toegevoegd aan de budgetten. Tevens heeft een neutrale schuif in de budgetten plaatsgevonden vanuit ICT naar externe inhuur vanwege Verantwoord Begroten (zie ook materieel kerndepartement). Tevens is sprake van onderuitputting door vacatures en minder uitgaven aan personele exploitatie door het vooruitlopen op de taakstelling Rutte II. De inhuur externen is hoger bij de Auditdienst Rijk door het opvangen van vacatureruimte en zwaardere eisen vanuit de beroepsorganisatie, Taskforce IT en de WOB verzoeken.

Waarvan Materieel kerndepartement (– € 13,2 mln.)

Bij de uitgaven aan ICT heeft een schuif plaatsgevonden vanuit ICT naar externe inhuur vanwege Verantwoord Begroten. Daarnaast is er een herverdeling geweest van de huisvestingsbudgetten naar de Belastingdienst. Ook heeft een neutrale schuif plaatsgevonden vanuit overig materieel naar bijdrage aan SSO’s in het kader van Verantwoord Begroten. Ook zijn de uitgaven aan ICT bij Domeinen Roerende Zaken lager door vertraging bij Beslagportaal 2.0 vanwege oponthoud in de afstemming met ketenpartners. De lagere uitgaven bij overig materieel worden voornamelijk veroorzaakt door vertraging in het aanbrengen van zonnepanelen op locatie Bleiswijk. Bovendien zijn er minder schade-uitkeringen en uitgaven aan vernietigingskosten. Bij de Auditdienst Rijk zijn minder uitgaven aan materieel door minder uitgaven aan communicatie en locatiekosten.

Ontvangsten (– € 1,8 mln.)

Ontvangsten (– € 1,8 mln.)

Van andere departementen wordt nu budget overgeheveld in plaats van het onderling factureren van diensten. Op de uitgaven heeft dit geen effect vanwege overheveling van budget, terwijl de ontvangsten dalen.

Artikel 10 Nominaal en onvoorzien

Budgettaire gevolgen van beleid – niet-beleidsartikel 10 Nominaal en Onvoorzien Bedragen x € 1.000
 

Vastgestelde begroting

Stand 1ste suppletoire begroting (2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (3)

Stand 2e suppletoire begroting (4=2+3)

 

Mutaties Miljoenennota

Overige mutaties 2e suppletoire begroting

Verplichtingen

63.539

122.159

– 65.893

– 41.000

15.266

           

Uitgaven

63.539

122.159

– 65.893

– 41.000

15.266

Onvoorzien

63.499

68.991

– 12.725

– 41.000

15.266

Loonbijstelling

16

46.586

– 46.586

0

0

Prijsbijstelling

24

6.582

– 6.582

0

0

           

Ontvangsten

0

0

0

0

0

Toelichting

Uitgaven en verplichtingen (– € 106,9 mln.)

Loon-en prijsbijstelling (– € 53,2 mln.)

De mutatie wordt veroorzaakt doordat de loon- en prijsbijstelling is verdeeld over de beleidsartikelen.

Onvoorzien (– € 53,7 mln.)

Uit de post onvoorzien is de bijdrage aan BZK voor de doorbelastingsopgave GDI betaald. Tevens is de reservering BIR als gevolg van afgenomen risico's verkleind. Daarnaast wordt de schuldconversie m.b.t. KNM (€ 15,9 mln.) hiermee gefinancierd (zie artikel 2 en 3).

2.3 De beleidsartikelen (Nationale Schuld)

Artikel 11 Financiering Staatschuld

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 11 Financiering Staatsschuld Bedragen x € 1 mln.
 

