Ontvangen 18 januari 2017
1. Aanleiding
2. Uitzondering exportbeperkingen AOW-pensioen ter hoogte van de alleenstaandennorm en inkomensondersteuning
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het hierboven genoemde wetsvoorstel en geven aan dat hiermee een kamerbrede wens wordt ingewilligd om voor oorlogsgetroffenen een uitzondering te maken voor de exportbeperking AOW. Deze leden hebben geen vragen.
De leden van de fracties van de SP en D66 hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.
De regering heeft met belangstelling kennis genomen van de vragen die de leden van de fracties van de SP en D66 hebben gesteld over het voorliggende wetsvoorstel. In deze nota naar aanleiding van het verslag gaat de regering in op deze vragen.
De leden van de SP-fractie vragen of het juist is dat de voorgestelde wetswijziging niets verandert met betrekking tot het inhouden van loonheffing, waardoor de AOW-gerechtigden in bezet gebied een hoger bruto en nettobedrag krijgen dan AOW-gerechtigden in Nederland? En zo ja, waarom geen aanpassing wordt voorgesteld waardoor het netto bedrag gelijk is aan dat van AOW-gerechtigden die in Israël zelf wonen?
Het onderhavige wetsvoorstel heeft geen invloed op de inhouding van loonheffing bij AOW-gerechtigden woonachtig in de door Israël bezette gebieden. Zoals in de brief aan uw Kamer van 8 december 20151 aangegeven, vallen AOW-gerechtigden die op 31 december 2015 in de door Israël bezette gebieden woonachtig waren onder het overgangsrecht van artikel 62a van de AOW en geldt voor hen dat zij het recht op het AOW-pensioen volgens de alleenstaandennorm en/of de inkomensondersteuning behouden totdat er een verandering in hun persoonlijke omstandigheden optreedt. Tevens heeft de regering aangegeven dat, aangezien ook voor de loonheffing geldt dat de situatie ten aanzien van wonen in de door Israël bezette gebieden onvoldoende helder is geweest, het onredelijk is om deze personen alsnog te confronteren met loonheffing en daarmee met een inkomensachteruitgang die vooral voor mensen met een uitkering op grond van de Nederlandse wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (hierna: V&O-wetten) groot kan zijn. De Sociale verzekeringsbank (hierna: SVB) betaalt daarom vanaf 1 januari 2016 voor deze personen de verschuldigde belasting zolang zij woonachtig blijven in de door Israël bezette gebieden. De Wet op de loonbelasting 1964 en de Algemene wet inzake rijksbelastingen bieden deze mogelijkheid. Deze afweging betekent dat deze AOW-gerechtigden een hoger netto AOW-pensioen ontvangen dan AOW-gerechtigden in niet-verdragslanden en in Nederland. Dat is in het licht van behoorlijk bestuur en de genoemde inkomensachteruitgang een gerechtvaardigde afwijking.
De leden van de SP-fractie vragen voorts op welke manier de kwalificatie van onbehoorlijk bestuur die volgens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zou gelden wanneer het betalen van de belastingen gestopt zou worden, verschilt met een inkomensachteruitgang als gevolg van bijvoorbeeld de financiële gevolgen die mensen ondervinden bij het AOW-gat als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd en hoe de regering deze laatste vorm van bestuur kwalificeert.
De leden van de SP-fractie vergelijken in hun vraag situaties die niet vergelijkbaar zijn. De regering heeft besloten tot de verhoging van de AOW-leeftijd om de AOW betaalbaar te houden voor toekomstige generaties. De verhoging wordt geleidelijk ingevoerd zodat mensen zich erop kunnen voorbereiden. Mensen die zich daarop niet hebben kunnen voorbereiden en op 1 januari 2013 gebruik maakten van een VUT-regeling, kunnen gebruik maken van de overbruggingsuitkering. In het geval van AOW-gerechtigden die wonen in de door Israël bezette gebieden vindt de regering het, zoals hiervoor reeds uiteengezet, onredelijk om deze groep te confronteren met een inkomensachteruitgang.