Vastgestelde begroting

Stand 1ste suppletoire begroting (2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (3)

Stand 2e suppletoire begroting (4=2+3)

 

Mutaties Miljoenennota

Overige mutaties 2e suppletoire begroting

Uitgaven

36.228

39.784

1.765

878

42.427

           

Rente

7.930

7.434

313

– 2

7.745

Rentelasten vaste schuld

7.884

7.571

– 48

– 2

7.521

Rentelasten vlottende schuld

46

– 137

175

0

38

Uitgaven voortijdige beëindiging

0

0

186

0

186

           

Leningen

28.279

32.330

1.455

880

34.665

Aflossing vaste schuld

28.279

32.330

1.455

880

34.665

Mutatie vlottende schuld

0

0

0

0

0

           

Opdrachten

19

19

– 2

0

17

Overige kosten

19

19

– 2

0

17

           

Ontvangsten

38.503

43.084

– 4.335

– 44

38.705

           

Rente

1.680

2.411

3.253

408

6.072

Rentebaten vaste schuld

0

0

0

0

0

Rentebaten vlottende schuld

58

58

249

– 50

257

Rente derivaten lang

1.622

999

105

– 4

1.100

Ontvangsten voortijdige beëindiging

0

1.354

2.899

462

4.715

           

Leningen

36.823

40.673

– 7.588

– 452

32.633

Uitgifte vaste schuld

36.823

27.500

2.350

0

29.850

Mutatie vlottende schuld

0

13.173

– 9.938

– 452

2.783

Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen. Ten eerste worden de rentelasten en rentebaten verantwoord. Hierbinnen wordt onderscheid gemaakt tussen de rentelasten vaste schuld (schuld met een oorspronkelijke looptijd van langer dan een jaar) en de rentelasten vlottende schuld (looptijd korter dan een jaar). Ten tweede zijn de aflossing en de uitgifte van vaste schuld en de mutatie vlottende schuld in de tabel opgenomen. De derde en verreweg de kleinste post betreft de overige kosten. Deze kosten bestaan met name uit betalingsverkeer vanwege het schatkistbankieren en veilingkosten.

Toelichting op de raming van de programma-uitgaven en -ontvangsten

Rentelasten en rentebaten schuld (+ € 311 mln. en + € 3.661 mln.)

De rentelasten komen in 2016 naar verwachting € 311 mln. hoger uit dan eerder geraamd. Dit is o.a. het gevolg van een technische mutatie: de negatieve rentelasten vlottende schuld zijn overgeheveld naar de rentebaten vlottende schuld. De vlottende schuld kent ontvangsten als gevolg van de negatieve rentes op schuld met een korte looptijd.

Daarnaast is de post uitgaven bij voortijdige beëindiging van schuld toegenomen. Dit is het gevolg van het voortijdig inkopen van leningen die anders later in het jaar of in de jaren 2017 en 2018 afgelost moeten worden.

De ontvangsten zijn met € 3,7 mld. toegenomen. Het grootste gedeelte hiervan (€ 3,4 mld.) is de voortijdige beëindiging van rentederivaten. Het betreft de contant gemaakte waarde van de rentebaten die anders in de komende jaren zouden zijn ontvangen. Deze rentebaten zijn nu in één keer binnengekomen. De rest van de toename van de ontvangsten vlottende schuld (€ 0,3 mld.) is met name het gevolg van de hierboven toegelichte overheveling van negatieve uitgaven naar de ontvangstenkant.

Aflossing en uitgifte van vaste schuld (+ € 2,3 mld. en + € 2,3 mld.) en mutatie vlottende schuld (– € 10,4 mld.)

De uitgifte van vaste schuld is met € 2,3 mld. toegenomen door de overname van schulden van Propertize. De aflossingen zijn toegenomen doordat leningen met een vervaldatum in 2017 en 2018 al in 2016 vervroegd zijn afgelost.

Als gevolg van meevallende tekorten is het niveau van de vlottende schuld afgenomen. De ontwikkeling van het kassaldo wordt in het lopende jaar altijd op de geldmarkt opgevangen om te voorkomen dat fluctuaties in het kassaldo een verstoring geven van de financieringsplannen op de kapitaalmarkt.

Artikel 12 Kasbeheer

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 12 Kasbeheer Bedragen x € 1 mln.
 

Vastgestelde begroting

Stand 1ste suppletoire begroting (2)

Mutaties 2e suppletoire begroting (3)

Stand 2e suppletoire begroting (4=2+3)

 

Mutaties Miljoenennota

Overige mutaties 2e suppletoire begroting

Uitgaven

1.202

1.561

– 27

0

1.534

           

Rente

52

41

– 7

0

34

Rentelasten

52

41

– 7

0

34

         

0

           

Leningen

1.150

1.150

350

0

1.500

Verstrekte leningen

1.150

1.150

350

0

1.500

           

Mutaties in rekening-courant en deposito's

0

370

– 370

0

0

Agentschappen

0

0

0

0

0

RWT's en derden

0

370

– 370

0

0

Sociale Fondsen

0

0

0

0

0

Decentrale overheden

0

0

0

0

0

           

Ontvangsten

5.389

7.209

403

2.244

9.856

           

Rente

155

186

– 8

6

184

Rentebaten

155

186

– 8

6

184

Ontvangsten bij voortijdige beëindiging

0

0

0

0

0

           

Leningen

1.073

1.189

826

0

2.015

Ontvangen aflossingen

1.073

1.189

826

0

2.015

           

Mutaties in rekening-courant en deposito's

4.161

5.834

– 415

2.239

7.658

Sociale Fondsen

3.061

4.735

– 416

2.239

6.558

Decentrale overheden

1.100

1.099

1

0

1.100

Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting

Onderstaand worden de mutaties toegelicht tussen de 1e en de 2e suppletoire begroting (kolom 3+4 gezamenlijk)

Algemeen

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen: (1) rentelasten en rentebaten, (2) mutaties in leningen en aflossingen en (3) mutaties in rekening-courant en deposito’s. Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen aan baten-lastendiensten, RWT’s, DO’s en sociale fondsen over de bij het Rijk aangehouden rekening-couranttegoeden en deposito’s. De rentebaten bestaan uit renteontvangsten over aan baten-lastendiensten en RWT’s verstrekte leningen en de renteontvangsten over negatieve rekening-couranttegoeden. Mutaties in leningen, aflossingen, rekening-courant en deposito’s bepalen de mutaties in de schuldverhouding van het Rijk met baten-lastendiensten, RWT’s, DO’s en sociale fondsen in het kader van geïntegreerd middelenbeheer.

Rentelasten en rentebaten (– € 7,0 mln. en – € 2,0 mln.)

De rentelasten op rekening-courantstanden en deposito’s worden bij de tweede suppletoire begroting iets lager geraamd dan ten tijde van de eerste suppletoire begroting (– € 7 mln.). Hetzelfde geldt voor de rentebaten op leningen en rekening-courantstanden (– € 2 mln.). Deze mutaties worden veroorzaakt door een daling van de rente.

Mutaties in rekening-courant en deposito’s (– € 370,0 mln. en + € 1.824,0 mln.)

Het betreft hier de raming van de rekening-courantstanden en deposito’s van de RWT’s, derden en sociale fondsen. Op basis van de realisaties tot en met oktober 2016 wordt de mutatie in het saldo van de RWT’s en derden € 370 mln. lager geraamd dan bij de eerste suppletoire begroting. Het tekort bij de sociale fondsen zal naar verwachting verder afnemen wat leidt tot een toename van de ontvangsten met € 1.824 mln.

Verstrekte leningen en ontvangen aflossingen (+ € 350,0 mln. en + € 826,0 mln.)

De verstrekte leningen zullen naar verwachting € 350 mln. hoger uitkomen dan eerder geraamd. Ook de aflossingen op de leningen komen naar verwachting hoger uit (€ 826 mln.). De standen zijn aangepast op basis van de realisaties in 2016 tot en met oktober. Daarnaast wordt een deel van de mutaties veroorzaakt doordat de gemiddelde looptijd van de leningen is gedaald.