De leden van de SP-fractie vragen daarnaast of de regering kan aangeven in welke landen en of gebieden de mensen wonen, en hoeveel, die als gevolg van deze wetswijziging het AOW-pensioen volgens de ongehuwdennorm behouden.
Volgens de gegevens van de SVB (peildatum 1-12-2015) wonen er 25 erkend oorlogsgetroffenen met een AOW-pensioen in landen waarmee Nederland geen socialezekerheidsverdrag heeft gesloten (afgezien van de mensen die in de door Israël bezette gebieden wonen). In onderstaande tabel zijn de rechthebbenden per land weergegeven. In negen van de 25 gevallen heeft het wetsvoorstel, zoals ook vermeld in paragraaf 5 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, geleid tot een verhoging van het AOW-pensioen.
Land |
Ongehuwde erkend oorlogsgetroffene(n) woonachtig in niet-verdragsland |
Waarvan AOW-pensioen gewijzigd als gevolg van wetsvoorstel |
---|---|---|
BRAZILIE |
11 |
0 |
COLOMBIA |
1 |
1 |
COSTA RICA |
3 |
1 |
MEXICO |
3 |
0 |
PERU |
1 |
1 |
SRI LANKA |
1 |
1 |
VENEZUELA |
2 |
2 |
ZAMBIA |
1 |
1 |
ZIMBABWE |
2 |
2 |
TOTAAL |
25 |
9 |
De leden van de SP-fractie vragen in het verlengde hiervan of er met deze landen of gebieden belastingverdragen zijn, en zo ja met welke landen/gebieden. Voorts vragen de leden van de SP-fractie wat het ontbreken van een belastingverdrag betekent en of er dan belasting wordt ingehouden in Nederland, zodat de uitkering netto wordt overgemaakt. Indien dit niet geval is, vragen de leden van de SP-fractie wat dit betekent voor de hoogte van de netto-uitkering in het land of gebied waar de AOW-uitkering wordt ontvangen en of er in de landen of gebieden door dat land of bezettende macht belasting ingehouden. De leden van de SP-fractie vragen dit per land of gebied uiteen te zetten.
Nederland heeft met Brazilië, Mexico, Sri Lanka, Venezuela, Zambia en Zimbabwe een belastingverdrag ter voorkoming van dubbele belasting. Met Colombia, Costa Rica en Peru bestaat een dergelijk verdrag niet. In relatie tot Brazilië, Mexico, Sri Lanka, Venezuela en Zimbabwe is in Nederland belasting verschuldigd over de AOW-uitkering die wordt uitbetaald aan inwoners van die landen en in relatie tot Zambia komt het heffingsrecht over de AOW toe aan de woonstaat van de gerechtigde. Als er tussen Nederland en het woonland van de AOW-gerechtigde geen verdrag ter voorkoming van dubbele belasting bestaat, zijn de bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet inkomstenbelasting 2001 onverkort van toepassing. Het AOW-pensioen moet in die situatie worden uitbetaald na inhouding van de Nederlandse loonheffing. Opgemerkt zij dat omdat Costa Rica het territorialiteitsbeginsel hanteert, in Costa Rica geen belasting hoeft te worden betaald over het AOW-pensioen. Colombia en Peru hebben nationale regels ter voorkoming van dubbele belasting.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er niet voor is gekozen om de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) in tact te laten, omdat de regelingen voor oorlogsgetroffenen een verlaging van de AOW-uitkering tot een bepaald minimum aanvullen.
De uitkeringen op grond van de Nederlandse V&O-wetten bieden niet in alle gevallen een volledige compensatie voor een verlaging van het AOW-pensioen. Voor deze betrokkenen leidt een verlaging van het AOW-pensioen daadwerkelijk tot een inkomensachteruitgang. De regering acht dit ongewenst, ook gezien de wens van de Kamer om een oplossing te vinden voor de groep oorlogsgetroffenen, zoals tot uitdrukking gebracht middels de motie Voordewind-Bisschop2. Met het huidige wetsvoorstel wordt dit voorkomen.
De leden van de SP-fractie willen voorts weten hoe wordt gecontroleerd of nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden voor het recht op het AOW-pensioen volgens de alleenstaandennorm in niet-verdragslanden en of de ambassade dat doet.
In het geval van een alleenstaande AOW-gerechtigde woonachtig in een niet-verdragsland controleert de SVB aan de hand van het jaarlijks door de AOW-gerechtigde te versturen levensbewijs of de klant nog in leven is en de AOW-gerechtigde moet verklaren alleen op het opgegeven adres te wonen. De ambassade heeft hierin geen rol.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of het wetsvoorstel gevolgen heeft voor de status die door Nederland nu toegekend wordt aan door Israël bezet Palestijns gebied?
Dit is niet het geval.
De leden van de D66-fractie hebben naar aanleiding van de publicaties in NRC en de vragen over de uitvoering van de Wet BEU in de door Israël bezette gebieden de vraag hoe de AOW in 2017 wordt toegepast op de volgende casussen en wat voor deze casussen de gevolgen zijn van het voorliggende wetsvoorstel:
1. Een oorlogsgetroffene die sinds 1 januari 2000 in door Israël bezet gebied woont.
2. Een niet-oorlogsgetroffene die sinds 1 januari 2000 in door Israël bezet gebied woont.
3. Een oorlogsgetroffene die zich per 1 januari 2017 in door Israël bezet gebied vestigt.
4. Een niet-oorlogsgetroffene die zich per 1 januari 2017 in door Israël bezet gebied vestigt.
Voor de genoemde casussen gelden onderstaande uitgangspunten:
1. Een oorlogsgetroffene die sinds 1 januari 2000 in door Israël bezet gebied woont.
Deze persoon valt onder het overgangsrecht van artikel 62a van de AOW. Er bestaat recht op het bruto AOW-pensioen inclusief inkomensondersteuning alsof de betrokkene in Nederland woont en er wordt geen loonheffing ingehouden. De loonheffing komt voor rekening van de SVB. Met dit wetsvoorstel wordt het overgangsrecht in het kader van de inkomensondersteuning geformaliseerd. Aangezien de SVB reeds op dit overgangsrecht anticipeert,3 heeft het wetsvoorstel in de praktijk geen gevolgen voor deze categorie personen.
2. Een niet-oorlogsgetroffene die sinds 1 januari 2000 in door Israël bezet gebied woont.
Hier geldt hetzelfde als bij casus 1.
3. Een oorlogsgetroffene die zich per 1 januari 2017 in door Israël bezet gebied vestigt.
Het onderhavige wetsvoorstel heeft tot gevolg dat voor deze persoon recht op het bruto AOW-pensioen inclusief inkomensondersteuning bestaat alsof de betrokkene in Nederland woont. De uitzonderingen op de exportbeperkingen van het AOW-pensioen volgens de alleenstaandennorm en de inkomensondersteuning worden neergelegd in artikel 9a, vierde lid (nieuw), van de AOW en artikel 33a, eerste lid, onderdeel c (nieuw), van de AOW. Er wordt loonheffing ingehouden over het AOW-pensioen.
4. Een niet-oorlogsgetroffene die zich per 1 januari 2017 in door Israël bezet gebied vestigt.
Het wetsvoorstel heeft geen invloed op deze persoon. Het AOW-pensioen is onderworpen aan de exportbeperkende regels van de Wet BEU. Dit betekent dat er recht bestaat op een bruto AOW-pensioen van maximaal 50 procent van het netto-minimumloon (de gehuwdennorm), ook als de persoon alleenstaand is of gehuwd met een partner die nog niet pensioengerechtigd is. Er bestaat geen recht op inkomensondersteuning en er wordt loonheffing ingehouden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma